Management & Organisatie - econog.nl. proefwerktrainingen vwo dl1 en dl2.pdf · 1 Didactische...
Transcript of Management & Organisatie - econog.nl. proefwerktrainingen vwo dl1 en dl2.pdf · 1 Didactische...
Management & Organisatie
vwo
Docentenhandleiding
Sarina van VlimmerenWim de Reuver
ProjectcoördinatieBataille Tekst Etc., Utrecht
VormgevingPauli-Producties, Nijmegen
Redactie en lay-outIvonne Hermens, Eindhoven
FotografieStef Verstraaten, nijmegen
NijghVersluysEricastraat 183742 SG Baarn
CorrespondentieadresPostbus 2253740 AE Baarn
Customer Contact CenterVoortgezet OnderwijsTelefoon: 035 - 548 24 70Fax: 035 - 541 82 21E-mail: [email protected]: www.nijghversluys.nl www.menoinbalans.nl
ISBN 978 90 425 3748 4
© 6de druk 2008 Uitgeverij NijghVersluys, Baarn, The Netherlands
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door
fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het
Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Au-
teurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht
(Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen,
readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Voorwoord
De methode Management & Organisatie in Balans bestaat voor het vwouit vier theorieboeken, twee werkboeken, twee antwoordenboeken eneen docentenhandleiding. Bij deze methode hoort methodeondersteu-ning via internet.In de boeken is alle stof opgenomen zoals vermeld in de eindtermen. Ditbetreft de stof voor zowel het schoolexamen (se) als het centraal schrif-telijk examen (ce).Omdat de docent meer keuzevrijheid krijgt wat de invulling van hetschoolexamen betreft, wordt naast de hiervoor genoemde boeken ookeen boekhoudmodule aangeboden.
Een overzicht van waar de eindtermen in de methode te vinden zijn,nemen we in deze handleiding op.
De bestanden van de ICT-voorbeelden en -opdrachten en een kortehandleiding voor de benodigde programma’s staan bij de methode-ondersteuning via internet. U bereikt de methodeondersteuning via deurl: http://www.menoinbalans.nl.
In deze geheel vernieuwde boeken zijn in vergelijking met de vorige drukonder andere de volgende wijzigingen aangebracht:– uitgebreid opnemen van de nieuwe stof, met name uitbreiding van het
onderwerp management en organisatie, voor het schoolexamen;– een herstructurering van de onderwerpen zodat deze per domein pre-
cies het examenprogramma volgen (per domein/hoofdstuk is in demethode aangegeven of het se-stof of ce-stof betreft).
– uitgebreide bronnen- en examenopgaven zijn opgenomen vanaf hetmoment dat er examenstof wordt besproken;
– verplaatsing van de eerste beginselen van de ICT naar de methode-ondersteuning, idem voor de beginstanden en uitwerkingen van voor-beelden en opdrachten;
– toepassing van de grafische rekenmachine bij onderwerpen waar dathandig is;
– aanpassingen in verband met de gewijzigde wetgeving en het gewij-zigde examenprogramma;
Voorwoord
in Balans • 3
Docentenhandleiding
– het studieschema voor de leerling is vervallen en wordt vervangendoor enkele uitgewerkte studieschema’s waaruit docenten kunnen kie-zen;
– de zelftoetsen zijn vervangen door volwaardige proefwerktrainingen;de uitwerking hiervan is opgenomen in deze docentenhandleiding.
Wij willen Ben Izaac bedanken voor zijn inbreng met betrekking tot degrafische rekenmachine. Ook willen we op deze plaats stilstaan bij degrondlegger van deze methode, Jan Hogenbirk, die helaas in 2000 opveel te jonge leeftijd overleed.
Wij wensen u en uw leerlingen veel succes toe met de methodeManagement & Organisatie in Balans.
Voorjaar 2008Sarina van VlimmerenWim de Reuver
Voorwoord
4 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Inhoud
in Balans • 5
Docentenhandleiding
Inhoud
1 Didactische verantwoording 6
2 Voorstel verdeling studielasturen over de hoofdstukken 9
3 Voorbeelden uitgewerkte studieschema’s 10
4 Aanwijzingen voor de beoordeling van praktische opdrachten 13
5 Schema eindtermen in de methode 15
6 Voorstel normering proefwerktrainingen deel 1 17
7 Voorstel normering proefwerktrainingen deel 2 23
8 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 1 27
9 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 2 75
1Didactische
verantwoording
In 2007 is de vernieuwde tweede fase ingegaan. Voor het vak Mana-gement en organisatie betekent dat meer uren, een ander programmavoor het centraal schriftelijk eindexamen, een deel van het ‘oude’ pro-gramma valt nu onder het schoolexamen, nieuwe onderwerpen voor hetschoolexamen en veel meer keuzevrijheid voor de docent.Reden genoeg om de methode Management & Organisatie in Balans(M&O in Balans) eens goed onder handen te nemen.
Deze nieuwe versie van M&O in Balans bevat alle genoemde stof uit hetexamenprogramma voor zowel het schoolexamen als het centraal schrif-telijk examen. De in de boeken genoemde domeinen bevatten met uit-zondering van domein A de stof uit de overeenkomstig genoemdedomeinen van het examenprogramma.In de boeken is telkens in de marge aangegeven of het stof betreft voorhet centraal schriftelijk examen (ce) of stof voor het schoolexamen (se).Deel 1 bevat in vergelijking met deel 2 meer schoolexamenstof. Door indeel 1 in zijn geheel meer stof op te nemen, heeft de docent die snellerdoor de schoolexamenstof heen wil, toch voldoende aan één deel in heteerste leerjaar.
Net als de voorloper B-E in balans en de vorige druk van M&O in Balanshebben we de nieuwe M&O in Balans gebaseerd op het principe ‘laat deleerling zo veel mogelijk zelfstandig door de leerstof heen werken’.Daarbij staat leerlingvriendelijkheid als criterium hoog genoteerd! Denadruk voor de docent komt te liggen op het coachen: de individuelehulp en begeleiding van de leerling.Omdat de docent nu vrijer is in zijn keuze van de stof hebben we een stu-dieschema in het werkboek achterwege gelaten. In feite maakt elkedocent zijn eigen studieschema op basis van de leerstof die hij metbetrekking tot se-onderwerpen aanbiedt. Zo zal de ene docent lieverruimte inlassen voor een boekhoudmodule en een andere docent mis-schien liever zeer gedetailleerd op de managementstof ingaan of bijvoor-beeld deelnemen aan een managementgame. In hoofdstuk 3 van dezehandleiding zijn enkele mogelijke verdelingen van de hoofdstukken overde leerjaren opgenomen, uitgaande van de veronderstelling dat allese-hoofdstukken die in de boeken voorkomen, behandeld worden.
1D
idactische verantwoording
6 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
De verschillende onderdelen van de methode zijn zorgvuldig op elkaarafgestemd. De theorieboeken bevatten de leerstof, ingedeeld in hoofd-stukken en paragrafen. Elk hoofdstuk begint met een inleiding, elke para-graaf met expliciete leerdoelen. De soms complexe materie wordt inkorte, heldere uiteenzettingen gepresenteerd. De stof krijgt extra struc-tuur door het gebruik van margewoorden. Bij de berekeningen wordenuitvoerige voorbeelden getoond, zodat de leerlingen bij het zelfstandigmaken van de opgaven niet vastlopen.
In de theorieboeken wordt verwezen naar de opgaven in het werkboek.Uiteraard draagt ook de variatie in de illustraties (krantenartikelen, grafie-ken en tabellen, foto’s, cartoons) bij aan het vlot kunnen doorlopen vande leerstof. Elk hoofdstuk in het werkboek begint met de opgaven waar-naar in het theorieboek wordt verwezen.De opgaven kunnen ook betrekking hebben op stof uit voorgaande para-grafen. Op die manier herhaalt de leerling bijna ongemerkt voortdurendde stof. Zo snel als mogelijk is, zijn complexere opgaven opgenomenzodat de leerling al in een vroeg stadium kan wennen aan de wijze vanvragen stellen op het examen.
Daarna volgt in het werkboek de samenvatting zodat de leerling kaninschatten of hij de stof beheerst. Direct daarna volgen bij de ce-stofenkele examenopgaven (voor zover deze beschikbaar waren). Hier staatde puntenverdeling bij zodat de leerling zelf ziet hoe hij/zij zou scoren opdeze opgaven. Dit geeft al een goede indicatie of de leerling de samen-vatting of zelfs de volledige theorie nogmaals moet doornemen voordataan de proefwerktraining wordt begonnen. Bij de proefwerktraining staangeen punten vermeld; in deze handleiding geven we wel een suggestiemaar de docent is natuurlijk vrij daarvan af te wijken. De uitwerkingen vande proefwerktraining zijn eveneens opgenomen in deze docentenhand-leiding.Na de proefwerktraining volgen in een aantal gevallen nog ICT-opdrach-ten en een theoriedeel met voorbeelden over de grafische rekenmachine.
De opbouw van de hoofdstukken in het werkboek voor de schoolexa-menstof wijkt af wat de examenopgaven betreft: deze zijn daar niet ondereen apart kopje opgenomen maar verwerkt tussen de ‘gewone’ opgaven.Per domein is een aantal praktische opdrachten opgenomen.Bij zelfstandig leren hoort ook dat de leerling beschikt over de uitwerkin-gen van de opgaven. Daarom zijn er per werkboek van M&O in Balansantwoordenboeken.
Informatie- en communicatietechnologie (ICT) neemt een belangrijkeplaats in in het examenprogramma voor M&O. Omdat de leerling in deonderbouw al veelvuldig te maken krijgt met Excel en PowerPoint is ergeen begincursus meer in het theorieboek opgenomen. Wel staat er opde methodesite een te downloaden begincursus voor beide programma’smet zowel theorie als voorbeelden. Op deze manier sparen we ruimte in
1D
idactische verantwoording
in Balans • 7
Docentenhandleiding
het theorieboek en is de stof toch beschikbaar voor de docent die deleerlingen dit hetzij zelfstandig hetzij klassikaal wil laten uitwerken.Alle beginstanden van ICT-voorbeelden, ICT-opdrachten en uitwerkingenvan ICT-voorbeelden en ICT-opdrachten vindt u eveneens op de metho-desite.
In deel 2a herhalen we een aantal lastige onderwerpen uit deel 1b inspreadsheets, zoals de break-evenanalyse en de schema’s voor de bere-kening van de voorcalculatorische en nacalculatorische winst. We willenhiermee bereiken dat de leerling eerst leert begrijpen hoe bepaalde pro-blemen kunnen worden opgelost. Pas daarna is de stap naar de moge-lijkheden die de ICT biedt bij het oplossen van problemen zinvol.
Werkboek 2 eindigt met een Examentraining.
1D
idactische verantwoording
8 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
2Voorstel verdeling studielasturen
over de hoofdstukken
Vwo: totaal aantal studielasturen 440
Nodig voor deel 1 (hoofdstuk 1 t/m 25) 200
Nodig voor deel 2 (hoofdstuk 26 t/m 44 + examentraining) 200
400
Beschikbaar voor andere activiteiten (praktische opdrachten en dergelijke) 40
Mogelijke verdeling van de studielasturen over de hoofdstukken:
Deel 1 Studielasturen
Hoofdstuk 1 5
Hoofdstuk 2 10
Hoofdstuk 3 10
Hoofdstuk 4 5
Hoofdstuk 5 5
Hoofdstuk 6 5
Hoofdstuk 7 5
Hoofdstuk 8 7,5
Hoofdstuk 9 7,5
Hoofdstuk 10 5
Hoofdstuk 11 12,5
Hoofdstuk 12 12,5
Hoofdstuk 13 5
Hoofdstuk 14 7,5
Hoofdstuk 15 7,5
Hoofdstuk 16 12,5
Hoofdstuk 17 5
Hoofdstuk 18 7,5
Hoofdstuk 19 7,5
Hoofdstuk 20 7,5
Hoofdstuk 21 10
Hoofdstuk 22 5
Hoofdstuk 23 10
Hoofdstuk 24 10
Hoofdstuk 25 15
200
Deel 2 Studielasturen
Hoofdstuk 26 12,5
Hoofdstuk 27 12,5
Hoofdstuk 28 10
Hoofdstuk 29 12,5
Hoofdstuk 30 15
Hoofdstuk 31 15
Hoofdstuk 32 5
Hoofdstuk 33 5
Hoofdstuk 34 7,5
Hoofdstuk 35 5
Hoofdstuk 36 7,5
Hoofdstuk 37 7,5
Hoofdstuk 38 5
Hoofdstuk 39 5
Hoofdstuk 40 10
Hoofdstuk 41 7,5
Hoofdstuk 42 10
Hoofdstuk 43 15
Hoofdstuk 44 12,5
Examentraining 20
200
2Voorstel verdeling studielasturen over de hoofdstukken
in Balans • 9
Docentenhandleiding
3Voorbeelden uitgewerkte
studieschema’s
In deze voorbeelden gaan we ervan uit dat ook alle se-hoofdstukkenbehandeld worden. Vervangt men bepaalde se-hoofdstukken door alter-natieve onderwerpen, dan heeft dat natuurlijk gevolgen voor de verdelingvan de hoofdstukken over de diverse toetsen.
In de voorbeelden gaan we ervan uit dat er in 4 en 5 vwo vier perioden(en dus vier toetsmomenten) zijn en in 6 vwo drie (waarbij een periodebestaat uit acht à negen lesweken).
Als de M&O-leerstof in 5 en 6 vwo aangeboden wordt en het aantal les-uren in 5 vwo even groot is als het aantal lesuren in 6 vwo, is een vol-gende verdeling van de hoofdstukken over de perioden mogelijk:
5 vwo periode 1 hoofdstuk 1 t/m 8 52,5 studielasturenperiode 2 hoofdstuk 9 t/m 14 50 studielasturenperiode 3 hoofdstuk 15 t/m 20 47,5 studielasturenperiode 4 hoofdstuk 21 t/m 25 50 studielasturen
–––––––––––––––––––200 studielasturen
6 vwo periode 1 hoofdstuk 26 t/m 30 62,5 studielasturenperiode 2 hoofdstuk 31 t/m 38 57,5 studielasturenperiode 3 hoofdstuk 39 t/m 44 60 studielasturen
–––––––––––––––––––180 studielasturen
Een mogelijke verdeling van de gewichten over de toetsen is:5 vwo elke toets heeft een gewicht van 10% totaal 40%6 vwo elke toets heeft een gewicht van 15% totaal 45%
gewicht van de praktische opdracht(en) 15%––––––100%
Veel docenten geven er de voorkeur aan de ce-stof die behandeld engetoetst is in 5 vwo in 6 vwo te herhalen en opnieuw te toetsen.
3Voorbeelden uitgew
erkte studieschema’s
10 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
In 6 vwo wordt dan in de drie perioden achtereenvolgens getoetst:periode 1 hoofdstuk 26 t/m 30 + 9 t/m 12periode 2 hoofdstuk 31 t/m 38 + 21 t/m 25periode 3 hoofdstuk 39 t/m 44 + 13 t/m 16
Wordt de M&O-leerstof in 4, 5 en 6 vwo aangeboden in een aantal les-uren die zich verhouden als 1 : 2 : 2, dan zou het schema kunnen zijn:
4 vwo periode 1 hoofdstuk 1 t/m 3 25 studielasturenperiode 2 hoofdstuk 4 t/m 7 20 studielasturenperiode 3 hoofdstuk 8 t/m 10 20 studielasturenperiode 4 hoofdstuk 11 en 12 25 studielasturen
–––––––––––––––––––90 studielasturen
5 vwo periode 1 hoofdstuk 13 t/m 18 45 studielasturenperiode 2 hoofdstuk 19 t/m 23 40 studielasturenperiode 3 hoofdstuk 24 t/m 27 40 studielasturenperiode 4 hoofdstuk 28 t/m 30 37,5 studielasturen
–––––––––––––––––––162,5 studielasturen
6 vwo periode 1 hoofdstuk 32 t/m 37 37,5 studielasturenperiode 2 hoofdstuk 31 + 38 t/m 40 45 studielasturenperiode 3 hoofdstuk 41 t/m 44 45 studielasturen
–––––––––––––––––––127,5 studielasturen
Ook nu kan men de ce-leerstof die in 4 en 5 vwo behandeld en getoetstis, herhalen in 6 vwo en opnieuw toetsen. De toetsstof in 6 vwo wordtdan, als hiervoor aangegeven, uitgebreid.
Een mogelijke verdeling van de gewichten over de toetsen is:4 vwo elke toets heeft een gewicht van 4% totaal 16%5 vwo elke toets heeft een gewicht van 9% totaal 36%6 vwo elke toets heeft een gewicht van 11% totaal 33%
gewicht van de praktische opdracht(en) 15%––––––100%
Tellen de resultaten in 4 vwo niet mee voor het se-cijfer, dan is een moge-lijke verdeling van de gewichten over de toetsen:5 vwo elke toets heeft een gewicht van 10% totaal 40%6 vwo elke toets heeft een gewicht van 15% totaal 45%
gewicht van de praktische opdracht(en) 15%––––––100%
in Balans • 11
Docentenhandleiding
3Voorbeelden uitgew
erkte studieschema’s
Het is duidelijk dat er talrijke variaties mogelijk zijn, die onder meerafhankelijk zijn van:– het aantal praktische opdrachten en het gewicht dat de docent aan
deze opdrachten wil geven;– het aantal toetsmomenten;– het aantal weken waaruit een periode bestaat;– de aangeboden leerstof: de docent is vrij de se-leerstof zelf in te vul-
len;– de keus van de docent de ce-leerstof niet in zijn geheel in schoolexa-
mentoetsen aan de orde te laten komen.
12 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
3Voorbeelden uitgew
erkte studieschema’s
4Aanwijzingen voor de beoordeling
van praktische opdrachten
Om de praktische opdrachten te beoordelen, kan van het volgende sche-ma worden uitgegaan.
Zonder interview
1 De leerling heeft slecht/matig/voldoende/goed gebruikgemaakt vanbronnen.
2 De leerling heeft de essenties van de opdracht slecht/matig/voldoen-de/goed begrepen.
3 De leerling heeft verzameld materiaal slecht/matig/voldoende/goedgeordend.
4 De leerling past opgedane kennis over het onderwerp slecht/matig/voldoende/goed toe.
5 De leerling heeft de hoofdvraag en de deelvragen slecht/matig/vol-doende/goed beantwoord.
6 De leerling presenteert het onderwerp met voorgeschreven hulpmid-delen slecht/matig/voldoende/goed.
7 De leerling heeft de eigen mening over het onderwerp slecht/matig/voldoende/goed onderbouwd.
8 De leerling moest bij de uitvoering van de opdracht vaak/regelmatig/afen toe/vrijwel niet worden ondersteund en/of bijgestaan.
9 De evaluatie van de opdracht door de leerling was slecht/matig/vol-doende/goed.
in Balans • 13
Docentenhandleiding
4A
anwijzingen voor de beoordeling
van praktische opdrachten
Met interview
1 De leerling heeft slecht/matig/voldoende/goed gebruikgemaakt vanbronnen.
2 De leerling heeft met betrekking tot de opdracht niet/matig/voldoen-de/zeer relevante vragen gesteld.
3 Uit het interview komt een slecht/matig/voldoende/goed beeld naarvoren met betrekking tot het vraagstuk.
4 De leerling past de opgedane kennis over het onderwerp slecht/matig/voldoende/goed toe.
5 Het interview is slecht/matig/voldoende/goed uitgewerkt.
6 De leerling heeft de eigen mening over het onderwerp slecht/matig/voldoende/goed onderbouwd.
7 De leerling heeft de hoofdvraag en de deelvragen slecht/matig/vol-doende/goed behandeld.
8 De leerling moest bij de uitvoering van de opdracht vaak/regelmatig/afen toe/vrijwel niet worden ondersteund en/of bijgestaan.
9 De evaluatie door de leerling van de opdracht was slecht/matig/vol-doende/goed.
Beoordelingsschema praktische opdrachten
Beoordeling Punten Score Cijfer
slecht 1 9 1
matig 2 10-12 2
voldoende 3 13-16 3
goed 4 17-20 4
21-23 5
niet 1 24-26 6
matig 2 27-29 7
voldoende 3 30-32 8
zeer 4 33-35 9
36 10
vaak 1
regelmatig 2
af en toe 3
vrijwel niet 4
4A
anwijzingen voor de beoordeling
van praktische opdrachten
14 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
5Schema eindtermen in de methode
VoorafDe eindtermen vindt u in de uitgave van SLO/Cevo/Cito:Management & organisatie vwoHerziening examenprogrammaSyllabus centraal examen
Hoofdstuk se/ce Domein Subdomein Eindterm
1 t/m 3 se A Vaardigheden
4 t/m 8 se B Interne organisatie en
personeelsbeleid
9 ce C Financiering van activiteiten Rechtsvormen 1 t/m 13
10 ce C Financiering van activiteiten Aantrekken van geld 1 t/m 7
11 ce C Financiering van activiteiten Aantrekken van geld 8, 29 t/m 38
12 ce C Financiering van activiteiten Aantrekken van geld 9 t/m 11,
15 en 16
13 ce C Financiering van activiteiten Aantrekken van geld 12 t/m 14,
17 t/m 20
14 ce C Financiering van activiteiten Aantrekken van geld 21 t/m 26
15 ce C Financiering van activiteiten Aantrekken van geld 27 en 28
16 ce C Financiering van activiteiten Aantrekken van geld 27 en 28
17 t/m 20 se D Marketingbeleid
21 ce E Financieel beleid Financieel beleid in com- 28 t/m 33
merciële organisaties (niet-
productieonderneming)
Financieel beleid in com- 54 t/m 57
merciële organisaties
(productieonderneming)
22 ce E Financieel beleid Financieel beleid in com- 34 t/m 37
merciële organisaties (niet-
productieonderneming)
Financieel beleid in com- 59
merciële organisaties
(productieonderneming)
23 ce E Financieel beleid Financieel beleid in com- 6 t/m 10 en
merciële organisaties (niet- 39
productieonderneming)
24 ce E Financieel beleid Financieel beleid in com- 11 t/m 24,
merciële organisaties (niet- 38 en 39
productieonderneming)
in Balans • 15
Docentenhandleiding
5Schem
a eindtermen in de m
ethode
16• Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk se/ce Domein Subdomein Eindterm
25 ce E Financieel beleid Financieel beleid in com- 40 t/m 44
merciële organisaties (niet-
productieonderneming)
26 ce E Financieel beleid Financieel beleid in 1 t/m 9
commerciële organisaties
(productieonderneming)
27 ce E Financieel beleid Financieel beleid in 16 t/m 34
commerciële organisaties 40 t/m 42
(productieonderneming) 53 en 58
28 ce E Financieel beleid Financieel beleid in 38 en 39
commerciële organisaties 46 t/m 49
(productieonderneming)
29 ce E Financieel beleid Financieel beleid in 10 t/m 15
commerciële organisaties 43 t/m 45
(productieonderneming)
30 ce E Financieel beleid Financieel beleid in com- 1 t/m 5
merciële organisaties (niet- 25 t/m 27
productieonderneming) 45 t/m 49
Financieel beleid in 35 t/m 37
commerciële organisaties 50 t/m 52
(productieonderneming)
31 ce E Financieel beleid Financieel beleid in com- 45 t/m 49
merciële organisaties (niet-
productieonderneming)
32 ce E Financieel beleid Financieel beleid in niet- 1 t/m 12
commerciële organisaties
33 t/m 37 se F Informatievoorziening
met behulp van ICT
38 ce G Externe financiële Verslaggeving door niet- 1 t/m 3
verslaggeving commerciële organisaties
Verslaggeving door com-
merciële organisaties
(niet-productieonderneming) 1, 2, 12, 13
(productieonderneming) 1, 2, 11, 12
39 ce G Externe financiële (niet-productieonderneming) 2, 3, 4, 6
verslaggeving (productieonderneming) 2, 3, 4
40 ce G Externe financiële (niet-productieonderneming) 4, 5
verslaggeving (productieonderneming) 4, 5, 7
41 ce G Externe financiële (niet-productieonderneming) 1, 7 t/m 11
verslaggeving (productieonderneming) 1, 6 t/m 10
42 ce G Externe financiële (niet-productieonderneming) 14 t/m 16
verslaggeving (productieonderneming) 13 t/m 15
43 ce G Externe financiële (niet-productieonderneming) 14 t/m 16
verslaggeving (productieonderneming) 13 t/m 15
44 ce G Externe financiële (productieonderneming) 16 t/m 20
verslaggeving
5Schem
a eindtermen in de m
ethode
Hoofdstuk 1Management en organisatie
a 2pb 3pc 1pd 2pe 1pf 1pg 1ph 1pi 2pj 1p
Cijfer =
Hoofdstuk 2Basisrekenvaardigheden
1 a 2pb 2pc 2p
2 a 2pb 2pc 2pd 2p
3 a 3pb 3p
Cijfer =
Hoofdstuk 3Balans en winst-en-verliesrekening
a 1 2p2 2p3 1p4 1p5 2p6 1p7 1p8 1p9 2p10 1p
b 3pc 3p
Cijfer =
Hoofdstuk 4Organisaties en besluitvorming
1 6p2 2p3 1p4 a 5p
b 2pc 2pd 1p
5 6p
Cijfer = score
259 1× +
score20
9 1× +
score20
9 1× +
score15
9 1× +
6Voorstel normering
proefwerktrainingen deel 1
6Voorstel norm
ering proefwerktrainingen deel 1
in Balans • 17
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 5Leiderschap
1 a 1pb 1p
2 2p3 a 1p
b 1pc 1pd 2p
4 a 1pb 1p
5 2p6 a 1p
b 1pc 2p
7 a 1pb 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 6Communicatieproces
1 3p2 a 2p
b 3pc 2pd 2p
3 a 1pb 1pc 1p
Cijfer =
Hoofdstuk 7Communicatievormen
1 2p2 a 1p
b 1pc 1pd 1p
3 a 1pb 1pc 3pd 1pe 1pf 1pg 1ph 1pi 1pj 1p
4 a 1pb 1pc 3pd 2pe 1pf 1pg 1ph 2p
Cijfer = score
309 1× +
score15
9 1× +
score20
9 1× +
6Voorstel norm
ering proefwerktrainingen deel 1
18 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 8Personeelsbeleid
1 7p2 a 2p
b 2pc 1pd 2pe 1p
3 a 2pb 2pc 1p
4 a 2pb 2p
5 a 2pb 2pc 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 9Rechtsvormen
1 a 1pb 2p
2 2p3 2p4 a 1p
b 1pc 1p
5 a 1pb 1p
6 5p7 a 2p
b 1p8 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 10Vermogensmarkt
a 1pb 2pc 1pd 1pe 2pf 1pg 2ph 2pi 1pj 2pk 1pl 1pm 1pn 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 11Eigen vermogen
1 a 2pb 4pc 2pd 2pe 3pf 1p
2 a 2pb 5p
Cijfer = score
219 1× +
score20
9 1× +
score22
9 1× +
score30
9 1× +
In Balans • 19
6Voorstel norm
ering proefwerktrainingen deel 1
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 12Vreemd vermogen op lange termijn
a 1pb 1pc 1pd 1pe 1pf 1pg 1ph 1pi 1pj 1p
Cijfer =
Hoofdstuk 13Vreemd vermogen op korte termijn
1 a 1pb 1p
2 a 1pb 1p
3 a 1pb 1p
4 1p5 a 1p
b 1p6 a 1p
b 1p7 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 14Enkelvoudige interest
1 2p2 2p3 2p4 a 1p
b 2pc 3pd 3p
Cijfer =
Hoofdstuk 15Samengestelde interest
1 2p2 3p3 3p4 2p5 a 1p
b 2pc 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 16Renten
1 2p2 3p3 3p4 2p5 2p6 3p7 a 3p
b 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 17Marketing
1 a 1pb 3pc 3p
2 a 1pb 2pc 2p
Cijfer = score
129 1× +
score20
9 1× +
score15
9 1× +
score15
9 1× +
score13
9 1× +
score10
9 1× +
20 • Management & Organisatie
6Voorstel norm
ering proefwerktrainingen deel 1
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 18Productbeleid
1 a 1pb 1pc 2p
2 a 2pb 2pc 2pd 2pe 1pf 3pg 1ph 1p
Cijfer =
Hoofdstuk 19Prijs- en distributiebeleid
1 a 1pb 1pc 2p
2 a 2pb 1pc 1pd 2pe 1pf 1p
Cijfer =
Hoofdstuk 20Communicatiebeleid
1 a 1pb 2pc 2pd 1pe 1p
2 a 2pb 1pc 1pd 2pe 3pf 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 21Voorraadwaardering
1 a 1pb 1pc 1p
2 a 1 2p2 2p3 3p
b 1 1p2 1p3 1p
Cijfer =
Hoofdstuk 22Kosten van duurzame productie-middelen
1 a 2pb 2p
2 a 2pb 2p
3 a 2pb 2pc 2pd 2p
Cijfer = score
169 1× +
score13
9 1× +
score18
9 1× +
score12
9 1× +
score18
9 1× +
In Balans • 21
6Voorstel norm
ering proefwerktrainingen deel 1
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 23Brutowinstopslagmethode
a 5pb 3pc 1pd 1 4p
2 2p3 1p
Cijfer =
Hoofdstuk 24Nettowinstopslagmethode
a 2pb 1pc 1pd 3pe 1pf 2pg 1ph 1pi 1pj 1p
Cijfer =
Hoofdstuk 25Break-evenanalyse
1 2p2 a 1p
b 1pc 2pd 2pe 2p
3 a 2pb 2pc 2pd 2pe 1pf 3pg 3p
Cijfer = score
259 1× +
score14
9 1× +
score16
9 1× +
22 • Management & Organisatie
6Voorstel norm
ering proefwerktrainingen deel 1
Docentenhandleiding
7Voorstel norm
ering proefwerktrainingen deel 2
in Balans • 23
Docentenhandleiding
7Voorstel normering
proefwerktrainingen deel 2
Hoofdstuk 26Kosten en resultaten in de indus-triële onderneming
1 a 2pb 3p
2 a 3pb 2pc 2p
3 4p
Cijfer =
Hoofdstuk 27Voorcalculatie bij ondernemingenmet homogene massaproductie
1 a 1pb 2pc 1pd 1pe 1pf 1p
2 a 1pb 2pc 2pd 1pe 1pf 3pg 3p
Cijfer =
Hoofdstuk 28Nacalculatie bij ondernemingenmet homogene massaproductie
a 2pb 2pc 1pd 1pe 1 2p
2 4p3 2p
f 2pg 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 29Ondernemingen met heterogeneproductie
1 a 3pb 2pc 3pd 2p
2 4p3 a 2p
b 1pc 2pd 1p
Cijfer = score
209 1× +
score18
9 1× +
score20
9 1× +
score16
9 1× +
7Voorstel norm
ering proefwerktrainingen deel 2
24 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 30Interne verslaggeving
1 a 2pb 2pc 2pd 2pe 1pf 1pg 2ph 1pi 1pj 1pk 1pl 1p
2 a 3pb 3pc 5pd 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 31Ondernemingsplan
a 3pb 3pc 2pd 9pe 6pf 7p
Cijfer =
Hoofdstuk 32Niet-commerciële organisaties
1 a 5pb 2p
2 a 2pb 5p
Cijfer =
Hoofdstuk 33Brutowinstopslagmethode enbreak-evenanalyse in spread-sheets
1 7p2 5p
Cijfer =
Hoofstuk 34Nettowinstopslagmethode inspreadsheets
1 a 2pb 4p
2 a 2pb 2pc 3pd 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 35Informatievoorziening inorganisaties
1 2p2 1p3 a 1p
b 2pc 1pd 2pe 3pf 3p
4 1p5 2p6 3p7 2p
Cijfer = score
239 1× +
score15
9 1× +
score12
9 1× +
score14
9 1× +
score30
9 1× +
score30
9 1× +
7Voorstel norm
ering proefwerktrainingen deel 2
in Balans • 25
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 36Toepassingen van spreadsheets bijhomogene productie
a 3pb 5pc 2p
Cijfer =
Hoofdstuk 37Toepassingen van spreadsheets bijheterogene productie
Cijfer =
Hoofdstuk 38Inleiding externe verslaggeving
1 1p2 2p3 a 3p
b 1pc 1p
4 5p5 a 1p
b 1p
Cijfer =
Hoofdstuk 39Regels voor de activa
1 3p2 a 1p
b 1pc 1pd 1p
3 3p4 2p5 3p6 a 2p
b 1p
Cijfer =
Hoofdstuk 40Regels voor de passiva
1 3p2 a 2p
b 2p3 a 1p
b 2pc 1pd 6p
Cijfer =
Hoofdstuk 41Regels voor de winst-en-verlies-rekening
a bruto-omzetresultaat 1pnetto-omzetresultaat 2pfinancieringsresultaat 1pnettowinst 1p
b vaste activa 2pdebiteuren 1pRabobank 2pkas 1pcreditkant balans 4p
Cijfer =
Hoofdstuk 42Liquiditeitskengetallen en cashflow
1 a 1 2p2 2p3 2p
b 2pc 2p
2 a 1pb 1pc 2pd 1pe 2p
Cijfer = score
179 1× +
score15
9 1× +
score17
9 1× +
score18
9 1× +
score15
9 1× +
score10
9 1× +
score10
9 1× +
7Voorstel norm
ering proefwerktrainingen deel 2
26 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 43Overige kengetallen
a 1 4p2 2p3 2p
b 2pc 3pd 3pe 2pf 1pg 2ph 3pi 3p
Cijfer =
Hoofdstuk 44Investeringsselectie
1 a 2pb 1pc 2pd 5pe 1pf 2pg 2ph 1p
2 4p
Cijfer = score
209 1× +
score27
9 1× +
Hoofdstuk 6
In Balans • 27
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
8Uitwerkingen
proefwerktrainingen deel 1
Hoofdstuk 1
a Commerciële organisaties: Gamma, Philips, Langweg en Co.Niet-commerciële organisaties: Gertrudiscollege, Dutch Ragdoll Club,plaatselijk dierenasiel, tennisvereniging De Bal.
b Rechtsvormen:– Twixie natuurlijk persoon– Gertrudiscollege stichting– Dutch Ragdoll Club vereniging– Gamma bv of nv– Philips nv– Dierenasiel stichting– Langeweg en Co. vof– De Bal vereniging
c Deze uitspraak is onjuist. In een niet-commerciële organisatie kunnenvrijwilligers werken zonder enige betaling, maar ook kunnen vrijwilli-gers of medewerkers een bepaalde (onkosten)vergoeding krijgen.Daarnaast kan een vereniging of stichting personeel in dienst hebbendat gewoon wordt betaald.
d Bepalen doelstellingen, plannen, organiseren, geven van leiding encontroleren.
e Dat hangt ervan af of de eigenaar van de eenmanszaak personeel indienst heeft. Als er geen personeel is, hoeft er geen leiding te wordengegeven en als er wel personeel in dienst is, moet hij wel leidinggeven.
f De grondstofkosten volgens de norm zijn 6.000 × € 0,25 = € 1.500.
g De feedbackinformatie is de vergelijking met de norm; volgens denorm mochten de grondstofkosten € 1.500 zijn. De werkelijke grond-stofkosten zijn € 1.700. De grondstofkosten zijn dus € 200 hoger dande norm.
h Dave koopt niet zelf in. Weliswaar zijn de grondstofkosten hoger maarmisschien heeft de inkoper wel een slechte kwaliteit ingekocht zodater meer materiaal nodig was of misschien zijn er duurdere grondstof-fen gekocht.
i – De chef kan eerst bij de inkoper informeren of er sprake was vaneen prijswijziging of kwaliteitswijziging.
– De chef kan besluiten tot acties om de grondstofkosten te verlagen,bijvoorbeeld door te kijken of er een goedkopere leverancier te vin-den is.
– De chef kan ook besluiten om de norm bij te stellen. Dan kan hij welbeter wachten tot gegevens over meer perioden bekend zijn. Eenmaand is wel kort om zo’n besluit te nemen.
j Een informatiesysteem is het geheel van personen, hulpmiddelen enactiviteiten dat gericht is op het verzamelen, verwerken en verstrekkenvan gegevens om te kunnen voorzien in de informatiebehoeften vanpersonen binnen en buiten de organisatie.
28 • Management & Organisatie
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1D
ocentenhandleiding
Hoofdstuk 2
1
a × 100% = 67,3%
b × 100% = 26,8%
c × 100% = 10,7%
2
a 2005: × 100 = 145
2006: × 100 = 160
b 2002: afzet: = 100.000 stuks
2005: × 100.000 = 120.000 stuks
2006: × 100.000 = 125.000 stuks
c 2005: = € 14,50
2006: = € 15,36
d Verwachte prijs: × € 12 = € 15,60
Verwachte afzet: × 100.000 = 130.000 stuks
Verwachte omzet: € 15,60 × 130.000 = € 2.028.000
130100
130100
t . ..
1 920 000125 000
t . ..
1 740 000120 000
125100
120100
t
t
. .1 200 00012
t
t
. .
. .1 920 0001 200 000
t
t
. .
. .1 740 0001 200 000
t
t
..
99 200924 000
t
t
.
.247 200924 000
t
t
.
.6 6009 800
In Balans • 29
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
3
a CHF 100 = € 63,42CHF X = € 1.500
Zij ontvangt: × CHF 100 = CHF 2.365,18
b € 1 = CHF 1,57679€ 1.500 = 1.500 × 1,57679 = CHF 2.365,19
1 50063 42.,
30 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 3
a
1 Balansmutaties
Voorraden – € 300.000 Eigen vermogen + € 100.000
Debiteuren + € 250.000
Kas + € 150.000
Mutaties op de winst-en-verliesrekening
Inkoopwaarde van de omzet € 300.000 Omzet € 400.000
2 Balansmutaties
Voorraden + € 280.000 Crediteuren + € 260.000
Kas – € 20.000
3 Balansmutaties
Debiteuren – € 260.000
Bank + € 250.000
Kas + € 10.000
4 Balansmutaties
Bank – € 230.000 Crediteuren – € 250.000
Kas – € 20.000
5 Balansmutaties
Bank – € 22.500 5% Hypothecaire lening – € 20.000
Eigen vermogen – € 2.500
Mutaties op de winst-en-verliesrekening
Interestkosten € 2.500
6 Balansmutaties
Kas – € 40.000 Eigen vermogen – € 40.000
7 Balansmutaties
Vaste activa – € 10.000 Eigen vermogen – € 10.000
in Balans • 31
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
32 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Mutaties op de winst-en-verliesrekening
Afschrijvingskosten € 10.000
8 Balansmutaties
Bank – € 60.000 Eigen vermogen – € 60.000
Mutaties op de winst-en-verliesrekening
Diverse kosten € 60.000
9 Balansmutaties
Voorraden + € 3.000 Eigen vermogen – € 1.000
Debiteuren – € 4.000
Mutaties op de winst-en-verliesrekening
Omzet € 4.000 Inkoopwaarde van de omzet € 3.000
Of:
Inkoopwaarde van de omzet – € 3.000 Omzet – € 4.000
10 Balansmutaties
Bank + € 50.000
Kas – € 50.000
b
Winst-en-verliesrekening over januari 2008
Inkoopwaarde van de omzet € 297.000 Omzet € 396.000
Interestkosten € 2.500
Afschrijvingskosten € 10.000
Diverse kosten € 60.000
Nettowinst € 26.500
€ 396.000 € 396.000
c
Balans per 31 januari 2008
Vaste activa € 190.000 Eigen vermogen € 236.500
Voorraden € 53.000 5% Hypothecaire lening € 30.000
Debiteuren € 16.000 Crediteuren € 25.000
Kas € 35.000 Bank € 2.500
€ 294.000 € 294.000
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 4
1
a Revisionismeb Contingentiebenaderingc Systeemtheoried Algemene managementtheoriee Scientific managementf Human-relationsbeweging
2
Taylor richtte zich met name op de verbetering van de prestaties van dearbeider, terwijl Fayol onderzoek deed naar het leiding geven.
3
Door het invoeren van functionele relaties verminderen de bevoegdhedenvan de lijnmanager; zij moeten zich immers aan richtlijnen en procedureshouden.
4
a
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofd Verkoop
Hoofd Inkoop
Chef Slaap Lux
Chef Admin i stratie
Chef Maga zijn & expe ditie
Chef Order-
planning
Rayon- manager 3
Rayon- manager 2
Rayon- manager 1
Afdeling Personeels-
zaken
Afdeling Kwaliteits-
management
Afdeling Automa ti-
sering
Directeur Inkoop & verkoop
Filiaal21 - 30
Filiaal11 - 20
Filiaal1 - 10
Algemeen Directeur
in Balans • 33
34 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
b Een lijnafdeling is verticaal georiënteerd. Er bestaat een direct hiërar-chische relatie met de hogere afdeling of chef. Er is een hiërarchischelijn. Niet iedereen heeft dezelfde taken en verantwoordelijkheden.Stafafdelingen zijn horizontaal georiënteerd. Stafafdelingen adviserende verschillende afdelingen. Stafafdelingen bezitten een stafrelatie metde chef en soms een functionele relatie met andere afdelingen ofmedewerkers.
c De bevoegdheid om zelf reclame te maken en de bevoegdheid om zelfhet assortiment bedden te bepalen.
d Elke vestiging heeft zijn eigen regio en eigen klanten. Verschillendbeleid kan hierbij gepast zijn. De markt per vestiging is dus redelijkgescheiden.
5
a Wel bellen. Het hoofd van de afdeling verkopen neemt deze beslissingop basis van zijn functie. Bovendien is ook de directeur voor wel bel-len.
b Wel bellen. De directeur, het hoofd van de afdeling inkopen, het hoofdvan de afdeling verkopen en het hoofd van de afdeling financiën vor-men de minderheid. Zij staan boven de verkopers. De meerderheidvan hen vindt dat je de klant moet bellen.
c Wel bellen. De meerderheid is voor.
d Geen besluit omdat men het niet unaniem eens is.
e Wel bellen, als de minderheid dit besluit accepteert. Anders niet.
f Wel bellen. De directeur heeft het vetorecht en is zelf voor.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 5
1
a De spanwijdte is het aantal werknemers aan wie de manager direct lei-dinggeeft.
b De spanwijdte van elk van de afdelingshoofden is 30.
2
Uitspraak b is juist.
3
a De werknemer merkt dat hij behandeld wordt alsof hij lui is en nietspresteert en raakt hierdoor zo gedemotiveerd dat hij zich ook zo gaatgedragen.
b Autocratisch leiderschap.
c Hierbij delen de managers en medewerkers informatie en macht. Demedewerkers worden bij de beslissingen betrokken.
d – De medewerkers moeten positief staan ten opzichte van participe-rend leiderschap.
– Alle medewerkers en managers moeten meedoen.– De medewerkers beschikken over voldoende kennis en vaardighe-
den.
4
a Evenveel aandacht voor de taak als voor de werknemer.
b Veel aandacht voor wensen van medewerkers; weinig tot geen aan-dacht voor taken.
5
Blake en Mouton nemen aan dat de mensen en de omstandigheden sta-biel zijn. Bij situatiegericht leidinggeven is het uitgangspunt dat iederemens en iedere situatie anders is.
6
a Bij management by objectives worden gezamenlijk doelen vastgestelden bij management by exception worden aan die doelen normengekoppeld.
in Balans • 35
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
36 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
b Hierbij is de manager vaak aanwezig op de werkvloer. Hij kijkt, luistert,observeert, geeft aanwijzingen en praat met medewerkers.
c – Deze stijl is tijdrovend: voor andere taken is minder tijd beschikbaar.– De medewerkers voelen zich gecontroleerd en krijgen het gevoel
dat er niet op hen vertrouwd wordt.
7
a Van incidentele delegatie. Zodra de managers terug zijn van zwanger-schapsverlof, komt er een einde aan de delegatie.
b – De functionaris aan wie een taak wordt gedelegeerd, moet vol-doende deskundigheid hebben om de taak uit te voeren.
– De functionaris aan wie de taak wordt gedelegeerd, moet kunnenbeschikken over voldoende tijd en de juiste middelen om de taak uitte voeren.
– De opdracht moet duidelijk zijn.– De functionaris moet de te delegeren taak accepteren.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 37
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 6
1
De hier te herkennen onderdelen in het proces van actie en reactie in decommunicatie met de daarbij behorende vakterm zijn:1 De uitzending van Pauline de Leeuwin met de typering van een bevol-
kingsgroep: coderen, of de boodschap.2 De ergernis van de kijker: decoderen.3 De ingezonden brief: feedback.4 Het weigeren om de brief te plaatsen: terugkoppeling.5 De opzegging: follow-up.
2
a Jan kan de volgende doelen nastreven:– informeren: Jan deelt Alfons iets mee;– overtuigen: Jan probeert Alfons voor zijn ideeën te winnen;– gevoelens overbrengen: Jan wil Alfons op zijn gemak stellen;– gedragsbeïnvloeding: Jan wil dat Alfons het assortiment gaat ver-
anderen.
b De vier functies zijn: referentieel, expressief, relationeel en appelle-rend.– Referentieel: dit zijn de feiten en gegevens uit de werkelijkheid.– Expressief: hierdoor laat de zender iets van zichzelf zien, of hij bij-
voorbeeld autoritair of formeel is.– Relationeel: hierdoor laat de zender doorschemeren wat hij van de
ontvanger vindt, bijvoorbeeld dom, intelligent en dergelijke.– Appellerend: de zender wil dat de ontvanger iets doet naar aanlei-
ding van de verzonden boodschap.
c Externe ruis komt van buitenaf; interne ruis wordt door de zender ofontvanger zelf veroorzaakt. Interne ruis zit binnen een van de elemen-ten van het ZBMO-model.
d In de casus is geen sprake van externe ruis. Bij Jan (zender) zit inter-ne ruis omdat hij piekert over de mogelijke reactie van Alfons en zichzorgen maakt over de afloop van het gesprek.
3
a Top-down communicatie
b Passerelle
c Terugkoppeling
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 7
1
Uitspraak 4 is juist.
2
Het schrijven van een ingezonden brief is:a een voorbeeld van verbale communicatie; het is immers geschreven
woord;b wel degelijk een voorbeeld van formele communicatie. Het blad heeft
een rubriek van ingezonden brieven waarmee abonnees officieel in degelegenheid worden gesteld te reageren. Het schrijven van ingezon-den brieven is dus officieel in de communicatiestructuur opgenomen;
c geen non-intentionele communicatie, want er zit wel degelijk eenintentie bij;
d geen verticale communicatie, want er is geen sprake van directe lijnen,zoals bij een gezagsverhouding (hier is dus geen sprake van commu-nicatie tussen hogere en lagere functies).
3
a Communicatie is een activiteit van een zender die de bedoeling heeftom naar één of meer ontvangers al dan niet met behulp van een medi-um een boodschap over te dragen met de bedoeling bij die ontvan-gers iets te bewerkstelligen.
b De zender stuurt met behulp van een medium een boodschap naaréén of meer ontvangers.
c – Coderen is het transportabel maken van de boodschap door dezender.
– Decoderen is het door de ontvanger afleiden van de boodschap uitde vorm waarin deze is getransporteerd.
– Feedback is de informatie die de zender krijgt over het resultaat vande communicatie.
– Terugkoppeling is de reactie van de zender op de feedback.– Follow-up is alles wat uit het vervolg van het communicatieproces
nog voortkomt.
d Het gesproken woord.
e Intonatie, timbre, muziek, pictogrammen, gebarentaal, lichaamshou-ding, kleding.
f Intentionele communicatie is bedoelde communicatie, opzettelijkecommunicatie dus.
38 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 39
Docentenhandleiding
g Formele communicatie is de georganiseerde communicatie die vol-gens vaste lijnen en structuren verloopt.
h Zowel formele als informele communicatie behoren tot de intentionelecommunicatie. Het gaat bij beide om daadwerkelijk bedoelde commu-nicatie, het gebeurt met vooropgezette bedoelingen.
i Roddelgeruchten behoren tot de non-intentionele, informele commu-nicatie. Het is denkbaar dat degene die de roddel verspreidt, dit metvooropgezette bedoeling doet; er is dan sprake van intentionele infor-mele communicatie.
j Beschadigingsgeruchten behoren tot de intentionele, informele com-municatie.
4
a Regulerende vaardigheden dienen om de structuur van een gesprek tebewaken en om te controleren of naar het doel wordt toegewerkt.
b Pieter kan kort en bondig in eigen woorden weergeven wat degesprekspartner heeft gezegd, met de bedoeling na te gaan of hij hetgoed begrepen heeft.
c Hij moet erop toezien dat:– alle agendapunten worden behandeld;– bepaalde agendapunten niet te veel tijd vragen wat ten koste kan
gaan van andere onderwerpen;– de vergadering ordelijk verloopt;– de vergadering eindigt op het in de agenda vermelde tijdstip;– iedereen die dat wenst in voldoende mate aan het woord kan
komen.
d – Hij verstuurt de uitnodiging, de agenda en de bijlagen.– Hij bespreekt vooraf het verloop van de vergadering met Pieter.– Hij maakt notulen, noteert stemmingen, besluiten en afspraken.– Hij verspreidt de notulen en archiveert ze.
e Brainstorm.
f Instructieve vergadering.
g Evaluatieve vergadering.
h Bij projectie neemt Pieter (ten onrechte) aan dat de deelnemers aan deAPV hetzelfde inzicht en dezelfde denkbeelden hebben als hij zelfheeft. Bij suggestie dwingt hij de deelnemers aan de APV zozeer zijnmening op dat een open gesprek niet meer mogelijk is.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
40 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 8
1
Creatieve prestaties: zelfverwezenlijking of zelfrealisatieSalarissen: fysiologische behoeftenBelangrijkheid van het werk: behoefte aan waarderingDragen van verantwoordelijkheid: sociale behoeftenPensioenregelingen: fysiologische behoeften (behoeften aan veiligheiden zekerheid)Promotiemogelijkheden: behoefte aan waarderingUitkeringen: fysiologische behoeften
2
a Een cao is een overeenkomst die wordt afgesloten door de vakbondenen de werkgeversorganisaties in de betreffende bedrijfstak, waarbij deprimaire en de secundaire arbeidsvoorwaarden worden geregeld.
b Het advies wordt niet overgenomen:– omdat het in strijd is met de cao;– omdat de overige personeelsleden dit niet zullen accepteren.
c Sociaal beleid.
d Ja, om in een bedrijf promotie te maken, is vaak scholing noodzake-lijk. Ook zal het regelmatig voorkomen dat personeel moet wordenomgeschoold. De personeelschef is bij de scholing betrokken, omdathij ervoor moet zorgen dat er steeds voldoende geschikt personeelbeschikbaar is.
e De vaardigheidsproeven duren in het algemeen lang en kosten veelgeld.
3
a Voorbeelden van juiste antwoorden:– Zelf selecteren kan goedkoper zijn.– Bij zelf selecteren kan beter ingeschat worden of de sollicitant bin-
nen het team past.– Bij zelf selecteren kan beter ingespeeld worden op de inzetbaarheid
van de sollicitant binnen de onderneming.
b Voorbeelden van juiste antwoorden:– De opleiding van de kandidaat.– De ervaring van de kandidaat.– De leeftijd van de kandidaat.– De krapte op de arbeidsmarkt.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 41
Docentenhandleiding
c Tijdens het functioneringsgesprek kan de onderneming aangeven opwelke punten Joan Verbeeke tekortschiet. Ligt er voldoende tijd tus-sen het functionerings- en beoordelingsgesprek, dan heeft JoanVerbeeke de mogelijkheid om aan te tonen dat ze zich op die puntenverbeterd heeft.
4
a Volgens het bestuur zal de cursus ‘krachttraining’ functie- en/of bran-chegericht zijn en de cursus ‘Docent Lichamelijke Opvoeding’ niet.
b Ja, de Doesburgse SC mag alleen van de cao-regeling afwijken als datin het voordeel van de werknemer is.
5
a Instemmingsrecht en recht op informatie.
b Voorbeelden van een juist antwoord:– Het vaststellen welke afdeling het meest heeft bijgedragen in de
nettowinst is zeer moeilijk.– Het resultaat van de ene afdeling is afhankelijk van de andere afde-
ling.– De verdeling van de kosten over de afdelingen is vaak arbitrair.
c De directie wil door middel van de winstdelingsregeling de goedeprestaties van afzonderlijke afdelingen extra belonen, in het voorstelvan de ondernemingsraad is dit niet het geval.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
42 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 9
1
a Een organisatie die naar winst streeft.
b – Eenmanszaak– Vennootschap onder firma– Naamloze vennootschap– Besloten vennootschap
2
Voordelen:– Je bent eigen baas.– De winst hoef je met niemand te delen.
Nadelen:– Groot risico vanwege privéaansprakelijkheid.– Lange werktijden.
3
Interestvergoeding:Martinette Selten: 5% van € 120.000 = € 6.000Nora van Loosbroek: 5% van € 200.000 = € 10.000Resterende winst = € 80.000 – € 6.000 – € 10.000 = € 64.000
Hiervan krijgen beiden: = € 32.000
In totaal krijgt:Martinette Selten: € 6.000 + € 32.000 = € 38.000Nora van Loosbroek: € 10.000 + € 32.000 = € 42.000
4
a Een vennootschap waarvan het eigen vermogen is verdeeld in aande-len.
b De namen van de eigenaren (aandeelhouders) zijn voor de nv onbe-kend.
c Een nv kan aandelen aan iedereen verkopen. Een bv is daarin beperkt.
t 64 0002.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 43
Docentenhandleiding
5
a De eigenaren van een nv/bv hoeven niet per se ook de leiding te heb-ben. De eigenaren kunnen ook directieleden benoemen van buiten deonderneming zonder dat die eigen vermogen hoeven in te brengen.
b Als de eigenaren van een nv/bv niet zelf de leiding hebben in de onder-neming, dan kunnen de eigenaren (aandeelhouders) behoefte hebbenaan mensen die namens hen toezicht houden op het directiebeleid.
6
1 Onjuist. Een nv kan ook aandelen op naam uitgeven.2 Juist.3 Juist.4 Nee. Een nv/bv is als rechtspersoon zelf aansprakelijk voor de schul-
den.5 Nee. Dit geldt alleen voor grotere nv’s en bv’s.
7
a Overeenkomst: beide organisaties streven niet naar winst.Verschil: een vereniging heeft leden en een stichting niet.
b Een stichting bezit rechtspersoonlijkheid en is dus zelf verantwoorde-lijk voor betaling van haar schulden. Alleen bij wanbeheer kunnenbestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld.
8
Een school krijgt dan voor haar activiteiten een bepaald bedrag van deoverheid dat afhankelijk is van het aantal leerlingen. De school is redelijkvrij in de wijze waarop ze dit geld besteedt.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 10
a De abstracte markt betreft het geheel van vraag naar en aanbod vaneen product/dienst. Een concrete markt vindt op een bepaalde plaatsen op een bepaald tijdstip plaats.
b Bij een hypothecaire lening is het risico dat de kredietverschaffer looptveel kleiner. Als de geldnemer niet meer betaalt, kan de kredietver-schaffer de onroerende zaak (in het openbaar bijvoorbeeld op een vei-ling) laten verkopen om op die manier de vordering alsnog te ontvan-gen.
c Kredietplafond.
d Voor € 0. Dispositieruimte = kredietplafond – bedrag waarvoor menrood staat, dus € 2.000 = € 2.000 – bedrag waarvoor men rood staat(= € 0).
e Hoger. Omdat de marktrente hoger is dan het rentepercentage van deobligatielening, zijn beleggers alleen bereid deze obligaties te kopenals de emissiekoers lager is dan de nominale waarde van de obliga-ties.
f = 15.000 obligaties.
g Om investeringen te financieren moet nogal eens geleend worden.Daling van de marktrente heeft dan een gunstig gevolg voor de rente-kosten. Daling van de marktrente is ongunstig voor beleggers omdatde renteopbrengst over verstrekte leningen (zoals obligatieleningen,onderhandse leningen) lager wordt. (Daardoor zullen beleggers meerin aandelen gaan beleggen waardoor de aandelenkoersen kunnen stij-gen.)
h Aandelenvermogen en vreemd lang vermogen zoals obligatieleningen,onderhandse leningen en hypothecaire leningen.
i Het gedeelte van de obligatielening dat onder het kort vreemd vermo-gen staat, moet op korte termijn (binnen een jaar) afgelost worden.
j Rekening-courantkrediet, leverancierskrediet en afnemerskrediet.
k Bij een onderhandse lening is er slechts één geldgever die met degeldnemer onderhandelt over de leningsvoorwaarden. Bij een obliga-tielening zijn er vele geldgevers waardoor overleg onmogelijk is en devoorwaarden vooraf bekend worden gemaakt.
t
t
1 470 00098
. .
44 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
l Een limietorder, want bij een limietorder geeft de belegger aan debank/commissionair een maximumkoopprijs of een minimumverkoop-prijs op.
m De eigenaren van een onderneming die naar de beurs gaat, kunnenhieraan fors verdienen. De aandelen die de eigenaren in bezit hebben,kunnen bij een succesvolle beursgang veel opbrengen. Dit noemt men‘cashen’.
n Bij een daling van de rentestand is het voor beleggers minder interes-sant te beleggen in leningen omdat de renteopbrengst afneemt. Zijgaan dan meer beleggen in aandelen waardoor de aandelenkoersenkunnen/zullen stijgen. Bij een stijging van de rentestand krijgen we eenomgekeerd proces.
in Balans • 45
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 11
1
a = € 50
b Door de creatie van de aandelen stijgt het aandelenvermogen met€ 14.000.000 tot € 30.000.000.
Er worden geplaatst: = 200.000 aandelen.
Dit bedrag wordt ongetwijfeld ontvangen per bank, in deze onderne-ming te vinden onder Overige bezittingen en vorderingen.De post Overige bezittingen en vorderingen neemt toe met:200.000 × € 40 = € 8.000.000.De Aandelen in portefeuille worden:€ 14.000.000 – € 4.000.000 = € 10.000.000.Het geplaatst aandelenvermogen wordt:€ 30.000.000 – € 10.000.000 = € 20.000.000.De Reserves van € 24.000.000 nemen toe met:200.000 × € 20 tot € 28.000.000.
c De waarde van de Gebouwen wordt € 10.500.000.De waarde van de Overige vaste activa wordt:€ 15.000.000 + (5% daarvan) = € 15.750.000.In totaal zijn de vaste activa gestegen met:€ 500.000 + € 750.000 = € 1.250.000.Daardoor stijgen de Reserves van € 28.000.000 (zie antwoord b) tot:€ 29.250.000.
d = € 49,25
e Ilona ontvangt:Stockdividend 10% van € 40.000 = € 4.000Cashdividend 5% van € 40.000 = € 2.000
–––––––––€ 6.000
Dividendbelasting 25% van € 6.000 = € 1.500In contanten ontvangt ze € 2.000 – € 1.500 = € 500.
f Ilona ontvangt 10% van 2.000 aandelen is 200 aandelen.
2
a Het dividendpercentage is × 100% = 9%t
t
.
. .
81 00010075
1 200 000
×
t t. . . .. .
20 000 000 29 250 000800 000 200 000
++
t
t
. .4 000 00020
t t. . . ..
16 000 000 24 000 000800 000
+
46 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 47
Docentenhandleiding
b De posten die veranderen, zijn:Liquide middelen:€ 350.000 + € 560.000 (4.000 aandelen à € 140) – € 100.000 =€ 810.000.Ongeplaatst aandelenvermogen:€ 1.800.000 – € 400.000 = € 1.400.000.Reserves:€ 503.000 + € 160.000 (4.000 aandelen à € 40) + € 7.000 =€ 670.000.Obligatielening: € 400.000 – € 100.000 = € 300.000.Onverdeelde winst: € 7.000 – € 7.000 = € 0.De balans wordt nu als volgt:
Balans na verwerking van de mutaties
Vaste activa € 600.000 Maatschappelijk aandelen-
Voorraden € 1.300.000 vermogen € 3.000.000
Debiteuren € 450.000 Ongeplaatst aandelen-
Liquide middelen € 810.000 vermogen € 1.400.000
Geplaatst aandelen-
vermogen € 1.600.000
Reserves € 670.000
Obligatielening € 300.000
Crediteuren en belastingen € 490.000
Te betalen tantièmes € 19.000
Te betalen dividend € 81.000
€ 3.160.000 € 3.160.000
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 12
a Lineaire aflossing: = € 6.666,67 per jaar.
b Lasten van interest en eigenwoningforfait in eerste jaar:60% van € 13.000 = € 7.800 of: € 13.000 – € 5.200 = € 7.800.
c Maandlasten eerste jaar: = € 1.205,56.
d Jaarlijkse annuïteit: € 13.000 + € 2.316 = € 15.316 of:€ 932,09 + € 14.383,91 = € 15.316.
e In het laatste jaar is de schuldrest € 6.666,67. Daarover moet nu6 % interest worden betaald.
f De spaarhypotheek: € 13.000 + € 2.342,61 = € 15.342,61 of de annuï-teitenlening van € 15.316.
g De lineaire lening.
h Bij de spaarhypotheek. Het totale belastingvoordeel bedraagt:30 × € 5.200 = € 156.000.
i € 5.200 – € 173,33 = € 5.026,67
j Wanneer de verwachting bestaat dat het inkomen in de toekomst zaldalen, of wanneer er voor andere uitgaven een steeds groter bedragvereist is.
12
t t. . ,7 800 6 666 6712
+
t .200 00030
48 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 49
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 13
1
a Verstrekt (consumptief) afnemerskrediet.
b Ontvangen (consumptief) afnemerskrediet.
2
a Verstrekt (productief) leverancierskrediet.
b Ontvangen (productief) leverancierskrediet.
3
a Ja, want de dealer verleent krediet aan Klaas en Wilma.
b Huurkoop. Het koopbedrag moet in termijnen worden betaald en dedealer blijft eigenaar van de auto totdat de laatste termijn is betaald.
4
Verstrekt productief afnemerskrediet.
5
a Voorbeeld: een oliemaatschappij levert benzine af bij een pompstationen stuurt enkele weken later de rekening.
b Voorbeeld: je betaalt het abonnementsgeld voor de plaatselijkebibliotheek vooruit.
6
a Dispositieruimte = € 40.000 – € 19.254 = € 20.746.
b Door het kredietplafond te verhogen, of door af te lossen.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
7
Door (6 – 1 =) 5 weken eerder te betalen, ontvangt de afnemer 1,5% kor-ting.
De korting op jaarbasis is dan: × 1,5% = 15,6%.
Of: × × 100% = 15,8%
Of: × × 1,5% = 15,8%525
10098 5,
525
1,5,98 5
525
50 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 51
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 14
1
= € 2.550*
€ 7.500––––––––€ 10.050
* Of: = € 2.550
2
Interest in totaal € 5.962,50; per jaar: € 795.
Looptijd: = 7,5 jaar
Of: = € 5.962,50
79.500T = 596.250T = 7,5 jaar
3
2,2% per halfjaar = 4,4% per jaar = 30,8% per zeven jaar.€ 30.738 = 100% + 30,8% = 130,8%
100% = × € 30.738 = € 23.500
Of: K + = € 30.738
K + 0,308K = € 30.7381,308K = € 30.738
K = € 23.500
4
a 7,5% × € 40.000 = € 3.000
b Aflossing per jaar: = € 8.000
Interest tweede jaar: 7,5% × (€ 40.000 – € 8.000) = € 2.400–––––––––€ 10.400
t .40 0005
K × ×4 4 7100
,
100130 8,
t . ,15 000 5 3100
× × T
t
t
. ,5 962 50795
t .7 500 1 34100
× ×
t . ,7 500 4 8 5100
× ×
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
52 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
c Interest eerste jaar: € 3.000Aflossing eerste jaar: € 9.886,59 – € 3.000 = € 6.886,59Interest tweede jaar: 7,5% × (€ 40.000 – € 6.886,59) = € 2.483,51Aflossing tweede jaar: € 9.886,59 – € 2.483,51 = € 7.403,08
d Aflossing eerste jaar: × € 40.000 = € 2.666,67
Aflossing tweede jaar: × € 40.000 = € 5.333,33
Interest tweede jaar: 7,5% (€ 40.000 – € 2.666,67) = € 2.800––––––––––€ 8.133,33
215
115
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 15
1
E8 = € 40.000 × 1,0368 = € 53.080,87
2
De eindwaarde na tien jaar (= 20 halve jaren) wordt:E20 = € 2.000 × 1,01320 = € 2.589,52Vervolgens staat dit bedrag nog vijf jaar uit tegen 3% per jaar, zodat deeindwaarde wordt: € 2.589,52 × 1,035 = € 3.001,96Verkorte manier van berekenen:€ 2.000 × 1,01320 × 1,035 = € 3.001,96
3
Het tegoed na negen kwartalen (31 december 2009) bedraagt:E9 = € 18.000 × 1,019 = € 19.686,33Tegoed na de opname op 1 januari 2010:€ 19.686,33 – € 3.000 = € 16.686,33Dit bedrag staat nog vier kwartalen uit tegen 1% per kwartaal, zodat deeindwaarde wordt: € 16.686,33 × 1,014 = € 17.363,86Hiervan heeft Mieke zelf gestort: € 18.000 – € 3000 = € 15.000.Gekweekte interest: € 17.363,86 – € 15.000 = € 2.363,86
4
Het bedrag van € 125.000 moet zeven jaren terug worden gebracht bijeen interestpercentage van 6,3% per jaar.C7 = € 125.000 × 1,063–7 = € 81.503,67
5
a Omdat Soe Lim geld leent, is voor haar een laag interestpercentagegunstig. Door de rente over rente is 0,5% samengestelde interest permaand meer dan 6% per jaar. Voor haar is dus 6% interest per jaarbetalen het gunstigst.
b Bij samengestelde interest is 1,005 per maand gelijkwaardig aan1,00512 per jaar.1,00512 = 1,06168Het gevraagde interestpercentage is dan afgerond 6,17%.
in Balans • 53
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
54 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
c Bij samengestelde interest is 1,06 per jaar gelijkwaardig aan permaand.
= 1,00487
Het gevraagde interestpercentage is dan afgerond 0,49%.
1,061
12
1,061
12
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 16
1
Op 31 december 2007 is het totaal van de twaalf eindwaarden van€ 1.000:€ 1.000 × (1,0025 + 1,00252 + 1,00253 + … + 1,002511 + 1,002512) =€ 12.196,80
Of als we de formule gebruiken:
E12 = € 1.000 × = € 12.196,80
2
Het tegoed bedraagt op 31 december 2017:€ 2.500 × (1,0354 + 1,0355 + 1,0356 + … + 1,03510 + 1,03511) =€ 25.967,55Bij gebruik van de formule berekenen we eerst de eindwaarde van deacht stortingen per 31 december 2014 (één periode na de laatste stor-ting).
E8 = € 2.500 × = € 23.421,24
Om de eindwaarde van dit bedrag op 31 december 2017 te berekenen,moet dit bedrag nog met samengestelde interest drie jaar verder wordengebracht.€ 23.421,24 × 1,0353 = € 25.967,55
3
Op 1 juli 2010 (de dag van de laatste storting) bedraagt de eindwaardevan de elf stortingen:€ 3.000 × (1 + 1,01 + 1,012 + … + 1,019 + 1,0110) = € 34.700,50
Of: Eindwaarde eerste tien stortingen per 1 juli 2010:
E10 = € 3.000 × = € 31.700,50
Eindwaarde inclusief de laatste (elfde) storting:€ 31.700,50 + € 3.000 = € 34.700,50
1,0 (1,0 ),
1 1 10 01
10× −
1,0 (1,0 ),
35 35 10 035
8× −
1,0 (1,0 ),
025 025 10 0025
12× −
in Balans • 55
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
4
Op 1 januari 2008 is de contante waarde van de negen uitkeringen:€ 7.500 × (1,07–1 + 1,07–2 + 1,07–3 + … + 1,07–8 + 1,07–9) = € 48.864,24
Of bij gebruik van de formule:
C9 = € 7.500 × = € 48.864,24
5
Op 1 januari 2008 (het tijdstip van de eerste € 40.000) bedraagt de con-tante waarde van de vijf vergoedingen:€ 40.000 × (1 + 1,06–1 + 1,06–2 + 1,06–3 + 1,06–4) = € 178.604,22
Of: Contante waarde van de laatste vier vergoedingen per 1 januari 2008:
C4 = € 40.000 × = € 138.604,22
Per 1 januari 2008 bedraagt de contante waarde van alle vijf vergoedin-gen (inclusief de eerste vergoeding op 1 januari 2008):€ 138.604,22 + € 40.000 = € 178.604,22
6
De contante waarde van de studieschulden bedraagt per 1 juli 2007:€ 1.500 × (1,015–3 + 1,015–4 + 1,015–5 + … + 1,015–13 + 1,015–14) =€ 15.881,25
Of: Met de formule berekenen we eerst de contante waarde van de twaalfbedragen per 1 januari 2008 (één periode voor de betaling van het eerstebedrag aan studieschuld).
C12 = € 1.500 × = € 16.361,26
Dit bedrag moet twee kwartalen terug worden gebracht met samenge-stelde interest. Het bedrag dat Kamiel op 1 juli 2007 moet betalen:€ 16.361,26 × 1,015–2 = € 15.881,25
1 0150 015
12− −1,,
1 60 06
4− −1,0,
1 70 07
9− −1,0,
56 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
7
a 4,04% per jaar komt overeen met = 1,02, dus met 2% perhalfjaar.We berekenen de eindwaarde van de € 35.000 per 31 december 2009zonder rekening te houden met de tussentijdse opnames.€ 35.000 × 1,0216 = € 48.047,50(of € 35.000 × 1,04048 = € 48.047,50)Vervolgens bepalen we per 31 december 2009 de eindwaarde van dezes opnames.€ 5.000 × (1,02 + 1,022 + 1,023 + 1,024 + 1,025 + 1,026) = € 32.171,42
Of met behulp van de formule:
E6 = € 5.000 × = € 32.171,42
Per saldo staat er dan nog op de bank:€ 48.047,50 – € 32.171,42 = € 15.876,08
b Per 31 december is het tegoed: € 15.876,08Opnames: 6 × € 5.000 € 30.000
–––––––––––€ 45.876,08
Storting 1 januari 2002 € 35.000–––––––––––
Gekweekte interest € 10.876,08
1,0 (1,0 ),
2 2 10 02
6× −
1,04041
2
in Balans • 57
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 17
1
a × 100 = € 30.000.000
b € 30.000.000 × 1,2 × 0,18 = € 6.480.000
Procentuele groei: × 100% = 44%
c Brutowinst per stuk na prijsverlaging: × 25 = € 8,75
Of:Inkoopprijs 100%Brutowinst 25%
–––––Verkoopprijs 125% = € 43,75 = × € 45,50
Brutowinst per stuk: × € 43,75 = € 8,75
= 20.000 stuks
2
a Tot het productbeleid, het is een deel van het product dat ze aanbiedt.
b Voorbeelden van een juist antwoord:– Als Hairfashion Petra op afspraak knipt, kan ze het personeel beter
inplannen.– Als Hairfashion Petra niet op afspraak knipt, loopt ze het risico dat
de wachttijden voor de klanten te lang worden, waardoor klantenwegblijven.
c Invoeren ‘kinderknippen’ leidt tot een omzetstijging van400 × € 12,50 = € 5.000Invoeren ‘kinderknippen’ leidt tot een daling van deomzet van 600 × € 2,50 = € 1.500
–––––––Door invoering ‘kinderknippen’ stijgt de omzet met € 3.500
t
t
.,
175 0008 75
25125
125130
t ,45 50130
t t
t
. . . .. .
6 480 000 4 500 0004 500 000
−
t . .4 500 00015
58 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 59
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 18
1
a Fabrikantenmerk.
b Voorbeelden van een juist antwoord:– Bij een eigen spaarsysteem kan men extra spaarpunten geven bij
aanschaf van private labels.– Kortingsacties (kassakorting) voeren bij aanschaf van private
labels.– Extra airmiles geven bij aanschaf van private labels.
c Voorbeelden van juiste antwoorden:– Private labels kennen hogere winstmarges.– Met private labels kan men zich beter onderscheiden van andere
supermarkten.– Met private labels probeert men de klanten te binden.
2
a De groeifase, in het artikel wordt gesproken over stevige groeicijfersen lucratieve marges.
b – Introductiefase– Groeifase– Rijpheidsfase (volwassenfase)– Verzadigingsfase (stabilisatiefase)– Eindfase (neergangsfase)
c = € 109.125.000
d € 225.000.000 × 1,1253 = € 320.361.328,10
e Voorbeelden van een juist antwoord:– Havanbe is een te kleine ondernemer om met een eigen merk op
de markt te komen.– Havanbe kan profiteren van de reclame van de producenten van
de A-merken.– Door het voeren van A-merken kan een goede naam verkregen
worden.
t t. . . .225 000 000 6 750 0002
−
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
60 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
f
Leeftijdscategorie Aantal klanten Aantal klanten Aantal te kopen
met koop- VMS-producten
bereidheid per jaar
VMS-producten
0 – 19 jaar 1.800 9 9
20 – 39 jaar 2.400 504 1.008
40 – 64 jaar 2.325 744 2.232
> 64 jaar 975 390 1.950
Totaal 7.500 (1.647) 5.199
g Stars
h Productontwikkeling; het is een voor Herbert nieuw product op eenvoor Herbert bestaande markt.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 61
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 19
1
a Er is sprake van indirecte distributie want Venduur levert niet recht-streeks aan de consument maar maakt gebruik van een tussenper-soon. (Venduur levert de producten uitsluitend aan de detaillisten.)
b Er is sprake van een pullstrategie omdat bij de consumentenbeurzenen jaarmarkten de consument door (de vertegenwoordigers van)Venduur aangespoord worden het product te kopen.
c Voordelen:Voorbeelden van een juist antwoord:– De verkoopkosten per bestelling zullen dalen.– De detaillist kan direct op de hoogte gesteld worden van belangrij-
ke informatie.– Een bestelling is sneller binnen.
Nadelen:Voorbeelden van een juist antwoord:– Er is geen persoonlijk contact meer waardoor de relatie verzakelijkt
(minder binding).– Niet alle detaillisten zullen internetgebruiker zijn.– Venduur is minder goed op de hoogte van wat er onder de detail-
listen leeft.
2
a 0,40 × 0,50 × € 1 miljard = € 200 miljoen
b (Binnen de marktspecialisatie van het algemeen warenhuisassortimentzijn meer dan twee ondernemingen werkzaam.) Wehkamp had in 2006een marktaandeel van 50% en heeft daarmee een marktpositie ommarktleider te zijn.
c Als we ons uitsluitend baseren op de grootste groep potentiële klan-ten dan moet Home Delivery kiezen voor bestand C want bij ditbestand is het percentage (potentiële) postorderklanten het grootst.Als we aannemen dat in bestand D meer vrouwen zitten met ‘eenmaatje meer’ is te verdedigen dat Home Delivery kiest voor bestand Dhoewel het percentage (potentiële) postorderklanten in dit bestandkleiner is dan in bestand C.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
62 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
d Het verschil tussen beide bestanden is dat het eerste bestand de inko-mensklasse tot € 18.000 omvat en de inkomensklasse van € 32.000tot € 44.000 niet.Deze laatste inkomensklasse is kleiner van omvang (16,3% versus16,7%) maar het percentage potentiële postorderklanten is daarente-gen hoger (19,4% versus 15,7%).De groep potentiële postorderklanten is in de inkomensklasse van€ 32.000 tot € 44.000 hoger (19,4% van 16,3%) dan in de inkomens-klasse tot € 18.000 (15,7% van 16,7%).Home Delivery kan het beste bestand 2 kiezen omdat het kleiner vanomvang is, waardoor de verzendkosten van de catalogi lager zullenzijn en de groep potentiële klanten het grootst is. Bovendien is het ge-middeld besteedbaar inkomen in bestand 2 hoger dan in bestand 1.
e Bij informatiebron 1 ontbreken gegevens over de omvang van debestanden.
f Afroomprijsstrategie.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 20
1
a Zender: TWBABoodschap: het tijdschrift Duiken is nu in de winkel te koop voor€ 4,25Medium: onderwaterabriOntvanger: duikers in de Vinkeveense plassen
b – De doelgroep.– De kosten van het medium.– De aard van het product.
c De doelgroep van dit tijdschrift zal voornamelijk uit duikers bestaan.Door het plaatsen van de abri bereikt TWBA duizenden duikers perjaar. Maar op deze manier bereik je alleen duikers in de regio van deVinkeveense plassen, terwijl het geen regionaal tijdschrift is. Je zultdeze abri’s dus in meer duikgebieden in Nederland moeten plaatsen.Nadeel is dat dan de kosten van het medium hoog uitvallen.De onderwaterabri is dus geen juiste keuze.
d Het is individuele reclame van het tijdschrift Duiken.
e Het is themareclame om de merkbekendheid van het tijdschrift Duikente vergroten en om het imago van het tijdschrift te verbeteren.
2
a Voorbeelden van juiste antwoorden:– Materiële producteigenschappen: nummerbord, stevigheid, kleur.– Immateriële producteigenschappen: merk, imago.
b Als de marketingactiviteiten op één (homogene) doelgroep gericht zijn,loopt men het risico dat men te afhankelijk wordt van die doelgroep.
c Voorbeelden van een juist antwoord:– Studenten maken (door de ‘gratis’ openbaarvervoerkaart) veel ge-
bruik van de metro, tram en trein.– Een gratis krant is voor studenten aantrekkelijk.
d Normale aankoopwaarde actiefiets:€ 229 + € 6,50 + € 38,90 + € 29,20 = € 303,60
Kortingspercentage × 100% = 17,67%
e Voorwaarde × 100% = 2,08% → meer dan 2%.57 154 25 89
15 625+ + +
.
t t
t
, ,,
303 60 249 95303 60
−
in Balans • 63
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
64 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
f Voorbeelden van een juist antwoord:– Kronan Holland VOF verkoopt uitsluitend op bestelling. De fietsen
worden enkele weken na bestelling geleverd, dus hoogstwaar-schijnlijk niet uit voorraad.
– De voorraad van Kronan Holland VOF bestaat vooral uit eenshowroomvoorraad.
– Kronan Holland VOF verkoopt ten opzichte van de gemiddeldetweewielerspeciaalzaak een zeer beperkt assortiment.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 21
1
a Kenmerkend voor een handelsonderneming is dat de goederen in (vrij-wel) dezelfde staat (tegen een hogere prijs) worden verkocht als zijworden ingekocht.
b Economische voorraad: de voorraad waarover de onderneming prijs-risico loopt.De economische voorraad is de technische voorraad + ingekochtemaar nog niet ontvangen goederen – verkochte maar nog niet verzon-den goederen.
c Fifo-systeem: men neemt als inkoopwaarde de inkoopprijs van de arti-kelen die het eerst zijn ingekocht.
2
a 1 Omzet 600 × € 12 = € 7.200Inkoopwaarde:500 × € 8,30 = € 4.150100 × € 8,40 = € 840
––––––––€ 4.990––––––––
Brutowinst volgens lifo € 2.210
2 Omzet 600 × € 12 = € 7.200Inkoopwaarde:300 × € 8,40 = € 2.520300 × € 8,30 = € 2.490
––––––––€ 5.010––––––––
Brutowinst volgens fifo € 2.190
3 Verkoopresultaat 600 × (€ 12 – € 10) = € 1.200Voordelig resultaat op inkoopprijs:500 × (€ 8,70 – € 8,30) = € 200
––––––––€ 1.400
Toegestane inkoopkosten:500 × € 1,30 = € 650Werkelijke inkoopkosten € 610
––––––Voordelig verschil op inkoopkosten € 40
––––––––Brutowinst volgens VVP € 1.440
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 65
66 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
b 1 Waarde = 200 artikelen à € 8,40 = € 1.680 (lifo)2 Waarde = 200 artikelen à € 8,30 = € 1.660 (fifo)3 Waarde = 200 artikelen à € 10 = € 2.000 (VVP)
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 22
1
a = € 12.000
b Het gemiddeld geïnvesteerd vermogen is:
= € 74.000
De jaarlijks in te calculeren interest is 6% × € 74.000 = € 4.440.
2
a Jaarlijkse afschrijving = € 48.000
In negen maanden is de afschrijving × € 48.000 = € 36.000.
b De totale afschrijving per 31 december 2008 is:2006 € 36.0002007 € 48.0002008 € 48.000
–––––––––€ 132.000
Balans per 31 december 2008
Aanschafprijs € 192.000
Afschrijving € 132.000
Boekwaarde € 60.000
3
a De afschrijving per jaar is = € 15.000.
Het aantal jaren dat is afgeschreven is = 12.
b Op de inventaris is in drie jaar 30% ( × 100% = 30%) afge-
schreven. De inventaris kan dan nog 7 jaar mee.
c In vier jaar is 40% ( × 100% = 40%) op de transportmidde-
len afgeschreven. De levensduur is dus 10 jaar.
t
t
.
.36 00090 000
t
t
..
5 40018 000
t
t
..
180 00015 000
t .600 00040
912
t .192 0004
t t t. . .127 000 13 000 8 0002
+ +
t t t. . .127 000 13 000 8 00011
+ −
in Balans • 67
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
68 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
d De jaarlijkse afschrijving en interest is:€ 15.000 + € 12.000 = € 27.000. Dit is lager dan de leasetermijn perjaar. Zorgzaam zal niet op het aanbod van de bank ingaan. Een ande-re reden is dat op gebouwen weliswaar wordt afgeschreven, maardeze wel vaak een hogere waarde dan de boekwaarde behouden. Bijverkoop is dan ook een winst mogelijk.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
in Balans • 69
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 23
a Begrote omzet 150.000 × € 1,75 = € 262.500Inkoopwaarde omzet 150.000 × € 1,10 = € 165.000
––––––––––Verwachte brutowinst € 97.500Algemene kosten € 13.000Verkoopkosten 150.000 × € 0,10 € 15.000
––––––––Overheadkosten € 28.000Inkoopkosten € 12.950
––––––––––Begrote bedrijfskosten € 40.950
–––––––––€ 56.550
Begrote interestopbrengst € 1.200–––––––––
Verwachte nettowinst voor 2006 € 57.750
b Gerealiseerde omzet: 165.000 × € 1,65 = € 272.250Inkoopwaarde omzet 165.000 × € 1,16 = € 191.400
––––––––––Gerealiseerde brutowinst € 80.850Algemene kosten € 12.800Verkoopkosten € 17.950
––––––––Overheadkosten € 30.750Inkoopkosten € 13.120
––––––––––Werkelijke bedrijfskosten € 43.870
–––––––––€ 36.980
Interestopbrengst € 1.050–––––––––
Gerealiseerde nettowinst over 2006 € 38.030
c De gerealiseerde nettowinst is € 57.750 – € 38.030 = € 19.720 lagerdan de verwachte nettowinst.
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
d 1 Verschil in brutowinst:€ 97.500 – € 80.850 = € 16.650 lagerDit verschil is ontstaan door:extra omzet van 15.000 × € 1,75 = € 26.250lagere verkoopprijs dan de begroteomzet (€ 0,10 per muisje) =165.000 × € 0,10 = € 16.500
–––––––––€ 9.750 –/–
Er zijn 15.000 muisjes meer ingekocht:15.000 × € 1,10 = € 16.500Per muis is € 0,06 meer betaald:165.000 × € 0,06 = € 9.900
–––––––––€ 26.400–––––––––
Nadelig verschil in brutowinst € 16.650
2 Algemene kosten minder dan verwacht€ 13.000 – € 12.800 € 200Verkoopkosten meer dan verwacht€ 15.000 – € 17.950 € 2.950 –/–Inkoopkosten meer dan verwacht€ 12.950 – € 13.120 € 170 –/–
–––––––––Bedrijfskosten meer dan verwacht€ 43.870 – € 40.950 € 2.920
3 Interestopbrengsten minder dan verwacht:€ 1.200 – € 1.050 = € 150
In totaal is het verschil in nettowinst:Brutowinst € 16.650 –/–Bedrijfskosten € 2.920 –/–Interest € 150 –/–
–––––––––€ 19.720 –/–
70 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 24
a Vaste verrekenprijs € 7,50 + 60% van € 7,50 = € 12Opslag voor overheadkosten 30% van € 12 = € 3,60
––––––––Kostprijs € 15,60Nettowinst 20% van € 15,60 = € 3,12
––––––––Verkoopprijs exclusief omzetbelasting € 18,72Omzetbelasting 19% van € 18,72 = € 3,56
––––––––Verkoopprijs inclusief omzetbelasting € 22,28
b De voorcalculatorische nettowinst is het verschil tussen de verkoop-prijs exclusief omzetbelasting en de kostprijs:800 × (€ 18,72 – € 15,60) = € 2.496.of: 800 × de opslag voor nettowinst = 800 × € 3,12 = € 2.496.
c Omzet 800 × € 18,72 € 14.976Kostprijs van de omzet 800 × € 15,60 € 12.480
––––––––– –Gerealiseerd verkoopresultaat € 2.496
d De inkoopprijs is € 7,70 per stuk Gerekend was op € 7,50 per stuk.Dat is nadelig per auto € 0,20 en in totaal 800 × € 0,20 = € 160.Per modelauto mag 60% van € 7,50 = € 4,50 inkoopkosten wordengemaakt.Voor de hele partij is dat 800 × € 4,50 = € 3.600.De werkelijke inkoopkosten zijn € 3.200, zodat hier een voordeel isgerealiseerd van € 400.Resultaat op inkopen = € 160 nadelig + € 400 voordelig = € 240 voor-delig.In de kostprijs is voor overheadkosten € 3,60 opgenomen. Voor dehele partij is dat 800 × € 3,60 = € 2.880.De werkelijke overheadkosten zijn € 3.100, zodat er een nadelig resul-taat is van € 220.Gerealiseerd budgetresultaat = € 240 voordelig + € 220 nadelig =€ 20 voordelig.
e Gerealiseerd verkoopresultaat € 2.496Gerealiseerd budgetresultaat € 20 voordelig
––––––––Gerealiseerde nettowinst € 2.516
in Balans • 71
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
f Controleberekening:Omzet 800 × € 18,72 = € 14.976Inkoop 800 × € 7,70 = € 6.160
–––––––––€ 8.816
Werkelijke inkoopkosten en overheadkosten:€ 3.200 + € 3.100 = € 6.300
––––––––Gerealiseerde nettowinst € 2.516
g In november kopen veel mensen cadeaus. Een modelauto is een veel-gekocht cadeau, zodat te verwachten is dat het in november ‘drukker’is dan anders, in november worden meer modelauto’s verkocht.
h De verkoopprijs exclusief omzetbelasting is
€ 19,95 × = € 16,76.
i De nettowinst per stuk is bij een verkoopprijs van € 16,76:€ 16,76 – € 15,60 = € 1,16.Het verwachte verkoopresultaat is 2.500 × € 1,16 = € 2.900.
j Het verwachte budgetresultaat is € 750 nadelig.De voorcalculatorische nettowinst is € 2.900 – € 750 = € 2.150.
100119
72 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
Hoofdstuk 25
1
200.000 × € 10 = 200.000v + € 1.350.000€ 650.000 = 200.000v dus v = € 3,25
2
a TO – TK = – € 15.00050.000 × € 12 – TK = – € 15.000
€ 600.000 – TK = – € 15.000 dus TK = € 615.000
b TO – TK = € 90.00080.000 × € 12 – TK = € 90.000
€ 960.000 – TK = € 90.000 dus TK = € 870.000
c q = 80.000 → TK = € 870.000q = 50.000 → TK = € 615.000
–––––– –––––––––30.000 € 255.000
Variabele kosten per stuk: = € 8,50
d q = 80.000 → TK = € 870.000Variabele kosten: 80.000 × € 8,50 = € 680.000
––––––––––Constante kosten per maand € 190.000
e Break-evenafzet: = 54.286 stuks.
3
a Verwachte omzet 60.000 × € 19,95 = € 1.197.000Inkoopwaarde van de omzet 60.000 × € 11,50 = € 690.000
–––––––––––Brutowinst € 507.000Variabele kosten € 252.000
–––––––––––Dekkingsbijdrage € 255.000Constante kosten € 135.000
–––––––––––Verwachte nettowinst € 120.000
t
t t
t
t
.,
.,
190 00012 8 50
190 0003 50−
=
t ..
255 00030 000
in Balans • 73
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
b Variabele kosten per stuk: = € 4,20
Break-evenafzet:
= 31.765 artikelen.
c = 55.295 artikelen.
d
e 31.765 × € 19,95 = € 633.711,75
f Dekkingsbijdrage: 60.000 (p – € 11,50 – € 4,20) = € …Constante kosten € 135.000
––––––––––Nettowinst € 168.000Dus: 60.000 (p – € 15,70) = € 303.000
p – € 15,70 = € 5,05p = € 15,70 + € 5,05 = € 20,75
g Variabele kosten per stuk worden: € 4,20 × 1,1 = € 4,62Constante kosten worden: € 135.000 × 1,05 = € 141.750Break-evenafzet:
= 34.323 artikelen.t
t t t
t
t
.1, , ,
.141 7502 25 12 50 4 62
141 750− −
=44 13,
t t
t
. .,
135 000 100 0004 25+
t
t t t
t
t
., 1,5 ,
.135 00019 95 1 0 4 20
135 000− −
=44 25,
t ..
252 00060 000
74 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
8U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 1
2 4 6 8 10
1
2
3
4
5Constante kostenDekkingsbijdragex € 100.000
Constante kosten (= € 135.000)
Afzet x 10.000 stuks1 3 5 7 9
Dekkingsbijd
rage
9Uitwerkingen
proefwerktrainingen deel 2
Hoofdstuk 26
1
a Standaardgrondstofkosten 900 × 2 × € 8,50 = € 15.300Werkelijke grondstofkosten € 15.486
–––––––––Nadelig resultaat € 186
b Efficiencyresultaat:sh × sp = (2 × 900) × € 8,50 = 1.800 × € 8,50wh × sp = 1.780 × € 8,50
–––––––––––––20 × € 8,50 = € 170 voordelig
Prijsresultaat:sp × wh = € 8,50 × 1.780 = € 15.130wp × wh = € 15.486
–––––––––€ 356 nadelig
2
a Afschrijvingskosten: = € 350.000
Interestkosten: 6% van € 1.400.000 = € 84.000Complementaire kosten € 106.000
––––––––––Totale vaste machinekosten € 540.000
Normaal aantal machine-uren = 36.000
Machine-uurtarief + € 30 = € 45t 540 000
36 000.
.
120 000 30100
. ×
t 2 800 0008
. .
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 75
Docentenhandleiding
b Grondstofkosten 60 kg à € 4,40 = € 264Loonkosten 80 uur à € 17 = € 1.360Machinekosten 30 uur à € 45 = € 1.350
–––––––––€ 2.974
Fabricagekostprijs = € 29,74
c Normaal aantal machine-uren 36.000Verwacht aantal machine-uren 33.600
–––––––Onderbezetting in uren 2.400
Nadelig verwacht bezettingsresultaat 2.400 × € 15 = € 36.000
3
De constante kosten mogen 50.000 × (€ 18 – € 10,50) = € 375.000 perjaar zijn. De constante kosten per jaar bestaan uit:
– afschrijvingskosten = 0,2 A
– interestkosten 6% × A = 0,03 A
– overige constante kosten = € 120.000––––––––––€ 375.000
0,23 A + € 120.000 = € 375.0000,23 A = € 255.000
A = € 1.108.695,65
Conclusie: De Graaf nv schaft de machine van € 1.100.000 aan.
12
A5
t 2 974100
.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
76 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 27
1
a + = € 35 + € 65 = € 100
b + € 68,25 = € 36,75 + € 68,25 = € 105
c × € 105 = € 300
d 195.000 × € 195 = € 38.025.000
e – 5.000 × € 36,75 = – € 183.750––––––––––––
f € 37.841.250
2
a + = € 7,50 + € 9 = € 16,50
b + = € 2 + € 5 = € 7––––––––
Commerciële kostprijs € 23,50
c 170.000 × =
170.000 × € 6,50 = € 1.105.000
d – 30.000 × € 7,50 = € 225.000 negatief
e – 30.000 × € 2 = € 60.000 negatief
100119
35 70 23 50× −
t t , ,
t 850 000170 000
..
t 400 000200 000
..
t 1 530 000170 000
. ..
t 1 500 000200 000
. ..
10035
t 7 350 000200 000
. ..
t 12 350 000190 000
. ..
t 7 000 000200 000
. ..
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 77
Docentenhandleiding
f Eerste manierBedrijfsresultaat = € 1.105.000 – € 225.000 – € 60.000 = € 820.000
Tweede manierOmzet = 170.000 × € 30 = € 5.100.000Kosten:variabele fabricagekosten € 1.530.000variabele verkoopkosten € 850.000constante fabricagekosten € 1.500.000constante verkoopkosten € 400.000
––––––––––––€ 4.280.000––––––––––––
Bedrijfsresultaat € 820.000
g omzet = totale kosten30x = (9x + 5x) + (€ 1.500.000 + € 400.000)30x = 14x + € 1.900.00016x = € 1.900.000
x = 118.750 eenheden
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
78 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 28
a Materiaal 1 kg à € 5 = € 5Loon 1,25 uur à € 25 = € 31,25Variabele indirecte kosten 0,5 uur à € 5 = € 2,50Vaste fabricagekosten 0,5 uur à € 25 = € 12,50
––––––––Standaardfabricagekostprijs € 51,25
b Standaardfabricagekostprijs € 51,25Verkoopkosten 10% van € 75 = € 7,50
––––––––Standaard commerciële kostprijs € 58,75
c Nacalculatorisch kostenbudget: 40.000 × € 58,75 = € 2.350.000
d Gerealiseerd budgetresultaat:€ 2.425.250 – € 2.350.000 = € 75.250 negatief
e 1 Efficiencyresultaten:– materiaal: (40.000 – 38.000) × € 5 = € 10.000– loon: (50.000 – 51.000) × € 25 = –/– € 25.000
–––––––––Totaal –/– € 15.000
2 Prijsresultaten:– materiaal: 38.000 × (€ 5 – € 4,50) = € 19.000– loon: 51.000 × (€ 25 – € 24) = € 51.000– variabele indirecte fabricagekosten:
20.000 × € 5 – € 110.250 = –/– € 10.250– vaste indirecte fabricagekosten:
25.000 × € 25 – € 640.000 = –/– € 15.000– verkoopkosten:
10% × 40.000 × € 75 – € 280.000 = € 20.000–––––––––
Totaal € 64.750
3 Gerealiseerd bezettingsresultaat:(20.000 – 25.000) × € 25 = € 125.000 nadelig.
Controle: uitkomst d = som van e1, e2 en e3.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 79
Docentenhandleiding
f Gerealiseerd verkoopresultaat:40.000 × (€ 75 – € 58,75) = € 650.000Gerealiseerd budgetresultaat € 75.250
––––––––––––Gerealiseerd bedrijfsresultaat € 574.750
Controle:Werkelijke omzet: 40.000 × € 75 = € 3.000.000Werkelijke kosten € 2.425.250
––––––––––––Gerealiseerd bedrijfsresultaat € 574.750
g Budget is 11.000 × € y = € …Werkelijke kosten € 1.027.450
––––––––––––Budgetresultaat € 17.550
Budget: € 1.027.450 + € 17.550 = € 1.045.000
Standaardfabricagekostprijs: = € 95t 1 045 000
11 000. .
.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
80 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 29
1
a Opslag grondstof × 100% = 20%
Opslag directe lonen × 100% = 30%
Opslag totale directe kosten × 100% = 5%
b Nee, want de dekking bedraagt:20% van € 55.000 = € 11.00030% van € 85.000 = € 25.5005% van € 140.000 = € 7.000
–––––––––€ 43.500
Werkelijke kosten € 48.980–––––––––
Het tekort is € 5.480
c Grondstof: de grondstofkosten worden € 250 + 10% = € 275.De indirecte kosten samenhangend met de grondstofkosten worden€ 50 + 20% = € 60.
Opslagpercentage: × 100% = 21,82%
Op dezelfde wijze vinden we als opslagpercentage op de directe
lonen: × 100% = 34,29% en als opslagpercentage op de
totale directe kosten × 100% = 5,61%.t
t
39695
t
t
144420
t
t
60275
t
t
32 50650
,
t
t
120400
t
t
50250
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 81
Docentenhandleiding
d De kostprijs wordt:Grondstof € 275Lonen € 420
–––––––––€ 695
Opslag grondstof 21,82% van € 275 = € 60,01Opslag lonen 34,29% van € 420 = € 144,02Opslag totaal 5,61% van € 695 = € 38,99
–––––––––€ 243,02–––––––––€ 938,02
2
Grondstofkosten € 150Directe loonkosten 100%Opslag indirecte kosten 120%
–––––––––––––––Kostprijs € 150 + 220% = € 678,57
220% = € 528,57
Directe loonkosten 100% = × € 528,57 = € 240,26
Maximale manuurtarief = = € 16,02
3
a Standaardkosten:– materiaal € 1.600.000– directe loonkosten € 1.400.000
––––––––––––€ 3.000.000
– indirecte kosten:40% × € 1.600.000 = € 640.00060% × € 1.400.000 = € 840.00010% × € 3.000.000 = € 300.000
––––––––––––€ 1.780.000––––––––––––€ 4.780.000
Gerealiseerde winstopslag:
× 100% = 31,9%t t
t
6 305 000 4 780 0004 780 000
. . . .. .
−
t 240 2615
,
110220
100140
950×
t
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
82 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
b € 6.305.000 – € 4.780.000 = € 1.525.000
c Materiaalkosten:€ 1.600.000 – € 1.570.000 = + € 30.000Directe loonkosten:€ 1.400.000 – € 1.450.000 = – € 50.000Indirecte kosten: € 1.780.000(= € 640.000 + € 840.000 +€ 300.000) – € 1.800.000 = – € 20.000
–––––––––Gerealiseerd budgetresultaat – € 40.000
––––––––––––
d Nacalculatorisch bedrijfsresultaat € 1.485.000
Of: werkelijke omzet = € 6.305.000Werkelijke kosten:€ 1.570.000 + € 1.450.000 + € 1.800.000 = € 4.820.000
––––––––––––€ 1.485.000
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 83
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 30
1
a Per 1 november 2008 wordt aan huur vooruitontvangen:400 × 3 × € 650 = € 780.000.
b Per 1 december wordt achteraf ontvangen:125 × 3 × € 720 = € 270.000.
c Huuropbrengst:400 × € 650 € 260.000125 × € 720 € 90.000
–––––––––€ 350.000
d Interestkosten: = € 240.000
= € 105.000
–––––––––Totaal € 345.000
e Subsidie = = € 50.000
f Belastingen = = € 40.000
g Huuropbrengst € 350.000Subsidies € 50.000
–––––––––€ 400.000
Interestkosten € 345.000Belastingen € 40.000Overige kosten € 28.000
–––––––––€ 413.000–––––––––
Verlies (negatief resultaat) € 13.000
h Vooruitontvangen is alleen de huur over januari 2009:400 × € 650 = € 260.000.
i Nog te ontvangen is alleen de huur over december 2008:125 × € 720 = € 90.000.
t 480 00012
.
t 600 00012
.
t 18 000 000 7 1100 12
. . × ××
t 36 000 000 8 1100 12
. . × ××
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
84 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
j Vooruitontvangen bedragen staan credit op de balans (ze vormen eenschuld of een verplichting).Nog te ontvangen bedragen staan debet op de balans (ze vormen eenbezit).
k Op 31 december is vooruitbetaald de interest van januari t/m maart2009 van de 7% lening: 3 × € 105.000 = € 315.000.
l Op 31 december moet de interest van augustus t/m december van de8% lening nog betaald worden: 5 × € 240.000 = € 1.200.000.
2
a Bij de liquiditeitsbegroting gaat het uitsluitend om de ontvangsten ende uitgaven.
OntvangstenDebiteuren 70% van € 560.000 € 392.000
30% van € 324.000 € 97.200Contante verkopen € 18.600
–––––––––€ 507.800
UitgavenCrediteuren € 158.000Balanssaldo 50% van € 230.000 € 115.000Lonen € 38.000Overige kosten € 14.400
–––––––––€ 325.400–––––––––
Verwachte toename liquide middelen € 182.400
b Bij de winst-en-verliesrekening stellen we de omzet tegenover allekosten.Omzet: € 324.000 + € 18.600 € 342.600Inkoopwaarde omzet € 270.000Verlies op voorraad € 2.000Loonkosten € 38.000Interestkosten € 3.000Afschrijvingskosten € 15.800Overige kosten € 14.400
–––––––––€ 343.200–––––––––
Verwacht verlies € 600
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 85
Docentenhandleiding
c Van de posten die veranderen geven we een korte toelichting (uitslui-tend de bedragen).Vaste activa: € 2.136.000 – € 15.800 = € 2.120.200.Voorraden:€ 360.000 + € 230.000 – € 270.000 – € 2.000 = € 318.000.Debiteuren:€ 560.000 + € 324.000 – € 392.000 – € 97.200 = € 394.800.Bank: € 84.800 + € 392.000 + € 97.200 – € 158.000 – € 115.000 –€ 38.000 – € 14.400 + € 25.000 = € 273.600.Kas: € 9.200 + € 18.600 – € 25.000 = € 2.800.Te betalen interest: € 30.000 + € 3.000 = € 33.000.Crediteuren:€ 158.000 + € 230.000 – € 158.000 – € 115.000 = € 115.000.Winstsaldo: € 162.000 – € 600 (zie b) = € 161.400.
Balans per 30 november
Vaste activa € 2.120.200 Aandelenvermogen € 1.400.000
Voorraden € 318.000 Reserves € 800.000
Debiteuren € 394.800 Winstsaldo € 161.400
Bank € 273.600 6% Hypothecaire lening € 600.000
Kas € 2.800 Te betalen interest € 33.000
Crediteuren € 115.000
€ 3.109.400 € 3.109.400
d Banksaldo 30 november € 273.600Kas 30 november € 2.800
–––––––––€ 276.400
Banksaldo 31 oktober € 84.800Kas 31 oktober € 9.200
–––––––––€ 94.000–––––––––
Toename (zie liquiditeitsbegroting) € 182.4009
Uitw
erkingen proefwerktrainingen deel 2
86 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 31
a Vaste activa:– Winkel € 350.000– Inventaris € 150.000Vlottende activa: Voorraad € 45.000 *Liquide middelen: Kas € 2.000
––––––––––€ 547.000
* Omzet per jaar is € 450.000.Inkoopwaarde van de omzet = 60% × € 450.000 = € 270.000.Inkoopwaarde van de omzet per maand = € 22.500.Voorraad 1 januari 2009: 2 × € 22.500 = € 45.000.
b Financieringsbehoefte € 547.000Beschikbaar:Eigen vermogen € 200.000Vreemd lang vermogen:– Hypothecaire lening € 240.000– Onderhandse lening € 50.000
Vreemd kort vermogen:– Leverancierskrediet € 45.000
–––––––––€ 535.000–––––––––
Benodigd rekening-courantkrediet € 12.000
c
Openingsbalans per 1 januari 2009
Winkel € 350.000 Eigen vermogen € 200.000
Inventaris € 150.000 Hypothecaire lening € 240.000
Voorraad € 45.000 Onderhandse lening € 50.000
Kas € 2.000 Crediteuren € 45.000
Bank € 12.000
€ 547.000 € 547.000
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 87
Docentenhandleiding
d Ontvangsten:Contante verkopen: 90% × € 450.000 = € 405.000Van debiteuren: × 10% × € 450.000 = € 41.250
–––––––––€ 446.250
Uitgaven:Aan crediteuren: × 60% × € 450.000 = € 236.250Aflossing hypothecaire lening € 12.000Rente hypothecaire lening:4,5% × € 240.000 = € 10.800Aflossing onderhandse lening: 2 × € 5.000 = € 10.000Rente onderhandse lening:
× 6% × € 50.000 + × 6% × € 45.000 = € 2.850Rente rekening-courantkrediet € 800Overige exploitatie-uitgaven € 35.000Privé-uitgaven € 30.000
–––––––––€ 382.700–––––––––
Netto-ontvangsten € 63.550
e Omzet € 450.000Inkoopwaarde: 60% × € 450.000 = € 270.000
–––––––––Brutowinst € 180.000Afschrijvingskosten winkel € 14.000Afschrijvingskosten inventaris € 15.000Rente hypothecaire lening € 10.800Rente onderhandse lening € 2.850Rente rekening-courantkrediet € 800Overige exploitatiekosten € 35.000
–––––––––€ 78.450–––––––––
Verwachte winst 2009 € 101.550
12
12
10 512
,
1112
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
88 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
f
Begrote balans per 31 december 2009
Winkel € 336.000 Eigen vermogen € 170.000
Inventaris € 135.000 Winst 2009 3) € 101.550
Voorraad € 45.000 Hypothecaire lening € 228.000
Debiteuren 1) € 3.750 Onderhandse lening € 40.000
Bank 2) € 51.550 Crediteuren 4) € 33.750
Kas € 2.000
€ 573.300 € 573.300
Toelichting1) € 3.750 = × 10% × € 450.0002) € 51.550 = € 63.550 (zie d) – € 12.0003) Het is ook mogelijk de winst over 2009 toe te voegen aan het eigen
vermogen.4) € 33.750 = × 60% × € 450.000
1512,
112
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 89
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 32
1
a We nemen als uitgangspunt de staat van baten en lasten over 2007 enleiden daaruit de bedragen af voor het jaar 2008.De donaties waren € 12.620Toename 500 × € 20 € 10.000Af: 20 donateurs à € 20 –/– € 400
–––––––––€ 22.220
Giften: € 5.000 + € 2.000 = € 7.000Interest kapitaal: € 1.000Sponsoring: € 7.260 + 10% daarvan = € 7.986Entreegelden: € 2.040 – € 500 = € 1.540Kantineopbrengst: € 9.420 + 50% = € 14.130Actiekosten: € 4.000Interest lening reigershome: 6% van € 20.000 = € 1.200Huur: 3 × € 940 + 9 × € 1.000 = € 11.820Onderhoudskosten: € 11.400 + 3% = € 11.742Kantinekosten: € 4.370 + 50% = € 6.555Kostenvergoedingen: € 10.000
De begrote staat van baten en lasten voor het jaar 2008 wordt nu alsvolgt:
Begrote staat van baten en lasten voor 2008
Donaties € 22.220 Huur € 11.820
Giften € 7.000 Interest lening € 1.200
Interest kapitaal € 1.000 Onderhoudskosten € 11.742
Sponsoring € 7.986 Kantinekosten € 6.555
Entreegelden € 1.540 Kostenvergoedingen € 10.000
Kantineopbrengst € 14.130 Actiekosten € 4.000
Overschot € 8.559
€ 53.876 € 53.876
b Gezien de interestopbrengst van € 1.000 beschikt de stichting overeen kapitaal van zo’n € 20.000 (naarmate het percentage hoger is, ishet kapitaal kleiner). De stichting had de investering, geheel of vooreen belangrijk deel, kunnen financieren met behulp van dit kapitaal. Indat geval zou de stichting niet meer beschikken over een ‘reservepot-je’.Op korte termijn zijn er geen problemen te verwachten; het begroteoverschot in 2008 is € 8.559. In 2009 loopt echter het contract met desponsor af en als de sponsor dit contract niet verlengt, kunnen er pro-blemen ontstaan.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
90 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Conclusie: op het eerste gezicht lijkt het bouwen van het reigers-home redelijk verantwoord, maar op langere termijn kunnen er pro-blemen ontstaan als de sponsor het contract niet verlengt. In datgeval zou de investering in het reigershome financieel niet verant-woord zijn geweest (ervan uitgaande dat de overige omstandighe-den gelijk blijven).
2
a – De penningmeester baseert zijn voorstel op een staat van ontvang-sten en uitgaven. Een dergelijke staat geeft aan of de liquide mid-delen in een bepaalde periode toenemen of afnemen, maar zegtniets over het resultaat van de vereniging. Om de winst of het ver-lies te bepalen is een staat van baten en lasten nodig.
– Daarnaast is het niet reëel de oplossing van het probleem bij slechtséén inkomstenpost te zoeken.
– Bovendien is het niet ondenkbaar dat door een contributieverho-ging van 20% een aantal leden hun lidmaatschap opzegt.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 91
Docentenhandleiding
b Staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaarBaten:Contributies: € 29.375 + € 350 € 29.725Subsidies € 10.000Winst kantine € 4.600Entreegelden € 525Sponsorbijdragen: € 3.000 + € 1.000 € 4.000Giften € 750Diversen € 250
––––––––€ 49.850
Lasten:Huur van de velden: € 9.500 + € 500 € 10.000Salaris van de beheerder van de kantine € 7.500Salaris trainers € 6.250Afschrijvingskosten keuken: 10% × € 19.500 € 1.950Aanschaf verbruiksmateriaal/ballen € 2.225Energie en water € 1.620Bestuurskosten € 775Onderhoudskosten velden en
schoonmaakkosten kleedkamers € 1.250Waskosten sportkleding: € 1.100 – € 500 € 600
Verzekeringspremie: € 690
Diversen € 150––––––––
€ 33.010––––––––
Voordelig resultaat (winst) € 16.840
t 1 3802.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
92 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 33
1
De spreadsheet kan er als volgt uitzien:
In formuleweergave:
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 93
Docentenhandleiding
2
De spreadsheet kan er als volgt uitzien:
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
94 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
In formuleweergave:
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 95
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 34
1
a = € 4.000; de levensduur is:
= 20 jaar
b De spreadsheet kan er als volgt uitzien:
t
t
80 0004 000
..
t t 200 000 120 000. .−levensduur
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
96 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
In formuleweergave:
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 97
Docentenhandleiding
2
a/bDe spreadsheet kan er als volgt uitzien:
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
98 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
c/dDe spreadsheet kan er als volgt uitzien:
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 99
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 35
1
Naarmate een manager hoger in de rangorde staat, heeft hij meer soor-ten informatie nodig, maar de hoeveelheid informatie per soort is kleiner.De uitspraak is niet volledig.
2
We spreken van een functionele indeling als direct onder de top van deorganisatie de taken en personen gegroepeerd zijn naar functie.
3
a André Maas
b Het organisatorisch niveau komt niet voor; onder de eigenaar staatdirect het uitvoerende personeel.
c Staffunctie.
d – Gegevens over de concurrenten.– Gegevens met betrekking tot de inkoopprijzen en leveranciers.
e – Gegevens over de werking van de apparatuur.– Gegevens over de prijzen.– Gegevens over de geaccepteerde betaalmiddelen.
f Het organigram ziet er als volgt uit:
4
De organisatiestructuur in een industriële onderneming is ingewikkelderomdat er vanwege het productieproces meer afdelingen voorkomen danbij een handelsonderneming.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
100 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Kassa
Boekhouding
Schoonmaak
Directeur
Magazijn
5
– R&D– productie– bedrijfsbureau– kwaliteitscontrole
6
– De programma’s zijn ondoorzichtig.– Er ontstaat een afhankelijkheid van derden.– De kwetsbaarheid neemt toe.
7
– Het voorkomt veelvoorkomend dubbel werk.– Door de snelheid van verwerken kan de informatievoorziening sterk
verbeteren.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 101
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 36
a/b/cDe spreadsheet kan er als volgt uitzien:
In formuleweergave:
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
102 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 37
De spreadsheet kan er als volgt uitzien:
In formuleweergave:
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 103
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 38
1
Bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel (of rechtstreeksaanvragen bij de betreffende onderneming).
2
– accountantsverklaring– statutaire regeling voor de winst– gebeurtenissen na de balansdatum met belangrijke financiële gevol-
gen
3
a OntvangstenContributies € 26.400Sponsor € 10.000Gemeente € 2.000
––––––––€ 38.400
UitgavenHuur sportveld € 20.200Materialen € 2.800Salarissen € 10.400Algemene kosten € 1.400Reiskosten teams € 2.200Kosten bestuur € 1.100Aanschaf inventaris € 3.600
––––––––€ 41.700––––––––
Tekort € 3.300
b Er is een nadelig kassaldo van € 3.300.
c Liquide middelen 1 januari 2008 € 2.700Verwacht tekort 2008 –/– € 3.300
––––––––Verwacht tekort aan liquide middelenper 31 december 2008 –/– € 600
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
104 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
4
Staat van baten en lasten over het seizoen 2008/2009
Contributies € 24.450 Materialen € 4.300
Reclameopbrengst € 3.800 Zaalhuur € 17.000
Interest € 600 Bestuurskosten € 1.800
Sponsors € 11.000 Salaris trainers € 6.200
Subsidies € 1.000 Contributie bond € 6.000
Donaties € 300 Advertenties € 1.300
Nadelig saldo € 1.750 Clubblad € 3.200
Reiskosten teams € 3.100
€ 42.900 € 42.900
5
a Het saldo op de staat van baten en lasten is een winst of een verlies.
b Een saldo op de jaarrekening is een overschot of tekort van de liquidemiddelen.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 105
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 39
1
– Immateriële vaste activa. Voorbeelden: kosten van onderzoek en ont-wikkeling, goodwill, concessies, vergunningen.
– Materiële vaste activa. Voorbeelden: terreinen, gebouwen,(vracht)auto’s, machines.
– Financiële vaste activa. Voorbeelden: deelnemingen in en vorderingenop groepsmaatschappijen.
2
a De balanswaarde van het eigen vermogen is € 395.000 – € 210.000 =€ 185.000. Pieter betaalt € 220.000 – € 185.000 = € 35.000 goodwill.
b Vanwege een al bestaande klantenkring of een goede naam.
c = € 7.000
d Als je de goodwill niet aan derden hebt betaald.
3
Deelnemingen Effecten
Doel Het verkrijgen van een Het verkrijgen van een
langdurige invloed op het vergoeding voor tijdelijk
beleid van de onderneming. overtollige kasmiddelen.
Worden gerekend tot de financiële vaste activa. de vlottende activa, tenzij:
– langer dan een jaar in bezit,
dan financiële vaste activa.
– snel en zonder koersverlies
te verkopen, dan liquide
middelen.
Soort Aandelen (vaak een Aandelen en obligaties
flink belang) (ook kleinere hoeveelheden)
4
Het pand heeft een waarde van € 375.000, zodat we deze nieuwe waar-de op de balans zetten. Omdat hierdoor de debetkant van de balans met€ 35.000 toeneemt, moet ook de creditkant van de balans met datbedrag verhoogd worden.Op de rekening Herwaarderingsreserve komt te staan:€ 30.000 + € 35.000 = € 65.000.
t 35 0005.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
106 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
De gedeeltelijke balans ziet er nu als volgt uit:
Balans per 28 februari 2008 van Tommy bv
Gebouw € 375.000 Aandelenvermogen € 120.000
Herwaarderingsreserve € 65.000
5
Directe kosten:– grondstoffen: € 85– directe lonen: € 120– overige direct toe te rekenen kosten: € 15
Indirecte kosten:
– afschrijvingskosten per product: = € 12
– kosten onderzoek en ontwikkeling: = € 8
Toe te rekenen interest: = € 16
–––––––De vervaardigingsprijs per product Jover is € 256
6
a De historische aanschafprijs van de 2.000 onderdelen RG is € 2,50,terwijl de marktprijs € 2,60 bedraagt. Dit deel van de voorraad waar-deert Raggel bv tegen de laagste van de twee prijzen, dus tegen€ 2,50.De historische aanschafprijs van de 1.800 onderdelen RG is € 2,80met een marktprijs van € 2,60. Ook nu kiest Raggel bv voor de laag-ste van de twee prijzen, dus € 2,60.De waarde van de voorraad onderdelen RG bedraagt:– 2.000 onderdelen RG à € 2,50 € 5.000– 1.800 onderdelen RG à € 2,60 € 4.680
––––––––Totaal € 9.680
b De vervaardigingsprijs van het product RG-15 is € 16, terwijl de markt-prijs € 9 bedraagt. Waardering van de voorraad gereed product vindtplaats tegen de laagste van de twee prijzen, dus tegen € 9.De waarde van de voorraad RG-15 is 1.000 à € 9 = € 9.000.
t 80 0005 000
..
t 160 00020 000
..
t t 260 000 20 00020 000
. ..−
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 107
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 40
1
Het maatschappelijk aandelenkapitaal neemt met € 200.000 toe tot€ 700.000. Nadat voor een bedrag van nominaal € 100.000 aandelen zijngeplaatst, is hiervan € 100.000 nog in portefeuille, zodat het geplaatsteaandelenkapitaal € 600.000 bedraagt.
In totaal worden = 4.000 aandelen geplaatst, waarvan de
opbrengst 4.000 × € 29 = € 116.000 is.De Agioreserve neemt toe met 4.000 × (€ 29 – € 25) = € 16.000.De schuld aan de Rabobank daalt van € 120.000 tot € 120.000 –€ 116.000 = € 4.000.Aan de creditkant van de balans komt te staan:
Gedeeltelijke balans
Maatschappelijk aandelen- € 700.000
kapitaal
Aandelen in portefeuille € 100.000
–––––––––––
Geplaatst aandelenkapitaal € 600.000
Agioreserve € 76.000
Rabobank € 4.000
2
a Afschrijving per jaar = € 19.000.
In drie jaar is afgeschreven: 3 × € 19.000 = € 57.000.De boekwaarde is € 95.000 – € 57.000 = € 38.000.
Balans per 31 december 2008 voor herwaardering
Machines € 38.000
b De afschrijving is nu = € 27.000 per jaar.
In drie jaar dus: 3 × € 27.000 = € 81.000.De herwaarderingsreserve wordt gevormd door het verschil tussen deboekwaarde op basis van de actuele prijs (€ 135.000 – € 81.000 =€ 54.000) minus de boekwaarde op basis van de werkelijke aanschaf-prijs (€ 38.000) = € 16.000.
t 135 0005
.
t 95 0005.
t
t
100 00025.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
108 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Balans per 31 december 2008 na herwaardering
Machines € 54.000 Herwaarderingsreserve € 16.000
3
a Converteerbare obligaties worden uitgegeven als de ondernemingeigenlijk behoefte heeft aan aandelenkapitaal, maar omdat de aande-lenmarkt op het moment dat het vermogen nodig is, niet geschikt isom aandelen te plaatsen (bijvoorbeeld omdat de nv een aantal slech-te jaren achter zich heeft), geeft de onderneming converteerbare obli-gaties uit.
b – Lagere interestvoet dan bij gewone obligaties.– Bij converteerbare obligaties wordt meestal een hogere koers voor
de aandelen verkregen dan bij een rechtstreekse emissie van aan-delen mogelijk zou zijn geweest.
c Overlopende passiva of transitoria.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 109
Docentenhandleiding
d Vaste activaImmateriële activaGoodwill € 25.000Vergunningen € 14.000
––––––––––––€ 39.000
Materiële activaGebouwen € 6.500.000Machines € 9.848.000Inventarissen € 704.000
––––––––––––€ 17.052.000
Financiële activaDeelnemingen € 10.350.000
––––––––––––€ 27.441.000
Vlottende activaVoorraad grondstof € 750.000Voorraad hulpstof € 15.000Voorraad gereed product € 5.944.000
––––––––––––€ 6.709.000
Nog te ontvangen bedragen € 80.000Debiteuren € 1.310.000
––––––––––––€ 8.099.000
Liquide middelenPostbank € 5.220.000Kas € 40.000
––––––––––––€ 5.260.000––––––––––––€ 40.800.000
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
110 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Eigen vermogenMaatschappelijkaandelenkapitaal € 20.000.000Aandelen in portefeuille € 8.000.000
––––––––––––€ 12.000.000
Agioreserve € 8.800.000Herwaarderingsreserve € 3.200.000Nettowinst € 3.600.000
––––––––––––€ 27.600.000
VoorzieningenPensioenvoorziening € 2.840.000Voorziening groot onderhoud € 210.000
––––––––––––€ 3.050.000
Schulden op lange termijn5% Hypothecaire lening € 4.400.0003% Converteerbare obligatielening € 2.000.000
––––––––––––€ 6.400.000
Schulden op korte termijnING Bank € 720.000Vooruitontvangen bedragen € 30.000Crediteuren € 510.000Nog te betalen bedragen € 50.000Te betalen belastingen € 2.440.000
––––––––––––€ 3.750.000––––––––––––€ 40.800.000
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 111
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 41
a Netto-omzet € 3.200.000Inkoopwaarde van de omzet € 2.270.000
––––––––––––Bruto-omzetresultaat € 930.000Algemene kosten € 416.000Afschrijvingskosten* € 49.000Verkoopkosten € 104.200
––––––––––––Overheadkosten € 569.200
––––––––––Netto-omzetresultaat € 360.800Interestbaten € 3.600Interestlasten € 20.400
––––––––––––Financieringsresultaat –/– € 16.800
––––––––––Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening € 344.000Vennootschapsbelasting € 86.000
––––––––––Nettowinst uit gewone bedrijfsuitoefening € 258.000
* De afschrijvingskosten zijn:Gebouwen € 20.000Transportmiddelen € 24.000Goodwill € 5.000
–––––––––€ 49.000
b De afschrijving op de gebouwen is:€ 280.000 + € 20.000 = € 300.000.De afschrijving op de transportmiddelen is:€ 48.000 + € 24.000 = € 72.000.De balanswaarde van de goodwill is: € 15.000 – € 5.000 = € 10.000.De balanswaarde van de debiteuren is:€ 520.000 + € 3.200.000 (omzet) – € 3.310.000 (ontvangsten) =€ 410.000.
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
112 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Rabobank:Saldo 31 december 2007 € 250.600Bij: debiteuren € 3.310.000
interestbaten € 3.600––––––––––––
€ 3.313.600––––––––––––€ 3.564.200
Af: crediteuren € 2.240.000algemene kosten € 410.800verkoopkosten € 104.200interestlasten € 20.400aflossing hypothecaire lening € 20.000vennootschapsbelasting € 60.000dividend € 130.000
––––––––––––€ 2.985.400––––––––––––
Saldo 31 december 2008 € 578.800
Het kassaldo bedraagt:€ 10.400 – € 5.200 (algemene kosten) = € 5.200.De reserves zijn: € 222.600 + € 50.000 (winst 2007) = € 272.600.De hypothecaire lening is: € 340.000 – € 20.000 = € 320.000.De schuld aan crediteuren is: € 315.400 + € 2.270.000 (inkopen*) –€ 2.240.000 (betalingen) = € 345.400.
* Doordat de voorraad per 31 december 2007 gelijk is aan de voor-raad per 31 december 2008 (€ 310.000), is in 2008 het bedrag vande inkopen gelijk aan het bedrag van de inkoopwaarde van deomzet.
Balans Britte bv per 31 december 2008 (× € 1)
Goodwill 10.000 Aandelenkapitaal 1.000.000
Gebouwen 820.000 Ongeplaatst 400.000
Afschrijving 300.000 –––––––––
–––––––– Geplaatst aandelenkapitaal 600.000
520.000 Reserves 272.600
Transportmiddelen 120.000 Nettowinst 258.000
Afschrijving 72.000 6% Hypothecaire lening 320.000
–––––––– Crediteuren 345.400
48.000 Te betalen vennootschaps-
Voorraden 310.000 belasting 86.000
Debiteuren 410.000
Rabobank 578.800
Kas 5.200
1.882.000 1.882.000
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 113
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 42
1
a 1 Current ratio = = 2,17
De current ratio is groter dan 2 en dus heel goed, ook beter dan vansoortgelijke ondernemingen.
2 Quick ratio = = 0,75
De quick ratio is kleiner dan 1, niet al te best dus, ook niet in ver-gelijking met andere soortgelijke ondernemingen.
3 Werkkapitaal = vlottende activa + liquide middelen – vlottende pas-siva = € 480.000 + € 40.000 – € 240.000 = € 280.000.Of:Werkkapitaal = eigen vermogen + schulden op lange termijn – vasteactiva.Werkkapitaal = € 970.000 + € 590.000 – € 1.280.000 = € 280.000.
Working capital ratio: = 1,17
De working capital ratio is goed, omdat de uitkomst groter is dan 1(soortgelijke ondernemingen hebben een working capital ratio vanrond de 1).
b De te betalen vennootschapsbelasting is € 121.600 = 25% van dewinst over 2008.
De winst over 2008 = × € 121.600 = € 486.400.
De nettowinst = 3 × € 121.600 = € 364.800.De afschrijving = € 1.164.000 + € 200.000 – € 1.280.000 = € 84.000.De cashflow = € 364.800 + € 84.000 = € 448.800.
c De current ratio en de working capital ratio worden lager omdat hetbedrag van de vlottende activa lager wordt. De quick ratio blijft onge-wijzigd omdat bij de quick ratio de goederenvoorraad buiten beschou-wing blijft.
10025
t
t
280 000240 000
.
.
t t t
t
480 000 340 000 40 000240 000
. . ..
− +
t t
t
480 000 40 000240 000
. ..
+
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
114 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
2
a De afschrijving op de gebouwen berekenen we als volgt:Waarde per 1 januari 2008 € 320.000Investeringen in 2008 € 250.000
–––––––––Waarde zonder afschrijvingen € 570.000Waarde per 31 december 2008 € 560.000
–––––––––Afschrijving over 2008 € 10.000
b De investeringen in de overige vaste activa berekenen we als volgt:Waarde per 1 januari 2008 € 240.000Afschrijving over 2008 € 35.000
–––––––––€ 205.000
Waarde per 31 december 2008 € 380.000–––––––––
Investeringen € 175.000
c Het te betalen dividend is € 51.000. Dit bedrag is 85% van het divi-dend voor aftrek van dividendbelasting. Als 85% = € 51.000, dan is100% = € 60.000. De onderdelen van de nettowinst uit gewonebedrijfsuitoefening over 2008 zijn:Dividend € 60.000Toevoeging aan de algemene reserve € 45.000
–––––––––€ 105.000
d Cashflow = nettowinst uit gewone bedrijfsuitoefening + afschrijvingenCashflow = € 105.000 + € 10.000 + € 35.000 = € 150.000
e Quick ratio per 1 januari 2008:
= 0,43
Quick ratio per 31 december 2008:
= 0,48
De liquiditeit laat te wensen over hoewel deze in 2008 enigszins ver-beterd is.
7 7
t t t
115 000 5 00070 000 100 000 80 000
. .. . .
++ +
7 7
t t t
90 000 5 00060 000 80 000 80 000
. .. . .
++ +
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 115
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 43
a 1 De schulden op korte termijn zijn op 31 december 2007:€ 753.000 + € 318.000 + € 1.729.000 = € 2.800.000Current ratio:
31 december 2007: = 2,5
De schulden op korte termijn zijn op 31 december 2008:€ 986.000 + € 328.000 + € 1.286.000 + € 1.523.200 +
€ 268.800 = € 4.392.000
Current ratio: 31 december 2008:
= 2,28
De liquiditeit is op beide balansdata uitstekend, hoewel er een lich-te daling heeft plaatsgevonden.
2 Quick ratio:31 december 2007:
= 1,04
31 december 2008:
= 1,16
Volgens deze berekeningsmethode is de liquiditeit in 2008 verbe-terd. Op beide data is de liquiditeit prima.
3 Working capital ratio:31 december 2007:
= 1,5
31 december 2008:
= 1,28
Zie de beoordeling bij de current ratio.
t t t
t
6 800 000 3 200 000 4 392 0004 392
. . . . . .. .
+ −0000
t t t
t
5 600 000 1 400 000 2 800 0002 800
. . . . . .. .
+ −0000
t t t
t
6 800 000 4 900 000 3 200 0004 392
. . . . . .. .
− +0000
t t t
t
5 600 000 4 100 000 1 400 0002 800
. . . . . .. .
− +0000
t t
t
6 800 000 3 200 0004 392 000
. . . .. .
+
= ×
1585
1 523 200t . .
t t
t
5 600 000 1 400 0002 800 000
. . . .. .
+
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
116 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
b 31 december 2007:
× 100% = 157,27%
31 december 2008:
× 100% = 165,66%
De solvabiliteit is op beide data redelijk en is in 2008 enigszins verbe-terd.
c Het gemiddeld eigen vermogen over 2008 bedraagt:Aandelenkapitaal € 3.100.000Agioreserve € 1.250.000Herwaarderingsreserve € 400.000Overige reserves € 1.700.000Nettowinst ( × € 3.000.000) € 1.500.000
––––––––––––€ 7.950.000
REV = × 100% = 37,74%
d Het gemiddeld vreemd vermogen over 2008 is:Hypothecaire lening € 4.100.000Onderhandse lening € 3.750.000Te betalen bedragen € 869.500Crediteuren € 323.000Rabobank € 1.507.500
––––––––––––€ 10.550.000
RTV = × 100% = 24,57%
e Balans 1 januari 2008 € 10.300.000Afschrijvingen € 1.400.000
––––––––––––€ 8.900.000
Balans 31 december 2008 € 9.700.000––––––––––––
In 2008 is geïnvesteerd € 800.000
f De afschrijvingen waren € 1.400.000 (zie winst-en-verliesrekening).De cashflow is € 3.000.000 + € 1.400.000 = € 4.400.000.
g De cashflow is een betere maatstaf voor de winstgevendheid dan denettowinst omdat de afschrijvingen de hoogte van de nettowinst beïn-vloeden. De wijze waarop wordt afgeschreven, heeft geen invloed opde cashflow.
7 7
t 7
4 000 000 544 6007 950 000 10 550 000
. . .. . . .
++
7
t
3 000 0007 950 000
. .
. .
12
7
t t t
19 700 0004 000 000 3 500 000 4 392
. .. . . . . .+ + 0000
7
t t t
17 300 0004 200 000 4 000 000 2 800
. .. . . . . .+ + 0000
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 117
Docentenhandleiding
h Aantal aandelen: = 1.280.000
Dividend per aandeel: = € 1,40
Dividendrendement: × 100% = 19,44%
i = € 3,757 7200 000 100 000
80 000. .
.+
7
7
1 407 20,,
7 71 523 200 268 8001 280 000
. . .. .
+
7
t
3 200 0002 50
. .,
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
118 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 44
1
a Project A: 2 jaar + × 12 maanden =
24 + 8 maanden = 32 maanden.
Project B: 2 jaar + × 12 maanden =
24 + 4 maanden = 28 maanden.
b Project B vanwege de kortere terugverdientijd.
c – Er wordt geen rekening gehouden met de interest.– De verdeling van de cashflows over de verschillende jaren wordt
verwaarloosd.– Cashflows die na de terugverdientijd binnenkomen, worden ver-
waarloosd.
d Project A:NCW = € 1.000.000 × 1,08–1 + € 1.600.000 × 1,08–2 +€ 2.150.000 × 1,08–3 + € 2.650.000 × 1,08–4 – € 4.000.000NCW = € 925.926 + € 1.371.742 + € 1.706.739 +€ 1.947.829 – € 4.000.000 = € 1.952.236
Project B:
NCW = € 1.300.000 × + € 400.000 × 1,08–4 – € 3.000.000
NCW = € 4.305.765 + € 294.012 – € 3.000.000 = € 1.599.777
e Omdat het investeringsbedrag van project A veel hoger is dan van pro-ject B.
f De voorkeur gaat uit naar het project met de hoogste netto contantewaarde per geïnvesteerde euro.
Deze is voor project A: = € 0,49 en voor project B:
= € 0,53.
Omdat project B een hogere netto contante waarde per geïnvesteerdeeuro heeft, kiest onderneming Roosendaal voor project B.
g Minder snel; naarmate de onderneming een hogere rendementseisstelt, neemt de netto contante waarde van het project af en daalt dusde haalbaarheid van het investeringsproject.
7
7
1 599 7773 000 000
. .
. .
7
7
1 952 2364 000 000. .. .
1 1 080 08
4− −,,
7
7
400 0001 300 000
.. .
7
7
1 400 0002 150 000. .. .
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
in Balans • 119
Docentenhandleiding
h Naarmate de looptijd toeneemt, worden de cashflows minder zeker.Om deze reden zou een onderneming voor de cashflows die minderzeker zijn met een hogere rendementseis kunnen rekenen.
2
NCW = € 800.000 = € 900.000 × + € 600.000 × 1,07–4 – deinvestering€ 800.000 = € 3.048.490 + € 457.737 – de investeringDe investering mag maximaal zijn: € 2.706.227 afgerond € 2.706.000.
1 1 070 07
4− −,,
9U
itwerkingen proefw
erktrainingen deel 2
120 • Management & Organisatie
Docentenhandleiding