UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Beleidsrapport
Marlies Wanneyn
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
Afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
PROMOTOR: PROF. DR. Cauberghe Verolien
COMMISSARIS: Dominiek Saelens
COMMISSARIS: DR. Joye Stijn
ACADEMIEJAAR 2011 – 2012
Onderzoek naar de gepercipieerde identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen
Aantal woorden: 22.957
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Beleidsrapport
Marlies Wanneyn
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
Afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
PROMOTOR: PROF. DR. Cauberghe Verolien
COMMISSARIS: Dominiek Saelens
COMMISSARIS: DR. Joye Stijn
ACADEMIEJAAR 2011 – 2012
Onderzoek naar de gepercipieerde identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen
Aantal woorden: 22.957
Inzagerecht in de masterproef (*) Ondergetekende, Wanneyn Marlies geeft hierbij toelating / geen toelating (**) aan derden, nietbehorend tot de examencommissie, om zijn/haar (**) proefschrift in te zien. 9/05/2012 Deze toelating geeft aan derden tevens het recht om delen uit de scriptie/ masterproef te reproduceren of te citeren, uiteraard mits correcte bronvermelding. ----------------------------------------------------------------------------------- (*) Deze ondertekende toelating wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het
aantal exemplaren van de scriptie/masterproef die moet worden ingediend. Het blad moet ingebonden worden samen met de scriptie onmiddellijk na de kaft. (**) schrappen wat niet past
Het schrijven van dit beleidsrapport was voor mij een periode van hard werken en continue bijle-
ren. Ik neem dan ook graag de mogelijkheid om een woordje van dank te richten aan de personen
die mij hierbij hebben bijgestaan en mij de kansen hebben gegeven om dit beleidsrapport zo per-
fect mogelijk af te werken.
Vooreerst gaat mijn dank uit naar mijn opdrachtgever mevr. Julie Clément, afdelingshoofd com-
municatie van de provincie Oost-Vlaanderen. Zij heeft mij in vertrouwen genomen om dit onder-
zoek uit te voeren. Steeds kon ik bij haar terecht voor vragen en heeft ze mij alle kansen gegeven
om mij volop te verdiepen in dit onderzoek. Ook haar communicatiemedewerksters mevr. Reynae-
rt en mevr. Hageman wil ik bedanken voor hun hulp bij het verspreiden van de enquête.
Ook dhr. Dominiek Saelens wil ik bedanken want hij kwam met het voorstel om dit onderzoek te
voeren. Tijdens het onderzoek kon ik ook steeds bij hem terecht voor vragen en feedback. Dus ook
aan u een oprechte dank u wel voor uw begeleiding tijdens dit traject.
Daarnaast wil ik zeker mevr. prof. DR. Verolien Cauberghe bedanken. Zij is namelijk promotor van
deze masterproef en steeds kon ik op haar uitstekende begeleiding rekenen. Wanneer ik mijn fo-
cus dreigde te verliezen was zij er telkens om mij op het rechte pad te houden.
Ook wil ik dhr. Beernaert, mevr. Luyckfasseel, mevr. Slabekoorn en dhr. Van Keken bedanken.
Deze experts op vlak van place branding hebben mij via diepte-interviews inzicht gegeven over
hoe provincies de identiteitsvorming en wijziging in de praktijk aanpakken. Deze interviews, alsook
het boek van dhr. Van Keken hebben mij erg geholpen om mij te verdiepen in de regionale identi-
teit.
Ten slotte wil ik zeker ook alle organisaties, verenigingen, gemeenten en individuele personen
bedanken die geholpen hebben met het verspreiden, publiceren en invullen van mijn enquête.
Dankwoord
Doelstellingen van dit beleidsrapport
Een eerste doelstelling van dit rapport is inzicht bieden in de identiteitsvorming van een provincie
en het belang van een sterke identiteit aantonen. Ook wordt in de literatuurstudie het imago van
een regio nauwer toegelicht, dit om duidelijk het verschil tussen identiteit en imago in kaart te
brengen. Ten slotte wordt ook geschreven over de place branding van een provincie en hoe deze
gelinkt is met de regionale identiteit en het imago.
In een tweede fase dienen diepte-interviews met experts op vlak van place branding te verduide-
lijken hoe het proces van identiteitsvorming en wijziging van provincies in de praktijk wordt aan-
gepakt.
Vervolgens moet er in kaart worden gebracht welke de werkelijke en de gewenste identiteit van
de provincie Oost-Vlaanderen is. Deze derde doelstelling is gerelateerd met het bereiken van een
vierde doelstelling namelijk nagaan welke de gepercipieerde identiteit van de provincie is. Om
deze vierde doelstelling te bereiken zal worden onderzocht welke de gepercipieerde waarden en
de gepercipieerde speerpunten zijn volgens de Oost-Vlamingen. Deze resultaten trachten we ver-
volgens te linken met het profiel van de respondenten. Uiteindelijk kan dan worden onderzocht of
er een gap is tussen de gepercipieerde identiteit en de gewenste identiteit.
Een volgende doelstelling is nagaan hoe betrokken de Oost-Vlamingen zijn met hun provincie.
Daarbij wordt onderzocht of inwoners trots zijn om zich te uiten als Oost-Vlaming, of er volgens de
inwoners een Oost-Vlaams provinciegevoel bestaat en hoe de betrokkenheid met de provincie is
in vergelijking met de gemeentelijke en de regionale betrokkenheid. Regionale betrokkenheid
slaat hier op hoe betrokken de Oost-Vlamingen zijn met de regio waar ze wonen. De zes Oost-
Vlaamse regio’s zijn Gent, Meetjesland, Leiestreek, Scheldeland Waasland en Vlaamse Ardennen.
Opnieuw zal hier bekeken worden of er een link kan worden gelegd tussen de persoonlijkheids-
kenmerken en de betrokkenheid van de Oost-Vlamingen met hun provincie.
Ten slotte dienen aanbevelingen te worden geformuleerd om tot een versterking te komen van de
Oost-Vlaamse identiteit en betrokkenheid bij de inwoners.
Samenvatting
Onderzoeksvragen in dit beleidsrapport zijn:
Onderzoeksvraag 1: Welke is de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
Welke is de werkelijke en de gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
Welke is de gepercipieerde identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welke zijn de gepercipieerde waarden van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welke zijn de gepercipieerde speerpunten van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welk is het profiel van de respondenten met betrekking tot het percipiëren van de
waarden en de speerpunten als sterke punten van de provincie?
Is er een gap tussen de gepercipieerde identiteit en de gewenste identiteit?
Onderzoeksvraag 2: Wat is de betrokkenheid van de inwoners met Oost-Vlaanderen?
Bestaat er een Oost-Vlaams provinciegevoel?
Zijn de inwoners trots om zich te uiten als een Oost-Vlaming?
Hoe is de betrokkenheid met de provincie in vergelijking met de regionale en de gemeente-
lijke betrokkenheid?
Welk is het profiel van de respondenten voor wat betreft de betrokkenheid met de provin-
cie?
Uitgangspunten
De identiteit van een provincie komt niet zomaar tot stand, er zit een strategie achter. Het zijn
sociale constructies omdat de identiteit wordt toegekend door mensen die zich hiervoor baseren
op het verleden. Om de identiteit van een provincie te bepalen dient te worden nagedacht over
welke o.a. de symbolen, de helden, de waarden en de sterke punten zijn die de provincie doet
onderscheiden van andere provincies. De identiteit kan worden gewijzigd maar dit is een proces
dat 10 tot 15 jaar kan duren. Inwoners zijn de belangrijkste dragers van identiteit gezien zij de
identiteit uitdragen door o.a. het gebruik van het dialect en streekproducten. Het dialect kan er
ook voor zorgen dat er een gevoel van verbondenheid ontstaat onder de inwoners.
Een provincie kan verschillende soorten identiteiten en imago’s aannemen. Diverse auteurs hante-
ren een andere definiëring voor o.a. de geprojecteerde, de ideale, gerealiseerde identiteit, het
gewenste en ideale imago. In dit beleidsrapport is ervoor gekozen om te werken met de volgende
indeling en definiëring:
De werkelijke identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen: Uitgewerkt in het merkpaspoort en
het regiomarketingplan van de provincie, gebaseerd op sterke punten van de provincie.
De gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen: Gebaseerd op de werkelijke identi-
teit. Is de identiteit zoals de provincie wil worden waargenomen door de Oost-Vlamingen en de
niet Oost-Vlamingen.
De gepercipieerde identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen: Hoe de inwoners van Oost-
Vlaanderen de werkelijke identiteit en de gewenste identiteit percipiëren.
Imago: Hoe niet inwoners van de provincie Oost-Vlaanderen de werkelijke en de gewenste
identiteit percipiëren.
Het provinciebestuur vermoedt het bestaan van een zwak Oost-Vlaams provinciegevoel. Ook zou
er volgens het bestuur een zwakke verbondenheid zijn van de Oost-Vlamingen met de provincie,
dit door een sterkere verbondenheid van de inwoners met de Oost-Vlaamse regio’s. Deze ver-
moedens komen er omdat de provincie in het verleden de profilering heeft gestimuleerd van de
Oost-Vlaamse regio’s waarbij er geen aandacht was voor de profilering van de provincie. Het voe-
ren van dit onderzoek is aangewezen om te komen tot een versterking van de Oost-Vlaamse iden-
titeit en betrokkenheid bij de inwoners.
Methodologie
Om op voorgaande onderzoeksresultaten een antwoord te kunnen formuleren dient in een eerste
kwalitatieve fase diepte-interviews te worden afgenomen van experts op vlak van identiteitsvor-
ming van provincies. In een tweede kwalitatieve fase volgt een studie van de werkelijke en de ge-
wenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen aan de hand van het regiomarketingplan en
het merkpaspoort. Deze kwalitatieve fasen dienen als vooronderzoek voor de kwantitatieve fase,
het opstellen van de survey. In de survey zal via Likert schalen onderzocht worden welke de ge-
percipieerde identiteit is van de provincie, of er een gap is met de gewenste identiteit en wat de
betrokkenheid is van de Oost-Vlamingen met hun provincie.
Resultaten
Er is een minimale gap tussen de gewenste identiteit en de gepercipieerde identiteit van de pro-
vincie Oost-Vlaanderen. Zo gaan de bevraagde inwoners gemiddeld er wel mee akkoord dat de
waarden en de speerpunten toepasselijk zijn op de provincie. De kernwaarde vooruitstrevend, de
baseline voor iedereen en de waarden open en stimulerend scoren het best. Echter spreken we van
een minimale gap want zo zijn er enkele verbeterpunten. De kernwaarde betrokken en de waarde
verbindend worden namelijk door minder respondenten als toepasselijk gezien op de provincie.
Wat betreft de speerpunten scoren de speerpunten kunst en cultuur en kennis en innovatie goed
maar de speerpunten fiets- en wielerprovincie en veel water worden door minder respondenten
als een sterk punt van de provincie gepercipieerd.
Wat betreft de betrokkenheid van de Oost-Vlamingen met hun provincie zijn de meeste bevraagde
Oost-Vlamingen trots om Oost-Vlaming te zijn maar zou er maar zwak een Oost-Vlaams provincie-
gevoel bestaan. Ook is bij de meeste respondenten de verbondenheid met de provincie het zwakst
en voelen ze zich sterker verbonden met hun gemeente en regio.
Aanbevelingen
Versterken van de Oost-Vlaamse identiteit:
Algemeen:
Regiowerking en regiomarketingplan:
Een eerste aanbeveling is het blijven stimuleren van een regiowerking maar waarbij er gewerkt
wordt aan de profilering van de provincie. Zo dient voortaan alle communicatie van de provincie
en de regio’s naar de inwoners toe, een eenduidige verwijzing naar de provincie te bevatten door
vermelding van het logo en de baseline voor ieder van ons.
Tweede aanbeveling is een update van het regiomarketingplan en het merkpaspoort met duidelij-
ke onderverdeling van de verschillende soorten identiteiten van de provincie Oost-Vlaanderen.
Momenteel ontbreekt namelijk een duidelijke onderverdeling naar o.a. de werkelijke, gewenste,
gepercipieerde en geprojecteerde identiteit. Mevrouw Clément, afdelingshoofd communicatie van
de provincie Oost-Vlaanderen, heeft tijdens dit onderzoek de werkelijke en de gewenste identiteit
van de provincie mondeling toegelicht zodat een antwoord kon worden geformuleerd op de on-
derzoeksvragen.
Daarnaast dienen gapanalyses te worden uitgevoerd tussen de verschillende soorten identiteiten
zodat het provinciebestuur weet op welke zwakkere identiteitselementen zich in de toekomst op
te focussen. Met dit beleidsrapport werd al een eerste gap in kaart gebracht tussen de gewenste
en de gepercipieerde identiteit.
Deze update van het regiomarketingplan en het merkpaspoort dient voor het provinciebestuur
een leidraad te zijn voor het correct uitdragen van de Oost-Vlaamse identiteit.
Gewenste - Werkelijke identiteit:
Een derde aanbeveling is om de gewenste en de werkelijke Oost-Vlaamse identiteit, zoals die door
mevrouw Clément mondeling werd toegelicht, te behouden. Alle werkelijke en gewenste identi-
teitselementen werden namelijk gemiddeld als wel toepasselijk gepercipieerd op de provincie.
Wel is een aanbeveling om de Oost-Vlaamse streekproducten als nieuw element van de werkelijke
identiteit op te nemen. Streekproducten zijn belangrijke dragers van identiteit die door de res-
pondenten als een sterk punt van de provincie Oost-Vlaanderen wordt gezien maar momenteel
nog geen deel uitmaakt van de werkelijke identiteit.
Wel dient de communicatieafdeling van de provincie zich te focussen op een versterking van de
gewenste identiteit. Zo dient in de toekomst voor Oost-Vlamingen duidelijker te zijn welke de ge-
wenste identiteit van de provincie is zodat dit resulteert in een sterkere uitdraging van de identi-
teit door de Oost-Vlamingen.
Om de gewenste identiteit te versterken moet er vooral worden ingezet op de communicatie.
Campagnes moeten worden uitgedacht waarbij de provinciebestuursleden maximaal worden ge-
ëngageerd om de gewenste identiteit uit te dragen (=gedrag). Communicatie en gedrag vormen
samen met symbolen de identiteitsmix, opgesteld door van Van Riel en Fombrun (2007, zie litera-
tuurstudie). Symbolen zijn minder relevant voor de provincie om mee te werken gezien symbolen
door minder respondenten als een sterk punt van de provincie wordt gezien. Het enige symbool
dat duidelijk moet worden geprofileerd is het logo van de provincie.
Daarnaast moet de gewenste identiteit vooral worden versterkt door gebruik te maken van eve-
nementen, streekproducten en tradities. Dit zijn namelijk veranderende betekenisdragers (zie fi-
guur Govers en Go: Strategische place branding elementen) die de identiteit van een provincie
kunnen doen wijzigen. Evenementen en streekproducten zijn ook belangrijke dragers van identi-
teit die door de meeste respondenten gepercipieerd worden als sterke punten van de provincie.
Uit de literatuurstudie bleek ook dat tradities (streekgewoonten) een provinciegevoel kunnen sti-
muleren. Bovendien bleek uit de analyses dat hoe ouder de bevraagde Oost-Vlamingen zijn, hoe
meer ze de tradities toepasselijk percipiëren op de provincie. Belangrijk is dat door het organise-
ren van evenementen, het commercialiseren van streekproducten en het in stand houden van
tradities uiteindelijk de inwoners worden bereikt. Zij zijn namelijk de belangrijkste veranderende
betekenisdragers doordat zij de identiteit kunnen uitdragen door het gebruik van streekproduc-
ten, het in ere houden van de tradities, Oost-Vlaamse evenementen te bezoeken enzovoort.
Specifiek:
Gewenste identiteit: Versterken van de zwakkere gepercipieerde identiteitselementen
Ook moet er een focus zijn op de waarden en de speerpunten van de gewenste identiteit die door
minder respondenten als sterke punten van de provincie worden gezien. Hierdoor moet uiteinde-
lijk de minimale gap tussen de gepercipieerde en de gewenste identiteit verdwijnen. Zo moeten de
waarden betrokken en verbindend tastbaarder worden gemaakt. Bij campagnes moeten vooral de
Oost-Vlaamse mannen worden bereikt gezien zij deze waarden minder toepasselijk percipiëren
dan vrouwen. Ook moet er een stimulerend beleid gevoerd worden om het speerpunt veel water
te profileren want tot op heden zijn hier nog geen acties rond geweest. Deze profilering kan sa-
men gebeuren met integratie van het speerpunt fiets- en wielerprovincie. Voortaan moet ook dui-
delijker de naam van de provincie gelinkt worden met de wielerwedstrijden die door Oost-Vlaams
gebied lopen. Ten slotte moet de provincie zich apart van de stad Gent profileren op de speerpun-
ten kunst en cultuur en kennis en innovatie.
Betrokkenheid Oost-Vlamingen met hun provincie
Een volgende aanbeveling is het proberen te versterken van de betrokkenheid van de Oost-
Vlamingen met hun provincie. Deze betrokkenheid kan namelijk niet bewust worden gestimu-
leerd. Wel dienen acties en campagnes te worden opgesteld zodat dit hopelijk resulteert in een
sterkere betrokkenheid.
Zo kan er vb. een wedstrijd op provinciaal niveau worden opgesteld waarbij vooral de inwoners uit
de Leistreek, Vlaamse Ardennen en Scheldeland worden bereikt gezien zij zich het minst sterk ver-
bonden voelen met de provincie.
Daarnaast moeten mogelijkheden worden voorzien waardoor de inwoners zich kunnen uiten als
Oost-Vlaming. Hier dienen vooral inwoners worden bereikt die langer dan 10 jaar in de provincie
wonen. Zij zijn namelijk het meest trots om zich te uiten als Oost-Vlaming.
Het provinciebestuur van de provincie Oost-Vlaanderen dient zich ten slotte bewust te zijn van de
langzame periode waarin deze identiteitsversterking tot stand kan komen.
Uitgewerkte voorbeelden van aanbevelingen zijn terug te vinden op pagina 91.
Inhoudsopgave
DANKWOORD ...............................................................................................................................
SAMENVATTING ...........................................................................................................................
LIJST VAN FIGUREN .......................................................................................................................
1 Inleiding ..................................................................................................................... 1
2 De gestelde objectieven van dit beleidsrapport .......................................................... 5
3 Theoretische achtergrond .......................................................................................... 6
3.1 Regionale identiteit ....................................................................................................... 6
3.2 Belang van een sterke regionale identiteit: Oorzaken en gevolg ................................. 8
3.3 Vorming van een regionale identiteit ........................................................................... 10
3.4 Soorten identiteiten van een organisatie ..................................................................... 13
3.5 Imago van een regio ..................................................................................................... 15
3.6 Verhouding regionale identiteit en imago van een regio ............................................. 17
3.7 Place branding............................................................................................................... 20
3.8 Relatie identiteit - imago - place branding ................................................................... 22
4 Methodologie ............................................................................................................ 23
4.1 Onderzoeksvragen ........................................................................................................ 23
4.2 Onderzoeksmethode .................................................................................................... 23
4.2.1 Onderzoeksontwerp ........................................................................................... 23
4.3 Eerste kwalitatieve fase: Diepte-interviews met experts ........................................... 26
4.3.1 Wim Beernaert ................................................................................................... 26
4.3.2 Els Luyckfasseel ................................................................................................... 28
xiv
4.3.3 Gerard Van Keken ............................................................................................... 29
4.3.4 Amanda Slabekoorn ............................................................................................ 30
4.4 Tweede kwalitatieve fase: Studie naar de werkelijke en de gewenste identiteit van de
provincie Oost-Vlaanderen ......................................................................................... 32
4.4.1 Werkelijke identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen ................................... 33
4.4.2 Gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen .................................... 38
4.5 Derde kwantitatieve fase: Studie naar de identiteit van de provincie en de
betrokkenheid van de Oost-Vlamingen met de provincie ........................................... 39
4.5.1 Onderzoeksdesign .............................................................................................. 40
5 Resultaten ................................................................................................................. 42
5.1 Analyse steekproef ....................................................................................................... 42
5.2 Toetsing van de onderzoeksvragen .............................................................................. 43
Onderzoeksvraag 1: Welke is de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen? ....................... 43
Deelonderzoeksvraag 1.2: Welke is de gepercipieerde identiteit van de provincie ? ......................43
1.2.1: Welke zijn de gepercipieerde waarden van de provincie? .....................................................43
1.2.2: Welke zijn de gepercipieerde speerpunten van de provincie? ...............................................47
1.2.3: Welk is het profiel van de respondenten met betrekking tot het percipieren van de
waarden en speerpunten als sterke punten ? ..................................................................................50
Deelonderzoeksvraag 1.3: Eindconclusie: Is er een gap tussen de gepercipieerde identiteit en de
gewenste identiteit? .........................................................................................................................67
Onderzoeksvraag 2: Wat is de betrokkenheid van de Oost-Vlamingen met hun provincie? ..... 68
Deelonderzoeksvraag 2.1: Bestaat er een Oost-Vlaams provinciegevoel? ......................................68
Deelonderzoeksvraag 2.2: Zijn de Oost-Vlamingen trots om zich te uiten als Oost-Vlaming? ........68
Deelonderzoeksvraag 2.3: Wat is de betrokkenheid met de provincie in vergelijking met
de regionale en de gemeentelijke betrokkenheid? ........................................................................69
xv
Deelonderzoeksvraag 2.4: Welk is het profiel van de respondenten voor wat betreft
de betrokkenheid met de provincie? ...............................................................................................71
Eindconclusie: Wat is de betrokkenheid van de Oost-Vlamingen met de provincie? .....................83
6 Conclusies .................................................................................................................. 84
6.1 Beperkingen onderzoek ................................................................................................ 85
6.2 Aanbevelingen verder onderzoek ................................................................................. 86
7 Aanbevelingen ........................................................................................................... 88
8 Referenties ................................................................................................................ 95
9 Appendix ................................................................................................................... 99
9.1 Kaart van de provincie Oost-Vlaanderen ...................................................................... 99
9.2 Overzicht van de gemeenten per regio ........................................................................ 100
9.3 Diepte-interviews .......................................................................................................... 100
9.3.1 Wim Beernaert ................................................................................................... 100
9.3.2 Els Luyckfasseel ................................................................................................... 106
9.3.3 Gerard Van Keken ............................................................................................... 109
9.3.4 Amanda Slabekoorn ............................................................................................ 114
9.4 Enquête ......................................................................................................................... 121
9.5 Interne consistentie, frequentietabellen en extra analyses ......................................... 126
xvi
Figuur 1: Strategische place branding elementen.
Figuur 2: Identiteitstypen: vier benaderingen voor het beoordelen van de organisatie-identiteit.
Figuur 3: Het gebruik van emoties als interpretatie van de fysieke artefacten in
Identiteitsvorming.
Figuur 4: Invloed van de identiteitsmix op het imago.
Figuur 5: Stappenplan identiteit – imago.
Figuur 6: Drieklovenmodel: relatie tussen identiteit – imago – place branding.
LIJST VAN FIGUREN
1
Het idee om dit beleidsrapport te schrijven kwam er na overleg met de communicatieafdeling van
de provincie Oost-Vlaanderen. In het regiomarketingplan van de provincie staat namelijk als werk-
punt de profilering van de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen. Dit omdat de provincie in
het verleden gekozen heeft voor een regiowerking met Meetjesland, Scheldeland, Gent, Waas-
land, Leiestreek en de Vlaamse Ardennen (= de zes Oost-Vlaamse regio’s in de provincie) maar
waarbij er geen aandacht was voor de profilering van Oost-Vlaanderen als provincie. Uiteindelijk
gevolg van deze regiowerking is het vermoeden dat er maar zwak een Oost-Vlaams provinciege-
voel bestaat en dat de inwoners zich niet sterk verbonden voelen met hun provincie. De provincie
is hier dus zelf schuldig toe door subsidiëring van de place branding van regio’s maar waarbij de
provincie Oost-Vlaanderen werd vergeten in de profilering.
Ook volgens de Oost-Vlaamse gouverneur André Denys (www.destandaard.be) leeft er geen Oost-
Vlaams provinciegevoel door de concurrentie van de grote steden in de provincie. In Limburg leeft
er wel een provinciegevoel namelijk het Limburggevoel. Dit is volgens de Oost-Vlaamse gouver-
neur tot stand gekomen door o.a. campagnes uitgaande van de Limburgse overheden, een gevoel
van lokale identiteit onder de Limburgers en de populariteit van de regionale en provinciale me-
dia. Ook het feit dat Oost-Vlamingen het enkel zouden hebben over ‘Ne Gentenaar’ en nooit over
‘Dé Oost-Vlaming’ zou volgens de gouverneur een bevestiging zijn dat er geen Oost-Vlaams pro-
vinciegevoel bestaat. Ook Lesaffer schreef in de Standaard over de afwezigheid van het provinciaal
gevoel in Oost-Vlaanderen dat enkel in noodsituaties zou aanwezig zijn. Lesaffer maakt ook de
vergelijking met de provincie West-Vlaanderen waar die West-Vlaamse identiteit wel aanwezig is
met het dialect als bindmiddel.
Een eerste motivatie waarom de communicatieafdeling dit onderzoek wil voeren is om de be-
staansreden van de provincie te bewijzen. Zo zouden inwoners niet weten wat provincies doen,
welke hun taken zijn en wordt de noodzaak van provincies in vraag gesteld. De onderzoeksresulta-
ten kunnen dan ook een bijdrage bieden aan het huidig debat dat er is gekomen door de interne
staatshervormingen waarin het noodzakelijk draagvlak van het bestaan van provincies in vraag
wordt gesteld. Uit onderzoek gevoerd door het gemeentebestuur van de provincie Oost-
1 Inleiding
2
Vlaanderen in oktober 2009, blijkt ook dat de burgemeesters het meest positief staan tegenover
de provincie Oost-Vlaanderen en gemeentesecretarissen het minst. Grote steden (met meer dan
30 000 inwoners) hebben de provincie niet nodig, de kleine steden wel. Een andere motivatie voor
het voeren van dit onderzoek is om definitief uitsluitsel te hebben over de effectieve aanwezigheid
of afwezigheid van een sterk Oost-Vlaams gevoel en een sterke Oost-Vlaamse identiteit. In geval
van gebrekkige aanwezigheid wil de communicatiedienst hier iets aan doen maar heeft als over-
heidsdienst hier legitimatie voor nodig.
Ook vanuit theoretisch inzicht kan de relevantie van dit onderzoek worden aangetoond. Zo is een
sterke identiteit van belang voor het behoud van de waarden en om vervlakking van de identiteit
tegen te gaan. Omdat in de literatuurstudie dieper wordt ingegaan op deze theoretische redenen,
worden ze hier niet opnieuw geformuleerd.
Uiteindelijk trekt dit project als onderzoeker mijn persoonlijke interesse. Het is de ideale kans om
mij te verdiepen in de theorie rond identiteit, imago en place branding en hoe dit in de praktijk
toegepast te zien op provincies. Doordat ik kan rekenen op de volle medewerking van de provincie
Oost-Vlaanderen biedt het mij als onderzoeker alle mogelijkheden waarbij de perfectie wordt na-
gestreefd.
De communicatieafdeling van de provincie Oost-Vlaanderen wil dus onderzoeken wat de betrok-
kenheid is van de Oost-Vlamingen met hun provincie, of er een Oost-Vlaams provinciegevoel be-
staat en of inderdaad de betrokkenheid met de regio’s sterker is dan met de provincie. Ook wil de
communicatieafdeling zich focussen op een versterking van de Oost-Vlaamse identiteit bij de in-
woners. Hiervoor dient te worden onderzocht hoe sterk de Oost-Vlamingen zich identificeren met
de vooropgestelde identiteit van de provincie.
3
Zo komen we tot de volgende onderzoeksvragen waarop dit beleidsrapport een antwoord tracht
te formuleren:
Onderzoeksvraag 1: Welke is de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
Welke is de werkelijke en de gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
Welke is de gepercipieerde identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welke zijn de gepercipieerde waarden van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welke zijn de gepercipieerde speerpunten van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welk is het profiel van de respondenten met betrekking tot het percipiëren van de
waarden en de speerpunten als sterke punten van de provincie?
Is er een gap tussen de gepercipieerde identiteit en de gewenste identiteit?
Onderzoeksvraag 2: Wat is de betrokkenheid van de inwoners met Oost-Vlaanderen?
Bestaat er een Oost-Vlaams provinciegevoel?
Zijn de inwoners trots om zich te uiten als een Oost-Vlaming?
Hoe is de betrokkenheid met de provincie in vergelijking met de regionale en de gemeente-
lijke betrokkenheid?
Welk is het profiel van de respondenten voor wat betreft de betrokkenheid met de provin-
cie?
Om op deze onderzoeksvragen een antwoord te kunnen formuleren, zal in een eerste verkennen-
de literatuurstudie dieper worden ingegaan op de theorie rond identiteit, imago en place branding
van provincies. In een volgende kwalitatieve fase zullen diepte-interviews worden afgenomen van
experts op gebied van place branding van regio’s. Vervolgens zal via een kwalitatieve studie van
het regiomarketingplan en de merkpersoonlijkheid van de provincie Oost-Vlaanderen de werkelij-
ke en de gewenste identiteit van de provincie in kaart worden gebracht. In een volgende laatste
kwantitatieve fase zullen enquêtes worden afgenomen bij de inwoners van de provincie. Daartoe
dienen de literatuurstudie en de kwalitatieve fasen als input voor deze kwantitatieve enquêtering.
Uiteindelijk zullen op basis van de onderzoeksresultaten aanbevelingen worden geschreven over
hoe de communicatieafdeling de Oost-Vlaamse identiteit en betrokkenheid bij de inwoners dient
te versterken.
4
Echter mag niet de verwachting worden gecreëerd dat met de geformuleerde aanbevelingen de
provincie op korte termijn tot een identiteitsversterking komt waardoor elke Oost-Vlaming zich
voortaan sterker verbonden voelt met de provincie. Zoals uit de literatuurstudie en de kwalitatieve
interviews zal blijken is de identificatie van inwoners met de provinciale identiteit een zeer com-
plex proces dat 10 tot 15 jaar in beslag kan nemen. Bovendien is de betrokkenheid met een pro-
vincie iets dat niet bewust kan worden gestimuleerd en is een provinciegevoel eerder bijkomstig
waar geen specifieke strategie achter zit. Met dit onderzoek zullen de vermoedens wel bevestigd
of ontkracht worden waardoor de communicatieafdeling weet waarop zich in de toekomst te fo-
cussen.
5
Afbakening van het begrip regio en regionale identiteit.
De lezer een inzicht bieden in de procesvorming van regionale identiteit.
De oorzaken en belangen aantonen voor het hebben van sterke regionale identiteit.
Inzicht bieden in de verschillende soorten identiteiten van een regio.
Inleiding geven tot het imago en place branding van een regio en hoe deze gelinkt zijn met re-
gionale identiteit.
De werkelijke en de gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen in kaart brengen.
Nagaan hoe sterk Oost-Vlamingen zich identificeren met de gewenste en de werkelijke identi-
teit.
Gapanalyse tussen de gepercipieerde identiteit en de gewenste identiteit van de provincie
Oost-Vlaanderen.
Nagaan wat de betrokkenheid is van de Oost-Vlamingen met hun provincie.
Trachten na te gaan welk het profiel is van de respondenten die zich het sterkst en het zwakst
betrokken voelen met de provincie. Ook nagaan welke de persoonlijkheidskenmerken zijn van
de respondenten die de werkelijke en de gewenste identiteitselementen het sterkst en het
zwakst van toepassing percipiëren.
Het formuleren van aanbevelingen voor het huidige en toekomstig beleid van de provincie
Oost-Vlaanderen. Deze aanbevelingen hebben als doel om de inwoners meer betrokken te ma-
ken met de provincie en om de Oost-Vlaamse identiteit te versterken bij de inwoners zodat zij
er zich sterker mee identificeren.
2 De gestelde objectieven van dit beleidsrapport
6
Een verduidelijking die dient te worden gemaakt is dat in deze literatuurstudie de provincie
meestal wordt beschreven als een regio of als een organisatie. Dit als reden dat auteurs minder
vaak schrijven over de identiteit specifiek van provincies. Een provincie kan dan ook worden be-
schouwd als een non-profit organisatie of als een regio.
Buiten deze literatuurstudie worden de begrippen wel consequent gebruikt waarbij de regio’s
verwijst naar de zes regio’s van de provincie Oost-Vlaanderen (Scheldeland, Leiestreek, Gent,
Meetjesland, Waasland, Vlaamse Ardennen) en provincie naar de provincie Oost-Vlaanderen in
zijn geheel.
3.1 Regionale identiteit
Allaert en Tydgat (1994, p. 16) definiëren regio als een bovenlokale sociale ruimte. Bovenlokaal
omdat het de grenzen van gemeenten overschrijdt, lokaal omdat het refereert naar een bepaalde
lokale gemeenschap. Van Keken (2011) heeft recent onderzoek gevoerd naar de regionale identi-
teit van de provincie Zeeland. Zijn definiëring van een regio is dat het in eerste plaats slaat op het
geografische en zijn natuurlijke grenzen. Verder kan een regio een sociaal aspect betreffen wat
slaat op de identiteit van een plaats. Die regionale identiteit bestaat uit zowel visuele als niet-
visuele middelen en dient ervoor dat een organisatie zich gaat positioneren naar al zijn relevante
doelgroepen (Blauw, 1989). Parker (2000) vergelijkt identiteit met een cultuur die bestaat uit ver-
schillende waarden. Ook in het recent onderzoek van Van Dijk-Bettenhaussen (2011) naar identi-
teit en citymarketing, schrijft de auteur dat de waarden van een organisatie de werkelijke identi-
teit vormen. De kernwaarden van een organisatie zijn af te leiden uit de missie en de visie. Op ba-
sis van het DNA, gevormd door de waarden en de kernwaarden, gaat een regio zich dan positione-
ren en profileren.
Volgens Lorenz (Geciteerd in: Van der Borgt., Hermans & Jacobs, 1996, p. 2) kunnen mensen een
deel van de regionale identiteit zelf bouwen om zo identiteitsverlies tegen te gaan. Dit kan door
het verleden te vertalen in tradities en het gebruik maken van volksliederen. Zo is het Brabantse
volkslied speciaal geschreven om een regionaal ‘wij – gevoel’ op te wekken. Daarnaast kan ook het
dialect dat wordt gebruikt door muziekgroepen, in de regionale media en op evenementen een
3 Theoretische achtergrond
7
gevoel van verbondenheid creëren. Ook regionale en lokale verenigingen als heemkundekringen
kunnen bijdragen tot de constructie van de regionale identiteit alsook religie en plaatselijke heili-
gen of plaatselijke mirakels. Andere construerende factoren van regionale identiteit worden ver-
der aangegeven.
Albert en Whetten (1985) schrijven dat identiteit moet slaan op die eigenschappen die de organi-
satie doen onderscheiden van andere organisaties en die over een langere periode constant blij-
ven. Kruit, Salverda en Hendriks (2004) sluiten zich bij deze visie aan en schrijven dat de identiteit
van een regio resulteert in een gevoel van verbondenheid van de inwoners met hun regio en met
de andere inwoners. Wel maken de auteurs de opmerking dat de regionale identiteit geen een-
duidig, duidelijk te omschrijven begrip is maar dat het slaat het op diverse aspecten. Stedman
(2003) sluit zich aan bij de visie van Kruit et al. en schrijft dat de identiteit van een plaats ervoor
zorgt dat mensen zich met die plaats verbonden voelen. Deze stelling wordt ook bevestigd door
Van der Borgt, Hermans en Jacobs (1996) die schrijven dat een regionale identiteit ontstaat door
culturele en maatschappelijke elementen van de streek zoals het dialect en streekgewoonten. Pas
als deze aspecten aanwezig zijn kan een regiogevoel ontstaan. Volgens Castells (1997) kan een
regionale identiteit inderdaad leiden tot een gevoel van verbondenheid maar nuanceert de vorige
visies. De identiteit van een regio is niet gebaseerd op de kenmerken van het gebied maar het zijn
sociale constructies die gevormd worden door ideeën van mensen, gebaseerd op het verleden. De
visies van Groote, Haartsen en Huigen (2000) sluiten hierbij aan namelijk dat de regionale identi-
teit wordt toegekend door mensen die zich hiervoor wel baseren op karakteristieken van het ge-
bied. Het steunt altijd op het verleden gezien niemand de toekomst kent. Relph (1976) besluit dat
de regionale identiteit zowel zit vervat in de mens, in het voorwerp en in de cultuur. Wanneer de
omstandigheden wijzigen, dan kan dit een invloed hebben op de identiteit. Groote e.a. menen dat
regionale identiteiten processen zijn omdat ze kunnen wijzigen. Ze zijn betwistbaar omdat ver-
schillende mensen uiteenlopende belangen hebben ten opzichte van een regio en dus elk een ver-
schillende regionale identiteit kunnen nastreven.
Kruit et al. maken de opsplitsing naar de interne en externe identiteit waarbij de interne identiteit
slaat op hoe mensen in een regio de regio zelf zien. De externe identiteit verwijst naar hoe men-
sen van buiten de regio de regio waarnemen en valt onder het imago. Van Keken (2011) sluit zich
aan bij deze visie en schrijft dat de identiteit van een regio vorm krijgt door enerzijds de inhoud en
8
vormgeving binnen de regio en anderzijds door hoe mensen van buiten de regio naar de omgeving
kijken, het imago.
Frantzen en Van den Berg (2001) maken de opdeling van regionale identiteit naar een fysieke, so-
ciale en psychische component. Het fysieke deel slaat op de landschappen, architectuur, logo en
kleuren en is het meest duidelijke gezien het waar te nemen is met het blote oog. De sociale com-
ponent slaat op alle sociale aspecten zoals de nationaliteit en het lidmaatschap. Ten slotte slaat de
psychische component op het ego dat richting geeft aan een persoon.
Als besluit kan hier worden geformuleerd dat regio in deze literatuurstudie verwijst naar de lokale
gemeenschap provincie Oost-Vlaanderen. De identiteit van een regio is gebaseerd op de eigen-
schappen van de regio en bestaat bij de provincie Oost-Vlaanderen uit waarden en speerpunten
gebaseerd op sterke punten van de provincie. Deze manier van werken sluit dus aan bij de visie
van Groote, Haartsen en Huigen. Identiteiten zijn gebaseerd op het verleden maar het zijn proces-
sen die kunnen wijzigen. Auteurs hanteren vaak een culturele invalshoek bij het schrijven over de
regionale identiteit, vooral bij opsomming van de construerende elementen van een regionale
identiteit (zie verder).
3.2 Belang van een sterke regionale identiteit: Oorzaken en gevolg
Beernaert en Van Moll (2010, p. 4) stellen vast dat zowel politieke en maatschappelijke ontwikke-
lingen aan de basis liggen om aandacht te hebben voor een sterke regionale identiteit. Zo is er de
Europese integratie en zijn regio’s bewuster geworden van het feit dat ze zelf instaan om hun ei-
gen welvaart te creëren. Verder hebben maatschappelijke oorzaken als de globalisering, de toe-
nemende mobiliteit, de informatisering, de ontwikkeling van nieuwe communicatietechnologieën
en de verstedelijking ertoe geleid dat er een stijgende concurrentie is tussen landen, regio’s en
steden op gebied van investeringen, toeristen en inwoners. Om die aan te trekken is het hebben
van een duidelijke, sterke identiteit aangewezen. Omdat diverse auteurs schrijven dat de globali-
sering één van de belangrijkste oorzaak is waarom regio’s werken aan een sterke regionale identi-
teit, wordt hier even dieper op ingegaan.
9
Globalisering als oorzaak om aandacht te hebben voor een sterke regionale identiteit
Hall, Held, Hubert & Thompson (1996) omschrijven globalisering als het scherper stellen van on-
derlinge relaties die globaal verbonden zijn en waardoor grenzen zijn weggeveegd. Hierdoor heb-
ben bedrijven de kans gekregen hebben om internationaal uit te groeien en zijn het aantal vakan-
tiebestemmingen gigantisch toegenomen. Ook Allaert & Tydgat (1994) sluiten zich aan bij deze
visie want zij schrijven dat door het wegvallen van fysieke en fiscale barrières, andere Europese
markten vlotter bereikbaar zijn geworden en dat er een stijgende concurrentie is tussen de ver-
schillende gebieden. Daarom is het volgens Massey en Jess (1995) belangrijk om te weten welke
de elementen zijn om een gebied uit te bouwen tot een aantrekkelijke regio. Als gevolg van de
globalisering is er dus de relokalisatie waarbij er hernieuwde aandacht is voor het regionale en
lokale niveau. Zo gaan regio’s in de strijd om het aantrekken van toeristen en inwoners sterktes
uitspelen zoals een persoonlijke aanpak en een gevoel van verbondenheid (Corner & Harvey,
1991).
Globaal en regionaal moeten volgens Van Keken (2011) samen bekeken worden gezien ze elkaar
beïnvloeden. Door globalisering zijn er namelijk minder mogelijkheden om zich te identificeren
met de eigen regio maar biedt regionalisering daartoe de oplossing. Waarden als vertrouwen en
verbondenheid staan hierbij centraal en bieden mogelijkheden tot hernieuwde aandacht voor het
regionale.
Andere oorzaken en de gevolgen van het hebben van een sterke regionale identiteit
Volgens Van Ham (2008) bieden regio’s steeds meer hetzelfde product aan zoals grondgebied en
opgeleide mensen. Wanneer een regio toeristen, inwoners en bedrijven wil aantrekken is place
branding een vereiste. Daarbij dienen zowel regio’s op nationaal, regionaal en lokaal niveau hun
identiteit uit te spelen. Ook Anholt (2007) meent dat regio’s in deze competitiestrijd hun identiteit
kunnen inzetten om bedrijven, bezoekers en inwoners aan te trekken. Wat place branding nu pre-
cies inhoudt, wordt verder nog uitgelegd.
Een andere reden volgens Allaert en Tydgat (1994) is de decentralisatie van bevoegdheden. Hier-
door leiden steeds meer regio’s een eigen beleid en hebben ze dus meer nood aan eigen financiële
bronnen. Om deze aan te trekken is een sterke identiteit een meerwaarde.
10
Ook door technologische vernieuwingen is er volgens Allaert en Tydgat steeds meer aandacht voor
een eigen sterke identiteit. Zo hebben deze vernieuwingen geleid tot andere vestigingsplaatsvoor-
keuren waarbij vooral de kwaliteit en de aantrekkingskracht van de plaats een rol spelen.
Kruit et al. (2004) gaan ten slotte uit van vijf redenen van belang. Een eerste motivatie is om be-
staande waarden en streken te behouden. Een tweede reden is dat de regionale identiteit een
middel is om de streek te ontwikkelen en te vernieuwen. Ook kan een sterke regionale identiteit
worden ingezet om de vervlakking van streken tegen te gaan. Verder biedt het een antwoord te-
gen de standaardisering als gevolg van de globalisering. Een vierde reden waarom een sterke regi-
onale identiteit belangrijk is, is omdat het een gevoel van verbondenheid onder de mensen cre-
ëert. Een laatste reden is dat door de inzet van een sterke regionale identiteit werkgelegenheid
wordt gecreëerd.
Deze oorzaken en gevolgen hebben het belang aangetoond van een sterke identiteit met globali-
sering als één van de belangrijkste oorzaak. Omdat regio’s bezoekers, bedrijven en inwoners willen
aantrekken, moeten regio’s in een eerste stap hun identiteit bepalen om vervolgens via place
branding een gewenst imago over te dragen. Oost-Vlaanderen wil haar gewenste identiteit duide-
lijker profileren omdat er het vermoeden is sterkere concurrentie te hebben van de regio’s in de
provincie. Zo moet worden vermeden dat waarden van de provincie vervagen maar ook andere
redenen zoals net opgesomd kunnen als motivatie dienen.
3.3 Vorming van regionale identiteit
In het eerste deel van deze literatuurstudie werden al enkele construerende factoren van een re-
gionale identiteit aangehaald. Nu wordt hierop dieper ingegaan waarbij de meeste auteurs een
culturele invalshoek hanteren.
Hall (1996) maakt een eerste vergelijking van de regionale identiteit met een culturele identiteit
die over een langere periode op een onbewuste manier wordt gevormd. Een eerste construerende
element hierbij is het verhaal van de natie voorzien van symbolen en rituelen. Dit komt steeds
terug in de literatuur over de regio en in de media en het zorgt voor gezamenlijke ervaringen. Een
tweede element is de afkomst, traditie dat ervoor zorgt dat de kern van het nationale karakter niet
11
wijzigt. Als derde element zijn er de tradities die inhoud krijgen door het gebruik van rituelen. Als
vierde element is er de mythe die handelt over de oorsprong van een gebied.
Ook Hofstede (1991) verwijst naar een culturele identiteit waarbij cultuuruitingen bemerkt wor-
den door de culturele verschillen met andere regio’s te analyseren. Een eerste opdeling maakt de
auteur naar de symbolen, helden en rituelen. Deze worden namelijk wel door andere gezien maar
niet altijd begrepen. Zo slaan de symbolen op de woorden, gebaren, afbeeldingen en voorwerpen
die enkel worden begrepen door de mensen die tot een bepaalde cultuur behoren. Helden kunnen
dode en levende personen zijn, echt of fictief. De rituelen worden sociaal als essentieel gezien
maar zijn eigenlijk overbodig volgens Hofstede.
Een tweede onderscheid binnen de culturele verschillen zijn de waarden die tot de kern van een
cultuur behoren. Het zijn gevoelens die diep zitten en die kunnen gaan over het leven of over per-
sonen.
Castells (1997) schrijft dat identiteiten sociale constructies zijn, gebaseerd op de geschiedenis,
geografie en biologie van een regio en op het collectieve geheugen en ideeën van mensen.
Om verwarring te vermijden moet een place brand propositie van een regio unieke elementen
bevatten, gebaseerd op de werkelijke identiteit van een regio (Govers & Go, 2009, p. 256). Govers
en Go hebben in een recente studie een model opgesteld (zie figuur 1) dat een overzicht geeft van
welke volgens hen de belangrijkste construerende factoren zijn in de identiteitsvorming van een
regio.
Structureel Semistatisch Veranderende betekenisdragers Kleurende elementen
Locatie Omvang Evenementen / Helden Symboliek
Geschiedenis Uiterlijk Voeding / Architectuur Gedrag
Populaire cultuur
Innerlijk Taal / Tradities / Rituelen / Mensen Communicatie
Figuur 1: Strategische place branding elementen (Bron: Govers & Go, 2009)
12
Om tot dit model te komen hebben Govers & Go zich gebaseerd op het model van Noordman
(2004). De bijdrage van Govers en Go (2009) aan het schema zijn de veranderende betekenisdra-
gers. Dit zijn de elementen die de identiteit kunnen doen wijzigen zoals de Belgische bieren of de
Eiffeltoren in Parijs. Andere voorbeelden van veranderende betekenisdragers zijn culinaire eve-
nementen of evenementen rond bepaalde schilders die de kans bieden om uit te pakken met de
eigen de identiteit. Zo schrijft Derett (2004) dat festivals kunnen bijdragen tot een versterking van
de regionale identiteit wanneer ze tradities versterken en waarden overdragen naar de inwoners.
Morgan, Pritchard & Pride (2004) geven in deze context aan dat wanneer de bezoekers positief
tegenover het festival staan, dit zal resulteren in een positieve ervaring. Dit is een vorm van identi-
teitsmarketing waarbij de juiste mensen worden aangetrokken door de uitstraling en de aantrek-
king.
De structurele elementen uit het schema behoren tot het DNA van een regio en kunnen niet wijzi-
gen. Dit in tegenstelling tot de semistatistische elementen die over een lange periode wel kunnen
wijzigen. Noordman (2004) schrijft dat het structurele element geschiedenis is op te delen naar
verhalen van het verleden, de legenden, een kritieke periode (vb. architectuur), helden en ten
slotte cultureel roerend goed (bijvoorbeeld brieven in musea).
Het kleurend element symbolen maakt deel uit van de identiteitsmix opgesteld door Van Riel en
Fombrun (2007) en die de basis vormt voor de persoonlijkheid van een organisatie. Deze mix be-
staat uit het gedrag van de leden van de organisatie, de communicatie en de symboliek. Tot het
gedrag behoren alle activiteiten van een onderneming. Het element communicatie is het meest
flexibele instrument en slaat op de visuele of verbale boodschappen die de onderneming uitstuurt.
De symboliek moet consistent zijn met de identiteit en moet het mogelijk maken er uit af te leiden
waarvoor de organisatie staat of wil staan. Voorbeelden van symbolen zijn logo’s, namen, kos-
tuums en volksdansen. Om tot deze identiteitsmix te komen moet een organisatie eerst zijn visie
ontwikkelen en aangeven waar de regio voor staat. Deze oefening heeft de provincie Oost-
Vlaanderen al gemaakt en uitgeschreven in haar merkpaspoort.
Anholt (2007) besluit dat de bewoners het belangrijkste onderdeel van identiteit zijn omdat zij de
cultuur uitdragen door het gebruik van de taal, rituelen, symbolen, helden, kleding et cetera.
13
Samenvattend zijn de meest aangehaalde construerende factoren tradities, rituelen, symbolen,
helden en waarden. Uit de kwalitatieve studie zal blijken dat ook de identiteit van de provincie
Oost-Vlaanderen gebaseerd is op waarden en op sterke punten van de provincie. Wat betreft de
elementen uit de identiteitsmix heeft de provincie Oost-Vlaanderen op basis van haar missie een
logo vooropgesteld. Het schema van Govers en Go zal als input dienen voor het opstellen van de
enquête.
3.4 Soorten identiteiten van een organisatie
Vooraleer het bestuderen van de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen dient eerst in kaart
te worden gebracht welke de soorten identiteiten zijn waaruit een organisatie kan bestaan. Om
het overzicht te bewaren wordt dit deel literatuur beperkt tot de soorten waar de meeste auteurs
over schrijven. Uiteindelijk dient te worden gedefinieerd welke de identiteiten zijn die in dit be-
leidsrapport worden onderzocht.
Van Riel en Fombrun (2007) maken de opdeling naar de geprojecteerde, gewenste en de gereali-
seerde identiteit. Eerst moet de geprojecteerde identiteit worden bepaald aan de hand van de
kenmerken die de organisatie doen onderscheiden en die op lange termijn constant blijven. In een
tweede stap wordt de gewenste identiteit voorop gesteld door het top management. Indien er
een gap is tussen deze twee identiteiten dan dient deze te worden vastgesteld in stap drie. Ver-
volgens worden in de vierde stap de elementen gedrag, communicatie en symboliek uit de identi-
teitsmix toegepast. Extra onderzoek kan de zwakke elementen van de identiteit aanduiden. In een
laatste stap dient uiteindelijk een actieplan te worden opgesteld om de gaps op te vullen tussen
de gewenste, geprojecteerde en gerealiseerde identiteit van de organisatie.
De vijf identiteitskrachten van Balmer (In: Van Riel, 2004, p. 47) zijn gebaseerd op de indeling door
Van Riel maar Balmer omschrijft deze anders. Een eerste stap is het bepalen van de ideale identi-
teit zoals die door een organisatie wordt nagestreefd. De gewenste identiteit komt neer op hoe de
organisatie door buitenstaanders wil waargenomen worden. De geprojecteerde identiteit of de
gecommuniceerde identiteit is hoe de identiteit wordt gecommuniceerd door alle stakeholders.
De waargenomen identiteit kan ingedeeld worden naar de interne identiteit, zoals die door de
medewerkers binnen de organisatie wordt gezien, en naar de externe identiteit wat refereert naar
het imago.
14
Fisser en De Vries (2003) schrijven deels over dezelfde identiteiten maar halen ook andere identi-
teiten aan. Zo heeft de werkelijke identiteit als kern de ziel van de onderneming, is de gepercipi-
eerde identiteit de identiteit zoals die door consumenten wordt waargenomen en is de gewenste
identiteit de identiteit waar een organisatie naartoe streeft. Wanneer de werkelijke en de gewens-
te identiteit overeenstemmen, dan komt de organisatie tot de ideale identiteit. Gerelateerd met
het imago is het werkelijk imago hoe de onderneming extern wordt gezien. Wanneer het gewens-
te imago overeenstemt met de ideale identiteit dan komt men tot het ideale imago. Op het imago
en de relatie met identiteit wordt verder dieper op ingegaan.
Balmer en Greyser (2002) hanteren ook de begrippen gepercipieerde en gewenste identiteit maar
definiëren deze anders. Zo is de gepercipieerde identiteit de identiteit zoals die gezien wordt door
de leden van de organisatie. De gewenste identiteit staat synoniem voor de ideale identiteit.
Net als Van Riel en Fombrun (2007) schrijven Balmer en Greyser over de geprojecteerde identiteit
maar slaat het volgens de auteurs op hoe een organisatie zich voor doet naar zowel interne en
externe doelgroepen door het gebruik van communicatie en symbolen. Balmer en Greyser schrij-
ven ook over de toegepaste identiteit die vorm krijgt door bewuste en onbewuste signalen zoals
het gedrag en de genomen initiatieven op elke afdeling. De actuele identiteit komt ten slotte
overeen met de werkelijke identiteit. Indien deze verschillende identiteiten niet overlappen dan
kunnen er misverstanden over de identiteit ontstaan. Balmer en Greyser (2002) stellen dit visueel
voor als:
Figuur 2: Identiteitstypen: Vier benaderingen voor het beoordelen van de organisatie-identiteit
(Bron: Balmer & Greyser, 2002)
Geprojecteerde
identiteit
Gepercipieerde
identiteit
Toegepaste
identiteit
Gewenste
identiteit
Actuele
identiteit
15
Wel dient hier dus de bedenking te worden geformuleerd dat dit alles een theoretische verwoor-
ding van de soorten identiteiten en imago’s betreft. De vergelijking wordt bemoeilijkt gezien in dit
beleidsrapport de identiteit van een provincie wordt onderzocht en niet van een bedrijf. Boven-
dien hanteren de auteurs een verschillende indeling en definiëring van de soorten imago’s en
identiteiten. Ten slotte werd dit deel literatuur beperkt tot enkel de meest relevante en voorko-
mende identiteiten. Dit beleidsrapport is dan ook een praktijkoefening waarbij de literatuur als
richtlijn dient maar niet als strikte voorwaarden waaraan voldaan moeten worden.
In dit beleidsrapport zal in het kwalitatieve deel eerst de werkelijke identiteit van de provincie in
kaart worden gebracht. Deze werkelijke identiteit is opgesteld door het provinciebestuur en bevat
de identiteitselementen die de provincie kenmerken. Op basis van die werkelijke identiteit heeft
de provincie haar gewenste identiteit opgesteld, hoe de provincie wil waargenomen worden. Ver-
volgens zal in de kwantitatieve studie worden onderzocht welke de gepercipieerde identiteit van
de provincie is. Concreet wordt nagegaan of de Oost-Vlamingen de werkelijke en de gewenste
identiteit toepasselijk percipiëren op de provincie. In overeenstemming met de visie van Fisser en
De Vries (2003) worden de inwoners in dit onderzoek gezien als de consumenten van de non-
profit organisatie provincie Oost-Vlaanderen. Vervolgens zal onderzocht worden of er een gap is
tussen de gewenste identiteit en de gepercipieerde identiteit.
In het volgende deel literatuur wordt dieper ingegaan op het imago, het beeld van de identiteit die
de externen, niet-inwoners van de provincie Oost-Vlaanderen hebben.
3.5 Imago van een regio
Eens de identiteit van een regio gedefinieerd is en gecommuniceerd, moet een regio overgaan tot
de studie van het imago, hoe de regio werkelijk wordt waargenomen door buitenstaanders (Kone-
cik & Go, 2008). Echter is het onderscheid tussen identiteit en imago vaak niet even duidelijk en
daarom dient hier kort in kaart te worden gebracht waarop het imago van een regio slaat, wat het
verschil is met de regionale identiteit alsook hoe deze twee aan elkaar gelinkt zijn.
Het imago van een regio wordt volgens Asworth en Voogd (1990) bepaald door de bewoners, be-
drijven en bezoekers van een regio. Het slaat op wat mensen denken over een plaats en is volgens
Kotler en Gertner (2004) een vereenvoudiging van associaties en informatie die verbonden is met
een plaats. Van Riel (1992) bevestigt dat het imago wordt gevormd door mensen die zich hiervoor
16
baseren op directe en indirecte ervaringen met de organisatie. Ook de visie van Dowling (1986)
sluit hierbij aan namelijk dat het imago het totale beeld is die mensen hebben over een organisa-
tie. In een recente studie maakt Van der Grinten (2010) de opmerking dat het imago, het beeld
van de regio volgens buitenstaanders, een momentopname is en kan dus worden beïnvloedt.
Het imago wordt volgens Van Riel (1992) gevormd door ervaringen die mensen hebben met een
plaats en wat die persoon over die plaats weet. Reynolds (1965) sluit zich hierbij aan en schrijft dat
het imago een beeld is in het hoofd van mensen gebaseerd op ervaringen en informatie. Bronnen
van informatie kunnen variëren van promotiemateriaal (reisbrochures, posters), meningen van
andere (familie, reisbureau) tot media (boeken, films en kranten).
Baloglu en McCleary (1999) definiëren negen informatiebronnen die een invloed kunnen hebben
op de vorming van het imago. Deze zijn reisagenten, brochures/reisgidsen, vrienden/familieleden,
luchtvaartmaatschappijen, reisorganisaties, reclame, boeken/films, artikelen/nieuws en direct
mailings. De mond-tot-mond reclame van vrienden bleek in het onderzoek van Baloglu en McClea-
ry de belangrijkste bron van informatie te zijn.
Gunn (1972) gaat uit van verschillende fasen van vorming van het imago waarop informatiebron-
nen een invloed hebben. In een eerste organice image fase wordt een imago gevormd door bron-
nen die niet direct een link hebben met de plaats. Gunn verwijst hier naar bronnen als het nieuws,
films, informatie van vrienden et cetera. Een tweede induced image fase slaat op het afgeleide
imago van een plaats dat gevormd wordt door promotie van reisbureaus, gidsen enzovoort. In
deze fase heeft de regio een grotere controle op wat er gepresenteerd wordt. In een derde fase
volgt de beslissing om de plaats te bezoeken, in de vierde fase wordt de plaats bezocht en in een
vijfde fase wordt er ervaring opgedaan. In de voorlaatste fase volgt de terugreis naar huis om dan
ten slotte in de zevende fase het imago bij te stellen naargelang de ervaring.
Factoren waarover de regio geen controle heeft, kunnen er voor zorgen dat het gewenste imago
niet overeenstemt met het imago dat buitenstaanders hebben (Van der Grinten, 2010). Zo schrijft
Herington (2009) dat de sociale binding, veiligheid, natuur en culturele activiteiten belangrijke
beïnvloedbare factoren zijn op het imago van een stad. Shopgelegenheid en een nette omgeving
zijn minder belangrijk.
17
In dit beleidsrapport worden de niet inwoners van de provincie Oost-Vlaanderen gezien als bui-
tenstaanders die de identiteit van de provincie percipiëren als het imago.
3.6 Verhouding regionale identiteit en imago van een regio
Een regio moet eerst haar identiteit bepalen en kan dan pas onderzoek doen naar het imago
(Konecik en Go, 2008). De termen identiteit en imago worden volgens Baker (2007) vaak door el-
kaar gebruikt. Identiteit slaat volgens de auteur op unieke interne kenmerken die het imago gaan
vormen. Imago wordt gezien vanuit de externe omgeving, hoe mensen de plaats waarnemen. Be-
langrijk is dat identiteit en imago zoveel mogelijk met elkaar overeenstemmen. Volgens Van Riel
(1992) is het imago een beeld dat mensen hebben van een regio, gebaseerd op de identiteit die
wordt gecommuniceerd vanuit de provincie. Verwijzend naar het spreekwoord ‘wie kaatst mag de
bal terugverwachten’ legt Van Riel uit dat een organisatie zelf een goed of slecht imago opbouwt.
Dit door de signalen die zij uitzendt met communicatie en waarmee zij haar persoonlijkheid cre-
ëert. Externe factoren als geruchten kunnen een invloed hebben op het imago.
Om het verschil tussen identiteit en imago duidelijk te maken, verwijst Van Keken (2011) naar de
identiteit en het imago van een persoon. Om de identiteit van een persoon vast te stellen, dien je
vragen te stellen als wie hij is, wat is zijn karakter, hoe ziet zijn uiterlijk eruit, wat is zijn geschiede-
nis enzovoort. Het imago is hoe vrienden, collega’s die persoon gaan zien. Toegepast op een orga-
nisatie, schetsen de vragen wie zijn we, hoe zijn we te karakteriseren en welke zijn onze kernwaar-
den een beeld van de identiteit van een organisatie. Het imago is hoe buitenstaanders de organi-
satie zien.
Maar om de verhouding tussen interne en externe identiteit zo duidelijk mogelijk in kaart te bren-
gen, dient een link te worden gelegd met cultuur. Onderstaande verduidelijking is gebaseerd op
het organisatiemodel van Hatch en Schulz (2002, p. 995) dat de relatie aangeeft tussen cultuur,
identiteit en imago.
18
Culture ‘I’ Identity ‘Me’ Image
Figuur 3: Het gebruik van emoties als interpretatie van de fysieke artefacten in identiteitsvor-
ming (Bron: Hatch & Schulz, 2002, p. 995)
I symboliseert in dit model de houding van de organisatie tegenover andere, Me slaat op hoe een
organisatie houdingen van anderen over de organisatie aanneemt. De vraag wie ben ik als organi-
satie reflecteert naar de basis van cultuur in identiteit. Via de identiteit van een organisatie wordt
de cultuur naar buiten gecommuniceerd. Uiteindelijk creëert de gecommuniceerde identiteit een
beeld, imago bij de anderen en laat het een indruk na.
Ook het schema van Birkigt & Stadler (1986) brengt de relatie tussen identiteit en imago visueel in
kaart waarbij het imago wordt beschouwd als een afspiegeling van de identiteit.
Figuur 4: Invloed van de identiteitsmix op het imago (Bron afbeelding: Birkigt & Stadler, 1986)
In deze visuele voorstelling vormen de drie factoren uit de identiteitsmix gedrag, symbolen en
communicatie de persoonlijkheid van een organisatie.
Identity expresses
cultural understandings Identity mirrors the image of others
Reflecting embeds identity
in culture
Expressed identity leaves impressions
on others
19
Van Riel en Fombrun (2007) bekritiseren dit model:
Zo houdt het model geen rekening met de invloed van de context.
Is het imago geen einddoel op zich maar moet uiteindelijk resulteren in meer efficiëntie voor
de organisatie.
Houdt het model geen rekening met mogelijke feedback tussen de persoonlijkheid en de ele-
menten uit de identiteitsmix.
Wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de dynamische en statische identiteitselementen.
De dynamische elementen symbolen en communicatie kunnen namelijk vlug wijzigen, het sta-
tisch element cultuur niet.
En is ten slotte de impact van het statisch identiteitselement gedrag groter dan die van de
dynamische elementen communicatie en symbolen.
Ook Mastenbroek, Van Persie, Rijnja & De Vries (2004) merken op dat het niet gaat om ‘de’ af-
spiegeling gezien het imago beïnvloedt kan worden door diverse externe invloeden.
Een ander model om de relatie tussen identiteit en imago visueel voor te stellen:
Figuur 5: Stappenplan identiteit-imago (Bron: Van Der Grinten, 2010)
Stap 1: Gewenste identiteit (gewenst imago)
Leiding
Stap 2: Werkelijke iden-
titeit
Medewerkers
Stap 3: Fysieke identiteit
Contactpunten: product,
info, symboliek, omge-
ving, gedrag
Stap 4: Imago
Belangengroepen
Externe invloeden: bran-
che-imago, land van
herkomst, actiegroepen,
media, individuen
Stap 5: Gapanalyse
Concluderen en aanpakken
20
Een eerste stap volgens Van der Grinten (2010) is het bepalen van de gewenste identiteit zoals die
door de leiding wordt nagestreefd. Deze dienen vertaald te worden in de visie, de missie, kern-
competenties en waarden. Deze visie en missie kunnen volgens Van der Grinten op hun beurt
worden omgezet in een aantal gemeenschappelijke vertrekpunten. Die vertrekpunten moeten
vervolgens worden onderverdeeld naar de gewenste interne identiteit en het gewenst imago.
De werkelijke identiteit typeert Van der Grinten (2010) als datgene wat werknemers als kenmer-
kend beschouwen voor de organisatie. Gezien leidinggevenden enkel het werk delegeren aan
werknemers, hebben ze slechts een beperkte controle over het beeld dat bij externe belangen-
groepen leeft. Om de werkelijke identiteit in kaart te brengen dient volgens Van der Grinten te
worden onderzocht welke spontane associaties de organisatie oproept bij de werknemers of kan
gebruik worden gemaakt van enquêtes of groepsdiscussies.
Alle activiteiten die de organisatie onderneemt leiden tot het ontstaan van de fysieke identiteit.
Fysiek slaat op alle contactelementen van externe belangengroepen met de organisatie die te zien,
te horen, te voelen of te ruiken zijn. Voorbeelden hiervan zijn de huisstijl van een organisatie en
de gevoerde reclame (Van der Grinten, 2010).
Uit alle contacten met de organisatie gaan stakeholders zich een imago vormen. Diverse externe
factoren kunnen echter een invloed hebben op het imago. Noodzakelijk is dan ook in een laatste
fase een gapanalyse uit te voeren tussen de werkelijke en de gewenste identiteit (gap 1), de fysie-
ke en de gewenste identiteit (gap 2) en ten slotte tussen het huidige en het gewenste imago (gap
3) (Van der Grinten, 2010).
In dit beleidsrapport zal enkel een gapanalyse worden uitgevoerd tussen de gewenste en de ge-
percipieerde identiteit. Bij verder onderzoek kunnen andere gaps worden onderzocht.
3.7 Place branding
Een definitie van place branding volgens Papadopoulos (Geciteerd in: Papadopoulos, 2004, p. 36)
is ‘de set van inspanningen door een land, regionale- en stadsbesturen, en industriële groepen,
gericht op het vermarkten van plaats en de sectoren die zij representeren’. Volgens Govers en Go
(Geciteerd in Govers & Go, 2009, p. 17) is place branding ‘de representatie van de identiteit en
gaat men via place branding een gunstig intern (met diegene die een ervaring leveren) en extern
21
(met bezoekers) imago opbouwen dat onder andere leidt tot tevredenheid, trouwheid en naambe-
kendheid’. Net als producten kan ook een stad een merk opgeplakt krijgen dat volgens Govers en
Go (2009) bepaald wordt door de cultuur van de stad, het gevoerde beleid en zijn politieke idea-
len. Place branding kan zowel gaan over de branding van een land, regio (regiomarketing), stad
(citymarketing), wijk enzovoort (Govers et al., 2009; Van Dijk-Bettenhaussen, 2011).
Branding is volgens Van Keken (2011) een manier om de identiteit van regio’s, bedrijven en orga-
nisaties te positioneren en te profileren. Het is een proces waarbij producten onderscheidend
worden gemaakt door ze een identiteit te geven met namen, symbolen en design. In het regio-
marketingplan van de provincie Oost-Vlaanderen staat dat de provincie kan worden beschouwd
als een producent die een aantal producten op de markt brengt, functies waarop de provincie met
andere regio’s concurreert. De producten in de vijf functiegebieden van de provincie zijn wonen,
werken, recreatie, opleiding en zorg.
Van Keken wijst er wel op dat place branding een proces is die pas aan bod komt wanneer de
identiteit is gedefinieerd. Vooraleer regio’s aan place branding gaan doen, moeten ze dus eerst
weten wat de regio op dat moment onderscheidt van andere regio’s en welk gevoel er speelt (Van
Keken, 2011, p. 350). Ook Konecik en Go (2008) bevestigen dat regio’s eerst aan place making
moeten doen, vooraleer de regio aan branding kan gaan doen. Place making is een strategie om
vorm te geven aan place branding en gaat het unieke van een regio onder de aandacht brengen
zodat deze een eigen gezicht krijgen. Echter is het een moeilijke opdracht om sfeer te geven aan
sfeerloze plaats. Een place making manier is culinair toerisme om zo de culturele identiteit te ver-
sterken. Evenementen waar streekproducten centraal staan zijn hiervoor een voorbeeld. De
streekproducten zijn namelijk gerelateerd met een bepaalde plaats en zijn dus dragers van de
identiteit (Van Keken, 2011).
Voor place branding zijn inwoners essentiële elementen van een merk. De inwoners zorgen name-
lijk door hun contacten met de toeristen dat het imago vorm krijgt en doen zo aan place branding
(Blichfeldt, 2005). De inwoners moeten achter het merk van een plaats staan zodat ze ook volgens
het merk leven, wat Anholt (2002) aanduidt met to live the brand.
Ook auteurs Gallarza, Saura en Garcia (2002) schrijven dat inwoners een kernelement zijn om
vorm te geven aan de identiteit van een regio. Hun leefwijzen en cultuur zorgen ervoor dat een
regio te onderscheiden is van een andere regio.
22
3.8 Relatie identiteit - imago - place branding
Om deze literatuurstudie af te ronden, wordt als samenvatting het drieklovenmodel van Govers en
Go (2004) aangehaald die de relatie visueel verduidelijkt tussen identiteit, imago en place bran-
ding.
Gaststad/regio
Gast
Figuur 6: Drieklovenmodel (Bron: Govers & Go, 2004)
Volgens dit model kunnen er drie mogelijk gaps zijn, namelijk tussen de identiteit en het product-
aanbod, tussen het productaanbod en de gepercipieerde beleving en tussen de gepercipieerde
beleving en het gepercipieerd imago. Zowel situationele factoren, de identiteit van de bezoeker
(gast) als mond tot mond reclame zijn elementen die een invloed kunnen hebben op het imago
van een regio.
Gepercipieerd imago van plek
Gepercipieerde beleving van
een plek
Plaatsvervangende belevingen:
(film, tv, virtuele realiteit)
Organische imagodragers
Openlijk geïnduceerde
imagodragers
imagodragers
Identiteit van een plek
Productaanbod (toerisme, export,
investeringen, migratie)
Geprojecteerd imago
(marketingcommunicatie)
Identiteit van de ontvanger:
culturele achtergrond
Sociale kenmerken
Persoonlijke kenmerken
Psychologische kenmerken
Tijdelijke omgevingsfactoren of situatio-
nele factoren:
politieke situatie
economische condities
technologische vooruitgang
sociale veranderingen
Mond-tot-mond reclame
mond-tot-muis reclame
Place branding
Strategiekloof
Place branding
Uitvoeringskloof
Place branding
Tevredenheidkloof
Heimelijke geïnd. imagodr.
Autonome imagodragers
Gevraagde en ongevraagde
organische imagodragers
[G
ee
f
ee
n
ci-
ta
at
ui
t
h
et
d
oc
23
4.1 Onderzoeksvragen
De onderzoeksvragen en deelonderzoeksvragen waarop dit beleidsrapport zich focust zijn de vol-
gende:
Onderzoeksvraag 1: Welke is de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
Welke is de werkelijke en de gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
Welke is de gepercipieerde identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welke zijn de gepercipieerde waarden van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welke zijn de gepercipieerde speerpunten van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welk is het profiel van de respondenten met betrekking tot het percipiëren van de
waarden en de speerpunten als sterke punten van de provincie?
Is er een gap tussen de gepercipieerde identiteit en de gewenste identiteit?
Onderzoeksvraag 2: Wat is de betrokkenheid van de inwoners met Oost-Vlaanderen?
Bestaat er een Oost-Vlaams provinciegevoel?
Zijn de inwoners trots om zich te uiten als een Oost-Vlaming?
Hoe is de betrokkenheid met de provincie in vergelijking met de regionale en de gemeente-
lijke betrokkenheid?
Welk is het profiel van de respondenten voor wat betreft de betrokkenheid met de provin-
cie?
4.2 Onderzoeksmethode
4.2.1 Onderzoeksontwerp
Om op voorgaande onderzoeksvragen een antwoord te kunnen formuleren en om gerichte aanbe-
velingen te kunnen geven, doorloopt dit onderzoek volgende drie fasen:
4 Methodologie
24
FASE DOEL
ANTWOORD OP
ONDERZOEKSVRAAG
1) Kwalitatieve fase: Diepte-
interviews met experts op vlak van
place branding.
Verkenning van het onderwerp: hoe
een provincie in de praktijk de iden-
titeitsvorming en wijziging aanpakt.
Tips van experts die in het verleden
de identiteit van provincies hebben
onderzocht: hoe dit onderzoek best
aanpakken?
Hun visie op de Oost-Vlaamse iden-
titeit.
Vooronderzoek kwantitatieve fase.
2) Kwalitatieve studie van het
regiomarketingplan en merkpas-
poort provincie Oost-Vlaanderen
met mondelinge toelichting van me-
vrouw Clément.
In kaart brengen van de werkelijke
en de gewenste identiteit van de
provincie.
Vooronderzoek kwantitatieve fase.
“Welke is de werkelijke en de
gewenste identiteit van de
provincie Oost-Vlaanderen?”
3) Kwantitatieve fase: Enquêtes af-
nemen bij de inwoners van Oost-
Vlaanderen.
Attitude van de Oost-Vlamingen on-
derzoeken op het percipiëren van
identiteit (de waarden en de speer-
punten) als toepasselijk op de pro-
vincie + linken met de persoonlijk-
heidskenmerken van de responden-
ten.
Nagaan of er een gap is tussen de
gepercipieerde en de gewenste
identiteit.
“Welke is de gepercipieerde
identiteit van de provincie
Oost-Vlaanderen?”
“Is er een gap tussen de ge-
percipieerde identiteit en de
gewenste identiteit?”
25
Vervolg van de derde kwantitatieve
fase.
In kaart brengen van de betrokken-
heid van de Oost-Vlamingen met
hun provincie + linken met de per-
soonlijkheidskenmerken van de res-
pondenten.
Op basis van deze kwantitatieve fase
dienen aanbevelingen te worden ge-
formuleerd om de betrokkenheid en
de Oost-Vlaamse identiteit bij de
inwoners te versterken.
“Wat is de betrokkenheid van
de inwoners met Oost-
Vlaanderen”?
Er werd gekozen voor pluralistisch onderzoek, een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve
onderzoeksmethoden (Burns & Bush, 2006). Via een eerste verkennend literatuuronderzoek werd
al een inleiding gegeven in de identiteitsvorming van regio’s. Echter dienen diepte-interviews te
helpen om inzicht te bieden hoe provincies dit proces in de praktijk aanpakken. De interviews zijn
semigestructureerde face-to-face gesprekken waarbij het interview telkens doorging in een ver-
trouwde omgeving voor de geïnterviewde. Enkel het interview met de mevrouw Luyckfasseel, di-
rectrice communicatie provincie Limburg werd telefonisch afgenomen.
In een tweede kwalitatieve fase vond een studie plaats van het regiomarketingplan en het merk-
paspoort van de provincie. Na afronding van deze tweede kwalitatieve fase dient duidelijk te zijn
welke de Oost-Vlaamse identiteitselementen zijn die bevraagd moeten worden in de enquête.
In een derde kwantitatieve fase werden gestandaardiseerde enquêtes afgenomen bij de inwoners
van Oost-Vlaanderen. Enquêtes dienen hier enerzijds om de attitudes van de respondenten te
onderzoeken op het toepasselijk percipiëren van de gewenste en de werkelijke identiteit van de
provincie en anderzijds om het in kaart brengen van de betrokkenheid met de provincie. Deze en-
quêtes konden zowel op papier als online worden ingevuld waarbij de papieren versies aan de
balies werden gelegd van enkele provinciale domeinen (zie verder bij onderzoeksdesign). De onli-
ne versie kon worden ingevuld op de site van thesistools (meer info thesistools: zie verder bij on-
derzoeksdesign). Door de enquêtes op deze manier aan de respondenten aan te bieden, konden
26
ze worden ingevuld op een door de respondent eigen gekozen moment en was de kostprijs om de
enquêtes te verspreiden beperkt.
Een steekproefkader is volgens De Pelsmacker & Van Kenhove (2009) een lijst van alle leden van
de populatie die zal worden onderzocht. Het steekproefkader voor de enquêtes bestond uit alle
volwassen (boven de 18 jaar) inwoners van de provincie Oost-Vlaanderen. In totaal wenste de op-
drachtgever minimum 400 ingevulde enquêtes. Dit aantal is gebaseerd op vorig onderzoeken van
de provincie (zie o.a. onderzoek Kennis en imago van provincie Oost-Vlaanderen door studenten
Meertalige bedrijfscommunicatie UGent).
4.3 Eerste kwalitatieve fase: Diepte-interviews met experts
De experts werden gekozen in samenspraak met mevrouw Clément op basis van relevantie.
Alle interviews zijn volledig uitgetypt te vinden in bijlage maar hieronder staat een samenvatting
van de belangrijkste punten voor dit onderzoek.
4.3.1 Wim Beernaert, Nelson Inspires
Motivatie om te interviewen
Dhr. Wim Beernaert is managing partner bij Nelson Inspires, een adviesgroep op gebied van
marktgerichte strategieontwikkeling en communicatie. Zo voert Nelson Inpires marktonderzoek
naar analyses van imago’s en bieden ze hulp aan regio’s bij het opbouwen van hun eigen imagos-
trategie. Dhr. Beernaert is bovendien met zijn eigen bedrijf Yield Solutions een echte expert in de
identiteitsvorming van regio’s. Het bedrijf richt zich namelijk specifiek op het opbouwen van iden-
titeit en imago van een regio en hulp biedt met het formuleren van aanbevelingen op vlak van
citymarketing.
Opletten om in onderzoek duidelijke onderverdeling te maken tussen identiteit en imago
Belangrijk is dat er in het onderzoek een onderscheid wordt gemaakt tussen de identiteit en het
imago. Identiteit komt neer op wie je werkelijk bent en wat je hebt en komt voort uit elementen
die de provincie werkelijk bezit zoals de zee, gebouwen en topattracties. Bepaalde elementen van
je identiteit kan je wijzigen (zoals gebouwen) maar andere niet (zoals de ligging). Maar hoe groter
de regio, hoe moeilijker het wordt om die wijziging snel door te voeren. Die wijziging kan ook en-
27
kel pas plaatsvinden wanneer investeringen worden gedaan of dingen worden aangepast. Imago
gaat over associaties die door mensen worden gemaakt. Dhr. Beernaert maakt hierbij de opmer-
king dat vooral de communicatie belangrijk is om een huidig in een gewenst imago te gaan bewe-
gen. Identiteit en imago moeten steeds samen worden bekeken gezien intern wel een bepaalde
identiteit kan worden opgesteld maar de externen moeten in hun imago ook deze identiteit zien.
De gap tussen beide mag niet te groot zijn. Naast de identiteit van een regio kan er als bijkomend
element een regiogevoel ontstaan dat deel kan uitmaken van de identiteit.
Visie op de Oost-Vlaamse identiteit
Als twee West-Vlamingen elkaar zien, dan zeggen ze dat ze van West-Vlaanderen zijn. Als twee
Oost-Vlamingen elkaar zien dan zeggen ze dat ze van Eeklo en Gent zijn. Er ontbreekt dus een bin-
dend element. Er is wel een streekgevoel maar niet op Oost-Vlaams niveau. In Oost-Vlaanderen
ontbreken onderscheidende elementen als de zee en een Oost-Vlaams dialect. Tot de sterke facto-
ren van de provincie behoren de ligging, universiteit (kennis), haven, grote wegen en een stukje
groen. De baseline van de provincie voor ieder van ons is te weinig onderscheidend en te alge-
meen. Beter was om te profileren op één uniek element namelijk waar kennis werkt. Er is namelijk
gigantisch veel kennis in de provincie aanwezig. Voor de rest is er maar één grote stad en dat is
Gent. Bij Oost-Vlamingen zal je meer Gent en Meetjesland horen dan Oost-Vlaanderen.
Redenen afwezigheid van een sterke Oost-Vlaamse identiteit
Een provincie is enkel een administratieve afbakening. Naast identiteit kan er een regiogevoel ont-
staan, wat deel kan uitmaken van de identiteit. Daarnaast is er ook de sterkere concurrentie van
de subregio’s. Ten slotte spreken mensen niet op een natuurlijke manier van De Oost-Vlaming.
Andere redenen zijn de attitude, mentaliteit van de inwoners en de waarden die anders liggen.
Het is bovendien historisch gegroeid.
Valkuilen onderzoek
Belangrijk is om keuzes te maken. De provincie mag zich maar profileren op 3 à 4 dingen. Het wij-
zigen van een identiteit is een proces op lange termijn. Je kunt een identiteit, provinciegevoel pro-
beren te creëren maar die zal nooit zo sterk zijn als bij Limburg en West-Vlaanderen. In de aanbe-
velingen dient er vooral te worden ingezet op communicatie en moet er gewerkt worden aan een
rode draad als profilering. Belangrijk is om te kijken wat de Oost-Vlamingen wel met elkaar bin-
28
den. Ten slotte zijn gesloten vragen het meest aangewezen in de kwantitatieve fase gezien deze
makkelijker worden beantwoord.
4.3.2 Els Luyckfasseel, directrice informatie en communicatie provincie Limburg
Motivatie om te interviewen
De provincie Limburg kenmerkt zich door het Limburggevoel, een provinciegevoel dat er sterk
aanwezig is. Deze sterke aanwezigheid heeft voor mij als onderzoeker de aanzet gegeven om de
identiteit van deze provincie nader te onderzoeken.
De identiteit van de provincie Limburg
Limburgers worden momenteel gezien als genieters en de provincie als een rustige, groene pro-
vincie. De kernwaarden, als deel van de identiteit vooropgesteld door de provincie, zijn puur, on-
verwacht, jong en genot. Deze waarden zitten heel sterk vervat in het luik toerisme dat in handen
is van VZW regio Limburg, maar zelf gaat de provincie die vier waarden niet expliciet gaan gebrui-
ken in hun campagnes. De provincie is tot die kernwaarden gekomen nadat een heel traject werd
doorlopen met groep C van Noël Slangen in 2004.
Het Limburggevoel
Wat betreft het Limburggevoel is dat iets extra, wat erbij komt en is onderdeel van de identiteit.
Limburgers zijn erg fier op hun provincie en dat komt vooral volgens mevr. Luyckfasseel dat er
geen grote steden aanwezig zijn. Het Limburggevoel is iets dat historisch is gegroeid en waar geen
specifieke strategie achter zit. Een bepaald gevoel stimuleren is niet evident. Wel heeft Limburg
een Limburgsymbool gecreëerd maar dat is eigenlijk overbodig. Limburgers vinden het gewoon
leuk om zich te uiten als Limburger door bijvoorbeeld een sticker te kleven op de auto.
Wijzigen van het imago
Het imago van een toeristische provincie waar het groen is en rustig om te verblijven, probeert de
communicatieafdeling van de provincie om te buigen naar een realistische, dynamische provincie
waar je iets kan komen uitproberen.
In de geprojecteerde identiteit, om de identiteit van de provincie Limburg te communiceren, werd
vooral gebruik gemaakt van televisiereeksen waarmee Limburg in heel wat huiskamers is geko-
29
men. Daarnaast werd ook gewerkt met Knack katernen maar hier ontbrak samenhang. Nu werkt
de provincie wel heel erg op die rode draad met Labo Limburg. Labo Limburg verwijst naar de gro-
te hoeveelheid ruimte die in de provincie aanwezig is in alle betekenissen van het woord. Zo is er
ruimte om te gaan experimenteren, om te ondernemen, is er ruimte voor bedrijfsterreinen, zijn er
logistieke mogelijkheden, is Limburg het centrum van Europa enzovoort. Labo Limburg werd ge-
communiceerd via Knack en Trends maar werd te weinig gelezen.
Nu is de provincie echter geëvolueerd van een inhoudelijke campagne met editorials naar een
imago campagne met advertenties in verschillende kranten en tijdschriften. Daarbij wordt gebruik
gemaakt van testimonials waarbij mensen aangeven waarom Limburg een interessante regio is om
in te investeren. De focus ligt erop om investeerders aan te trekken.
Opmerkelijk is ook dat bij Limburg het niet gaat over verschillende partijen maar gaan alle partijen
trekken aan één touw op politiek vlak. Hierdoor worden ook dingen mogelijk gemaakt die anders
niet tot stand zouden komen.
4.3.3 Gerard Van Keken, auteur van het boek ‘Constructie van regionale identiteit,
Zeeland’
Motivatie om te interviewen
Een deel van de literatuurstudie is op dit boek gebaseerd waarin wordt onderzocht of de regionale
identiteit een antwoord kan bieden tegen de globalisering. Vooraleer tot dit te boek te komen
werd meer dan één jaar onderzoek verricht. Dhr. Van Keken is dan ook een echte expert want al
sinds zijn studententijd is hij bezig met het voeren van onderzoeken naar de identiteit en imago
van regio’s. Gezien alle theorie rond identiteit, imago en place branding terug te vinden is in het
boek, heeft de auteur tijdens het interview vooral zijn visie nader toegelicht op de identiteit van
de provincie Oost-Vlaanderen en op de provincie Zeeland. Ook gaf hij vooral tips waar je als on-
derzoeker moet op voor letten bij het voeren van dit soort onderzoek.
Visie op de Oost-Vlaamse en de Zeelandse identiek
Van Keken startte het interview met een bekritisering van de identiteit van provincie Zeeland wat
volgens hem te weinig onderscheidend is. De provincie zou wel een sterke identiteit willen, maar
dat heeft ze niet.
30
Zo ook is de provincie Oost-Vlaanderen volgens Van Keken enkel een administratieve identiteit
waarbij enkel Vlaanderen bestaat. Het is een taalgrens van Vlaams en Frans. Er is één regio Vlaan-
deren en voor het binnenland zijn er natuurlijke regio’s (zoals de Westhoek), wat vooral toeristisch
vermarkt kan worden. Waarom mensen zich Gentenaar voelen en geen Oost-Vlaming is volgens
hem uit te leggen met de simpele reden dat mensen zich ergens mee verbonden voelen of niet.
Een mogelijke reden voor die verbondenheid is het dialect waarin steden heel dominant zijn. Een
provincie krijgt ook niet vanzelf een identiteit aangemeten maar moet die gaan construeren.
Focus in onderzoek
Belangrijk is om een duidelijk onderscheid te maken tussen de identiteit en het imago. In het on-
derzoek dient focus te worden gelegd op de gewenste en de gepercipieerde identiteit. Verder on-
derzoek naar het imago van de provincie is zeker ook relevant, namelijk hoe niet Oost-Vlamingen
naar de provincie kijken. Place branding komt pas in een latere fase aan bod. Belangrijk is om maar
4 à 5 onderzoeksvragen op te stellen.
Mogelijkheden, valkuilen, tips en beperkingen voor het onderzoek
Een mogelijkheid om dit onderzoek te voeren is het uitvoeren van een historische analyse. Het is
zeker ook opportuun om te vragen waarmee inwoners zich het meest verbonden voelen: de stad,
regio of provincie. Vragen naar betrokkenheid en het percipiëren van waarden zijn vragen die
meestal niet gemakkelijk te beantwoorden zijn voor de respondenten. Daarom is het sterk aange-
wezen om te beperken in de vraagstelling en de waarden niet te bevragen via open vragen. Be-
langrijk is ook om te weten wat de provincie met de onderzoeksresultaten wil doen om een goede
afbakening te maken van realistische onderzoeksvragen. In het onderzoek moet ervoor worden
opgelet dat de vragen neutraal worden geformuleerd en dat er een duidelijke afbakening is. Mo-
gelijkheid is om te werken met foto’s maar hier gaat een heel voorbereidend proces vooraf waar-
voor in dit onderzoek geen tijd is. Belangrijk is ook om niet te veel te willen en te beperken.
4.3.4 Amanda Slabekoorn, communicatiemedewerkster Provincie Zeeland
Motivatie om te interviewen
Van Keken bespreekt in zijn boek de identiteit, imago en place branding toegepast op de provincie
Zeeland. Het leek ons dan ook een erg logische aanvulling om te kijken hoe de provincie de vor-
31
ming van haar identiteit heeft aangepakt. De communicatieafdeling neemt ook erg veel initiatie-
ven om de identiteit van de provincie te communiceren.
Identiteit van de provincie Zeeland
Een eerste campagne van de provincie waren de welkomstborden bij het binnenrijden van de pro-
vincie maar deze campagne is mislukt. Twee redenen die aan de basis liggen van deze mislukking
waren het ontbreken van een focus op de specifieke kenmerken van de provincie en het niet voe-
ren van acties. Om dan tot de kernwaarden van de provincie te komen werd een bureau ingescha-
keld die het DNA van de provincie heeft onderzocht. In samenwerking met bedrijven die gevestigd
zijn in de provincie, is tot een lijst gekomen van uniek kenmerken voor de provincie. Reden om
samen te werken met bedrijven is dat bij bedrijven de drempel lager ligt om mee te werken dank-
zij een ruilovereenkomst. Een voorwaarde was wel dat de werknemers ook inwoners van de pro-
vincie waren. Al de gevonden waarden werden samen op een bord geplakt om dan uiteindelijk
een selectie te gaan maken. De waarden werden samengevat in een provincieboek dat beschik-
baar werd gesteld voor alle inwoners.
In de subregiowerking geen schrik van een sterkere concurrentie van de gemeenten
in de provincie
Het werken met waarden als identiteit van een provincie maakt het onvermijdelijk dat er een link
wordt gelegd naar gemeenten. Volgens mevrouw Slabekoorn is dit echter een sterkte doordat de
kernwaarden de linking pin gaan vormen en een verbinding maken met de gemeenten. De truc
bestaat er volgens mevrouw Slabekoorn in om kenmerken als uniek te gaan communiceren, bij-
voorbeeld een glasproduct van de provincie die levert aan verschillende landen: Zeeland, klein
maar groot in ons doen.
Zeeland heeft zelf hulp geboden aan verschillende gemeenten om hun eigen DNA te ontwikkelen.
Om tot de waarden van de gemeenten te komen is op dezelfde manier te werk gegaan als bij het
vinden van de waarden voor de provincie.
Van belang is een geïntegreerde aanpak waarbij de provincie Zeeland als gelukstreffer had dat de
gemeenten nog niet ver stonden in de ontwikkeling van hun DNA. Deze ‘good to be true story’ kan
mede mogelijk worden gemaakt door het feit dat de provincie niet veel inwoners telt.
32
Identiteit communiceren naar de buitenwereld
Een manier waarop de provincie Zeeland haar identi-
teit heeft gecommuniceerd, is door het gebruik ma-
ken van citaten in folders en boeken over de provin-
cie. De provincie heeft ook het zetje ontwikkeld (zie
foto). Echt waar slaat op ‘ik ben trots op de provincie,
echt waar’. De inwoners van de provincie nemen ook
zelf initiatieven om de identiteit van de provincie duidelijk te profileren. Zo is er al een zeep en een
taart gemaakt in de vorm van de Zeeuwse knoop. Er is hier sprake van een sneeuwbaleffect waar-
bij verschillende inwoners beurtelings initiatieven opstarten. Ook gaat de provincie werken met
haar eigen kleuren en is er een promotie site waarop mensen tips kunnen vinden hoe ze de identi-
teit kunnen uitdragen.
De communicatiedienst van de provincie heeft dus bewust voor bepaalde identiteitselementen
gekozen, er zit echt een strategie achter. Er werd niet gekozen voor één iets dat eruit springt als
identiteitskenmerk, het DNA neemt verschillende gedaanten aan. Er is dan ook volgens mevrouw
Slabekoorn zoveel in iedere provincie te vinden en mogen provincies zich dus niet te gefocust op-
stellen. Het verzamelen van het DNA wordt bij de communicatiedienst jutten genoemd waarbij het
op neerkomt om zoveel mogelijk informatie, trefwoorden van mensen los te krijgen en die mee te
nemen in de identiteit.
4.4 Tweede kwalitatieve fase: Studie naar de werkelijke en de ge-
wenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen
De studie van de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen is gebaseerd op het regiomarketing-
plan en het merkpaspoort van de provincie Oost-Vlaanderen. In het regiomarketingplan ontbreekt
een onderverdeling van de identiteit naar de werkelijke en de gewenste identiteit. Diensthoofd
van de communicatie, mevrouw Clément heeft daarom hiertoe nadere toelichting gegeven. Ook
het bijwonen van de vergaderingen en het volgen van de rondleiding in het provinciehuis hebben
bijdragen tot het in kaart brengen van de identiteit van de provincie.
33
Die identiteit is tot stand gekomen na een interne bestuursoefening waarbij de sterke punten van
de provincie werden geanalyseerd en de waarden van de provincie werden gedefinieerd.
Deze kwalitatieve studie dient uiteindelijk bij te dragen aan de deelonderzoeksvraag “Welke is de
werkelijke en de gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?” die deelt uitmaakt van de
eerste onderzoeksvraag “Welke is de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?”.
4.4.1 Werkelijke identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen
Provincie Oost-Vlaanderen: actief op welk domein?
De provincie is een belangrijk knooppunt in een genetwerkte samenleving, ten dienste van ieder-
een.
Kernwaarden en waarden van de provincie
In mei 2008 werden de missie, waarden en kernwaarden door de deputatie goedgekeurd. Kern-
waarden van de provincie Oost-Vlaanderen zijn betrokken en vooruitstrevend. De baseline van de
provincie voor ieder van ons zit verwerkt in de waarde voor iedereen.
De 67 versies van het oude logo werden allemaal verwijderd en bovenstaande vormde de basis
voor de visuele uitwerking van het logo en de huisstijl van de provincie:
Vroeger had elke dienst zijn eigen logo wat ervoor zorgde dat er geen herkenbaar symbool was
waarmee de provincie werd vereenzelvigd. Met dit logo wil de provincie elke provinciale dienst
duidelijk naar buiten laten treden zodat mensen weten waar de provincie voor staat en wat ze
doet.
Andere waarden van de provincie zijn gepassioneerd, trots, innovatief/vernieuwend, aandacht
voor traditie, kwaliteitsvol, duurzaam en warm.
34
Merkpersoonlijkheid: hoe ziet het merk provincie Oost-Vlaanderen eruit en hoe gedraagt het zich?
Stimulerend
Levenskrachtig
Open
Betrokken
Verbindend
Producten in vijf functiegebieden
De provincie Oost-Vlaanderen kan beschouwd worden als een producent die een aantal producten
op de markt brengt die volgende functies hebben: wonen, werken, recreatie, opleiding en zorg.
Het is op die vlakken dat er op niveau van citymarketing geconcurreerd wordt en niet op provinci-
aal niveau. Het is namelijk niet evident om op provinciaal niveau bijvoorbeeld een woonbeleid
voor alle inwoners op te stellen. Dit zijn eerder taken van de regio’s. De faciliteiten op de vijf func-
tiegebieden worden aangeboden aan de bewoners, bedrijven en bezoekers.
Kerncompetenties: houdbare en verdedigbare (toekomstige en huidige) sterktes en opportuniteiten
zoals weergegeven door verschillende stakeholders
Samen met de vier speerpunten (die verder worden uitgelegd) is de provincie op deze punten
sterk:
Belangrijke centrale ligging, mobiliteitsknooppunt, mooie combinatie van platteland en ste-
den, sterk uitgebouwde infrastructuur.
Sterk sociaal-economisch weefsel: sterk onderwijs, uitgebalanceerde solidariteit, sterke en
uitgebalanceerde arbeidsmarkt (zowel op vlak van vraag als aanbod).
Sterk in de sector van welzijn, gezondheid en zorg.
Kennis provincie (meer dan alleen een sterk onderwijssysteem).
Middelen en de positie om initiatieven te stimuleren, te ondersteunen, te faciliteren en te ver-
sterken. De provincie staat voor een efficiënt bestuur: efficiënte inzet van middelen, slimme
keuze van projecten en initiatieven.
Provincie en haar inwoners hebben een open karakter, staan open voor alle externe invloeden
en gebruikt deze als differentiator.
35
Oost-Vlamingen werken hard, staan met beide voeten op de grond en genieten van het leven.
De merkvisie van de provincie Oost-Vlaanderen: bestaansreden van het merk
Mensen samen te brengen en te stimuleren opdat ze het beste uit zichzelf kunnen halen.
Visievorming
Met de goedkeuring van de deputatie werd beslist om de provincie te profileren en te ontwikkelen
op de speerpunten fiets- en wielerprovincie, kennis en innovatie, kunst en cultuur en water. Op
deze punten is de provincie onderscheidend van andere provincies en kan het een eigen onder-
scheidend beleid voeren. Het zijn ook deze speerpunten die de basis vormen voor de identiteit van
de provincie en zullen ontwikkeld worden voor de eigen inwoners en de niet-Oost-Vlamingen. Be-
doeling is dat de provincie wordt gezien als innovatieve provincie, fiets- en wielerprovincie, water-
rijke provincie en als cultuurprovincie. Nu wordt dieper ingegaan op de speerpunten met verdui-
delijking waarom de provincie hier in sterk is.
Fiets- en wielerprovincie
Binnen dit speerpunt zijn er drie dimensies te onderscheiden namelijk wielerprovincie, fietsprovin-
cie en mountainbikeprovincie.
Provincie Oost-Vlaanderen als wielerprovincie wordt gemotiveerd vanuit het standpunt dat de
belangrijkste wielerwedstrijden over Oost-Vlaams grondgebied lopen zoals Omloop Nieuwsblad en
de Ronde van de Vlaanderen. Ook was de provincie drijvende kracht achter de oprichting van het
Centrum Ronde van Vlaanderen. Door Oost-Vlaanderen als wielerprovincie te positioneren moet
het Oost-Vlaamse gevoel bij de Oost-Vlaamse wielerliefhebbers worden opgeroepen. Om dit te
bereiken onderneemt de provincie drie acties: het sponsoren van wielerwedstrijden, de Vlaamse
Ardennen positioneren als ideaal trainingsgebied en een Oost-Vlaamse wieleroutfit uitbrengen.
Communicatiemiddelen die hier worden gebruikt zijn Peter Van Petegem als gezicht van het pro-
ject, Facebookpagina, AVS en TVOost, samenwerking met centrum Ronde Van Vlaanderen en Toe-
risme Vlaamse Ardennen en ten slotte het toepassen van de gebruikelijke communicatiekanalen.
Daarnaast dient de provincie Oost-Vlaanderen te worden gepositioneerd als fietsprovincie naar de
eigen inwoners, rest van Vlaanderen en het buitenland. Dit door op recreatief gebied fietsknoop-
punten uit te bouwen en digitaal fietsen aan te bieden met bijhorende fietsroute. Op functioneel
36
niveau gaat de provincie fietspaden op lange afstand uitbouwen, subsidies geven voor het aanleg-
gen van fietspaden en instaan voor de bewegwijzering.
Ten slotte heeft de provincie ook de ambitie om het paradijs te zijn voor mountainbikers van de
eigen provincie en de rest van Vlaanderen. Middelen hiertoe zijn het aanleggen van een moun-
tainbikeroutenetwerk over de ganse provincie en de uitgave van een MTB-kalender.
Provincie van kennis en innovatie
Oost-Vlaanderen is de grootste studentenprovincie in Vlaanderen. Daarnaast gaat de provincie
samen met stad Gent en Universiteit Gent investeren in innovatie en er is de aanwezigheid van
innovatieve bedrijven, spin offs enzovoort. Dit speerpunt werd inhoudelijk door het economisch
regiomarketingplan verder uitgewerkt tot twee dimensies. De eerste dimensie is dat de provincie
Oost-Vlaanderen een sterke regio is op vlak van kennis en innovatie door aanwezigheid van ken-
niscentra, incubatiecentra en innovatieve bedrijven (wegens stimulerend klimaat). De tweede di-
mensie slaat op de sterke aanwezigheid van sectoren als Biotechnologie, ICT en chemie in de pro-
vincie. Andere gebieden die tot het speerpunt behoren zijn sierteelt en kunst en cultuur (museum
Huis van Alijn en Dr. Guislain).
De provincie wil hiermee jongeren en bedrijven aantrekken. Een probleem is echter dat de stad
Gent zich ook hierop positioneert. Vanuit marketingoogpunt is het belangrijk dat de provincie een
eigen stimulerend beleid voert om de provincie als kennis en innovatie provincie op de kaart zet
maar voor een opvallende actie is het echter goed om samen te werken met de Universiteit Gent
en met stad Gent.
Cultuurprovincie
Samen met de trekpleister Gent heeft de provincie de mogelijkheid om op lokaal en internationaal
niveau een divers cultuuraanbod te leveren. Dit speerpunt gaat over mensen, dingen en verhalen
en omvat vier dimensies.
Een eerste dimensie is het Lam Gods, hét topstuk van Vlaanderen. Het bevindt zich in de kathe-
draal in Gent en de provincie wil het tot het collectieve bewustzijn van de Oost-Vlaming brengen.
37
Een tweede dimensie is het aanwezige gunstig klimaat voor de ontwikkeling van talent. Door de
Oost-Vlaamse mentaliteit van vrijheid en verdraagzaamheid kunnen er veel kunstenaars blijven.
Ook is het Oost-Vlaamse beleid gericht op het ‘kweken van talent’ door cultuurprijzen.
Een derde dimensie is het industrieel erfgoed met focus op textiel en molens. Op vlak van textiel
dienen bestaande losse initiatieven te worden samengebracht met innovatie. Op vlak van molens
is de provincie erg actief maar moet de provincie beter over communiceren. Wat betreft het on-
roerend erfgoed onderscheidt de provincie zich o.a. op het vlak van interbellumarchitectuur (Ron-
se, Sint-Niklaas, Gent). Als roerend erfgoed is er het Lam Gods, toonaangevende musea (Huis Van
Alijn, Dr. Guislain, SMAK) en het netwerk aan musea aan de Leiestreek. Op vlak van immaterieel
erfgoed is er de Fiertel in Ronse, de Krakelingen in Geraardsbergen, het carnaval in Aalst, Ros Bei-
aard in Dendermonde en de jaarmarkt in Sint-Lievens-Houtem. Verder blijken vele gerenommeer-
de kunstenaars ook afkomstig te zijn van de provincie of er te wonen. Ook kunnen studenten er
terecht voor befaamde kunstopleidingen en vinden er belangrijke kunstfestivals in de provincie
plaats.
De vierde dimensie is ten slotte het immaterieel erfgoed met focus op evenementen en dialecten.
De verschillende tradities die provincie kent als Aalst carnaval en Ros Beiaard kleuren het leven
van de Oost-Vlaming. Die tradities en talrijke dialecten zorgen ervoor dat de mensen zich thuis
voelen en zich deel voelen van de gemeenschap. En dat gemeenschapsgevoel, de cultuur waartoe
mensen behoren, wil de provincie in de verf zetten.
Water
Water is in de provincie alom tegenwoordig door het bezit van twee zeehavens, vier grote bevaar-
bare waterlopen en heel wat onbevaarbare waterlopen. Ook komt de waterproblematiek steeds
meer onder aandacht door enerzijds wateroverlast en anderzijds tekort aan drinkbaar water. Bin-
nen dit speerpunt zijn er drie dimensies te onderscheiden.
Een eerste dimensie is het waterbeleid wat betrekking heeft op de onbevaarbare waterwegen. De
twee aspecten die hierbij centraal staan zijn ecologie en veiligheid waarmee de provincie zich richt
naar de inwoners van de provincie. Er zijn echter nog geen acties ondernomen op dit vlak.
38
Een tweede dimensie is cultuurhistorisch waarbij verschillende speerpunten bij elkaar komen zoals
water en cultuur. De twee deelaspecten die hier te onderscheiden zijn watermolens en varend
erfgoed.
Een laatste dimensie is toeristisch waarbij de provincie zich met de bevaarbare waterwegen richt
op de georganiseerde boottochten en de booteigenaars. Ook hier zijn nog geen acties onderno-
men.
SWOT analyse voorlopig regiomarketingproces
Uit de SWOT analyse van het regiomarketingplan bleken onder andere volgende sterktes en zwak-
tes (enkel die opportuun zijn voor dit beleidsrapport worden vermeld):
Oost-Vlaanderen is als provincie en als één toeristisch product niet te vermarkten is. De
Oost-Vlaamse regio’s kunnen dit wel
De functie recreatie, waaronder ook cultuur valt, is het vooral de stad Gent die hiervan het
levendige voorbeeld is
Dat Oost-Vlaanderen met Gent de grootste studentenstad en studentenprovincie is, is niet
zozeer een verdienste van de provincie maar van de stad
Voor het speerpunt water zijn tot op heden nog geen acties geweest om dit speerpunt te
profileren
Uit deze SWOT analyse blijkt ondermeer dat de provincie grote concurrentie ondervindt van haar
grootstad Gent. In de analyses zal ook bekeken worden of voor kennis en cultuur significante ver-
schillen vast te stellen zijn voor deze regio.
4.4.2 Gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen
De gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen zijn de identiteitselementen waar de
provincie mee naar buiten wil treden en iets mee wil doen. Het is de identiteit zoals de provincie
wil gepercipieerd worden. De gewenste identiteit is door het provinciebestuur bepaald, gebaseerd
op de werkelijke identiteit van de provincie. De identiteitselementen die niet zijn opgenomen in
de gewenste identiteit maken wel deel uit van de werkelijke identiteit van de provincie maar het
zijn elementen waar de provincie niet actief promotie gaat rond voeren.
39
De gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen bevat volgende waarden:
Betrokken
vooruitstrevend
voor iedereen
stimulerend
levenskrachtig
open
betrokken
verbindend
Daarnaast behoren ook de vier speerpunten kunst en cultuur, fiets- en wielerprovincie, kennis en
en innovatie en veel water tot de gewenste identiteit van de provincie.
4.5 Derde kwantitatieve fase: Studie naar de identiteit van de provin-
cie en de betrokkenheid van de Oost-Vlamingen met de provincie
Enquêtes moeten bijdragen tot het formuleren van een antwoord op de onderzoeksvragen:
Onderzoeksvraag 1: Welke is de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
Welke is de gepercipieerde identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welke zijn de gepercipieerde waarden van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welke zijn de gepercipieerde speerpunten van de provincie Oost-Vlaanderen?
o Welk is het profiel van de respondenten met betrekking tot het percipiëren van de
waarden en de speerpunten als sterke punten van de provincie?
Is er een gap tussen de gepercipieerde identiteit en de gewenste identiteit
Onderzoeksvraag 2: Wat is de betrokkenheid van de inwoners met Oost-Vlaanderen?
Bestaat er een Oost-Vlaams provinciegevoel?
Zijn de inwoners trots om zich te uiten als een Oost-Vlaming?
Hoe is de betrokkenheid met de provincie in vergelijking met de regionale en de gemeente-
lijke betrokkenheid?
Welk is het profiel van de respondenten voor wat betreft de betrokkenheid met de provin-
cie?
40
4.5.1 Onderzoeksdesign
Voorwaarden om de enquête in te vullen waren:
Inwoner zijn van de provincie Oost-Vlaanderen
Een minimum leeftijd hebben van 18 jaar
Jongeren worden in deze fase uitgesloten omdat aangenomen wordt dat zij zich minder bewust
zijn van de identiteit van de provincie en bijgevolg een minder relevante doelgroep vormen.
Richtlijnen van mevrouw Julie Clément bij deze kwantitatieve fase waren de volgende:
Minimum 400 ingevulde enquêtes
Vragenlijst zo beperkt mogelijk houden
Uit de diepte-interviews bleek ook dat in onderzoeken die peilen naar gevoelens, waarden en
verbondenheid, het opportuun is om de vragenlijst zo beperkt mogelijk te houden om te vermij-
den dat respondenten tijdens het invullen van de enquête afhaken.
Omdat de enquête beperkt moest blijven, werden niet alle elementen van de werkelijke identiteit
bevraagd. Voor de opdrachtgever zijn dan ook vooral de onderzoeksresultaten met betrekking tot
het percipiëren van de werkelijke identiteit relevant. De kernwaarde vooruitstrevend werd niet
verwerkt in de enquête omdat dit kan worden verstaan onder de waarde levenskrachtig.
In totaal werden 730 enquêtes afgenomen en na data cleaning bleven er nog 589 over. De res-
pondenten werden gekozen aan de hand van een toevalssteekproef en dit op basis van zelfselec-
tie. De enquête werd op papier en online beschikbaar gesteld van 4 februari 2012 tot en met 30
maart 2012. Volgende opsomming zijn de kanalen die de verspreiding van de enquête mee moge-
lijk hebben gemaakt. Door de diversiteit aan kanalen werd een gevarieerde steekproef mogelijk.
De papieren versies konden worden ingevuld aan de balies van volgende provinciale domeinen:
Domein Puyenbroeck.
Domein De Gavers.
Domein Het Leen.
Het pac Het Zuid.
Provinciehuis.
41
Vermelding van de link naar thesistools (online):
Vermelding op de site, Facebookpagina en Twitterpagina van de provincie Oost-Vlaanderen.
Vermelding in de elektronische nieuwsbrief van de provincie Oost-Vlaanderen.
Vermelding in de elektronische nieuwsbrief VOKA.
Verstuurd naar alle adressen van de mailinglijst van de Oost-Vlaamse leden van de KAV.
Verstuurd naar alle adressen van de mailinglijst Markant provincie Oost-Vlaanderen.
Verstuurd naar alle adressen van de mailinglijst Mabizz provincie Oost-Vlaanderen.
Verstuurd naar de mailadressen van alle Oost-Vlaamse werknemers bij Partena ziekenfonds
en partner.
Verstuurd naar de mailadressen van alle communicatiemedewerkers Gemeentehuis Lede.
Verstuurd naar de mailadressen van alle communicatiemedewerkers Gemeente Berlare.
Verstuurd naar alle adressen van de mailinglijst gemeente Haaltert.
Vermeld op de site en nieuwsbrief van de gemeente Nazareth.
Vermeld op de site en de nieuwsbrief van de gemeente Ninove.
Na enkele pre-testen werd de enquête goedgekeurd door mevr. Clément, promotor prof. DR.
Cauberghe, dhr. Saelens en dhr. Van Keken.
In de enquête is gebruik gemaakt van Likertschalen, die worden beschreven als een ideale metho-
de om attitudes te meten (Pelsmacker & Van Kenhove, 2007). Er werd gekozen voor een 5-punts
Likertschaal gaande van helemaal niet tot heel sterk, of van helemaal niet mee akkoord tot hele-
maal mee akkoord. Aan de hand van die schalen wordt o.a. nagegaan in hoeverre de responden-
ten het eens zijn dat de werkelijke en de gewenste identiteitselementen van toepassing zijn op de
provincie Oost-Vlaanderen. Volgens Pelsmacker & Van Kenhove (2007) laten 5-punts-Likertschalen
het toe om de data als metrisch te beschouwen. Een 7-punts Likertschaal laat wel meer gedetail-
leerde onderzoeksresultaten toe maar werden in dit onderzoek niet gebruikt om de keuzemoge-
lijkheden te beperken en eenvoud te behouden.
De interne betrouwbaarheid van items die samen een construct meten werd nagegaan via Chron-
bach’s alpha. De extra analyses zijn hiervan terug te vinden in bijlage.
42
Een korte toelichting over dit onderzoek werd voorzien in het begin van de enquête om respon-
denten zo correct mogelijk te begeleiden. Wel werd er vaag iets gezegd over het onderwerp van
dit onderzoek om te vermijden dat er subjectieve antwoorden worden gegeven.
De enquête werd elektronisch verspreid met behulp van de online dienst thesistools. Een voordeel
van deze tool is dat antwoorden onmiddellijk worden gestuurd naar het account. Zo kan met deze
real-time data elk uur worden bijgehouden hoeveel respondenten de enquête al hebben ingevuld.
Een tweede voordeel is dat met thesistools tussentijdse rapporten kunnen worden geraadpleegd.
Zo kan worden ingegrepen indien er moeilijkheden opduiken. Een derde belangrijk voordeel is dat
de omzetting van de gegevens in thesistools naar SPSS erg vlot verloopt waarbij minimale aanpas-
singen moeten worden aangebracht.
Een nadeel verbonden aan online enquêtes is dat er geen begeleiding van de respondent kan wor-
den voorzien. Er kon dus niet om verdere uitleg worden gevraagd maar onduidelijkheden werden
zoveel mogelijk verholpen door het uitvoeren van enkele pre-testen (Billiet & Waege, 2010).
Voor de analyse van de onderzoeksresultaten werd gebruik gemaakt van het programma Statisti-
cal Package for Social Sciences. Met SPSS werden de gegevens ingeput, via data cleaning gecontro-
leerd en ten slotte geanalyseerd.
De frequentietabellen en extra analyses zijn terug te vinden in bijlage.
5.1 Analyse steekproef
De enquête werd ingevuld door 223 mannen en 366 vrouwen. We merken hier dus een oververte-
genwoordiging van vrouwen. De gemiddelde leeftijd ligt op 43 jaar (SD= 13.086) met een mini-
mum leeftijd van 18 jaar en maximum leeftijd van 75 jaar. Wat betreft opleiding hebben de mees-
te respondenten hoger secundair onderwijs gevolgd. 77% van de respondenten zijn zowel geboren
als opgegroeid in Oost-Vlaanderen. Het aantal respondenten dat niet is geboren en niet is opge-
groeid in de provincie bedraagt 14%. Meest voorkomende reden om te verhuizen naar de provin-
5 Resultaten
43
cie zijn het werk en er blijven hangen nadat de studies werden afgerond. Slechts vijf respondenten
zijn verhuisd omwille van de mogelijkheden die de provincie biedt.
Wanneer we kijken naar geografische spreiding, is de grootste groep respondenten afkomstig uit
Scheldeland, de kleinste groep uit de Leiestreek. Wat betreft de gemeente, komen de meeste res-
pondenten (8,8%) uit Gent.
Aantal respondenten uit de regio’s Frequency Percent
Gent 101 17,1
Leiestreek 43 7,3
Waasland 96 16,3
Vlaamse Ardennen 84 14,3
Meetjesland 89 15,1
Scheldeland 176 29,9
5.2 Toetsing van de onderzoeksvragen
Onderzoeksvraag 1: Welke is de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen?
Deelonderzoeksvraag 1.2: Welke is de gepercipieerde identiteit van de provincie Oost-
Vlaanderen?
1.2.1: Welke zijn de gepercipieerde waarden van de provincie Oost-Vlaanderen?
Overzicht
0
50
100
150
200
250
300
350
400 In aantal
Helemaal niet
Eerder niet
Neutraal
Eerder wel
Heel sterk
44
De gemiddelden liggen bij alle waarden tussen de 3.3 en de 3.7 op de 5-punts Likertschaal van
akkoord gaan. Dit betekent dat de respondenten gemiddeld wel akkoord gaan dat de waarden van
toepassing zijn op de provincie Oost-Vlaanderen. De standaardafwijking bij de waarde voor ieder-
een (SD= .58867) en de waarde kwaliteitsvol (SD= .54722) liggen het laagste, daar wijken de ant-
woorden dus het minst af van het gemiddelde. Bij de waarden innoverend/vernieuwend (SD=
.88786), creatief (SD= .85607) en warm (SD= .83834) is de standaardafwijking het grootste en wij-
ken de antwoorden meer af van het gemiddelde.
Om een duidelijk overzicht te bieden van de waarden die wel en niet van toepassing worden ge-
percipieerd worden de antwoordcategorieën via de recode into different toets samengevoegd tot
wel en niet. Antwoordcategorie neutraal wordt buiten beschouwing gelaten gezien dit maar be-
perkte analyses levert.
Waarde Mean Std. Deviation Waarde Mean Std. Deviation
Voor iedereen 3.6910 .58867 Duurzaam 3.5263 .73174
Levenskrachtig 3.6231 .62314 Betrokken 3.4312 .81490
Samenwerken 3.5331 .69752 Warm 3.4177 .83834
Levenslustig 3.6010 .68168 Verbindend 3.3396 .80821
Stimulerend 3.5195 .73195 Innoverend/
Vernieuwend 3.3854 .88786
Traditie 3.6520 .68716 Creatief 3.4143 .85607
Kwaliteitsvol 3.7301 .54722 Open 3.4890 .82394
45
Waarden wel en niet toepasselijk gepercipieerd op de provincie Oost-Vlaanderen
Dat gemiddeld meer respondenten de waarden wel toepasselijk vinden op de provincie Oost-
Vlaanderen wordt in deze grafiek duidelijk bevestigd. De populairste waarden zijn kwaliteitsvol,
traditie en voor iedereen. Wat betreft de waarden die niet toepasselijk worden gezien op de pro-
vincie, ligt het aantal respondenten steeds onder de 10% met een minimum respondenten bij de
waarden kwaliteitsvol en voor iedereen en een maximum aantal respondenten bij de waarde inno-
vatief/vernieuwend. Om duidelijk in kaart te brengen welke de waarden zijn die enkel tot de ge-
wenste identiteit behoren en welke waarden enkel tot de werkelijke identiteit, wordt hier de vol-
gende onderverdeling gemaakt:
Gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen
De eerste kernwaarde van de provincie betrokken wordt slechts door een kleine 50% van de res-
pondenten als wel toepasselijk gezien op de provincie. Enkel de waarde verbindend wordt nog
door minder respondenten als wel toepasselijk gezien. In vergelijking met de andere waarden, is
bij deze kernwaarde ook een groter aantal respondenten vast te stellen die van mening is dat deze
waarde niet toepasselijk is op de provincie. Deze resultaten duiden dus aan dat deze kernwaarde
als minder toepasselijk op de provincie wordt gezien. De andere kernwaarde vooruitstrevend, die
verwerkt zit in de waarde levenskrachtig, scoort duidelijk beter. Zo vindt de meerderheid van de
respondenten (65%) deze waarde wel toepasselijk op de provincie, dit tegenover een verwaar-
loosbaar aantal die meent dat deze waarde niet van toepassing is op de provincie.
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90 in %
Niet
Wel
46
De baseline van de provincie voor iedereen wordt door meer dan 70% van de respondenten als
toepasselijk bevonden op de provincie. De hoge piek die deze waarde haalt, toont aan dat deze
waarde als één van de beste waarden wordt gepercipieerd. Slechts enkele zijn van oordeel dat
deze waarde niet toepasselijk is.
Zoals eerder aangehaald scoort de waarde verbindend minder goed gezien niet de helft van de
respondenten dit als wel toepasselijk percipieert op de provincie. Ook is in vergelijking met de
andere waarden, er een hoger aantal respondenten vast te stellen die menen dat deze waarde
niet van toepassing is op de provincie.
De resterende waarden open en stimulerend worden door iets meer dan 60% van de responden-
ten als toepasselijk gezien. Deze waarden scoren niet slecht maar halen ook geen topscores.
De werkelijke identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen
Een piek is vast te stellen bij de waarde kwaliteitsvol die door een maximum aantal respondenten
als toepasselijk wordt gezien op de provincie. Ook de waarden aandacht voor traditie, levenslustig
en samenwerken zijn populair.
De resterende waarden duurzaam, warm en innovatief/vernieuwend worden door minder res-
pondenten als toepasselijk bevonden op de provincie. Dit is echter geen probleem gezien deze
waarden enkel deel uitmaken van de werkelijke identiteit en geen waarden zijn waarop de provin-
cie zich actief op gaat profileren.
Conclusie
In het regiomarketingplan zijn de juiste waarden gekozen als deel van de werkelijke en gewenste
identiteit van de provincie. Deze worden namelijk door de meeste respondenten als waarden van
de provincie gepercipieerd. De provincie dient wel de gewenste identiteit te versterken zodat de
respondenten duidelijker een onderscheid maken met die waarden. Hierbij dient een focus te
worden gelegd op de waarden betrokken en verbindend. De waarden levenskrachtig (vooruitstre-
vend), voor iedereen, open en stimulerend scoren wel goed.
47
1.2.2: Welke zijn de gepercipieerde speerpunten van de provincie Oost-Vlaanderen?
Om te vermijden dat respondenten lukraak een antwoord formuleren en hun focus blijven behou-
den werden ook elementen uit het schema Strategische place branding elementen van Govers en
Go verwerkt in de vraag. Dit laat ook toe om inzicht te krijgen in mogelijk nieuwe sterke punten
van de provincie.
Overzicht
Mean Std. Deviation Mean Std. Deviation
Locatie 4.03 .765 Tradities 3.65 .895
Geschiedenis 3.76 .813 Kunst en cultuur 3.95 .827
Symbolen 3.22 .824 Mentaliteit 3.71 .891
Evenementen 3.88 .851 Sterk onderwijs 4.03 .750
Streekproduct 4.02 .795 Sterke arbeidsmarkt 3.65 .796
Dialect 3.51 1.028 Kennis en innovatie 3.72 .721
Voorzieningen 3.89 .743 Sterk aanbod fiets- en
wielerpaden 3.59 1.009
Veel water 3.54 .849
0
10
20
30
40
50
60 In %
Helemaal niet
Eerder niet
Neutraal
Eerder wel
Heel sterk
48
Een eerste conclusie is dat alle bevraagde speerpunten een gemiddelde score halen tussen de 3.22
en 4.03 op de 5-punts Likertschaal van akkoord gaan. Dit betekent dat zowel de speerpunten van
de gewenste identiteit, van de werkelijke identiteit alsook de elementen uit het schema van
Govers en Go als wel toepasselijk worden gezien op de provincie. Bij analyse van de grafiek is een
piek vast te stellen bij de symbolen van de provincie, waarover de meeste respondenten een neu-
trale mening hebben. Een tweede piek is vast te stellen bij het speerpunt sterk aanbod van fiets-
en wielerpaden waarbij een maximum aantal respondenten van mening is dat dit eerder niet een
sterk punt van de provincie is.
Om de onderzoeksresultaten duidelijk in kaart te brengen wordt ook hier via de recode into diffe-
rent functie de antwoordcategorieën samengevoegd tot wel en niet toepasselijk percipiëren. Re-
sultaten worden opnieuw apart besproken naar speerpunten die enkel tot de gewenste identiteit
behoren, enkel tot de werkelijke identiteit van de provincie en de elementen uit het schema van
Govers en Go.
Het wel en niet percipiëren van de speerpunten als sterke punten van de provincie Oost-
Vlaanderen
Gewenste identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen
Het speerpunt kunst en cultuur wordt het meest als sterke speerpunt van de provincie gepercipi-
eerd. Ook het speerpunt kennis en innovatie scoort goed met iets meer dan 60% respondenten die
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90 In %
Niet
Wel
49
dit als een sterk punt van de provincie zien. Bij beide speerpunten zijn het aantal respondenten die
dit niet als sterke punten van de provincie zien minimaal, wat een bevestiging is dat beide duidelijk
als sterke punten van de provincie worden gepercipieerd. De speerpunten fiets- en wielerpaden en
veel water worden door minder respondenten als sterke punten van de provincie beschouwd in
vergelijking met de vorige twee speerpunten. Er zijn namelijk enerzijds minder respondenten dit
wel als sterke punten van de provincie beschouwen en anderzijds zijn er meer respondenten vast
te stellen die dit niet als sterke punten van de provincie percipiëren.
De werkelijke identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen
De hoogste pieken zijn vast te stellen bij de locatie, evenementen, sterk onderwijs en voorzienin-
gen in welzijn, gezondheid en zorg. Deze worden dus door meer respondenten als sterke punten
van de provincie gezien. De laatste drie elementen zijn producten die de provincie aanbiedt name-
lijk opleiding (sterk onderwijs), recreatie (evenementen) zorg (voorzieningen). Locatie is een kern-
competentie vooropgesteld in het merkpaspoort. De Oost-Vlaamse mentaliteit en sterke arbeids-
markt scoren eerder middelmatig in vergelijking met de andere. Het dialect dat in het regiomarke-
tingplan werd vooropgesteld als het bindmiddel dat ervoor zorgt dat mensen zich thuis voelen in
de provincie, wordt door heel wat minder respondenten gezien als een sterk punt van de provin-
cie.
Elementen uit het schema Strategische place branding elementen van Govers en Go
Streekproducten zouden mogelijk ook tot de werkelijke identiteit van de provincie Oost-
Vlaanderen behoren gezien de piek van respondenten die dit als sterk punt van de provincie zien.
De geschiedenis scoort eerder middelmatig, de symbolen en de tradities het slechts.
Conclusie
Alle speerpunten worden gemiddeld als wel sterke punten van de provincie beschouwd. We kun-
nen dus ook hier concluderen dat de juiste identiteitselementen werden gekozen als onderdeel
van de gewenste en de werkelijke identiteit. Wat betreft de gewenste identiteit is het sterkste
speerpunt kunst en cultuur, het speerpunt kennis en innovatie scoort ook goed maar de speerpun-
ten sterk aanbod van fiets-en wielerpaden en veel water worden door minder respondenten als
sterke punten van de provincie gepercipieerd.
50
Er kan wel niet worden geconcludeerd dat de vier speerpunten van de gewenste identiteit opval-
lend als sterkere punten worden gezien van de provincie in vergelijking met de andere elementen.
Zo worden de streekproducten van de provincie ook als een erg sterk punt van de provincie be-
schouwd terwijl dit geen deel uitmaakt van de werkelijke en de gewenste identiteit van de provin-
cie. Ook hier dient er dus een focus te zijn op de versterking van de gewenste identiteit.
1.2.3: Welk is het profiel van de respondenten met betrekking tot het percipiëren van de waarden
en de speerpunten als sterke punten van de provincie?
Analyses worden hier beperkt tot de persoonlijkheidskenmerken waarvoor een significant verband
is vast te stellen met een bepaalde waarde of speerpunt. Ter vervollediging wordt wel per signifi-
cant gevonden verband de p-waarden met de andere waarden en speerpunten vermeld.
1.2.3.1: Significant verband tussen het geslacht en de waarden betrokken, warm en verbindend
Overzicht van alle p-waarden:
Gezien het significantieniveau bij iedere waarde boven het aanvaardbare niveau van .005 ligt,
moet bij deze T-test telkens de lijn van equal variances assumed worden geïnterpreteerd:
Waarden Equal variances assumed Sig. T Sig. (2-tailed)
Voor iedereen Equal variances assumed .307 -1.486 .138
Levenskrachtig Equal variances assumed .852 -1.337 .182
Samenwerken Equal variances assumed .236 -1.536 .125
Levenslustig Equal variances assumed .331 -.932 .352
Stimulerend Equal variances assumed .623 -.566 .571
Aandacht voor traditie Equal variances assumed .783 1.263 .207
Kwaliteitsvol Equal variances assumed .173 -.531 .596
Duurzaam Equal variances assumed .708 -1.732 .084
Betrokken Equal variances assumed .147 -2.492 .013
51
Warm Equal variances assumed .912 -2.135 .033
Verbindend Equal variances assumed .437 -2.138 .033
Innovatief/Vernieuwend Equal variances assumed .794 -1.362 .174
Creatief Equal variances assumed .357 -1.138 .256
Open Equal variances assumed .682 -.545 .586
Bovenstaande geeft aan dat er significante verschillen vast te stellen zijn voor de waarden betrok-
ken, warm en verbindend:
Waarden Geslacht N Mean
Betrokken Man 223 3.48
Vrouw 366 3.65
Warm Man 223 3.52
Vrouw 366 3.66
Verbindend Man 223 3.42
Vrouw 366 3.56
Vrouwen percipiëren de waarden betrokken, warm en verbindend als toepasselijker op de provin-
cie.
52
1.2.3.2: Significant verband tussen de leeftijd en het percipiëren van de speerpunten geschiedenis,
streekproducten, tradities, kunst en cultuur, sterk onderwijs en voorzieningen als sterke punten van
de provincie
Overzicht p-waarden:
Waarde
De locatie van de provincie Pearson Correlation -.021
Sig. (2-tailed) .609
De geschiedenis van de provincie Pearson Correlation .107
Sig. (2-tailed) .009
De symbolen van de provincie Pearson Correlation .046
Sig. (2-tailed) .264
Evenementen van de provincie Pearson Correlation -.037
Sig. (2-tailed) .372
Streekproducten van de provincie Pearson Correlation .088
Sig. (2-tailed) .033
Het Oost-Vlaamse dialect Pearson Correlation .020
Sig. (2-tailed) .626
De Oost-Vlaamse tradities Pearson Correlation .089
Sig. (2-tailed) .030
Kunst en cultuur Pearson Correlation .229
Sig. (2-tailed) .000
53
Mentaliteit van de Oost-Vlamingen Pearson Correlation -.037
Sig. (2-tailed) .364
Sterk onderwijs Pearson Correlation .137
Sig. (2-tailed) .001
De sterke arbeidsmarkt Pearson Correlation .035
Sig. (2-tailed) .395
Kennis en innovatie Pearson Correlation .064
Sig. (2-tailed) .120
Voorzieningen in welzijn, gezond-
heid en zorg Pearson Correlation .108
Sig. (2-tailed) .008
Sterk aanbod van fiets en wielerpa-
den Pearson Correlation .005
Sig. (2-tailed) .912
Veel water Pearson Correlation .059
Sig. (2-tailed) .154
Voor de geschiedenis, streekproducten, tradities, kunst en cultuur, sterk onderwijs en voorzienin-
gen zijn er significante verbanden vast te stellen met de leeftijd. De correlaties betreffen telkens
een significant zwak verband. Het toepasselijk vinden van bijvoorbeeld het speerpunt kunst en
cultuur op de provincie correleert licht positief met de leeftijd. Hoe ouder de bevraagde Oost-
Vlamingen zijn, hoe meer dit speerpunt als toepasselijk wordt gezien op de provincie.
54
1.2.3.3: Significant verband tussen de periode dat de bevraagde inwoners in de provincie wonen en
het toepasselijk percipiëren van de waarde open
Overzicht p-waarden:
Sum of squares df Mean square
F P
Open Between Groups Within Groups
6,282 370,347
3 585
2.094 .648
3.229 .022
Na uitvoering van Anova test is een significant verband vast te stellen voor de waarde open en de
periode dat de respondenten in de provincie wonen. Via plotanalyse gaan we na welke groepen
voor deze waarde significant verschillen:
Waarde p Waarde p
Voor iedereen .643 Duurzaam .466
Levenskrachtig .727 Betrokken .734
Samenwerken .382 Warm .789
Levenslustig .740 Verbindend .844
Stimulerend .831 Innova-
tief/vernieuwend .303
Aandacht voor traditie .602 Creatief .213
Kwaliteitsvol .725 Open .022
55
Er is een significant verschil op niveau .1 (p= .058) tussen respondenten die twee jaar of minder in
de provincie wonen en mensen die er meer dan 10 jaar wonen. Respondenten die langer dan 10
jaar in de provincie wonen, gaan gemiddeld de waarde open als toepasselijker percipiëren (Mean
= 3.70) op de provincie in vergelijking met respondenten die er twee jaar of minder wonen (Me-
an= 2.86). De resterende groepen die voor deze waarde niet significant verschillen zijn:
Periode in de provincie wonen Verschilt niet significant van de volgende
groepen die er deze periode wonen P
Tussen 0 en 2 jaar Tussen 2 en 5 jaar .996
Tussen 5 en 10 jaar .216
Tussen 2 en 5 jaar Tussen 0 en 2 jaar .996
Tussen 5 en 10 jaar .649
Meer dan 10 jaar .526
56
Tussen 5 en 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar .216
Tussen 2 en 5 jaar .649
Meer dan 10 jaar .526
Tussen 5 en 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar .216
Tussen 2 en 5 jaar .649
Meer dan 10 jaar .999
Meer dan 10 jaar Tussen 2 en 5 jaar .526
Tussen 2 en 5 jaar .526
Tussen 5 en 10 jaar .999
1.2.3.4: Significant verband tussen de periode dat de respondenten in de provincie wonen en het
percipiëren van de Oost-Vlaamse mentaliteit als een sterk punt van de provincie
Overzicht p-waarden:
Speerpunt p
De locatie van de provincie .935
De geschiedenis van de provincie .743
Symbolen van de provincie .083
Evenementen van de provincie .610
Streekproducten van de provincie .197
Het Oost-Vlaamse dialect .273
De Oost-Vlaamse tradities .232
Kunst en cultuur .424
57
Mentaliteit van de Oost-Vlamingen .043
Sterk onderwijs .191
De sterke arbeidsmarkt .480
Kennis en innovatie .516
Voorzieningen in welzijn, gezondheid en
zorg .327
Sterk aanbod fiets en wielerpaden .638
Veel water .460
Sum of squares df Mean square
F P
Mentaliteit Between Groups Within Groups
6,473 460,460
3 585
2.158 .787
2.741 .043
Na het uitvoeren van een Anova test is een significant verband vast te stellen voor de mentaliteit
van de Oost-Vlamingen en de periode dat de respondenten in de provincie wonen. Wanneer we
verder kijken welke groepen significant verschillen, dan is een significant verschil te merken op
niveau .1 tussen volgende groepen:
Periode dat respondent in de provincie
woont
Verschilt significant met de volgende groepen
die langer dan 5 jaar in de provincie wonen p
Tussen 2 en 5 jaar er wonen Tussen 5 en 10 jaar er wonen .078
Meer dan 10 jaar er wonen .064
De respondenten die tussen de 2 en de 5 jaar in de provincie wonen, gaan de mentaliteit van de
Oost-Vlamingen het minst als een sterk punt van de provincie beschouwen (Mean = 2.33). De res-
pondenten die tussen de 5 en 10 jaar in de provincie wonen, hebben namelijk een gemiddelde op
58
de 5-punts Likertschaal van 3.83 en de respondenten die er meer dan 10 jaar wonen, een gemid-
delde van 3.72 op de 5-punts Likertschaal.
De p-waarden van de groepen die niet significant van elkaar verschillen voor dit speerpunt zijn:
Periode dat respondent in de provincie
woont
Verschilt niet significant met de volgende
groepen p
Tussen 0 en 2 jaar Tussen 2 en 5 jaar .363
Tussen 5 en 10 jaar .821
Meer dan 10 jaar .863
Tussen 2 en 5 jaar Tussen 0 en 2 jaar .363
Tussen 5 en 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar .821
Meer dan 10 jaar .979
Meer dan 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar .863
Tussen 5 en 10 jaar .979
1.2.3.5: Significante verbanden tussen de regio waar de respondenten afkomstig zijn en het perci-
piëren van de waarden samenwerken en stimulerend
Overzicht p-waarden:
Waarden p Waarden p
Voor iedereen .771 Duurzaam .798
Levenskrachtig .427 Betrokken .275
Samenwerken .022 Warm .454
Levenslustig .432 Verbindend .437
Stimulerend .033 Innovatief/vernieuwend .592
59
Aandacht voor traditie .905 Creatief .685
Kwaliteitsvol .397 Open .632
Sum of squares df Mean square
F P
Samenwerken Between Groups Within Groups
7,129 313,390
5 583
1.426 .538
2.652 .022
Stimulerend Between Groups Within Groups
7,086 339,512
5 583
1.417 .582
2.434 .034
Uit de Anova test blijkt dat voor de waarde samenwerken en stimulerend significante verschillen
vast te stellen zijn. Om te weten welke regio’s op deze waarde significant verschillen wordt een
post hoc test en plotanalyse uitgevoerd:
Daaruit blijkt dat voor de waarde samenwerken respondenten uit de regio Waasland en Meetjes-
land enkel een significant verschil (p= .081) vertonen op het .1 niveau waarbij de Waaslandenaars
60
dit kenmerk als minder toepasselijk op de provincie zien (Mean = 3.45) dan de Meetjeslandenaars
(Mean= 3.79). De resterende regio’s verschillen niet significant van elkaar voor de waarde samen-
werken:
Regio Verschilt niet significant van volgende regio’s p
Gent Leiestreek .997
Waasland .268
Vlaamse Ardennen 1.000
Meetjesland .993
Scheldeland 1.000
Leiestreek Gent .997
Waasland .263
Vlaamse Ardennen .995
Meetjesland 1.000
Scheldeland .997
Waasland Gent .268
Leiestreek .263
Vlaamse Ardennen .371
Scheldeland .126
Vlaamse
Ardennen Gent 1.000
Leiestreek .995
Waasland .371
Meetjesland .989
61
Scheldeland 1.000
Meetjesland Gent .993
Leiestreek 1.000
Vlaamse Ardennen .989
Scheldeland .993
Scheldeland Gent 1.000
Leiestreek .997
Waasland .126
Vlaamse Ardennen 1.000
Meetjesland .993
Wanneer voor de waarde stimulerend geanalyseerd wordt welke regio’s op deze waarde signifi-
cant verschillen, blijkt dat hier geen verdere significante verbanden voor vast te stellen zijn:
Regio Verschilt niet significant van volgende regio’s p
Gent Leiestreek .997
Waasland .558
Vlaamse Ardennen .197
Meetjesland .978
Scheldeland .234
Leiestreek Gent .997
Waasland .490
Vlaamse Ardennen .593
Meetjesland .905
62
Scheldeland .272
Waasland Gent .558
Leiestreek .490
Vlaamse Ardennen 1.000
Meetjesland .955
Scheldeland 1.000
Vlaamse
Ardennen Gent .693
Leiestreek .593
Waasland 1.000
Meetjesland .982
Scheldeland .998
Meetjesland Gent .978
Leiestreek .905
Waasland .955
Vlaamse Ardennen .982
Scheldeland .806
Scheldeland Gent .234
Leiestreek .272
Waasland 1.000
Vlaamse Ardennen .998
Meetjesland .806
63
1.2.3.6: Significant verband tussen de regio waar de respondenten afkomstig zijn en het percipië-
ren van de tradities, kunst en cultuur, kennis en innovatie als sterke punten van de provincie
Overzicht p-waarden:
Speerpunt p
De locatie van de provincie .160
De geschiedenis van de provincie .603
Symbolen van de provincie .468
Evenementen van de provincie .204
Streekproducten van de provincie .218
Het Oost-Vlaamse dialect .772
Oost-Vlaamse tradities .067
Kunst en cultuur .012
Mentaliteit van de Oost-Vlamingen .165
Sterk onderwijs .354
De sterke arbeidsmarkt .273
Kennis en innovatie .078
Voorzieningen in welzijn, gezondheid en
zorg .144
Sterk aanbod fiets en wielerpaden .309
Veel water .634
64
Sum of squares df Mean square
F p
Tradities Between Groups Within Groups
8,237 462,602
5 583
1.647 .793
2.076 .067
Kunst en cultuur
Between Groups Within Groups
9,896 392,365
5 583
1.979 .673
2.941 .012
Kennis en innovatie
Between Groups Within Groups
5,132 300,518
5 583
1.026 .515
1.991 .078
Na uitvoering van de Anova test is een significant verschil vast te stellen voor de Oost-Vlaamse
tradities op niveau .1, voor het speerpunt kunst en cultuur en voor het speerpunt kennis en innova-
tie op het .1 niveau.
Om te weten welke regio’s voor deze drie speerpunten significant verschillen wordt een plot ana-
lyse en post hoc uitgevoerd:
Speerpunt Regio waaruit de bevraagde
respondenten afkomstig zijn
Regio waarmee signifi-
cant verschilt p
Kunst en cultuur Gent Vlaamse Ardennen .018
Kennis en innovatie Gent Scheldeland .107
Oost-Vlaamse tradities Gent Scheldeland .080
65
Respondenten uit de regio Gent percipiëren de Oost-Vlaamse tradities als minder toepasselijk
(Mean= 3.45) dan respondenten uit de regio Scheldeland (Mean= 3.80).
66
Voor het speerpunt kunst en cultuur gaan respondenten uit de regio Gent dit als een sterker punt
(Mean = 4.19) van de provincie beschouwen dan respondenten uit de Vlaamse Ardennen (Mean =
3.74).
Ook voor het speerpunt kennis en innovatie gaan respondenten uit de regio Gent (Mean = 3.90)
dit als een sterker punt van de provincie zien dan respondenten uit Scheldeland (Mean = 3.63).
Hier kan dus de opmerkelijke vaststelling worden gemaakt dat respondenten uit de regio Gent het
speerpunt kunst en cultuur en kennis en innovatie net als een sterker punt van de provincie perci-
piëren in vergelijking met andere regio’s. Uit de kwalitatieve studie bleek namelijk dat de stad
Gent zich ook profileert op kennis en cultuur en de provincie het sterke vermoeden heeft dat dit
ten nadele is van profilering van de gewenste identiteit van de provincie. Uit deze onderzoeksre-
sultaten blijkt dat de inwoners uit de regio Gent die speerpunten net meer als een sterk punt van
de provincie beschouwen maar mogelijk verwarren de respondenten dit met een sterk punt van
de grootstad. Verder onderzoek is hier aangewezen.
Om op te weten welke de p-waarden zijn voor de regio’s die niet significant van elkaar verschillen
voor deze drie speerpunten, verwijzen we graag naar de bijlage.
67
Eindconclusie op deelonderzoeksvraag 1.3: Is er een gap tussen de gepercipieerde
identiteit van de provincie en de gewenste identiteit?
Uiteindelijke conclusie is dat er een minimale gap is vast te stellen tussen de gepercipieerde en de
gewenste identiteit van de provincie. Zowel de waarden als de speerpunten van de gewenste
identiteit worden gemiddeld wel toepasselijk gezien op de provincie. De communicatieafdeling
dient zich dus te blijven focussen op deze identiteitselementen maar bepaalde zwakkere elemen-
ten moeten versterkt worden. Zo percipiëren vooral mannen de kernwaarde betrokken en de
waarde verbindend als minder toepasselijk op de provincie. Uit de onderzoeksresultaten bleek ook
dat de twee zwakst gepercipieerde speerpunten sterk aanbod van fiets- en wielerpaden en veel
water zijn. De elementen die wel goed als toepasselijk worden gepercipieerd op de provincie zijn
de speerpunten kennis en innovatie, kunst en cultuur, de waarden levenskrachtig (vooruitstre-
vend), voor iedereen, open en stimulerend. Respondenten die langer dan 10 jaar wonen, percipië-
ren de waarde open als toepasselijker op de provincie dan respondenten die minder dan 2 jaar in
de provincie wonen. Hoe ouder de bevraagde Oost-Vlamingen zijn, hoe meer ze ook het speer-
punt kunst en cultuur als toepasselijk percipiëren op de provincie. Ten slotte percipiëren respon-
denten uit de regio Gent het speerpunt kunst en cultuur en kennis en innovatie als toepasselijker
dan respondenten uit de Vlaamse Ardennen (voor kunst en cultuur) en uit Scheldeland (voor ken-
nis en innovatie).
Er kan wel niet worden vastgesteld dat de gewenste identiteit duidelijk sterker van toepassing
wordt gepercipieerd in vergelijking met de werkelijke identiteit. Er kan zelfs niet geconcludeerd
worden dat de gewenste identiteit er in de analyses duidelijk sterker uitkomt in vergelijking met
de elementen die geen deel uitmaken van de Oost-Vlaamse identiteit (zie elementen uit schema
Strategische place branding elementen van Govers en Go). Hiertoe dient de provincie haar ge-
wenste identiteit duidelijker te profileren zodat dit resulteert in een sterke benadering door de
Oost-Vlamingen als identiteitselementen van de provincie.
68
Onderzoeksvraag 2: Wat is de betrokkenheid van de inwoners met Oost-
Vlaanderen?
Deelonderzoeksvraag 2.1: Bestaat er een Oost-Vlaams provinciegevoel?
De grootste groep is van mening dat er eerder niet een Oost-Vlaams provinciegevoel bestaat. Maar
met nauwelijks 2% verschil in aantal respondenten, zijn er 28% van de respondenten die eerder
wel denken dat er provinciegevoel bestaat. Echter gelooft nauwelijks 1% erin dat er heel sterk een
provinciegevoel speelt, dit tegenover de 9,5% die meent dat er helemaal niet een provinciegevoel
speelt. Samengevat betekent dit dat 41,4% van de bevraagde inwoners van mening is dat er geen
provinciegevoel speelt en 29% denkt dit wel.
Deelonderzoeksvraag 2.2: Zijn de inwoners trots om zich te uiten als een Oost-Vlaming?
0
5
10
15
20
25
30
35
Helemaal niet Eerder niet Neutraal Eerder wel Heel sterk
In %
0
5
10
15
20
25
30
35
40
Helemaal niet mee akkoord
Eerder niet mee akkoord
Neutraal Eerder wel mee akkoord
Helemaal mee akkoord
In %
69
Via een 5-punts Likertschaal werd nagegaan hoe trots de bevraagde inwoners zijn om zich te uiten
als Oost-Vlaming. Met 36% van de respondenten die eerder wel trots zijn om zich te uiten als een
Oost-Vlaming en 22,6% die helemaal akkoord gaan met de stelling, zijn er 58, 6% respondenten
die wel trots zijn om zich te uiten als een Oost-Vlaming. Dit tegenover een kleine 10% responden-
ten die niet trots zijn om zich te uiten als Oost-Vlaming.
Heel wat respondenten hebben hier ook een neutrale mening over. Dit kan verklaard worden door
het feit dat dit een vraag is die peilt naar emoties en moeilijk schriftelijk te beantwoorden is. Hier
kunnen dan ook geen verdere interpretaties worden gedaan en is verder onderzoek aangewezen.
Om betrouwbare analyses te kunnen doen, werd de attitude op het trots zijn onderzocht via een
tweede stelling “het maakt mij niet uit of ik mij kan uiten als Oost-Vlaming”. Hier ging de grootste
groep (40,2%) niet akkoord met de stelling, wat een bevestiging is dat meeste bevraagde Oost-
Vlamingen wel trots zijn om zich te uiten als Oost-Vlaming.
Deelonderzoeksvraag 2.3: Wat is de betrokkenheid met de provincie in vergelijking met de
regionale en de gemeentelijke betrokkenheid?
Betrokkenheid met gemeente, regio en provincie
Om deze vraag te onderzoeken werd in een eerste vraag (zie vraag 9 in de enquête) via een 5-
punts Likertschaal gepeild naar hoe sterk de bevraagde inwoners zich betrokken voelen met hun
gemeente, regio en provincie. Om de resultaten zo duidelijk mogelijk in kaart te brengen, werden
de antwoordcategorieën via recode into different omgeschaald tot wel en niet.
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Provincie Regio Gemeente
In %
Niet verbonden
wel verbonden
70
Meeste respondenten hebben geantwoord zich wel verbonden te voelen met de gemeente. Op de
middelste plaats komt de verbondenheid met de regio en een lager aantal respondenten hebben
aangegeven zich wel verbonden te voelen met de provincie. Deze resultaten wijzen aan dat het
vermoeden dat er een sterker regionale en gemeentelijke verbondenheid is klopt. Dit proberen we
te bevestigen met een volgende vraag waarin de respondenten hun top drie moet aangeven van
niveau (gemeente, regio, provincie) waarmee ze zich het sterkst, middelmatig en zwakst verbon-
den voelen (zie vraag 10 in de enquête).
Top 3 niveau van verbondenheid
61,1 %
21,2 % 17,7 %
0
10
20
30
40
50
60
70
Sterkst verbonden Middelmatig verbonden Zwakst mee verbonden
Gemeente
14,3 %
53,8 %
31,9 %
0
10
20
30
40
50
60
Sterkst verbonden Middelmatig verbonden Zwakst mee verbonden
Regio
71
Bovenstaande grafieken bevestigen duidelijk onze eerste bevinding, de verbondenheid met de
provincie is het zwakst. Meeste respondenten gaven namelijk aan zich het sterkst verbonden
(61,1%) te voelen met hun gemeente, middelmatig (53,8%) verbonden met hun regio en zich het
zwakst (42,4%) verbonden te voelen met de provincie.
Deelonderzoeksvraag 2.4: Welk is het profiel van de respondenten voor wat betreft de be-
trokkenheid met de provincie?
2.4.1: Significant verband tussen het geslacht en de top 3 verbonden voelen
Gezien de top drie een ordinale variabele is, wordt hier een Mann-Withney toets uitgevoerd.
Overzicht p-waarden:
Verbonden voelen met p
Gemeente .068
Regio .423
Provincie .497
Enkel voor de verbondenheid met de gemeente kan een significant verband op niveau .1 worden
vastgesteld:
22,4 %
35,1 %
42,4 %
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Sterkst verbonden Middelmatig verbonden Zwakst mee verbonden
Provincie
72
Geslacht N Mean Rank
In welke mate voel ik mij inwoner van mijn
gemeente
Man 223 280.72
Vrouw 366 303.70
De gemiddelde rangorde ligt bij de vrouwen dus hoger dan bij de mannen. Vrouwen gaan zich dus
meer inwoner van hun gemeente voelen dan mannen.
2.4.2: Significant verband tussen de leeftijd en het verbonden voelen met de regio, gemeente en
provincie
Via correlatie is een significant verband vast te stellen tussen de leeftijd en de mate van verbon-
denheid met de regio (p= .002) en met de provincie (p= .000) maar niet voor de verbondenheid
met de gemeente (p= .263). De correlatie met de regio (r= .126)betreft een zwak verwaarloosbaar
verband alsook met de provincie (r= .181). Hoe ouder de respondenten zijn, hoe meer ze zich ver-
bonden voelen met de provincie en met de regio.
2.4.3: Significant verband tussen de periode dat de bevraagde inwoners in de provincie wonen en
trots zijn om zich te uiten als Oost-Vlaming
Anova:
Overzicht p-waarden:
Hoe lang woont u in de
provincie?
Verschilt significant of niet van
volgende groepen p
Tussen 0 en 2 jaar Tussen 2 en 5 jaar er wonen .762
Tussen 5 en 10 jaar er wonen 1.000
Sum of squares df Mean square F p
Ik zou trots zijn om mij te kunnen uiten als een Oost-Vlaming
Between Groups Within Groups
26,832 538,931
3 585
8.944 .921
9.708
0.000
73
Tussen 2 en 5 jaar Tussen 0 en 2 jaar .762
Tussen 5 en 10 jaar .690
Tussen 5 en 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar 1.000
Tussen 2 en 5 jaar .690
Meer dan 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar .052
Tussen 2 en 5 jaar .022
Tussen 5 en 10 jaar .007
Enkel de respondenten die tussen de 0 en 2 jaar, tussen de 2 en 5 jaar en tussen 5 en 10 jaar in de
provincie wonen, verschillen significant met de bevraagde Oost-Vlamingen die er meer dan 10 jaar
wonen:
Respondenten die langer dan 10 jaar in de provincie wonen, zijn in vergelijking met respondenten
die er minder lang wonen, trotser om zich te uiten als Oost-Vlaming.
74
2.4.4: Significant verband tussen de periode dat de bevraagde inwoners in de regio wonen en het
verbonden voelen met de regio, gemeente en provincie
Volgende Anova test toont aan dat er significante verschillen vast te stellen zijn tussen de periode
dat mensen in de provincie wonen en het zich verbonden voelen met de gemeente, regio en pro-
vincie:
Sum of squares df Mean square
F p
Verbonden met de gemeente
Between Groups Within Groups
11,831 593,032
3 585
3.944 1.014
3.890 .009
Verbonden met regio
Between Groups Within Groups
24,087 493,048
3 585
8.029 .843
9.526
.000
Verbonden met pro-vincie
Between Groups Within Groups
12,732 510,507
3 585
4.244 .873
4.863
.002
Overzicht p-waarden:
Afhankelijke variabele
De periode dat de res-
pondenten in de pro-
vincie wonen
Verschilt significant of niet van
respondenten die deze periode in
de provincie wonen
p
Mate verbonden met ge-
meente Tussen 0 en 2 jaar Tussen 2 en 5 jaar .851
Tussen 5 en 10 jaar .978
Meer dan 10 jaar .311
Tussen 2 en 5 jaar Tussen 0 en 2 jaar .851
Tussen 5 en 10 jaar .650
Meer dan 10 jaar .151
Tussen 5 en 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar .978
75
Tussen 2 en 5 jaar .650
Meer dan 10 jaar .389
Meer dan 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar .978
Tussen 2 en 5 jaar .151
Tussen 5 en 10 jaar .389
Mate verbonden met regio Tussen 0 en 2 jaar Tussen 2 en 5 jaar .124
Tussen 5 en 10 jaar .330
Meer dan 10 jaar .067
Tussen 2 en 5 jaar Tussen 0 en 2 jaar .124
Tussen 5 en 10 jaar .002
Meer dan 10 jaar .000
Tussen 5 en 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar .330
Meer dan 10 jaar .973
Mate verbonden met pro-
vincie Tussen 0 en 2 jaar Tussen 2 en 5 jaar .234
Tussen 5 en 10 jaar .957
Meer dan 10 jaar .549
Tussen 2 en 5 jaar Tussen 0 en 2 jaar .234
Tussen 5 en 10 jaar .076
Meer dan 10 jaar .009
Tussen 5 en 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar .957
Meer dan 10 jaar .273
76
Meer dan 10 jaar Tussen 0 en 2 jaar .549
Tussen 5 en 10 jaar .811
Een eerste significant verschil is vast te stellen voor de mate van verbondenheid met de regio en
respondenten die tussen de 2 en de 5 jaar in de provincie wonen:
Bevraagde Oost-Vlamingen die tussen de 2 en de 5 jaar in de provincie wonen, halen een lagere
gemiddelde score (Mean = 1.33, SD = .577) dan respondenten die er tussen de 5 en de 10 jaar wo-
nen (Mean= 3.67 en SD= .778) en respondenten die er meer dan 10 jaar wonen (Mean= 3.79 en SD
= .922). Respondenten die dus langer dan 5 jaar in de provincie wonen, gaan zich meer verbonden
voelen met hun regio dan mensen die er tussen de 2 en de 5 jaar wonen.
Een tweede significant verschil is vast te stellen voor de verbondenheid met de provincie en be-
vraagde Oost-Vlamingen die tussen de 2 en de 5 jaar in de provincie wonen:
77
Opnieuw scoren hier de respondenten die tussen de 2 en de 5 jaar in de provincie wonen lager
(Mean = 1.67 en SD = 1.155) dan de respondenten die er meer dan 10 jaar wonen (Mean = 3.52 en
SD = .934). Bevraagde Oost-Vlamingen die dus tussen de 2 en de 5 jaar in de provincie wonen,
gaan zich minder verbonden voelen met de provincie dan bevraagde Oost-Vlamingen die er langer
dan 10 jaar wonen.
2.4.5: Niet significant verband tussen de regio waar de respondenten afkomstig zijn en het oordeel
over het bestaan van een provinciegevoel
Sum of squares Df Mean square
F p
Between Groups Within Groups
6,016 569,298
5 583
1.203 .976
1.232 .292
Hier zijn geen significante verbanden vast te stellen maar toch worden de resultaten geïnterpre-
teerd. De opdrachtgever wil namelijk weten uit welke regio de respondenten komen die het
meest positief zijn over het bestaan van een provinciegevoel.
78
Uit de plot is te analyseren dat respondenten uit de regio Gent het minst positief zijn over het be-
staan van een provinciegevoel, de respondenten uit de Vlaamse Ardennen zijn hier het meest po-
sitief over.
2.4.6: Niet significant verband tussen de regio waar de bevraagde respondenten afkomstig zijn en
het trots zijn om zich te uiten als Oost-Vlaming
Anova
Voorwaarden van significantie zijn niet voldaan (p= .837) maar toch analyseren we de plot om te
weten uit welke regio’s de respondenten komen die het meest en het minst trots zijn om zich te
uiten als Oost-Vlaming. Dit omwille van de relevantie van deze resultaten voor de opdrachtgever.
Sum of squares df Mean square F p
Ik zou trots zijn om mij te kunnen uiten als een Oost-Vlaming
Between Groups Within Groups
2,014 563,749
5 583
.403 .967
.416 .837
79
Respondenten uit de regio Gent zijn het minst trots om zich te uiten als een Oost-Vlaming, de res-
pondenten uit regio Scheldeland het meest. Nogmaals wordt hier gewezen op het feit dat assump-
ties voor significantie niet voldaan zijn:
Regio waar de bevraagde res-
pondenten wonen
Verschilt niet significant met
volgende regio’s p
Gent Leiestreek 1.000
Waasland .968
Regio waar de bevraagde
respondenten wonen
Gemiddelde op 5-punt
Likertschaal ‘trots zijn’
Regio waar de be-
vraagde respondenten
wonen
Gemiddelde op 5-
punt Likertschaal
‘trots zijn’
Gent 3.58 Vlaamse Ardennen 3.69
Leiestreek 3.63 Meetjesland 3.70
Waasland 3.72 Scheldeland 3.75
80
Vlaamse Ardennen .991
Meetjesland .987
Scheldeland .873
Leiestreek Gent 1.000
Waasland .998
Vlaamse Ardennen 1.000
Meetjesland 1.000
Scheldeland .991
Waasland Gent .968
Leiestreek .998
Vlaamse Ardennen 1.000
Meetjesland 1.000
Scheldeland 1.000
Vlaamse Ardennen Gent .991
Leiestreek 1.000
Waasland 1.000
Meetjesland 1.000
Scheldeland .999
Meetjesland Gent .987
Leiestreek 1.000
Waasland 1.000
Vlaamse Ardennen 1.000
81
Scheldeland .999
Scheldeland Gent .873
Leiestreek .991
Waasland 1.000
Vlaamse Ardennen .999
Meetjesland .999
2.4.7: Significant verband tussen de top 3 en de regio waar de respondenten afkomstig zijn
Om te weten uit welke regio’s de respondenten komen die zich het sterkst verbonden voelen met
de gemeente, regio en provincie wordt een Kruskall Wallis test uitgevoerd gezien de afhankelijke
variabele (top 3) van ordinaal niveau is. Daaruit blijkt dat er volgende significante verschillen vast
te stellen zijn:
Respondenten afkomstig
uit volgende regio’s: N Mean Rank
Verbonden met provincie Gent 101 317.16
Leiestreek 43 248.52
Waasland 96 301.19
Vlaamse Ardennen 84 289.54
Meetjesland 89 341.02
Scheldeland 176 269.60
Verbonden met regio Gent 101 324.10
Leiestreek 43 341.79
Waasland 96 256.46
Vlaamse Ardennen 84 285.88
82
Meetjesland 89 229.74
Scheldeland 176 325.24
Verbonden met gemeente Gent 101 248.46
Leiestreek 43 331.20
Waasland 96 325.18
Vlaamse Ardennen 84 314.74
Meetjesland 89 297.74
Scheldeland 176 285.60
Verbonden met provincie Verbonden met regio Verbonden met gemeente
Chi-Square 17,914 37,119 18,781
df 5 5 5
Asymp.
Sig. .003 .000 .002
Deze resultaten zeggen nu enkel iets over de gemiddelde rangorde, we weten dus niet hoe groot
de verschillen precies zijn. Wel kan geconcludeerd worden dat op gemeentelijk niveau nu de Mean
Rank het laagst ligt bij de regio Gent. Respondenten uit de Leistreek en Waasland gaan zich sterker
verbonden voelen met hun gemeente. Wat betreft de betrokkenheid op regionaal niveau ligt de
mean rank het hoogst bij de regio’s Gent, Leiestreek en Scheldeland, het laagst bij Meetjesland.
Voor de verbondenheid met de provincie ligt de mean rank bij Meetjesland en Gent het hoogst en
bij de Leiestreek het laagst. Opvallend uit deze analyse is dat de bevraagde inwoners uit de regio
Gent aangeven zich sterker verbonden te voelen met hun regio en met de provincie dan met hun
stad. Hier is dan ook verder onderzoek aangewezen om hier dieper op in te gaan.
83
Eindconclusie: Wat is de betrokkenheid van de Oost-Vlamingen met hun provincie?
De bevraagde Oost-Vlamingen voelen zich zwak betrokken met de provincie. Ten eerste bestaat er
namelijk maar zwak een Oost-Vlaams provinciegevoel. Ten tweede is de verbondenheid het
sterkst met de gemeente, middelmatig met de regio en het zwakst met de provincie. Vrouwen
voelen zich ook meer verbonden met de gemeente dan mannen. De verbondenheid met de regio
en met de provincie correleert licht positief met de leeftijd. Hoe ouder de respondenten zijn, hoe
meer zij zich dus verbonden voelen met de regio en met de provincie. Respondenten die tussen de
2 en de 5 jaar in de provincie wonen, voelen zich minder sterk verbonden met de regio in vergelij-
king met respondenten die er langer dan 5 jaar wonen. Wat betreft de verbondenheid met de
provincie, voelen respondenten die tussen de 2 en de 5 jaar in de provincie wonen, zich opnieuw
minder sterk met de provincie verbonden in vergelijking met respondenten die er langer dan 10
jaar wonen.
De inwoners uit Gent gaven aan zich het minst sterk verbonden te voelen met de gemeente, de
bevraagde inwoners uit de Leiestreek en Waasland het meest. Wat betreft de verbondenheid met
de regio, zijn Meetjeslandenaars hiermee het zwakst verbonden, de bevraagde respondenten uit
de regio Gent, Leiestreek en Scheldeland het meest. Ten slotte wat betreft de verbondenheid met
de provincie, zijn de bevraagde inwoners uit de Leiestreek hiermee het minst verbonden, de res-
pondenten uit regio Gent en Meetjesland het meest.
De zwakke betrokkenheid met de provincie kan wel worden versterkt door mogelijkheden te voor-
zien zodat Oost-Vlamingen zich kunnen uiten als inwoner van hun provincie. Meeste Oost-
Vlamingen gaven namelijk aan trots te zijn om zich te uiten als Oost-Vlaming. Bevraagde Oost-
Vlamingen die langer dan 10 jaar in de provincie wonen, zijn het meeste trots om zich te uiten.
84
Een eerste conclusie die kan gemaakt worden is dat er een minimale gap is tussen de gewenste
identiteit en de gepercipieerde identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen. Zo gaan de bevraagde
inwoners gemiddeld wel akkoord dat de identiteitselementen van de gewenste identiteit toepas-
selijk zijn op de provincie. Wat betreft de waarden scoren de kernwaarde vooruitstrevend, de ba-
seline voor iedereen en de waarden open en stimulerend het best. Echter spreken we van een mi-
nimale gap want zo zijn er enkele verbeterpunten. De kernwaarde betrokken en de waarde ver-
bindend worden namelijk door minder respondenten als toepasselijk gezien op de provincie. Wat
betreft de speerpunten scoren de speerpunten kunst en cultuur en kennis en innovatie goed maar
de speerpunten fiets- en wielerprovincie en veel water worden door minder respondenten als een
sterk punt van de provincie gepercipieerd.
De identiteitselementen van de gewenste identiteit werden dus goed gekozen maar de provincie
dient er zich te blijven op focussen en te versterken. Er kan namelijk niet worden geconcludeerd
dat de gewenste identiteitselementen opvallend als sterker toepasselijk worden gepercipieerd op
de provincie in vergelijking met de werkelijke identiteitselementen en elementen die geen deel
uitmaken van de identiteit. Elementen als locatie, evenementen, streekproducten en kennis en
innovatie worden bijvoorbeeld even goed als elementen van de provincie gepercipieerd terwijl de
locatie en evenementen enkel deel uitmaken van de werkelijke identiteit en de streekproducten
geen deel uitmaken van de Oost-Vlaamse identiteit.
De provincie had het vermoeden sterke concurrentie te hebben van Gent op vlak van kennis en
cultuur. Uit de resultaten blijkt echter dat de bevraagde inwoners uit de regio Gent, in vergelijking
met andere regio’s, die speerpunten net als sterkere punten van de provincie percipiëren. Echter
zijn diepte-interviews hier aangewezen om dieper in te gaan of de respondenten dit niet verwar-
ren met een sterk punt van de stad Gent en dus niet van de provincie.
Wat betreft de betrokkenheid van de Oost-Vlamingen met hun provincie, zijn de bevraagde Oost-
Vlamingen trots om Oost-Vlaming te zijn maar bestaat er volgens hen maar zwak een Oost-Vlaams
provinciegevoel. Ook is de verbondenheid met de provincie het zwakst en voelen de bevraagde
Oost-Vlamingen zich sterker verbonden met hun gemeente en regio. De identiteit van de provin-
6 Conclusies
85
cie, dat in de literatuur werd aangegeven als een basisvoorwaarde voor het ontwikkelen van een
provinciegevoel, resulteert hier dus niet volledig in een gevoel van verbondenheid.
Een oorzaak voor de afwezigheid van een sterk provinciegevoel kan zijn dat het dialect niet als een
sterk punt van de provincie wordt gepercipieerd. In de literatuurstudie schreven auteurs als Lesaf-
fer, Van der Borgt et al. namelijk dat het dialect een belangrijk element is dat aanwezig moet zijn
vooraleer een provinciegevoel zich kan gaan ontwikkelen. De literatuurstudie en de diepte-
interviews gaven ook aan dat het provinciegevoel iets bijkomstig is dat je dit niet bewust kan gaan
creëren. Ook de Oost-Vlaamse gouverneur André Denys (www.destandaard.be) meent dat dit ge-
voel niet gestimuleerd kan worden vanuit het marketingbeleid vanwege de beperkingen. De aan-
bevelingen om dit gevoel te versterken zullen dan ook eerder beperkt zijn.
Een tweede reden voor de afwezigheid van een sterk provinciale gevoel is volgens de Oost-
Vlaamse gouverneur te wijten aan het feit dat de provincie grote steden kent als Gent. Deze grote
steden ontbreken in de provincie West-Vlaanderen en Limburg waardoor mensen gaan terugval-
len op de provincie. Ook mevrouw Luyckfasseel, communicatieverantwoordelijke van de provincie
Limburg ziet dit als oorzaak voor de afwezigheid van een provinciegevoel.
Een derde mogelijke reden voor het zwakke provinciegevoel is volgens mevrouw Slabekoorn dat
de provincie Oost-Vlaanderen heel wat inwoners (namelijk 1 389 000) en gemeenten (65) telt. Dit
impliceert het stimuleren van een provinciegevoel.
Ten slotte is de schuld zelf te leggen bij het bestuur van de provincie Oost-Vlaanderen die een re-
giowerking heeft gestimuleerd zonder aandacht te hebben voor de gevolgen op provinciaal ni-
veau. Het regiogevoel werd gestimuleerd waarbij de provincie de regio’s hun eigen werk hebben
laten gaan.
6.1 Beperkingen onderzoek
Toch dient met een zekere omzichtigheid de resultaten van dit onderzoek worden behandeld ge-
zien bepaalde beperkingen van dit empirisch onderzoek.
Zo maakt het werken met vragenlijsten het moeilijk om te achterhalen of alle respondenten de
vragen even duidelijk hebben begrepen. Ook zijn bepaalde vragen emotioneel geladen en zouden
86
diepte-interviews de mogelijkheid bieden om die vragen te verduidelijken en dieper in te gaan op
de antwoorden. Er kan dus geen volledige betrouwbaarheid gegarandeerd worden van deze on-
derzoeksresultaten. Ook haalde auteur Van Keken in het diepte-interview aan dat dit deels waar-
denonderzoek is waarbij researchers al jaren onderzoek voeren naar de beste manier om waarden
te bevragen. Aangewezen is om te werken met foto’s maar dit vraagt heel wat voorbereidingswerk
om dit zorgvuldig aan te pakken en de tijdsbeperkingen van dit onderzoek lieten dit niet toe.
In de enquête werd gebruik gemaakt van gesloten vragen waarbij 5-punts Likertschalen werden
toegepast. Een 7-punts Likertschaal laat wel meer analysemogelijkheden toe maar werden in dit
beleidsrapport niet gebruikt omwille van het behoud van de eenvoud en om te vermijden dat res-
pondenten worden afgeschrikt. Open vragen bieden ook meer mogelijkheden tot diepere analyses
maar werden in dit onderzoek vermeden omdat gesloten vragen makkelijker worden beantwoord
en als minder bedreigend worden beschouwd (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2007).
6.2 Aanbevelingen verder onderzoek
Identiteit, imago en place branding vormen een samenhangend geheel waarop diverse factoren
een invloed kunnen hebben. Dit onderzoek focust zich echter op een beperkt deel van dit brede
onderzoeksdomein namelijk op de identiteit en de betrokkenheid met de provincie. Verder onder-
zoek kan worden aanbevolen waarbij bijvoorbeeld de focus gelegd wordt op het imago of op de
geprojecteerde identiteit en de gap met de gewenste identiteit.
Het onderzoek werd gevoerd bij de inwoners van de provincie Oost-Vlaanderen om de gepercipi-
eerde identiteit van de provincie in kaart te kunnen brengen. Uit de literatuurstudie en de kwalita-
tieve studie bleek echter ook dat de bezoekers en bedrijven relevante doelgroepen zijn voor de
studie van de identiteit en het imago van een regio.
Diepte-interviews kunnen dieper ingaan op de redenen waarom die provinciale verbondenheid
zwak is en waarom er geen Oost-Vlaams provinciegevoel bestaat. In dit beleidsrapport werden al
enkele mogelijke oorzaken aangegeven zoals de afwezigheid van een Oost-Vlaams dialect en de
aanwezigheid van grote steden. Daarnaast kan ook worden onderzocht of dat de afwezigheid van
een provinciegevoel een reden is dat er een zwakkere verbondenheid is met de provincie of om-
gekeerd.
87
In het regiomarketingplan staat ook vermeld dat het een doelstelling is van de provincie om een
gevoel van verbondenheid onder de Oost-Vlaamse wielrenners te creëren. Verder onderzoek kan
zich focussen of er bij die doelgroep wel een provinciegevoel aanwezig is. Een andere mogelijkheid
is het onderzoeken of er wel een provinciegevoel aanwezig is wanneer de Oost-Vlamingen in
noodsituaties verkeren, zoals Lesaffer schreef in de Standaard.
Uit het regiomarketingplan bleek ook dat de provincie zware concurrentie heeft van Gent op vlak
van kennis en cultuur. De onderzoeksresultaten wijzen nu wel aan dat de inwoners uit de regio
Gent in vergelijking met andere regio’s, dit net als een sterker speerpunt van de provincie be-
schouwen. Maar mogelijk verwart de respondent dit met het percipiëren als een sterk punt van de
regio Gent en zien ze dit als een sterker punt van de regio Gent en minder van de provincie.
Een reden voor de zwakke provinciale verbondenheid is mogelijk de concurrentie van grote steden
in de provincie. Echter is het opvallend dat uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de bevraagde
inwoners uit de regio Gent, de grootstad van de provincie, zich pas op de derde plaats verbonden
voelen met hun stad en zich sterker verbonden voelen met hun regio en provincie. Hier is dus ook
verder onderzoek aangewezen.
Door het bevragen van de identiteit via open vragen of door diepte-interviews kunnen ook nog
andere waarden, speerpunten en andere mogelijke identiteitselementen van de provincie naar
voor komen. Nu werd gebruik gemaakt van gesloten vragen omdat open vragen niet altijd even
eenvoudig te beantwoorden zijn en er bijgevolg meer respondenten zouden kunnen afhaken. Ook
nemen diepte-interviews meer tijd in beslag en vond de opdrachtgever het relevanter om enquê-
tes af te nemen gezien meer respondenten in een korte periode kunnen worden bevraagd.
88
Nadat de onderzoeksresultaten in kaart zijn gebracht, kunnen de aanbevelingen worden geformu-
leerd. Ook de literatuurstudie, de diepte-interviews en de studie van het regiomarketingplan en
het merkpaspoort met de SWOT-analyse dienen hier als input voor het gericht formuleren van
aanbevelingen.
De aanbevelingen bij eerstvolgende titel zijn geformuleerd van algemeen naar specifiek.
Versterken van de Oost-Vlaamse identiteit bij de inwoners
Regiowerking
Een regiowerking dient te blijven worden gestimuleerd maar er moet werk worden gemaakt
van de profilering van de provincie en niet enkel van de regio’s.
Regiomarketingplan
Er dient een update te komen van het bestaande regiomarketingplan en het merkpaspoort
met een duidelijke onderverdeling van de verschillende soorten identiteiten. Zo ontbreekt
momenteel een onderverdeling naar de werkelijke en de gewenste identiteit. Deze duidelijke
onderverdeling moet o.a. als basis dienen voor het provinciebestuur zodat zij voortaan de juis-
te identiteit uitdragen. Het provinciebestuur kan de identiteit uitdragen door mond-tot-mond
reclame te maken voor de Oost-Vlaamse fietswegen, tijdens rondleidingen in het provincie-
huis benadrukken hoe open Oost-Vlamingen zijn,…
Er dienen gapanalyses te worden uitgevoerd tussen de verschillende identiteiten. Met dit be-
leidsrapport werd al een eerste gap in kaart gebracht tussen de gewenste en de gepercipieer-
de identiteit. Door deze gapanalyses weet de communicatieafdeling waar het zich in de toe-
komst dient op te focussen.
Gewenste - Werkelijke identiteit
De identiteitselementen van de gewenste identiteit en de werkelijke identiteit worden be-
houden. Als extra element dienen de streekproducten in de werkelijke identiteit worden op-
7 Aanbevelingen:
89
genomen. Dit is een belangrijke drager van identiteit die door veel respondenten als een sterk
punt van de provincie wordt gezien.
De communicatieafdeling dient zich te blijven focussen op een versterking van de gewenste
identiteit. Dit moet ervoor zorgen dat uiteindelijk de inwoners beter weten welke nu de ge-
wenste identiteit van de provincie is. Uiteindelijk moet dit erin resulteren dat de inwoners
voortaan meer de Oost-Vlaamse gewenste identiteit uitdragen.
Om de gewenste identiteit duidelijker te profileren moet vooral worden ingezet op de com-
municatie uit de identiteitsmix (Van Riel en Fombrun, 2007). Ook dient bij het voeren van
campagnes en dergelijke de provinciebestuursleden worden geëngageerd om zo optimaal
mogelijk de gewenste identiteit uit te dragen. Er moet minder worden gewerkt rond de sym-
bolen, ook een element uit de identiteitsmix. Symbolen worden namelijk door minder respon-
denten als een sterk punt van de provincie gezien. Het enige wat als symbool van de provincie
moet worden vermeld in de communicatie is het logo van de provincie.
Om tot een versterking van de gewenste identiteit te komen, moet in campagnes volgende
veranderende betekenisdragers worden opgenomen: evenementen, streekproducten en tra-
dities (zie figuur Govers en Go: Strategische place branding elementen). Deze veranderende
betekenisdragers zorgen er namelijk voor dat de identiteit van een provincie kan wijzigen.
Evenementen en streekproducten zijn belangrijke dragers van identiteit die gepercipieerd
worden als sterke punten van de provincie. Uit de literatuurstudie bleek dat tradities (streek-
gewoonten) een provinciegevoel kunnen stimuleren. De onderzoeksresultaten tonen aan dat
hoe ouder de bevraagde Oost-Vlamingen zijn, hoe meer ze de tradities van toepassing perci-
piëren op de provincie. Belangrijk is dat door het organiseren van evenementen, het commer-
cialiseren van streekproducten en het in stand houden van tradities uiteindelijk de inwoners
worden bereikt. Zij zijn namelijk de belangrijkste veranderende betekenisdragers doordat zij
perfect de identiteit kunnen uitdragen door het gebruik van streekproducten, mond-tot-mond
reclame maken voor Oost-Vlaamse evenementen enzovoort.
Gewenste identiteit: Versterken van de zwakkere identiteitselementen
De zwakkere gepercipieerde identiteitselementen betrokken en verbindend dienen tastbaar-
der te worden gemaakt voor de inwoners. Campagnes dienen hier vooral gericht te zijn op
90
mannen want uit de analyses bleek dat vrouwen deze twee waarden als meer toepasselijk
percipiëren op de provincie.
De communicatieafdeling van de provincie Oost-Vlaanderen dient een stimulerend beleid te
voeren op het speerpunt veel water. Tot op heden zijn er nog geen acties geweest om dit
speerpunt te profileren (zie kwalitatieve studie regiomarketingplan).
In een actie om het speerpunt veel water te profileren kan integratie mogelijk zijn van het
speerpunt fiets- en wielerprovincie.
De naam van de provincie dient duidelijker te worden gelinkt met de wielerwedstrijden die
door Oost-Vlaams gebied lopen (zie kwalitatieve studie regiomarketingplan).
De provincie Oost-Vlaanderen moet zich apart van de Stad Gent profileren op de speerpunten
kennis en innovatie en kunst en cultuur.
Betrokkenheid van de inwoners met Oost-Vlaanderen
Inwoners moeten meer betrokken raken met de provincie door o.a. het opstellen van wed-
strijden op provinciaal niveau. Vooral de inwoners uit de Leistreek, Vlaamse Ardennen en
Scheldeland dienen hierbij bereikt te worden, gezien zij zich het minst sterk verbonden voelen
met de provincie.
De communicatieafdeling van de provincie voorziet in mogelijkheden zodat Oost-Vlamingen
zich voortaan kunnen uiten als een trotse inwoner van hun provincie. Hier dienen vooral de
inwoners te worden bereikt die al meer dan 10 jaar in de provincie wonen. Zij zijn namelijk het
meest trots om zich te uiten als Oost-Vlaming.
De verbondenheid met de provincie kan niet bewust gestimuleerd worden alsook dat een
Oost-Vlaams provinciegevoel niet zomaar kan worden versterkt. Wel kunnen alle voorgaande
activiteiten erin resulteren dat de inwoners zich sterker gaan verbonden voelen met hun pro-
vincie en positiever zijn over het bestaan van een Oost-Vlaams provinciegevoel.
Het provinciebestuur dient in dit hele place branding proces zich bewust te zijn van de langzame
periode waarin een identiteitsversterking tot stand komt.
91
Enkele aanbevelingen worden nu dieper uitgewerkt:
Versterking Oost-Vlaamse identiteit bij de inwoners
Regiowerking
Werken aan de profilering van de provincie in een verdere regiowerking
In de verdere communicatie van de provincie en de regio’s naar de inwoners toe, dient een basis-
regel te zijn dat voortaan steeds het logo van de provincie met de baseline voor ieder van ons
wordt vermeld. Deze baseline moet als eenduidige verwijzing naar de provincie, inwoners bewus-
ter maken van de bestaansreden van de provincie. Dhr. Beernaert gaf als opmerking tijdens het
interview dat de baseline niet onderscheidend genoeg is en dat de provincie zich beter dient te
profileren op één iets nl. waar kennis werkt. Maar volgens ons is het net interessant om op een
algemene baseline te profileren want zoals mevrouw Slabekoorn aangaf tijdens het diepte-
interview is er in een provincie zoals Oost-Vlaanderen zoveel te vinden waardoor er geen focus
mag zijn op één iets.
Deze baseline leent zich perfect in alle communicatie als rode draad naar de provincie omdat:
De waarde waarnaar deze baseline verwijst voor iedereen wordt door de bevraagde respon-
denten als een goede waarde van de provincie Oost-Vlaanderen gepercipieerd.
De baseline is samenvattend voor de gewenste identiteitselementen: de vier speerpunten zijn
toepasselijk voor iedereen en de baseline verwijst dat niemand in de provincie wordt uitgeslo-
ten (open) want iedere inwoner is verbonden en betrokken met elkaar en is vooruitstrevend en
stimulerend.
Versterken van de gewenste identiteit
Nationale campagne
Om de gewenste identiteit te versterken is het sterk aangewezen om een televisieserie te maken
over de provincie. Een goede televisieserie bereikt namelijk veel mensen die op een lucratieve
manier bewuster worden gemaakt van de Oost-Vlaamse identiteit. Deze serie wordt uitgezonden
op de nationale televisie waarbij zowel jongeren als ouderen worden aangetrokken. Bij voorkeur
loopt deze serie tijdens de winterperiode op televisie omdat normaal dan meer mensen tv kijken.
92
In de hoofdrol is er een Oost-Vlaams gezin waarbij de vrouw leerkracht (kennis) is, de zoon koerst
(fiets en wielerprovincie), de dochter de creatieveling (kunst en cultuur) en de papa zeilt (water-
provincie). De gezinsleden zijn open mensen die gestimuleerd zijn om iets te bereiken. Ook de an-
dere waarden moeten in de serie naar voor komen. Door een televisiereeks wordt niet enkel de
identiteit versterkt bij de inwoners maar ook het imago bij de niet-Oost-Vlamingen.
Youtube
Een aanbeveling is ook om het posten van een filmpje op Youtube. In dat filmpje worden achter-
eenvolgens verschillende schetsen gemaakt over de provincie Oost-Vlaanderen. Die schetsen ver-
wijzen telkens naar de waarden, speerpunten van de provincie en waarom het goed is om er te
wonen. Tijdens dit filmpje zijn enkel de handen te zien van de schetser. Dit filmpje toont de creati-
viteit aan die aanwezig is in de provincie en op goedkope manier kunnen heel wat Oost-Vlamingen
worden bereikt.
Versterken van de zwakkere gepercipieerde gewenste identiteitselementen
Regionale televisiecampagne om de waarden verbindend en betrokken tastbaarder maken
Een reclamespot op de regionale televisie moet deze waarden tastbaarder maken. Regionale tele-
visie staat in de top 3 van meest populaire Oost-Vlaams gebruikte mediakanalen (zie extra analy-
ses). De spot toont aan dat niemand in de provincie Oost-Vlaanderen wordt buitengesloten maar
dat iedereen even belangrijk is. Elke Oost-Vlaming wordt betrokken bij alles wat de provincie en
zijn inwoners onderneemt, waardoor iedereen met elkaar in verbinding staat. De spot dient vooral
op het emotionele in te spelen waarbij alle leeftijdscategorieën aan bod komen. Een mogelijkheid
is bijvoorbeeld een tiener die met een gepensioneerde dame een evenement in de provincie be-
zoekt, samen hebben ze plezier, ontmoeten ze andere inwoners,..
Uit de extra analyses blijkt dat met de regionale tv vooral vrouwen en inwoners tussen de 41 en de
50 jaar worden bereikt.
Sensibiliseringscampagne: Stimulerend beleid voeren op het speerpunt veel water geïntegreerd
met het speerpunt fiets- en wielerprovincie
Beide speerpunten zijn aan elkaar gerelateerd want vele Oost-Vlaamse fiets- en wielerpaden lo-
pen langsheen water. Echter ontbreekt momenteel een geïntegreerde campagne waarbij wordt
93
gewerkt aan versterking van beide speerpunten. Zo dient een sensibiliseringscampagne te worden
gestart waarbij Oost-Vlamingen worden gestimuleerd om de Oost-Vlaamse fietswegen te verken-
nen. Om deze campagne te communiceren dient advertentie te worden geplaatst in de nationale
kranten. Nationale kranten behoren namelijk ook tot de top 3 van meest populaire mediakanalen
gebruikt door Oost-Vlamingen. In deze advertentie worden de Oost-Vlamingen afgebeeld als
open mensen die gestimuleerd zijn om sportief door het leven te gaan. In de advertentie wordt
dus de link gelegd tussen het speerpunt fiets- en wielerprovincie met de waarden open en stimule-
rend. Om de Oost-Vlamingen maximaal te sensibiliseren om te gaan fietsen, dient een pe-
ter/meter te worden aangesteld van de campagne. Peter van Petegem is een Oost-Vlaming die
actief sport beoefent en dus een ideale peter zou zijn. Hoogtepunt van deze sensibiliseringscam-
pagne is een sneukelroute. Het grootste deel van die route wordt langs de Oost-Vlaamse kanalen
gereden waarbij verschillende tussenstops worden voorzien. Tijdens die tussenstops is er de mo-
gelijkheid tot het proeven van Oost-Vlaamse streekproducten. Als afsluiter van de dag is er een
evenement met optredens van Oost-Vlaamse zangers. Evenementen zorgen er namelijk voor dat
de identiteit wordt uitgedragen en versterkt. Hierdoor kan de verbondenheid met de provincie
worden gestimuleerd.
Stimuleren van betrokkenheid van de Oost-Vlamingen met hun provincie
Regiowedstrijd
Samen met de regio’s kan een wedstrijdactie op poten worden gesteld waaraan iedere inwoner,
jong oud, man of vrouw (= voor iedereen) van de provincie kan aan deelnemen. Deze wedstrijdac-
tie loopt één jaar, gaat uit van de provincie waaraan alle gemeenten en regio’s kunnen meedoen.
Doel van de actie is dat de Oost-Vlamingen geëngageerd worden om mee te doen aan de wed-
strijd door een voorstel in te dienen voor een innovatief streekproduct. Dit kan een nieuw of een
bestaand streekproduct zijn maar belangrijk is dat het streekproduct innovatief is in de uitwerking,
het gebruik van bepaalde ingrediënten, het gebruik van het product, de verpakking enzovoort. De
actie bestaat uit drie selectieronden waarbij in een eerste ronde op gemeentelijk niveau het beste
voorstel wordt gekozen. De jury van elke gemeente selecteert uit alle ontvangen voorstellen het
meest innovatieve en stuurt dat voorstel door naar een volgende selectieronde op regionaal ni-
veau. In een laatste selectieronde dient de jury op provinciaal niveau het meest innovatieve
streekproduct te kiezen van de inzendingen die overblijven. De winnaar van het product ontvangt
94
een cheque om dit product te commercialiseren. Belangrijk is om in de promotie van deze wed-
strijd de actie te communiceren als initiatief van de provincie Oost-Vlaanderen met als centrale
boodschap voor ieder van ons. Doel is om een competitiestrijd te stimuleren tussen de gemeenten
en regio’s. Door deze wedstrijd is het dus niet onvermijdelijk dat een regiogevoel wordt gestimu-
leerd maar worden de Oost-Vlamingen wel meer betrokken met hun provincie. Wanneer het ge-
wonnen streekproduct namelijk in de markt komt, gaan Oost-Vlamingen door het gebruik van een
streekproduct zich uiten als inwoner van de provincie en kan er stimulatie zijn van een Oost-
Vlaams gevoel. Daarnaast werkt deze actie ook aan de profilering van het speerpunt kennis en
innovatie.
Gratis verspreiding van Oost-Vlaamse boxen
Om de inwoners te engageren zich te uiten als Oost-Vlaming dient een box worden gestuurd naar
alle Oost-Vlamingen waarbij bedrijven helpen met de verspreiding om de kosten te beperken. De
box bevat een USB met informatie over wie de provincie is (gewenste identiteit) en redenen
waarom Oost-Vlaanderen een goede provincie is om in te wonen. Daarnaast bevat de box een
provincieboek waarin sfeerbeelden staan en quotes van bekende en minder bekende Oost-
Vlamingen. Die quotes dienen als bevestiging waarom een Oost-Vlaming kiest voor de provincie.
Ook bevat de box een waaier met tips over hoe de inwoners zich kunnen uiten als Oost-Vlaming.
Op de waaier staat ook de verwijzing van een site waarop nog meer tips te vinden zijn. Oost-
Vlamingen kunnen zelf ideeën plaatsen op de site wat hopelijk resulteert in een sneeuwbaleffect
waarbij steeds meer Oost-Vlamingen zelf initiatieven nemen om zich te uiten als een Oost-
Vlaming. De site behoort ook tot de top 3 van meest gebruikt mediakanalen door Oost-
Vlamingen, vooral bij de leeftijdsgroep 31 tot 40 jaar.
Mogelijkheden tot uiting van Oost-Vlaming zijn het downloaden van een sticker voor op de auto
met een Oost-Vlaamse slogan op of het plaatsen van Oost-Vlaamse recepten op de site. Een an-
dere mogelijke Oost-Vlaamse uiting is het gebruik van cuberdons, wat een Oost-Vlaams vignet kan
krijgen om te verduidelijken dat dit een streekproduct is.
95
Albert, S. & Whetten, D. (1985). Organizational identity. Research in organizational behavior, 7(1),
263-295.
Allaert, G. & Tydgat, T. (1994). Regiomarketing & regiomanagement naar toepasbaarheid in de
ruimtelijke planning. Gent: Academia Press.
Anholt, S. (2002). Introduction special issue: Nation branding. The journal of brand management,
9(4/5), 1-8.
Anholt, S. (2007). The competitive identity: the new brand management for nations, cities and re-
gions. Hampshire: Palgrave McMillan.
Asworth, G. & Voogd, H. (1990). Selling the city, marketing approaches in public sector urban plan-
ning. London: Belhaven Press.
Baker, B. (2007). Destination branding for small cities: the essentials for successful place branding.
Portland: Creative leap books.
Balmer, J., Greyser, S. (2002). Managing the multiple identities of the corporation. University of
Bradford: school of management.
Baloglu, S. & McCleary, K.W. (1999). U.S. international travelers’ images of four mediterranean
destinations: a comparison of visitors and non visitors. Journal of Travel Research, 43, 328-338.
Billiet, J. & Waege, H. (2010). Een samenleving onderzocht. Methoden van social - wetenschappe-
lijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck.
Birkigt, K. & Stadler, M.M. (1986). Corporate identity, grundlagen, funktionen, fallspielen. Verlag
Moderne Industrie: Landsberg am Lech.
Blauw, E. (1989). Het corporate image: beeldvorming van de onderneming, één van de meest com-
plexe managementvraagstukken. Amsterdam: de Viergang.
Blichfeldt, B.S. (2005). Unmanageable place brands? Place branding, 1(4), 388-401.
8 Referenties
96
Burns, A., & Bush, R. (2006). Principes van marktonderzoek. Amsterdam: Pearson education Bene-
lux.
Castells, M. (1997). The information age: economy, society and culture. Cambridge/Massachusetts:
Blackwell Publishers.
Corner, J. & Harvey, S. (1991). Enterprise and heritage: crosscurrents of national culture.
London: Routledge.
De Pelsmacker, P. & Van Kenhove, P. (2007). Marktonderzoek: methoden en toepassingen.
Amsterdam: Pearson education Benelux.
Derett, R. (2004). Festival, events and the destination. In L.Yeoman, M. Robinson, J. Ali-Knight, S.
Drummond & U. McMahon-Beatttie (Eds), Festival and events management: an international arts
and culture perspective (pp. 311-328). London: Elsevier.
Dowling, G.R. (1986). Managing your corporate images. Industrial marketing management, 15,
109-115.
Echtner, C.M. & Ritchie, J.R.B. (2003). The meaning and measurement of destination image. Jour-
nal of Tourism studies, 14(1), 37-48.
Fisser, E. & De Vries, W. (2003). Interne marketing: de moed van organisaties om zichzelf te zijn.
Amsterdam: Kluwer.
Frantzen, G. & Van den Berg, M. (2001). Strategisch management van merken. Deventer: Kluwer.
Gallarza, M., Saura, G. & Garcia, C. (2002). Destination image: towards a conceptual framework.
Annals of tourism research, 29(1), 56-78.
Govers, R. & Go, F. (2004). Projected destination image online: website content analysis of pic-
tures and text. Journal of information technology & tourism, 7, 73-89.
Govers, R. & Go, F. (2009). Place Branding, glocal, virtual and physical identities: constructed, im-
agined and experienced. UK: Palgrave Macmillan.
Groote, P., Haartsen, T. & Huigen, P. (2000). Claiming rural identities: dynamics, contexts, policies.
Assen: Van Gorcum.
97
Gunn, C.A. (1972). Vacationscape: designing tourist regions. Washington: Taylor & Francis.
Hall, S., Held, D., Hubert, D. & Thompson, K. (1996). Modernity, an introduction to modern socie-
ties. Oxford/Malden: Blackwell Publishers.
Hatch, M.J. & Schultz, M. (2002). The dynamics of organizational identity. Human relations, 55(8),
989-1018.
Herington, C. (2009). Antecedents of residents’ city brand attitudes. Journal of business research,
62(3), 362-367.
Hofstede, G. (1991). Cultures and organizations: software of the mind. London: McGraw Hill.
Konecik, M. & Go, F. (2008). Tourism destination brand identity: the case of Slovenia. Journal of
brand management, 15(3), 177-189.
Kotler, P. & Gertner, D. (2004). Country as brand, product and beyond: a place marketing and
brand management perspective. In N. Morgan, A. Pritchard & R. Pride (Eds.), Destination branding:
creating the unique destination proposition (pp. 40-56). Oxford: Butterworth-Heinemann.
Kruit, J., Salverda, I.E. & Hendriks, K. (2004). Regionale Identiteit van natuur en landschap. Een ver-
kenning van een containerbegrip en de bruikbaarheid als sturingsinstrumenten. Niet gepubliceerd
rapport, Wageningen, Alterra.
Massey, D. & Jess, P. (1995). A place in the world? Oxford: Oxford University Press.
Mastenbroek, J., Van Persie, M., Rijnja, G. & De Vries, B. (2004). Public Relations: de communicatie
van organisaties. Alphen aan den Rijn: Kluwer.
Morgan, N., Pritchard, A. & Pride, R. (2004). Destination branding: creating the unique destination
proposition. Oxford: Elsevier Butterwort Heineman.
Noordman, T.B.J. (2004). Cultuur in de citymarketing. Gravenhage: Elsevier.
Papadopoulos, N. (2004). Place branding: evolution, meaning and implications. Journal of place
brand management, 1(1), 36-49.
Parker, M. (2000). Organizational culture and identity. London: Sage publications.
98
Relph, E. (1976). Place and placelessness. London: Pion.
Reynolds, W.H. (1965). The role of the consumer in image building. California Management Re-
view, Spring, 69-76.
Saunders, M., Lewis, P., Thornhill, A. (2004). Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdam:
Pearson Education Benelux.
Stedman, R. (2003). Sense of place and forest science: toward a program of quantitative research.
Forest Science, 49(6): 822-829.
Van der Borgt, C., Hermans, A. & Jacobs, H. (1996). Constructie van het eigene: culturele vormen
van regionale identiteit in Nederland. Amsterdam: P.J. Meertens-Instituut.
Van der Grinten, J. (2010). Mind the gap. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Van Dijk-Bettenhaussen, E. (2011). Handboek city- en regiomarketing.
Groningen/Houten: Noordhooff Uitgevers.
Van Ham, P. (2008). The annals of the American academy of political and social science.
Place Branding: the State of the Art, 1(616), 126-149.
Van Keken, G. (2011). De constructie van regionale identiteit: Zeeland. Strategieën van place
branding en place making. Leidschendam: Quist.
Van Riel, C.B.M. (1992). Identiteit en imago: een inleiding in de corporate communication.
Schoonhoven: Academic Service.
Van Riel, C.B.M. & Fombrun, J. (2007). Essentials of corporate communication. Oxon: Routledge.
Andere
Lesaffer, P. (2011, 24 maart). ‘De provinciaal in elk van ons: bepaalt uw provincie uw identiteit?’.
Geraadpleegd op 7 november 2011 op het World Wide Web:
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=1937V2MF.
Power Point Presentatie Beernaert, W. & Van Moll, S. (2010). Citymarketing.
99
9.1 Kaart provincie Oost-Vlaanderen
9 Appendix
Vlaamse Ardennen
Het Meetjesland
Het Waasland
De Leiestreek
Scheldeland
Gent
100
9.2 Overzicht van gemeenten per regio
9.3 Diepte-interviews
9.3.1 Wim Beernaert, Nelson Inspires
“Welke is uw visie op de identiteit en imago van een regio?”
Een fout die vaak gemaakt wordt is dat regio’s en steden het onderscheid niet maken tussen iden-
titeit en imago terwijl er wel relevante verschillen zijn. De identiteit is wie je werkelijk bent, wat je
hebt en komt voort uit bestaande elementen als de zee, gebouw, topattracties. Bepaalde dingen
Scheldeland Meetjesland Vlaamse
Ardennen
Waasland Leiestreek Gent
Aalst Berlare Dender-leeuw Dender-monde Destelber-gen Haaltert Hamme Herzele Laarne Lebbeke Lede Melle Merelbeke
Wetteren Wichelen Erpe-Mere Ninove Wichelen Buggen-hout Zele
Aalter Assenede Evergem Maldegem Nevele Sint-Laureins Zomer-gem Lovende-gem Kaprijke Knessela-re Zelzate Waar-schoot Eeklo
Oosterzele Oudenaarde Ronse Brakel Gavere Geraardsbergen Horebeke Kluisbergen Kruishoutem Lierde Maarkedal Sint-Lievens-Houtem Zottegem Zwalm Zingem Wortegem-Petegem
Waasmun-ster Wachtebeke Beveren Kruibeke Lochristi Lokeren Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Beveren Sint-Niklaas Stekene Temse Moerbeke-Waas
De Pinte Deinze Zulte Sint-Martens-Latem Nazareth
Mariakerke Drongen Wondelgem Sint-Amandsberg Oostakker Desteldonk Mendonk Sint-Kruis-Winkel Ledeberg Gentbrugge Afsnee Sint-Denijs-Westrem Zwijnaarde
101
hiervan kun je niet wijzigen als bijvoorbeeld de ligging. Andere dingen zijn wel te wijzigen zoals de
stad Antwerpen die vandaag met zijn identiteit vast zit qua mobiliteit maar de lange wapper was
een mooi voorbeeld van hoe dit de identiteit kon wijzigen. Je kunt een bepaalde identiteit opbou-
wen door middel van investeringen maar hoe breder de regio, hoe moeilijker is het om die identi-
teit snel te wijzigen. Je moet als regio je identiteit goed kennen (hoe zijn we) en hoe willen we zijn
(gewenst). De gewenste identiteit kan enkel door ontwikkelingen zoals investeringen en aanpas-
singen worden gewijzigd.
Imago slaat echter op associaties die mensen maken. Hier kan ook de indeling worden gemaakt
naar huidig en toekomstig imago waarbij vooral door communicatie (verschuivingen) het huidig in
het gewenst imago kan worden gewijzigd. Het imago moet gerelateerd zijn aan de identiteit. Want
je kunt dan wel een sterke identiteit hebben, de mensen moet dit ook zien, associëren. Identiteit
en imago moeten altijd samengaan en altijd samen bekeken worden.
Theorie van identiteit en imago van bedrijven is ook toepasbaar op regio’s maar is wel complexer
bij regio want een bedrijf is veel duidelijker qua missie, visie,... Bij regio is dit veel complexer want
het is veel algemener, moeilijk om te weten wat er precies anders is, het is moeilijker om toe te
passen. Maar de principes van theorie zijn dus wel hetzelfde.
“Hoe dient de gap tussen identiteit en imago worden geminimaliseerd?”
Er dient te worden opgelet dat de gap tussen identiteit en imago niet te groot wordt, er mogen
namelijk geen dingen beloofd worden die er niet zijn. Identiteit en imago moeten dus in evenwicht
zijn en de identiteit mag je er nooit van loskoppelen. Voorbeeld dat goed het evenwicht heeft ge-
vonden tussen de relatie identiteit–imago is het stadje Redu. Het staat bekend als een boekendorp
met effectief allemaal kleine boekenwinkels. Het dorpje heeft bewust voor dit gekozen en zowel
de communicatie als het imago daarop afgestemd. Zo heeft het van niemendalstadje zich kunnen
opwerken naar een boekendorp. Dit is een mooi voorbeeld van hoe de identiteit kan wijzigen
maar dit lukt niet altijd. Ook Northfolk is erin geslaagd om van een oude, grijze, dirty verloederde
regio te wijzigen naar een high tech World Class Northfolk waarin bedrijven hebben geïnvesteerd.
Dit is niet enkel gelukt door de communicatie maar ook door onder andere samen te werken met
Richard Branson en bedrijfsterreinen en universiteiten aan te trekken. Zo is de motor aangeslaan
102
en hebben mensen een ander imago gegeven aan de regio. Dit is terug een voorbeeld van hoe je
identiteit en imago altijd moet samen zien.
“Waar dient place branding in dit verhaal te worden gesitueerd?”
Er is een verschil in branding en marketing. Branding slaat op het sterk maken van kenmerken
maar bevat niet alles van identiteit. Wel kan door de communicatie een sterk merk worden ge-
maakt en de link worden gelegd met de identiteit. Daaronder bevindt zich de marketing waarbij je
het sterke merk door toeristische producten, attracties gaat vermarkten. Provincies moeten meer
belang hechten aan de marketing dan aan branding, want het is net zo moeilijk om een gemeen-
schappelijk merk te vinden. Meetjesland werkt nu eerder op de branding dan de marketing waar-
door ze proberen bewoners te lokken, de regio op de markt te zetten, en klanten proberen te vin-
den. De provincie heeft waarschijnlijk weinig tools om aan marketing te doen waardoor ze zich
misschien toch misschien focust op de branding. Maar eigenlijk is de marketing in het onderzoek
naar de identiteit van de provincie het belangrijkste gezien het net daar moet gebeuren.
West-Vlaanderen werkt bijvoorbeeld al jaren met een nationale tv campagne om bezoekers te
lokken, dit is regiomarketing. Marktingtools voor de provincie Oost-Vlaanderen kunnen eigenlijk
diverse zijn zoals een tv-programma, radiospot,...
“Welke is uw visie op de Oost-Vlaamse identiteit en de redenen voor de afwezigheid van een
provinciegevoel?”
Deze oefening heeft Nelson Inspires een stuk gemaakt voor het economische regiomarketingplan
met focus op ‘waar kennis werkt’. Er is namelijk gigantisch veel kennis in de provincie Oost-
Vlaanderen aanwezig door o.a. de hogescholen, universiteiten waarbij deze elementen universeel
moeten worden omgezet naar economie, werken. Dit is echter uniform op één functiegebied. Een
ander onderscheidend element van de provincie is dat de provincie ligt op kruising van de 2 grote
hoofdwegen namelijk de E40 en E17. Dit is typisch voor de provincie en daar kan je iets mee doen
naar ligging toe. Een echt concurrentievoordeel is het wel niet maar wel naar puur qua ligging. Ook
kan met de haven van Gent iets worden gedaan en met de Vlaamse Ardennen.
Een dialect is ook typisch wat tot de identiteit van streek behoort zoals het West-Vlaamse dialect
dat zorgt voor een regiogevoel. Echter is het Oost-Vlaams dialect minder sterk ontwikkeld dan
103
bijvoorbeeld het Gents dialect, en komen de Oost-Vlaamse dialecten ook niet met elkaar overeen
zoals een Bruggeling en een Kortrijkzaan elkaar wel perfect verstaan.
Voor de rest is er maar één grote stad Gent en ontbreken onderscheidende elementen als de zee.
De werkelijke ingrediënten dient best te worden opgelijst vertrekkende vanuit de 5 functie gebie-
den (wonen, werken, ontspanning, zorg & opvang, onderwijs ). Daarbij som je alle factoren op die
aanwezig zijn en waarop kan je bouwen. Resultaat zullen de volgende ingrediënten zijn: de ligging,
universiteit kennis, haven, grote wegen, stuk groen als oudenaarde, de Vlaamse Ardennen. Deze
oefening zal niet volledig zijn, gezien de provincie de moeilijkste is om een identiteit te geven. Zo is
een belangrijk ingrediënt van de provincie West-Vlaanderen de kust, bij Antwerpen speelt een
enorm Antwerps gevoel en is ook wereldstad. Echter kan je bij de provincie Oost-Vlaanderen en
Vlaams Brabant niet snel 2 unieke kenmerken opplakken zoals een’ nationaal park’ en ‘bokrijk’ bij
Limburg. Bij Oost-Vlaanderen zal je vaker Meetjesland en Gent horen dan Oost-Vlaanderen.
Belangrijk is echter om keuzes te maken uit de pijlers. Een goed regiomarketingplan is gebaseerd
op 3 à 4 identiteitselementen. Bovendien bevat de baseline ‘Ieder van ons’ geen enkele unieke
propositie. De provincie profileert zich beter op zijn economisch profiel namelijk ‘waar kennis
werkt’. Veel mensen waren dan wel afgehaakt maar dan had de provincie wel een sterk profiel.
West- Vlaanderen heeft deze oefening niet gedaan maar ‘gedreven’ accepteert iedereen wel. Om
te kunnen antwoorden op de vraag ‘wat is een Oost-Vlaming?’ dient een radicale keuze te worden
gemaakt, durven te kiezen rond iets scherp zoals World Class Northfolk heeft gedaan. Die gekozen
kenmerken moet dan bewijzen dat het zo is en dan consistent 10 jaar lang communiceren.
“Welke zijn andere redenen voor het ontbreken van een sterke Oost-Vlaamse identiteit?”
Een provincie is iets artificieels, is een administratieve afbakening geweest. Naast identiteit kan er
ook een regiogevoel of streekgevoel ontstaan, wat deel uitmaakt of deel zou kunnen uitmaken van
de identiteit. Illustrerend voorbeeld: twee West-Vlamingen die elkaar zien buiten West-
Vlaanderen zullen zeggen dat ze van West-Vlaanderen zijn, twee Oost-Vlamingen zeggen dat ze
van Eeklo en Gent zijn. Ze zeggen niet ‘ik ben een Oost-Vlaming”, wat erop wijst dat er geen Oost-
Vlaams gevoel is, er is geen algemeen bindend element op vlak van streekgevoel. Er is wel een
streekgevoel maar niet op Oost-Vlaams niveau maar wel bijvoorbeeld op niveau Meetjesland,
Gent. En hoe sterker die streekgevoelens worden, hoe moeilijker het wordt voor de provincie om
een Oost-Vlaams gevoel te ontwikkelen.
104
Het is dus ten eerste een administratieve afbakening, ten tweede zijn er de sterkere subregio’s en
ten derde wordt er niet op een natuurlijke manier gesproken van een Oost-Vlaming. Andere rede-
nen zijn ook het karakter van mensen, hun attitude, mentaliteit, waarden die anders liggen en het
is bovendien historisch gegroeid. Op de vraag of er ooit wel een regiogevoel zal ontstaan, is moei-
lijk te beantwoorden want het is moeilijk om een identiteit om te bouwen als die identiteit er niet
is. Je kunt wel een identiteit opbouwen maar zal dit nooit krijgen op niveau als bij Limburg en
West-Vlaanderen. Meestal hebben perifere provincies/regio’s een veel sterker gevoel van eigen
identiteit en eigen imago. Maar Oost-Vlaanderen ligt niet aan de kust, is niet perifeer en ligt vrij
dicht bij het centrum. Brussel, Limburg en West-Vlaanderen hebben zich jarenlang afgezet tegen
dat centrum gevoel en dat is ook zo in Nederland. Daar zijn ook de sterkste provincies Groningen
en Friesland omdat die zich afzetten tegen Amsterdam en Den Haag en zich het meest profileren.
“Hoe kan de Oost-Vlaamse identiteit worden gewijzigd?”
Het is een proces op lange termijn, een imagoattitude wijzigen neemt zeker 10 tot 15 jaar in be-
slag. Het moet ook allemaal hand in hand gaan. In dit onderzoek naar de identiteit van de provin-
cie moet de communicatie voorop gaan. De provincie is een moeilijker orgaan dan een stad want
een provincie is net samengesteld uit die deelsteden, deelwaarden. De enige manier is om te be-
ginnen zoeken naar gemeenschappelijke waarden, is om te vragen waarmee Oost-Vlaming zich
wel verbonden voelen. In West Vlaanderen is tot die gedrevenheid gekomen wat dat gevoel van
gedrevenheid dat er al was enkel maar heeft versterkt. In het onderzoek naar de identiteit van de
provincie moet dit gevoel nog gecreëerd worden. Er dient te worden gestart met een verhaal door
wat Oost-Vlaming zich verbonden met elkaar voelen, wat ook moet kloppen met de identiteit.
Verhalen maken deel uit van de identiteit, een sterk concept van de regio maakt deel uit van de
identiteit. In dit onderzoek moet de rode draad worden gevonden maar dit is niet gemakkelijk ge-
zien de regio zelf al enkele jaren naar dit op zoek is. De branding (logo en baseline ‘voor ieder van
ons’) toont aan dat de provincie Oost-Vlaanderen hier niet in gelukt is, wat hier vooral te wijten is
aan een interne positionering. Net als bij Roeselare ‘is er voor jou’ wijst de baseline op een gebrek
aan wie je eigenlijk bent. In de baseline ‘Voor ieder van ons’ zit niets in, kan je overal toepassen en
is niet onderscheidend. Het wijst erop dat niets werd gevonden om zich op te profileren, om te
werken rond een bepaald thema. Profileren is keuze durven maken en hier is dit niet gebeurd.
105
Daaruit blijkt de zwakte hoe moeilijk het is om iets te vinden dat bindend en toch voldoende on-
derscheidend is.
“ Welke zijn de doelgroepen waarop wij ons in dit onderzoek dienen te richten?”
Ten eerste zijn er de klassieke 3 B’s: bedrijven, bezoekers en bewoners. Bedrijven zijn van belang
omdat opportuun is om te weten waarom zij zich in de provincie vestigen, waaraan ze denken. Bij
deze doelgroep zal de provincie goed scoren op de factoren kennis, universiteit, ligging, econo-
misch regiomarketingplan. Bewoners wonen dan ook niet in de provincie maar wel in de stad, ge-
meente. Bij deze doelgroep zullen daar wel het effect kunnen meten van te weinig provinciegevoel
maar wel sterk stadsgevoel. We moeten zeker meten of ze wel tot stad aangetrokken voelen.
Meetjesland wil Aalter er graag bij door bijvoorbeeld het organiseren van evenementen maar dit
lukt zeer moeilijk en misschien nooit.
Daarnaast heb je nog de investeerders en de creatieve. De creatieve kunnen in onze case die zijn
in en rond universiteit, studenten, jongeren. Investeerders zijn bijvoorbeeld vastgoed investeer-
ders, die zich dus niet hoeven te vestigen in de provincie. Ook kan het opportuun zijn om mensen
van buiten Oost-Vlaanderen te bevragen. De bezoekers echter komen niet naar Oost-Vlaanderen,
ze kennen het niet. Bij deze doelgroep zullen we dus ook weinig of geen Oost-Vlaams imago kun-
nen uithalen. Het toeristisch beleid is dan ook anders georganiseerd zoals het Meetjesland, Schel-
deland. Er zijn amper toeristische producten waarmee we Oost-Vlaanderen op de kaart kunnen
zetten en daar werd waarschijnlijk bewust voor gekozen.
“Hoe enquête opstellen?”
De vragenlijst hoeft niet te peilen naar onderscheidende kenmerken, deze kunnen namelijk be-
vraagd worden door open vragen. Het is zeker goed om te werken met foto’s in combinatie met
wat mensen denken om zo de waarden aan de foto’s te koppelen. De componenten communica-
tie, gedrag, symboliek kunnen ook zeker worden toegepast. Wel mag het invullen van de enquête
maar maximum 10 minuten duren (idealiter is 8 minuten). Ook is het aangewezen om te werken
met gesloten vragen omdat deze het gemakkelijkst te beantwoorden zijn.
We moeten rekenen op 300 à 400 ingevulde enquêtes, en een responsgraad van 30% is zeer goed
(is normaal, 1 op 4). De vragenlijst op de website zetten, gebruik maken van de regiokantoren,
106
Facebook en Twitter zou normaal meer dan voldoende moeten zijn. Wel moeten we ervoor zorgen
dat respondenten zich geen 2 keer kan inschrijven en moeten we dit proberen te beveiligen zoals
maar 1 IP adres. Echter kan je op deze manier ook weer mensen uitsluiten.
9.3.2 Els Luyckfasseel, provincie Limburg
“ Hoe ziet het regiomarketingplan eruit van de provincie Limburg?”
De basistheorie is dat regiomarketing zorgt dat bepaalde doelstellingen worden bereikt zoals het
aantrekken van investeerders en het genereren van nieuwe mensen (bezoekers, bewoners). Iden-
titeit kan niet zonder regiomarketing en omgekeerd.
VZW regio Limburg neemt het luik toerisme (bezoekers) op zich. We communiceren vaak met hen
zodat de campagnes niet botsen. Maar wij als bestuur houden zich niet bezig met het toeristische
luik.
De laatste 10 jaar hebben we veel investeringen gedaan in regiomarketing, waardoor wij de twee-
de grootste (na de zee) trekpleister zijn als vakantiebestemming.
Voor de regiomarketing werd een nulmeting uitgevoerd naar hoe de rest van Vlaanderen Limburg
ziet op vlak van investeringen. Op vlak van vakantie zit dit heel goed maar Limburg wordt nooit als
eerste vermeld wat betreft investeringen. Qua werking doet de provincie veel om investeerders
aan te trekken maar er is niemand die het weet. Daarop wordt nu volop ingezet en dat loopt goed.
Een volgende stap is dan om in het investeerderklimaat optimaal in te investeren zodat de brain
trade vermindert. Er is namelijk veel talent die buiten Limburg gaat omwille van de interessante
jobs die daar vaak liggen. Die jobs worden naar Limburg gehaald want er is hier veel ruimte in veel
betekenissen. Vandaar ook de imagocampagne die drie jaar loopt, waarbij de campagne elk jaar
opnieuw wordt bekeken. Ook wordt jaarlijks een actieplan en een mediaplan opgesteld voor het
bereiken van de doelstellingen.
“Welke is de identiteit, het DNA van de provincie Limburg?”
Er is nu nog steeds het beeld (zelfs sterker dan vroeger) van rustige, groene provincie. Dat klopt
ook nog steeds voor een stukje, we zijn namelijk genieters, dat klopt. Onze kernwoorden die dan
onze identiteit gaan vormen zijn puur, onverwacht, jong en genot. Het zijn vier waarden die heel
107
sterk zitten vervat in toerisme, maar die we niet expliciet gaan gebruiken in onze huidige campag-
nes.
“Hoe die kernwaarden gekozen?”
Het hele traject werd door Noël slangen met groep C binnengehaald in 2004. Zij hebben een hele
werkwijze uitgebouwd om dat organisatorisch aan te pakken, wat jammer genoeg heeft gebotst
met deputatierol. Resultaat was dat het is geëvolueerd naar een ad hoc verhaal. Het heeft ook
geen zin om die woorden in your face te goochelen maar ze moeten vervat zitten. Er zat geen rood
draad in, wat het nadeel is van ad hoc in zijn geheel. Daaruit heeft de communicatieafdeling veel
geleerd. We waren dan ook één van de eerste die zichzelf op de kaart hadden gezet.
Uiteindelijk is geëvolueerd naar een rode daad waarin die kenmerken wel vervat in zitten. De
communicatieafdeling wil dus volop gaan voor die validiteit. Zo wordt voor de imagocampagne
gewerkt samen met CEO’s van bedrijven die heel groen zijn van werking en met vervuilende be-
drijven.
“ Zit er een bewuste strategie achter het Limburggevoel?”
Het Limburggevoel is onderdeel van de Limburgse identiteit, het komt erbij, is een extra kenmerk.
Het Limburgvoel is ook heel sterk aanwezig. Limburgers zijn namelijk heel fier op hun regio, en dat
zie je nergens anders in Vlaanderen dat inwoners zo fier zijn op provinciaal niveau. In West-
Vlaanderen is dat voor stukken van de regio, in Oost-Vlaanderen is er fierheid op stedelijk niveau.
Dat Limburggevoel is zo sterk omdat er geen grote steden aanwezig zijn in Limburg want zo zijn
Hasselt en Genk eigenlijk kleine landelijke steden. Het heeft ook geen zin om voor het provincie-
bestuur die steden een eigen regionale overheid te geven om bepaalde dingen te kunnen realise-
ren. Hasselt en Genk zijn ambitieuze steden maar klein van schaal. Het Limburggevoel, het provin-
ciale gevoel gaat dus bovenop het lokale gevoel.
Achter het Limburggevoel zit dus geen duidelijke strategie maar is wel historisch gegroeid. Limburg
is dan ook als laatste bijgekomen in 1839. De sfeer en cultuur zijn wel nog steeds gelijklopend met
Nederland. Ook het feit dat er veel dialecten zijn in de provincie Limburg kan een mogelijke bijdra-
ge zijn tot dit sterke Limburggevoel.
108
“Aanbevelingen hoe provincie Oost-Vlaanderen dit provinciegevoel kan versterken?”
Dat is zeer moeilijk want in Limburg is het natuurlijk ontstaan. Er werd wel een Limburgsymbool
gecreëerd, een instrument dat het Limburggevoel toont maar eigenlijk heeft de provincie geen
symbool nodig. Veel Limburgers vinden het leuk om zich te uiten als Limburger door bijvoorbeeld
een sticker te kleven op auto’s.
“Welke kanalen gebruiken jullie om de Limburgse identiteit te communiceren?”
De voorbije zeven jaar zijn we koploper geweest naar televisiereeksen toe waarmee we Limburg
op de kaart hebben gezet (zie o.a. Katarak, Smaak van de Keizer). Zo is Limburg in heel wat huis-
kamers op tv gekomen, zowel in goede als minder goede series. Er zijn nu ook nog steeds reeksen
die in ontwikkeling zijn. Televisie is echter 1 kanaal, waarbij een mix van toerisme en algemeen
beeld over Limburg aan bod zijn gekomen. Stimulans hiervoor was ook een gedeputeerde die daar
heel zwaar wou op in gaan.
Vanaf 2004 werd samen met de decision makers Knack katernen geproduceerd waarbij verschil-
lende thema’s uit verschillende beleidsterreinen aan bod kwamen. Het werd om de twee à drie
maanden uitgegeven maar er zat geen rode draad in. Wel werd geprobeerd om met de waarden
rekening te houden.
“Hoe wel gewerkt op die rode draad?”
Vanaf 2010 werd dan hard gewerkt op die rode draad zodat de identiteit niet ad hoc in de huiska-
mers aan bod kwam. Zo werd gewerkt rond Labo Limburg: er is veel ruimte om te ondernemen in
de provincie en er is veel ruimte om te experimenteren. Toen werd vooral gewerkt op de inhoud,
content via Knack, Trends en bijlagen. Kwalitatief gezien was de inhoud goed, werd het duidelijk
gebracht door Roularta, alleen leerde ervaring dat het veel te weinig gelezen werd ondanks de
rode draad.
Het roer werd omgegooid, de basisgedachte behouden, en zit men nu volle bak in die periode. Er
is van een inhoudelijke campagne met editorials geëvolueerd naar een imago campagne met ad-
vertenties in De Morgen, Humo, Knack en De Trends, De Tijd. Advertenties met Labo Limburg als
gedachte, met ruimte in alle betekenissen in het woord. Het concept van testimonials waarbij an-
dere schrijven waarom Limburg een interessante regio is om in te investeren wordt toegepast. In
109
2011 bleef de provincie investeren in die decision makers maar nu zijn de hoofddoelgroepen on-
dernemers en high potentials. In deze imagocampagne wordt gefocust op investerende Limbur-
gers en wordt samengewerkt met partners die wel staan voor de inhoud zoals Pomme Limburg,
afdeling Economie,.. Zo zijn die mensen die achter de campagne staan, die mensen die de onder-
nemers kunnen verder helpen om te komen investeren. Dit allemaal maakt deel uit van de regio-
marketing.
In het begin werd ook te weinig gewerkt met een communicatieplan, iedere gedeputeerde wou
zijn beleid op de kaart zetten. Inhoudelijk was goed maar er was geen goede draad. Nu wordt ge-
werkt met een communicatieplan waarbij wordt bekeken welke doelgroep het best wordt bereikt,
via welke kanalen deze het best worden bereikt, en welke boodschap het best wordt gecommuni-
ceerd.
In 2010-2013 blijft de focus op ondernemers en hight potentials. Daarbij wordt de focus gelegd op
investeren in Limburg waarbij er ruimte is in alle opzichten: ruimte voor bedrijfsterreinen, logistiek
interessant, regionaal gelegen en het centrum van Europa. Op mentaal vlak zijn er creatieve pro-
cessen, en wordt geprobeerd om producten ruimte te geven. Het hoeft dus niet enkel fysiek te
zijn.
Het imago van een toeristische regio waar het groen is en rustig om te verblijven, wordt gepro-
beerd om te buigen naar de realiteit van dynamische regio waar je iets kan komen uitproberen. De
rol van het provinciebestuur hierbij is om de inhoudelijke partners te laten verder werken op de
inhoud zodat ze het meepakken. Ook moeten ze ervoor zorgen dat het mediaplan op toeristisch
niveau en hun mediaplan niet botsen.
Opmerkelijk is ook dat wanneer we het over Limburg hebben, het niet gaat over verschillende par-
tijen maar trekken alle partijen aan 1 touw op politiek vlak. Hierdoor worden ook dingen mogelijk
gemaakt die anders niet tot stand zouden komen.
9.3.3 Auteur Gerard Van Keken
Provincie Zeeland: niet zo sterk in identiteit als het lijkt
Van Keken begint het interview met een bekritisering van de identiteit van de provincie Zeeland
die volgens de auteur aan wishful thinking doet. De provincie zou willen dat het zo was maar de
110
vraag is hoe is het nu werkelijk? De provincie heeft vanbinnen wel een sterke identiteit maar niet
vanbuiten. Ze zijn veel te weinig onderscheidend, bij de Vlamingen zit het wel goed maar bij de
Nederlanders en de Duitsers is het te eenduidig. Mensen die hier op bezoek zijn geweest zijn wel
positief maar het is een plek waar je niet veel naar toe gaat omdat er niet veel activiteiten zijn. De
vraag is echter of dit erg is, wat volgens de auteur niet zo is. De provincie is dan ook geen Brugge
of Gent, het is een kleine provincie.
Provincie Oost-Vlaanderen: gebrek aan sterke identiteit
Wanneer ik vraag naar wat zijn mening is over de identiteit van de provincie Oost-Vlaanderen dan
meent hij dat dit nergens op slaat, het betreft enkel een administratieve identiteit. Vlaanderen
bestaat wel maar voor de rest is er niets, het is enkel een papieren constructie. Waar begint het en
waar het stopt het? Het is een taalgrens van Frans en Vlaams. Er is één regio Vlaanderen en voor
het binnenland zijn er de natuurlijke regio’s (zoals de Westhoek), wat vooral toeristisch vermarkt
kan worden en dat is dan ook wat er moet gebeuren.
De reden waarom een Gentenaar zich geen Oost-Vlaming voelt is vrij simpel namelijk mensen voe-
len zich ergens verbonden of niet. Een mogelijke reden voor die verbondenheid is het dialect
waarin steden heel dominant in zijn. Het gaat ook om verbindingen die mensen maken en je wilt
als provincie weten of er iets wel of niet is en waarom.
Leg focus in het onderzoek
Identiteit en imago moeten in dit onderzoek beide worden besproken gezien ze gerelateerd zijn
met elkaar. Echter dien ik mij in de enquête te richten op de identiteit, en schuiven we imago ter
zijde. De plaatsloosheid is voor mij niet van belang. Plaatsloosheid is wel van toepassing in de zin
van wat de provincie onderscheidt van de andere maar eigenlijk is het al weer een stap verder.
Een volgende stap kan ook zijn hoe je die identiteit kan positioneren en hoe je die kan onderschei-
den, en dan pas over plaatsloosheid en onderscheidend vermogen te beginnen.
Place branding komt pas in een latere fase aan bod. Je dient de provincie inderdaad als merk weg
te zetten maar je dient eerst de identiteit weten en dan pas kan je aan place branding doen.
Belangrijk is om maar vier, maximum vijf onderzoeksvragen op te stellen waarin alles wat je wilt
vragen in moet staan. Daar dienen dan de variabelen eruit te worden gehaald die in enquête moe-
111
ten zitten en voor de rest moet/mag ik niets meer doen! Anders zou dit onderzoek te groot wor-
den, beperken is dus aangewezen.
Mogelijkheden hoe dit onderzoek te voeren
Een mogelijkheid is om een historische analyse te voeren waarbij wordt onderzocht waarom er
ooit een lijn is getrokken tussen de provincie West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen. Ook kan wor-
den onderzocht welke historische identiteit er is en wat er leeft in de markt, wat zijn logische re-
gio’s voor mensen.
Een andere mogelijk onderzoek is het analyseren van wat er bestaat in de hoofden van de mensen
bij het denken aan de provincie Oost-Vlaanderen.
Als onderzoeker moet je ook gaan nadenken over wat nu identiteit is. Afhankelijk van deze resul-
taten dienen de vragen te worden afgestemd. Een provincie heeft geen identiteit maar die con-
strueren ze.
Vragen zoals het bestaan van een regiogevoel en in welke mate dit gevoel bestaat, moeten neu-
traal geformuleerd worden. Ook kan worden onderzocht of er een regiogevoel is en op welk ni-
veau (gemeentelijk, regionaal, provinciaal). Een andere mogelijkheid is te onderzoeken in welke
mate er sprake is van een identiteitsgevoel op welk niveau en welke redenen zijn hiervoor? Welk
gevoel is sterker? Belangrijk is ook om te weten wat je als onderzoeker er straks wil mee doen.
Dient het bijvoorbeeld om het toerisme van de provincie op te krikken of is het om de bestaansre-
den van de provincie te bewijzen? In het achterhoofd dient er ook rekening mee gehouden te
worden dat deze vraag niet leeft bij de mensen.
Een vraag zoals waar denkt u aan bij Vlaanderen? En bij de provincie Oost-Vlaanderen? ( vb. geld,
parkeerboete) zijn eigenlijk imago vragen. Je kunt nooit direct vragen naar wat de kernwaarden
van Oost-Vlaanderen zijn, je moet daar goed over nadenken. Je moet gaan nadenken over waarom
de regio van een andere regio verschilt en waar komt dat door.
Om naar het gevoel te peilen dat iemand bij een plek heeft, moet je op een andere manier bevra-
gen dan ‘welk gevoel heb je bij Oost-Vlaanderen’. Een mogelijkheid is om dat te doen via beelden.
Maar het is niet gemakkelijk om door te dringen tot wat mensen echt voelen. Je dient namelijk te
weten wat een plek nu onderscheidend maakt van çeen andere plek.
112
Het zijn ook allemaal constructies, mensen kwamen vroeger hun eiland niet af. Opportuun is dus
ook om te weten waarom de provincie dat nu wil weten.
Ik onderzoek volgens Van Keken het zelfbeeld van mensen in een regio en dat slaat volgens de
auteur op het self image. De identiteit van de provincie kan je ook onderzoeken door bijvoorbeeld
interviews af te nemen van deskundigen. Door inwoners te bevragen doe je als onderzoeker aan
duurzame place branding. Maar door experts te bevragen weet je niet of de bevolking erachter
staat.
Afbakening onderzoek
Ook dient duidelijk afgebakend te worden welke soort identiteit in dit onderzoek wordt onder-
zocht en moet de vragenlijst kort zijn. Een mogelijkheid is om er waarom vragen in te verwerken
maar dat vraagt erg veel werk om te categoriseren. Het is belangrijk om vooral praktisch te wer-
ken en niet tot op de bodem te gaan.
Een andere afbakening is aan welke doelgroep dit onderzoek zich richt. Zo kunnen aan inwoners
gevraagd worden wat zij onderscheidend vinden aan de regio, maar dit is een heel acquisitiepro-
ces. Wanneer we de vraag stellen aan bedrijven komen een heel soort andere onderzoeksvragen
aan te pas.
Een andere afbakening is het wel of niet voeren van een waarde onderzoek. Achter de waarden
kan je wel een beetje komen door het voeren van onderzoek maar dan is een goede onderzoeks-
vraag aangewezen. Daarbij kan gevraagd worden wat een provincie nu onderscheidt van een an-
dere provincie.
Belangrijk is ook om het begrip regio definiëren en af te bakenen. Slaat dit namelijk op gemeente-
lijk niveau of op een ander niveau?
De onderzoeksvragen moeten goed afgebakend zijn, los van wat de provincie wil. Het is belangrijk
om te weten wat je als onderzoeker wil. Als de provincie echt wil weten of de provincie bestaat in
de hoofden van de mensen dan weet je al antwoord: neen, buiten enkel als bestuurlijke identiteit.
Wel kun je in het onderzoek er achter komen waar mensen zich meer mee verbonden voelen. Zo
dienen de vragen die peilen naar waar ze zich meest mee verbonden voelen, volgens een rang-
schikking te worden gevraagd maar bemoeilijkt dit wel de verwerking. Je dient als onderzoeker te
113
weten of de inwoners zich het meest verbonden voelen met hun gemeente, regio of provincie. Je
dient te weten welke ze verkiezen boven de andere. Je kunt de vraag stellen: ‘Waar voel je het
meest mee verbonden?’ of kan je het via een rangschikking van ‘1-2-3’ vragen. Maar om echt die-
per in te gaan op de vraag waarom inwoners zich net met dat ene niveau meer verbonden voelen
dan met de andere niveaus, is het aangewezen om via 50 diepte-interviews door te vragen.
Tips onderzoek
Aangewezen is om uit de onderzoeksvragen variabelen te halen en daarop de enquête te baseren.
Een variabele is bijvoorbeeld de regionale identiteit en daaruit dien je dan af te dalen naar associa-
ties, gevoelens, verbondenheid en daarover verder vragen. Wel mag je in de onderzoeksvragen er
niet vanuit gaan dat er een gebrek is aan regiogevoel. Eigenlijk dien je te weten te komen in welke
mate er sprake is van een regiogevoel in de provincie Oost-Vlaanderen en welke de redenen zijn
dat het regiogevoel aanwezig of afwezig is. Hetzelfde geldt voor vragen naar de identiteit van de
provincie, die neutraal moeten worden geformuleerd.
Door al die aspecten moet je als onderzoeker goed focussen en precies weten wat je wilt onder-
zoeken.
Best is ook om de waarden te bevragen met een open vraag, want met keuzes geef je zelf het
antwoord al aan. Wel weten mensen zelf niet welke de waarden zijn van de provincie en dus is het
de vraag welke nu beste wijze is van bevraging. Dit is een erg moeilijke kwestie, onderzoekers zijn
al tientallen jaren met waardenonderzoek bezig. Een hulpmiddel hiertoe is het werken met beel-
den maar dhr. Van Keken heeft in zijn eigen onderzoek daar maanden over gedaan. Je mag als
onderzoeker dan ook niet te veel willen want als je werkt met foto’s moet je al eerst een heel pro-
ces doorlopen van welke foto’s je dan neemt.
Beperkingen onderzoek
Van Keken wijst er hierop dat het een groot onderzoeksdomein bevat waarvan ik mij als onder-
zoeker maar op een klein deeltje ervan kan focussen.
Belangrijk is dus om de drie dingen op een rij te zetten: stad, regio, provincie en welke bovenaan
staat, welke op nr. 2 en nr. 3. Het is echter voor ons al moeilijk om de keuze te maken of we het
meest verbonden voelen met de regio of met de gemeente en waarom. Voor de respondenten zal
114
het dus erg moeilijk zijn om dit te beantwoorden. Maar Van Keken wijst hier op de beperkingen
van het onderzoek waarbij er geen tijd is om alles uit te denken hoe de dingen best worden be-
vraagd. Wel kan bevraagd worden welke associaties de respondenten hebben met de provincie.
Zo kan een antwoord de wielerpaden zijn, wat wel niets met waarden te maken heeft.
Er dienen in dit onderzoek keuzes te worden gemaakt, de lat mag niet te hoog worden gelegd. In
de beperking moet er beperkt worden.
Valkuilen onderzoek
De onderzoeksvragen dienen neutraal te worden geformuleerd. Dit is op zich al geen makkelijke
opdracht om tot een goede afbakening te komen. Ik ga geen place branding onderzoek voeren
maar onderzoeken of de provincie bestaat in de hoofden van mensen of niet. Belangrijk is om tot
een logisch verhaal te komen waarbij de provincie duidelijk weet wat ze wil weten. Het begint al-
lemaal met een goede afbakening.
Van Keken wijst erop om niet specifiek te vragen naar de Oost-Vlaamse identiteitselementen die
de provincie typeren. Wel is aangewezen om naar de identiteitselementen te peilen door te vra-
gen waarin de provincie anders in is (waarbij link kan worden gelegd met place branding). Van
Keken wijst op de moeilijkheid van dit soort onderzoeken.
Aanbevelingen verder onderzoek
In verder onderzoek kan via diepte-interviews bevraagd worden welk het beeld is van de provincie
Oost-Vlaanderen. Dit kan veel resultaten opleveren want als eruit komt bijvoorbeeld veel bureau-
cratie, dan heb je al de eerste associatie. Belangrijk is om te weten wat het eerste woord is wat in
je opkomt bij provincie Oost-Vlaanderen.
9.3.4 Amanda Slabekoorn, provincie Zeeland
“Hoe hebben jullie de aanpak van identiteitsopbouw bij de provincie Zeeland aangepakt?”
Eerst zijn we gestart met de campagne ‘welkom in Zeeland’ waarbij de borden stonden bij het bin-
nenrijden van Zeeland. Echter is dit mislukt, hebben we onderzoek gedaan wat het probleem was
en veel geld in gestopt. Probleem was echter dat uit deze campagne weinig acties zijn uit voort
gekomen en dat niet de focus lag op specifieke kenmerken van de provincie.
115
In een tweede campagne werd een aanbesteding gedaan naar bedrijven waarbij 30 à 40 bedrijven
hebben gereageerd met een eigen concept om de identiteit van Zeeland te ontwikkelen. Uiteinde-
lijk is er een team uit voortgekomen dat bestaat uit drie verschillende bedrijven die zorgen voor de
vormgeving, tekst en filmpjes.
Het team heeft als term voor identiteit ‘DNA’ gekozen, wat een prachtige verwoording is. DNA
staat namelijk gelijk met het karakter, het originele, het eigene aan een provincie.
Met het team werd samen gebrainstormd en de vraag gesteld wat er nu typisch de provincie is. Al
die kernwoorden werden geschreven op notitieblaadjes die geplakt werden op een groot bord. In
een volgende stap werd dan een selectie gemaakt uit de kernwoorden om die dan te gaan gebrui-
ken en op te focussen.
Uiteindelijk heeft het DNA team het promotie concept ontwikkeld waaruit een eerste inspiratie-
boek is voort gekomen. Op basis van dit boek werden alle verdere acties ontwikkeld zoals de ge-
meentelijke identiteit.
“Naar wie werden de boekjes verstuurd?”
Het boekje is bestemd om de identiteit van de provincie te communiceren naar de inwoners toe.
Er is ondermeer een voorwoord van de commissaris van de koningin terug te vinden waarin staat
hoe belangrijk hij het vindt om Zeeland op de kaart te zetten.
We hebben ze op gemeentehuizen gelegd, helpen verspreiden door bedrijven die hebben meege-
werkt en ter beschikking gelegd bij toeristische kantoren (de vvv’s). Ook is het belangrijk om lokale
organisaties aan te spreken gezien de goede contacten die zij hebben. Zo heeft Delta, die energie
voorziet voor Zeeland, een vrij uitgebreide communicatieafdeling en die wilden boekje voor de
Zeeuwen uitbrengen waarin Zeeuwse ondernemers aan woord komen. Ondernemers zijn namelijk
een boegbeeld, dragen de waarden voor jou uit, hebben een ambassadeursfunctie want dragen
het DNA, de identiteit uit.
116
“Met de kernwaarden van de provincie kan je toch altijd een link blijven maken naar de ge-
meenten apart toe?”
Link blijf je altijd leggen want als je het nog maar hebt over het culinaire dan heeft iedere gemeen-
te wel een goed restaurant. Zeeland staat voor zee en strand en iedere gemeente heeft wel met
een zee of strand te maken, want alles is dicht bij het strand in Zeeland. Dit benoemen we ook met
de term linking pin = namelijk verbinden met de gemeenten.
Zeeland telt minder inwoners, is een rustige provincie met een breed karakter wat ook terugkomt
in de gemeenten. Toeristische is ook een typische linking pin wat je niet kan zeggen van cultuur.
Cultuur komt wel overal terug maar niet iedere gemeente heeft te maken met bijvoorbeeld con-
certen doordat ze te klein zijn in oppervlakte.
Onze truc is echter om typische kenmerken die toepasbaar zijn op gemeenten, te gaan communi-
ceren als uniek voor de provincie. Zo hebben we een glasproducent die levert naar alle hoeken van
de wereld wat we hebben uitgewerkt als eigenlijk klein maar groot in ons doen.
“Hoe werd de campagne verder ontwikkeld naar de gemeenten toe?”
Er zijn 13 gemeenten in Zeeland waarbij we voor 52% het gemeentelijk DNA hebben ontwikkeld.
Voor elk van die gemeenten wil de provincie hen motiveren om een eigen DNA, die verder bouwt
op het DNA van de provincie, te ontwikkelen. Elk van de gemeenten kan wel de kans krijgen om dit
te ontwikkelen maar het kost veel tijd en geld. Als oplossing werd gekozen om elk van de gemeen-
ten een subsidie van 8000 EUR te geven. De gemeenten hebben er zelf dan nog 4000 EUR bij ge-
daan gezien het ongeveer 12 000 EUR kost om een volledige DNA te ontwikkelen en dit te com-
municeren. De provincie wilde ook wel iets in ruil voor die 8000 EUR, elke gemeente moest voor-
zien in een minimum deelname van vijf à zes bedrijven die mee helpen brainstormen.
“Waarom de keuze van bedrijven en niet van inwoners in de ontwikkeling van de identiteit?”
Voorwaarde was dat de medewerkers van de bedrijven ook inwoners waren van de gemeente. Het
was hun persoonlijke inbreng die telde en niet die vanuit de visie van het bedrijf.
Het is ook erg moeilijk om inwoners van gemeenten te engageren want voor hen is er een drempel
om mee te doen. Het duurt al maanden vooraleer je inwoners verzamelt. Bedrijven kan je ook
117
makkelijker stimuleren om s’avonds te komen brainstormen omdat ze iets in ruil hiervoor hebben
gekregen. Zo kregen ze bijvoorbeeld hulp over hoe hun website er moest uitzien, wat een extra
aanwinst is want het is gratis. Als je inwoners wilt uitnodigingen is dat een enorme drempel want
wat staat er voor hen tegenover, het duurt al maanden duren voor je hen verzamelt.
Vlissingen was de startgemeente. Er is gewerkt met het DNA Team en twee mensen van de pro-
vincie zelf om te onderzoeken wat het DNA van de gemeente is. Uiteindelijk werd gekomen tot de
items toeristisch, zee, strand, cultuur en stoere karakter.
Bij het gemeentelijke DNA hebben we bijvoorbeeld wel foto’s gemaakt van de inwoners, bij pro-
vinciale identiteit niet. Er is specifiek gekozen om mensen te kiezen omdat ze meer uitbeelden dan
gebouwen.
“Hoe is tot die items gekomen?”
Op een startbijeenkomst is het team op zoek gegaan naar het DNA waarbij foto’s werden gemaakt
van wat specifiek Vlissingen is zoals een scheepswerf. In het uiteindelijk campagneboekje vinden
we een stempel terug die niet goed is doorgedrukt. Dit verwijst opnieuw naar het grove en ro-
buuste karakter dat kenmerkend is voor Vlissinge. Elke pagina van het boekje moet het karakter
van de gemeente weergeven zoals ongepolijst (= grof en robuust). Ook werden mensen gefotogra-
feerd want die typeren een gemeente. De inwoners van Vlissinge lijken gesloten maar zijn eigenlijk
erg open en ook dat zit mee vervat in het idee. Verder komen ook etnische groepen in het boekje
aan bod, die wijzen op het kleurrijke karakter van de gemeente. Ook zijn de festivals en schepen er
belangrijk. Zo een promotieboekje maken is uiteindelijk erg kostelijk.
In een volgende stap werd een boekje gemaakt met ‘winkelen aan zee’ want de zee is een erg
mooie treffer. Alle typische winkels werden beschreven in stijl van DNA concept. Het boekje werd
uitgedeeld in verschillende kernen in Middelburg. Uiteindelijk is het aantal bezoekers toegenomen
wat economisch gezien positief is.
“Hadden jullie geen schrik dat uiteindelijk de gemeenten een veel sterke identiteit zouden ont-
wikkelen dan de provincie zelf? Want dat is een probleem bij de provincie Oost-Vlaanderen”
Hier had de communicatieafdeling geen schrik voor omdat duidelijk was dat de gemeenten nog
niet ver zaten in place branding. Het is misschien een toevalstreffer dat de gemeenten wel al met
118
place branding bezig waren maar ze wisten niet hoe ze dit het best konden aanpakken. Het is dan
ook allemaal een geïmplementeerd geheel waarbij we eerst het DNA van de provincie hebben
ontwikkeld. Daarop zijn de gemeenten verder op beginnen werken, toepassen. Het ontwikkelen is
op zich een goede manier, er is geen angst. Het is ook aan iedere gemeente zijn keuze om de 8000
EUR te ontvangen of niet, maar nog geen enkele gemeente heeft geweigerd. Het is dan ook een
‘Good to be true’ story waarbij de gemeenten geld krijgen en er mensen komen van de provincie
en het team die er hun tijd insteken.
“Welke zijn andere manieren om de Zeelandse identiteit te communiceren naar buitenwereld
toe?”
Door het jaar heen zijn we ook erg bezig geweest met het verzamelen van citaten, omdat het een
manier is van inspireren. Ook in die zin zijn inwoners wel betrokken op provinciaal niveau want die
maken het levendig.
Ook zijn er veel bedrijven die zelf met initiatieven ko-
men om te werken met de Zeeuwse knoop wat een ju-
weelstuk, sierraad is dat werd gedragen aan de broek-
riem van de man (de ouderwetse versie). Bedrijven wil-
den zich verbinden met het DNA van Zeeland, het merk
van Zeeland namelijk het zetje. Zetje = omdat het klein
is. Het zetje is deel van de Zeelandse identiteit, hun waarmerk. Veel bedrijven willen dit zetje toe-
voegen aan hun product. Dit toont aan hoe geëngageerd de bedrijven zich om zich te verbinden
met de Zeelandse identiteit.
Zo heeft een bedrijf de Zeeuwse knoop verwerkt in bakvorm. Ander voorbeeld is dat een bon-
bonmaker een bonbon in de vorm van de Zeeuwse knoop heeft gemaakt. Op de doos staat ook
het zetje met echt waar erop. Dit is opnieuw een mooi voorbeeld van hoe inwoners zich kunnen
verbinden met het promotie concept.
Ook heeft een hele kleine kaasboerderij een kaas uitgebracht in vorm van de Zeeuwse knoop met
het zetje = ik verbind mij aan het promotie concept.
119
Er is dus hier sprake van een sneeuwbaleffect waarbij uit één actie, steeds meer acties uit voor-
komen.
De provincie heeft ook een sticker: ik kom uit Zeeland, echt waar. Echt waar slaat erop dat de in-
woners echt trots zijn op het feit dat ze van Zeeland zijn. Dit maakt ook geïntegreerd deel uit van
de promotie en was de starter. De citaten in het boekje beginnen ook met die aanhalingsteken-
tjes. Het zijn kleine beeldmerkjes die herkenbaar zijn naast de look en feel van het DNA (robuuste,
grof).
Ook heeft de provincie het boekje gemaakt: ‘Zeeuws van de fiets’. Een gedeelte van de tour heeft
in o.a. Middelburg gepasseerd. In dat kader werden mensen geïnterviewd over wat ze met de fiets
te maken hebben. Dit heeft opnieuw te maken het look en feel van het DNA maar met opnieuw
een andere invalshoek, wat opnieuw bewijst dat je het op verschillende manieren kan bekijken.
Voor de nieuwjaarsreceptie wordt jaarlijks ook een cadeau gemaakt. Zo werd een Zeeuwse zeep
ontwikkeld terwijl de provincie eigenlijk helemaal geen Zeeuwse zeep heeft. Maar de ondernemer
vond het een typische Zeeuwse zeep omdat de zeep ruw en robuust was, wat opnieuw refereert
naar dat ongepolijste en het bevatte Zeeuwse zoutkorrels. De communicatiedienst vond het dan
ook zo mooi dat het zo terug komt in een product, dat er geld werd in gestopt en meegegeven aan
de inwoners op de receptie. Ook zat er Jute zakjes bij die grof gemaakt waren en met het zetje
erop. De zakjes hadden als doel om er een stukje zeep in te steken om zo te delen met familie,
vrienden.
Ook zijn we begonnen met brochures in het Nederlands en in het Engels, wat heel goed werkt. Het
is iets extra waarmee je duidelijk wil zijn dat je Zeeland bent maar dat de provincie ook goed is
voor het buitenland.
Verder werd een doos ontwikkeld met o.a. een kleurenwaaier en een USB. Het was erg duur om
die doos op maat te laten maken. Mensen konden het opvragen en zij stuurden het op. Voor een
onderscheidend provinciale identiteit moet er ook gekozen worden voor bepaalde kleuren. Dit zijn
kleuren die onderscheidend zijn maar die je ook moet kunnen terugvinden (dus geen nieuwe kleur
uitvinden). Per kleur zijn er nuanceringen terug te vinden en hebben ze een typisch woord mee
gegeven per kleur, typische Zeelandse woorden. Om te weten hoe nu een bepaalde kleur dient te
worden gebruiken is terug te vinden op de promotie website met tips.
120
Verder werd een voorbeeldboekje gemaakt van hoe Zeelanders het zetje kan toepassen. Zo heeft
De Schorre die wijn maakt, een vignet met het zetje gemaakt om te kleven op de wijnflessen die
ondermeer worden geschonken bij KLM op het vliegtuig. Ook werd een Zeelandfiets gemaakt, met
‘echt waar’ als frame. Ook op de site ‘laat Zeeland zien’ kunnen ondernemers en inwoners voor-
beelden zien, de kleuren downloaden en het zetje zelf maken en laten drukken.
Echter aan de acties uitgaande van Zeeland om mensen meer te laten bewegen, hebben niet erg
veel mensen aan meegedaan.
“Bestaat er een provinciaal gevoel?”
Het is allemaal een gevoel, als je de beelden ziet is het een gevoel. Als je in zeeland woont en naar
een andere provincie verhuist, dan mis je Zeeland. Identiteit van Zeeland weerspiegelt de identi-
teit van de gemeenten weer en het gevoel. Het is in elkaar verweven, het is geïntegreerd.
Conclusie
De communicatiedienst van de provincie heeft bewust voor bepaalde identiteitselementen geko-
zen, er zit echt een strategie achter. Daarbij heeft de provincie niet één iets gekozen dat eruit
springt als identiteitskenmerk, het DNA neemt verschillende gedaanten aan. Want als je teveel
profileert op één iets uniek, dan gaat de provincie zich te gefocust opstellen. Bij iedere provincie is
er dan ook zoveel te vinden.
Het verzamelen van het DNA wordt jutten genoemd waarbij je zoveel informatie, trefwoorden van
mensen krijgt die je dan moet selecteren.
Eerst werden de algemene kenmerken voor provincie bepaald om dan op basis van die algemene
kenmerken, de specifieke elementen te kiezen voor de gemeenten. Voor beide denkoefeningen
werd deels gewerkt met dezelfde bedrijven maar het was niet de bedoeling om volledig dezelfde
bedrijven te nemen om te strak denken te vermijden. Ook mag niet te veel gefocust worden op
één iets bekend. Zo kan op het culinaire gebied ervoor worden gekozen om van het befaamde
restaurant Oud Sluis een foto te nemen. Echter zouden de andere horeca zaken hier niet mee eens
zijn. Betere oplossing is om van Sergio Herman een citaat te publiceren.
121
9.4 Enquête
Ik ben Marlies Wanneyn, studente Communicatiewetenschappen aan de Universiteit Gent.
In het kader van mijn Masterproef voer ik in samenwerking met de provincie Oost-Vlaanderen een
onderzoek bij de inwoners van de provincie Oost-Vlaanderen.
U krijgt enkele stellingen over de provincie en ik vraag hierop uw eigen en eerlijke mening te ge-
ven. De verwerking van uw gegevens zullen volledig anoniem gebeuren. Deze kleine inspanning
van maximum 10 minuten betekent een grote bijdrage voor mijn onderzoek. Deze enquête kunt u
ook online invullen. De link is terug te vinden op de website van de provincie Oost-Vlaanderen:
www.oost-vlaanderen.be.
Voorwaarde: om deze enquête te mogen invullen dient u inwoner te zijn van de provincie Oost-
Vlaanderen (kotstudenten die enkel tijdens de week in de provincie Oost-Vlaanderen wonen, tellen
niet mee) en moet u minimum 18 jaar zijn.
Als beloning voor uw inspanning, zullen er 10 pakketten met streekproducten worden uitgeloot
onder de respondenten. Indien u hiervoor in aanmerking wilt komen, vragen wij uw telefoonnum-
mer of e-mailadres op het einde van deze enquête.
1) Geslacht:
1. Man
2. Vrouw
2) Geboortejaar:
3) Welke stelling is op u van toepassing?
(Slechts 1 antwoord mogelijk)
1. Ik ben geboren in de provincie Oost-Vlaanderen en in een andere provincie opgegroeid
2. Ik ben in een andere provincie geboren maar in de provincie Oost-Vlaanderen opgegroeid
3. Ik ben zowel geboren als opgegroeid in de provincie Oost-Vlaanderen
4. Ik ben niet geboren en niet opgegroeid in de provincie Oost-Vlaanderen maar er pas later
(na 18 jarige leeftijd) vast komen wonen
122
4) Hoe lang woont u in de provincie Oost-Vlaanderen?
(slechts 1 antwoord mogelijk)
1. Tussen 0 en 2 jaar
2. Tussen 2 en 5 jaar
3. Tussen 5 en 10 jaar
4. Meer dan 10 jaar
5) Indien u niet bent geboren en niet bent opgegroeid in de provincie Oost-Vlaanderen maar
wel bent verhuisd naar de provincie, dan was dit omwille van:
(meerdere antwoorden mogelijk)
1. Om dichter bij mijn werk te wonen
2. Blijven plakken in de provincie nadat ik er mijn studies heb afgerond
3. Mijn familie die er woont
4. Omwille van de mogelijkheden de provincie biedt: fietspaden, Vlaamse Ardennen, haven-
provincie, cultuurprovincie et cetera.
5. Andere:
6. Niet van toepassing gezien ik er ben geboren en/of opgegroeid
6) In welke mate zijn volgende kenmerken volgens u van toepassing op de provincie
Oost-Vlaanderen:
Helemaal niet Eerder niet Neutraal Eerder wel Heel sterk
1. Voor iedereen
2. Levenskrachtig
3. Samenwerken
4. Levenslustig
5. Stimulerend
6. Aandacht voor traditie
7. Kwaliteitsvol
8. Duurzaam
9. Betrokken
10. Warm
11. Verbindend
12. Innovatief/ vernieuwend
13. Creatief
14. Open
123
7) In welke mate zijn volgende aspecten volgens u sterke punten van de provincie Oost-
Vlaanderen?
Helemaal niet Eerder niet Neutraal Eerder wel Heel sterk
1. De locatie van de provincie
2. De geschiedenis van de provin-cie
3. Symbolen van de provincie
4. Evenementen van de provincie
5. De streekproducten van de provincie
6. Het Oost-Vlaams dialect
7. De Oost-Vlaamse tradities
8. Kunst en cultuur
9. De mentaliteit van de Oost-Vlamingen
10. Sterk onderwijs
11. Sterke arbeidsmarkt
12. Kennis en innovatie
13. Voorzieningen in welzijn, ge-zondheid en zorg
14. Sterk aanbod van fiets- en wie-lerpaden
15. Veel water
124
8) In welke mate zijn volgende stellingen op u van toepassing?
Helemaal niet
mee akkoord
Eerder niet
mee akkoord
Neutraal Eerder wel
mee akkoord
Helemaal mee
akkoord
Ik zou trots zijn om mij
te kunnen uiten als een
Oost-Vlaming
Het maakt mij niet uit of
ik mij kan uiten als een
Oost-Vlaming
9) Bij volgende stellingen dient u aan te geven in welke mate u zich verbonden voelt met de
gemeente en de regio waar u woont en met de provincie Oost-Vlaanderen
Helemaal niet Eerder niet Neutraal Eerder wel Heel sterk
De gemeente/stad waar u woont
De regio waar u woont (Meetjesland, Schelde-
land, Gent, Waasland, Leiestreek, Vlaamse Ar-
dennen, andere)
De provincie Oost-Vlaanderen
10) Bij deze vraag dient u te rangschikken (1 tot en met 3) in welke mate u zich een Oost-
Vlaming / inwoner van uw regio/ inwoner van uw gemeente voelt. Op de eerste plaats (1) staat
het niveau waarmee u zich het sterkst verbonden voelt, op de tweede plaats (2) het niveau waar
u zich minder sterk (middelmatig) mee verbonden voelt en op de derde plaats (3) het niveau
waar u zich het minst mee verbonden voelt. U omcirkelt dus per horizontale lijn 1 cijfer en elk
cijfer (1,2,3) mag maar 1 keer worden gekozen.
Oost-Vlaming 1 2 3
Meetjeslandenaar, Waaslandenaar,… (afhankelijk van de regio waar u woont) 1 2 3
Eeklonaar, Aalstenaar,.. (afhankelijk van de gemeente waar u woont) 1 2 3
125
11) In welke mate bestaat er volgens u iets als een Oost-Vlaams provinciegevoel waardoor de
Oost-Vlamingen een gevoel van verbondenheid met elkaar ervaren?
Helemaal niet Eerder niet Neutraal Eerder wel Heel sterk
⃝ ⃝ ⃝ ⃝ ⃝
U bent er bijna…
12) Op basis van welke kanalen verzamelt u de meeste informatie over de provincie?
(meerdere antwoorden mogelijk)
1. Nationale media
2. Nationale kranten (zowel op papier als online)
3. Regionale televisie
4. Regionale kranten (bijvoorbeeld: Vrij Maldegem, De Beiaard)
5. Het informatieblad
6. Algemene folders en brochures over de werking van de provincie
7. De website van de provincie
8. Facebookpagina van de provincie
9. Twitterberichten van de provincie
10. Op evenementen die plaatsvinden in de provincie
11. Rondleiding in het provinciehuis
12. Familie, vrienden
13. Andere:
14. Geen van bovenstaande
13) Wat is uw hoogst gevolgde opleiding?
1. Geen
2. Lager onderwijs
3. Lager secundair onderwijs
4. Hoger secundair onderwijs
5. Universitair onderwijs
6. Postuniversitaire opleiding
7. Andere:
14) Postcode van uw gemeente:
15) Telefoonnummer of e-mailadres (enkel in te vullen indien u kans wil maken om een streek-
pakket te winnen):
Hartelijk bedankt voor uw medewerking! Uw antwoorden zijn van grote waarde voor mijn onderzoek en uw
inzet wordt zeker op prijs gesteld!
126
9.5 Interne consistentie, frequentietabellen en extra analyses
9.5.1 Schaalconstructie: interne consistentie
Vraag 6: In welke mate zijn volgende kenmerken volgens u van toepassing op de provincie Oost-
Vlaanderen
Aan de hand van chronbach’s alpha wordt hier de interne betrouwbaarheid nagegaan van de ver-
schillende items die bij vraag 6 samen een construct meten. De chronbach’s alpha is groter dan
0.70, we kunnen dus van een intern betrouwbare schaal spreken. De kolom corrected item-total
correlation geeft de correlaties weer tussen elk item en de rest van de schaal. Deze correlatie
moet voor elk item groter zijn dan 0.30 en dat is het geval. Om na te gaan of de interne consisten-
tie van de schalen kan worden verbeterd, wordt bekeken of de interne consistentie stijgt bij ver-
wijdering van een item. Bij geen enkel verwijdering van item stijgt de interne consistentie boven
de 0.930. Alle items worden dus behouden.
Vraag 7: In welke mate zijn volgende aspecten volgens u sterke punten van de provincie Oost-
Vlaanderen?
Chronbach’s Alpha N of items
0.871 15
De chronbach’s alpha is groter dan 0,70, we kunnen dus opnieuw spreken van een interne be-
trouwbare schaal. Opnieuw scoort ook elk item bij corrected item-total correlation boven de 0,30.
Wanneer we bekijken of de interne consistentie kan worden verbeterd door verwijdering van
items, stellen we vast dat de interne consistentie niet stijgt en dus worden alle items behouden.
Chronbach’s Alpha N of items
0.930 14
127
Vraag 8: In welke mate zijn volgende stellingen op u van toepassing?
Omdat we hier slechts met twee items te maken hebben, gaan we hier na of er een verband is
door het uitvoeren van een Pearson correlatieanalyse. Wel is de stelling maakt niet uit omge-
schaald aan de hand van de recode into different variables functie.
Ik zou trots zijn om
mij te kunnen uiten
als een Oost-Vlaming
Het maakt mij niet
uit of ik mij kan
uiten als een Oost-
Vlaming
Ik zou trots zijn om mij te
kunnen uiten als een
Oost-Vlaming
Pearson correlation 1 .706
Sig. (2-tailed) .000
N 589 589
Het maakt mij niet uit of
ik mij kan uiten als een
Oost-Vlaming
Pearson correlation .706 1
Sig. (2-tailed) .000
N 589 589
Er is een significant verband (p= .000) op het 0.01 niveau vast te stellen. Dit verband betreft een
hoog positief (Pearson correlation = .706) verband. Hoe trotser de respondenten zijn om zich te
uiten als een Oost-Vlaming, hoe meer het zich iets kan uitmaken om zich te uiten als Oost-
Vlaming.
128
Vraag 9: Bij volgende stellingen dient u aan te geven in welke mate u zich verbonden voelt met de
gemeente en de regio waar u woont en met de provincie Oost-Vlaanderen
Na het nagaan van de correlatie met behulp van de Pearson Correlatieanalyse merken we een sig-
nificant verband:
Mate verbonden
met gemeente
Mate verbonden
met regio
Mate verbon-
den met provin-
cie
Mate verbonden
met gemeente
Pearson correla-
tion 1 .400 .246
Sig. (2-tailed) .000 .000
N 589 589 589
Mate verbonden
met regio
Pearson correla-
tion .400 1 .492
Sig. (2-tailed) .000 .000
N 589 589 589
Mate verbonden
met provincie
Pearson correla-
tion .246 .492 1
Sig. (2-tailed) .000 .000
N 589 589 589
Voor de drie variabelen is er telkens een significant (p= .000), positief lage correlatie vast te stel-
len.
129
9.5.2 Frequentietabellen en extra analyses
Per chronologische volgorde van de vragen uit de enquête, worden hieronder de frequentietabel-
len en extra analyses vermeld.
Vraag 1: Geslacht
Frequentietabel
Frequency Percent
Man 223 37.9
Vrouw 366 62.1
Totaal 589 100
Vraag 2: Leeftijd
Frequentietabel
Leeftijd Frequency Leeftijd Frequency Leeftijd Frequency
18 2 37 11 57 5
19 2 38 12 58 16
20 1 39 12 59 8
21 5 40 17 60 7
22 7 41 11 61 10
23 9 42 12 62 5
24 15 43 22 63 10
25 12 44 10 64 4
26 17 45 8 65 8
27 15 46 17 66 7
130
28 14 47 14 67 2
29 14 48 15 68 1
30 12 49 20 69 3
31 12 50 13 70 3
32 12 51 9 71 3
33 13 52 17 72 1
34 12 53 10 73 2
35 24 54 15 74 4
36 22 55 14 75 1
56 10
Gemiddelde, standaardafwijking, maximum en minimum leeftijd
Gemiddelde 42.92
Standaardafwijking (SD) 13.086
Minimum 18
Maximum 75
Vraag 3: Welke stelling is op u van toepassing?
Frequentietabel
Frequency Percent
Geboren in de provincie Oost-Vlaanderen, in andere provincie opgegroeid 22 3.7
Geboren in andere provincie, in provincie Oost-Vlaanderen opgegroeid 31 5.3
Zowel geboren als opgegroeid in de provincie Oost-Vlaanderen 455 77.2
Niet geboren en niet opgegroeid in de provincie Oost-Vlaanderen 81 13.8
131
Vraag 4: Hoe lang woont u in de provincie Oost-Vlaanderen?
Frequentietabel
Frequency Percent
Tussen 0 en 2 jaar 7 1.2
Tussen 2 en 5 jaar 3 0.5
Tussen 5 en 10 jaar 12 2.0
Meer dan 10 jaar 567 96.3
Vraag 5: Reden om te verhuizen naar de provincie?
Frequentietabel
Reden verhuis: lijst uit enquête
Frequency Percent
Dichter bij werk te wonen 30 5.1
Blijven plakken nadat studies werden afgerond 27 4.6
Familie die er woont 17 2.9
Omwille van de mogelijkheden die de provincie biedt 5 0.8
Reden verhuis: andere
Frequency
Partner gevolgd 10
Mentaliteit is in de provincie beter 1
Werk partner 3
Woonprijs 2
Divers 11
132
Vraag 6: In welke mate zijn volgende kenmerken volgens u van toepassing op de
provincie Oost-Vlaanderen?
Frequentietabel
Frequency
Helemaal niet Eerder niet Neutraal Eerder wel Heel
sterk
Voor iedereen 4 9 143 321 112
Levenskrachtig 2 13 177 314 83
Samenwerken 2 21 206 290 70
Levenslustig 1 21 169 316 82
Stimulerend 1 27 199 280 82
Aandacht voor traditie 2 22 133 291 141
Kwaliteitsvol 3 7 129 350 100
Duurzaam 5 23 195 299 67
Betrokken 8 33 212 276 60
Warm 3 42 208 267 69
Verbindend 2 40 262 227 57
Innovatief/vernieuwend 5 49 200 261 74
Creatief 5 43 201 262 78
Open 5 37 175 295 77
133
Grafiek
Overzicht van waarden die eerder wel en heel sterk van toepassing worden gepercipieerd op de
provincie Oost-Vlaanderen:
Overzicht van waarden die helemaal niet en eerder niet van toepassing worden gepercipieerd op
de provincie Oost-Vlaanderen:
0
10
20
30
40
50
60 In %
Eerder wel
Heel sterk
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
In %
Helemaal niet
Eerder niet
134
Vraag 7: In welke mate zijn volgende aspecten volgens u sterke punten van de
provincie Oost-Vlaanderen?
Frequentietabel
Frequency
Aspecten Helemaal
niet
Eerder
niet Neutraal Eerder wel Heel sterk
De locatie van de provincie 0 20 103 304 162
De geschiedenis van de provincie 1 24 203 247 114
Symbolen van de provincie 14 72 312 155 36
Evenementen van de provincie 6 29 128 290 136
Streekproducten van de provincie 1 21 112 288 167
Oost-Vlaams dialect 18 79 182 206 104
Oost-Vlaamse tradities 9 43 194 245 98
Kunst en cultuur 3 23 131 278 154
Mentaliteit van de Oost-Vlamingen 9 34 187 247 112
Sterk onderwijs 0 10 127 288 164
Sterke arbeidsmarkt 3 33 211 265 77
Kennis en innovatie 0 20 200 296 73
Voorzieningen in welzijn, gezond-
heid en zorg 2 11 154 306 116
Sterk aanbod van fiets- en wieler-
paden 12 82 150 235 110
Veel water 6 46 233 229 75
135
Grafiek
Overzicht naar aspecten die eerder wel en heel sterk als punten van de provincie worden geper-
cipieerd
Overzicht naar aspecten die helemaal niet en eerder niet als sterke punten van de provincie
worden gezien
0
10
20
30
40
50
60 In %
Eerder wel
Heel sterk
0
2
4
6
8
10
12
14
16 In %
Helemaal niet
Eerder niet
136
Regio’s die niet significant verschillen voor het toepasselijk percipiëren van de speerpunten tra-
dities, kunst en cultuur, kennis en innovatie
Oost-Vlaamse tradities
Regio Verschilt niet significant van volgende
regio’s p
Gent Leiestreek .983
Waasland .849
Vlaamse Ardennen .813
Meetjesland .847
Leiestreek Gent .983
Waasland 1.000
Vlaamse Ardennen 1.000
Meetjesland 1.000
Scheldeland .850
Waasland Gent .849
Leiestreek 1.000
Vlaamse Ardennen 1.000
Meetjesland 1.000
Scheldeland .810
Vlaamse Ardennen Gent .813
Leiestreek 1.000
Waasland 1.000
137
Meetjesland 1.000
Scheldeland .893
Meetjesland Gent .847
Leiestreek 1.000
Waasland 1.000
Vlaamse Ardennen 1.000
Scheldeland .841
Scheldeland Leiestreek .850
Waasland .810
Vlaamse Ardennen .893
Meetjesland .841
Kunst en cultuur
Regio Verschilt niet significant van volgende
regio’s p
Gent Leiestreek .617
Waasland .621
Meetjesland .367
Scheldeland .235
Leiestreek Gent .617
Waasland .999
Vlaamse Ardennen .944
Meetjesland 1.000
138
Scheldeland 1.000
Waasland Gent .621
Leiestreek .999
Vlaamse Ardennen .617
Meetjesland .999
Scheldeland .999
Vlaamse Ardennen Leiestreek .944
Waasland .617
Meetjesland .863
Scheldeland .729
Meetjesland Gent .367
Leiestreek 1.000
Waasland .999
Vlaamse Ardennen .863
Scheldeland 1.000
Scheldeland Gent .235
Leiestreek 1.000
Waasland .999
Vlaamse Ardennen .729
Meetjesland 1.000
139
Kennis en innovatie
Regio Verschilt niet significant van volgende
regio’s p
Gent Leiestreek .863
Waasland .728
Vlaamse Ardennen .743
Meetjesland .337
Leiestreek Gent .863
Waasland 1.000
Vlaamse Ardennen 1.000
Meetjesland .998
Scheldeland .990
Waasland Gent .728
Leiestreek 1.000
Vlaamse Ardennen 1.000
Meetjesland .991
Scheldeland .948
Vlaamse Ardennen Gent .743
Leiestreek 1.000
Waasland 1.000
Meetjesland .993
Scheldeland .962
140
Meetjesland Gent
Leiestreek .337
Waasland .998
Vlaamse Ardennen .991
Scheldeland .993
Scheldeland 1.000
Leiestreek .990
Waasland .948
Vlaamse Ardennen .962
Meetjesland 1.000
Vraag 8: In welke mate zijn volgende stellingen op u van toepassing
Frequentietabellen
Ik zou trots zijn om mij te kunnen uiten als een Oost-Vlaming
Frequency Percent
Helemaal niet mee akkoord 16 2.7
Eerder niet mee akkoord 39 6.6
Neutraal 189 32.1
Eerder wel mee akkoord 212 36.0
Helemaal mee akkoord 133 22.6
Totaal 589 100.0
141
Het maakt mij niet uit of ik mij kan uiten als een Oost-Vlaming
Frequency Percent
Helemaal niet mee akkoord 86 14.6
Eerder niet mee akkoord 151 25.6
Neutraal 193 32.8
Eerder wel mee akkoord 104 17.7
Helemaal mee akkoord 55 9.3
Totaal 589 100.0
Vraag 9: Bij volgende stellingen dient u aan te geven in welke mate u zich ver-
bonden voelt met de gemeente en de regio waar u woont en met de provincie
Oost-Vlaanderen
Frequentietabel
Mate verbonden
met gemeente
Mate verbonden
met regio
Mate verbonden
met provincie
Frequency Percent Frequency percent Frequency Percent
Helemaal niet 19 3.2 8 1.4 16 2.7
Eerder niet 38 6.5 54 9.2 67 11.4
Neutraal 79 13.4 133 22.6 188 31.9
Eerder wel 250 42.4 266 45.2 245 41.6
Heel sterk 203 34.5 128 21.7 73 12.4
Totaal 589 100.0 589 100.0 589 100.0
142
Grafiek
Vraag 10: Rangschikken in welke mate men zich een Oost-Vlaming /inwoner van
regio/inwoner van gemeente voelt (1= sterkst, 2= middelmatig, 3=zwakst)
Grafiek
0
10
20
30
40
50
Helemaal niet Eerder niet Neutraal Eerder wel Heel sterk
In %
Gemeente
Regio
Provincie
22,4
35,1
42,4
14,3
53,8
31,9
61,1
21,2 17,7
0
10
20
30
40
50
60
70
Sterkst verbonden Middelmatig verbonden Zwakst mee verbonden
In %
Oost-Vlaming
Regio
Gemeente
143
Vraag 11: In welke mate bestaat er een Oost-Vlaams provinciegevoel?
Frequentietabel
Frequency Percent
Helemaal niet 56 9.5
Eerder niet 188 31.9
Neutraal 174 29.5
Eerder wel 165 28.0
Heel sterk 6 1.0
Totaal 589 100.0
Correlatie
Is er een verband tussen het oordeel over het bestaan van een provinciegevoel en het gevoel
trots zijn te zijn om een Oost-Vlaming te zijn?
Om te weten of er een verband is tussen het bestaan van het provinciegevoel en het gevoel van
trots voeren we een Pearson correlatieanalyse uit.
Er is een statistisch (p= .000) lineair verband dat we kunnen classificeren als matig positief
(r= .449): hoe positiever men antwoord op het bestaan van het provinciegevoel, hoe trotser men
is om zich te uiten als een Oost-Vlaming.
144
Vraag 12: Op basis van welke media verzamelt u de meeste informatie over de
provincie?
Frequentietabel
Overzicht lijst uit enquête
Media Frequency
Nationale media 191
Nationale kranten 292
Regionale televisie 278
Regionale kranten 168
Informatieboekje ‘Oost-Vlaanderen informeel’ 213
Algemene folders en brochures over de werking 194
Website van de provincie 293
Facebookpagina van de provincie 40
Twitterberichten van de provincie 21
Op evenementen die plaatsvinden in de provin-
cie 183
Rondleiding in het provinciehuis 8
Familie, vrienden 123
Andere 44
145
Overzicht andere
Frequency
Op het werk 11
Elektronische nieuwsbrief 8
Diverse 17
Top 3 van meest gebruikte mediakanalen:
1) Website van de provincie
2) Nationale kranten
3) Regionale televisie
Kruistabel
Zijn er significante verschillen vast te stellen tussen het geslacht en het gebruik van kanalen?
Voor de regionale televisie, algemene folders en brochures en Twitterberichten zijn er significante
verschillen vast te stellen. Telkens zijn de voorwaarden om chi² te interpreteren voldaan.
Geslacht Regionale tv
Nee Ja
Man 97 126
Vrouw 214 152
Meer vrouwen dan mannen maken gebruik van regionale televisie.
Chi² test Value Df Assymp. Sig.
Pearson Chi-square 12,464 1 .000
146
Geslacht Algemene folders en brochures over de werking
Nee Ja
Man 162 61
Vrouw 233 133
Chi² test Value Df Assymp. Sig.(2-sided)
Pearson Chi-square 5,064 1 .024
Geslacht Twitterberichten
Nee Ja
Man 209 14
Vrouw 359 7
Chi² test Value Df Assymp. Sig.(2-sided)
Pearson Chi-square 7,681 1 .006
147
Niet significante:
Media p
Nationale media .548
Nationale kranten .546
Regionale kranten .624
Informatieboekje ‘Oost-Vlaanderen informeel’ .553
Website van de provincie .303
Facebookpagina van de provincie .773
Evenementen van de provincie .181
Rondleiding provinciehuis .450
Familie, vrienden .073
Andere .831
Zijn er significante verschillen op te merken tussen de leeftijden en het gebruik van media?
Om de chi kwadraat toets te kunnen interpreteren dienen de leeftijden worden omgezet naar ca-
tegorieën. Van volgende mediakanalen zijn voorwaarden om chi kwadraat te interpreteren vol-
daan en is er significantie:
Regionale televisie (p= .000)
Gebruik regionale televisie
Nee Ja
20 jaar of jonger 2 3
21-30 jaar 76 44
31-40 jaar 93 54
41-50 jaar 73 69
51-60 jaar 53 58
61-70 jaar 12 41
71-80 jaar 2 9
148
Website van de provincie (p= .052)
Gebruik website van de provincie
Nee Ja
20 jaar of jonger 3 2
21-30 jaar 75 45
31-40 jaar 65 82
41-50 jaar 75 67
51-60 jaar 50 61
61-70 jaar 24 29
71-80 jaar 4 7
Niet significante/significante die niet voldoen aan voorwaarden om chi² te interpreteren:
Media p
Nationale media .232
Nationale kranten .870
Regionale kranten .007
Informatieboekje ‘Oost-Vlaanderen informeel’ .114
Algemene folders en brochures .001
Facebookpagina van de provincie .000
Twitterberichten .171
Evenementen .159
Rondleiding provinciehuis .057
Familie, vrienden .002
Andere .661
149
Zijn er significante verschillen te bemerken in de verschillende regio’s naar het gebruik van me-
dia?
Df F p
Regionale kranten 5 3.841 .002
Facebookpagina van de provincie 5 3.400 .005
Twitterberichten van de provincie 5 3.370 .005
Regionale kranten:
Gebruik Gent Leiestreek Waasland Vlaamse
Ardennen Meetjesland Scheldeland
Nee 85 34 74 51 57 120
Ja 16 9 22 33 32 56
Facebookpagina:
Gebruik Gent Leiestreek Waasland Vlaamse
Ardennen Meetjesland Scheldeland
Nee 96 41 81 77 87 167
Ja 5 2 15 7 2 9
Twitterberichten:
Gebruik Gent Leiestreek Waasland Vlaamse
Ardennen Meetjesland Scheldeland
Nee 97 43 94 75 88 171
Ja 4 0 2 9 1 5
150
Niet significante:
Media p
Nationale media .077
Nationale kranten .931
Regionale televisie .838
Informatieboekje ‘Oost-Vlaanderen informeel’ .213
Algemene folders en brochures over de werking .810
Website van de provincie .878
Evenementen .535
Rondleiding provinciehuis .144
Familie, vrienden .457
Andere .242
151
Vraag 13: Wat is u hoogst gevolgde opleiding?
Frequentietabel
Frequency
Lager onderwijs 7
Lager secundair onderwijs 35
Hoger secundair onderwijs 202
Hoger onderwijs niet universitair 74
Universitair onderwijs 183
Postuniversitaire opleiding 64
Andere 26
Vraag 14: Postcode gemeente
Frequentietabel
Overzicht naar regio
Frequency Percent
Gent 101 17,1
Leiestreek 43 7,3
Waasland 96 16,3
Vlaamse Ardennen 84 14,3
Meetjesland 89 15,1
Scheldeland 176 29,9
Top Related