Sectorfondsen 2019 - UWV · 2020. 8. 6. · Premievaststelling Sectorfondsen 2019 2 Voor u ligt de...
Transcript of Sectorfondsen 2019 - UWV · 2020. 8. 6. · Premievaststelling Sectorfondsen 2019 2 Voor u ligt de...
Premievaststelling Sectorfondsen 2019
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 1
Voorwoord 2
Managementsamenvatting 3
1. Inleiding 4
2. Totale fondsenontwikkeling sectorfondsen 6
3. Sectorpremies 2019 en enkele opvallende ontwikkelingen 8
4. Lastenplafonds sectorfondsen 2019 11
Lijst van afkortingen 12
Begrippenlijst 13
Opbouw sectorpremie 15 Bijlage I
Ontwikkeling sectorpremie 16 Bijlage II
Vermogensontwikkeling 17 Bijlage III
Premiepercentage premiegroepen 18 Bijlage IV
Lastenplafond per sector 19 Bijlage V
Financieel overzicht sectorfondsen 20 Bijlage VI
Colofon 21
Inhoudsopgave
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 2
Voor u ligt de nota Premievaststelling Sectorfondsen 2019. Met deze nota presenteert UWV1 de sectoraal
gedifferentieerde premies voor het premiejaar 2019.
Deze sectorfondspremies 2019 staan in het teken van het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in Balans (WAB). De
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft het voornemen om per 1 januari 2020 de
sectorfondsen, de sectorale vermogens en de sectorfondspremies af te schaffen. De sectorindeling zelf
blijft wel bestaan voor de sectorale componenten in de Whk-premie WGA en Whk-premie Ziektewet. De
afschaffing van de sectorfondsen is een onderdeel van de WAB. Een concept van het wetsvoorstel WAB is
eerder via internetconsultatie openbaar gemaakt. Het wetsvoorstel is voor advies aan de Raad van State
gezonden. SZW heeft ons opdracht gegeven om voor de sectorpremies vooruit te lopen op de
voorgenomen inwerkingtreding van het wetsvoorstel per 1-1-2020 wat betreft de afbouw van vermogens
in de sectorfondsen.
De nota is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 leidt de nota in met de gehanteerde uitgangspunten.
Hoofdstuk 2 beschrijft de gemiddelde sectorpremie en de totale vermogensontwikkeling bij de
sectorfondsen. In hoofdstuk 3 worden enkele opvallende ontwikkelingen toegelicht. Hoofdstuk 4 gaat in
op de systematiek van lastenplafonds en de gevolgen hiervan. In de begrippenlijst is een overzicht te
vinden van de gehanteerde begrippen en definities. In bijlage I is de opbouw van de sectorpremies 2019
uitgewerkt. De bijlages II t/m VI tonen de cijfers voor de jaren 2014 t/m 2019. In bijlage II zijn de
sectorpremies opgenomen. De vermogensontwikkeling per sector staat in bijlage III. Bijlage IV gaat in op
de premiepercentages van de 7 sectoren met premiegroepen (vanaf 2018 zijn er nog maar 6 sectoren
met premiegroepen). In bijlage V staan de lastenplafonds per sector. Tot slot is in bijlage VI het financieel
overzicht van de sectorfondsen opgenomen.
1 UWV is op grond van de wet Structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI) verantwoordelijk voor de premievaststelling
van de sectorfondsen (Sfn). De systematiek voor deze premievaststelling is grotendeels vastgelegd in de regeling Wet
financiering sociale verzekeringen (Wfsv). Na vaststelling legt UWV de sectorpremies ter goedkeuring voor aan de
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De minister kan een sectorpremie afkeuren en zelf een nieuwe
premie vaststellen.
Voorwoord
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 3
Volgens het concept wetsvoorstel Arbeidsmarkt in Balans (WAB) en de voorgenomen inwerkingtreding per 1-1-2020 wordt 2019 het laatste jaar dat we werken met sectorfondsen, sectorvermogens en sectorpremies. Dit systeem van sectorale premiedifferentiatie is ingegaan op 1 juli 1952 en zal met ingang van 1 januari 2020 niet meer bestaan. De resterende sectorvermogens, zowel positief als negatief zullen dan overgaan naar het AWf. Vanwege deze vermogensovergang heeft UWV met SZW afgestemd om de sectorpremies 2019 zo laag mogelijk vast te stellen. Dit houdt het volgende in: de
positieve vermogens in 2018 worden maximaal ingezet voor een zo laag mogelijke premie in 2019 en de negatieve vermogens in 2018 worden minimaal (voor 1/3 deel) ingelopen voor een zo laag mogelijke vermogensopslag op de sectorpremie in 2019.
UWV stelt naast de sectorfondspremies ook de vervangende premie over uitkeringen en Wsw-loon vast. De vervangende premie 2019 wordt vastgesteld op de gemiddelde sectorpremie 2019. Voorheen stelde de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de vervangende premie vast op basis van de gemiddelde sectorpremie van het voorgaand jaar.
De gemiddelde sectorpremie 2019 bedraagt 0,77% en is hiermee 0,51 procentpunt lager dan de gemiddelde sectorpremie 2018. De sectorpremie WW daalt met 0,46 procentpunt en de opslag voor Ziektewet- en WGA-lasten daalt met 0,05 procentpunt. Voor 48 sectoren daalt in 2019 de sectorpremie en voor 13 sectoren stijgt de sectorpremie. Voor de sector Visserij blijft de sectorpremie constant op 0,00%.
De 5 grootste premiedalingen zien we bij Taxivervoer (-2,08 procentpunt), Dakdekkersbedrijf (-2,00 procentpunt), Besloten busvervoer (-2,00 procentpunt), Banken (-1,67 procentpunt) en Bouwbedrijf (-1,63 procentpunt). De daling voor de sector Banken is hierin opvallend. Deze sector had voor 2018 al een grote premiestijging maar laat nu een daling van de WW-lasten zien. Ondanks de premiedaling heeft de sector Banken de op één na hoogste sectorpremie (de sector Uitzendbedrijven heeft de hoogste sectorpremie).
Er zijn 9 sectoren met een 0-premie (0,00%). Dit zijn de sectoren Bouwbedrijf, Besloten busvervoer, Textielindustrie, Dakdekkersbedrijf, Hout en emballage industrie, Timmerindustrie, Visserij, Vervoer KLM, en Steenhouwersbedrijf. Voor deze sectoren geldt dat ze de lasten in 2019 meer dan volledig kunnen dekken met het sectorale vermogen eind 2018.
Van deze 9 sectoren zal eind 2019 het resterend vermogen gezamenlijk circa € 68 miljoen bedragen en overgaan naar het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf). De sector Bouwbedrijf heeft eind 2019
met € 60,9 miljoen (1,27% van de loonsom) het grootste resterend vermogen. De sector Steenhouwersbedrijf heeft met € 0,1 miljoen (0,54% van de loonsom) het kleinste resterend vermogen.
De 5 grootste premiestijgingen zien we bij de sectoren Verzekeringswezen (+0,66 procentpunt),
Uitgeverij (+0,65 procentpunt), Railbouw (+0,33 procentpunt), Binnenscheepvaart
(+0,28 procentpunt) en Suikerwerkende industrie (+0,26 procentpunt). Hiervan zien we de sectoren
Verzekeringswezen en Uitgeverij ook terug in de top 4 met hoogste sectorpremies.
De 5 hoogste sectorpremies zien we bij Uitzendbedrijven (2,43%), Banken (2,19%), Uitgeverij
(2,19%), Verzekeringswezen (1,93%) en Telecommunicatie (1,54%). Deze sectoren hebben ook een
negatief sectorvermogen wat bijdraagt aan hun hoge sectorpremie. Het positief vermogenssaldo van € 380 miljoen eind 2018 wordt in 2019 afgebouwd. Met de maximale
inzet van de positieve vermogens en de afbouw met 1/3 van de negatieve vermogens daalt het
gezamenlijke sectorvermogen in 2019 tot € -10,6 miljoen. Dit is het saldo van € +68,1 miljoen van de 9 sectoren met een 0-premie, € -2,4 miljoen van 37 sectoren die hun positief vermogen wel volledig kunnen inzetten voor premieverlaging, en € -76,3 miljoen van 16 sectoren met een negatief vermogen.
Het financiële risico voor de WW is voor elk sectorfonds gemaximeerd tot het lastenplafond. Boven het
lastenplafond draagt het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) de lasten. Iedere sector blijft met de
geraamde werkloosheidslasten in 2019 onder het lastenplafond. Daarnaast worden voor elke sector
de werkloosheidslasten voor zieke werklozen gecompenseerd door een bijdrage vanuit het AWf. Deze
bedraagt voor alle sectoren in 2019 in totaal € 49 miljoen.
Managementsamenvatting
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 4
De sectorfondsen financieren in 2019 de volgende programmakosten:
het eerste half jaar werkloosheid;
de Ziektewet-staartuitkeringen van eigenrisicodragers2;
de WGA-uitkeringen aan flexwerkers, die gestart zijn voor 1 januari 2012;
de WGA-staartuitkeringen van kleine en middelgrote werkgevers die eigenrisicodrager WGA-vast3 zijn
geworden in de periode 2014 tot en met 1 juli 20154.
De in deze premienota gepresenteerde cijfers voor de sectorpremies, programmakosten en premiebaten
zijn gebaseerd op de beschikbare statistische gegevens tot en met augustus 2018 en financiële gegevens
tot en met juli 2018. Ten behoeve van de ramingen is gebruik gemaakt van de volgende informatie:
de uitgangpunten van het Centraal Planbureau (CPB) volgens de concept Macro Economische Verkenning (C-MEV) van augustus 2018: - een toename van het Bruto Binnenlands Product met 2,80% in 2018 en 2,50% in 2019; - een daling van de werkloze beroepsbevolking met 92 duizend in 2018 en nog eens met 37 duizend in 2019;
de volumeramingen van UWV;
de sectorale loonsom- en premie-informatie van de Belastingdienst;
de branche-specifieke loonkostenramingen van Panteia.
De vermogenspositie van een sector kan afwijken van eerder uitgebrachte financiële nota’s. Dit heeft te
maken met de wijze waarop de Belastingdienst de premiebaten per sector vaststelt. Voor de verdeling
van de premiebaten over de sectoren maakt de Belastingdienst gebruik van een verdeelsleutel. 2015 is
het meest recente jaar waarvoor de verdeelsleutel definitief is vastgesteld. Iedere nieuwe vaststelling van
de verdeelsleutel leidt tot aanpassingen in de sectorale vermogensposities.
In deze premienota zijn ook de vermogensoverdrachten in 2017 en de eerste helft 2018 meegenomen.
Werkgevers kunnen van sector wijzigen, bijvoorbeeld door een wijziging in de aard van de
bedrijfsactiviteiten of de omvang daarvan. Wanneer een (groep van) werkgever(s) naar een andere sector
overgaat, wordt een deel van het sectorvermogen (positief of negatief) en de lopende sectorale WW-
uitkeringen verrekend tussen de oude en de nieuwe sector5.
Voor de sectorfondspremies 2019 hebben we rekening gehouden met het voornemen van SZW om per
1 januari 2020 de sectorfondsen, de sectorale vermogens en de sectorfondspremies af te schaffen via de
Wet arbeidsmarkt in balans6. Alle resterende vermogens en tekorten zullen dan per 1 januari 2020
overgaan naar het AWf. Met de beëindiging van de sectorfondsen komt er een einde aan een sectoraal
gedifferentieerd premiesysteem dat is ingegaan per 1 juli 1952 (zie box 1.1).
Vanwege het overgaan van de resterende vermogens naar het AWf heeft UWV alle sectorpremies 2019 zo
laag mogelijk vastgesteld. Voor sectoren met een vermogenstekort in 2018 betekent dit dat zij één
derde7 van het tekort moeten inlopen in 2019. Voor sectoren met een vermogensoverschot in 2018 is dat
hele overschot in 2019 ingezet om hun premie te verlagen, met dien verstande dat de sectorpremie niet
negatief kan zijn. Onze gebruikelijke uitnodiging aan de sociale partners voor het uitbrengen van een
premieadvies is dan ook niet nodig geweest.
UWV stelt naast de sectorfondspremies ook de vervangende premie over uitkeringen en Wsw-loon vast.
De vervangende premie 2019 wordt vastgesteld op de gemiddelde sectorpremie 2019. Voorheen stelde
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de vervangende premie vast op basis van de
gemiddelde sectorpremie van het voorgaand jaar.
2 Ziektewetuitkeringen die doorlopen nadat de werkgever eigenrisicodrager voor de Ziektewet is geworden. 3 Deze WGA-staartuitkeringen hebben uitsluitend betrekking op de WGA van vast personeel, aangezien eigenrisicodragen
voor de WGA voor flexpersoneel pas mogelijk is vanaf 1 januari 2017. 4 De WGA-staartuitkeringen van werkgevers die na 1 juli 2015 eigenrisicodrager zijn geworden, worden vanaf 2017
gefinancierd uit het staartlastvermogen van de Werkhervattingskas. Meer informatie hierover staat in onze nota
Gedifferentieerde premies WGA en ZW 2018. 5 Staatscourant 27 augustus 2013, nr. 23796. 6 Zie tekst van voorstel van wet in de internetconsultatie: https://www.internetconsultatie.nl/arbeidsmarkt_in_balans 7 Staatscourant 3 juli 2018, nr. 37506.
1. Inleiding
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 5
Box 1.1 De allereerste sectoraal gedifferentieerde premies per 1 juli 1952.
Volgens het jaarverslag 1952 van het Algemeen Werkloosheidsfonds waren er bij de invoering van de Werkloosheidswet 26 bedrijfsverenigingen voor de uitvoering van de wachtgeld- en werkloosheidsverzekering. Elke werkgever was per 1 juli 1952 van rechtswege aangesloten bij één van deze bedrijfsverenigingen. In een aantal gevallen was een aansluiting bij meer dan één bedrijfsvereniging toegestaan. Het Algemeen Werkloosheidsfonds als publiekrechtelijk lichaam stelde voor iedere bedrijfsvereniging na onderling “overleg en uitwisseling van gedachten” de premiepercentages vast voor de wachtgeldverzekering. Een aantal bedrijfsverenigingen kende nog een verdere onderverdeling in bedrijfs-/risicogroepen waarvoor een eigen premiepercentage werd vastgesteld. De minister (van Sociale Zaken en Volksgezondheid) kon de door de Algemeen Werkloosheidsfonds vastgestelde premies nog wijzigen. Voor de allereerste wachtgeldpremies gebeurde dit dan ook voor de nieuwe algemene bedrijfsvereniging. Bovenstaande zien we in grote lijnen terug in de praktijk van vandaag. Alleen, Wachtgeldfonds is veranderd in sectorfonds, de indeling in bedrijfsverenigingen is veranderd in indeling in sectoren en de vaststelling door het Algemeen Werkloosheidsfonds is veranderd in de vaststelling door UWV. Tabel 1.1 toont de indeling in Bedrijfsverenigingen met de onderverdeling in bedrijfs-/risicogroepen met bijbehorende premiepercentages voor de wachtgeldverzekering zoals deze geldig was per 1 juli 1952. De totale loonsom bedroeg destijds bijna € 1,2 miljard, voor 2019 verwachten we een totale loonsom van ruim € 190 miljard.
(*) De oorspronkelijke bedragen in guldens zijn omgerekend naar euro’s. (**) Deze groepen kennen nog een verdere onderverdeling met andere premiepercentages, die hier niet zijn getoond.
Tabel 1.1 Loonsommen en premiepercentages van de wachtgeldfondsen per bedrijfsvereniging en risicogroep 1952
Bedragen × € 1 miljoen, percentages × 1%.
No. en naam bedrijfsvereniging Risicogroep Loon(*)
Percentage
geheven premie
01 Agrarisch Bedrijf 92,6 vaste arbeiders 1,0 losse arbeiders 7,6 02 Zuivelindustrie 18,4 2,0 03 Bouwnijverheid 109,4 4,6 04 Houtindustrie en Meubileringsbedrijven 25,7 2,6 05 Textielindustrie Katoenindustrie 27,5 2,6 Wolindustrie 17,5 2,6 Tricotage-industrie 9,5 2,0 06 Kledingbedrijf Confectie-industrie 20,9 2,6 Textielverwerkende Ambacht. 3,8 2,6 07 Leder- en Lederverwerkende industrie Schoenindustrie 6,8 3,0 Lederwarenindustrie 1,9 3,0 Lederindustrie 2,7 2,2 08 Grafische Industrie 24,3 2,2 09 Steen-, Cement-, Glas-, en Keramische Industrie
23,5 2,4
10 Metaalindustrie en Electrotechnische Industrie
Metaalindustrie 129,8 2,6 Electrotechnische Industrie 38,5 2,6 11 Kleine Metaalnijverheid 53,2 2,6 12 Mijnbedrijf 45,0 1,6 13 Chemische Industrie 27,7 1,4 14 Tabakverwerkende Industrieën Sigarenindustrie 6,3 2,6 Sigarettenindustrie 1,2 1,2 Kerftabakindustrie 1,8 1,2 15 Bakkersbedrijf Bakkers 16,4 2,0 Verbruikscoöperaties 5,4 2,0 16 Slagersbedrijf en Vleeswarenbedrijf "De Samenwerking"
10,2 2,0
17 Voedings- en Genotmiddelenindustrie 44,6 1,8 18 Detailhandel en Ambachten Grootwinkelbedrijf 16,8 2,6 Overigen 36,2 2,6 19 Haven- en aanverw. Bedrijven, Binnenscheepvaart en Visserij
Haven- en aanverwante Bedrijven
26,0 2,0 (**)
Binnenscheepvaart Rederijen 5,3 2,0 (**)
Binnenscheepvaart
Particulieren 1,9 2,0 (**)
Beurtvaart 2,3 2,0 Visserij 4,6 2,0 (**) 20 Koopvaardij 16,4 2,0 21 Vervoer Ned. Spoorwegen 1,3 1,42 K.L.M. 5,6 2,0 Overigen 19,4 2,0 22 Hotel-, Restaurant-, Café-, Pension- en aanverw. Bedrijven
16,0 4,0
23 Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen
31,2 2,0 24 Overheidsdiensten 23,7 2,0 25 Bank- en Verzekeringswezen, Groothandel en Vrije Beroepen
140,4 1,8
26 Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging 50,0 2,2
Totaal 1.161,4 1.161,4
2,617
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 6
Omdat het sectorfonds het eerste half jaar van de WW-uitkeringen financiert, zijn de jaarlijkse
uitkeringslasten ontslag-WW binnen het sectorfonds sterk gecorreleerd met het jaarlijkse aantal nieuwe
WW-uitkeringen. In tabel 2.1 staat de meerjarige ontwikkeling van de realisatie- en ramingscijfers.
Tabel 2.1 Meerjarige ontwikkeling aantal toekenningen ontslag WW en uitkeringslasten WW sectorfonds.
Toekenningen x 1.000; uitkeringslasten x € 1 miljoen
2014 2015 2016 2017 2018 2019
Nieuwe uitkeringen ontslag WW 605 584 491 390 330 296
Uitkeringslasten WW sectorfonds* 2.725 2.464 1.960 1.863 1.627 1.399
*) Dit zijn uitsluitend de lasten voor de uitkeringen ontslag-WW, dus exclusief het gebruik van vorst- en deeltijd-WW en zonder sociale lasten en
uitvoeringskosten.
We verwachten voor geheel 2018 60 duizend minder nieuwe uitkeringen ontslag WW dan in 2017. Voor
2019 verwachten we een verdere daling van het aantal nieuwe WW-uitkeringen met 34 duizend. Hiervoor
baseren we ons op de CPB-ramingen8. CPB verwacht voor 2018 een daling van de werkloze
beroepsbevolking met 92 duizend en voor 2019 een verdere daling met 37 duizend. De WW-
uitkeringslasten in de sectorfondsen zullen in 2019 naar verwachting zijn gehalveerd ten opzichte van
2014.
De gemiddelde sectorpremie (gemiddeld over alle sectoren) daalt van 1,28% in 2018 naar 0,77% in
2019. Naast de daling van de WW-uitkeringslasten draagt ook de maximale inzet van de positieve
sectorvermogens bij aan deze daling van de gemiddelde premie. Tabel 2.2 toont een meerjarige reeks
van de baten, lasten, vermogenspositie, dekkingssaldo en de gemiddelde premies van de sectorfondsen.
In Bijlage VI staat deze financiële overzichtstabel met een verdere uitsplitsing van de lasten in
uitkeringslasten, sociale lasten, overige baten en lasten en uitvoeringskosten.
Tabel 2.2 Meerjarige ontwikkeling van de vermogenspositie van de sectorfondsen Bedragen x € 1 miljoen; premies x 1 %
2014 2015 2016 2017 2018 2019
Baten 4.388 3.747 3.248 2.528 2.484 1.543
Lasten 3.613 3.372 2.784 2.594 2.294 1.934
Totale vermogen -582 -207 257 190 380 -11
Gemiddelde premie* 2,63 2,17 1,79 1,37 1,28 0,77
*) De gemiddelde premie is een gewogen gemiddelde van de sectorale premies. Door het actualiseren van de sectorale loonsomgegevens kan dit voor
de gemiddelde premie leiden tot een andere uitkomst dan de oorspronkelijk gewogen gemiddelde premie. De oorspronkelijk gewogen gemiddelde
premies staan in tabel 2.3.
Het positieve vermogenssaldo van € 190 miljoen in 2017 zal naar verwachting stijgen tot € 380 miljoen
per eind 2018. Dit betekent een meevaller van € 168 miljoen ten opzichte van het geraamde vermogen
van € 212 miljoen volgens de nota Premievaststelling Sectorfondsen 2018. Het positieve vermogens-
saldo 2018 heeft een verlagend effect op de gemiddelde sectorpremie 2019.
8 Concept Macro Economische Verkenning 2019 (C-MEV) van Centraal Planbureau (CPB), augustus 2018.
2. Totale fondsenontwikkeling
sectorfondsen
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 7
Tabel 2.3 toont de totale opbouw van de gemiddelde sectorpremie 2019 en voorgaande jaren. Bijlage I
toont deze opbouw voor 2019 per sector. Het aandeel vermogensontwikkeling in de sectorpremie heeft
betrekking op de sectorale vermogenstekorten eind 2018 die voor 1/3-deel moeten worden afgebouwd
en op de sectorale vermogensoverschotten eind 2018 die maximaal zijn ingezet voor premieverlagingen.
De fondsbijdrage dient voor de specifieke compensatie van de WGA- en Ziektewet-lasten voor de sector Uitzendbedrijven (€ 85 miljoen uit het Aof) en de voor iedere sector geldende doorbetaling gedurende de eerste 13 weken ziekte tijdens WW (€ 49 miljoen uit het AWf). Daarnaast was er tot en met 2017 nog een fondsbijdrage voor de verwachte lasten die boven het lastenplafond zouden uitkomen. Het lastenplafond is een criterium voor de maximale werkloosheidslasten die een sector zelf moet kunnen dragen. Indien het verwachte lastenpercentage in een jaar hoger is dan het lastenplafond, wordt het lastenplafond als het werkloosheidslastendeel van de sectorpremie gehanteerd. De lasten die boven het plafond uitkomen, worden gedragen door het AWf. We verwachten voor 2019 dat alle sectoren onder het lastenplafond blijven.
Tabel 2.3 Opbouw gemiddelde sectorpremie* Percentages x 1 % 2014 2015 2016 2017 2018 2019
Sectorpremie WW 2,36 1,88 1,53 1,13 1,09 0,63
Werkloosheidslasten 2,68 2,15 1,80 1,38 1,24 0,94
Vermogensontwikkeling 0,25 0,14 0,03 -0,03 0,01 -0,20
Fondsbijdrage -0,33 -0,18 -0,11 -0,10 -0,08 -0,07
Overige baten -0,24 -0,23 -0,19 -0,12 -0,08 -0,04
Opslag ZW / WGA-lasten 0,32 0,28 0,25 0,23 0,19 0,14
Opslag ZW 0,02 0,04 0,03 0,03 0,02 0,02
Opslag WGA 0,30 0,24 0,22 0,20 0,17 0,12
Sectorpremie 2,68 2,16 1,78 1,36 1,28 0,77
*) De percentages voor 2014-2018 zijn de percentages uit eerdere premienota’s, berekend op basis van de oorspronkelijk geraamde
loonsommen.
De overige baten, bestaande uit rente en premie over uitkeringen en Wsw-loon, worden in mindering
gebracht van de WW-lasten. De premie over uitkeringen en Wsw-loon is voor 2019 vastgesteld op de
gemiddelde sectorpremie 2019.
De gemiddelde sectorpremie neemt af van 1,28% in 2018 naar 0,77% in 2019. De sectorpremie WW
daalt met 0,46 procentpunt (van 1,09% naar 0,63%), waarin de daling van de werkloosheidslasten en de
inzet van de positieve sectorvermogens tot uiting komt. Daarnaast is er een daling van de opslag WGA
met 0,05 procentpunt (van 0,17% naar 0,12%). De daling van de WGA-opslag is volgens verwachting.
Vanaf 2017 komen er geen nieuwe WGA-uitkeringen meer bij, terwijl er wel bestaande uitkeringen zullen
verdwijnen als gevolg van bijvoorbeeld herstel, overlijden of pensionering.
Bijlage VI toont het financieel overzicht van de totale sectorfondsen over de jaren 2014 – 2019.
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 8
Vanwege de verdere groei van de economie daalt de gemiddelde sectorpremie met 0,51 procentpunt, van
1,28% in 2018 naar 0,77% in 2019 (zie ook tabel 2.3). Gedifferentieerd naar sector ziet het beeld er in
grote lijnen als volgt uit: Voor 48 sectoren daalt de sectorpremie, variërend van -0,05 procentpunt tot
-2,08 procentpunt. Voor 13 sectoren stijgt de sectorpremie, variërend van 0,01 procentpunt tot
0,66 procentpunt. Voor de sector Visserij blijft de sectorpremie 2019 gelijk op 0,00%. In totaal hebben
9 sectoren (zie box 3.1), een 0-premie (0,00%). Tabel 3.1 toont de 5 grootste stijgers en dalers van de
sectorpremie ten opzichte van 2018 (bijlage II toont het complete overzicht van alle sectorpremies).
Tabel 3.1 5 grootste stijgers en 5 grootste dalers sectorpremie 2019 Percentages x 1%
Sector Sectorpremie Verschil
2014 2015 2016 2017 2018 2019
5 grootste stijgers sectorpremie
39 Verzekeringswezen 2,43 1,45 1,79 1,47 1,27 1,93 0,66
40 Uitgeverij 3,96 3,64 2,77 3,51 1,54 2,19 0,65
68 Railbouw 0,63 0,68 0,81 0,60 0,31 0,64 0,33
22 Binnenscheepvaart 2,10 1,32 1,51 0,94 0,48 0,76 0,28
14 Suikerverwerkende industrie 1,35 1,65 0,66 0,75 0,71 0,97 0,26
5 grootste dalers sectorpremie
28 Taxivervoer 5,66 5,74 5,73 4,92 2,43 0,35 -2,08
58 Dakdekkersbedrijf 6,53 5,30 4,30 4,17 2,00 0,00 -2,00
30 Besloten busvervoer 4,61 4,97 2,40 2,30 2,00 0,00 -2,00
38 Banken 2,81 2,57 1,37 1,38 3,86 2,19 -1,67
3 Bouwbedrijf* 4,71 4,70 1,82 1,58 1,63 0,00 -1,63
*) De percentages voor sector 3 Bouwbedrijf zijn gewogen gemiddeldes van de premies per premiegroep. Door het actualiseren van de sectorale
loonsomgegevens kunnen deze cijfers voor het gemiddelde afwijken van eerdere publicaties (zie ook tabel IV.1 in bijlage IV).
De sector Verzekeringswezen heeft de grootste premiestijging. In de financiële dienstverlening blijft de
werkgelegenheid afnemen door de voortgaande automatisering9. In 2018 vallen de WW-lasten hoger uit
dan verwacht en de sectorale loonsom krimpt. Voor deze sector zijn de verwachtingen voor het nieuwe
jaar een stuk negatiever dan een jaar geleden. De hogere WW-lasten, een lagere loonsom en een
opgelopen vermogenstekort betekent voor deze sector een stijging van de sectorpremie. Ook voor de
sectoren Uitgeverij, Railbouw, Binnenscheepvaart en de suikerverwerkende industrie is de
WW-ontwikkeling in 2018 minder gunstig dan vorig jaar in de cijfers meegenomen. Voor de sector
Railbouw zijn de WW-uitkeringen eind 2017/begin 2018 zelfs toegenomen in plaats van een verwachte
daling.
Onder de 5 grootste premiedalingen bevinden zich 3 sectoren met een 0-premie voor 2019:
Dakdekkersbedrijf, Besloten busvervoer en Bouwbedrijf. Deze 3 sectoren hebben vorig jaar voor een
hogere premie gekozen om een sectorreserve te vormen. De sector Taxivervoer heeft met
-2,08 procentpunt de grootste premiedaling. Voor het tweede opeenvolgende jaar daalt voor Taxivervoer
de sectorpremie met minimaal 2 procentpunt. De sector Banken toont voor 2018 een daling van de WW-
lasten, dit in tegenstelling tot een verwachte stijging vorig jaar. Ondanks een grote daling van de
sectorpremie heeft de sector Banken op één na de hoogste sectorpremie (zie tabel 3.2).
Tabel 3.2 toont de top 5 van sectoren met de hoogste sectorpremies 2019. Hiervan zijn de sectoren
40 Uitgeverij en 39 Verzekeringswezen ook de sectoren met de grootste premiestijging ten opzichte van
2018 (zie tabel 3.1). Voor de sectoren 52 Uitzendbedrijven, 38 Banken, en 69 Telecommunicatie daalt de
sectorpremie 2019 ten opzichte van 2018.
9 Factsheet arbeidsmarkt Financiële Dienstverlening, UWV augustus 2018.
3. Sectorpremies 2019 en enkele
opvallende ontwikkelingen
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 9
Box 3.1 Sectorpremies en resterende eindvermogens 2019.
In 2019 zijn er 9 sectoren met een 0-premie (0,00%). Het betreft de sectoren 3 Bouwbedrijf, 5 Hout en emballage industrie, 6 Timmerindustrie, 23 Visserij, 25 Vervoer KLM, 30 Besloten busvervoer, 47 Textielindustrie, 58 Dakdekkersbedrijf en 60 Steenhouwersbedrijf. Van deze sectoren is het vermogen eind 2018 groter dan de te dekken lasten in 2019. Van deze 9 sectoren zal eind 2019 het resterend vermogen gezamenlijk € 68,1 miljoen bedragen. De resterende sectorvermogens variëren tussen de € 0,1 miljoen (0,54% van de loonsom van sector 60 Steenhouwersbedrijf) en € 60,9 miljoen (1,27% van de loonsom van sector 3 Bouwbedrijf). Voor 37 sectoren heeft de maximale inzet van het positief sectorvermogen eind 2018 geleid tot een sectorpremie die wel groter is dan 0,00%. Het gezamenlijke eindvermogen 2019 van deze 37 sectoren bedraagt €-2,4 miljoen. De afronding van de sectorpremies op 2 decimalen zorgt ervoor dat het eindvermogen voor deze sectoren niet precies op € 0 uitkomt. De overige 16 sectoren hebben een negatief sectorvermogen in 2018. Voor deze 16 sectoren zijn de sectorpremies 2019 berekend waarbij het negatief vermogen van 2018 voor 1/3 wordt ingelopen tot gezamenlijk € -76,3 miljoen eind 2019. Van de 16 sectoren met een negatief sectorvermogen in 2018 toont tabel 3.3 de 5 grootste negatieve eindvermogens. Eind 2019 zal het resterend vermogen van alle 62 sectoren bij elkaar € -10,6 miljoen bedragen. Bijlage III toont voor de vermogensontwikkeling het complete overzicht van alle sectoren. Per 1 januari 2020 worden bij de opheffing van de sectorfondsen alle resterende sectorale eindvermogens overgeheveld naar het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf).
Tabel 3.2 De 5 sectoren met de hoogste sectorpremie 2019 Percentages x 1%
Sector 2014 2015 2016 2017 2018 2019
52 Uitzendbedrijven* 5,81 5,25 5,59 4,07 2,92 2,43
38 Banken 2,81 2,57 1,37 1,38 3,86 2,19
40 Uitgeverij 3,96 3,64 2,77 3,51 1,54 2,19
39 Verzekeringswezen 2,43 1,45 1,79 1,47 1,27 1,93
69 Telecommunicatie 3,13 1,88 1,45 2,20 1,83 1,54
*) De percentages voor sector 52 Uitzend bedrijven zijn gewogen gemiddeldes van de premies per premiegroep. Door het actualiseren van de sectorale
loonsomgegevens kunnen deze cijfers voor het gemiddelde afwijken van eerdere publicaties (zie ook tabel IV.1 in bijlage IV).
De 5 sectoren met de hoogste sectorpremie 2019 hebben een negatief vermogen. Hiervan hebben de
sectoren Uitzendbedrijven en Banken naast de hoogste sectorpremie 2019 ook het grootst negatief
sectorvermogen, zie tabel 3.3.
Eind 2018 hebben naar verwachting 46 sectoren een positief sectorvermogen. Voor deze sectoren is de
sectorpremie 2019 berekend waarbij het positieve sectorvermogen maximaal is ingezet voor
premieverlaging. Voor 9 sectoren heeft dit voor 2019 geleid tot een 0-premie (0,00%) en een geraamd
resterend positief vermogen van € 68,1 miljoen (zie box 3.1). Tabel 3.3 toont van deze 9 sectoren de
top 5 met de grootste positieve vermogens.
Tabel 3.3 Sectoren met het grootste positieve vermogen en het grootste negatieve
vermogen in 2019 Bedragen x € 1 miljoen
Vermogen Ultimo
2014 2015 2016 2017 2018 2019
5 grootste positieve vermogens
3 Bouwbedrijf -125,3 -12,6 7,1 38,7 85,7 60,9
25 Vervoer KLM 2,0 -0,7 -2,3 3,7 4,5 1,7
5 Hout en emballage industrie 0,0 2,0 2,8 3,7 3,1 1,7
58 Dakdekkersbedrijf 0,3 2,9 5,2 6,0 4,7 1,4
30 Besloten busvervoer -1,7 0,1 1,0 1,9 2,4 0,9
5 grootste negatieve vermogens
52 Uitzendbedrijven -87,3 -97,2 -36,5 -36,8 -41,2 -27,8
38 Banken -17,3 17,7 2,0 -60,2 -18,7 -12,5
42 Groothandel II -26,5 -33,2 -18,1 -16,2 -13,2 -8,7
17 Detailhandel & ambachten -35,5 -2,7 -5,4 1,4 -12,2 -8,0
39 Verzekeringswezen 6,2 -5,8 2,3 0,0 -10,0 -6,6
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 10
Bij de 5 grootste negatieve vermogens staat de sector Uitzendbedrijven en de sector Banken bovenaan.
Het tekort bij de sector uitzendbedrijven is blijven bestaan door een achterblijvende groei van de loonsom
binnen sector 52. De groei van de gehele uitzendbranche vindt namelijk plaats bij de uitzendbedrijven die
zijn ingedeeld in andere sectoren en niet bij de uitzendbedrijven binnen hun eigen uitzendsector. De
tekorten bij de sector Banken en bij de sector Verzekeringswezen zijn in 2017 en 2018 ontstaan als
gevolg van een grotere afnemende werkgelegenheid dan verwacht. In de financiële dienstverlening is in
2017 voor het tweede opeenvolgend jaar de relatieve afname van het aantal banen het grootst. Dit heeft
bijgedragen aan het ontstaan van het vermogenstekort in deze sector. De sector Groothandel II loopt
sinds 2015 gestaag in op hun vermogenstekort.
Voor de sectoren Agrarisch bedrijf, Bouwbedrijf, Horeca algemeen, Culturele instellingen en
Schildersbedrijf wordt onderscheid gemaakt naar de contractduur (dienstverbanden korter dan een jaar
en dienstverbanden van 1 jaar of langer) die werknemers hebben binnen de sector. Voor deze sectoren
hebben we dan ook loonsomgegevens voor korte en voor lange dienstverbanden, zie box 3.2. Voor de
sector Uitzendbedrijven wordt onderscheid gemaakt naar de verschillende activiteiten binnen de sector.
Bijlage IV beschrijft de premiepercentages per premiegroep meer in detail.
Box 3.2 Ontwikkeling korte dienstverbanden binnen de 5 sectoren met premiegroepen kort/lang.
In de sectoren met premiegroepen voor korte en lange dienstverbanden zien we verschillende ontwikkelingen in het aandeel korte dienstverbanden binnen de totale sectorale loonsom. Bij de sectoren 1 Agrarisch bedrijf en 33 Horeca algemeen zien we binnen de sectorale loonsom een opvallende toename van het aandeel korte dienstverbanden, zie figuur 3.1. Deze toename is beduidend hoger dan de geringe toename van het aandeel korte dienstverbanden voor de sectoren 03 Bouwbedrijf, 54 Culturele instellingen, en 56 Schildersbedrijf. Voor de agrarische sector is in 2017 het aandeel korte dienstverbanden gestegen van 16% naar 21%. In de jaren daarvoor was dit aandeel stabieler. Circa 1/3 van deze stijging is het gevolg van groeiende uitzendbedrijven binnen de sector Agrarisch bedrijf. Het overige en dus grootste deel van de stijging is het gevolg van een groeiende omvang van korte dienstverbanden bij de agrarische werkgevers zelf. In de eerste 5 maanden van 2018 zien we binnen de loonsom een vergelijkbare groei van het aandeel korte dienstverbanden als in 2017. Als deze groei blijft doorgaan zal het aandeel korte dienstverbanden verder stijgen tot 27% in 2018. Voor de sectorpremie 2019 gaan we uit van een verdere groei naar 30% van de loonsom bestaande uit korte dienstverbanden waarvoor de hoge sectorpremie geldt. Figuur 3.1. Voor 5 sectoren de loonsomontwikkeling aandeel korte dienstverbanden (< 1 jaar).
Voor de sector Horeca algemeen is het aandeel korte dienstverbanden gestegen van 29% in 2015 naar 41% in 2018. In tegenstelling tot de agrarische sector spelen de uitzendbedrijven met een aandeel van 1% in de loonsom geen rol in deze stijging binnen de Horecasector. Ook in de overige 3 sectoren met premiegroepen voor korte en lange dienstverbanden speelt de beperkte aanwezigheid van uitzendbedrijven geen rol van betekenis. In 2015 tot en met 2017 is voor de sector Cultuur het aandeel korte dienstverbanden vergelijkbaar met het aandeel korte dienstverbanden in de Agrarische sector. De toename bij de sector Cultuur is echter veel lager dan bij de agrarische sector. Voor de sector Schildersbedrijf ligt het aandeel korte dienstverbanden tussen de 7% en 9% en voor de sector Bouwbedrijf tussen 6% en 7%.
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
2015 2016 2017 2018 2019
33 Horeca 01 Agrarisch 54 Cultuur 56 Schilders 03 Bouw
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 11
Op grond van artikel 105 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) stelt UWV jaarlijks, voor
elk sectorfonds afzonderlijk, het lastenplafond vast. Met het lastenplafond wordt voorkomen dat een in
moeilijkheden verkerende sector in een negatieve spiraal terechtkomt. Het lastenplafond heeft uitsluitend
betrekking op de werkloosheidslasten. Bijlage V toont het complete overzicht van de lastenplafonds per
sector.
Het lastenplafond is een criterium voor de maximale werkloosheidslasten die een sector zelf moet kunnen
dragen. Bij de vaststelling van de hoogte van het lastenplafond spelen de volgende beleidsmatige
overwegingen een rol:
Het financiële risico voor een sectorfonds is gemaximeerd tot het lastenplafond. Boven het
lastenplafond draagt het AWf de lasten.
Een structurele bijdrage van het AWf is niet gewenst; een bijdrage van het AWf vermindert de prikkel
tot risicobeperking.
Het lastenplafond bestaat uit een vast deel en een variabel deel. Het vaste gedeelte is voor iedere sector
3,75% van het premieplichtige loon. Dit is het percentage dat wordt gezien als de maximale door de
sector te dragen ‘basiswerkloosheid’. Het variabele deel ligt tussen de 0% en 2% van het premieplichtige
loon, afhankelijk van het gemiddelde werkloosheidslastenpercentage over de laatste 4 gerealiseerde
jaren. Het betreft een sectorspecifieke opslag voor sectoren die een hoger gemiddeld risico hebben. Het
lastenplafond wordt vastgesteld volgens onderstaande klassenindeling.
Tabel 4.1 Klassenindeling lastenplafonds 2019 Lastenplafond x 1 %
Gemiddelde lastenpercentage over de periode 2014-2017
Vast deel lastenplafond
Variabel deel lastenplafond
Lastenplafond
Kleiner dan 2,00% 3,75 0,00 3,75
Tussen 2,00% en 3,75% 3,75 0,75 4,50
Tussen 3,75% en 5,75% 3,75 1,25 5,00
Groter dan 5,75% 3,75 2,00 5,75
De bijdrage vanuit het AWf aan een sectorfonds wordt bepaald door het premieplichtige loon van de
desbetreffende sector te vermenigvuldigen met het verschil tussen het werkloosheidslastenpercentage en
het lastenplafond van die sector. Als gevolg van de gunstige economische omstandigheden blijft het te
verwachten percentage werkloosheidslasten 2018 laag en hoeft er geen compensatie vanuit het AWf
plaats te vinden.
4. Lastenplafonds sectorfondsen
2019
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 12
Aof Arbeidsongeschiktheidsfonds
AWf Algemeen Werkloosheidsfonds
CPB Centraal Planbureau
MEV Macro Economische Verkenning
SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ufo Uitvoeringsfonds voor de overheid
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
WGA Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (onderdeel van de WIA)
Wsw Wet sociale werkvoorziening
WW Werkloosheidswet
Wwz Wet werk en zekerheid
Zvw Zorgverzekeringswet
ZW Ziektewet
Lijst van afkortingen
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 13
Dekkingssaldo
Het verschil tussen het aanwezige vermogen aan het begin van het premiejaar en het gekozen te
bereiken vermogen.
Fondsbijdrage
Bijdrage uit AWf en Aof.
Gemiddelde werkloosheidslastenpercentage
Het gemiddelde van de werkloosheidslastenpercentages over de laatste 4 gerealiseerde jaren.
Lastenplafond
Objectief criterium voor de maximale werkloosheidslasten, die een sector zelf moet kunnen dragen. Het
lastenplafond bestaat uit een vast deel van 3,75% van het premieplichtig loon verhoogd met een opslag
die afhankelijk is van de gerealiseerde gemiddelde Werkloosheidslasten in de afgelopen 4 jaar.
Premie over uitkeringen en Wsw-loon
Voor de uitkeringen in een sector en voor het Wsw-loon (alleen binnen de sector overheid) wordt de
zogenoemde vervangende premie gehanteerd in plaats van de sectorpremie.
Premiebaten
Premiebaten bestaan uit premie over loontrekkenden en premie over uitkeringen.
Premiegroep
Gedifferentieerde sectorfondspremie binnen een sector naar verschillende duur van contract (korter dan
1 jaar respectievelijk 1 jaar of langer) of naar verschillende categorieën werkgevers.
Sectorpremie
Het totaal van de WW-premie en het opslagpercentage.
Sectorpremie WW
Zie WW-premie.
Sectorreserve
De sectorreserve is de door de brancheorganisatie aangegeven reserve, die door een sectorfonds wordt
aangehouden ter dekking van de Werkloosheidslasten.
Sociale lasten
De premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw over de sectorale
uitkeringen (WW, Ziektewet of WGA).
Toevoeging voorzieningen
Dit bedrag dekt het risico af voor het niet kunnen innen van boetes en terug te betalen uitkeringen.
Uitkeringslasten
Het totaal van WW-, Ziektewet- en WGA-uitkeringslasten.
Vaksector
De term waarmee we elke andere sector dan de sector Uitzendbedrijven bedoelen.
Vermogensontwikkeling
Het deel van het dekkingssaldo wat in het premiejaar wordt ingelopen.
Werkloosheidslasten
Het totaal van WW-uitkeringslasten, sociale lasten en uitvoeringskosten verbonden aan deze uitkeringen,
toevoeging voorzieningen, boetes, en diversen. Dit totaal wordt afgezet tegen het lastenplafond.
WGA-vangnetlasten
Het totaal van WGA-uitkeringslasten, sociale lasten en uitvoeringskosten verbonden aan deze WGA-
uitkeringen.
Begrippenlijst
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 14
WW-lasten
Het saldo van werkloosheidslasten, vermogensontwikkeling, fondsbijdrage en overige baten (rente,
premiebaten over uitkeringen, en premiebaten over Wsw-loon).
WW-premie(percentage)
Het WW-deel van de sectorpremie, wat de WW-lasten dekt
Opslag(percentage)
Dit percentage dekt de Ziektewet- en WGA-vangnetlasten in de sectorfondsen en komt bovenop de WW-
premie.
Ziektewetlasten
Het totaal van Ziektewetuitkeringslasten, sociale lasten, en uitvoeringskosten verbonden aan deze
Ziektewetuitkeringen.
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 15
Tabel I.1 Opbouw sectorpremie 2019 Percentages x 1%
Sector Werkl. Last.
Verm. Ontw.
Fonds bijdr.
Ov. baten
WW- last.
ZW- last.
WGA- last.
Opsl. Sector Premie
1 Agrarisch bedrijf* 1,15 0,02 -0,02 -0,04 1,10 0,00 0,08 0,08 1,19
2 Tabakverwerkende industrie 0,96 0,20 -0,06 -0,20 0,89 0,00 0,34 0,34 1,23
3 Bouwbedrijf* 0,37 -0,52 -0,01 0,00 -0,16 0,01 0,15 0,16 0,00
4 Baggerbedrijf 0,74 0,09 -0,04 -0,02 0,77 0,00 0,02 0,02 0,79
5 Hout en emballage industrie 0,65 -0,76 -0,03 0,00 -0,14 0,00 0,14 0,14 0,00
6 Timmerindustrie 0,30 -0,47 -0,01 0,00 -0,18 0,00 0,18 0,18 0,00
7 Meubel & orgelbouw industrie 0,68 -0,58 -0,02 -0,02 0,06 0,00 0,18 0,18 0,24
8 Groothandel hout, etc. 0,55 -0,12 -0,01 -0,04 0,38 0,00 0,16 0,16 0,54
9 Grafische industrie 1,04 -0,71 -0,02 -0,10 0,21 0,01 0,29 0,30 0,51
10 Metaalindustrie 0,40 -0,34 -0,02 -0,01 0,04 0,01 0,06 0,07 0,11
11 Electrotechnische industrie 0,71 -0,38 -0,02 -0,02 0,28 0,03 0,07 0,10 0,38
12 Metaal en technische Bedr. 0,47 -0,24 -0,02 -0,02 0,19 0,01 0,09 0,10 0,29
13 Bakkerijen 0,64 -0,16 -0,02 -0,06 0,40 0,02 0,17 0,19 0,59
14 Suikerverwerkende industrie 0,90 0,05 -0,04 -0,07 0,84 0,02 0,11 0,13 0,97
15 Slagersbedrijven 0,85 -0,21 -0,02 -0,08 0,54 0,03 0,28 0,31 0,85
16 Slagers overig 0,96 -0,21 -0,03 -0,08 0,65 0,00 0,14 0,14 0,79
17 Detailhandel & ambachten 1,29 0,06 -0,04 -0,07 1,24 0,00 0,19 0,19 1,43
18 Reiniging 1,25 -0,76 -0,06 -0,11 0,32 0,03 0,39 0,42 0,74
19 Grootwinkelbedrijf 0,74 -0,26 -0,02 -0,04 0,41 0,04 0,14 0,18 0,59
20 Havenbedrijven 1,31 -0,75 -0,03 -0,03 0,50 0,03 0,06 0,09 0,59
21 Havenclassificeerders 0,52 -0,23 -0,01 -0,03 0,25 0,00 0,17 0,17 0,42
22 Binnenscheepvaart 0,81 -0,10 -0,03 -0,04 0,63 0,01 0,12 0,13 0,76
23 Visserij 0,70 -0,73 -0,04 0,00 -0,07 0,00 0,07 0,07 0,00
24 Koopvaardij 0,42 -0,40 -0,01 0,00 0,00 0,01 0,04 0,05 0,05
25 Vervoer KLM 0,17 -0,21 0,00 0,00 -0,04 0,00 0,04 0,04 0,00
26 Vervoer NS 0,45 0,01 -0,02 -0,02 0,42 0,00 0,06 0,06 0,48
27 Vervoer posterijen 1,10 0,11 -0,03 -0,13 1,05 0,18 0,14 0,32 1,37
28 Taxivervoer 1,04 -1,22 -0,06 -0,08 -0,32 0,01 0,66 0,67 0,35
29 Openbaar vervoer 0,51 0,00 -0,03 -0,02 0,46 0,00 0,04 0,04 0,50
30 Besloten busvervoer 1,37 -1,50 -0,05 0,00 -0,17 0,02 0,15 0,17 0,00
31 Overig personenvervoer 1,53 -1,39 -0,04 -0,01 0,09 0,00 0,05 0,05 0,14
32 Overig goederenvervoer 0,52 -0,40 -0,02 -0,01 0,08 0,01 0,14 0,15 0,23
33 Horeca algemeen* 1,09 -1,14 -0,04 0,00 -0,09 0,00 0,12 0,12 0,03
34 Horeca catering 0,83 -0,07 -0,03 -0,09 0,64 0,05 0,22 0,27 0,91
35 Gezondheid 0,59 -0,16 -0,02 -0,03 0,39 0,01 0,07 0,08 0,47
38 Banken 2,04 0,20 -0,04 -0,10 2,10 0,01 0,08 0,09 2,19
39 Verzekeringswezen 1,82 0,15 -0,03 -0,06 1,88 0,01 0,04 0,05 1,93
40 Uitgeverij 2,02 0,08 -0,04 -0,10 1,97 0,01 0,21 0,22 2,19
41 Groothandel I 0,81 -0,15 -0,02 -0,03 0,61 0,00 0,08 0,08 0,69
42 Groothandel II 1,08 0,05 -0,03 -0,05 1,05 0,01 0,10 0,11 1,16
43 Zakelijke dienstverlening I 0,55 -0,17 -0,01 -0,02 0,34 0,01 0,05 0,06 0,40
44 Zakelijke dienstverlening II 1,06 -0,11 -0,02 -0,03 0,90 0,00 0,07 0,07 0,97
45 Zakelijke dienstverlening III 1,28 -0,20 -0,03 -0,04 1,00 0,01 0,08 0,09 1,09
46 Zuivelindustrie 0,59 -0,46 -0,02 -0,01 0,11 0,02 0,03 0,05 0,16
47 Textielindustrie 0,61 -0,83 -0,01 0,00 -0,22 0,00 0,22 0,22 0,00
48 Steen, cement en keramiek 0,39 0,03 -0,01 -0,05 0,36 0,00 0,15 0,15 0,51
49 Chemische industrie 0,64 -0,11 -0,02 -0,03 0,47 0,01 0,08 0,09 0,56
50 Voedingsindustrie 0,93 -0,03 -0,02 -0,04 0,83 0,01 0,08 0,09 0,92
51 Algemene industrie 1,65 -0,17 -0,04 -0,04 1,40 0,01 0,05 0,06 1,46
52 Uitzendbedrijven* 2,92 0,25 -1,69 -0,16 1,33 0,14 0,96 1,10 2,43
53 Bewakingsondernemingen 0,85 -0,22 -0,03 -0,08 0,53 0,01 0,22 0,23 0,76
54 Culturele instellingen* 1,42 0,08 -0,03 -0,06 1,42 0,01 0,09 0,10 1,52
55 Overige bedr. en beroepen 0,91 -0,28 -0,03 -0,06 0,55 0,00 0,16 0,16 0,71
56 Schildersbedrijf* 1,34 -0,40 -0,06 -0,16 0,72 0,00 0,24 0,24 0,96
57 Stukadoorsbedrijf 0,38 -0,55 -0,01 -0,05 -0,24 0,01 0,43 0,44 0,20
58 Dakdekkersbedrijf 2,41 -2,64 -0,05 0,00 -0,28 0,00 0,28 0,28 0,00
59 Mortelbedrijf 0,46 -0,09 0,00 -0,03 0,33 0,00 0,08 0,08 0,41
60 Steenhouwersbedrijf 0,28 -0,32 0,00 0,00 -0,04 0,00 0,04 0,04 0,00
61 - 66 Overheid 1,49 -2,52 -0,03 -0,23 -1,29 0,43 0,90 1,33 0,04
67 Werk en (re)Integratie 1,05 -0,64 -0,03 -0,29 0,09 0,01 1,15 1,16 1,25
68 Railbouw 0,57 0,08 -0,02 -0,02 0,62 0,00 0,02 0,02 0,64
69 Telecommunicatie 1,48 0,06 -0,03 -0,05 1,46 0,02 0,06 0,08 1,54
Gemiddeld 0,94 -0,20 -0,07 -0,04 0,63 0,02 0,12 0,14 0,77
*) Vanwege de premiegroepen binnen deze sector, zijn dit berekende gewogen gemiddeldes van de premies per premiegroep.
Opbouw sectorpremie Bijlage I
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 16
Tabel II.1 Sectorpremie 2014 - 2019 Percentages x 1 %
Sector Sectorpremie
2014 2015 2016 2017 2018 2019
1 Agrarisch bedrijf* 1,99 2,06 1,89 0,85 1,23 1,19
2 Tabakverwerkende industrie 0,00 2,86 0,63 1,27 2,50 1,23
3 Bouwbedrijf* 4,71 4,70 1,82 1,58 1,63 0,00
4 Baggerbedrijf 0,92 0,06 0,63 0,58 0,65 0,79
5 Hout en emballage industrie 4,08 2,70 1,50 1,50 0,59 0,00
6 Timmerindustrie 5,48 4,09 0,92 0,24 0,14 0,00
7 Meubel & orgelbouw industrie 4,39 2,89 2,04 0,79 0,72 0,24
8 Groothandel hout, etc. 3,46 2,25 1,14 1,19 0,40 0,54
9 Grafische industrie* 4,03 3,87 2,20 1,59 1,49 0,51
10 Metaalindustrie 1,20 1,08 0,91 0,73 0,94 0,11
11 Electrotechnische industrie 1,20 1,03 1,34 1,37 1,00 0,38
12 Metaal en technische Bedr. 2,68 1,97 1,31 0,70 0,70 0,29
13 Bakkerijen 2,61 2,02 1,58 1,22 1,08 0,59
14 Suikerverwerkende industrie 1,35 1,65 0,66 0,75 0,71 0,97
15 Slagersbedrijven 2,88 1,88 1,38 1,38 0,76 0,85
16 Slagers overig 2,32 1,80 1,20 1,50 1,43 0,79
17 Detailhandel & ambachten 4,16 3,29 2,31 2,06 1,42 1,43
18 Reiniging 4,13 3,55 2,50 2,00 2,00 0,74
19 Grootwinkelbedrijf 2,13 1,84 1,55 2,47 1,10 0,59
20 Havenbedrijven 2,33 3,65 3,29 2,34 1,84 0,59
21 Havenclassificeerders 1,83 1,47 0,95 1,16 0,50 0,42
22 Binnenscheepvaart 2,10 1,32 1,51 0,94 0,48 0,76
23 Visserij 0,98 1,00 0,80 1,61 0,00 0,00
24 Koopvaardij 1,14 0,52 0,76 0,93 1,38 0,05
25 Vervoer KLM 0,58 0,23 0,35 0,93 0,36 0,00
26 Vervoer NS 0,58 0,51 0,24 0,35 0,32 0,48
27 Vervoer posterijen 3,21 3,34 1,69 2,58 1,47 1,37
28 Taxivervoer 5,66 5,74 5,73 4,92 2,43 0,35
29 Openbaar vervoer 1,16 1,09 0,96 0,54 0,61 0,50
30 Besloten busvervoer 4,61 4,97 2,40 2,30 2,00 0,00
31 Overig personenvervoer 1,91 1,90 3,40 3,67 1,39 0,14
32 Overig goederenvervoer 2,39 1,66 1,15 0,92 0,86 0,23
33 Horeca algemeen* 3,87 2,81 2,37 1,58 1,61 0,03
34 Horeca catering 3,18 2,69 2,06 1,78 0,98 0,91
35 Gezondheid 1,73 2,05 1,72 0,94 0,64 0,47
38 Banken 2,81 2,57 1,37 1,38 3,86 2,19
39 Verzekeringswezen 2,43 1,45 1,79 1,47 1,27 1,93
40 Uitgeverij 3,96 3,64 2,77 3,51 1,54 2,19
41 Groothandel I 2,50 1,67 1,38 1,30 1,11 0,69
42 Groothandel II 2,80 1,93 1,77 1,45 1,30 1,16
43 Zakelijke dienstverlening I 1,96 1,10 1,00 1,01 0,80 0,40
44 Zakelijke dienstverlening II 3,09 1,59 1,32 1,22 1,34 0,97
45 Zakelijke dienstverlening III 3,10 2,13 2,05 1,48 1,97 1,09
46 Zuivelindustrie 0,70 0,73 1,62 0,99 0,75 0,16
47 Textielindustrie 2,33 0,96 1,35 1,98 1,50 0,00
48 Steen, cement en keramiek 3,09 3,08 1,08 0,88 0,37 0,51
49 Chemische industrie 1,43 0,90 0,99 0,84 0,77 0,56
50 Voedingsindustrie 1,65 1,08 1,20 0,85 1,20 0,92
51 Algemene industrie 1,24 0,67 1,05 1,19 2,95 1,46
52 Uitzendbedrijven* 5,81 5,25 5,59 4,07 2,92 2,43
53 Bewakingsondernemingen 3,46 2,87 2,84 1,42 1,65 0,76
54 Culturele instellingen* 4,29 3,94 2,62 2,18 2,01 1,52
55 Overige bedr. en beroepen 3,07 2,28 2,27 1,14 1,38 0,71
56 Schildersbedrijf* 4,52 5,39 5,14 3,50 0,74 0,96
57 Stukadoorsbedrijf 5,61 6,13 2,04 0,88 0,32 0,20
58 Dakdekkersbedrijf 6,53 5,30 4,30 4,17 2,00 0,00
59 Mortelbedrijf 4,62 4,41 0,00 0,00 0,21 0,41
60 Steenhouwersbedrijf 4,74 3,86 2,01 0,52 0,16 0,00
61 - 66 Overheid 0,83 1,25 1,89 0,83 0,42 0,04
67 Werk en (re)Integratie 0,83 1,25 4,62 3,84 1,92 1,25
68 Railbouw 0,63 0,68 0,81 0,60 0,31 0,64
69 Telecommunicatie 3,13 1,88 1,45 2,20 1,83 1,54
Gemiddeld** 2,63 2,17 1,79 1,37 1,28 0,77
*) en **) Deze percentages zijn de gewogen gemiddeldes van de premies per premiegroep (*) en van de sectorale premies (**).
Door het actualiseren van sectorale loonsomgegevens kunnen deze cijfers voor het gemiddelde afwijken van eerdere publicaties.
Ontwikkeling sectorpremie Bijlage II
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 17
Tabel III.1 Vermogensontwikkeling 2014 - 2019 Bedragen x € 1 miljoen
Sector Vermogen Ultimo
2014 2015 2016 2017 2018 2019
1 Agrarisch bedrijf 1,0 2,6 11,9 -3,4 -3,8 -3,1
2 Tabakverwerkende industrie 1,1 1,2 -0,6 -1,4 -0,5 -0,4
3 Bouwbedrijf -125,3 -12,6 7,1 38,7 85,7 60,9
4 Baggerbedrijf 0,8 -0,5 -0,2 -0,7 -1,0 -0,7
5 Hout en emballage industrie 0,0 2,0 2,8 3,7 3,1 1,7
6 Timmerindustrie -0,5 4,9 4,8 3,2 1,9 0,6
7 Meubel & orgelbouw industrie -0,8 1,7 5,1 3,7 2,6 0,0
8 Groothandel hout, etc. -0,7 0,9 0,5 1,2 0,3 0,0
9 Grafische industrie 0,7 8,5 8,6 5,5 5,3 0,0
10 Metaalindustrie 4,1 8,6 11,1 2,4 22,0 0,0
11 Electrotechnische industrie 4,8 -3,6 -1,8 6,5 7,9 0,0
12 Metaal en technische Bedr. -14,3 41,6 67,5 36,6 33,8 -0,4
13 Bakkerijen -2,1 -0,5 0,7 0,3 1,0 0,0
14 Suikerverwerkende industrie 0,0 2,2 1,0 0,4 -0,6 -0,4
15 Slagersbedrijven 0,8 1,4 1,3 1,6 0,5 0,0
16 Slagers overig 0,4 1,3 -1,5 -0,5 1,6 -0,1
17 Detailhandel & ambachten -35,5 -2,7 -5,4 1,4 -12,2 -8,0
18 Reiniging -8,3 4,3 13,0 14,5 14,6 -0,1
19 Grootwinkelbedrijf -11,5 -10,1 -35,2 15,4 13,4 0,0
20 Havenbedrijven -28,6 -9,2 15,7 23,1 32,5 -0,1
21 Havenclassificeerders 0,8 0,9 0,5 0,8 0,3 0,0
22 Binnenscheepvaart -0,4 -0,1 1,0 1,5 0,3 0,0
23 Visserij 0,3 0,4 0,2 0,6 0,4 0,2
24 Koopvaardij 0,9 0,1 -0,2 -0,9 1,3 0,0
25 Vervoer KLM 2,0 -0,7 -2,3 3,7 4,5 1,7
26 Vervoer NS 0,5 2,0 0,9 0,9 -0,2 -0,1
27 Vervoer posterijen -16,9 -5,9 -7,5 -0,2 -2,0 -1,4
28 Taxivervoer -8,6 -6,0 -0,8 3,5 4,0 0,0
29 Openbaar vervoer -1,9 -1,1 1,2 0,1 0,0 0,0
30 Besloten busvervoer -1,7 0,1 1,0 1,9 2,4 0,9
31 Overig personenvervoer 0,9 -0,5 0,4 3,2 2,5 0,0
32 Overig goederenvervoer 4,0 15,4 19,8 17,7 23,5 -0,3
33 Horeca algemeen -1,8 10,1 48,9 48,1 62,3 -0,4
34 Horeca catering -2,6 -1,0 0,1 1,7 0,3 0,0
35 Gezondheid -217,6 -74,4 100,4 109,9 54,5 -0,7
38 Banken -17,3 17,7 2,0 -60,2 -18,7 -12,5
39 Verzekeringswezen 6,2 -5,8 2,3 0,0 -10,0 -6,6
40 Uitgeverij -12,4 -9,1 -7,9 3,1 -2,1 -1,4
41 Groothandel I 0,0 2,6 3,5 6,0 9,7 -0,2
42 Groothandel II -26,5 -33,2 -18,1 -16,2 -13,2 -8,7
43 Zakelijke dienstverlening I 4,0 0,1 0,2 4,2 6,2 0,1
44 Zakelijke dienstverlening II 65,8 37,2 15,3 -6,4 20,7 -0,1
45 Zakelijke dienstverlening III 9,3 -10,7 17,5 -34,4 33,5 0,0
46 Zuivelindustrie 1,7 -1,4 2,5 3,5 3,5 0,0
47 Textielindustrie 1,8 0,4 -0,9 0,9 2,5 0,6
48 Steen, cement en keramiek -7,2 4,3 3,8 3,9 -0,8 -0,6
49 Chemische industrie 6,4 0,5 3,7 4,1 3,5 0,1
50 Voedingsindustrie 6,3 1,4 3,4 -3,6 1,0 0,1
51 Algemene industrie 18,2 0,3 -12,2 -39,1 6,2 -0,2
52 Uitzendbedrijven -87,3 -97,2 -36,5 -36,8 -41,2 -27,8
53 Bewakingsondernemingen -3,8 -2,6 2,9 -0,1 1,7 0,0
54 Culturele instellingen -22,1 -10,0 -7,3 -8,8 -3,7 -2,4
55 Overige bedr. en beroepen -3,6 -2,3 8,4 0,8 4,3 0,1
56 Schildersbedrijf -1,3 -2,4 2,1 7,4 1,9 0,0
57 Stukadoorsbedrijf -2,3 1,2 2,0 1,9 0,8 0,0
58 Dakdekkersbedrijf 0,3 2,9 5,2 6,0 4,7 1,4
59 Mortelbedrijf -0,2 1,5 0,9 0,4 0,1 0,0
60 Steenhouwersbedrijf -0,1 0,2 0,3 0,2 0,1 0,1
61 - 66 Overheid -56,4 -78,7 1,6 10,0 8,8 -0,1
67 Werk en (re)Integratie - - 2,2 3,0 2,0 0,0
68 Railbouw 0,7 -0,8 -0,3 0,1 -1,0 -0,7
69 Telecommunicatie -6,3 -4,1 -9,5 -4,3 -2,5 -1,6
Totaal -582,0 -206,9 256,9 190,3 380,0 -10,6
Vermogensontwikkeling Bijlage III
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 18
Voor de sectoren Agrarisch bedrijf, Bouwbedrijf, Horeca algemeen, Culturele instellingen en
Schildersbedrijf is de sectorpremie gedifferentieerd naar de contractduur die werknemers hebben binnen
de sector. De premie is gedifferentieerd naar twee groepen van contractduur: kortdurende
dienstverbanden (Kort) en langdurende dienstverbanden (Lang). De differentiatie heeft alleen betrekking
op het WW-deel van de sectorpremie, voor de opslag Ziektewet- en WGA-lasten geldt geen differentiatie.
In de wet is geregeld dat de verhouding tussen het premiegroep-percentage WW van de korte en lange
dienstverbanden minimaal 5:1 moet zijn. Op basis van gerealiseerde WW-risico’s per premiegroep
hebben we voor 2019 voor de sector Bouwbedrijf een verhouding 5,78:1 gehanteerd en voor de sector
Schildersbedrijf een verhouding 6,23:1.
Voor de sector Uitzendbedrijven vindt voor het WW-deel van de sectorpremie differentiatie plaats naar
5 soorten activiteiten. De mate van differentiatie is gebaseerd op het WW-risico per groep waarvoor geen
minimale verhoudingen zijn gesteld zoals bij de andere 5 sectoren met gedifferentieerde premies. De
sector Uitzendbedrijven kan niet adviseren over de hoogte van de verhoudingen tussen de
5 premiegroepen.
Tot en met 2016 was voor de sector Grafische industrie het WW-deel van de sectorpremie
gedifferentieerd naar 2 soorten werkgevers. De sector heeft destijds aangegeven geen gebruik meer te
willen maken van deze differentiatie. Het Ministerie van SZW heeft met ingang van 1 januari 2017 de
differentiatie laten vervallen en met ingang van 1 januari 2018 de premiegroepen laten vervallen.
Tabel IV.1 Premiepercentage premiegroepen 2014-2019 Percentages x 1 %
Sector Premiepercentage premiegroepen
2014 2015 2016 2017 2018 2019
1 Agrarisch bedrijf
Kort 7,58 7,47 6,06 2,31 2,78 2,58
Lang 0,98 0,98 1,02 0,59 0,66 0,58
Gemiddeld* 1,99 2,06 1,89 0,85 1,23 1,19 3 Bouwbedrijf
Kort 12,84 12,83 6,07 5,48 5,74 0,00
Lang 4,19 4,12 1,47 1,32 1,30 0,00
Gemiddeld* 4,71 4,70 1,82 1,58 1,63 0,00 9 Grafische industrie
Grafische industrie excl. fotografen 4,00 3,84 2,20 1,59 - -
Fotografen 5,64 5,41 2,18 1,59 - -
Gemiddeld* 4,03 3,87 2,20 1,59 1,49 0,51 33 Horeca algemeen
Kort 8,67 5,82 5,56 3,10 2,92 0,03
Lang 2,02 1,45 1,32 0,82 0,72 0,03
Gemiddeld* 3,87 2,81 2,37 1,58 1,61 0,03 52 Uitzendbedrijven
Detachering 5,41 4,52 4,31 3,51 2,66 1,90
Intermediaire diensten 6,00 5,91 4,06 3,40 2,18 1,90
Uitzendbedrijven I B en II B 4,81 4,57 5,33 3,96 2,81 2,33
Uitzendbedrijven I A 5,72 5,18 4,69 3,68 2,70 2,56
Uitzendbedrijven II A 6,82 5,89 6,32 4,40 3,24 2,69
Gemiddeld* 5,81 5,25 5,59 4,07 2,92 2,43 54 Culturele instellingen
Kort 12,80 10,88 7,28 6,13 5,39 3,95
Lang 2,76 2,35 1,60 1,37 1,19 0,87
Gemiddeld* 4,29 3,94 2,62 2,18 2,01 1,52 56 Schildersbedrijf
Kort 15,91 19,57 17,83 12,38 1,75 3,17
Lang 3,57 4,28 3,95 2,81 0,64 0,71
Gemiddeld* 4,52 5,39 5,14 3,50 0,74 0,96
* ) Deze percentages zijn de gewogen gemiddeldes van de premies per premiegroep. Door het actualiseren van sectorale loonsomgegevens kunnen
deze cijfers voor het gemiddelde afwijken van eerdere publicaties.
Premiepercentage Bijlage IV
premiegroepen
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 19
Tabel V.1 Lastenplafond per sector 2014-2019 Percentages x 1 %
Sector Lastenplafond
2014 2015 2016 2017 2018 2019
1 Agrarisch bedrijf 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
2 Tabakverwerkende industrie 3,75 3,75 3,75 5,00 5,00 5,00
3 Bouwbedrijf 4,50 5,00 5,00 5,00 4,50 3,75
4 Baggerbedrijf 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
5 Hout en emballage industrie 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 3,75
6 Timmerindustrie 5,00 5,00 5,00 5,00 4,50 3,75
7 Meubel & orgelbouw industrie 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 3,75
8 Groothandel hout, etc. 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 3,75
9 Grafische industrie 5,00 5,00 5,00 4,50 4,50 4,50
10 Metaalindustrie 4,50 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
11 Electrotechnische industrie 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
12 Metaal en technische Bedr. 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
13 Bakkerijen 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
14 Suikerverwerkende industrie 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
15 Slagersbedrijven 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
16 Slagers overig 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
17 Detailhandel & ambachten 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
18 Reiniging 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
19 Grootwinkelbedrijf 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
20 Havenbedrijven 3,75 3,75 3,75 4,50 4,50 4,50
21 Havenclassificeerders 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
22 Binnenscheepvaart 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
23 Visserij 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
24 Koopvaardij 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
25 Vervoer KLM 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
26 Vervoer NS 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
27 Vervoer posterijen 3,75 3,75 4,50 4,50 4,50 4,50
28 Taxivervoer 4,50 4,50 5,00 5,00 5,00 5,00
29 Openbaar vervoer 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
30 Besloten busvervoer 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
31 Overig personenvervoer 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
32 Overig goederenvervoer 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
33 Horeca algemeen 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
34 Horeca catering 3,75 4,50 4,50 4,50 4,50 3,75
35 Gezondheid 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
38 Banken 3,75 3,75 4,50 4,50 4,50 4,50
39 Verzekeringswezen 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
40 Uitgeverij 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
41 Groothandel I 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
42 Groothandel II 3,75 4,50 4,50 4,50 3,75 3,75
43 Zakelijke dienstverlening I 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
44 Zakelijke dienstverlening II 4,50 4,50 4,50 4,50 3,75 3,75
45 Zakelijke dienstverlening III 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
46 Zuivelindustrie 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
47 Textielindustrie 4,50 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
48 Steen, cement en keramiek 4,50 4,50 4,50 4,50 3,75 3,75
49 Chemische industrie 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
50 Voedingsindustrie 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
51 Algemene industrie 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
52 Uitzendbedrijven 5,75 5,75 5,75 5,75 5,75 5,75
53 Bewakingsondernemingen 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
54 Culturele instellingen 4,50 5,00 5,00 4,50 4,50 4,50
55 Overige bedr. en beroepen 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 3,75
56 Schildersbedrijf 5,00 5,75 5,75 5,75 5,75 5,00
57 Stukadoorsbedrijf 5,00 5,75 5,75 5,75 5,00 4,50
58 Dakdekkersbedrijf 5,75 5,75 5,75 5,75 5,00 4,50
59 Mortelbedrijf 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 3,75
60 Steenhouwersbedrijf 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50 3,75
61 - 66 Overheid 3,75 3,75 4,50 4,50 4,50 3,75
67 Werk en (re)Integratie 3,75 3,75 4,50 4,50 4,50 4,50
68 Railbouw 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75 3,75
69 Telecommunicatie 3,75 4,50 4,50 4,50 4,50 3,75
Lastenplafond per sector Bijlage V
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 20
Tabel VI.1 Financieel overzicht sectorfondsen 2014 - 2019 Bedragen x € 1 miljoen
2014 2015 2016 2017 2018 2019
Baten
Premiebaten 4.388 3.747 3.248 2.528 2.484 1.543
Totale baten 4.388 3.747 3.248 2.528 2.484 1.543 Lasten
Uitkeringslasten 3.140 2.830 2.314 2.185 1.907 1.615
Sociale lasten 544 502 412 391 345 292
Overige baten en lasten -371 -201 -157 -159 -135 -137
Toev. voorzieningen 42 59 - - - -
Rentebaten -4 0 0 0 0 0
Rentelasten 2 0 0 0 0 0
Onderl. fondsbijdrage -366 -247 -152 -153 -132 -134
Boetes -47 -13 -8 -6 -3 -2
Diversen 3 0 3 0 0 0
Uitvoeringskosten 299 242 215 177 178 163
Totale lasten 3.613 3.372 2.784 2.594 2.294 1.934
Saldo 776 375 463 -67 190 -391 Vermogenspositie
Vermogen -582 -207 257 190 380 -11
Financieel overzicht Bijlage VI
sectorfondsen
Premievaststelling Sectorfondsen 2019 21
Uitgave
UWV
Financieel Economische Zaken
Afdeling Planning, Control en Analyse
Postadres
Postbus 58285
1040 HG Amsterdam
Inlichtingen
Redactie
Arjan Wojcik
Neander Nijman
Colofon
Disclaimer
Alles uit deze uitgave mag worden overgenomen, echter uitsluitend met bronvermelding.
UWV © 2018