Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van...

96
Vakgroep Analytische Chemie Onderzoeksgroep Atoom- en Massaspectrometrie Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van essentiële transitiemetalen in serum via multi-collector ICP-massaspectrometrie voor medische diagnose Proefschrift voorgelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Chemie door Sara LAUWENS Academiejaar 2013-2014 Promotor: prof. dr. Frank Vanhaecke Copromotor: dr. Marta Costas Rodriguez

Transcript of Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van...

Page 1: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Vakgroep Analytische Chemie

Onderzoeksgroep Atoom- en Massaspectrometrie

Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-

analyse van essentiële transitiemetalen in serum

via multi-collector ICP-massaspectrometrie voor

medische diagnose

Proefschrift voorgelegd tot het behalen van

de graad van Master of Science in de Chemie door

Sara LAUWENS

Academiejaar 2013-2014

Promotor: prof. dr. Frank Vanhaecke

Copromotor: dr. Marta Costas Rodriguez

Page 2: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 3: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 4: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 5: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Vakgroep Analytische Chemie

Onderzoeksgroep Atoom- en Massaspectrometrie

Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-

analyse van essentiële transitiemetalen in serum

via multi-collector ICP-massaspectrometrie voor

medische diagnose

Proefschrift voorgelegd tot het behalen van

de graad van Master of Science in de Chemie door

Sara LAUWENS

Academiejaar 2013-2014

Promotor: prof. dr. Frank Vanhaecke

Copromotor: dr. Marta Costas Rodriguez

Page 6: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 7: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 8: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 9: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

DANKWOORD

Zowel tijdens dit thesisjaar als de voorbije jaren hebben verschillende mensen mij gesteund. Ik

zou hen dan ook graag bedanken.

In eerste instantie wil ik prof. dr. Frank Vanhaecke bedanken om dit onderwerp aan te bieden

voor een masterscriptie en om me toe te laten in zijn onderzoeksgroep. Het was een unieke

kans om gebruik te mogen maken van de instrumenten en om kennis te maken met

massaspectrometrie, toegepast in onderzoek.

Verder wil ik prof. dr. Karel Strijckmans bedanken voor de goede leiding van de vakgroep en

om in het 2de bachelorjaar mijn interesse voor analytische chemie op te wekken.

Many thanks go out to dr. Marta Costas Rodriguez. Thank you for your time for answering

all my questions and for giving me advice for writing this thesis. During this year, you

learned me many things. Also thanks for the nice talks during the lab work and the

measurements.

Verder wil ik ook de hele A&MS groep bedanken voor de aangename sfeer en de hulp

gedurende het hele jaar. Ook een dankjewel aan mijn medethesisstudenten in S12 voor de

leuke gesprekken en voor het luisteren naar alle verhalen over de vorderingen van het

labowerk.

Daarnaast een dankwoord aan mijn vrienden voor de nodige steun, uitleg en aanmoedigingen

de afgelopen 5 jaar. Onze activiteiten en gezellige avonden zorgden voor een mooie tijd in

Gent.

Tenslotte wil ik mijn ouders bedanken om me altijd te steunen. Jullie stonden steeds klaar met

bemoedigende woorden wanneer ik deze nodig had.

Sara

juni 2014

Page 10: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 11: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

i

INHOUDSOPGAVE

Inhoudsopgave…………………………………………………………………………………………………………………..i

Afkortingen en acroniemen………………………….………………………………………………………..………..iii

1 Doelstelling en overzicht.……………………………………………………………………………………..……..1

2 Inleiding……………………………………………………………………………………………………..………………..3

2.1 Isotopen .......................................................................................................................................................................... 3

2.2 Isotopenanalyse voor biomedische toepassingen ........................................................................................ 4

2.3 Ziekte van Crohn ......................................................................................................................................................... 5

3 ICP-MS…..……………………………………………………………………………………………………..………………..7

3.1 Algemeen principe ..................................................................................................................................................... 7

3.2 Het monsterintroductiesysteem .......................................................................................................................... 8

3.2.1 De pneumatische verstuiver .......................................................................................................................... 8

3.2.2 De verstuiverkamer .......................................................................................................................................... 9

3.3 Het inductief gekoppeld plasma (ICP) ............................................................................................................ 10

3.4 De interface ................................................................................................................................................................ 11

3.5 Het lenzensysteem .................................................................................................................................................. 12

3.6 De massaspectrometer .......................................................................................................................................... 12

3.6.1 Massaresolutie ................................................................................................................................................. 12

3.6.2 De sector-veld massaspectrometer ......................................................................................................... 13

3.7 Het detectiesysteem ............................................................................................................................................... 15

3.7.1 De elektronenvermenigvuldiger ............................................................................................................... 16

3.7.2 De Faraday cup ................................................................................................................................................. 16

3.8 Voor- en nadelen van ICP-MS ............................................................................................................................. 17

3.9 Aangewende ICP-MS instrumenten ................................................................................................................. 17

4 Interferenties en massadiscriminatie.………………………………………………………..………………. 18

4.1 Interferenties............................................................................................................................................................. 18

4.2 Massadiscriminatie ................................................................................................................................................. 20

4.3 Correctiemethoden voor massadiscriminatie ............................................................................................. 20

4.3.1 Externe standaardisatie ............................................................................................................................... 21

4.3.2 Interne standaardisatie ................................................................................................................................ 22

Page 12: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 13: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

ii

5 Element- en isotopenanalyse…………………………………………………………………..……………….. 24

5.1 Kwantitatieve elementbepaling ......................................................................................................................... 24

5.1.1 Kwantitatieve elementbepaling met de Thermo Scientific Element XR................................... 25

5.2 Isotopenanalyse ....................................................................................................................................................... 26

5.2.1 Isotopenanalyse met de Thermo Scientific Neptune ........................................................................ 26

6 Monsters en monstervoorbereiding………………………………………………………..……………….. 29

6.1 Beschrijving stalen .................................................................................................................................................. 29

6.3 Digestie van het serum .......................................................................................................................................... 30

6.4 Optimalisatie van de isolatieprocedure ......................................................................................................... 30

6.5 Monstervoorbereiding serumstalen ................................................................................................................ 35

6.6 Controle fractionatie .............................................................................................................................................. 36

7 Resultaten isotopenanalyse…………………………………………………………………..……………….. 38

7.1 Relatie tussen de isotopische samenstelling van Cu, Fe en Zn in serum en de ziekte van Crohn

................................................................................................................................................................................................ 40

7.2 Relatie tussen de isotopische samenstelling van Cu, Fe en Zn in serum van patiënten met de

ZVC en klinische parameters ...................................................................................................................................... 45

8 Evaluatie en besluit……………………………………………………………………………..……………….. 49

9 Referenties………………………………………………………………………………………………..……………….. 51

10 Appendix…..……………………………………………………………………………………………..……………….. 56

Appendix I: Elutieprofiel .............................................................................................................................................. 57

Appendix II: Overzicht van de stalen en hun delta-waarden ........................................................................ 58

11 English Summary - Engelstalige samenvatting…..…………………………………..……………….... 59

Page 14: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 15: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

iii

AFKORTINGEN EN ACRONIEMEN

Algemeen

CDAI Crohn’s Disease Activity Index

CRM Gecertificeerd referentiemateriaal

Element Thermo Scientific Element XR

f Fractie

HCA Hiërarchische clusteranalyse

ICP-MS Inductief gekoppeld plasma – massaspectrometrie

IRMM Institute for Reference Materials and Measurements

IS Inwendige standaard

ma Matrix

MC Multi-collector

ML Monsterlading

PFA Perfluoroalkoxy

Neptune Thermo Scientific Neptune

NIST National Institute of Standards and Technology

RSD Relatieve standaarddeviatie

p Significantieniveau

PC Principale component

PCA Principale componentenanalyse

ρ Correlatiecoëfficiënt

SC Single-collector

Seronorm SeronormTM Trace Elements Serum L-1

SF Sector-veld

SSB Sample-standard bracketing

TIBC Totale ijzerbindingscapaciteit

TSAT Transferrine-saturatie

ZVC Ziekte van Crohn

Formules

β Correctiefactor voor massadiscriminatie

B Magnetische veldsterkte

δ Delta-waarde

Δm Massaverschil

Page 16: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

iv

ε Massadiscriminatie per massa-eenheid

E Elektrische veldsterkte

Ekin Kinetische energie

F Kracht

I Intensiteit

m Massa

q Lading

r Straal

Rs Resolutie

R Isotopenverhouding

s Standaardafwijking

v Snelheid

V Potentiaalverschil

Page 17: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 18: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 19: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|1

HOOFDSTUK 1

DOELSTELLING EN OVERZICHT

In deze studie werd onderzocht of isotopenanalyse van essentiële transitiemetalen in

serum dienst kan doen als diagnostisch hulpmiddel voor de ziekte van Crohn. Hiervoor

werden isotopenverhoudingen van Cu, Fe en Zn bestudeerd in serumstalen van

patiënten met de ziekte van Crohn – zowel actief als in remissie - en van een

referentiepopulatie, bestaande uit gezond veronderstelde individuen. De isotopen van

Cu, Fe en Zn zijn, samen met hun relatieve abundantie, weergegeven in tabel 1.1. De

metingen werden uitgevoerd met een multi-collector - inductief gekoppeld plasma -

massaspectrometer (MC-ICP-MS), aangezien deze techniek isotopenverhoudingen met

de nodige precisie kan bepalen.

Tabel 1.1: Isotopen van Cu, Fe en Zn met bijhorende relatieve abundantie [1].

Element Isotoop Relatieve abundantie (at. %)

Cu 63Cu 69.2 65Cu 30.8

Fe 54Fe 5.8

56Fe 91.7

57Fe 2.2

58Fe 0.3

Zn 64Zn 48.6

66Zn 27.9

67Zn 4.1

68Zn 18.8

70Zn 0.6

In hoofdstuk 2 wordt een algemene uitleg over isotopen en isotopenanalyse gegeven.

Vervolgens wordt ook de aanleiding tot dit onderzoek en de ziekte van Crohn toegelicht.

Hoofdstuk 3 beschrijft de theoretische aspecten van single-collector en multi-collector –

inductief gekoppeld plasma – massaspectrometrie. Kwantitatieve elementbepaling werd

gerealiseerd met een Thermo Scientific Element XR. Voor isotopenanalyse werd een

Thermo Scientific Neptune aangewend.

Page 20: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

2| Doelstelling en overzicht

In hoofdstuk 4 worden de oorzaken en gevolgen van interferenties en

massadiscriminatie aangehaald. De methoden, die gebruikt werden om voor de aldus

veroorzaakte afwijkingen te corrigeren, worden hier ook behandeld.

In hoofdstuk 5 worden element- en isotopenanalyse besproken. Om de elementen

kwantitatief te bepalen werd gebruik gemaakt van externe kalibratie, waarbij een

inwendige standaard aan de oplossingen werd toegevoegd. Daarnaast worden in dit

hoofdstuk ook de experimentele condities weergegeven voor de aangewende toestellen.

Hoofdstuk 6 geeft informatie over de monsters en de gehele monstervoorbereiding. De

monstervoorbereiding bestaat uit een digestiestap en een isolatiestap. Om Cu, Fe en Zn

te isoleren werd anionenuitwisselingschromatografie toegepast. Deze isolatieprocedure

werd eerst geoptimaliseerd voor SeronormTM Trace Elements Serum L-1.

In hoofdstuk 7 wordt een overzicht van de resultaten na dataverwerking gegeven. Hier

wordt nagegaan of de isotopische samenstelling van Cu, Fe en Zn in serum significant

verschilt tussen patiënten met de ziekte van Crohn en gezond veronderstelde

individuen. Daarnaast zal nagegaan worden of er relaties zijn tussen de isotopische

samenstelling van deze elementen en enkele klinische parameters.

Hoofdstuk 8 vat de belangrijkste resultaten en bevindingen samen die werden

verkregen door isotopenanalyse van Cu, Fe en Zn in serum via multi-collector – inductief

gekoppeld plasma – massaspectrometrie.

Page 21: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|3

HOOFDSTUK 2

INLEIDING

De isotopische samenstelling van elementen werd reeds veelvuldig bepaald in

geologisch[2-6] en archeologisch[7, 8] onderzoek. De laatste jaren groeide de interesse om

isotopenverhoudingen ook te meten in biologische monsters voor biomedische

toepassingen[9, 10]. Om de kracht van stabiele isotopen in onderzoek te begrijpen,

worden eerst enkele fundamentele principes van isotopen en isotopenanalyse

besproken.

2.1 Isotopen

Isotopen van een chemisch element zijn nucliden met een gelijk aantal protonen, maar

met een verschillend aantal neutronen in de kern. Isotopen van een zelfde element

vertonen bijgevolg een verschil in massa. Tijdens de vorming van ons zonnestelsel

werden alle nucliden grondig gemengd, zodat in een eerste benadering verondersteld

kan worden dat de isotopische samenstelling van de elementen constant is over de hele

planeet. Nochtans kunnen enkele verschijnselen aanleiding geven tot het ontstaan van

kleine variaties in de isotopische samenstelling. Deze variaties kunnen veroorzaakt

worden door het verval van natuurlijk voorkomende en langlevende radionucliden tot

stabiele dochternucliden. Ook de interactie van kosmische straling met materie en

menselijke activiteiten kunnen leiden tot deze variaties. In buitenaardse materie kunnen

isotopische samenstellingen waargenomen worden die niet gekend zijn op aarde.

Daarnaast kan de isotopische samenstelling van een element ook beïnvloed worden

door fractionatie-effecten. Dit verschijnsel wordt verder besproken, aangezien

verscheidene processen in het lichaam onderhevig zijn aan dit fenomeen [11, 12].

Isotopen van een zelfde element kunnen zich, ten gevolge van het relatieve verschil in

massa, licht verschillend gedragen in fysische processen en (bio)chemische reacties.

Deze verschillen in efficiëntie kunnen door zowel een verschil in de reactiesnelheid

(kinetisch) als in evenwichtsligging (thermodynamisch) worden verklaard. Een

eenvoudig voorbeeld van een proces waarbij isotopenfractionatie optreedt, is de

Page 22: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

4| Inleiding

verdamping van water. Bij de verdamping van water zal de gasfase verrijkt zijn met H2O

moleculen die de lichte isotoop 16O bevatten. De overblijvende vloeibare fase zal

bijgevolg verrijkt zijn met de zware isotoop 18O. Als gevolg van het groter relatief

verschil in massa, is massa-afhankelijke isotopenfractionatie meer uitgesproken voor

lichte elementen. Naast massa-afhankelijke isotopenfractionatie, kan ook massa-

onafhankelijke isotopenfractionatie optreden. Dit gedrag werd reeds aangetoond voor

een aantal elementen zoals Hg, Mo, Ru, S en Sn. Dit fenomeen kan onder andere

verklaard worden door het verschil in kernspin tussen de isotopen [11-13].

2.2 Isotopenanalyse voor biomedische toepassingen

Niettegenstaande het bestuderen van natuurlijke variaties in de isotopische

samenstelling van stabiele elementen voor biomedische toepassingen nog steeds in een

verkennende fase is, neemt de interesse in dit onderzoeksgebied geleidelijk aan toe. Zo

werd er bij proefdieren reeds aangetoond dat er verschillen zijn in de isotopische

samenstelling van Cu, Fe en Zn tussen de verschillende organen [14-17]. Bijgevolg zou de

heterogene distributie van Cu, Fe en Zn-isotopen in het lichaam nieuwe informatie

kunnen opleveren over metabolische processen [15, 17]. In eerder onderzoek werd

vastgesteld dat Cu en Zn isotopisch licht zijn in de lever van muizen en schapen [14, 15, 17].

Net zoals bij varkens, was Fe in de lever van muizen en schapen isotopisch zwaarder dan

bloed-Fe [14, 16]. Albarède et al. [9] constateerden dezelfde trends voor Cu, Fe en Zn in de

lever van mensen. In tegenstelling tot bij mensen was Zn in de rode bloedcellen van

schapen isotopisch lichter dan in serum [9, 14].

Enkele onderzoeksgroepen bestudeerden reeds de invloed van verscheidene

parameters, zoals leeftijd, geslacht, menstruatie en eetgewoonten, op de isotopische

samenstelling van Cu, Fe en Zn in menselijk bloed. Zo werd er vastgesteld dat er een

significant verschil is in de isotopische samenstelling van Fe in volbloed tussen mannen

en vrouwen [18, 19]. Verder onderzoek toonde aan dat de isotopische samenstelling van

Cu en Fe tussen menstruerende en niet-menstruerende vrouwen significant verschilt

[20]. Van Heghe et al. [19] rapporteerden dat Zn in het bloed van omnivoren isotopisch

lichter is dan in dat van vegetariërs. Recent werd vastgesteld dat de isotopische

samenstelling van Fe in volbloed gerelateerd kan worden aan parameters voor de

ijzerstatus [21].

Page 23: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Inleiding |5

Bij individuen die een afwijkend metabolisme vertonen, veroorzaakt door ziekte, zouden

andere isotopische samenstellingen kunnen waargenomen worden. Enkele jaren

geleden rapporteerden Krayenbuehl et al.[22] dat er verschillen zijn in de isotopische

samenstelling van Fe in volbloed tussen hemochromatosepatiënten en gezonde

individuen. Dit was het eerste bewijs voor de mogelijkheden van isotopenanalyse van

metabolisch relevante transitiemetalen als diagnostisch hulpmiddel. Recent werd door

Aramendia et al. [10] aangetoond dat Cu-isotopenanalyse in serum toekomstperspectief

biedt om de ziekte van Wilson op te sporen. De ziekte van Crohn kan de opname van

transitiemetalen beïnvloeden, wat leidde tot de hypothese dat ook bij deze patiënten

andere isotopische samenstellingen zouden kunnen waargenomen worden.

2.3 Ziekte van Crohn

De ziekte van Crohn (ZVC), een subcategorie van de inflammatoire darmziekten (IBD),

wordt gekenmerkt door chronische ontstekingen in de darmen. Hoewel elk deel van het

maag-darmstelsel kan aangetast worden, treden ontstekingen en zweren voornamelijk

op in de dikke darm en aan het uiteinde van de dunne darm. Patiënten met de ziekte van

Crohn kunnen last hebben van verscheidene symptomen, zoals buikpijn, krampen,

koorts, diarree (vaak met bloed in de stoelgang) en gewichtsverlies. De ziekte kent een

onregelmatig verloop, waarbij terugkerende opflakkeringen en perioden van remissie

elkaar afwisselen. Doorgaans wordt de ziekteactiviteit uitgedrukt volgens de

zogenaamde ‘Crohn’s Disease Activity Index’ (CDAI). Deze index is gebaseerd op acht

ziekte-gerelateerde parameters (het aantal vloeibare ontlastingen, abdominale massa,

de aanwezigheid van extra-intestinale ziekte-verschijnselen, het gebruik van

antidiarreïca, ernst van de krampen, hematocrietwaarde, lichaamsgewicht en het

algemeen welzijn). Een CDAI score > 150 geeft aan dat de ziekte actief is, terwijl een

score < 150 wordt geassocieerd met remissie. Niettegenstaande de oorzaak van de ZVC

nog niet gekend is, worden verschillende theorieën vooropgesteld. Zowel stoornissen in

het immuunsysteem, omgevingsfactoren als genetische factoren zouden betrokken zijn

bij de ziekte. Daarnaast is het veelal uitdagend om een diagnose te stellen van de ZVC,

aangezien er vele gelijkenissen zijn met colitis ulcerosa, een andere inflammatoire

darmziekte. Doorgaans wordt een diagnose gesteld door biochemisch, endoscopisch en

radiologisch onderzoek in combinatie met een vragenlijst met betrekking tot

symptomen van de ziekte [23-26].

Page 24: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

6| Inleiding

Onderzoek toonde reeds aan dat een tekort aan nutriënten vaak wordt waargenomen bij

patiënten met de ziekte van Crohn. Mogelijke oorzaken zijn het verlies aan

voedingsstoffen ten gevolge van chronische diarree, onvoldoende absorptie vanuit de

dunne darm of een lagere inname van voedingsstoffen [23]. Verscheidene studies werden

reeds uitgevoerd, waarbij de concentraties aan voedingsstoffen in bloed en serum bij

patiënten met de ZVC vergeleken werden met deze van een gezonde controlegroep. In

deze studies werden echter niet altijd dezelfde resultaten bekomen. Zo werd er door

Kuroki et al.[27] geconstateerd dat de concentratie van vitamine A in serum significant

lager was bij patiënten met de ZVC. Er werd geen verschil vastgesteld in de concentratie

van vitamine C in bloed. Rumi et al.[28] constateerden eveneens dat de

serumconcentratie aan vitamine A lager was bij patiënten met de ZVC. Geerling et al.[29]

rapporteerden echter het omgekeerde. Patiënten met de ZVC hadden significant lagere

serumconcentraties aan vitamine C, terwijl er voor vitamine A geen verschil werd

aangetoond. Beide studies toonden aan dat de serumconcentraties aan vitamine E

significant lager waren bij patiënten met de ZVC. Er werden geen verschillen gevonden

in de serumgehaltes aan vitamine B12. Geerling et al.[29] constateerden verder ook dat

de serumconcentraties aan selenium en magnesium significant lager waren bij ZVC

patiënten. In het kader van dit onderzoek, zijn we vooral geïnteresseerd in de effecten

op de transitiemetalen. Geerling et al.[29] en Schoelmerich et al.[30] rapporteerden

significant lagere Zn-gehaltes in serum bij patiënten met de ZVC. In een ander

onderzoek, uitgevoerd door Ringstad et al.[31], werd echter geen verschil in de

serumconcentratie aan Zn gevonden. Voor Fe werd door Lomer et al.[32] waargenomen

dat de opname significant lager was bij ZVC patiënten. Filippi et al.[33] en Geerling et

al.[29] rapporteerden echter geen verschillen in de opname van Fe. In een onderzoek

uitgevoerd door Ringstad et al.[31] werd vastgesteld dat de concentratie aan Cu in serum

significant hoger was bij patiënten met de ZVC. Geerling et al.[29] vonden echter geen

verschillen in de serumconcentraties aan Cu tussen patiënten en de controlegroep. Bij

nog een andere studie werden dan weer significant lagere Cu-gehaltes in serum

waargenomen bij kinderen die lijden aan de ZVC [34]. Deze tegenstrijdige resultaten

tonen aan dat er nog geen duidelijke trend is waargenomen tussen malnutritie en de

ziekte van Crohn.

Page 25: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|7

HOOFDSTUK 3

ICP-MS

Inductief gekoppeld plasma - massaspectrometrie (ICP-MS) is een krachtige

analysetechniek voor spoorelementbepaling in stalen van uiteenlopende aard. Sinds zijn

commerciële introductie in 1983 kende deze techniek een steeds toenemend succes. Dit

is mede te danken aan zijn multi-elementkarakter en de extreem lage detectielimieten

die bereikt kunnen worden. Een ander belangrijk voordeel, vooral in het kader van dit

onderzoek, is de mogelijkheid om via deze techniek de isotopische samenstelling van

verschillende elementen te bepalen [35-38].

3.1 Algemeen principe

Elk type ICP-massaspectrometer is gebaseerd op drie fundamentele onderdelen. Eerst

worden er ionen geproduceerd in de ionenbron. Vervolgens worden deze ionen van

elkaar gescheiden in de massaspectrometer, om uiteindelijk door de detector omgezet te

worden in meetbare, elektrische signalen. Om te vermijden dat de ionen verstoord

worden in hun beweging door botsingen met gasmoleculen, wordt de

massaspectrometer en het detectiesysteem onder vacuüm geplaatst. De interface is het

gedeelte waarin de druk stapsgewijs verlaagd wordt om de ICP-ionenbron, die werkt bij

atmosferische druk, te kunnen koppelen aan de massaspectrometer, die functioneert bij

lage druk. Na de interface bevindt zich het lenzensysteem dat instaat voor de overdracht

van ionen naar de massaspectrometer. Het monsterintroductiesysteem is

verantwoordelijk voor het transport van het monster naar de ICP-ionenbron [37, 39-43].

Figuur 3.1 toont een basisschema van een ICP-MS instrument. De belangrijkste

onderdelen, aangeduid in het schema, zullen verder in dit hoofdstuk toegelicht worden:

Het monsterintroductiesysteem met verstuiver en verstuiverkamer

Het ICP als ionenbron

De interface

Het lenzensysteem

De massaspectrometer

Het detectiesysteem

Page 26: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

8| ICP-MS

Figuur 3.1: Basisschema van een ICP-MS instrument [44].

3.2 Het monsterintroductiesysteem

ICP-MS instrumenten worden hoofdzakelijk, net zoals in deze studie, ingezet voor de

analyse van vloeibare of in oplossing gebrachte monsters. Hierbij wordt een

representatief deel van het monster met behulp van een verstuiver en een

verstuiverkamer in het plasma geïntroduceerd. Directe karakterisatie van oppervlakken

en van moeilijk oplosbare materialen kan gerealiseerd worden via andere technieken

zoals laser ablation (LA)-ICP-MS [37, 45].

3.2.1 De pneumatische verstuiver

Bij pneumatische verstuivers (vervaardigd uit glas, kwarts of een waterstoffluoride-

bestendig polymeer) wordt een gas gebruikt als drijfkracht voor de omzetting van een

vloeistof tot een aërosol. De instrumenten die aangewend werden in deze studie zijn

uitgerust met een concentrische of een microconcentrische verstuiver. Deze twee types

zullen dan ook verder behandeld worden [37, 43, 46].

Concentrische verstuiver

Bij een concentrische verstuiver wordt het monster getransporteerd doorheen een

capillair dat volledig omgeven is door een ander capillair gevuld met argongas (figuur

3.2). De vernauwing op het einde van het gascapillair zal, ten gevolge van het Venturi-

effect, leiden tot een snelheidsverhoging van het gas en tot een verlaging van de druk.

Niettegenstaande deze drukverlaging spontane aanzuiging mogelijk maakt, wordt de

monsteroplossing toch meestal met behulp van een peristaltische pomp aangevoerd.

Hierdoor is een variatie in monsterdebiet mogelijk (meestal ongeveer 1 mL min-1) en is

de opnamesnelheid niet langer afhankelijk van de viscositeit van de oplossing [37, 43, 46].

Page 27: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

ICP-MS |9

Microconcentrische verstuiver

De microconcentrische verstuiver is gebaseerd op hetzelfde principe als de

concentrische verstuiver, maar laat stabiele introductie toe bij een lager monsterdebiet

(10-200 µL min-1). Dankzij deze lage aanzuigsnelheid kan het monsterverbruik beperkt

worden tot 1 mL of minder [37, 43, 46].

Figuur 3.2: Voorstelling van een concentrische verstuiver [47].

3.2.2 De verstuiverkamer

Om te vermijden dat aërosoldruppels met een diameter groter dan 10 µm het plasma

bereiken, wordt een verstuiverkamer ingezet. Deze stap is vereist omdat enkel de

kleinste druppeltjes snelle desolvatatie, atomisatie en ionisatie in het plasma toelaten.

De hoeveelheid solvent dat geïntroduceerd wordt in het plasma kan gereduceerd

worden door de verstuiverkamer extern te koelen. Voor een verdere reductie in de

hoeveelheid solvent kan een desolvatatiesysteem aangewend worden. De double-pass en

de cyclonische verstuiverkamer, beiden gebruikt in dit werk, zullen verder besproken

worden [37, 43].

Double-pass verstuiverkamer

Na doorgang door de double-pass verstuiverkamer (Scott-type) zullen enkel de kleinste

druppeltjes het plasma bereiken. De grotere druppels botsen immers, omwille van hun

traagheid, met de wand en worden afgevoerd als gevolg van de zwaartekracht [37, 43]. Dit

proces wordt voorgesteld in figuur 3.3 a.

Cyclonische verstuiverkamer

Bij de cyclonische verstuiverkamer (figuur 3.3 b) is druppelselectie het gevolg van een

centrifugale kracht, uitgeoefend door de gasstroom. De kleinste druppels worden samen

met de gasstroom naar het plasma geleid terwijl de grotere druppels, net zoals bij de

double-pass configuratie, door botsingen met de wand geëlimineerd worden uit de

verstuiverkamer [37, 43].

Page 28: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

10| ICP-MS

Figuur 3.3: Illustratie van een (a) double-pass (Scott-type) en (b) een cyclonische verstuiverkamer [47, 48].

3.3 Het inductief gekoppeld plasma (ICP)

Een plasma wordt gedefinieerd als een gasmengsel bij hoge temperatuur dat zowel uit

ionen, elektronen als neutrale deeltjes is opgebouwd. Deze geladen deeltjes maken

energietransfer naar het plasma door inductie mogelijk. Het ICP wordt gegenereerd aan

het uiteinde van een toorts, die opgebouwd is uit drie concentrische buizen

waardoorheen argongas stroomt (figuur 3.4 a). Het plasmagas of koelgas verplaatst zich

doorheen de buitenste buis. Dit gas houdt het plasma in stand en beschermt de toorts,

die meestal vervaardigd is uit kwarts, tegen de hitte van het plasma. Door het debiet van

het hulpgas, stromend doorheen de middelste buis, te variëren kan de positie van het

plasma gewijzigd worden. Het monsteraërosol stroomt samen met het dragergas

doorheen de binnenste buis om vervolgens in het plasma geïntroduceerd te worden.

Rondom de toorts bevindt zich een water- of gasgekoelde inductiespoel waardoor een

hoogfrequente wisselstroom wordt gestuurd. Hierdoor ontstaat er een magnetisch veld

in het plasma dat de aanwezige elektronen doet versnellen en in cirkelvormige banen

laat bewegen. Als gevolg van de constante doorstroom van argongas, zullen de

elektronen uiteindelijk een spiraalvormige beweging maken. Het gas is oorspronkelijk

niet geleidend, zodat het plasma moet opgestart worden door middel van een Tesla-

ontlading (figuur 3.4 b). Deze vonk zal een deel van het gas ioniseren. De elektronen die

hierbij vrijkomen kunnen botsen met argonatomen, verdere ionisatie veroorzaken en zo

het plasma in stand houden [37, 48, 49].

Het monsteraërosol wordt via de binnenste concentrische buis in het plasma gebracht

om vervolgens, bij een temperatuur van ongeveer 9000 K, gedesolvateerd,

geatomiseerd, geëxciteerd en geïoniseerd te worden [38]. De belangrijkste

ionisatiemechanismen[37] in het plasma zijn (i) elektron-impact ionisatie en (ii) Penning

ionisatie:

(i) M + e- → M+ + 2 e-

(ii) M + Ar* → M+ + Ar + e-

Page 29: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

ICP-MS |11

Figuur 3.4: Voorstelling van de toorts (a) en illustratie van het proces voor ICP-vorming (b) [13, 37].

3.4 De interface

Zoals eerder vermeld, heeft de interface als functie het drukverschil tussen het ICP – dat

opereert bij atmosferische druk – en de massaspectrometer – waar een hoog vacuüm

vereist is – te overbruggen. De interface bestaat uit een sampling cone en een skimmer

cone. Deze metalen, watergekoelde en coaxiaal geplaatste kegels zijn voorzien van een

kleine centrale opening (figuur 3.5). Beide kegels staan in voor de overgang naar een

volgend en beter vacuümniveau.

Het plasmagas wordt, via de opening in de sampling cone, naar de expansiekamer geleid.

In deze ruimte tussen de twee kegels zal het gas, omwille van de lagere druk,

supersonisch expanderen. Het grootste deel van het geëxpandeerde gas zal door middel

van vacuümpompen uit de expansiekamer verwijderd worden. Het centrale deel van de

bundel zal, via de opening in de skimmer cone, de expansiekamer verlaten om zo de zone

van het lenzensysteem en de massaspectrometer, waar een nog lagere druk heerst,

binnen te treden [13, 37, 50].

Figuur 3.5: Schematische voorstelling van de interface en het lenzensysteem [13, 51].

Page 30: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

12| ICP-MS

3.5 Het lenzensysteem

Een cilindervormig elektrostatisch lenzensysteem, geplaatst na de skimmer cone, wordt

gebruikt om de positieve ionen naar de massaspectrometer te leiden en om andere

deeltjes te verwijderen. In het centrum van dit lenzensysteem (figuur 3.5) bevindt zich

de fotonenstop. Dit is een metalen plaatje om te vermijden dat fotonen, afkomstig van

relaxatieprocessen in het plasma, de detector bereiken [37, 42, 45, 52].

3.6 De massaspectrometer

Meteen na het lenzensysteem bevindt zich de massaspectrometer, die gebruikt wordt

om de ionen, geproduceerd in het plasma, te scheiden op basis van hun verhouding van

massa tot lading. De meest voorkomende types massaspectrometers zijn de

quadrupoolfilter, de time-of-flight (TOF) massaspectrometer en de sector-veld (SF)

massaspectrometer. In dit onderzoek werd enkel de sector-veld massaspectrometer

aangewend en deze zal dan ook verder in dit hoofdstuk besproken worden. De

belangrijkste karakteristieken van een massaspectrometer zijn de massaresolutie, het

massabereik en de scansnelheid [37, 39, 41, 48].

3.6.1 Massaresolutie

De massaresolutie van een massaspectrometer geeft weer in welke mate twee

aangrenzende pieken van elkaar kunnen gescheiden worden. Massaresolutie wordt

traditioneel voorgesteld als volgt (figuur 3.6 a):

met Δm de breedte van de piek bij massa m op 5 % van de maximale hoogte.

Een andere definitie, de ‘10 % valley’ definitie, laat toe de minimaal vereiste resolutie,

nodig om twee naburige pieken van elkaar te scheiden, te berekenen. Twee

aangrenzende pieken van gelijke intensiteit, bij massa’s m1 en m2, worden als gescheiden

beschouwd als de signaalhoogte tussen deze twee pieken niet meer bedraagt dan tien

procent van de piekintensiteit (figuur 3.6 b). De ’10 % valley’ definitie wordt op de

volgende manier uitgedrukt [37, 48]:

Page 31: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

ICP-MS |13

Figuur 3.6: Voorstelling van massaresolutie: (a) de traditionele en (b) ’10 % valley’ definitie [37, 48].

3.6.2 De sector-veld massaspectrometer

De eerst ontwikkelde massaspectrometers waren gebaseerd op een magnetische sector,

gebruikt om de geproduceerde ionen in de ruimte van elkaar te scheiden. In huidige ICP-

instrumenten wordt vooral gebruik gemaakt van een dubbel-focusserende opstelling.

Hierbij wordt een magnetische sector gecombineerd met een elektrostatische sector, die

dienst doet als energiefilter [37, 41].

Magnetische sector

De positief geladen ionen worden versneld over een potentiaalverschil V om vervolgens

het magnetisch veld, dat loodrecht op de voortbewegingsrichting van de ionen staat,

binnen te treden. In dit homogeen magnetisch veld zullen de ionen, onder invloed van de

Lorentzkracht, een cirkelvormige beweging uitvoeren (figuur 3.7 a). Vergelijking 3.1

stelt de kinetische energie voor die het ion verkrijgt als gevolg van de versnelling. De

Lorentzkracht, die uitgeoefend wordt op de ionen, wordt gegeven door vergelijking 3.2:

(vergelijking 3.1)

(vergelijking 3.2)

m staat voor de massa van het ion, v voor zijn snelheid, q voor zijn lading en r

voor de straal van de cirkelvormige baan die het ion beschrijft. V en B stellen

respectievelijk het potentiaalverschil en de magnetische veldsterkte voor.

Door omvorming van deze vergelijkingen wordt de volgende relatie bekomen:

√ (vergelijking 3.3)

s s

Page 32: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

14| ICP-MS

Indien zowel het potentiaalverschil als de magnetische veldsterkte constant gehouden

worden, zullen ionen met een verschillende massa-tot-lading verhouding een

verschillende baan beschrijven in de magnetische sector en zo van elkaar gescheiden

worden. Ionen met dezelfde massa-tot-lading verhouding zullen dus, op voorwaarde dat

alle ionen dezelfde kinetische energie bezitten, hetzelfde traject beschrijven. Het

probleem is echter dat de ionen, geproduceerd in het plasma, een zekere

energiespreiding vertonen. De resolutie, die nadelig beïnvloed wordt door deze

spreiding, kan verbeterd worden door voor of na de magnetische sector een

elektrostatische sector te plaatsen [37, 48, 53]. ‘

Figuur 3.7: Principe van de (a) magnetische sector en (b) de elektrostatische sector [37, 48].

Elektrostatische sector

Een elektrostatische sector is opgebouwd uit twee gebogen, tegengesteld geladen platen

waartussen zich een elektrisch veld bevindt. De ionen die door de elektrostatische

sector worden gestuurd, zullen, onder invloed van een elektrische kracht, een eenparig

cirkelvormige beweging uitvoeren. Vergelijkingen 3.4 en 3.5 stellen respectievelijk de

elektrische kracht en de straal van de ionenbaan voor.

(vergelijking 3.4)

(vergelijking 3.5)

E stelt de elektrische veldsterkte voor.

De elektrostatische sector scheidt de ionen volgen hun kinetische energie en niet

volgens massa-tot-lading verhouding zoals het geval is bij massaspectrometers. Door

achter de elektrostatische sector een plaat met een nauwe spleet te plaatsen kan de

opstelling dienst doen als energiefilter (figuur 3.7 b). Het plaatsen van een dergelijke

energiefilter voor of na de magnetische sector heeft een positief effect op de

massaresolutie.

Page 33: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

ICP-MS |15

Deze opstelling is echter nadelig voor de transmissie-efficiëntie omdat een groot deel

van de ionenbundel verwijderd wordt. Om de hoge massaresolutie te behouden en

tegelijkertijd het verlies aan transmissie-efficiëntie te beperken, kan een dubbel-

focusserende opstelling aangewend worden [37, 41, 48].

Dubbel-focusserende opstelling

In een dubbel-focusserende sector-veld massaspectrometer (SF-MS) worden beide

sectoren zodanig geconstrueerd en gecombineerd dat de spreiding veroorzaakt door de

ene sector gecompenseerd wordt door de andere. Hierdoor zullen ionen met een zelfde

verhouding van massa tot lading, maar met een verschil in kinetische energie,

uiteindelijk toch in hetzelfde punt worden gefocusseerd. In deze studie werden zowel de

Nier-Johnson als de omgekeerde Nier-Johnson geometrie aangewend. Bij een Nier-

Johnson en omgekeerde Nier-Johnson configuratie wordt de elektrostatische sector

respectievelijk voor of na de magnetische sector geplaatst (figuur 3.8) [37, 48, 54].

Figuur 3.8: Voorstelling van de (a) Nier-Johnson en (b) omgekeerde Nier-Johnson geometrie [13, 48].

3.7 Het detectiesysteem

Na de massaspectrometer bevindt zich de detector die de ionenstroom zal omvormen

tot een meetbaar elektrisch signaal. De grootte van dit signaal is evenredig met het

aantal atomen van het betreffende element in het staal. In deze studie werden de

elektronenvermenigvuldiger en de Faraday cup aangewend als detector.

Page 34: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

16| ICP-MS

3.7.1 De elektronenvermenigvuldiger

De elektronenvermenigvuldiger, geïllustreerd in figuur 3.9, is opgebouwd uit een reeks

discrete dynodes. Als een positief ion op de kathode (de conversiedynode) invalt,

worden één of meerdere elektronen losgeslagen. Ten gevolge van het potentiaalverschil

tussen twee opeenvolgende dynodes, worden deze elektronen versneld naar de

volgende dynode, waaruit zij op hun beurt opnieuw elektronen losslaan. Dit proces

wordt bij elke dynode herhaald wat leidt tot een puls van elektronen (107 - 108

elektronen) die gemeten kan worden. Deze detector kan gebruikt worden in de pulse

counting mode en de analog mode [40, 41, 48].

In pulse counting mode wordt elk ion individueel gedetecteerd. Gedurende de tijd die de

detector nodig heeft om een puls te verwerken, kan registratie van een ander ion dat de

detector bereikt heeft niet uitgevoerd worden. Deze tijd - de dode tijd τ – bedraagt,

afhankelijk van de gebruikte elektronenvermenigvuldiger, 5 tot 100 ns. Correcties voor

het verlies aan meettijd en dus ook signaalintensiteit zijn vereist. Bij hogere intensiteit

kan beter overgeschakeld worden naar analog mode. In deze mode wordt de stroom,

gegenereerd door een ionenbundel, gemeten op één van de dynodes. Hedendaagse

detectoren kunnen gebruikt worden in duale mode. Hierbij kan het toestel, op basis van

de signaalintensiteit, automatisch schakelen tussen counting mode en analog mode [48].

3.7.2 De Faraday cup

Bij hogere signaalintensiteiten, die niet meer verwerkt kunnen worden via een

elektronenvermenigvuldiger, kan een Faraday detector aangewend worden. Deze

detector bestaat uit een metalen cup (beker), die geaard wordt via een zeer hoge

weerstand. Het werkingsprincipe wordt voorgesteld in figuur 3.9 b.

Kationen die op de metalen cup invallen worden geneutraliseerd door elektronen via

aarding. Dit leidt, volgens de wet van Ohm, tot een potentiaalverschil over de weerstand,

die een maat is voor de signaalintensiteit. Faraday collectors zijn minder gevoelig dan

elektronenvermenigvuldigers, maar ze vertonen een langere levensduur en zijn niet

onderhevig aan een dode tijd. Sector-veld ICP-MS toestellen met een zogenaamd triple-

mode detectiesysteem zijn uitgerust met zowel een Faraday cup als een

elektronenvermenigvuldiger [12, 41, 48].

Page 35: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

ICP-MS |17

Figuur 3.9: Principe van de (a) elektronenvermenigvuldiger en (b) en Faraday collector [13].

3.8 Voor- en nadelen van ICP-MS

Het succes van ICP-MS is te danken aan zijn vele voordelen zoals: zeer lage

detectielimieten (ng L-1 of lager), een hoge analysesnelheid, een groot lineair dynamisch

bereik, eenvoudige spectra, multi-element karakter en de mogelijkheid om informatie te

bekomen over de isotopische samenstelling van de elementen. Daarnaast is het ook

mogelijk om alternatieve monsterintroductietechnieken te gebruiken en om ICP-MS te

koppelen aan chromatografische scheidingsmethoden. Enkele nadelen die gepaard gaan

met ICP-MS zijn het optreden van spectrale en niet-spectrale interferenties en de

beperkte robuustheid [37].

3.9 Aangewende ICP-MS instrumenten

Voor deze studie werden twee verschillende SF-ICP-MS instrumenten aangewend. De

Thermo Scientific Element XR en de Thermo Scientific Neptune zijn respectievelijk een

single-collector (SC) ICP-MS toestel met omgekeerde Nier-Johnson geometrie en een

multi-collector (MC) ICP-MS toestel met klassieke Nier-Johnson geometrie. Tabel 3.1

geeft informatie over het type verstuiver, verstuiverkamer en massaspectrometer

waarmee elk toestel uitgerust is. De instrumentele instellingen die gebruikt werden bij

deze toestellen zijn weergegeven in hoofdstuk 5.

Tabel 3.1: Informatie over het type verstuiver, verstuiverkamer en massaspectrometer dat aangesloten is op elk toestel.

ICP-MS toestel Thermo Scientific Element XR Thermo Scientific Neptune

Verstuiver Concentrisch (kwarts) Microconcentrisch (PFA)

Verstuiverkamer Cyclonisch Combinatie van double-pass (Scott-type)

en cyclonisch

MS geometrie SF, omgekeerde Nier-Johnson SF, Nier-Johnson

Page 36: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 37: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|18

HOOFDSTUK 4

INTERFERENTIES EN MASSADISCRIMINATIE

Zoals eerder vermeld, is het optreden van interferenties één van de nadelen van ICP-MS.

Om accurate metingen te kunnen uitvoeren met ICP-MS, is minimalisatie of eliminatie

van deze interferenties noodzakelijk. Er bestaan verschillende mogelijkheden om hun

bijdrage en de bijhorende fouten te reduceren. Een ander nadeel bij ICP-MS toestellen is

massadiscriminatie. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door het ‘space-charge’ effect en

door het ‘nozzle-separation’ effect. Deze twee processen resulteren in een efficiëntere

transmissie van de zwaardere ionen richting de massaspectrometer. In dit hoofdstuk

zullen interferenties en massadiscriminatie verder behandeld worden.

4.1 Interferenties

Interferenties kunnen onderverdeeld worden in spectrale en niet-spectrale

interferenties. Bij lage resolutie treedt spectrale interferentie op als twee of meerdere

ionen een zelfde nominale verhouding van massa-tot-lading bezitten. Aangezien deze

ionen niet van elkaar kunnen gescheiden worden in de massaspectrometer, zullen ze

allebei bijdragen tot de signaalintensiteit. Deze interferenties kunnen veroorzaakt

worden door de aanwezigheid van isobare nucliden, meervoudig geladen ionen en

polyatomische ionen. Deze polyatomische ionen kunnen elementen bevatten die

afkomstig zijn van het plasmagas of van zuren die gebruikt werden om het monster in

oplossing te brengen. Een andere bron voor deze interfererende moleculaire ionen

wordt gevormd door atomen uit de matrix of uit de omringende lucht [37, 48, 55]. Enkele

spectrale interferenties, die tijdens dit onderzoek van belang zijn, worden weergegeven

in tabel 4.1.

Page 38: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

19| Interferenties en massadiscriminatie

Tabel 4.1: Spectrale interferenties die tijdens deze studie kunnen optreden en de bijhorende resolutie die nodig is om de analietionen en de interfererende ionen van elkaar te kunnen scheiden [56].

Type interferentie Analiet Interferentie Resolutie

Ar-gebaseerde interferentie 54Fe+ 40Ar14N+ 2088

56Fe+ 40Ar16O+ 2503

56Fe+ 40Ca16O+ 2480

57Fe+ 40Ar16OH+ 1916

63Cu+ 40Ar23Na+ 2792

65Cu+ 40Ar25Mg+ 3179

64Zn+ 40Ar24Mg+ 3498

66Zn+ 40Ar26Mg+ 3481

67Zn+ 40Ar27Al+ 3986

Andere (afkomstig van HCl) 54Fe+ 37Cl16OH+ 1490

67Zn+ 35Cl16O2+ 2122

Er bestaan een aantal strategieën om spectrale interferenties te elimineren, te reduceren

of er voor te corrigeren. Zo kan een geschikte monstervoorbereiding, blancocorrectie,

het afscheiden van de analietelementen van de matrix en het optimaliseren van de

instrumentele instellingen helpen om het optreden van interferenties te verminderen.

Door het aanwenden van hoge resolutie toestellen, zoals sector-veld

massaspectrometers, kunnen de meeste interferenties vermeden worden, zonder dat

het gebruik van reactiecellen noodzakelijk is [37, 55].

Niet-spectrale interferenties of matrixeffecten worden verkregen als de aanwezigheid

van een matrix leidt tot een signaalonderdrukking of –verhoging, waardoor de

signaalintensiteit van alle nucliden wordt beïnvloed. Deze intensiteitsverandering heeft

echter niet noodzakelijk voor alle nucliden een even grote impact. Een aantal effecten

kunnen aanleiding geven tot dit type interferentie. Zo kan een verschil in fysische

samenstelling tussen monster en standaard leiden tot een verschil in

verstuivingsefficiëntie. Daarnaast kan de aanwezigheid van een grote hoeveelheid van

een gemakkelijk ioniseerbaar matrix-element aanleiding geven tot een verschuiving van

het ionisatie-evenwicht. Ook ambipolaire diffusie in het ICP kan bijdragen tot deze

interferentie. Andere effecten, zoals het ‘space-charge’ effect en ‘nozzle-separation’,

worden later in dit hoofdstuk toegelicht [13, 37].

Inwendige standaardisatie, standaardadditie, het afscheiden van matrixcomponenten en

matrix-matching van de standaarden behoren tot de mogelijkheden om de effecten van

niet-spectrale interferenties te reduceren. Een interne standaard wordt regelmatig

gebruikt bij ICP-MS toepassingen, niet alleen om de matrixeffecten te verhelpen maar

ook om te compenseren voor instrumentele drift [13, 37].

Page 39: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Interferenties en massadiscriminatie |20

4.2 Massadiscriminatie

Bij de bepaling van isotopenverhoudingen kan massadiscriminatie een verschil

veroorzaken tussen een gemeten isotopenverhouding en de corresponderende echte

waarde. Deze afwijking wordt onder andere veroorzaakt door de onderlinge afstoting

tussen positieve ladingen in de ionenbundel. Het lenzensysteem zorgde immers, zoals

beschreven in hoofdstuk 3, voor de verwijdering van neutrale en negatief geladen

deeltjes uit de ionenbundel. Aangezien alle ionen met dezelfde snelheid bewegen, is de

kinetische energie van elk deeltje afhankelijk van zijn massa. Lichtere ionen hebben

bijgevolg een grotere kans om uit de bundel verwijderd te worden. Dit fenomeen, het

zogenaamde space-charge effect, zorgt voor een efficiënter transport van de zwaardere

deeltjes naar de massaspectrometer. ICP-MS is dus minder gevoelig voor lichtere dan

voor zwaardere elementen [48, 50].

Nozzle-separation, een andere oorzaak van massadiscriminatie, treedt op wanneer het

plasmagas supersonisch expandeert in de expansiekamer. De lichtere ionen zullen,

omwille van hun lagere massa, verder uit het centrum van de bundel verwijderd

worden. Hierdoor zullen deze ionen de centrale opening van de skimmer niet kunnen

bereiken. Omdat zowel het space-charge effect als nozzle-separation leiden tot

massadiscriminatie in dezelfde richting, is het moeilijk om de bijdrage van deze twee

effecten van elkaar te onderscheiden. Correctie voor massadiscriminatie is cruciaal om

precieze en accurate data te verkrijgen, in het bijzonder bij de bepaling van

isotopenverhoudingen met behulp van MC-ICP-MS [48, 57].

4.3 Correctiemethoden voor massadiscriminatie

De laatste decennia werden verschillende methoden ontwikkeld en succesvol toegepast

om te corrigeren voor massadiscriminatie. Dit is nodig omdat massadiscriminatie een

belangrijke belemmering vormt voor de bepaling van isotopenverhoudingen [58]. In deze

studie worden de isotopenverhoudingen als volgt uitgedrukt:

Page 40: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

21| Interferenties en massadiscriminatie

Rw staat voor de werkelijke verhouding van twee isotopen, met de zwaarste

isotoop in de teller en de lichtste in de noemer. Rexp stelt de experimenteel

bepaalde isotopenverhouding voor.

Om te corrigeren voor massadiscriminatie werd in deze studie gebruikt gemaakt van

externe en interne standaardisatie. Beide methoden worden hieronder toegelicht.

4.3.1 Externe standaardisatie

Bij de zogenaamde standard-sample bracketing (SSB) methode wordt gebruikt gemaakt

van standaarden van het analietelement, met een gekende isotopische samenstelling. De

metingen van elke monsteroplossing worden voorafgegaan en gevolgd door metingen

van de isotopische standaard. De SSB-methode veronderstelt dat massadiscriminatie

lineair varieert in functie van de tijd. De relatieve afwijking tussen de werkelijke en de

experimenteel bepaalde isotopenverhouding voor het monster zal bijgevolg gelijk zijn

aan de gemiddelde relatieve afwijking voor de standaard, gemeten voor en na de

monsteroplossing [12, 58-60]. Dit principe wordt gegeven door vergelijking 4.3:

Rexp,std1 en Rexp,std2 staan voor de experimenteel bepaalde isotopenverhouding van

de standaard, respectievelijk gemeten voor en na het monster.

Bij deze methode is een goede isolatie van de analietelementen van de matrix vereist,

omdat deze een grote invloed heeft op de mate van massadiscriminatie. Om een zo juist

mogelijke waarde te bekomen, is het verder ook noodzakelijk dat de concentraties van

het analietelement in monster- en standaardoplossingen zo goed mogelijk

overeenkomen [12, 59].

Page 41: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Interferenties en massadiscriminatie |22

4.3.2 Interne standaardisatie

Bij interne standaardisatie wordt er een element, met een gelijkaardige massa als het

analietelement, aan de monster- en standaardoplossingen toegevoegd. In tabel 4.2 zijn

de inwendige standaarden (IS), die tijdens deze studie gebruikt werden, weergegeven

[12, 13, 58].

Tabel 4.2: Inwendige standaarden gebruikt voor Zn-, Cu- en Fe-isotopenanalyse.

Analietelement Inwendige standaard

Zn Cu

Cu Ni of Zn

Fe Ni

De afwijking tussen de gemeten en werkelijke isotopenverhoudingen van deze

inwendige standaarden kan gebruikt worden om de massadiscriminatie per massa-

eenheid ε te bepalen. Vervolgens kan de isotopenverhouding van het analietelement via

deze factor gecorrigeerd worden. Verschillende modellen kunnen gehanteerd worden,

afhankelijk van de veronderstelling of massadiscriminatie varieert volgens een lineaire,

exponentiële of machtsfunctie met het verschil in massa (Δm) tussen twee isotopen [12,

13, 58]:

( )

Volgens bovenstaande modellen wordt massadiscriminatie alleen bepaald door het

massaverschil Δm tussen de isotopen. De massadiscriminatie per massa-eenheid ε is

echter groter voor lichtere elementen. Lichtere elementen vertonen immers een groter

relatief verschil in de massa’s van hun isotopen dan zwaardere elementen. In de Russell

vergelijking, weergegeven door vergelijking 4.7, wordt de verhouding van de massa’s

van beide isotopen in rekening gebracht [12, 13, 58, 61].

Page 42: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

23| Interferenties en massadiscriminatie

(

)

m1 en m2 stellen respectievelijk de massa van de zwaarste en de lichtste isotoop

voor. β staat voor de correctiefactor voor massadiscriminatie.

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van het regressiemodel dat Woodhead[62] in

2002 publiceerde. Dit model hanteert de Russell vergelijking om de factoren voor

massadiscriminatie te berekenen. Het meten van standaardoplossingen laat toe om, via

lineaire regressieanalyse, de correlatie tussen de correctiefactoren voor de inwendige

standaard en het doelwitelement te bepalen. Vervolgens kan de bekomen relatie

gebruikt worden om de correctiefactor voor het analietelement in de monsteroplossing

te berekenen uit deze voor de inwendige standaard. De werkelijke isotopenverhouding

van het analietelement in de monsteroplossing kan tenslotte bepaald worden via

vergelijking 4.8. Dit principe wordt grafisch voorgesteld in figuur 4.1 voor de bepaling

van de isotopenverhouding van Zn met Cu als inwendige standaard. Het regressiemodel

van Woodhead werd reeds toegepast bij eerdere Cu-, Fe- en Zn-isotopenanalyses [19, 63-

65].

(

)

Figuur 4.1: Grafische voorstelling van het regressiemodel van Woodhead. De correctiefactoren voor massadiscriminatie voor Cu (inwendige standaard) en Zn (doelelement) in de standaardoplossingen (•), bekomen na metingen op verschillende dagen, behoren duidelijk tot dezelfde calibratiecurve (n=79). Deze relatie kan gebruikt worden om via de correctiefactor voor Cu de correctiefactor voor Zn te bepalen in de monsteroplossingen (•).

-1.82

-1.78

-1.74

-1.70

-1.66

-1.62

-1.78 -1.74 -1.70 -1.66 -1.62

β(6

6Z

n/

64Z

n)

β(65Cu/63Cu)

●standaarden●monsteroplossingen

Page 43: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|24

HOOFDSTUK 5

ELEMENT- EN ISOTOPENANALYSE

In dit hoofdstuk wordt de analytische werkwijze beschreven voor isotopenanalyse van

Cu, Fe en Zn. Voorafgaand aan isotopenanalyse, werden de concentraties van de

analietelementen bepaald. Om accurate concentratiebepalingen uit te voeren, werd

tijdens deze studie gebruik gemaakt van externe kalibratie, waarbij een interne

standaard aan de oplossing werd toegevoegd. Daarnaast bevat dit hoofdstuk ook de

experimentele instellingen voor metingen met de Thermo Scientific Element XR en de

Thermo Scientific Neptune.

5.1 Kwantitatieve elementbepaling

Kwantitatieve elementbepaling werd uitgevoerd met behulp van sector-veld ICP-MS.

Hiervoor werd gebruikt gemaakt van externe kalibratie (ijklijn) waarbij een interne

standaard aan de oplossingen werd toegevoegd. Deze methode laat toe om te corrigeren

voor mogelijke signaalschommelingen, instrumentele drift en niet-spectrale

interferenties. Interne standaardisatie kan dus zowel de precisie als de accuratesse

verbeteren, op voorwaarde dat een gepast element als inwendige standaard (IS)

gekozen wordt. De inwendige standaard wordt in een gelijke hoeveelheid aan alle

blanco-oplossingen, standaarden en monsters toegevoegd. Aangezien de mate van

signaalonderdrukking of –verhoging afhankelijk is van het massagetal, wordt geopteerd

om een inwendige standaard met een gelijkaardige massa als de analietelementen te

gebruiken. Vervolgens kan vergelijking 5.1 gehanteerd worden om de intensiteit na

normalisatie via de inwendige standaard te bepalen [66-68].

In deze vergelijking staan Ia en IIS respectievelijk voor de gemeten intensiteit van

het analiet en de inwendige standaard in het monster. Ia,IScorr staat voor de

intensiteit van het analiet na normalisatie via de inwendige standaard.

Page 44: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

25| Element- en isotopenanalyse

In deze studie werd 69Ga (10 µg Ga L-1) als inwendige standaard gebruikt en toegevoegd

aan alle oplossingen, d.w.z. blanco-, standaard- en monsteroplossingen. Doorgaans

bestond de meetsequentie uit een blanco-oplossing (0.42 M HNO3 dat de IS bevat),

standaarden en monsteroplossingen. Daarnaast werden ook procedureblanco’s

gemeten. Deze oplossingen ondergingen dezelfde monstervoorbereiding en

isolatiestappen als de stalen. Vervolgens werden deze blanco’s gebruikt om te

corrigeren voor mogelijke contaminatie tijdens de monstervoorbereiding en

isolatieprocedure.

5.1.1 Kwantitatieve elementbepaling met de Thermo Scientific Element XR

De Thermo Scientific Element XR, een sector-veld SC-ICP-MS instrument, is uitgerust met

een elektronenvermenigvuldiger en een Faraday cup, zodat gemeten kan worden in

triple-mode. Aangezien de Element een SC-ICP-MS toestel is, kan de signaalintensiteit

slechts bij één massa tegelijkertijd gemeten worden. Om te meten in een ander gebied

van het spectrum dient de versnellingspotentiaal (‘E-scannen’) of de magnetische

veldsterkte (‘B-scannen’) gewijzigd te worden [48]. De instrumentele instellingen en de

data-acquisitie parameters die gebruikt werden voor kwantitatieve analyse zijn

weergegeven in tabel 5.1. Gebaseerd op tabel 4.1, werden de metingen uitgevoerd bij

mediumresolutie (Rs ~ 4000).

Tabel 5.1: Instrumentele instellingen en data-acquisitie parameters voor kwantitatieve analyse met de Thermo Scientific Element XR.

Instrumentele instellingen

Monster opnamesnelheid (µL min-1) 200

Plasmagasdebiet (L min-1) 15

Hulpgasdebiet (L min-1) 0.70

Verstuivergasdebiet (L min-1) 0.96

RF vermogen (W) 1250

Sampling cone Ni; 1.1 mm openingsdiameter

Skimmer Ni; 0.8 mm openingsdiameter

Data-acquisitie parameters

Scan-type E-scan

Runs 5

Passes 5

Integratietijd (ms) 10

Page 45: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Element- en isotopenanalyse |26

5.2 Isotopenanalyse

Informatie over de isotopische samenstelling van een element wordt doorgaans

verkregen door het meten van isotopenverhoudingen. Aangezien variaties in de

isotopische samenstelling ten gevolge van fractionatie-effecten zeer klein zijn, worden

deze verhoudingen gerapporteerd volgens de conventionele δ-notatie (vergelijking 5.2).

Hierbij wordt de isotopenverhouding van het analietelement in de monsteroplossing

relatief uitgedrukt ten opzichte van deze in een referentiemateriaal [11, 12, 69]. De

isotopische referentiematerialen voor Cu, Fe en Zn, die tijdens deze studie gebruikt

werden, zijn respectievelijk NIST SRM 976, IRMM-014 en IRMM-3702.

(

)

waarbij Rw,monster en Rw,std respectievelijk de werkelijke isotopenverhouding van

het betreffende element in de monsteroplossing en het referentiemateriaal zijn.

5.2.1 Isotopenanalyse met de Thermo Scientific Neptune

De Thermo Scientific Neptune, een multi-collector ICP-MS instrument, is uitgerust met

negen Faraday cups. Dit multi-collector systeem maakt simultane detectie mogelijk van

ionen met een verschillende massa tot lading verhouding en dus ook van isotopen van

een zelfde element. De aanwezigheid van één centrale en acht verstelbare cups laat toe

om deze zodanig te positioneren dat de gewenste nucliden in de cups terechtkomen. De

Neptune bezit over een ingangsspleet met een instelbare opening, geplaatst voor de

elektrostatische sector. Door zowel de ingangsspleet als de uitgangsspleet, geplaatst

voor de detector, te vernauwen kan een hoge massaresolutie (figuur 5.1 b) bekomen

worden. Dit geeft aanleiding tot driehoekvormige pieken en een vrij slechte

isotopenprecisie. Om een hoge precisie te verkrijgen zijn trapeziumvormige pieken

(figuur 5.1 a) een vereiste. Een kleine variatie op de massa tot lading verhouding zal dan

geen effect meer hebben op de signaalintensiteit. Deze pieken kunnen bekomen worden

door de uitgangsspleet breder te maken dan de diameter van de ionenbundel. Dit leidt

echter tot een lagere massaresolutie aangezien interfererende moleculaire ionen ook de

cup kunnen binnentreden.

Page 46: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

27| Element- en isotopenanalyse

Door te werken bij de zogenaamde pseudo-hoge massaresolutie kunnen

de trapeziumvormige pieken behouden worden en kan er tegelijkertijd toch

interferentievrij gemeten worden (figuur 5.1 c). Deze benadering komt tot stand door

alleen de ingangsspleet te vernauwen. De cup kan uiteindelijk zodanig geplaatst worden

dat de analietionen op het interferentievrij plateau gemeten kunnen worden [12, 13, 69, 70].

Figuur 5.1: Grafische voorstelling van (a) lage massaresolutie, (b) hoge massaresolutie en (c) pseudo-hoge massaresolutie bij MC-ICP-MS [12].

Dit principe wordt verder toegelicht voor de metingen van 56Fe. De peakscan in figuur

5.2 toont aan dat de pieken afkomstig van 56Fe+ en 40Ar16O+ van elkaar kunnen

onderscheiden worden, zodat de afstand van het piekcentrum tot het interferentievrij

plateau bepaald kan worden. Het signaal van 56Fe+ werd op ongeveer 0.03 u - naar

lagere massa - van het piekcentrum gemeten. Dit principe geldt ook voor de andere

isotopen van ijzer. Om Cu en Zn interferentievrij te meten, wordt een analoge procedure

toegepast. De instrumentele instellingen en meetparameters, die gebruikt werden voor

isotopenanalyse van Cu, Fe en Zn met de Thermo Scientific Neptune, zijn weergegeven in

tabel 5.2.

Page 47: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Element- en isotopenanalyse |28

Figuur 5.2: Genormaliseerde peakscan, uitgevoerd met de Thermo Scientific Neptune, voor een oplossing met 300 µg L-1 Fe en 300 µg L-1 Ni.

Tabel 5.2: Instrumentele instellingen en data-acquisitie parameters voor isotopenanalyse met de Thermo Scientific Neptune.

Instrumentele instellingen

Monster opnamesnelheid (µL min-1) 100

Plasmagasdebiet (L min-1) 15

Hulpgasdebiet (L min-1) 0.70

Verstuivergasdebiet (L min-1) 0.98

RF Vermogen (W) 1275

Sampling cone Ni; 1.1 mm openingsdiameter

Skimmer

Massaresolutie

Ni; 0.8 mm openingsdiameter

Medium resolutie Data-acquisitie parameters

Scan-type Statisch, multi-collectie

Aantal blokken 9

Aantal cycli/blok 5

Integratietijd (s) 4

Cup configuratie voor Zn-isotopenanalyse (Cu als IS)

L3: 63Cu, L2: 64Zn, L1: 65Cu, C: 66Zn, H1: 67Zn, H2: 68Zn

Cup configuratie voor Cu-isotopenanalyse (Zn als IS)

Cup configuratie voor Cu-isotopenanalyse (Ni als IS)

Cupconfiguratie voor Fe-isotopenanalyse (Ni als IS)

L3: 60Ni, L1: 61Ni, C: 62Ni, H1: 63Cu, H3: 65Cu

Cup configuratie voor Fe-isotopenanalyse (Ni als IS) L4: 54Fe, L2: 56Fe, L1: 57Fe, C: 58Fe, H1: 60Ni, H2: 62Ni

Page 48: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 49: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|29

HOOFDSTUK 6

MONSTERS EN MONSTERVOORBEREIDING

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van de stalen gegeven. Daarnaast komt ook de

gehele monstervoorbereiding aan bod. De monstervoorbereiding vormt een belangrijk

onderdeel van het analyseproces. De monstervoorbereiding die tijdens deze studie

uitgevoerd werd, bestaat uit een digestie- en een isolatieprocedure. Om betrouwbare

resultaten te bekomen, moet het optreden van contaminatie en analietverliezen

vermeden worden. Beide procedures werden uitgevoerd in een klasse 10 clean lab, om

zo de kans op contaminatie van de serumstalen te verkleinen. De monsteroplossingen

werden bewaard in Teflon Savillex® bekers. Glazen bekers werden niet gebruikt

aangezien metalen kunnen vrijkomen uit de glasmatrix. Pro-analyse 14 M HNO3 en 12 M

HCl werden aangekocht bij ProLabo (België). Deze zuren werden verder opgezuiverd

door sub-boiling destillatie. Ultra-zuiver 9.8 M H2O2 was aangekocht bij Sigma-Aldrich

(België). Ultra-zuiver water (18.2 MΩ.cm MilliQ) werd gebruikt om de zuren te

verdunnen [19, 71, 72].

6.1 Beschrijving stalen

De serumstalen, die in deze studie werden geanalyseerd, werden aangeleverd door het

Departement Gastro-enterologie en Hepatologie van de Universiteit Gent en zijn

afkomstig van 30 vrijwilligers die allemaal geïnformeerd werden van de studie van hun

serum via een Informed Consent. Twintig van deze stalen waren afkomstig van

vrouwelijke patiënten die lijden aan de ziekte van Crohn. Bij vijf van deze patiënten was

de ziekte actief, bij de vijftien overige was de ziekte in remissie. De rest van de stalen

was afkomstig van gezond veronderstelde vrouwen, gebruikt als controlegroep. Dit

onderzoeksproject was goedgekeurd door een onafhankelijke commissie voor medische

ethiek verbonden aan het Universitair Ziekenhuis Gent en werd uitgevoerd volgens de

richtlijnen voor goede klinische praktijken en de verklaring van Helsinki, ter

bescherming van vrijwilligers die deelnemen aan experimenten.

Page 50: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

30| Monsters en monstervoorbereiding

6.3 Digestie van het serum

In dit onderzoek werd, afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid, 400 tot 450 µL

serum in een Teflon Savillex® beker gebracht. Vervolgens werd 2 mL 14 M HNO3 en 0.5

mL 9.8 M H2O2 aan de monsteroplossing toegevoegd. Dit mengsel werd gedurende 18

uur bij 110 °C verwarmd in een gesloten beker. Nadien werd de beker geopend en werd

de oplossing drooggedampt bij 90 °C. Voorafgaand aan ionenuitwisselings-

chromatografie, werd het residu heropgelost in 5.2 mL (8 M HCl + 0.001% H2O2). Deze

stap staat in voor de vorming van metaalchloridecomplexen (CuCl3-, FeCl4- en ZnCl3-) in

de monsteroplossing, zodat isolatie van Cu, Fe en Zn mogelijk is door middel van

anionenuitwisselingschromatografie [10, 19].

6.4 Optimalisatie van de isolatieprocedure

In een volgende stap, werden Cu, Fe en Zn sequentieel geïsoleerd door middel van

anionenuitwisselingschromatografie. Hierbij is het noodzakelijk dat de analietelementen

kwantitatief herwonnen worden, aangezien tijdens kolomchromatografie fractionatie

kan optreden [73]. Gebaseerd op de strategie beschreven door Van Heghe et al. [19],

werden verscheidene isolatieprocedures getest. Deze testen werden uitgevoerd met

SeronormTM Trace Elements Serum L-1 (LOT 0903106).

Experiment 1

Een Bio-Rad Poly-Prep® kolom werd gevuld met 2 mL AG MP-1, een sterk anion-

uitwisselingshars met een korrelgroottediameter van 75 tot 150 µm. Dit hars bevat

quaternaire ammoniumgroepen, gebonden aan een styreen-divinylbenzeen copolymeer,

met Cl- als tegenion. De metaalchloridecomplexen die aanwezig zijn in de

monsteroplossing hebben een hogere affiniteit voor het hars dan de Cl- ionen. Deze Cl-

ionen zullen bijgevolg uitgewisseld worden voor de metaalchloridecomplexen en

vervolgens elueren uit de kolom [74]. Om opwervelen van het hars te voorkomen, werd

bovenop het hars een stukje katoen geplaatst.

Het hars werd gereinigd met 3 mL 7 M HNO3 en 10 mL 0.7 M HNO3, telkens gevolgd door

~5 mL MilliQ H2O, en geconditioneerd met 10 mL (8 M HCl + 0.001% H2O2). Vervolgens

werd 3 mL monsteroplossing op de kolom gebracht. De overige 200 µL werd apart

gehouden om de elementaire samenstelling, voorafgaand aan de isolatieprocedure, te

bepalen. De matrix werd verwijderd door 8 mL (8 M HCl + 0.001% H2O2) op de kolom te

Page 51: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Monsters en monstervoorbereiding |31

brengen. Na elutie van de matrix, werden Cu, Fe en Zn achtereenvolgens geëlueerd met

respectievelijk 12 mL (5 M HCl + 0.001% H2O2), 10 mL 0.6 M HCl en 10 mL 0.7 M HNO3.

Deze fracties werden per milliliter opgevangen. Vervolgens werd de elementaire

samenstelling in deze fracties vergeleken met deze in het monster, voorafgaand aan de

isolatieprocedure. Het elutieprofiel, voorgesteld in figuur 6.1 a, geeft weer welk

percentage aan elk element werd teruggewonnen in de fracties. Dit elutieprofiel toont

aan dat een groot deel van de matrix in de matrix fractie verwijderd werd. De

analietelementen Cu, Fe en Zn werden kwantitatief (~100%) teruggewonnen in hun

fracties.

Experiment 2

Aangezien bovenstaande isolatieprocedure geoptimaliseerd was voor 3 mL volbloed,

werd deze methode verfijnd voor 500 µL serum. Hierbij werd de hoeveelheid hars

beperkt tot 1 mL. Het hars werd gereinigd met 2 mL 7 M HNO3 en 5 mL 0.7 M HNO3,

telkens gevolgd door ~5 mL MilliQ H2O en geconditioneerd met 5 mL (8 M HCl + 0.001%

H2O2). Vervolgens werd 3 mL monsteroplossing op de kolom gebracht. De matrix werd

verwijderd met 4 mL (8 M HCl + 0.001% H2O2). Na matrix-elutie, werden

achtereenvolgens Cu, Fe en Zn geëlueerd met respectievelijk 9 mL (5 M HCl + 0.001%

H2O2), 7 mL 0.6 M HCl en 7 mL 0.7 M HNO3. Ook deze fracties werden per milliliter

opgevangen. Figuur 6.1 b toont het elutieprofiel voor deze isolatieprocedure. De

herwinning van Cu, Fe en Zn in hun corresponderende fracties was kwantitatief.

Daarnaast was het percentage aan matrix-elementen dat verwijderd werd gelijkaardig

aan of verbeterd ten opzichte van een kolom met 2 mL hars. In een inleidend experiment,

uitgevoerd op een synthetische matrix van serum, werd echter een kleine hoeveelheid

van het Cu (< 1%) samen met de laatste matrixfractie geëlueerd. Hierdoor werd

besloten om de isolatieprocedure te wijzigen. De hoeveelheid volume voor matrix-elutie

kon niet zomaar gereduceerd worden, aangezien in de laatste matrix-fractie nog ~5%

van de hoeveelheid Na aanwezig was. Er werd daarom gekozen om 5 mL

monsteroplossing op de kolom te brengen, zodat 3 mL in plaats van 4 mL (8 M HCl +

0.001% H2O2) zou volstaan om de matrix te elueren.

Page 52: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

32| Monsters en monstervoorbereiding

00 Fig

uu

r 6

.1:

Het

elu

tiep

rofi

el v

oo

r el

emen

ten

(>

10

0 µ

g L

-1)

in S

ero

no

rmT

M T

race

Ele

men

ts S

eru

m L

-1. E

r w

erd

3 m

L m

on

ster

op

loss

ing

op

een

ko

lom

met

(a)

2 m

L e

n

(b)

1 m

L h

ars

geb

rach

t. f

(mx)

= 1

mL

(8

M H

Cl

+ 0

.00

1%

H2O

2)

vo

or

elu

tie

van

de

mat

rixe

lem

ente

n. f

(Cu

x) =

1 m

L (

5 M

HC

l +

0.0

01

% H

2O

2)

vo

or

Cu

elu

tie.

f(F

ex)

= 1

m

L 0

.6 M

HC

l v

oo

r F

e el

uti

e. f

(Zn

x) =

1 m

L 0

.7 M

HN

O3 v

oo

r Z

n e

luti

e. E

en v

oo

rafg

aan

de

iso

lati

epro

ced

ure

, uit

gev

oer

d o

p e

en s

yn

thet

isch

e m

atri

x v

an s

eru

m w

aarb

ij

de

con

cen

trat

ies

aan

ele

men

ten

in

dez

elfd

e o

rde

war

en a

ls d

eze

in S

ero

no

rmT

M T

race

Ele

men

ts S

eru

m L

-1, t

oo

nd

e re

eds

aan

dat

Ca,

K, B

en

Se

kw

an

tita

tief

(~

10

0%

) v

erw

ijd

erd

wo

rden

in

de

ma

trix

frac

ties

.

Page 53: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Monsters en monstervoorbereiding |33

Experiment 3

Om de isolatieprocedure met 1 mL hars te verfijnen, werd een bijkomende test

uitgevoerd met 3 mL en 5 mL monsterlading. Hiervoor werd dezelfde strategie als in

experiment 2 toegepast. De matrix werd geëlueerd met 3 mL i.p.v. 4 mL (8 M HCl +

0.001% H2O2). Na elutie van de matrix, werden Cu, Fe en Zn achtereenvolgens uit de

kolom geëlueerd met respectievelijk 9 mL (5 M HCl + 0.001% H2O2), 7 mL 0.6 M HCl en 7

mL 0.7 M HNO3. Beide elutieprofielen zijn weergegeven in figuur 6.2. De verwijdering

van de matrixelementen bij de procedure met 5 mL monsterlading was gelijkaardig aan

of iets beter dan deze met 3 mL monsterlading.

Deze verfijning werd ook uitgevoerd bij een kolom met 2 mL hars. Dezelfde procedure

als in experiment 1 werd hiervoor toegepast. Net zoals bij een kolom met 1 mL hars, was

verwijdering van de matrix-elementen licht verbeterd indien 5 mL monsteroplossing op

de kolom werd geladen (appendix I).

Figuur 6.2: Elutieprofiel voor elementen (>100 µg L-1) in SeronormTM Trace Elements Serum L-1. Er werd (a) 3 mL en (b) 5 mL monsteroplossing op een kolom met 1 mL hars gebracht. f(ML) = (a) 3 mL of (b) 5 mL (8 M HCl + 0.001% H2O2) voor elutie van de matrix na monsterlading. f(ma) = 3 mL (8 M HCl + 0.001% H2O2) voor elutie van de matrix. f(Cu) = 9 mL (5 M HCl + 0.001% H2O2) voor Cu elutie. f(Fe) = 7 mL 0.6 M HCl voor Fe elutie. f(Zn) = 7 mL 0.7 M HNO3 voor Zn elutie.

Page 54: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

34| Monsters en monstervoorbereiding

Aangezien de concentratie van natrium in de serumstalen vrij hoog is (ongeveer 2000

mg L-1), kan het kleine percentage aan Na, aanwezig in de Cu-stalen, nog steeds een

belangrijke bron voor interferenties vormen. Daarom werd de elutie van dit element

verder nagegaan. In figuur 6.3 is het percentage aan natrium, dat bij elke

isolatiestrategie uit de kolom geëlueerd werd, weergegeven. Een grote hoeveelheid

natrium werd reeds verwijderd in de elutie van de matrix na monsterlading. Het

resterende natrium werd in de matrix-fractie uit de kolom geëlueerd. Voor elke

isolatieprocedure was er minder dan 0.4% van de hoeveelheid Na aanwezig in de Cu-

fracties.

Figuur 6.3: Voorstelling van het percentage aan natrium dat bij elke isolatieprocedure verwijderd wordt. Een groot percentage Na werd reeds verwijderd na monsterlading. De resterende hoeveelheid Na werd verwijderd tijdens elutie van de matrix fractie. De Cu-fractie bevatte bij elke isolatieprocedure minder dan 0.4% van de hoeveelheid Na.

Bovendien werd ook de relatieve standaarddeviatie, bekomen met beide procedures,

berekend. De isolatieprocedures met 1 en 2 mL hars en 5 mL monsterlading werden

tweemaal uitgevoerd. Tabel 6.1 geeft de relatieve standaarddeviatie (RSD) weer voor de

herwinning van Cu, Fe en Zn via deze isolatieprocedures (n=2). Beide procedures

vertonen een hoge precisie voor de chromatografische scheiding van Cu, Fe en Zn.

Tabel 6.1: Relatieve standaarddeviatie voor de herwinning van Cu, Fe en Zn, na isolatie op een kolom met 1 mL en 2 mL hars.

Kolom RSD (%) Cu RSD (%) Fe RSD (%) Zn

1 mL hars, 5 mL monsterlading (n=2) 0.10 6.89 0.91

2 mL hars, 5 mL monsterlading (n=2) 3.57 6.33 4.87

Bovenstaande gegevens tonen aan dat de procedure met 1 mL hars en 5 mL

monsterlading geschikt is om Cu, Fe en Zn te isoleren in serumstalen.

Page 55: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Monsters en monstervoorbereiding |35

6.5 Monstervoorbereiding serumstalen

Om Cu, Fe en Zn in de serumstalen te isoleren, werd besloten om de isolatieprocedure

met 1 mL hars en 5 mL monsterlading te gebruiken. Deze procedure laat toe om zowel

de tijd, nodig voor isolatie, als het verbruik van zuren te reduceren. Ter verduidelijking

wordt deze strategie overzichtelijk weergegeven in tabel 6.2.

Tabel 6.2: Strategie voor isolatie van Cu, Fe en Zn met behulp van ionenuitwisselingschromatografie.

Stap Volume (mL) Medium

Hars 1 AG MP-1; stukje katoen

Reiniging 1.5 7 M HNO3

5 Ultrazuiver H2O

2.5 8 M HCl + 0.001% H2O2

5 Ultrazuiver H2O

5 0.7 M HNO3

5 Ultrazuiver H2O

Conditionering 5 8 M HCl + 0.001% H2O2

Monsterlading 5 8 M HCl + 0.001% H2O2

Matrix 3 8 M HCl + 0.001% H2O2

Cu-elutie 9 5 M HCl + 0.001% H2O2

Fe-elutie 7 0.6 M HCl

Zn-elutie 7 0.7 M HNO3

Na isolatie werden de opgevangen Cu, Fe en Zn fracties uitgedampt bij 90°C en

vervolgens heropgelost in 1 mL 14 M HNO3. Deze stap werd twee maal uitgevoerd. Ten

slotte werden deze fracties nog een laatste keer uitgedampt en heropgelost in 500 µL

0.42 M HNO3. Deze stappen staan in voor de verwijdering van Cl, zodat de meting van

54Fe, 67Zn en 68Zn niet zou beïnvloed worden door interfererende polyatomische ionen

zoals 37Cl16OH+, 35Cl16O2+ en 37Cl16O2+. Concentratiebepaling met de Thermo Scientific

Element XR toonde aan dat de herwinning van Cu, Fe en Zn voor alle stalen 95 ± 5 %

bedroeg.

Na concentratiebepaling, werden de fracties gepast verdund tot een Cu- of Zn-

concentratie van 200 µg L-1 en een Fe-concentratie van 300 µg L-1. De concentratie van

Na in deze verdunde Cu-fracties was voor alle stalen lager dan 2 mg L-1. Eerdere Cu-

isotopenanalyse toonde reeds aan dat de aanwezigheid van Na geen probleem vormt,

indien de waarde voor de Na/Cu verhouding kleiner is dan 10 [10]. Vervolgens werden de

inwendige standaarden aan de fracties toegevoegd. Voor Cu-isotopenanalyse werd Ni als

inwendige standaard gebruikt, aangezien in een eerder onderzoek vastgesteld werd dat

met dit element een betere precisie bekomen wordt dan met Zn. Hoe dan ook zijn zowel

Zn als Ni geschikt om te corrigeren voor massadiscriminatie bij Cu-isotopenanalyse [75].

Page 56: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

36| Monsters en monstervoorbereiding

Bijgevolg werd, indien mogelijk, een tweede meting uitgevoerd met Zn als inwendige

standaard om de metingen te valideren. Voor Fe en Zn-isotopenanalyse werden, zoals

eerder vermeld, respectievelijk Ni en Cu als inwendige standaard gebruikt. De Cu-fractie

bevatte 200 µg L-1 Ni of Zn, de Fe-fractie 300 µg L-1 Ni en de Zn-fractie 200 µg L-1 Cu.

Vervolgens werden de isotopenverhoudingen van Cu, Fe en Zn bepaald met behulp van

de Thermo Scientific Neptune. Om de accuratesse van de bekomen delta-waarden te

controleren, werd om de 5 stalen een in-house standaard (Inorganic Ventures, Nederland)

gemeten. Delta-waarden werden enkel aanvaard indien de delta-waarden voor de

corresponderende in-house standaarden, gemeten voor en na de stalen, correct waren.

De resultaten van de metingen worden besproken in hoofdstuk 7.

6.6 Controle fractionatie

Niettegenstaande de herwinning van Cu, Fe en Zn volgens bovenstaande procedure

kwantitatief is, werd toch een bijkomende test uitgevoerd met in-house standaarden om

isotopische fractionatie op de kolom te evalueren.

Er werd 5 mL van een oplossing met 1500 µg L-1 Cu, Fe en Zn op een kolom met 1 mL

hars gebracht. Deze Cu-, Fe- en Zn-concentraties zijn in dezelfde orde als deze in

SeronormTM Trace Elements Serum L-1. Na isolatie werden de opgevangen Cu, Fe en Zn

fracties uitgedampt bij 90°C en heropgelost in 1 mL 14 M HNO3. Ten slotte werden deze

fracties een tweede keer uitgedampt en heropgelost in 500 µL 0.42 M HNO3. Na

concentratiebepaling, werden de Cu, Fe en Zn fracties gepast verdund tot respectievelijk

200 µg L-1 Cu, 300 µg L-1 Fe en 200 µg L-1 Zn. De inwendige standaarden werden aan de

fracties toegevoegd in een concentratie gelijk aan deze van de analietelementen. Ni werd

toegevoegd aan de Cu- en de Fe-fractie, terwijl Cu aan de Zn-fractie werd toegevoegd.

Vervolgens werd isotopenanalyse met de Thermo Scientific Neptune uitgevoerd. De δ-

waarden van de in-house standaarden van Cu, Fe en Zn, na isolatie op een kolom met 1

mL hars, zijn weergegeven in tabel 6.3. Zoals opgemerkt kan worden in de tabel, komen

deze waarden goed overeen met de theoretische waarden.

Page 57: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Monsters en monstervoorbereiding |37

Tabel 6.3: Vergelijking van de theoretische δ-waarden van de in-house standaarden, berekend ten opzichte van een gecertificeerd isotopisch referentiemateriaal, met de bekomen δ-waarden na isolatie op een kolom met 1 mL hars. De onzekerheid op de delta-waarden wordt weergegeven door 2s.

In-house standaard CRM Delta Theoretische waarden (‰) Na isolatie (‰)

Cu (lot C2-CU02116) NIST-976 δ(65Cu) 0.22 ± 0.07 0.22 ± 0.04 Fe (lot D2-FE03110) IRMM-014 δ(56Fe) 0.45 ± 0.07 0.43 ± 0.05

δ(57Fe) 0.64 ± 0.17 0.63 ± 0.09

Zn (lot D2-ZN02061) IRMM-3702 δ(66Zn) -7.03 ± 0.05 -6.98 ± 0.07

δ(67Zn) -10.5 ± 0.21 -10.45 ± 0.10

δ(68Zn) -13.9 ± 0.20 -13.98 ± 0.09

Page 58: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 59: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|38

HOOFDSTUK 7

RESULTATEN ISOTOPENANALYSE

De meetgegevens, verkregen met de Neptune, werden off-line verwerkt. Na verwijdering

van de uitbijters op het 95% betrouwbaarheidsniveau, werden de data gecorrigeerd

voor massadiscriminatie. De resultaten werden uitgedrukt volgens de conventionele

delta-notatie. Na dataverwerking werden de verschillende methoden voor

massadiscriminatie vergeleken. Het verschil tussen de waarden bekomen met de SSB-

methode en de methode van Woodhead was in het algemeen vrij miniem (gemiddelde

bias was <0.06‰ voor Zn, <0.03‰ voor Cu en <0.07‰ voor Fe). Aangezien interne

standaardisatiemethoden corrigeren voor onregelmatige variaties in instrumentele

massadiscriminatie, wordt aangenomen dat deze methoden meer robuust zijn dan de

SSB-methode [58, 60]. Alle delta-waarden, die vermeld worden in dit onderzoek, werden

bijgevolg berekend volgens het regressiemodel van Woodhead. Vervolgens werd de

Grubb’s test toegepast om de delta-waarden te controleren op uitbijters.

De delta-waarden van Fe en Zn werden geplot in een zogenaamd “3-isotopen plot” om

na te gaan of de resultaten op de theoretische massa-afhankelijke fractionatielijn vallen.

Indien een systeem, bestaande uit 3 isotopen met massa’s x, y en z, massa-afhankelijke

fractionatie ondergaat, wordt verondersteld dat de vergelijking van de fractionatielijn

wordt gegeven door vergelijking 7.1 [15].

waarbij Δx = x – z en Δy = y –z, met z als referentie-isotoop.

Voor Fe en Zn resulteert dit in onderstaande vergelijkingen. De delta-waarde δ58Fe werd

niet bepaald, omdat één van de isotopen van de inwendige standaard (58Ni) bijdraagt tot

de signaalintensiteit van 58Fe.

Page 60: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

39| Resultaten isotopenanalyse

Figuren 7.1 en 7.2 tonen respectievelijk het “3-isotopen plot” van de δ-waarden van Fe

en Zn, gemeten voor de serumstalen. Praktisch alle waarden vallen op de theoretische

fractionatielijn. Dit bevestigt dat de isotopenverhoudingen interferentievrij gemeten

werden [69].

Figuur 7.1: δ57Fe versus δ56Fe. De onzekerheid op de waarden wordt voorgesteld door 2s. Praktisch alle waarden vallen op de theoretische massa-afhankelijke fractionatielijn, gegeven door de relatie δ57Fe = 1.5 δ56Fe.

Figuur 7.2: (a) δ67Zn versus δ66Zn en (b) δ68Zn versus δ66Zn. De onzekerheid op de waarden wordt voorgesteld door 2s. Praktisch alle waarden vallen op de op de theoretische massa-afhankelijke fractionatielijn, gegeven door de relaties δ67Zn = 1.5 δ66Zn en δ68Zn = 2 δ66Zn.

Tijdens elke reeks van metingen, werd ook de isotopische samenstelling van Cu, Fe en

Zn in SeronormTM Trace Elements Serum L-1 bepaald. Deze waarden zijn weergegeven

in tabel 7.1. In de literatuur werden echter geen referentiewaarden gevonden.

Tabel 7.1: Isotopische samenstelling van Cu, Fe en Zn in SeronormTM Trace Elements Serum L-1, uitgedrukt volgens de conventionele deltanotatie (‰) met bijhorende onzekerheid (2s).

-4.5

-4.0

-3.5

-3.0

-2.5

-2.0

-1.5

-1.0

-3.0 -2.6 -2.2 -1.8 -1.4 -1.0 -0.6

δ5

7Fe

(‰

)

δ56Fe (‰)

δ57Fe = 1.37 δ56Fe

δ65Cu (‰) δ56Fe (‰) δ66Zn (‰)

Seronorm -0.23 ± 0.03 (n=3) -1.01 ± 0.15 (n=5) -0.02 ± 0.14 (n=4)

Page 61: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Resultaten isotopenanalyse |40

7.1 Relatie tussen de isotopische samenstelling van Cu, Fe en Zn in

serum en de ziekte van Crohn

Om de mogelijke relaties tussen de isotopische samenstelling van Cu, Fe en Zn en de

ziekte van Crohn te begrijpen, werden verscheidene statistische toetsen uitgevoerd. De

Kruskal-Wallis toets, een niet-parametrisch alternatief voor ANOVA (variantie-analyse),

werd aangewend om te onderzoeken of de medianen van de delta-waarden voor de 3

groepen (patiënten waarbij de ZVC actief is, patiënten met de ZVC in remissie en een

controlegroep) significant van elkaar verschillen [76]. Er werd geopteerd om niet-

parametrische methoden toe te passen, aangezien met de Shapiro-Wilk toets werd

aangetoond dat enkele datasets niet normaal verdeeld zijn [77]. Op het 95%

betrouwbaarheidsniveau werd vastgesteld dat er geen significant verschil is in de

isotopische samenstelling van Cu, Fe en Zn in serum tussen de 3 groepen. In tabel 7.2 is

de gemiddelde isotopische samenstelling van deze elementen voor elke groep

weergegeven. De waarden voor de controlegroep komen goed overeen met eerder

gepubliceerde data. Een overzicht van de delta-waarden per staal wordt weergegeven in

Appendix II.

Tabel 7.2: Gemiddelde isotopische samenstelling, uitgedrukt volgens de conventionele deltanotatie (‰) met bijhorende onzekerheid (2s), voor Cu, Fe en Zn in serum bij vrouwen. Deze populatie werd onderverdeeld in een groep die lijdt aan de ziekte van Crohn (actief of in remissie) en een controlegroep.

Groep (♀) N δ65Cu δ56Fe δ66Zn

Crohn 20 -0.27 ± 0.31 -1.77 ± 1.28 0.05 ± 0.30 Actief 5 -0.28 ± 0.35 -1.65 ± 1.66 0.06 ± 0.12

Remissie 15 -0.27 ± 0.30 -1.81 ± 1.19 0.05 ± 0.34

Controle 10 -0.29 ± 0.27 -2.16 ± 0.73 0.06 ± 0.26

Referentie[9] 28 -0.24 ± 0.36 -1.35 ± 0.93 -0.12 ± 0.28

In figuren 7.3, 7.4 en 7.5 zijn de resultaten van de Cu-, Fe- en Zn-isotopenanalyses

voorgesteld als box-and-whisker plots, gesorteerd volgens groep (ZVC actief, ZVC

remissie en controlegroep). Er kan opgemerkt worden dat er voor deze elementen een

duidelijk overlappend bereik is tussen de verschillende groepen.

Page 62: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

41| Resultaten isotopenanalyse

Figuur 7.3: Boxplot dat de isotopische samenstelling van Cu weergeeft voor de bestudeerde groepen (ZVC actief, ZVC remissie en controlegroep). De rechthoeken omvatten het bereik tussen het eerste en het derde kwartiel van de verdeling. De zwarte streep in het midden van de rechthoek stelt de mediaan voor. De lengte van de rechthoek wordt de interkwartielafstand genoemd. De horizontale streepjes onderaan en bovenaan de rechthoek stellen de minimale en maximale waarden voor die niet beschouwd worden als uitbijters.

Figuur 7.4: Boxplot dat de isotopische samenstelling van Zn weergeeft voor de bestudeerde groepen (ZVC actief, ZVC remissie en controlegroep).

Page 63: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Resultaten isotopenanalyse |42

Figuur 7.5: Boxplot dat de isotopische samenstelling van Fe weergeeft voor de bestudeerde groepen (ZVC actief, ZVC remissie en controlegroep).

Voor Fe (figuur 7.5) kan er echter waargenomen worden dat de spreiding bij patiënten

met de ZVC groter is dan deze bij de controlegroep. Daarom werd besloten om de

resultaten voor elk staal afzonderlijk te bekijken. Zoals gezien kan worden in figuren 7.6

en 7.7, levert het uitzetten van de delta-waarden voor Cu en Zn in functie van hun

staalnummer geen extra informatie op.

Figuur 7.6: δ65Cu versus staalnummer. De onzekerheid op de waarden wordt weergegeven door 2s. De zwarte volle lijn geeft de gemiddelde waarde weer voor de controlegroep. De standaarddeviatie op het gemiddelde van de controlegroep wordt weergegeven door de gestreepte lijnen.

-0.8

-0.7

-0.6

-0.5

-0.4

-0.3

-0.2

-0.1

0.0

0.1

0.2

0 5 10 15 20 25 30

δ6

5C

u (

‰)

Staalnummer

Controlegroep

Actief

Remissie

Page 64: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

43| Resultaten isotopenanalyse

-0.5

-0.4

-0.3

-0.2

-0.1

0.0

0.1

0.2

0.3

0.4

0 5 10 15 20 25 30

δ6

6Z

n (

‰)

Staalnummer

Controlegroep

Actief

Remissie

Voor Fe (figuur 7.8) kan er opgemerkt worden dat enkele stalen, afkomstig van

patiënten met de ZVC (zowel actief als in remissie), licht verrijkt zijn in de zware

isotoop. Deze stalen werden aangeduid met een oranje ellips. Indien deze stalen als een

aparte groep wordt beschouwd, toonde de Kruskal-Wallis toets aan dat deze groep van

waarden op het 95% betrouwbaarheidsniveau significant verschilt van de resterende

groep waarden. Dit kan eveneens visueel opgemerkt worden bij uitzetten van δ57Fe in

functie van δ56Fe (figuur 7.9).

-3.4

-3.0

-2.6

-2.2

-1.8

-1.4

-1.0

-0.6

0 5 10 15 20 25 30

δ5

6F

e (

‰)

Staalnummer

Controlegroep

Actief

Remissie

Figuur 7.7: δ66Zn versus staalnummer. De onzekerheid op de waarden wordt weergegeven door 2s. De zwarte volle lijn geeft de gemiddelde waarde weer voor de controlegroep. De standaarddeviatie op het gemiddelde van de controlegroep wordt weergegeven door de gestreepte lijnen.

Figuur 7.8: δ56Fe versus staalnummer. De onzekerheid op de waarden wordt weergegeven door 2s. De zwarte volle lijn geeft de gemiddelde waarde weer voor de controlegroep. De standaarddeviatie op het gemiddelde van de controlegroep wordt weergegeven door de gestreepte lijnen.

Page 65: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Resultaten isotopenanalyse |44

Figuur 7.9: δ57Fe versus δ56Fe. De onzekerheid op de waarden wordt voorgesteld door 2s.

Een tweede poging om deze groepen van elkaar te onderscheiden, is het uitvoeren van

hiërarchische clusteranalyse (HCA). Clusteranalyse wordt toegepast om een groep van

objecten onder te verdelen in klassen waarbij gelijkende objecten in dezelfde klasse

worden ondergebracht. HCA toonde aan dat deze waarden, aangeduid met de oranje

ellips, tot dezelfde groep behoren. Er werd opgemerkt dat deze patiënten, met

afwijkende delta-waarden voor Fe, hogere serumconcentraties aan Cu hebben dan de

overige patiënten. De Kruskal-Wallis toets toonde aan dat er op het 95%

betrouwbaarheidsniveau een significant verschil is in de serumconcentratie aan Cu

tussen deze twee groepen.

Vervolgens werd principale componenten analyse (PCA) toegepast om te visualiseren

welke informatie vervat zit in de veranderlijken. PCA is een multivariate statistische

methode voor data-reductie, waarbij de oorspronkelijke veranderlijken worden

vervangen door nieuwe veranderlijken, de zogenaamde principale componenten (PC). In

de eerste twee PC zit 76% van de totale variantie vervat. PC1 bevat de informatie die

vervat is in de delta-waarden van Fe en Cu en telt mee voor 50% van de variantie. PC2

bevat de informatie die vervat is in de delta-waarden van Zn en bevat 27% van de

variantie. Zoals gezien kan worden in figuur 7.10, leveren de delta-waarden van Cu, Fe

en Zn verschillende informatie op. Bijgevolg werden voor deze elementen correlaties

onderzocht met enkele klinische parameters.

-4.5

-4.0

-3.5

-3.0

-2.5

-2.0

-1.5

-1.0

-3.0 -2.5 -2.0 -1.5 -1.0 -0.5

δ5

7Fe

(‰)

δ56Fe(‰)

Controlegroep

Actief

Remissie

Page 66: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

45| Resultaten isotopenanalyse

Figuur 7.10: Ladinggrafiek bekomen door PCA. Er kan opgemerkt worden dat de δ-waarden voor Cu, Fe en Zn verschillende informatie bevatten.

7.2 Relatie tussen de isotopische samenstelling van Cu, Fe en Zn in

serum van patiënten met de ZVC en klinische parameters

Mogelijke correlaties tussen enkele klinische parameters en de isotopische

samenstelling van Cu, Fe en Zn in serum werden nagegaan met de Spearman’s

rangcorrelatiecoëfficiënt ρ. Deze test is geschikt voor elke correlatie die een monotone

functie volgt en dus niet alleen voor lineaire correlaties. In tegenstelling tot de Pearson’s

r test, is de Spearman’s ρ test een niet-parametrische techniek, wat impliceert dat een

normale verdeling van de waarden geen vereiste is.

Eerst werd onderzocht of er correlaties zijn tussen de isotopische samenstelling van Fe

in serum van vrouwelijke patiënten met de ZVC en parameters voor de ijzerstatus.

Vervolgens werden deze resultaten vergeleken met deze van een eerdere studie [21],

waarbij dezelfde correlaties onderzocht werden in bloed van gezond veronderstelde

mannen en vrouwen. De resultaten zijn overzichtelijk weergegeven in tabel 7.3.

Page 67: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Resultaten isotopenanalyse |46

Net zoals bij volbloed, werd er geen relatie gevonden tussen de isotopische

samenstelling van Fe en de serumconcentratie aan Fe. Zowel bij volbloed als bij serum,

werd een correlatie gevonden met de serumconcentratie transferrine. In tegenstelling

tot bij volbloed, werden geen correlaties gevonden met de serumconcentratie ferritine

en de transferrine-saturatie (TSAT). Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de

correlaties in serum werden onderzocht bij vrouwelijke patiënten met de ZVC, terwijl de

correlaties in bloed onderzocht werden bij gezonde mannen en vrouwen.

Tabel 7.3: Correlatie tussen parameters voor de ijzerstatus en de isotopische samenstelling van Fe in serum van vrouwelijke patiënten met de ziekte van Crohn. Bij een eerdere studie[21] werden deze correlaties onderzocht in volbloed van gezond veronderstelde individuen. ρ stelt de correlatiecoëfficiënt voor en p het significantieniveau.

Correlatie met δ56Fe Serum (ZVC, ♀) Volbloed (♀+♂) [21]

ρ p Correlatie ρ p Correlatie

Concentratie Fe 0.287 0.219 - -0.284 0.065 - Concentratie ferritine -0.104 0.663 - -0.690 0.000 Concentratie transferrine 0.458 0.042 0.631 0.000 TSAT 0.065 0.786 - -0.463 0.002

Vervolgens werden ook correlaties onderzocht tussen de isotopische samenstelling van

Fe in serum en andere parameters. Een overzicht van de resultaten is weergegeven in

tabel 7.4. Er werd een relatie gevonden met de totale ijzerbindingscapaciteit (TIBC), een

parameter die gerelateerd is aan transferrine. Daarnaast werd ook een relatie gevonden

tussen de isotopische samenstelling van Fe en ceruloplasmine. Deze correlatie kan in

vraag gesteld worden omdat juist Cu en niet Fe zich bindt aan ceruloplasmine. Dit eiwit

is echter essentieel voor het ijzermetabolisme. Het staat in voor de oxidatie van Fe2+ tot

Fe3+, zodat het gebonden kan worden aan zijn transportproteïne transferrine. Indien er

een tekort is aan Cu, wordt het transport van Fe negatief beïnvloed wat kan leiden tot

een opstapeling van ijzer in de lever en in andere weefsels [78, 79]. Mogelijk verklaart dit

eveneens de correlatie tussen de isotopische samenstelling van Fe en de

serumconcentratie Cu. Er werd geen correlatie gevonden met de serumconcentratie Zn.

Tabel 7.4: Correlatie van enkele klinische parameters met de isotopische samenstelling van Fe in serum van patiënten met de ziekte van Crohn. ρ stelt de correlatiecoëfficiënt voor en p het significantieniveau.

Correlatie met δ56Fe ρ p Correlatie

TIBC 0.458 0.042 Concentratie Cu 0.457 0.043 Concentratie Zn 0.111 0.643 - Ceruloplasmine 0.556 0.013

Page 68: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

47| Resultaten isotopenanalyse

Nadien werden correlaties onderzocht tussen de isotopische samenstelling van Cu in

serum en klinische parameters. Er werden enkel correlaties gevonden met de

serumconcentratie transferrine en TIBC. In een eerdere publicatie werd vermeld dat een

tekort aan koper leidt tot een verlaging van de concentratie aan transferrine in serum

[80]. In dit onderzoek werd waargenomen dat er een significante correlatie is tussen de

serumconcentratie Cu en transferrine (ρ=0.531, p=0.016). Er werden geen correlaties

gevonden met de andere parameters (tabel 7.5).

Tabel 7.5: Correlatie van enkele klinische parameters met de isotopische samenstelling van Cu in serum van patiënten met de ziekte van Crohn. ρ stelt de correlatiecoëfficiënt voor en p het significantieniveau.

Correlatie met δ65Cu ρ p Correlatie

Concentratie Fe -0.186 0.431 - Concentratie Cu -0.298 0.202 - Concentratie Zn 0.177 0.454 - Ferritine 0.266 0.257 - Transferrine -0.583 0.007 TSAT 0.122 0.609 - TIBC -0.583 0.007 Ceruloplasmine -0.333 0.164 -

Als laatste werden relaties onderzocht tussen de isotopische samenstelling van Zn in

serum en klinische parameters (tabel 7.6). Er werden geen correlaties gevonden met de

Cu- en Zn-concentraties. Daarentegen werd wel een significante correlatie gevonden met

de concentratie van Fe. Dit is mogelijk te verklaren doordat een gedeelte van de

hoeveelheid zink in bloedplasma gebonden is aan transferrine. Aangezien transferrine

hoofdzakelijk instaat voor het transport van ijzer, kan een overmaat aan ijzer de

absorptie van zink reduceren en omgekeerd [78]. Daarnaast werd er ook een relatie

gevonden met TSAT, een parameter die gerelateerd is aan de serumconcentratie van Fe.

Een opmerkelijke correlatie werd gevonden tussen de isotopische samenstelling van Zn

en glucose. Zn speelt een rol in de glucose homeostase. Er werd vermeld dat er een

significant verband is tussen de inname van Zn en lagere bloedsuikerwaarden [81]. Een

laag zinkgehalte kan nadelig zijn voor de glucosetolerantie [82]. Er werden geen

correlaties gevonden met transferrine, TIBC, ferritine en ceruloplasmine.

Page 69: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Resultaten isotopenanalyse |48

Tabel 7.6: Correlatie van enkele klinische parameters met de isotopische samenstelling van Zn in serum van patiënten met de ziekte van Crohn. ρ stelt de correlatiecoëfficiënt voor en p het significantieniveau.

Correlatie met δ66Zn ρ p Correlatie

Concentratie Fe -0.554 0.011 Concentratie Cu -0.191 0.421 - Concentratie Zn 0.224 0.343 - Glucose 0.477 0.034 TSAT 0.475 0.034

Er kan opgemerkt worden dat de isotopische samenstellingen van Fe, Cu en Zn

gerelateerd lijken te zijn aan de Cu- en Fe-status. Alle correlaties die in deze studie

aangetoond werden, werden gevonden in serum van vrouwelijke patiënten met de ZVC.

Page 70: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 71: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|49

HOOFDSTUK 8

EVALUATIE EN BESLUIT

In deze studie werd geëvalueerd of isotopenanalyse van essentiële transitiemetalen in

serum dienst kan doen als diagnostisch hulpmiddel voor de ziekte van Crohn. De

serumstalen, die in dit onderzoek werden geanalyseerd, werden aangeleverd door het

Departement Gastro-enterologie en Hepatologie van de Universiteit Gent en zijn

afkomstig van 30 vrijwilligers die allemaal geïnformeerd werden via een Informed

Consent. Twintig van deze stalen waren afkomstig van vrouwelijke patiënten met de

ZVC. Bij vijf van deze patiënten was de ziekte actief, bij de vijftien overige was de ziekte

in remissie. De rest van de stalen was afkomstig van gezond veronderstelde vrouwelijke

individuen, die dienst deed als controlegroep. Dit onderzoeksproject was goedgekeurd

door een onafhankelijke commissie voor medische ethiek verbonden aan het UZ Gent en

werd uitgevoerd volgens de richtlijnen voor goede klinische praktijken en de verklaring

van Helsinki.

De monstervoorbereiding, bestaande uit een digestiestap en een isolatiestap, werd

uitgevoerd in een klasse 10 clean lab. Digestie van het serum werd uitgevoerd door

toevoegen van 2 mL 14 M HNO3 en 0.5 mL 9.8 M H2O2 aan 400-450 µL serum. Nadien

werden de oplossingen drooggedampt bij 90°C en heropgelost in 5.2 mL (8 M HCl +

0.001% H2O2). Een Bio-Rad Poly-Prep kolom werd gevuld met 1 mL AG MP-1, een sterk

anionuitwisselingshars. Er werd 5 mL monsteroplossing op de kolom gebracht. Na elutie

van de matrix met 3 mL (8 M HCl + 0.001% H2O2) werden Cu, Fe en Zn achtereenvolgens

geëlueerd met respectievelijk 9 mL (5 M HCl + 0.001% H2O2), 7 mL 0.6 M HCl en 7 mL

0.7 M HNO3. Niettegenstaande het gegeven dat bij deze procedure de tijd nodig voor

isolatie gereduceerd werd, duurt deze stap toch nog een 8-tal uur.

Page 72: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

50| Evaluatie en besluit

Na isolatie werden de opgevangen Cu, Fe en Zn fracties uitgedampt bij 90°C en

heropgelost in 1 mL 14 M HNO3. Vervolgens werden de fracties nog eens uitgedampt en

heropgelost in 500 µL 0.42 M HNO3. Deze stappen worden uitgevoerd om Cl-gebaseerde

interferenties te vermijden. Concentratiebepaling met de Thermo Scientific Element XR,

een sector-veld SC-ICP-MS instrument, toonde aan dat de herwinning van Cu, Fe en Zn

voor alle stalen 95 ± 5 % bedroeg.

Vervolgens werd de isotopische samenstelling van Cu, Fe en Zn bepaald via multi-

collector ICP-MS. Hiervoor werden de fracties gepast verdund tot 300 µg L-1 voor Fe en

200 µg L-1 voor Cu en Zn. Vervolgens werden de inwendige standaarden aan de fracties

toegevoegd in een concentratie gelijk aan deze van de analietelementen. Aan de Cu- en

Fe- fracties werd Ni toegevoegd, terwijl aan de Zn-fracties Cu werd toegevoegd. Om te

corrigeren voor massadiscriminatie werd de SSB-methode en het regressiemodel van

Woodhead toegepast.

Met behulp van enkele statistische testen, zoals de Kruskal-Wallis toets, werd

aangetoond dat er geen verschil is in de isotopische samenstelling van Cu, Fe en Zn in

serum van patiënten met de ZVC en gezonde individuen. Een groep stalen, afkomstig van

patiënten met de ZVC - zowel actief als in remissie - vertoonde echter een zwaardere

isotopische samenstelling van Fe in vergelijking met de overige stalen. Deze aanrijking

in de zware isotoop zou gelinkt kunnen worden aan de ZVC, maar deze trend is niet

duidelijk. Dit gedrag werd immers niet waargenomen in de voorafgaand gedefinieerde

groepen (ZVC en controlegroep). De ZVC gaat vaak samen met een slechte absorptie van

nutriënten in de darmen, een tekort aan voedingstoffen en bloedverlies wat andere

ziekten kan veroorzaken zoals bijvoorbeeld bloedarmoede.

De Spearman ρ test toonde aan dat de isotopische samenstelling van Fe gecorreleerd is

met transferrine, TIBC, ceruloplasmine en de Cu-concentratie. De isotopische

samenstelling van Cu is dan weer omgekeerd evenredig gerelateerd met transferrine en

TIBC. Voor Zn werd vastgesteld dat er een correlatie is tussen de isotopische

samenstelling en de concentratie van Fe en glucose. Deze correlaties werden

waargenomen bij vrouwelijke patiënten met de ZVC.

Page 73: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|51

HOOFDSTUK 9

REFERENTIES

1. Debièvre, P., et al., Table of the Isotopic Compositions of the Elements. International Journal of Mass Spectrometry and Ion Processes, 1993. 123(2): p. 149-166.

2. Asael, D., et al., Fluid speciation controls of low temperature copper isotope fractionation applied to the Kupferschiefer and Timna ore deposits. Chemical Geology, 2009. 262(3-4): p. 147-158.

3. Vance, D., et al., The copper isotope geochemistry of rivers and the oceans. Earth and Planetary Science Letters, 2008. 274(1-2): p. 204-213.

4. Fernandez, A., et al., Fractionation of Cu, Fe, and Zn isotopes during the oxidative weathering of sulfide-rich rocks. Chemical Geology, 2009. 264(1-4): p. 1-12.

5. Albarède, F., The stable isotope geochemistry of copper and zinc. Geochemistry of Non-Traditional Stable Isotopes, 2004. 55: p. 409-427.

6. Halliday, A.N., et al., Applications of multiple collector-ICPMS to cosmochemistry, geochemistry, and paleoceanography. Geochimica Et Cosmochimica Acta, 1998. 62(6): p. 919-940.

7. Lobo, L., et al., Copper and antimony isotopic analysis via multi-collector ICP-mass spectrometry for provenancing ancient glass. Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2014. 29(1): p. 58-64.

8. Resano, M., et al., Laser ablation single-collector inductively coupled plasma mass spectrometry for lead isotopic analysis to investigate evolution of the Bilbilis mint. Analytica Chimica Acta, 2010. 677(1): p. 55-63.

9. Albarède, F., et al., Isotopic evidence of unaccounted for Fe and Cu erythropoietic pathways. Metallomics, 2011. 3(9): p. 926-933.

10. Aramendia, M., et al., Isotopic analysis of Cu in serum samples for diagnosis of Wilson's disease: a pilot study. Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2013. 28(5): p. 675-681.

11. Vanhaecke, F., et al., The Isotopic Composition of the Elements, in Isotopic Analysis: Fundamentals and Applications Using ICP-MS. 2012, Wiley-VCH: Edited by Vanhaecke, F. and Degryse, P.

12. Vanhaecke, F., et al., Use of single-collector and multi-collector ICP-mass spectrometry for isotopic analysis. Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2009. 24(7): p. 863-886.

13. Vanhaecke, F., Massaspectrometrie en Isotopenanalyse, Mastercursus. Universiteit Gent, 2013.

14. Balter, V., et al., Contrasting Cu, Fe, and Zn isotopic patterns in organs and body fluids of mice and sheep, with emphasis on cellular fractionation. Metallomics, 2013. 5(11): p. 1470-1482.

Page 74: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

52| Referenties

15. Balter, V., et al., Bodily variability of zinc natural isotope abundances in sheep. Rapid Communications in Mass Spectrometry, 2010. 24(5): p. 605-612.

16. Hotz, K., et al., Isotopic signatures of iron in body tissues as a potential biomarker for iron metabolism. Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2011. 26(7): p. 1347-1353.

17. Moynier, F., et al., Heterogeneous distribution of natural zinc isotopes in mice. Metallomics, 2013. 5(6): p. 693-699.

18. Walczyk T., et al., Natural iron isotope variations in human blood. Science, 2002. 295(5562): p. 2065-2066.

19. Van Heghe, L., et al., Isotopic analysis of the metabolically relevant transition metals Cu, Fe and Zn in human blood from vegetarians and omnivores using multi-collector ICP-mass spectrometry. Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2012. 27(8): p. 1327-1334.

20. Van Heghe, L., et al., The influence of menstrual blood loss and age on the isotopic composition of Cu, Fe and Zn in human whole blood. Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2014. 29(3): p. 478-482.

21. Van Heghe, L., et al., The relationship between the iron isotopic composition of human whole blood and iron status parameters. Metallomics, 2013. 5(11): p. 1503-1509.

22. Krayenbuehl, P.A., et al., Hereditary hemochromatosis is reflected in the iron isotope composition of blood. Blood, 2005. 105(10): p. 3812-3816.

23. Head, K., et al., Inflammatory bowel disease. Part II: Crohn's disease--pathophysiology and conventional and alternative treatment options. Alternative Medicine Review, 2004. 9(4): p. 360-401.

24. Panes, J., et al., Crohn's disease - A review of current treatment with a focus on biologics. Drugs, 2007. 67(17): p. 2511-2537.

25. Ruthruff, B., Clinical review of Crohn's disease. Journal of the American Academy of Nurse Practitioners, 2007. 19(8): p. 392-397.

26. Vermeire, S., et al., Review article: altering the natural history of Crohn's disease - evidence for and against current therapies. Alimentary Pharmacology & Therapeutics, 2007. 25(1): p. 3-12.

27. Kuroki, F., et al., Multiple vitamin status in Crohn's disease. Correlation with disease activity. Digestive Diseases and Sciences, 1993. 38(9): p. 1614-8.

28. Rumi, G., et al., Decrease of serum carotenoids in Crohn's disease. Journal of Physiology-Paris, 2000. 94(2): p. 159-161.

29. Geerling, B.J., et al., Comprehensive nutritional status in patients with long-standing Crohn disease currently in remission. American Journal of Clinical Nutrition, 1998. 67(5): p. 919-926.

30. Schoelmerich, J., et al., Zinc and vitamin A deficiency in patients with Crohn's disease is correlated with activity but not with localization or extent of the disease. Hepatogastroenterology, 1985. 32(1): p. 34-8.

31. Ringstad, J., et al., Serum selenium, copper, and zinc concentrations in Crohn's disease and ulcerative colitis. Scandinavian Journal of Gastroenterology, 1993. 28(7): p. 605-8.

32. Lomer, M.C.E., et al., Intake of dietary iron is low in patients with Crohn's disease: a case-control study. British Journal of Nutrition, 2004. 91(1): p. 141-148.

Page 75: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Referenties |53

33. Filippi, J., et al., Nutritional deficiencies in patients with Crohn's disease in remission. Inflammatory Bowel Diseases, 2006. 12(3): p. 185-191.

34. Ojuawo, A., et al., The serum concentrations of zinc, copper and selenium in children with inflammatory bowel disease. The Cental African Journal of Medicine, 2002. 48(9-10): p. 116-9.

35. Thomas, R., Spectroscopy tutorial - A beginner's guide to ICP-MS - Part I. Spectroscopy, 2001. 16(4): p. 38.

36. Halliday, A.N., et al., Recent Developments in Inductively-Coupled Plasma Magnetic-Sector Multiple Collector Mass-Spectrometry. International Journal of Mass Spectrometry and Ion Processes, 1995. 146: p. 21-33.

37. Vanhaecke, F., Spectroscopische analysemethoden, Bachelorcursus. Universiteit Gent, 2011.

38. Balaram, V., Developments and Trends in Inductively-Coupled Plasma-Mass Spectrometry and Its Influence on the Recent Advances in Trace-Element Analysis. Current Science, 1995. 69(8): p. 640-649.

39. Thomas, R., Beginner's guide to ICP-MS - Part VI - The mass analyzer. Spectroscopy, 2001. 16(10): p. 44-48.

40. Thomas, R., A beginner's guide to ICP-MS - Part X - Detectors. Spectroscopy, 2002. 17(4): p. 34.

41. Longerich, H., Laser Ablation–Inductively Coupled Plasma–Mass Spectrometry (LA–ICP–MS); An Introduction, in Laser-ablation-ICPMS in the earth sciences : principles and applications. 2001, Mineralogical Association of Canada: Edited by Sylvester P. p. 1-18.

42. Thomas, R., A beginner's guide to ICP-MS - Part V: The ion focusing system. Spectroscopy, 2001. 16(9): p. 38.

43. Thomas, R., Spectroscopy tutorial - A beginner's guide to ICP-MS - Part II: The sample-introduction system. Spectroscopy, 2001. 16(5): p. 56.

44. Date, A.R., An Introduction to Inductively Coupled Plasma Source-Mass Spectrometry. Trac-Trends in Analytical Chemistry, 1983. 2(10): p. 225-230.

45. Kawaguchi, H., Inductively Coupled Plasma Mass-Spectrometry. Analytical Sciences, 1988. 4(4): p. 339-345.

46. Gaines, P., Sample introduction for ICP-MS and ICP-OES. Spectroscopy, 2005. 20(1): p. 20-23.

47. Todoli, J.L., et al., Sample introduction systems for the analysis of liquid microsamples by ICP-AES and ICP-MS. Spectrochimica Acta Part B-Atomic Spectroscopy, 2006. 61(3): p. 239-283.

48. Vanhaecke, F., Single-Collector Inductively Coupled Plasma Mass Spectrometry, in Isotopic Analysis, Fundamentals and Applications Using ICP-MS. 2012, Wiley-VCH: Edited by Vanhaecke, F. and Degryse, P.

49. Thomas, R., A beginner's guide to ICP-MS - Part III: The plasma source. Spectroscopy, 2001. 16(6): p. 26.

50. Hieftje, G.M., et al., Developments in Plasma Source-Mass Spectrometry. Analytica Chimica Acta, 1989. 216(1-2): p. 1-24.

51. Thomas, R., A beginner's guide to ICP-MS - Part IV: The interface region. Spectroscopy, 2001. 16(7): p. 26.

Page 76: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

54| Referenties

52. Houk, R.S., et al., Inductively Coupled Argon Plasma as an Ion-Source for Mass-Spectrometric Determination of Trace-Elements. Analytical Chemistry, 1980. 52(14): p. 2283-2289.

53. Jakubowski, N., L. Moens, and F. Vanhaecke, Sector field mass spectrometers in ICP-MS. Spectrochimica Acta Part B-Atomic Spectroscopy, 1998. 53(13): p. 1739-1763.

54. Thomas, R., A beginner's guide to ICP-MS - Part VII: Mass separation devices - Double-focusing magnetic-sector technology. Spectroscopy, 2001. 16(11): p. 24.

55. Thomas, R., A beginner's guide to ICP-MS Part XII - A review of interferences. Spectroscopy, 2002. 17(10): p. 24.

56. Finnigan Mat, ICP-MS Interferenz-Tabelle, Version 2. 1995.

57. Xie, Q.L., et al., Isotope ratio measurement by hexapole ICP-MS: mass bias effect, precision and accuracy. Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2002. 17(1): p. 69-74.

58. Yang, L., Accurate and Precise Determination of Isotopic Ratios by Mc-Icp-Ms: A Review. Mass Spectrometry Reviews, 2009. 28(6): p. 990-1011.

59. Devulder, V., et al., Common analyte internal standardization as a tool for correction for mass discrimination in multi-collector inductively coupled plasma-mass spectrometry. Spectrochimica Acta Part B-Atomic Spectroscopy, 2013. 89: p. 20-29.

60. Mason, T.F.D., et al., High-precision Cu and Zn isotope analysis by plasma source mass spectrometry - Part 2. Correcting for mass discrimination effects. Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2004. 19(2): p. 218-226.

61. Vanhaecke, F., L. Balcaen and P. Taylor, Use of ICP-MS for Isotope Ratio Measurements, in Inductively Coupled Plasma Spectrometry and its Applications. 2007, Blackwell Publishing Ltd: Edited by Steve J. Hill. p. 160-225.

62. Woodhead, J., A simple method for obtaining highly accurate Pb isotope data by MC-ICP-MS. Journal of Analytical Atomic Spectrometry, 2002. 17(10): p. 1381-1385.

63. Stenberg, A., et al., Isotopic variations of Zn in biological materials. Analytical Chemistry, 2004. 76(14): p. 3971-3978.

64. Costas-Rodriguez, M., et al., Evidence for a possible dietary effect on the isotopic composition of Zn in blood via isotopic analysis of food products by multi-collector ICP-mass spectrometry. Metallomics, 2014. 6(1): p. 139-146.

65. Stenberg, A., et al., Measurement of iron and zinc isotopes in human whole blood: Preliminary application to the study of HFE genotypes. Journal of Trace Elements in Medicine and Biology, 2005. 19(1): p. 55-60.

66. Vanhaecke, F., et al., The Use of Internal Standards in Icp Ms. Talanta, 1992. 39(7): p. 737-742.

67. Thomas, R., Methods of Quantitation, in Practical Guide to ICP-MS: A Tutorial for Beginners. 2008, CRC, Taylor & Francis Group, Boca Ratton, FL.

68. Vogl, J., Calibration Strategies and Quality Assurance, in Inductively Coupled Plasma Mass Spectrometry Handbook. 2005, Blackwell Publishing Ltd: Edited by Simon M. Nelms.

Page 77: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

Referenties |55

69. Wieser, M., et al., Multi-Collector Inductively Coupled Plasma Mass Spectrometry, in Isotopic Analysis: Fundamentals and Applications Using ICP-MS. 2012, Wiley-VCH: Edited by Vanhaecke, F. and Degryse, P.

70. Weyer, S., et al., High precision Fe isotope measurements with high mass resolution MC-ICPMS. International Journal of Mass Spectrometry, 2003. 226(3): p. 355-368.

71. Thomas, R., Contamination Issues, in Practical Guide to ICP-MS. 2004, Marcel Dekker, INC.

72. Ha, Y., et al., A tutorial and mini-review of the ICP-MS technique for determinations of transition metal ion and main group element concentration in the neurodegenerative and brain sciences. Monatshefte Fur Chemie, 2011. 142(4): p. 385-398.

73. Marechal, C., et al., Ion-exchange fractionation of copper and zinc isotopes. Geochimica Et Cosmochimica Acta, 2002. 66(9): p. 1499-1509.

74. BIO-RAD Laboratories, AG MP-1 and AG 2 Strong Anion Exchange Resin, Instruction Manual.

75. Balliana, E., et al., Copper and tin isotopic analysis of ancient bronzes for archaeological investigation: development and validation of a suitable analytical methodology. Analytical and Bioanalytical Chemistry, 2013. 405(9): p. 2973-2986.

76. Bewick, V., et al., Statistics review 10: Further nonparametric methods. Critical Care, 2004. 8(3): p. 196-199.

77. Strijckmans, K., Chemometrie, Mastercursus. Universiteit Gent, 2011.

78. Osredkar, J., et al., Copper and Zinc, Biological Role and Significance of Copper/Zinc Imbalance. Journal of Clinical Toxicology, 2011. s3:001.

79. Arredondo, M., et al., Iron and copper metabolism. Molecular Aspects of Medicine, 2005. 26(4-5): p. 313-27.

80. Haddad, A.S., et al., Hypocupremia and bone marrow failure. Haematologica, 2008. 93(1): p. e1-5.

81. Kanoni, S., et al., Total Zinc Intake May Modify the Glucose-Raising Effect of a Zinc Transporter (SLC30A8) Variant A 14-Cohort Meta-analysis. Diabetes, 2011. 60(9): p. 2407-2416.

82. Suliburska, J., et al., The evaluation of selected serum mineral concentrations and their association with insulin resistance in obese adolescents. European Review for Medical and Pharmacological Sciences, 2013. 17(17): p. 2396-2400.

Page 78: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 79: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|56

HOOFDSTUK 10

APPENDIX

Page 80: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

57| Appendix

APPENDIX I: Elutieprofiel

Figuur I: Elutieprofiel voor elementen (>100 μg L-1) in SeronormTM Trace Elements Serum L-1. Er werd (a) 3 mL en (b) 5 mL monsteroplossing op een kolom met 2 mL hars gebracht. f(ML) = (a) 3 mL of (b) 5 mL (8 M HCl + 0.001% H2O2) voor elutie van de matrix na monsterlading. f(ma) = 8 mL (8 M HCl + 0.001% H2O2) voor elutie van de matrix. f(Cu) = 12 mL (5 M HCl + 0.001% H2O2) voor Cu elutie. f(Fe) = 10 mL 0.6 M HCl voor Fe elutie. f(Zn) = 10 mL 0.7 M HNO3 voor Zn elutie.

Page 81: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

58| Appendix

APPENDIX II : Overzicht van de stalen en hun delta-waarden

Tabel II: Overzicht van de stalen en hun delta-waarden (‰) voor Cu, Fe en Zn. De onzekerheid op de waarden wordt voorgesteld door 2s. De groep waartoe de stalen behoren wordt weergegeven door A (ZVC actief), R (ZVC in remissie) en C (controlegroep). Ook de leeftijd van de donoren is in deze tabel weergegeven.

Staal Vrouw (A, R, C) Leeftijd δ65Cu δ66Zn δ67Zn δ68Zn δ56Fe δ57Fe 1 R 49 -0.10 ± 0.04 -0.15 ± 0.07 0.14 ± 0.16 -0.09 ± 0.09 -1.26 ± 0.07 -1.89 ± 0.18 2 R 38 -0.34 ± 0.04 -0.13 ± 0.07 -0.34 ± 0.14 -0.01 ± 0.08 -1.22 ± 0.03 -1.66 ± 0.16 3 A 32 -0.53 ± 0.00 0.00 ± 0.05 -0.16 ± 0.16 0.15 ± 0.09 -1.09 ± 0.01 -1.62 ± 0.03 4 R 91 -0.29 ± 0.03 -0.07 ± 0.04 -0.01 ± 0.09 -0.20 ± 0.06 -2.02 ± 0.04 -2.18 ± 0.07 5 R 28 -0.33 ± 0.03 0.06 ± 0.03 0.42 ± 0.08 0.09 ± 0.06 -1.76 ± 0.05 -2.42 ± 0.08 6 A 45 -0.12 ± 0.02 0.00 ± 0.04 -0.02 ± 0.08 0.00 ± 0.05 -2.82 ± 0.04 -3.86 ± 0.10 7 R 32 -0.31 ± 0.09 -0.36 ± 0.07 -0.72 ± 0.16 -0.56 ± 0.09 -1.27 ± 0.05 -1.81 ± 0.10 8 A 45 -0.12 ± 0.03 0.13 ± 0.04 0.09 ± 0.09 0.18 ± 0.06 -2.24 ± 0.04 -3.33 ± 0.14 9 R 45 -0.24 ± 0.03 0.12 ± 0.04 0.36 ± 0.13 0.32 ± 0.05 -2.76 ± 0.03 -3.98 ± 0.07

10 R 49 -0.48 ± 0.03 0.31 ± 0.03 0.13 ± 0.09 0.52 ± 0.06 -2.13 ± 0.03 -2.99 ± 0.09 11 R 39 -0.32 ± 0.04 0.06 ± 0.07 -0.08 ± 0.21 0.20 ± 0.08 -1.10 ± 0.08 -1.70 ± 0.18 12 R 45 -0.34 ± 0.01 0.16 ± 0.06 0.12 ± 0.18 0.19 ± 0.09 -1.12 ± 0.02 -1.69 ± 0.11 13 R 33 -0.27 ± 0.04 0.11 ± 0.04 0.31 ± 0.12 0.31 ± 0.06 -2.49 ± 0.05 -3.39 ± 0.11 14 A 51 -0.35 ± 0.06 0.11 ± 0.03 0.09 ± 0.09 0.24 ± 0.06 -1.03 ± 0.04 -1.53 ± 0.07 15 R 55 -0.06 ± 0.03 0.17 ± 0.04 0.21 ± 0.10 0.43 ± 0.05 -2.52 ± 0.04 -3.56 ± 0.10 16 R 29 -0.26 ± 0.00 0.23 ± 0.07 0.50 ± 0.22 0.40 ± 0.10 -1.41 ± 0.05 -1.53 ± 0.10 17 R 21 -0.19 ± 0.02 0.17 ± 0.04 0.37 ± 0.11 0.49 ± 0.06 -2.62 ± 0.04 -3.71 ± 0.08 18 R 52 -0.54 ± 0.09 0.03 ± 0.07 0.09 ± 0.17 0.20 ± 0.09 -2.01 ± 0.03 -2.44 ± 0.23 19 R 58 0.07 ± 0.04 0.01 ± 0.06 -0.26 ± 0.01 -0.07 ± 0.10 -1.41 ± 0.06 -1.63 ± 0.12 20 A 43 -0.26 ± 0.02 0.06 ± 0.06 -0.61 ± 0.15 -0.03 ± 0.08 -1.06 ± 0.05 -1.46 ± 0.11 21 C 50 -0.17 ± 0.03 0.03 ± 0.06 -0.22 ± 0.17 0.01 ± 0.06 -1.80 ± 0.08 -2.57 ± 0.22 22 C 48 -0.23 ± 0.03 0.12 ± 0.07 -0.27 ± 0.19 0.19 ± 0.08 -2.45 ± 0.07 -3.10 ± 0.11 23 C 49 -0.30 ± 0.00 0.03 ± 0.05 0.58 ± 0.14 0.21 ± 0.09 -1.81 ± 0.05 -2.18 ± 0.12 24 C 23 -0.21 ± 0.00 -0.25 ± 0.06 -0.08 ± 0.17 -0.15 ± 0.09 -2.82 ± 0.04 -3.32 ± 0.09 25 C 34 -0.45 ± 0.04 -0.06 ± 0.05 0.16 ± 0.19 0.01 ± 0.08 -2.03 ± 0.05 -2.32 ± 0.11 26 C 60 -0.08 ± 0.03 0.12 ± 0.04 -0.08 ± 0.11 0.36 ± 0.07 -2.27 ± 0.04 -3.45 ± 0.08 27 C 46 -0.38 ± 0.03 0.13 ± 0.04 0.29 ± 0.09 0.39 ± 0.06 -1.64 ± 0.04 -2.29 ± 0.07 28 C 27 -0.45 ± 0.07 0.09 ± 0.04 -0.01 ± 0.11 0.25 ± 0.05 -2.09 ± 0.09 -3.08 ± 0.07 29 C 53 -0.16 ± 0.02 0.22 ± 0.04 0.26 ± 0.13 0.41 ± 0.05 -2.17 ± 0.03 -3.16 ± 0.07 30 C 48 -0.42 ± 0.04 0.12 ± 0.04 0.26 ± 0.14 0.24 ± 0.06 -2.54 ± 0.04 -3.43 ± 0.10

Page 82: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 83: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

|59

HOOFDSTUK 11

ENGLISH SUMMARY

English summary in the form of a scientific article.

Engelstalige samenvatting in de vorm van een wetenschappelijk artikel.

Page 84: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 85: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

1

Evaluation of the capabilities of isotopic analysis of essential transition metals in

serum using multi-collector ICP-mass spectrometry for medical diagnosis

S. Lauwens, M. Costas Rodriguez and F. Vanhaecke

Department of Analytical Chemistry, Ghent University, Krijgslaan 281-S12,

BE-9000 Ghent, Belgium

In this study, the isotopic composition of Cu, Fe and Zn was

studied using multi-collector - inductively coupled plasma –

mass spectrometry in human serum samples. For

chromatographic isolation of these elements, the method

described by Van Heghe et al. [1] was further fine-tuned for

making it suitable for serum samples. The purpose of this study

was to investigate the potential use of Cu, Fe and Zn isotopic

analysis for the diagnosis of Crohn’s disease. Therefore a set of

serum samples from female patients suffering from Crohn’s

disease (either active or in remission) and supposedly healthy

females were analyzed. Also possible relationships between the

isotopic composition of serum and some clinical parameters

were investigated. A clear link between the Crohn’s disease and

isotope ratios was not observed.

Keywords: isotope ratio, transition metals, serum, Crohn’s

disease, MC-ICP-MS

Introduction

Although the study of natural isotopic variability of essential transition metals for

biomedical applications is still in an exploratory stage, the interest in this research

area is increasing rapidly. Some researchers have already studied the influence of

different parameters - such as age, gender, dietary habits and menstruation - on the

isotopic composition of Cu, Fe and Zn in blood. It was shown that the Fe isotopic

composition in whole blood differs between men and woman [1, 2]. Further research

revealed a significant difference in the Fe and Cu isotopic composition between

menstruating and non-menstruating women [3]. Van Heghe et al. reported that the Zn

isotopic signature in whole blood seems to be affected by the diet [1]. More recently,

a relationship between the Fe isotopic composition in whole blood and the iron status

was found [4]. Even more important in the context of this work, is that differences in

the isotopic composition of these elements could be observed in individuals with an

aberrant metabolism. A few years ago, Krayenbuehl et al. reported differences in the

Fe isotopic composition between patients suffering from hemochromatosis and

healthy individuals [5]. This was the first evidence for the potential of isotopic

analysis of metabolically relevant transition metals as a diagnostic tool. Recently, it

was shown that Cu isotopic analysis in serum might serve as a valuable diagnostic

tool to track down Wilson’s disease [6]. The fact that Crohn’s disease (CD) can affect

the uptake of transition metals, led us to the hypothesis that a different isotopic

composition could be observed in these patients.

Crohn’s disease, as a subcategory of inflammatory bowel disease, is characterized

by chronic inflammation of the gastro-intestinal tract. Symptoms are variable, but

often include diarrhea (sometimes with blood), abdominal pain, cramping fever and

weight loss. Individuals suffering from CD experience alternating periods of

remission and flare-ups. Unfortunately, diagnosis of CD is challenging for clinicians,

Page 86: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

2

because of the overlapping features with ulcerative colitis. Diagnosis is mostly

achieved by biochemical, endoscopic and radiographic findings combined with a

questionnaire for checking relevant signs of the disease [7-10].

Malnutrition is often observed in patients suffering from CD. Causes for nutritional

deficiency include malabsorption in the small intestine, low nutrient intake and

nutrient loss due to chronic diarrhea [7]. However, different studies examining the

concentrations of transition metals in serum have yielded contradictory results.

Geerling et al. and Schoelmerich et al. found decreased serum levels of Zn in patients

with CD [11, 12]. In contrast, Ringstad et al. observed no differences in serum zinc

concentrations between patients and controls [13]. In a study conducted by Lomer et

al., it was reported that the uptake of Fe was significantly lower in CD patients [14].

However, Geerling et al. and Filippi et al. found no differences in the Fe uptake

between patients and controls [11, 15]. In a study by Ringstad et al., higher serum

levels of Cu were observed in CD patients [13]. However, Geerling et al. found no

differences in serum Cu levels between patients and controls [11]. In a similar study,

examining children with CD, significantly lower serum levels of Zn were found

compared to controls [16]. These contradictory results show the absence of a clear-cut

trend between malnutrition and CD.

The purpose of this study was to investigate the potential use of isotopic analysis of

transition metals for the diagnosis of Crohn’s disease. For that purpose, serum

samples from patients suffering from CD – either active or in remission – and

supposedly healthy individuals were analyzed for their Cu, Fe and Zn isotopic

composition using multi-collector ICP-mass spectrometry.

Experimental

Reagents and standards

Ultrapure water (resistivity > 18.2 MΩ cm) was obtained from a Milli-Q Element

water purification system (Millipore, France). Pro-analysis grade 14 M HNO3 and

12 M HCl obtained from ProLabo (Belgium) were further purified by sub-boiling

distillation in a PFA and a quartz still, respectively. Ultrapure 9.8 M H2O2 was

purchased from Sigma-Aldrich (Belgium).

Isotopic reference materials IRMM-3702, IRMM-014 and NIST SRM 976 were

purchased from the Institute for Reference Materials and Measurements (IRMM,

Belgium) and from the National Institute of Standards and Technology (NIST, USA).

These reference materials were used for standard-sample bracketing and for

calculation of the δ-values (vide infra). In-house isotopic standards for Cu, Fe and Zn

were prepared from commercially available stock solutions (Inorganic Ventures, The

Netherlands; lot C2-CU02116 for Cu, lot D2-FE03110 for Fe and lot D2-ZN02061

for Zn). These standards were used to check the validity of the measurements.

SeronormTM

Trace Elements Serum L-1 reference material (LOT 0903106) was

purchased from SERO (Norway).

Poly-Prep chromatography columns filled with AG MP-1 (100-200 mesh) strong

anion exchange resin acquired from Bio-Rad (Belgium) were used for element

isolation.

Teflon Savillex® beakers were used throughout the study for sample handling and

storage. The entire sample preparation procedure was performed in a class 10 clean

lab.

Page 87: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

3

Samples

Serum samples analyzed in this study were obtained from the Department of

Gastroenterology and Hepatology of Ghent University and originate from 30 female

Belgian adults. Twenty of these samples were taken from patients with established

diagnosis of Crohn’s disease. In five patients, the disease was active. In the fifteen

remaining patients, the disease was in remission. The rest of the samples were taken

from supposedly healthy donors and were used as controls. All volunteers read and

signed an informed consent form concerning this study. This research project was

approved by an independent commission for medical ethics connected to the Ghent

University Hospital and was performed according to the guidelines for good clinical

practice and the statement of Helsinki, emplaced to protect volunteers participating in

experiments.

Sample preparation

For sample digestion, 2 mL of 14 M HNO3 and 0.5 mL of 9.8 M H2O2 was added

to 400-450 µL of serum (depending on the total amount available) and this mixture

was kept at 110 °C for 18 h in a closed Teflon Savillex® beaker. The digest thus

obtained was evaporated to dryness at 90 °C. Prior to element isolation, the residue

was redissolved in 5.2 mL of (8 M HCl + 0.001% H2O2).

For the simultaneous isolation of the target elements, the protocol described by

Van Heghe et al. [1] was further modified for making it applicable to digested serum

samples. Bio-Rad Poly-Prep® columns were filled with 1 mL of AG MP-1 resin and a

cotton stopper was placed on top of the resin. The resin was cleaned with 1.5 mL of 7

M HNO3, 2.5 mL of (8 M HCl + 0.001% H2O2) and 5 mL of 0.7 M HNO3, each time

followed by ~5 mL of Milli-Q H2O. Afterwards, the resin was conditioned with 5 mL

of (8 M HCl + 0.001% H2O2) and 5 mL of the sample was loaded onto the column.

The matrix was removed using 3 mL of (8 M HCl + 0.001% H2O2). Subsequently, Cu

was eluted with 9 mL of (5 M HCl + 0.001% H2O2), Fe with 7 mL 0.6 M HCl and Zn

with 7 mL 0.7 M HNO3. After isolation, the purified fraction was evaporated to

dryness at 90 °C to remove residual chloride and redissolved in 14 M HNO3. This

procedure was performed twice. The final residue was redissolved in 500 µL of

0.42 M HNO3.

Instrumentation and measurement

Isotope ratio measurements were performed using a Thermo Scientific Neptune

MC-ICP-MS unit (Thermo Scientific, Germany). Sample introduction was

accomplished via a 100 µL min-1

PFA nebulizer and a spray chamber, consisting of a

cyclonic and a Scott-type sub-unit. The instrument settings and data - acquisition

parameters used are summarized in Table I. All samples and standard were analyzed

following a sample-standard bracketing sequence. All Cu and Zn fractions were

diluted to a concentration of 200 µg L-1

and the Fe fractions to a concentration of 300

µg L-1

. For instrumental mass bias correction, the Cu and Fe fractions were doped

with Ni and the Zn fractions with Cu. The final concentration of these internal

standards in the fractions was equal to that of the target elements. In-house isotopic

standards were included every 5 samples for checking the quality of the isotope ratio

measurements.

All data were treated off-line after 2s rejection of outliers. Correction for mass

discrimination was performed in the manner proposed by Woodhead [17]. The isotope

ratios were expressed according to the conventional δ-notation, which expresses the

isotope ratio as a difference in per mil (‰) relative to the isotope ratio of an

Page 88: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

4

internationally accepted isotopic referential material. In this work, the values are

expressed relative to NIST SRM 976 for Cu, IRMM-014 for Fe and IRMM-3702 for

Zn.

Elemental analysis was performed using a Thermo Scientific Element XR

(Thermo Scientific, Germany) single-collector sector-field ICP-MS instrument. The

samples were introduced using a 200 µL min-1

nebulizer and a cyclonic spray

chamber. The Element XR SF-ICP-MS instrument was operated using the instrument

settings and data acquisition parameters listed in Table I. External calibration with Ga

as internal standard was carried out for all concentration measurements. These

measurements were performed for validation of the isolation procedure, for

quantitative determination of the target elements prior to isotopic analysis and for

checking the presence of elements that can potentially give rise to interferences.

TABLE I. Single and multi-collector ICP-MS instrument settings and data acquisition parameters

Neptune MC–ICP-MS

Sample uptake rate (µL min-1) 100

Plasma gas / auxiliary gas flow rate (L min-1) 15 / 0.7

Nebulizer gas flow rate (L min-1) 0.98

RF power (W) 1275

Guard electrode Connected

Resolution mode Medium

Sampling cone / skimmer cone Ni; 1.1 mm aperture diameter / Ni; 0.8 mm aperture diameter

Lens settings Optimized for maximum signal intensity

Scan type Static, multi-collection

Number of blocks 9

Number of cycles/block 5

Integration time (s) 4

Cup configuration for Zn measurements L3: 63Cu, L2: 64Zn, L1: 65Cu, C: 66Zn, H1: 67Zn, H2: 68Zn

Cup configuration for Cu measurements

Cupconfiguratie voor Fe-isotopenanalyse (Ni

als IS)

L3: 60Ni, L1: 61Ni, C: 62Ni, H1: 63Cu, H3: 65Cu

Cup configuration for Fe measurements L4: 54Fe, L2: 56Fe, L1: 57Fe, C: 58Fe, H1: 60Ni, H2: 62Ni

Element XR sector field – ICP-MS

Sample uptake rate (µL min-1) 200

Plasma gas / auxiliary gas flow rate (L min-1) 15 / 0.7

Nebulizer gas flow rate (L min-1) 0.96

RF power (W) 1250

Guard electrode Connected

Resolution mode Medium

Sampling cone / skimmer cone Ni; 1.1 mm aperture diameter / Ni; 0.8 mm aperture diameter

Scan type E-scan

Runs and passes 5 x 5

Sample time (ms) 10

Results and discussion

Validation of the isolation procedure

The protocol for simultaneous isolation of Cu, Fe and Zn was evaluated by

elemental analysis of the collected fractions. Figure 1 shows the elution profile for

elements (>100 µg L-1

) in SeronormTM

Trace Elements Serum L-1 reference material.

As can be seen in the figure, all important matrix elements are removed during matrix

elution. Elemental assays of the isolated fractions showed that quantitative recoveries

for Cu, Fe and Zn were obtained (no significant difference from 100%). In a

preliminary experiment, it was already shown that Ca, K, B and Se were removed

quantitatively (~100%) in the matrix fraction.

Page 89: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

5

Figure 1. Elution profile for elements (>100 µg L

-1) in Seronorm

TM Trace Elements

Serum L-1. f(sl) = 5 mL fraction of (8 M HCl + 0.001% H2O2) for matrix elution after

sample load, f(ma) = 3 mL of (8 M HCl + 0.001% H2O2) for matrix elution. f(Cu) = 9

mL of (5 M HCl + 0.001% H2O2) for Cu elution, f(Fe) = 7 mL of 0.6 M HCl for Fe

elution and f(Zn) = 7 mL of 0.7 M HNO3 for Zn elution.

Assessment of measurement results

The final delta-values for Fe and Zn were plotted in a 3-isotope plot (δ57

Fe vs.

δ56

Fe, δ67

Zn vs. δ66

Zn and δ68

Zn vs. δ66

Zn) to test if the results testify to mass-

dependent fractionation. The data fall onto a line of slope 1.37 for δ57

Fe versus δ56

Fe

and 1.49 and 1.99 for δ67

Zn and δ68

Zn versus δ66

Zn, respectively. These values are in

good agreement with the theoretical values of ~1.5 for δ57

Fe versus δ56

Fe and ~1.5

and ~2 for δ67

Zn and δ68

Zn versus δ66

Zn, respectively. During each analytical session,

also the Cu, Fe and Zn isotope ratios for SeronormTM

Trace Elements serum L-1 were

measured. In Table II, the δ-values for these three elements in Seronorm reference

material are given. To the best of our knowledge, no reference values for the

Seronorm reference material of serum have been reported before.

TABLE II. Delta values (‰) for Cu, Fe and Zn for SeronormTM Trace Elements Serum L-1.

δ65Cu ± 2s δ56Fe ± 2s δ66Zn ± 2s

Seronorm -0.23 ± 0.03 (n=3) -1.01 ± 0.15 (n=5) -0.02 ± 0.14 (n=4)

Isotopic analysis of the serum samples

The mean Cu, Fe and Zn isotopic composition of serum for the different groups

studied (i.e. patients with CD – either active or in remission - and control subjects) is

listed in Table III. Our isotope ratio results show good agreement with previously

published data. A Kruskal-Wallis test has been performed to test whether the medians

of the isotopic compositions of the groups studied are statistically different. No

significant differences were observed between any of the groups.

NaP

SMg

Ba Cu Fe Zn Br0

20

40

60

80

100

Re

cove

ry (

%)

1mL Hars, 5mL Load

NaPSMgBaCuFeZnBr

Page 90: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

6

TABLE III. Delta-values (‰) for Cu, Fe and Zn in serum for the different groups studied. The uncertainty is

represented by 2s.

Group (♀) N δ65Cu δ56Fe δ66Zn

Crohn’s disease 20 -0.27 ± 0.31 -1.77 ± 1.28 0.05 ± 0.30

Active 5 -0.28 ± 0.35 -1.65 ± 1.66 0.06 ± 0.12

Remission 15 -0.27 ± 0.30 -1.81 ± 1.19 0.05 ± 0.34

Controls 10 -0.29 ± 0.27 -2.16 ± 0.73 0.06 ± 0.26

Reference [18] 28 -0.24 ± 0.36 -1.35 ± 0.93 -0.12 ± 0.28

The results of the Cu, Zn and Fe isotopic analysis are illustrated as boxplots sorted

by group (Figure 2 for Cu, 3 for Zn and 4 for Fe). As can be seen, there are clearly

overlapping ranges between the three groups. However, for Fe, the spread is larger for

CD patients than for controls. Hence, a closer look was taken to this element. By

plotting δ57

Fe as a function of δ56

Fe, it can be observed (figure 5) that some samples,

coming from CD patients (both active and in remission), are slightly enriched in the

heavier isotope when compared to control (healthy) individuals. These samples are

indicated with an ellipse. Considering these samples as a separate group, the Kruskal-

Wallis test confirmed a significant difference at the 95% confidence level between

this group and the remaining group samples. Higher serum concentrations of Cu were

observed for this group of samples. The Kruskal-Wallis test confirmed a significant

difference in Cu concentration between this group with a heavier Fe isotopic

composition of serum and the remaining group samples.

Figure 2. Box plot diagram displaying the Cu isotopic composition in serum samples,

ordered by group (CD active, CD remission and controls).

Figure 3. Box plot diagram displaying the Zn isotopic composition in serum samples,

ordered by group (CD active, CD remission and controls).

Page 91: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

7

Figure 4. Box plot diagram displaying the Fe isotopic composition in serum samples,

ordered by group (CD active, CD remission and controls).

Figure 5. δ

57Fe versus δ

56Fe. Error bars represent 2s.

Relationship with clinical parameters. Correlations between the isotopic

composition of serum and some clinical parameters were checked using Spearman’s ρ

(rho) test. Possible correlations between the Fe isotopic composition of serum coming

from female CD patients and the iron status parameters were compared with the

outcomes of previous research [4], studying the same correlations in whole blood of

supposedly healthy males and females (Table IV).

No significant correlation was found between the serum Fe concentration and the

Fe isotopic composition. A significant correlation was found between δ56

Fe and the

serum transferrin concentration. The same holds true for the Fe isotopic composition

of whole blood. In contrast to whole blood, there are no significant correlations

between δ56

Fe in serum and the serum concentration ferritin and the transferrin

saturation (TSAT).

TABLE IV. Correlations between the serum Fe isotopic composition and iron status parameters. These results

were compared with the results of a previous research, studying the same correlations in whole blood. ρ represents

the correlation coefficient and p the significance level.

Correlation with δ56Fe Serum (CD, ♀) Whole blood (healthy, ♀+♂) [4]

ρ p Correlation ρ p Correlation

Serum Fe concentration 0.287 0.219 - -0.284 0.065 - Serum concentration ferritin -0.104 0.663 - -0.690 0.000 Serum concentration transferrin 0.458 0.042 0.631 0.000 Transferrin saturation (TSAT) 0.065 0.786 - -0.463 0.002

-4.5

-4.0

-3.5

-3.0

-2.5

-2.0

-1.5

-1.0

-3.0 -2.5 -2.0 -1.5 -1.0 -0.5

δ5

7Fe

(‰)

δ56Fe(‰)

Controls

Active

Remission

Page 92: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

8

The potential links between the Fe isotopic composition of serum from female CD

patients and other parameters were assessed. An overview of the results is given in

Table V. A significant correlation was found between with the total iron-binding

capacity (TIBC), a parameter linked to transferrin. There is a strong correlation

between the Fe isotopic composition and ceruloplasmin. This protein is essential for

the Fe metabolism since it catalyzes the oxidation of ferrous ion prior to binding to its

transport protein transferrin. Severe Cu deficiency can lead to an accumulation of Fe

in many tissues. Possibly, this explains the correlation between δ56

Fe and the serum

Cu concentration [19, 20]. No relationships could be established with the serum Zn

concentration.

TABLE V. Correlations between the serum Fe, Cu and Zn isotopic composition and clinical parameters. ρ

represents the correlation coefficient and p the significance level.

Clinical parameters ρ p Correlation

Correlation with δ56Fe (CD, ♀)

TIBC 0.458 0.042

Serum Cu concentration 0.457 0.043

Serum Zn concentration 0.111 0.643 -

Ceruloplasmin 0.556 0.013

Correlation with δ65Cu (CD, ♀)

Serum Fe concentration -0.186 0.431 -

Serum Cu concentration -0.298 0.202 -

Serum Zn concentration 0.177 0.454 -

Serum concentration ferritin 0.266 0.257 -

Serum concentration transferrin -0.583 0.007

TSAT 0.122 0.609 -

TIBC -0.583 0.007

Ceruloplasmin -0.333 0.164 -

Correlation with δ66Zn (CD, ♀)

Serum Fe concentration -0.554 0.011

Serum Cu concentration -0.191 0.421 -

Serum Zn concentration 0.224 0.343 -

Glucose 0.477 0.034

TSAT 0.475 0.034

The possible relationships that were found between δ66

Zn and some clinical

parameters are given in Table V. No significant correlation could be established with

the serum Cu and Zn concentration. However, a significant relationship was found

between δ66

Zn and the serum Fe concentration. It is reported that Zn (10%) in blood

plasma is bound to transferrin. Since transferrin is responsible for the Fe transport,

excessive amounts of Fe can reduce the absorption of Zn and vice-versa [20]. Also a

significant correlation was found with TSAT, a parameter related to the serum Fe

concentration. A remarkable correlation was established with glucose. Zn is involved

in the glucose homeostasis and a significant association of total zinc intake with

fasting glucose levels has been reported [22]. A low Zn status may adversely affect

glucose tolerance [23]. No relationships were found with transferrin, TIBC, ferritin

and ceruloplasmin.

It can be noticed that the Fe, Cu and Zn isotopic compositions seem to be related

to the Cu and Fe status. All correlations in this study were found in serum of female

woman suffering from CD.

Page 93: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

9

Conclusion

The procedure developed for Cu, Fe and Zn isolation from serum samples

provides pure fractions and quantitative recoveries. The matrix was collected with 3

mL (8 M HCl + 0.001% H2O2). Cu, Fe and Zn could be successively eluted with 9 mL

of (5 M HCl + 0.001% H2O2), 7 mL of 0.6 M HCl and 7 mL of 0.7 M HNO3,

respectively. The whole sample preparation procedure and the measurement protocols

were tested on Seronorm reference materials. However, no comparison could be made

with literature data.

No clear trend was observed between CD and the serum isotopic composition of

Cu, Fe and Zn. However, for Fe it was observed that some samples originating from

CD patients – both active and in remission – were fractionated towards the heavy

isotope when compared to supposedly healthy individuals. Higher Cu concentrations

were observed for these patients with a heavier Fe isotopic composition.

It was established that the Fe isotopic composition of serum is related to

transferrin, TIBC, ceruloplasmin and the serum Cu concentration. The isotopic

composition of Cu is inversely correlated with transferrin and TIBC. It was found that

the Zn isotopic composition is related to glucose and the serum Fe concentration.

These correlations were found in female patients suffering from Crohn’s disease. For

comparison with healthy individuals, further investigation is necessary.

Acknowledgments

The authors would like to thank Dr. Debby Laukens from the Department of

Gastroenterology and Hepatology from Ghent University for providing serum samples

and the corresponding data for a large number of parameters.

References

1. L. Van Heghe, E. Engstrom, I. Rodushkin, C. Cloquet and F. Vanhaecke, J

Anal Atom Spectrom, 2012, 27, 1327-1334.

2. T. Walczyk and F. von Blanckenburg, Science, 2002, 295, 2065-2066.

3. L. Van Heghe, O. Deltombe, J. Delanghe, H. Depypere and F. Vanhaecke, J

Anal Atom Spectrom, 2014, 29, 478-482.

4. L. Van Heghe, J. Delanghe, H. Van Vlierberghe and F. Vanhaecke,

Metallomics, 2013, 5, 1503-1509.

5. P. A. Krayenbuehl, T. Walczyk, R. Schoenberg, F. von Blanckenburg and G.

Schulthess, Blood, 2005, 105, 3812-3816.

6. M. Aramendia, L. Rello, M. Resano and F. Vanhaecke, J Anal Atom Spectrom,

2013, 28, 675-681.

7. K. Head and J. S. Jurenka, Alt Med Rev, 2004, 9, 360-401.

8. J. Panes, F. Gomollon, C. Taxonera, J. Hinojosa, J. Clofent and P. Nos, Drugs,

2007, 67, 2511-2537.

9. B. Ruthruff, J Am Acad Nurse Prac, 2007, 19, 392-397.

10. S. Vermeire, G. Van Assche and P. Rutgeerts, Aliment Pharm Therap, 2007,

25, 3-12.

11. B. J. Geerling, A. Badart-Smook, R. W. Stockbrugger and R. J. Brummer, Am

J Clin Nutr, 1998, 67, 919-926.

12. J. Schoelmerich, M. S. Becher, P. Hoppe-Seyler, S. Matern, D. Haeussinger, E.

Loehle, E. Koettgen and W. Gerok, Hepato-gastroenterology, 1985, 32, 34-38.

13. J. Ringstad, S. Kildebo and Y. Thomassen, Scand J Gastroentero, 1993, 28,

605-608.

Page 94: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse

10

14. M. C. E. Lomer, K. Kodjabashia, C. Hutchinson, S. M. Greenfield, R. P. H.

Thompson and J. J. Powell, Brit J Nutr, 2004, 91, 141-148.

15. J. Filippi, R. Al-Jaouni, J. B. Wiroth, X. Hebuterne and S. M. Schneider,

Inflamm Bowel Dis, 2006, 12, 185-191.

16. A. Ojuawo and L. Keith, Centr Afr J Med, 2002, 48, 116-119.

17. J. Woodhead, J Anal Atom Spectrom, 2002, 17, 1381-1385.

18. F. Albarède, P. Telouk, A. Lamboux, K. Jaouen and V. Balter, Metallomics,

2011, 3, 926-933.

19. M. Arredondo and M. T. Nunez, Mole aspects med, 2005, 26, 313-327.

20. J. Osredkar and N. Sustar, J Toxicol Clin Toxicol, 2011, s3:001.

21. A. S. Haddad, V. Subbiah, A. E. Lichtin, K. S. Theil and J. P. Maciejewski,

Haematologica, 2008, 93, e1-5.

22. S. Kanoni, J. A. Nettleton, M. F. Hivert, Z. Ye, F. J. A. van Rooij, D. Shungin,

E. Sonestedt, J. S. Ngwa, M. K. Wojczynski, R. N. Lemaitre, S. Gustafsson, J.

S. Anderson, T. Tanaka, G. Hindy, G. Saylor, F. Renstrom, A. J. Bennett, C.

M. van Duijn, J. C. Florez, C. S. Fox, A. Hofman, R. C. Hoogeveen, D. K.

Houston, F. B. Hu, P. F. Jacques, I. Johansson, L. Lind, Y. M. Liu, N.

McKeown, J. Ordovas, J. S. Pankow, E. J. G. Sijbrands, A. C. Syvanen, A. G.

Uitterlinden, M. Yannakoulia, M. C. Zillikens, N. J. Wareham, I. Prokopenko,

S. Bandinelli, N. G. Forouhi, L. A. Cupples, R. J. Loos, G. Hallmans, J.

Dupuis, C. Langenberg, L. Ferrucci, S. B. Kritchevsky, M. I. McCarthy, E.

Ingelsson, I. B. Borecki, J. C. M. Witteman, M. Orho-Melander, D. S.

Siscovick, J. B. Meigs, P. W. Franks, G. V. Dedoussis and M. Investigators,

Diabetes, 2011, 60, 2407-2416.

23. J. Suliburska, S. Cofta, E. Gajewska, G. Kalmus, M. Sobieska, W. Samborski,

Z. Krejpcio, S. Drzymala-Czyz and P. Bogdanski, Eur Rev Med Pharmaco,

2013, 17, 2396-2400.

Page 95: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse
Page 96: Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen- analyse van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/568/RUG01-002163568... · 2014. 12. 18. · Evaluatie van de mogelijkheden van isotopen-analyse