Pages from Sobotta Deel 3cor H8 9 10 11 12 NL pdf - Adobe...
-
Upload
nguyentuyen -
Category
Documents
-
view
224 -
download
5
Transcript of Pages from Sobotta Deel 3cor H8 9 10 11 12 NL pdf - Adobe...
-
Hoofd
Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Skelet en gewrichten . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Spieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Topografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Geleidingsbanen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Neus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Mond en mondholte . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Speekselklieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
BOEK Deel 3.indb 1 02-08-11 11:52
-
2
De schedel (cranium), het skelet van het hoofd (caput/cephalon), bestaat
uit twee gedeelten: de aangezichtsschedel (cranium viscerale/viscerocra-
nium) en de hersenschedel (cranium cerebrale/neurocranium). De grens
tussen beide is de schedelbasis (basis cranii), die het dak van het ene
gedeelte en de bodem van het andere gedeelte vormt. Deze ligt in een
schuin vlak dat ongeveer van de wenkbrauwen via de uitwendige gehoor-
gang naar de basis van het achterhoofd loopt.
Schedeldak en scalp
Het sterk gewelfde schedeldak (calvaria) vormt een langwerpige, ovale
koepel boven de schedelbasis, die de schedelholte (cavitas cranii) met
daarin de hersenen (cerebrum) beschermt. Deze zijn omgeven door
harde en zachte hersenvliezen (meninges) en drijven in de hersen- en
ruggenmergsvloeistof (liquor cerebrospinalis). Het schedeldak valt in te
delen in een voorhoofds-, wand-, slaap- en achterhoofdsgedeelte, ge-
vormd door de gelijknamige botten (os frontale, parietale, temporale en
occipitale), die samen het schedeldak vormen.
Over het schedeldak ligt stevige huid (scalp) die vergroeid is met een
platte pees die onder de huid van het voorhoofd naar het achterhoofd
gespannen is. Deze pees (galea aponeurotica) behoort tot de m. occipi-
tofrontalis (de voorhoofdsfronsspier), een mimische spier. De huid en
de pees liggen losjes op het schedeldak en kunnen dan ook relatief
gemakkelijk als scalp worden losgemaakt van de schedel. De scalp be-
vat veel vaten, waardoor bij letsel sterke, maar meestal niet levensbe-
dreigende bloedingen kunnen optreden.
Schedelbasis
De schedelbasis vormt het dak van de beide oogkassen (orbitae),de
neusholte (cavitas nasi) en ook van de keel (pharynx, die tot aan de
schedelbasis loopt), en is de basis van het achterhoofd. De basis vormt
bij het grote gat in het achterhoofd (foramen magnum) een gewricht met
de bovenste halswervel. De basis cranii kent veel botspleten en er lopen
veel zenuwen en vaten doorheen. Ook is de onderkant, die richting het
viscerocranium wijst, voorzien van tal van uitsteeksels, doornen en in-
snijdingen (processus/spinae/incisurae), die de spieren en banden hou-
vast bieden. De bovenkant, die de bodem van het neurocranium vormt,
is minder onregelmatig en kent een terrassenstructuur over drie ni-
veaus. Het hoogste niveau, de voorste schedelgroeve (fossa cranii ante-
rior), ligt boven de orbitae. Een trede naar beneden, ter hoogte van de
slaapbeenderen, ligt de middelste schedelgroeve, de fossa cranii media.
De laatste stap naar beneden is die naar de achterste schedelgroeve, de
fossa cranii posterior met het foramen magnum.
Aangezichtsschedel en holten
In het centrum van de aangezichtsschedel bevindt zich het grootste
aangezichtsbot, het bovenkaakbot (maxilla). Dit bot omvat de bodem
van de beide orbitae, het grootste gedeelte van de zijwanden van de
neusholte, het voorste gedeelte van het gehemelte en bovendien nog
de tandboog van de bovenkaak. Net als veel andere botten van de sche-
del is de maxilla gepneumatiseerd. Dat wil zeggen dat hij hol is en door
een verbinding met de neusholte met lucht gevuld is (sinus maxillaris,
kaakholte, een van de neusbijholten). Behalve uit de maxilla bestaat het
viscerocranium nog uit een aantal andere, kleinere botten.
Ademen, ruiken, proeven, kauwen, slikken, spreken, zien en gezien
worden dat zijn de taken van de organen die door het viscerocranium
worden gesteund en beschermd.
Voor het zien zijn er de ogen en hun hulporganen (organum visus, p. 98).
Gezien worden is een taak van de mimische spieren. De meeste van
deze spieren zijn niet aan botten aangehecht, maar aan de gezichtshuid.
Door de voortdurende spieractiviteit heeft die dan ook te lijden onder
rimpelvorming.
De reuk is weggelegd voor de neus (nasus), ook al is er maar een klein
gedeelte van de neus bij deze zintuigfunctie betrokken, namelijk het
reukepitheel van het dak van de neusholte. Het uitwendige, door kraak-
been omgeven deel van de neusholte (vestibulum nasi) en het veel
omvangrijkere, benige inwendige deel van de neusholte (cavitas nasalis
ossea) dient voor de ademhaling: via de inwendige neusopeningen
(choanae) staat de neusholte aan de achterkant in verbinding met de
keelholte (pharynx), die op zijn beurt met het veel verder caudaal gele-
gen strottenhoofd en zo ook met de daaronder gelegen luchtpijp (tra-
chea) in verbinding staat.
Bijten, kauwen, spreken, proeven en slikken zijn functies die plaatsvin-
den in de mondholte (cavitas oris) en de omliggende organen. Net als
de neus heeft ook de mondholte een voorhof (vestibulum oris), de
ruimte tussen enerzijds de lippen (labiae) en de wangen (buccae) en
anderzijds de tanden en kiezen (dentes).
Achter de tandbogen ligt het grotere deel, de eigenlijke mondholte (ca-
vitas oris propria). Als de kaak gesloten is, wordt deze ruimte vrijwel
helemaal opgevuld door de tong (lingua). Ook de mondholte staat dor-
saal in contact met de pharynx. Dit heeft wel zijn prijs: omdat de wegen
die de lucht en het eten gaan elkaar kruisen, is verslikken mogelijk. Het
dak van de mondholte, het verhemelte of gehemelte (palatum), vormt
de bodem van de neusholte. Het gehemelte is vooraan stijf en benig,
maar wordt naar dorsaal, richting de keelholte, spierachtig en dus zach-
ter en beweeglijker. De huig (uvula) hangt van het zachte gehemelte
naar beneden. De bodem van de mondholte wordt gevormd door spier-
platen. Deze dragen de tong en worden omlijst door de beweeglijke
onderkaak (mandibula). Bij het spreken werken vrijwel al deze structu-
ren (en nog vele andere) samen, waarbij de neus als extra klankkast
dient.
De aangezichtsschedel kent twee belangrijke groeven. Bij verwijdering
van de uitloper van de mandibula (ramus mandibulae), die naar boven
richting het kaakgewricht (de articulatio temporomandibularis) loopt, (bij
de prepareercursus gebeurt dat in het echt) dringt men achter de
wang langs vanaf de zijkant tot de weke delen van het hoofd door en
komt dan terecht in de fossa infratemporalis. Hier liggen de kauwspie-
ren (mm. pterygoidei medialis en lateralis) en de zenuwtakken. Boven-
dien lopen hier de eindtakken van de grote uitwendige halsslagader (a.
carotis externa) naar het centrum van de aangezichtsschedel.
De fossa infratemporalis gaat inwendig, richting de orbita, naar boven
toe over in een andere belangrijke ruimte, de fossa pterygopalatina.
Deze ruimte moet bij een prepareercursus in elk geval worden gevon-
den, om de inhoud en de vele verbindingen te kennen. Het is een soort
centraal verdeelstation voor de vaten en zenuwen van de aangezichts-
schedel en juist omdat deze ruimte zo diep weggestopt ligt en zo com-
plex is, is hij bij anatomen heel geliefd. Ze vragen er dan ook vaak naar.
Het hoofd bij mensen veruit aan kop
BOEK Deel 3.indb 2 02-08-11 11:52
-
3
!preplinkBij het prepareren van het oppervlakkige gezichtsgebied met een ge-
sagittaliseerd hoofd (hoofd lateraal) wordt begonnen met het vrijprepa-
ren van de arterin en venen van het gezicht, de mimische spieren, alle
facialistakken en de perifere trigeminustakken.
Voor het prepareren van het diepe gezichtsgebied wordt de glandula
parotidea verwijderd, de plexus parotideus (n. facialis [VII]) zichtbaar
gemaakt, worden de fossa retromandibularis en alle vier de kauwspie-
ren vrijgeprepareerd, wordt het verloop van de a. maxillaris tot de eind-
takken getoond en het kaakgewricht vrijgeprepareerd, waarbij de dis-
cus articularis en de chorda tympani worden opgezocht.
Preparatie van mediaal met een gesagittaliseerd hoofd (hoofd medi-
aal): nadat het neusseptum met de kraakbeenachtige en benige gedeel-
ten zichtbaar is gemaakt, en daarbij ook de fila olfactoria en de n. na-
sopalatinus, wordt het neusseptum verwijderd en wordt de laterale
neuswand geprepareerd, met de uitmondingen van de neusbijholten
en de ductus nasolacrimalis. De fossa pterygopalatina wordt geopend
om de inhoud te tonen. Ten slotte wordt de a. sphenopalatina opge-
zocht bij het foramen sphenopalatinum en wordt de gehele mondholte
geprepareerd, met de glandulae submandibularis en sublingualis, de
nn. lingualis, hypoglossus en glossopharyngeus, de spieren van het ge-
hemelte onder het cartilago tubae auditivae en het tonsillenbed.
IMPP-CHECKLISTontwikkeling: neurocranium, viscerocranium, nn. craniales,
zintuigorganen, facies, cranium met calvaria, basis cranii,
openingen en structuren die daarvan gebruikmaken, viscerocra-
nium, articulatio temporomandibularis en fossa infratempora-
lis hoofd- en halsspieren, fascin met aangezichtsspieren,
kauwspieren, fascin van het hoofd, os hyoideum en suprahyale
spieren ingewanden van het hoofd: cavum nasi (met uitmon-
dingen), sinus paranasales, topografische verbanden, cavum oris,
dentes, lingua, glandulae oris, palatum en functie van het palatum
molle (ontstaan van fissuren), isthmus faucium, waldeyerring,
tonsillae, pharynx, fossa pterygopalatina, innervatie en bloed-
voorziening van alle structuren, facialisparese en verloop van de
nn. craniales [V, VIIXII]
Hoofdaandoeningen en hoofdletsel komen vaak voor; het gebied
van de schedelbasis vormt hier echter een uitzondering op. Hoe
dan ook zijn deze verschijnselen vaak levensbedreigend. Aange-
zien het hoofd een anatomisch complex gebied is, zijn er voor de
optimale verzorging van de patint vaak artsen uit verschillende
disciplines bij de behandeling betrokken. Specialisten op het ge-
bied van KNO-aandoeningen, hoofd- en halschirurgie, neurochi-
rurgie, mond-, kaak- en aangezichtschirurgie / plastische chirurgie,
oogheelkunde, bestralingsbehandelingen en diagnostische radio-
logie en neuroradiologie werken daarbij nauw samen. Mensen met
ernstige hoofdaandoeningen (zoals niet verklaarde hoofdpijn of
een doorbloedingsstoornis ter hoogte van de hersenstam die tot
duizeligheid, overgeven en evenwichtsstoornissen leidt) dwalen
vaak langdurig van de ene arts naar de andere, tot ze een medisch
expert (of liefst meerdere experts) hebben gevonden die iets met
hun probleem aankan. Sommige universiteiten beschikken dan
ook over grote centra, waar alle betrokken disciplines samen ad-
vies geven aan betrokken patinten over de juiste therapeutische
aanpak en behandeling. Tijdens overleg tussen alle betrokken vak-
gebieden wordt een gezamenlijke aanpak bepaald, zodat het ge-
nezingsproces niet verstoord raakt en de behandeling eenvoudiger
en sneller kan plaatsvinden.
Klinisch
BOEK Deel 3.indb 3 02-08-11 11:52
-
4
8 Hoofd
Gebieden van hoofd en hals
Overzicht Skelet en gewrichten Spieren Topografie
Afb. 8.1 Gebieden van hoofd en hals, regiones capitis en colli;
vooraanzicht.
Het hoofd wordt ingedeeld in de volgende topografische gebieden:
regio frontalis
regio temporalis
regio orbitalis
regio nasalis
regio infraorbitalis
regio zygomatica
regio oralis
regio buccalis
regio mentalis
regio parietalis
regio occipitalis
regio parotideomasseterica
De hals wordt ingedeeld in de volgende topografische gebieden:
regio cervicalis anterior, die bestaat uit trigonum submentale, trigo-
num submandibulare, trigonum caroticum en trigonum musculare
(omotracheale)
regio sternocleidomastoidea met de fossa supraclavicularis minor
regio cervicalis lateralis met het trigonum omoclaviculare
regio cervicalis posterior
Afb. 8.2 Gebieden van hoofd en hals, regiones capitis en colli;
lateraal aanzicht.
Regio nasalis
Regio mentalis
Regio temporalis
Regio frontalis
Regio infraorbitalis
Regio orbitalis
Regio zygomatica
Regio oralis
Regio buccalis
Trigonum submentale
Trigonum submandibulare
Trigonum caroticum
Trigonum musculare [omotracheale]
Regio sternocleidomastoidea
Fossa supraclavicularis minor
Regio cervicalisanterior
Trigonumomoclaviculare
Regio cervicalislateralis
Regio mentalis
Regio oralis
Regio nasalis
Regio infraorbitalis
Regio zygomatica
Regio frontalis
Regio parietalis
Regio temporalis
Regio occipitalis
Trigonum submandibulare
Trigonum caroticum
Trigonum musculare [omotracheale]
Regio sternocleidomastoidea
Regio cervicalis posterior
Fossa supraclavicularis minor
Regio deltoidea
Regio cervicalisanterior
Regio orbitalis
Trigonumomoclaviculare
Regio cervicalislateralis
Regio buccalisRegio parotideomasseterica
BOEK Deel 3.indb 4 02-08-11 11:52
-
5
8
Apertura piriformis
Crista nasalis, VomerConcha nasalis inferior
Frons
Os frontale
Glabella
Sutura frontonasalis
Margo supraorbitalis
Foramen supraorbitale
Nasion
Fissura orbitalis superior
Os nasale
Os zygomaticum, Proc. frontalis
Sutura internasalis
Fissura orbitalis inferior
Gnathion
Arcus zygomaticus
Mandibula
Orbita
Os zygomaticum, Facies orbitalis
Foramen zygomaticofaciale
Os zygomaticum, Facies lateralis
Maxilla
Os frontale, Squama frontalis
Arcus superciliaris
Os frontale, Pars orbitalis
Os frontale, Proc. zygomaticus
LE FORT I LE FORT II LE FORT III
Geleidingsbanen Neus Mond en mondholte Speekselklieren
Schedel
Centrale fracturen van het middengezicht komen het meest voor
bij verkeersongevallen. Hiervoor wordt de indeling van Le Fort ge-
bruikt ( afb. 8.4):
le-fort-I-fractuur: gesoleerde fractuur van de processus alveolaris
le-fort-II-fractuur: fractuur van de maxilla bij het middendeel van de
orbitabodem; het zeefbeen, het voorste deel van de schedelbasis en
het neusbeen kunnen aangetast zijn
le-fort-III-fractuur: algeheel losscheuren van de aangezichtsschedel
van de hersenschedel
Klinisch
Afb. 8.4 Fracturen volgens Le Fort.
Afb. 8.3 Schedel, cranium; vooraanzicht.
Van beneden naar boven zijn de onderkaak (mandibula), de beide bo-
venkaken (maxillae), de neusbeenderen (ossa nasalia) tussen boven-
kaak en oogkas (orbita) en boven de orbita het voorhoofdsbeen (os
frontale) te zien.
Het voorhoofdsbeen (os frontale) bestaat uit vier gedeelten ( afb. 8.23).
Boven de orbitarand (margo supraorbitalis) welft aan beide kanten een ar-
cus superciliaris naar voren. Een uitsteeksel van het os frontale steekt
mediaal naar beneden en vormt zo een deel van de mediale orbitarand.
Lateraal staat de proc. zygomaticus in contact met de proc. frontalis van
het os zygomaticum. Beide vormen samen de laterale orbitarand.
Het jukbeen (os zygomaticum) vormt het grootste gedeelte van de
laterale en onderste rand van de orbita.
De beide neusbeenderen (ossa nasalia) zijn onderling verbonden via
de sutura internasalis en hebben de sutura frontonasalis als beennaad
met het os frontale.
Os zygomaticum, proc. frontalis
Crista nasalis, vomer
Os zygomaticum, facies lateralis
Os zygomaticum, facies orbitalis
Os frontale, proc. zygomaticus
Os frontale, pars orbitalis
Os frontale, squama frontalis
BOEK Deel 3.indb 5 02-08-11 11:52
-
6
8 Hoofd
Schedelbotten
Overzicht Skelet en gewrichten Spieren Topografie
Fracturen van het neusbeen of de structuur van de neus behoren
tot de meest frequente fracturen van het gezicht. Daarbij wordt een
onderscheid gemaakt tussen gesloten fracturen en open fracturen.
Bij die laatste vorm ligt het bot bloot door letsel van de huid en de
weke delen. Daarnaast kunnen ook het neusseptum en de conchae
nasales letsel vertonen. Kenmerkende oorzaken van neusletsel zijn
gewelddadige handtastelijkheden, verkeersongevallen, vechtspor-
ten zoals karate of boksen en veel teamsporten.
Klinisch
Afb. 8.5 Schedelbotten, ossa cranii; vooraanzicht; zie kleurenle-
genda binnenkant achteromslag.
Tussen de oogkas en de mondholte ligt aan beide kanten het boven-
kaakbot (maxilla). De maxilla vormt gedeelten van de onderste en me-
diale rand van de orbita en grenst lateraal aan het os zygomaticum. De
proc. frontalis van de maxilla staat in verbinding met het os frontale.
Onder de onderrand van de orbita ligt in het corpus maxillae het fora-
men infraorbitale. Op de middellijn welft de spina nasalis anterior zich
naar voren. Onderaan ligt de proc. alveolaris, die de onderrand van de
bovenkaak vormt en de gebitselementen draagt. De maxilla begrenst in
de orbita onderaan de fissura orbitalis inferior en vormt samen met het
os zygomaticum de laterale orbitarand.
De onderkaak (mandibula) bestaat uit corpus en rami mandibulae, die
bij de angulus mandibulae in elkaar overgaan. Het corpus mandibulae
bestaat uit de pars alveolaris, met daarin de tanden en kiezen, en de
eronder gelegen basis mandibulae. Deze laatste springt op de middel-
lijn naar voren als protuberantia mentalis. Verder is nog het foramen
mentale te zien.
Maxilla, Proc. frontalis
Sutura frontolacrimalis
Sutura sphenofrontalis
Sutura coronalis
Os parietale,Angulus sphenoidalis
Os sphenoidale,Ala major
Os sphenoidale,Ala minor
Os sphenoidale,Ala major
Margo infraorbitalis
Sutura zygomaticomaxillaris
Os ethmoidale
Vomer
Maxilla, Proc. alveolaris
Spina nasalis anterior
Foramen mentale
Sutura sphenoparietalis
Os lacrimale
Os sphenoidale, Ala major,Facies orbitalis
Sutura frontozygomatica
Suturasphenozygomatica
Sutura nasomaxillaris
Foramen infraorbitale
Concha nasalis media
Ramus mandibulae
Sutura intermaxillaris
Corpus mandibulae Protuberantia mentalis
Septum nasiosseum
Os sphenoidale, ala major, facies orbitalis
Maxilla, proc. alveolaris
Os sphenoidale, ala major
Os sphenoidale, ala minor
Os sphenoidale, ala major
Os parietale, angulus sphenoidalis
Maxilla, proc. frontalis
BOEK Deel 3.indb 6 02-08-11 11:52
-
7
8Geleidingsbanen Neus Mond en mondholte Speekselklieren
Schedelbotten
Sutura squamosaOs temporale, Pars squamosa
Sutura coronalis
Sutura sphenofrontalis
Sutura sphenosquamosa
Linea temporalis
Sutura sphenozygomatica
Sutura frontozygomatica
Sutura lacrimomaxillaris
Sutura nasomaxillaris
Fossa sacci lacrimalis
Sutura zygomaticomaxillaris
Spina nasalis anterior
Sutura temporozygomatica
Protuberantia mentalis
Linea temporalis superior
Linea temporalis inferior
Tuber parietale
Sutura squamosa
Sutura parietomastoidea
Sutura lambdoidea
Sutura occipitomastoidea
Os temporale, Proc. mastoideus
Porus acusticus externus
Condylus occipitalis
Proc. styloideus
Articulatio temporomandibularis
Arcus zygomaticus
Foramen mentale
Sutura frontolacrimalis
Tragus-Augenwinkelebene
Frankfurter Horizontale
CAMPER-Ebene
Kauebene
Afb. 8.6 Schedelbot, ossa cranii; lateraal aanzicht.
zie kleurenlegenda binnenkant achteromslag.
Op dit zijaanzicht zijn delen van de ossa frontale, parietale, occipitale,
sphenoidale en temporale te zien, delen van de aangezichtsschedel (os
nasale, os lacrimale, maxilla en os zygomaticum) en delen van de late-
rale kant van de onderkaak (mandibula).
Ter hoogte van het viscerocranium grenst het os nasale van boven aan
het os frontale en van achteren aan de maxilla. Tussen maxilla en os
ethmoidale vormt het bovenste gedeelte van het traanbeen (os lacri-
male) de fossa sacci lacrimalis. In de proc. alveolaris van de maxilla
liggen de tanden en kiezen van de bovenkaak. Mediaal is de maxilla
verbonden met het os frontale en lateraal met het os zygomaticum.
Vooraan welft de spina nasalis anterior zich naar voren. Het os zygoma-
ticum is verantwoordelijk voor de contouren van de wangen.
Het gewrichtskopje van de mandibula (caput mandibulae) articuleert met
het os temporale in het kaakgewricht (articulatio temporomandibularis).
Bovenvoor staat het os frontale via de sutura coronalis in verbinding
met het wandbeen (os parietale) en het wiggebeen (os sphenoidale).
Het os parietale grenst via de sutura lambdoidea aan het achterhoofds-
been (os occipitale) en via de sutura sphenoparietalis aan het os sp-
henoidale. Dit schedelbot en het slaapbeen (os temporale) hebben de
sutura sphenosquamosa als naadverbinding. Het os temporale en os
occipitale hebben als gezamenlijke beennaad de sutura occipitomastoi-
dea. De laterale schedelwand wordt voor het grootste deel gevormd
door de pars squamosa van het os temporale.
Het os temporale en os zygomaticum vormen samen de jukboog (arcus
zygomaticus), die de fossa temporalis overbrugt. De pars tympanica
van het os temporale sluit onder de wortel van de proc. zygomaticus
aan op de pars squamosa. Aan het oppervlak ligt de porus acusticus
externus.
Afb. 8.7 Referentievlakken van het gebit.
Os temporale, pars squamosa
Os temporale, proc. mastoideus
Kauwvlak
Vlak van Camper
Frankfurter vlak
Ooghoekvlak
BOEK Deel 3.indb 7 02-08-11 11:52
-
8
8 Hoofd
Schedelbotten
Overzicht Skelet en gewrichten Spieren Topografie
Door sterk geweld van buitenaf kunnen schedelfracturen optreden.
Men maakt daarbij een onderscheid tussen lineaire fracturen, die
een duidelijke breuklijn hebben, verbrijzelingsfracturen met meer-
dere botfragmenten (impressiefractuur bij indeuking van het bot,
met compressie of scheuring van de dura mater en letsel aan het
hersenweefsel), diastasen (uiteenwijkende botten door naadscheu-
ring) en schedelbasisfracturen. Elke fractuur waarbij de hoofdhuid
een scheuringswond vertoont of die in verbinding staat met de neus-
bijholten of het middenoor geldt als een open fractuur. Deze moet
operatief worden behandeld om mogelijke infecties te bestrijden.
Klinisch
Afb. 8.8 Schedelbotten, ossa cranii; bovenaanzicht; zie kleuren-
legenda binnenkant achteromslag.
Op het schedeldak (calvaria) kijkend zijn het os frontale, de beide ossa
parietalia en het os occipitale te zien. Het os frontale en de ossa parie-
talia zijn van elkaar gescheiden door de kroonnaad (sutura coronalis).
De beide ossa parietalia grenzen aan elkaar via de pijlnaad (sutura sa-
gittalis). Het os occipitale is met de beide ossa parietalia verbonden
door middel van de lambdanaat (sutura lambdoidea). De plaats waar
de suturae coronalis en sagittalis elkaar raken heet bregma, die waar
de suturae sagittalis en lambdoidea elkaar raken lambda. In het dorsale
gedeelte van de ossa parietalia liggen direct lateraal van de sutura sagit-
talis een tweetal foramina parietalia waar de vv. emissariae doorheen
lopen.
Bregma
Vertex
Occiput
Tuber frontale
Sutura coronalis
Linea temporalis superior
Linea temporalis inferior
Tuber parietale
Sutura sagittalis
Foramen parietale
Sutura lambdoidea
Lambda
BOEK Deel 3.indb 8 02-08-11 11:52
-
9
8Geleidingsbanen Neus Mond en mondholte Speekselklieren
Schedelbotten
Afb. 8.9 Schedelbotten, ossa cranii; achteraanzicht; zie kleuren-
legenda binnenkant achteromslag.
Van achteren zijn de ossa temporalia, parietalia en het os occipitale te
zien. Lateraal is aan beide kanten het os temporale met de proc. mas-
toideus te zien. Aan de onderste, mediale rand van de proc. mastoideus
ligt de incisura mastoidea, een inkerving die dient als aanhechtingspunt
van de venter posterior van de m. digastricus.
Van achteren zijn de beide ossa parietalia te zien. Deze hebben op de
middellijn een gezamenlijke beennaad (de sutura sagittalis) en sluiten ach-
ter via de sutura lambdoidea aan op het os occipitale en aan de buitenste
zijkanten via de suturae parietomastoideae aan de ossa temporalia.
Een groot deel van de achterkant van de schedel wordt gevormd door het
os occipitale. De centrale structuur is de squama occipitalis. Als variant
komen ter hoogte van de sutura lambdoidea vaak beennaadbotjes (ossa
suturalia) voor. Het botachtige orintatiepunt van het os occipitale is de
protuberantia occipitalis externa, die meestal heel goed te palperen is.
Het gedeelte dat het verst naar achteren uitsteekt, is het inion. Aan de
zijkant loopt de protuberantia aan beide kanten in een boog door als de
linea nuchalis superior. Deze beenlijst dient als aanhechtingspunt voor de
autochtone rugspieren. Onderaan lopen, eveneens in een boog en ca. 2
2,5 cm onder de protuberantia occipitalis externa, de beide lineae
nuchales inferiores, die eveneens als spieraanhechtingen fungeren.
Inion
Sutura sagittalis
Foramen parietale
Sutura lambdoidea
Sutura squamosa
Sutura parietomastoidea
Sutura occipitomastoidea
Foramen mastoideum
Incisura mastoidea
Proc. styloideus
Ossa suturalia
Os occipitale, Squama occipitalis
Proc. mastoideus
Protuberantia occipitalis externa
(Os interparietale; Os incae)
Linea nuchalis superior
Linea nuchalis inferior
(Sutura occipitalis transversa, Var.)
(Os interparietale; os incae)
Os occipitale, squama occipitalis
(Sutura occipitalis transversa, var.)
BOEK Deel 3.indb 9 02-08-11 11:52
-
10
8 Hoofd
Schedelbotten
Overzicht Skelet en gewrichten Spieren Topografie
Afb. 8.10 Schedelbotten, ossa cranii, rechts; mediaal aanzicht; zie
kleurenlegenda binnenkant achteromslag.
De schedelholte omvat het schedeldak (calvaria) en de schedelbasis
met een voorste, middelste en achterste schedelgroeve. De schedel-
holte ligt rondom de hersenen met zijn hersenvliezen, de proximale
gedeelten van de hersenzenuwen, de bloedvaten en de sinus venosus.
Aan de binnenkant van het schedeldak zijn de sulci arteriosi te zien, die
ontstaan door de pols van de a. meningea media. Op de overgang naar
de gezichtsschedel bevinden zich de lamina perpendicularis van het os
ethmoidale en de vomer, die beide deel uitmaken van het benige neus-
septum. Het harde gehemelte bestaat uit de proc. palatinus van de
maxilla en het os palatinum.
Foramen parietale
Sutura coronalis
Sulci arteriosi
Dorsum sellaeOs temporale, Pars squamosa
Sella turcica Sutura squamosa
Lamina etForamina cribrosa
Sinus frontalisEminentia arcuata
Crista galli
Squama occipitalisSinus sphenoidalis
Sulcus sinus transversi
Sulcus sinus sigmoidei
Foramen mastoideum
Canalis incisivus
Porus et Meatus acusticus internus
Canalis nervi hypoglossi
Proc. styloideus
Hamulus pterygoideus
Os palatinum
Vomer
Lamina medialis
Fossa pterygoidea
Lamina lateralis
Os ethmoidale,Lamina perpendicularis
Proc. palatinus,Crista nasalis
Protuberantia occipitalisexterna
Sutura lambdoidea
Proc. pterygoideus
Os temporale, pars squamosa
Porus et meatus acusticus internus
Proc. palatinus, crista nasalis
Os ethmoidale, lamina perpendicularis
Lamina et foramina cribrosa
BOEK Deel 3.indb 10 02-08-11 11:52
-
11
8Geleidingsbanen Neus Mond en mondholte Speekselklieren
Schedelbotten
Aangezien de lamina interna van het schedeldak maar heel dun is,
treedt hieraan bij buigfracturen vaak letsel op. Wanneer daarbij ook
de takken van de a. meningea media, die in de sulcus arteriae me-
ningeae mediae van de lamina interna lopen, letsel oplopen, kan een
epiduraal hematoom ontstaan ( afb. 12.11).
Klinisch
Afb. 8.11 Schedeldak, calvaria; binnenaanzicht; zie kleurenlegenda
binnenkant achteromslag.
Aan de binnenkant van het schedeldak zijn de sutura coronalis tussen
os frontale en ossa parietalia en de sutura lambdoidea tussen ossa pa-
rietalia en os occipitale te zien. Ook is aan de binnenkant van het os
frontale de crista frontalis te zien, die als aanhechtingspunt dient voor
de falx cerebri (een stijve bindweefselduplicatuur van de dura mater die
de beide hersenhelften scheidt). De crista frontalis gaat over in de sul-
cus sinus sagittalis superioris (locatie van de sinus sagittalis superior).
Deze groeve wordt naar achteren breder en dieper. Hij loopt over de
sutura lambdoidea tot aan het os occipitale.
Lateraal van de sulcus sinus sagittalis superioris liggen over de gehele
lengte onregelmatige, kleine kuiltjes (foveolae granulares met daarin de
bloemkoolachtige granulationes arachnoideae [granulationes Pacchio-
ni]). Het laterale gedeelte van het schedeldak kent talrijke groeven (sulci
arteriosi et venosi).
De botten van de calvaria hebben een bijzondere opbouw. Ze be-
staan uit een dikke uitwendige en dunne inwendige compacta, die de
lamina externa en lamina interna (lamina vitrea) worden genoemd, en
daarnaast uit een dunne spongiosalaag, die diploe wordt genoemd.
Sutura coronalis
Sulcus sinus sagittalissuperioris
Crista frontalis
Sulcus arteriae meningeae mediae
Sulcus sinus sagittalis superioris
Foveolae granulares
Lamina interna
Lamina externa
Diplo
Sutura lambdoidea
Sulci arteriosiet venosi
Diploe
BOEK Deel 3.indb 11 02-08-11 11:52
-
12
8 Hoofd
Inwendige schedelbasis
Overzicht Skelet en gewrichten Spieren Topografie
Afb. 8.12 Inwendige schedelbasis, basis cranii interna;
bovenaanzicht; zie kleurenlegenda binnenkant achteromslag.
De inwendige schedelbasis wordt gevormd door de voorste, middelste
en achterste schedelgroeve (resp. fossa cranii anterior, fossa cranii me-
dia en fossa cranii posterior).
De voorste schedelgroeve wordt gevormd door de ossa frontale,
ethmoidalia en sphenoidale. Deze holte ligt boven de neusholte en de
oogkassen. In de voorste schedelgroeve liggen het foramen caecum,
de crista galli (ook een aanhechtingsplaats van de falx cerebri) en aan
beide kanten daarvan de lamina cribrosa. Achter de ossa frontale en
ethmoidalia wordt de bodem van de voorste schedelgroeve gevormd
door corpus en alae minores van het os sphenoidale. Het corpus is ook
de grens met de middelste schedelgroeve.
De middelste schedelgroeve wordt gevormd door de ossa sphenoida-
le en temporalia. De bodem is hier op de middellijn verhoogd en gaat
deel uitmaken van het corpus van het os sphenoidale. De laterale ge-
deelten vormen groeven en maken deel uit van de ala major van het os
sphenoidale en de pars squamosa van het os temporale. In de middel-
ste schedelgroeve ligt aan beide kanten een canalis opticus, een sella
turcica met fossa hypophysialis, de fissura orbitalis superior en de fora-
mina rotundum, ovale, spinosum en lacerum. De achterkant van de
middelste schedelgroeve bestaat uit de facies anterior partis petrosae.
Canalis nervi hypoglossi
Foramen magnum
Sulcus nervi petrosi majoris
Facies anterior partis petrosae
Canalis nervi hypoglossi
Crista frontalis
Foramen caecumSulcus sinus sagittalis superioris
Ala cristae galli
Crista galliTuberculum sellae
Lamina et Foramina cribrosa
Dorsum sellae
Impressiones gyrorum
Canalis opticusProc. clinoideus posterior
Sutura sphenofrontalis
Fissura orbitalis superior
Fossa hypophysialis
Os sphenoidale, Ala minor
Proc. clinoideus anteriorForamen rotundum
Sulcus caroticusLingula sphenoidalis
Sutura sphenosquamosaForamen lacerum
Sulcus arteriosus
Foramen ovale
Fissura petrooccipitalis
Foramen spinosum
Spina ossis sphenoidalis
Sulcus nervi petrosi minoris
Os temporale, Pars petrosa
Sulcus sinus petrosi superioris
Foramen jugulare
Foramen mastoideum
Sulcus sinus sigmoidei
Fossa subarcuata
Margo superior partis petrosae
Canalis condylaris
Sutura occipitomastoidea
Protuberantia occipitalis interna
Sulcus sinus transversi
Clivus
(Crista occipitalis interna)
Sulcus sinus sagittalis superioris
Os temporale, Pars squamosa
Margo superior partis petrosae
Porus acusticusinternus
Fissura petrosquamosa
Sulcus sinus petrosi inferioris
Lamina et foramina cribrosa
Os temporale, pars petrosa
Os temporale, pars squamosa
Os sphenoidale, ala minor
BOEK Deel 3.indb 12 02-08-11 11:52
-
13
8Geleidingsbanen Neus Mond en mondholte Speekselklieren
Inwendige schedelbasis
Afb. 8.13 Inwendige schedelbasis, basis cranii interna;
bovenaanzicht.
Van de drie schedelgroeven is de achterste schedelgroeve de groot-
ste. Hij wordt voornamelijk gevormd door de ossa temporalia, het os
occipitale en voor een klein deel door het os sphenoidale en de ossa
parietalia.
Op de voorste begrenzing liggen op de middellijn het dorsum sellae en
de clivus. De clivus is een schuin botvlak dat vanaf het dorsum sellae
schuin afloopt naar het foramen magnum. Het bestaat uit gedeelten
van het corpus van het os sphenoidale en de pars basilaris van het os
occipitale. De achterste begrenzing van de fossa cranii posterior is voor-
namelijk de sulcus sinus transversi. De grootste opening in de achter-
ste schedelgroeve is het foramen magnum.
Andere structuren van de achterste schedelgroeve zijn de canalis nervi
hypoglossi, de porus acusticus internus en het foramen jugulare. Van
lateraal loopt de sulcus sinus sigmoidei richting het foramen jugulare.
De centraal gelegen uitholling van de achterste schedelgroeve heet de
fossa cerebellaris.
Foramen magnum
Fossa cerebellaris
Sulcus sinus transversi
Canalis caroticus,Apertura interna
Porus acusticus internus
Clivus
Canalis opticus
Lamina cribrosa
Fissura orbitalis superior
Dorsum sellae
Foramen rotundum
Foramen ovale
Foramen spinosum
Fossa craniianterior
Fossa craniimedia
Fossa craniiposterior
Foramen jugulare
Sulcus sinus sigmoidei
Canalis nervi hypoglossi
Foramen lacerum;Fissura sphenopetrosaForamen lacerum; !ssura sphenopetrosa
Canalis caroticus, apertura interna
BOEK Deel 3.indb 13 02-08-11 11:52
-
14
8 Hoofd
Uitwendige schedelbasis
Overzicht Skelet en gewrichten Spieren Topografie
Afb. 8.14 Uitwendige schedelbasis, basis cranii externa;
onderaanzicht.
De schedelbasis loopt aan de voorzijde tot aan de middelste snijtanden,
aan de zijkant tot aan de procc. mastoidei en arcus zygomatici en aan
de achterkant tot aan de lineae nuchales superiores. De schedelbasis
bestaat uit drie gedeelten:
een voorste gedeelte met de tanden van de bovenkaak en het ge-
hemelte
een middelste gedeelte met het gehemelte tot de voorste rand van
het foramen magnum
een achterste gedeelte van de voorste rand van het foramen mag-
num tot aan de lineae nuchales superiores
Voorste schedelbasis: hier bevindt zich het harde gehemelte ( afb.
8.26).
Middelste schedelbasis: het voorste gedeelte van dit middendeel om-
vat de vomer en het os sphenoidale; het achterste gedeelte wordt ge-
vormd door de ossa temporalia en het os occipitale. De vooraan op de
middellijn gelegen vomer bevindt zich boven op het os sphenoidale en
vormt zo het achterste gedeelte van het benige neusseptum.
Het os sphenoidale heeft een centraal corpus, de paarsgewijze alae
majores en de alae minores (van onderen niet te zien).
Direct achter het corpus van het os sphenoidale begint bij de pars basi-
laris van het os occipitale het achterste gedeelte van de middelste sche-
delbasis. De pars basilaris loopt tot aan het foramen magnum. Hier
welft het tuberculum pharyngeum naar voren. Dit is een uitsteeksel
waarmee gedeelten van de pharynx aan de schedelbasis bevestigd zijn.
(vervolg afb. 8.15)
Spina nasalis posteriorFossa incisiva; Foramen incisivum
Sutura palatina mediana
Os palatinum, Proc. pyramidalis
Maxilla, Proc. palatinus
Maxilla, Proc. zygomaticus
Sutura palatina transversa
Hamulus pterygoideus
Os palatinum, Lamina horizontalisProc. pterygoideus,
Lamina medialis Foramen palatinum majus
Proc. pterygoideus,Lamina lateralis
Fissura orbitalis inferior
Os sphenoidale,Ala major
Arcus zygomaticus
Proc. pterygoideus,Lamina medialis
Crista infratemporalis
Foramen lacerum
Foramen spinosum
Os occipitale, Pars basilaris,Tuberculum pharyngeum
Spina ossis sphenoidalis
Canalis caroticus
Proc. styloideus
Canaliculus mastoideus
Fossa jugularis
Foramen jugulare
Proc. mastoideus
Foramen mastoideum
Fossula petrosa
Canalis nervi hypoglossi
Condylus occipitalis
Foramen magnum
Canalis condylaris
Linea nuchalis inferior
Linea nuchalis superior
Foramen ovale
Vomer, Alae vomeris
Os temporale,Proc. zygomaticus
Meatus acusticusexternus
Foramen stylomastoideum
Fossa incisiva; foramen incisivum
Maxilla, proc. palatinus
Os palatinum, lamina horizontalis
Proc. pterygoideus, lamina medialis
Os occipitale, pars basilaris, tuberculum pharyngeum
Os temporale, proc. zygomaticus
Os sphenoidale, ala major
Proc. pterygoideus, lamina lateralis
Proc. pterygoideus, lamina medialis
Maxilla, proc. zygomaticus
Os palatinum, proc. pyramidalis
Vomer, alae vomeris
BOEK Deel 3.indb 14 02-08-11 11:52
-
15
8Geleidingsbanen Neus Mond en mondholte Speekselklieren
Uitwendige schedelbasis
Afb. 8.15 Uitwendige schedelbasis, basis cranii externa;
onderaanzicht.
Middelste schedelbasis (vervolg van afb. 8.14): Op de grens tussen
de ala major van het os sphenoidale en de pars petrosa van het os tem-
porale ligt de sulcus tubae auditivae, die de ingang vormt van het beni-
ge gedeelte van de tuba auditiva ( p. 145). Het benige kanaal loopt
door de pars petrosa van het os temporale richting de trommelholte.
Aan de zijkant bevindt zich de pars squamosa van het os temporale, dat
een deel van het kaakgewricht (articulatio temporomandibularis) vormt.
De fossa mandibularis maakt deel uit van het gewrichtsvlak van het
kaakgewricht ( p. 3639). Aan de voorste rand van de fossa mandibu-
laris ligt het tuberculum articulare.
Achterste schedelbasis: het achterste gedeelte loopt van de voorste
rand van het foramen magnum tot aan de lineae nuchales superiores en
wordt gevormd door delen van het os occipitale en de ossa temporalia.
Het paarsgewijze pars lateralis heeft aan beide kanten een condylus die
met de atlas articuleert. Achteraan ligt achter de condylus de fossa con-
dylaris, waarin zich de canalis condylaris bevindt; bovenlangs loopt het
canalis nervi hypoglossi. Direct lateraal daarvan ligt het foramen jugu-
lare.
Canalis nervi hypoglossi
Fossa condylaris;Canalis condylaris
Porus acusticusexternus
Palatum durum
Arcus zygomaticus
Fossa infratemporalis
Choanae
Proc. mastoideus
Sulcus tubae auditivae
Fossa mandibularis
Tuberculum articulare
Incisura mastoidea
Protuberantia occipitalis externa
Foramen jugulare
Foramenstylomastoideum
Canalis caroticus,Apertura externa
Foramen spinosum
Foramen ovale
Fissura orbitalisinferior
Foramina palatinaminora
Foramen palatinum majus
Fossa incisiva; Foramen incisivum
Condylus occipitalis
Crista occipitalis externa
Linea nuchalis inferior
Foramen lacerum;Fissura sphenopetrosa
Fossa condylaris; canalis condylaris
Canalis caroticus, apertura externa
Foramen lacerum; !ssura sphenopetrosa
Fossa incisiva; foramen incisivum
BOEK Deel 3.indb 15 02-08-11 11:52
-
16
8 Hoofd
Openingen van de uitwendige schedelbasis
Overzicht Skelet en gewrichten Spieren Topografie
Bij schedelbasisfracturen verlopen de breukspleten vaak door de
openingen van de schedelbasis. De zenuwen en vaten die daar
doorheen lopen, kunnen daarbij beschadigd raken. Uitval van ze-
nuwen en bloedingen komen dan ook vaak voor. Ook kunnen de
voorhoofds- en wiggebeensholten en de zeefbeencellen open-
gaan (uit de neus lopen van liquor). Bij laterale fracturen is ook
vaak het rotsbeen betrokken (uit het oor lopen van liquor).
Klinisch
Afb. 8.16 Uitwendige schedelbasis, basis cranii externa, met
foramina; onderaanzicht; zie kleurenlegenda binnenkant achterom-
slag.
Foramina van de uitwendige schedelbasis en hun inhoud
foramen inhoud
foramen incisivum n. nasopalatinus (n. maxillaris [V/2])
foramen palatinum
majusn. palatinus major (n. maxillaris [V/2])
a. palatina major (a. palatina descen-
dens)
foramina palatina
minorann. palatini minores (n. maxillaris [V/2])
aa. palatinae minores (a. palatina
descendens)
fissura orbitalis
inferiora. infraorbitalis (a. maxillaris)
v. ophthalmica inferior
n. infraorbitalis (n. maxillaris [V/2])
n. zygomaticus (n. maxillaris [V/2])
foramen rotundum
( p. 12)n. maxillaris [V/2]
foramen ovale n. mandibularis [V/3]
plexus venosus foraminis ovalis
foramen spinosum r. meningeus (n. mandibularis [V/3])
a. meningea media (a. maxillaris)
fissura sphenope-
trosa, foramen
lacerum
n. petrosus minor (n. glossopharyn-
geus [IX])
n. petrosus major (n. facialis [VII])
n. petrosus profundus (plexus caroticus
internus)
apertura externa
canalis carotici en
canalis caroticus
a. carotis interna, pars petrosa
plexus venosus caroticus internus
plexus caroticus internus (truncus
sympathicus, ganglion cervicale
superius)
foramen
stylomastoideum n. facialis [VII]
foramen jugulare voorste deel:
sinus petrosus inferior
n. glossopharyngeus [IX]
achterste deel:
a. meningea posterior (a. pharyngea
ascendens)
sinus sigmoideus (bulbus superior
venae jugularis)
n. vagus [X]
r. meningeus (n. vagus [X])
n. accessorius [XI]
canaliculus
mastoideusr. auricularis nervi vagi (n. vagus [X])
canalis nervi
hypoglossin. hypoglossus [XII]
plexus venosus canalis nervi hypoglossi
canalis condylaris v. emissaria condylaris
foramen magnum meninges
plexus venosus vertebralis internus
(sinus marginalis)
aa. vertebrales (a. subclaviae)
a. spinalis anterior (aa. vertebrales)
medulla oblongata/medulla spinalis
radices spinales (n. accessorius [XI])
Foramen spinosum
Canaliculus mastoideus
Fossa incisiva; Foramen incisivum
Foramen palatinum majus
Foramina palatina minora
Fissura orbitalis inferior
Foramen ovale
Apertura externacanalis carotici
Fissurasphenopetrosa;
Foramen lacerum
Meatus acusticusexternus
Foramenstylomastoideum
Foramen jugulare
Foramen mastoideum
Canalis condylaris
Foramen magnum
Canalis nervi hypoglossi
Fissura sphenopetrosa;
foramen lacerum
Fossa incisiva; foramen incisivum
BOEK Deel 3.indb 16 02-08-11 11:52