Blauwe Kamer
-
Upload
mark-hendriks -
Category
Documents
-
view
232 -
download
2
description
Transcript of Blauwe Kamer
24 blauwe kamer 4 / 2011 4 / 2011 blauwe kamer 25
Wat is het stedenbouwkundige verhaal van Utrecht?
Utrecht onderneemt stedelijke projecten op tal van plekken in de stad.
Een overkoepelende gedachte lijkt daar niet achter te zitten. De stad is
het drukke middelpunt van forenzend Nederland en het centrum van de
omringende stadsregio – maar het gedraagt zich als een dorp. ‘Er wordt
wel gesproken over samenwerking met andere partijen, maar het liefst
maken ze op het gemeentehuis zelf alle plannetjes.’
Mark HendriksFoto’s Nadine van den Berg
Knus en gezellig, maar geen visie
Het woonproject Parkhaven, met rechts de 105 meter hoge Rabotoren en aan de andere kant van het water de Jaarbeurshallen.
26 blauwe kamer 4 / 2011 4 / 2011 blauwe kamer 27
De door Klunder Architecten ontworpen hoogbouw van de City Campus Max – met 728 huur- en 261 koopappartementen voor studenten – is een waardevolle toevoeging
aan de skyline van Utrecht. Het is een goed voorbeeld van een gemengd woonmilieu en kan een opmaat zijn voor verdere ontwikkeling van de Merwedekanaalzone.
28 blauwe kamer 4 / 2011 4 / 2011 blauwe kamer 29
dat ook in die hoedanigheid functioneert. Het kaartje in Bestemming Utrecht spreekt boekdelen: alle ambities passen netjes binnen de gemeentegrenzen. Dat is niet nieuw voor Utrecht, want ook de structuurvisie uit 2004 toont een op de stad gerichte blik. Utrecht is in die visie een bipolaire stad met twee comple-mentaire stadscentra: Leidsche Rijn Centrum en de binnenstad. Een bredere blik had op zijn minst de vraag opgeworpen of Leidsche Rijn Centrum niet vervangen had moeten worden door bijvoorbeeld het inmiddels gerealiseerde stadscentrum van Nieuwegein.Op stadsgewestelijk niveau zijn meerdere bestuursorganen actief, zoals het Bestuur Regio Utrecht (BRU) en de NV Utrecht (Noordvleugel Utrecht). Hun structuurplan-nen en ontwikkelingsvisies gaan vooral over woningbouw- en kantorenprogramma’s en lokale mobiliteitsvraagstukken. In de ontwik-kelingsvisie tot 2035 is door de NV Utrecht
tijd te hebben voor een ruimtelijk-economische visie op de stad.’ Zelfs Colin ‘Kyteman’ Benders is kritisch over de gemeente. Hij had jarenlang het gevoel dat zijn ideeën en initiatieven bin-nen de gemeente niet serieus werden genomen. ‘Het Utrecht dat ik aan het opbouwen ben is niet het Utrecht waar de gemeente mee bezig is.’Bestemming Utrecht en de Stadsagenda heb-ben maar weinig te maken met de stedenbouw-kundige werkelijkheid waarin Utrecht verkeert. Kennis en cultuur mogen dan interessante thema’s zijn, ze raken nauwelijks aan de gigan-tische vraagstukken waar de stad voor staat: de herontwikkeling van het stationsgebied, de afronding van Leidsche Rijn en Leidsche Rijn Centrum, de bouw van Rijnenburg, de verbre-ding van de A27 en de eventuele aanleg van een noordelijke ringweg, de herstructurering van Kanaleneiland en Overvecht en de vastge-lopen woningmarkt – waaraan de komende 30 jaar vijftigduizend woningen moeten worden toegevoegd. Bestemming Utrecht, de Stadsagenda en de focus op kennis en cultuur geven geen antwoord op deze actuele opgaven. Ze bevat-ten vooral de bekende marketingtaal, met mooie ambities en dromen, maar zonder een ruimtelijke vertaling. Want wat zijn de steden-bouwkundige consequenties van het streven naar dynamische kennis- en opleidingscentra, aantrekkelijke woonmilieus, de status van Cul-turele Hoofdstad en meer culturele podia?
Bipolaire stadHet ontbreekt de gemeente aan een regionale blik – terwijl de stad onderdeel is van een stads-gewest van achthonderdduizend inwoners,
Trompettist Colin Benders, beter bekend als Kyteman, nam vorig jaar zijn intrek in enkele lege loodsen langs de Utrechtse Vecht, vlakbij de Bemuurde Weerd. Onder de naam Kyto-pia verbouwde de in de Domstad geboren en getogen muzikant de oude werkplaatsen tot woningen en oefenruimtes voor muzikanten, schrijvers en kunstenaars. De jonge Benders bouwt graag mee aan de stad. Want, vindt hij, er is meer woon- en werkruimte nodig voor artiesten die in Utrecht willen wonen. In een interview zegt hij: ‘Ik doe dit niet zomaar. Ik ben er oprecht trots op dat ik mijn kunsten in Utrecht heb geleerd.’Het verhaal van Kyteman is door de gemeente gebruikt als uithangbord voor het project Bestemming Utrecht. In dit project ging de Dienst Stadsontwikkeling (DSO) op zoek naar een ‘strategische agenda’ voor de stad. De resultaten van deze exercitie zijn in 2010 gepubliceerd in de toekomstschets ‘Bestem-ming Utrecht, stad van kennis en cultuur’. De boodschap: ‘Met de focus op kennis en cultuur wil de stad zich onderscheiden door kennisont-wikkeling, innovatie, hoogwaardige culturele evenementen en duurzame en aantrekkelijke woonmilieus.’ Deze ambities zijn begin dit jaar vertaald in een zogeheten Stadsagenda, waarin opnieuw een aantal speerpunten is benoemd: dynamische kennis- en opleidingscentra, kennisintensieve bedrijvigheid, nieuwe stede-lijkheid in woon- en werkmilieus, openbare ruimte die uitnodigt tot ontmoeting en cultu-rele podia en werkplaatsen.Uit een rondgang langs deskundigen, oud-bestuurders en raadsleden blijkt niemand Bestemming Utrecht en de Stadsagenda te ken-nen, ondanks een kostbare promotiecampagne
met behalve Kyteman cabaretière Claudia de Breij en oud-Schipholdirecteur Gerlach Cerfontaine. Ontwerpers die regelmatig voor Utrecht werken fronsen de wenkbrauwen bij het zien van het langwerpige boekje. ‘Staat in deze brochure de visie van de stad?’ Navraag bij raadsleden levert een nog schrijnender beeld op. ‘Ik ken dit niet en bij mijn weten is het niet in de raad behandeld.’
KruimelwerkDe sceptische en verbaasde reacties op Bestem-ming Utrecht passen bij de groeiende kritiek op het gebrek aan visie en daadkracht bij de gemeente. Door onvrede over lopende pro-jecten zoals het stationsgebied (zie kader), worstelen ambtenaren en bestuurders met het beeld van een tandeloze organisatie die zich geen raad weet met grote projecten en nieuwe initiatieven.Ontwerpers spreken van een gebrekkige ste-denbouwkundige dienst, waar ambtenaren krampachtig vasthouden aan de versleten dogma’s van de maakbaarheidsplanologie. ‘Ze moeten in Utrecht eens leren zaken los te laten. Er wordt wel gesproken over samen-werking met andere partijen, maar het liefst maken ze op het gemeentehuis zelf alle planne-tjes.’ Anderen wijzen op het gebrek aan samen-hang tussen projecten. ‘Het is kruimelwerk. Op het ene moment gaat het over het aanpakken van plekken in de bestaande stad, terwijl even later doodleuk plannen voor een landelijk woonmilieu in polder Rijnenburg worden gepresenteerd.’ Raadsleden verwijzen naar de visieloosheid van opeenvolgende stadsbestu-ren. ‘De huidige wethouder Harrie Bosch is sterk in de wijkenaanpak. Maar hij lijkt weinig
Vaak gehoord: de gemeentelijke
Dienst Stadsontwikkeling (DSO) zou
te omzichtig omgaan met bewoners
en invloedrijke partijen. Wim Voogt
van het Utrechtse landschapsarchitec-
tenbureau OKRA: ‘De gemeente lijkt
soms bang voor de plannen en ideeën
van andere partijen. Hun stedenbouw-
kundige uitgangspunten komen in het
nauw door contractuele afspraken met
andere partijen, die de speelruimte van
de gemeente beperken.’ Een andere
ontwerper stelt: ‘De gemeente heeft
geen eigen opvatting. Als je iets vraagt,
zeggen ze: dat bespreken we eerst
met bewoners en gebiedspartijen. De
gemeente durft niet door te pakken.’
Een voorbeeld hiervan is het project
Parkhaven aan het Merwedekanaal,
dat op papier een hoogstedelijk woon-
milieu moest zijn, met dure koopap-
Ontzag voor de burger
De kaart in Bestemming Utrecht toont niet meer dan bekende ontwikkelingen. Rijnenburg en Leidsche Rijn Centrum zijn aangegeven,
evenals de aanpak in Overvecht en Kanaleneiland. Bijna alle wijken zijn aangemerkt als potentiële verdichtingslocaties, waarbij
bloemkoolwijk Lunetten gelijk is gesteld aan de buurten langs de statige Maliebaan en arbeiderswijk Ondiep.
Kytemans ‘Kytopia’ in een oude loods langs de Vecht. Parkhaven, een ontwerp van Atelier Quadrat, is een aangename woonbuurt
geworden, maar de gewenste stedelijkheid is niet bereikt.
partementen. Toch wilde de gemeente,
geheel volgens de regels, dat er een
flink percentage sociale huurwoningen
kwam. Het resultaat is een aangenaam
woonwijkje, met enkele restaurants,
maar dat op een doordeweekse middag
niet hoogstedelijk aandoet.
Ook op stadsgewestelijk niveau
ontbreekt het lef om het voortouw
te nemen. Omliggende gemeenten
gaan hun eigen gang, zonder de stad
te raadplegen. Op initiatief van de
gemeente Houten werkt H+N+S Land-
schapsarchitecten aan een visie voor
Laagraven-Oost, een belangrijk groen-
gebied voor de stad Utrecht. Maar die
zit niet aan tafel.
30 blauwe kamer 4 / 2011 4 / 2011 blauwe kamer 31
en hoogst opgeleide beroepsbevolking van het land, levert de op een na hoogste bijdrage aan het Bruto Nationaal Product, is de tweede aantrekkelijkste woonstad en blijft van alle Randstad-steden het langst groeien. Waarom dan tijd en energie steken in een verhaal voor de toekomst?Dat hoefde ook niet zolang de gemeente de touwtjes stevig in handen had en zelf bepaalde waar welke ‘gebraden duiven’ een plek kregen. Maar in de ruimtelijke ordening en steden-bouw is de gemeente niet meer de baas. De rijksoverheid (via infrastructurele werken), projectontwikkelaars, particuliere investeer-ders, woningcorporaties en burgers hebben grote invloed op het tempo en het karakter van stedelijke ontwikkeling. Een gemeente moet over een verhaal beschikken om al die initia-tieven en ontwikkelingen in goede banen te leiden en potentiële investeerders duidelijk te maken wat de stad wil. Raadslid Willem Buunk: ‘Iedereen zegt dat Utrecht geen problemen heeft maar kansen. Dat is zo, maar zonder goed verhaal kun je die kansen ook missen.’‘Bestemming Utrecht, stad van kennis en cul-tuur’ is precies om die redenen geschreven,
vindt Annemiek Rijckenberg. Zij was eind jaren negentig wethouder en werkt nu als onafhankelijk adviseur. ‘Er is nooit sprake geweest van afstemming tussen Nieuwegein en Utrecht. Terwijl Nieuwegein het goedkope deel van de woningmarkt bedient: mensen die in Utrecht geen huis vinden komen in Nieu-wegein terecht, in verouderde woningen in slecht onderhouden wijken. In een regionaal perspectief kan Nieuwegein het stadsdeel zijn waar nog goede en betaalbare woningen te vinden zijn in een bereikbare en groene omge-ving. Gezinnen en studenten gaan daar wonen, niet omdat ze geen keuze hebben, maar omdat het een logische stap is in hun wooncarrière.’ Rijckenberg vervolgt: ‘Specialiseren betekent ook dat een Mediamarkt in Nieuwegein komt en niet in de oude stad – waar ruimte moet zijn voor speciaalzaken. Dan moet overigens wel een einde komen aan de ongezonde situ-atie dat vastgoedreus Corio de winkelcentra in Nieuwegein, Hoog Catharijne én Leidsche Rijn exploiteert.’Met een krachtig verhaal kan Utrecht zijn positie in Nederland versterken. Dat is hard nodig, want het kabinet ziet in Utrecht niet
besloten twintigduizend woningen ‘door te schuiven’ naar Almere – alsof mensen die in Utrecht werken of daar graag willen wonen ook doorgeschoven kunnen worden. Willem Buunk, raadslid voor de VVD, zegt hierover: ‘Je moet dan op zijn minst contact zoeken met Almere. Wat gaat dit betekenen voor de A27, voor de intercityverbinding? Maar dat gebeurt niet. Er wordt op basis van prognoses een keuze gemaakt, maar niet nagedacht over de ruimtelijke consequenties.’ Een regionaal verhaal door de stad Utrecht zou kunnen gaan over kennis en cultuur, maar moet veel breder bezien worden. Is de regio bijvoorbeeld ook niet een mobiliteitscluster, met kantoren van Rijkswaterstaat, Movares en Prorail? Het verhaal moet gaan over de land-schappen van de veenweiden, de Heuvelrug en het rivierengebied, over duurzaamheid, bereikbaarheid, over woonwerkrelaties met Hilversum en Amersfoort, over de omgang met herstructureringswijken. En bovenal over het contrast tussen centrumstad Utrecht en de satellieten Nieuwegein, Houten, Zeist, De Bilt, Bunnik, Bilthoven en Maarssen.Dat vereist afstemming en specialisering,
Illus
trat
ies
Gem
eent
e U
trec
ht
Bouwput stationsgebied, met zicht de graafwerkzaamheden voor de toekomstige Catharijnesingel. In de verte de traverse die vervangen wordt
door een 100 meter brede overkluizing met een poortgebouw. Rechts de anonieme gevels van Hoog Catharijne die ook in de toekomst het station
aan het zicht blijven onttrekken. Links de bouw van het retro-ontwerp voor het nieuwe muziekcentrum Vredenburg.
meer dan een centraal gelegen ‘draaischijf’, met wat kennisintensieve sectoren, te midden van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Dan kan ook de knoop worden door-gehakt over de relatie tot Amsterdam. Nu door de plannen van het kabinet regionale samen-werkingsverbanden als het BRU onder druk komen, is het een logische stap dat het stadsge-west Utrecht toetreedt tot de metropoolregio Amsterdam. Langs de A2 kunnen de hoofd- en Domstad een krachtige tandem vormen, met volgens de Amsterdamse planoloog Zef Hemel een sterk tussenland. In het magazine Utrecht: stad van kennis & cultuur schrijft hij: ‘Het metropolitane landschap tussen Amsterdam en Utrecht, met daarbinnen de Loosdrechtse plas-sen, is goud. Als je dat commercieel ontwikkelt, wordt dat landschap nog interessanter.’
Niet meer de baasDe noodzaak tot een sterk toekomstperspectief was in Utrecht nooit echt aanwezig omdat de stad, in vergelijking met bijvoorbeeld Rotter-dam, geen echte problemen heeft gekend. De gebraden duiven vliegen Utrecht al jaren in de mond, blijkt uit cijfers. Utrecht heeft de jongste
het gevolg van onwaarschijnlijke wurg-
contracten tussen de gemeente en haar
partners – die aan de vooravond van de
verkiezingen in 2006 door de raad ‘zijn
gejaagd’. Zonder grondpositie is de
stad machteloos en overgeleverd aan
de wensen van Corio. Critici menen dat
de gemeente de belangen van de stad
niet goed verdedigt: bomen, die via
een motie in de gemeenteraad inge-
pland waren, komen er toch niet omdat
de zichtbaarheid van de gevels en de
stationsterminal voorgaat.
De directeur van het projectbureau
Albert Hutschemaekers heeft het over
een proces van geven en nemen. Op
de website www.oogoparchitectuur.
nl zegt hij: ‘Doordat de stationshal en
de ingangen van Hoog Catharijne in de
nieuwe opzet van elkaar losgekoppeld
worden, moeten de loopstromen zich
herstellen. Om dat voor elkaar te krij-
gen zijn aan Corio garanties gegeven,
ook over de kwaliteit van de gebouwen
en de publieke ruimte.’
Er is al veel over gezegd en geschreven,
de moeizame rol die de gemeente
Utrecht speelt in de soap rond het sta-
tionsgebied. Een vaak gehoord verwijt:
de stad is niet in staat om beloften na
te komen.
Illustratief zijn de wijzigingen in het
ontwerp voor de herstelde Catharijne-
singel. In het masterplan uit 2003 – de
formele bevestiging van de afspraken
tussen gemeente, Corio en NS – wordt
gesproken over een groene singel aan
de westzijde van de historische stad.
De loopverbinding tussen Hoog Catha-
rijne en de oude stad krijgt vorm via
een smalle overkluizing. Uit de zoge-
noemde Verantwoordingskrant die het
projectbureau vorig jaar uitbracht blijkt
iets anders: het groene karakter van de
Catharijnesingel wordt onderbroken
door een betonnen overkluizing van
minstens honderd meter. En daar blijft
het niet bij: in gelikte impressieteke-
ningen prijkt bovenop een torenhoog
‘poortgebouw’.
De wijzigingen zijn volgens ingewijden
Gebroken beloften in het stationsgebied
In het masterplan uit 2003 is de passage over
de Catharijnesingel (in lila) nog een smalle
loopbrug. Op de kaart uit 2010 is de overkluizing
met tientallen meters verbreed – waar bovenop
het zogenoemde poortgebouw verrijst.
Impressies tonen de Catharijnesingel zonder
poortgebouw (links) en met.
32 blauwe kamer 4 / 2011 4 / 2011 blauwe kamer 33
tig jaar zes- tot tienduizend woningen gebouwd kunnen worden. Het DSM ziet verdichting als een middel om de woningmarkt los te trekken en doelen op het gebied van openbaar vervoer, duurzaamheid, cultuur en werkgelegenheid te realiseren. Daarnaast erkent het DSM het belang van andere partijen. In tijden van een
schappelijke voorzieningen. Stedelijkheid vereist een goed openbaarvervoerssysteem, levendige openbare ruimten en het toepassen van hoogbouw. Een stap in de goede richting is het Dynamisch Stedelijk Masterplan (DSM). Hierin is gezocht naar plekken in de stad waar de komende twin-
aldus de gemeente. Directeur Reinder Hoek van de Dienst Stadsontwikkeling vertelt in het bijbehorende magazine Utrecht: stad van kennis & cultuur: ‘Het beeld was dat Utrecht overal en nergens mee bezig was. Dat wilden we doorbreken. We kiezen voor kennis en cul-tuur om de stad te profileren. Als je kijkt naar de historische lagen van Utrecht dan heeft de geschiedenis veel meer van doen met kennis en cultuur, dan bijvoorbeeld met ‘het gezel-lige winkelhart’ waarmee we in de rest van het land worden geassocieerd.’ Zijn collega Jo de Viet van het programmabureau Stadspromotie voegt in hetzelfde artikel toe: ‘Er zijn veel par-tijen die hier investeren. Die hebben behoefte aan een heldere marktpositie van de stad.’
Geen garantieMet Bestemming Utrecht droomt de gemeente van ‘nieuwe stedelijkheid voor een brede creatieve klasse’ en ‘een openbare ruimte die uitnodigt tot ontmoeting’. Dat betekent gemengde woonmilieus, met ruimte voor werken, winkels, horeca en culturele en maat-
terugtredende overheid en bezuinigingen kan de gemeente dergelijke ontwikkelingen niet alleen ter hand nemen. In het DSM worden drie rollen onderscheiden. Naast acteren (zelf doen) zijn dat faciliteren – ontwikkelingen mogelijk maken door flexibele bestemmings-plannen of de versoepeling van hoogbouwre-gels – en regisseren – het stellen van scherpe stedenbouwkundige randvoorwaarden.De aspiraties van het DSM zijn hoopgevend, maar bieden nog geen garantie op nieuwe ste-delijkheid – daarvoor moet nog veel gebeuren. In werkelijkheid is Utrecht vooral nog een stad van ‘de menselijke maat’, van kleinschaligheid en ‘dorpse en knusse sferen’. Nieuwe stedelijk-heid vereist een mentaliteitsverandering: bij burgers, die nu bij elke verandering in het geweer komen, en bij de gemeente, die nog altijd vasthoudt aan het oude dogma dat nieuw-bouw niet hoger mag zijn dan de Domtoren. Volgens geograaf en Utrecht-kenner Henri van der Vegt is het tijd dat de stad zich uitspreekt. ‘Als je een grote stad wilt zijn, moet je er ook echt voor gaan, van bestuur tot burger. Dat kan alleen als een beter begrip ontstaat van wat een stedelijk Utrecht is.’De veertien locaties in het DSM bieden interes-sante mogelijkheden, maar er bestaan evenzo-veel onzekerheden. Langs het Merwedekanaal kan de hoogbouw van het studentencomplex City Campus Max aan het Europaplein voort-gezet worden, ware het niet dat eerdere plan-nen voor deze zone al jaren in de ijskast staan. Het Jaarbeursterrein biedt kansen om de bin-nenstad twee keer zo groot te maken, maar dan moet het congrescentrum wel verhuizen – een scenario dat binnen de gemeente op weinig steun kan rekenen. In het Cartesiuskwartier betrekken jonge ondernemers oude gebouwen, wat een motor kan zijn voor herontwikkeling. In werkelijkheid blijkt de gemeente die nieuwe gebruikers vooral als last te zien. Tot slot moet overwogen worden om aan het DSM de A12-zone toe te voegen, vanuit een regionaal perspectief een interessante verdichtingsloca-tie. Het Rotterdamse bureau BVR toonde dat al aan in hun ontwerpstudie A12 Centraal: ‘Het gebied rond de A12 is het hart van het stadsgewest. Het biedt grote mogelijkheden voor binnenstedelijk bouwen. Een plek voor
Links: Veertien locaties in het Dynamisch Stedelijk Masterplan.
Op vijf plekken ziet de gemeente een grote rol voor zichzelf.
In een studie van BVR blijkt de A12-zone vanuit een regionaal
perspectief een interessante verdichtingslocatie.
Door de grote aandacht voor Leidsche
Rijn, Rijnenburg en de A2-zone in het
westen, is de oostkant van Utrecht
onderbelicht. Terwijl daar grote ingre-
pen op stapel staan. Rijkswaterstaat
werkt aan de verbreding van de A27,
en er wordt gestudeerd op de aanleg
van een noordelijke ringweg. Rijkswa-
terstaat is bereid mee te betalen aan
ruimtelijke oplossingen om stad en
snelweg beter op elkaar af te stemmen,
vooral op het gebied van langzaam-
verkeerverbindingen. Van de 2,1 mil-
jard die minister Schultz-Van Haegen
beschikbaar heeft, is een substantieel
deel bedoeld voor investeringen in
de omgeving. Zij wil voor 2012 van de
gemeente weten welke projecten in
aanmerking komen.
Volgens een betrokken stedenbouw-
kundige heeft de gemeente ‘geen
idee’. Die laat weten de oostkant te
zien als ‘een tuin’ waar via groene
lijnen, zoals de Kromme Rijn, verbin-
dingen worden gelegd met De Uithof,
Amelisweerd en de Nieuwe Hollandse
Waterlinie. Voor Rijkswaterstaat is
dit niet genoeg. Om te bepalen waar
bijvoorbeeld een fietsbrug of -viaduct
komt, moet duidelijk zijn waar straks
de hoofdfietsroute komt te liggen.
De stedenbouwkundige snapt niet dat
de stad amper nadenkt over infrastruc-
tuur. ‘Het is een links college, dat in de
stad de fiets en het openbaar vervoer
wil stimuleren. Dat is prachtig, maar
het betekent meer auto’s op de ring.
Dan moet je als stadsbestuur ook over
die ring na willen denken.’
De vergeten oostkant
De gemeente noemt de oostkant van de stad ‘een tuin’ waar fietsers en voetgangers langs ‘groene lijnen’
naar het buitengebied kunnen. Vooralsnog is het vooral een versnipperd gebied met chaotische kruisingen,
stadion Galgenwaard, het verboden terrein van de Kromhoutkazerne, omheinde sportvelden en de
Waterlinieweg.
Impressie van het door Juurlink en Geluk ontworpen landelijke woonmilieu in polder Rijnenburg.
34 blauwe kamer 4 / 2011 4 / 2011 blauwe kamer 35
nationale functies, innovatieve woningbouw en voorzieningen op het gebied van werken, sport en recreatie.’
Tweede stadscentrumDan zijn er nog de lopende projecten, waar-van eigenlijk alleen het nieuwe stationsgebied aansluit bij de doelstellingen van het DSM. Het plan voor Leidsche Rijn Centrum moet opnieuw tegen het licht worden gehouden. In Bestemming Utrecht wordt het gebied gezien als een tweede stadscentrum, waar ook bewoners van de bestaande stad heen zul-len gaan. Het valt moeilijk te rijmen met de ‘nieuwestedelijkheidsambities’ van de stad van kennis en cultuur. Een betrokkene: ‘Het is als een soort Parijs in een buitenwijk. Het is niet meer van deze tijd om zo veel vierkante meters aan kantoren, voorzieningen en winkels in te plannen. Leidsche Rijn Centrum zal nooit de gelaagdheid en aantrekkingskracht krijgen die het oude stadscentrum wel heeft.’ Het li jkt er echter op dat deze gedachtegang binnen de gemeente steeds meer draagvlak krijgt. Tot slot moet een streep door het plan voor woningbouw in de polder Rijnenburg. Want zolang dat op de agenda staat, ontbreekt de druk om in de stad te bouwen. Een landelijk en dorps woonmilieu als Rijnenburg past totaal niet in het streven naar stedelijkheid en ver-dichting.
Op een nu nog kale vlakte boven de A2 moet Leidsche Rijn Centrum verrijzen.
Het stedenbouwkundig plan voor Leidsche Rijn Centrum bevat een enorme
hoeveelheid woningen, kantoren, winkels en voorzieningen.
bevlogen landschapISBN 978-90-75271-34-8, E 46,50
De Volkskrant: ’Een prachtig fotoboek’.ArchiNed: ‘Een prachtig bla-der- en kijkboek dat de reik-wijdte en kwaliteit van het werk van Peter van Bolhuis recht doet.’
the next step/duurzame stedenbouwISBN 978-90-75271-33-1, E 37,00
Met drie essays, een ronde-tafelgesprek, zes voorbeeld-projecten en meer dan dertig achtergrond teksten en referentieprojecten uit bin-nen- en buitenland is Duurzame stedenbouw – The Next Step het meest complete standaardwerk over duur-zame stedenbouw.
het nieuwe maaiveldISBN 978-90-75271-47-8, € 24,50
Nieuwe maaivelden zijn een antwoord op de vraag naar de duurzame compacte stad. Het zijn levendige plekken met hoge stedelijke dicht-heid, waar wonen, werken, winkelen en recreëren sa-menkomen. In deze gelaagde stad zijn het autoverkeer en het openbaar vervoer ondergronds gebracht zodat autovrije gebieden ontstaan die uitstekend bereikbaar zijn en waar het prettig is om te vertoeven.
Dit inspiratieboek – geschre-vend door Jeroen de Vries in opdracht van de vereniging Samenwerkende Architecten en Bouwadviseurs – verkent het nieuwe maaiveld. Aan de hand van voorbeelden ontstaat een beeld van de opgave waar opdrachtgevers, ontwerpers en technici voor staan bij het realiseren van de duurzame verticale stad van de toekomst.
Bouwstenen voor de verticale stad
blauwdruk
BLAUWDRUK
blauwdruk
blauwdrukblauwdrukblauwdrukblauwdrukblauwdruk
blauwdruk
blauwdruk
blauwdrukuitgeverij
blauwdrukUITGEVERIJ
UITGEVERIJ
blauwdrukUITGEVERIJ
blauwdrukuitgeverij
blauwdrukblauwdrukblauwdrukblauwdrukblauwdrukblauwdrukblauwdrukblauwdruk blauwdruk
blauwdrukblauwdrukblauwdruk
blauwdruk
blauwdruk
blauwdrukblauwdrukblauwdrukblauwdruk
‘Alles staat erin. En geen en-kele saaie foto ertussen. Zelfs de foto’s van Noord-Hollandse bedrijventerreinen zijn in hun alledaagsheid ontroerend’.