1 Instructeur B Voetbal (Getuigschrift B) Ontwikkelingsleer.
-
Upload
nathan-brander -
Category
Documents
-
view
264 -
download
5
Transcript of 1 Instructeur B Voetbal (Getuigschrift B) Ontwikkelingsleer.
1
Instructeur B Voetbal (Getuigschrift B)Ontwikkelingsleer
2
Ontwikkelingsleer
1. Inleiding en situering
2. Lichamelijke ontwikkeling
3. Conditionele ontwikkeling
4. Motorische ontwikkeling
5. Invloeden op de ontwikkeling
6. Talentdetectie en talentselectie
3
1. Inleiding en situering
1. Referentiekader
2. Begrippen
4
1.1 Referentiekader
motorische leerprocessen training
sociale en culturele invloeden
psychosociale invloedenintellectuele invloeden
genetisch bepaald
80%
20%
omgevingsinvloeden
normale lichamelijke ontwikkeling
normale motorische ontwikkeling
5
1.2 Begrippenbiologische groei
maturatie ontwikkeling
natuurlijke ontwikkelingnormale ontwikkeling
verstoorde ontwikkeling
nature nurture
biologische leeftijdkalenderleeftijdskeletale leeftijd
6
1.2 Begrippenbiologische groei
• toename van de grootte van het lichaam als geheel
• toename van de grootte van bepaalde onderdelen
• oorzaken van groei:
• hypertrofie (grootte van cellen)
• hyperplasie (aantal van cellen)
• accretie (intracellulaire vloeistof ifv structuur)
7
1.2 Begrippenmaturatie
• verwijst naar het tempo en de timing van de biologische groei
• timing en tempo van de biologische groei is afhankelijk van het lichaamsonderdeel
• kinderen verschillen onderling
• zeer sterk in tempo en timing
8
1.2 Begrippenontwikkeling
• omvat groei, tempo en timing• houdt rekening met sociale, culturele, emotionele, intellectuele invloeden
• voor geboorte (genetisch)• na geboorte (genetisch en omgeving)
• lichamelijke ontwikkeling• motorische ontwikkeling• …
9
1.2 Begrippennatuurlijke ontwikkeling• ontwikkeling zoals die zou verlopen als alleen genetische factoren een rol
spelen• erfelijke kenmerken bepalen voor meer dan 80% groei, tempo, timing,
lichaamsstructuur
normale ontwikkeling• de invloed van omgevingsfactoren wordt mee in rekening gebracht
(20%)• omgevingsinvloeden beïnvloeden de ontwikkeling die door de genetische
aanleg bepaald wordt
verstoorde ontwikkeling• afwijking van de normale ontwikkeling• afwijkingen kunnen genetisch bepaald zijn, maar kunnen ook door de
omgeving worden veroorzaakt
10
1.2 Begrippennaturegroei, maturatie en ontwikkeling die alleen door de genetische aanleg wordt gestuurd
nurtureinvloed van de omgeving op de groei, maturatie en ontwikkeling
11
1.2 Begrippenkalenderleeftijd• leeftijd volgens de kalender• grote niveauverschillen tussen leeftijdsgenoten
biologische leeftijd• leeftijd in het proces op weg naar volwassenheid (ten opzichte van de
gemiddelde populatie)• niet noodzakelijk = aan kalenderleeftijd• vnl. erfelijke factoren• storende factor bij talentdetectie en talentselectie
skeletale leeftijd• maat voor graad van volwassenheid van het skelet en beenderen
12
2. Lichamelijke ontwikkeling
1. Ontwikkelingspatronen
2. Gestalte en gewicht
3. Lichaamssamenstelling
4. Botten
5. Spieren
6. Hart, bloedsomloop en ademhaling
7. Hormonen
8. Zenuwstelsel
13
2.1 Ontwikkelingspatronen
• relatief trage lichamelijke ontwikkeling
• trage geslachtelijke ontwikkeling• snelle neurale ontwikkeling• motorische ontwikkeling
voltooiing van groei en ontwikkeling
• hormonale veranderingen• snelle lichamelijke ontwikkeling• snelle geslachtelijke ontwikkeling• gedragsveranderingen• puberteit is gedragsmatig• adolescentie is lichamelijk en gedragsmatig
snelle groei in alle lichaamsweefsels, organen, structuren
14
2.1 Ontwikkelingspatronenkenmerken
• vereenvoudiging van de grote variatie in individuele ontwikkeling geeft duidelijk de verschillen in ontwikkeling tussen de verschillende weefsels, organen, structuren, …
• ontwikkeling = combinatie van:• genen• hormonen• voeding• omgevingsfactoren
15
2.1 Ontwikkelingspatronenkenmerken• S-vormig (sygmoïd)• gestalte, gewicht, spiermassa,
botten, lichaamsdimensies, ademhaling, hart, bloedvaten, spijsvertering, urinesysteem
snelle groei geleidelijke groei groeiversnelling (groeispurt) voltooiing van de groei
timing + groeisnelheid = individueel verschillend
kleine interindividuele variatie+ variatie wordt groter grote interindividuele variatie
16
2.1 Ontwikkelingspatronenkenmerken• hersenen, zenuwstelsel, ogen,
bovenste deel van het gelaat, delen van de schedel
zeer snelle groei groei vertraagt, rond 8 jaar > 90% volgroeid+ trage groeivoltooiing
snelle ontwikkeling geeft op jongeleeftijd coördinatieproblemen
kleine interindividuele variatie+ variatie wordt groter grote interindividuele variatie
17
2.1 Ontwikkelingspatronenkenmerkenprimaire geslachtskenmerkeneierstokken/eileiders, baarmoeder/vagina, teelballen, prostaat/penissecundaire geslachtskenmerkenborsten, haar rond geslachtsorganen, strottenhoofd, baard en snor
relatief snelle groei bijna geen groei groeiversnelling (groeispurt) voltooiing van de groei
timing + groeisnelheid = individueel verschillend
kleine interindividuele variatie+ variatie wordt groter grote interindividuele variatie
18
2.1 OntwikkelingspatronenKenmerken• lymfeklieren, thymusklier,
appendix, lymfeweefsel in de darm (regulators immuunsysteem)
zeer snelle groei zeer snelle groei+ maximum ±11 jaar (200%) dan vermindering immuniteit
timing + groeisnelheid = individueel verschillend
kleine interindividuele variatie+ variatie wordt groter grote interindividuele variatie
19
2.2 Gestalte en gewichtrelevantie voor de trainingspraktijk• gestalte en gewicht zijn belangrijk voor elke sportÞ fysiek profiel voetballer vs gymnastÞ fysiek profiel van een targetspits, centrale verdediger, doelman,
flankaanvaller, …
• zeer duidelijk:• algemeen ontwikkelingspatroon• groeispurt• variatie in groei• variatie in groeisnelheden• ontstaan van geslachtsverschillen
• nadelen van vroegtijdige specialisatie omwille van gestalte!• waar zet een coach die niets weet over ontwikkeling zijn grootste of
kleinste jeugdspeler meestal en waar zeker niet?• levert dit de beste opleiding op of het beste resultaat in het weekend?
20
2.2 Gestalte en gewicht
snelle groei geleidelijke groei groeiversnelling (groeispurt) voltooiing van de groei
kleine interindividuele variatie+ variatie wordt groter grote interindividuele variatie
21
2.2 Gestalte en gewicht snellere groei dan gemiddeld en max. groeivoorsprong op 1 jaar tragere groei dan gemiddeld enmax. groeiachterstand op 8 jaar grotere groeiversnelling (groeispurt) dan gemiddeld voltooiing van de groei, gelijkaan gemiddeld
variatie in groeisnelhedenÞ percentielen: p97 – p95- p90 – p75 -
p50 - p25 – p10 – p5 – p3
22
2.2 Gestalte en gewicht
23
2.2 Gestalte en gewichtoorzaken van verschillen
• kleinere PHV bij meisjes (2cm/jaar)
• pre-adolescente groei bij jongens duurt 2 jaar langer (5cm/jaar)
• groei bij meisjes stopt 2 jaar vroeger
24
2.2 Gestalte en gewichtgemiddelde PHV
± 14 jaar bij jongens± 12 jaar bij meisjes
PHV -1 jaar
PHV -2 jaar
PHV+1 jaar
PHV+2 jaar
laat matuurgroeiachterstand
wordt weggewerkt tegen de
volwassenheid
gemiddeld matuurvroeg matuurgroeivoorsprong
• grotere gestalte• groter gewicht• bredere heupen, smallere schouders• kortere beenlengte• meer vetmassa• meer spiermassa• grotere botbreedte
25
2.2 Gestalte en gewichtkenmerken gewicht jongens en meisjes ongeveer gelijk gewichtstoename jongens en meisjes ongeveer gelijk, jongens iets groter gewicht groeispurt van meisjes begint vroeger, meisjes tijdelijk iets zwaarder dan jongens jongens zwaarder dan meisjes grote verschillen in gewicht
gewicht
26
2.2 Gestalte en gewicht
oorzaken van verschillen
• kleinere Peak Weight Velocity (PWV) bij meisjes
• pre-adolescente gewichtstoename bij jongens duurt 2 jaar langer
• gewichtstoename bij meisjes
stopt 2 jaar vroeger
27
2.2 Gestalte en gewicht
gewichtgestalte²
85 kg(1,90m)²
Body Mass Index (BMI)
20 25
normaal gewicht
ondergewicht overgewicht
30
obesitas
tijdens adolescentie is BMI niet betrouwbaar:• eerst groeispurt• dan pas gewichtstoename
28
2.3 Lichaamssamenstelling
water eiwitten mineralen vetten
uithouding-sporten
kracht-sporten
belastende en zeer energetische
sportenzwemmen
een kind heeft procentueel meer lichaamswater dan volwassenen:Þ kan het kind dan beter de lichaamswarmte regelen?neen want:• kleinere zweetcapaciteit• kleinere mechanische efficiëntie
Þ extreme hitte: overvloedig drinken (steeds belangrijk!)Þ koude: opgelet want kinderen koelen zeer gemakkelijk af
relevantie voor de trainingspraktijk
29
2.3 Lichaamssamenstelling
water eiwitten
ontwikkeling
• absoluut volume: sygmoïde toename
• procentueel volume: afname met 10-15% jongens hebben vanaf de adolescentie meer lichaamswater dan meisjes
procentuele toename met 5%
mineralen
procentuele toename met 3%
30
2.3 Lichaamssamenstelling
vetten
ontwikkeling
vetmassa stijgt• van 10 naar 15% bij mannen• van 10 naar 25% bij vrouwenvetvrije massa daalt• van 90 naar 85% bij mannen• van 90 naar 75% bij vrouwen
vetmassa• voor de adolescentie: weinig
geslachtsverschillen• tijdens groeispurt:• sterke toename bij vrouwen• constante vetmassa bij mannen
• volwassenheid:• vrouwen ±150% van de vetmassa
van mannen (10 vs 14kg)
31
2.3 Lichaamssamenstelling
vetten
ontwikkeling
toename vetmassa• eerste levensjaar: hypertrofie• kindertijd en adolescentie: hyperplasie = kritieke periode
vetverdeling• intern vetweefsel rond organen: vooral toename tijdens de kindertijd• onderhuidse vetweefsel (isolatie, bescherming, metabolisme): is sterk
verdeeld over het lichaam en ontwikkelt zich vooral tijdens de adolescentie
• appeltype vs peertype
32
2.3 Lichaamssamenstellinglichaamstypes
endomorf• bolronde lichaamstype• ronde buik en romp• veel onderhuids vet mesomorf• zware atletische lichaamsbouw• veel spiermassa• grote botbreedte• weinig onderhuids vet• brede schouders ectomorf• lang en smal• weinig onderhuids vet• zeer lange romp en ledematen
33
2.3 Lichaamssamenstellinglichaamstypes
2-5-2 voetballer
2-4-4 afstandsloper
4-8-1 powerlifter
34
2.4 Botten
• botbreuken bij kinderen• groeischijven van kinderen• onaangepaste belasting kan leiden tot een verkalking van pezen
relevantie voor de trainingspraktijk
miniatuurmodel van het botkraakbeen
continu proces van botaanmaak en botafbraakdoor osteoblasten en osteoclasten
lengtegroei en breedtegroei van het bot
verschillen in botontwikkelinglange botten ontwikkelen meestal voor de korte botten
bij meisjes is de botontwikkeling meestal vroeger voltooidgeslachtsverschillen in botbreedte treden pas op na de adolescentie
botverkalking (osteocyten)einde van botverkalking en einde van lengtegroei vallen meestal samen
35
2.5 Spierenrelevantie voor de trainingspraktijk
• veranderingen in:• spiermassa, spieromtrek, spierdikte• contractiele eigenschappen• metabole eigenschappen
• weten wanneer geslachtsverschillen ontstaan zodat oefeningen kunnen aangepast worden
• lactaatverwijdering is minder efficiënt bij kinderen waardoor er bijzondere aandacht moet zijn voor de opeenvolging van verschillende trainingen
36
2.5 Spierenontwikkeling
spiermassa• spiervezeldiameter neemt toe naarmate een kind ouder wordt• spiermassa van jongens en meisjes verschilt niet tot de adolescentie,
daarna wel• spiermassa van jongens vergroot tot 17 jaar (50% gewicht)• spiermassa van meisjes vergroot tot 13 jaar (40-50% gewicht)• reden: hormonale veranderingen bij meisjes
• geslachtsverschillen in spiermassa zijn groter in de spieren van het bovenlichaam dan in de spieren van het onderlichaam
37
2.5 Spierenontwikkeling
• contractiele eigenschappen
over geslachtsverschillen in spiervezeltypes bestaat geen zekerheid
spiervezeldiameter (SVD)• tot de adolescentie: SVD bij jongens en meisjes gelijk• na adolescentie: SVD van jongens wordt groter dan bij meisjes
spiervezellengte: spiervezellengte vergroot tijdens de groei
spiervezeltype type I type II onbepaald
geboorte 40% 45% 15%
1ste levensjaren omvorming van 15% naar I of II
volwassenheid 40-55% 45-60% 0%
38
2.5 Spierenontwikkeling
• metabole eigenschappen => ifv energielevering aan het lichaam
oxidatieve capaciteit van de spiervezels neemt sterk toe tijdens de ontwikkeling
spiervezeltype ATP CP glycogeen
geboorte laag laag laag
1ste levensjaren stijgt zeer snel stijgt zeer snel = VW waarde
volwassenheid (VW) X5 na 1j tot VW 45-60%
39
2.6 Hart, bloedsomloop en ademhalingrelevantie voor de trainingspraktijk
• veranderingen in ademhalingssysteem en bloedcirculatie hebben een impact op elke sportactiviteit
• volwassenen en kinderen reageren anders op inspanningen
40
2.6 Hart, bloedsomloop en ademhalingstructurele aanpassingen
geboorte kindertijd adolescentie
hartgrootte laag neemt 10-15 keer toe tijdens groei
hartvolume laag neemt 10-15 keer toe tijdens groei
hartritme 140 80 op 6j70 op 10j
57-60 mannen62-63 vrouwen
geen geslachtsverschillen lager bij jongens
slagvolume rust 3-4ml 40ml 60ml
inspanning nog veel groter en vertoont dezelfde toename
cardiale output(HF x slagvolume)
0.5l 3l 5l
systolische bloeddruk 40mm Hg 75-95mm Hg jongens: 110mm hgmeisjes: 100mm hg
diastolische bloeddruk vrijwel constant tijdens de ontwikkeling(± 70 mm Hg)
41
2.6 Hart, bloedsomloop en ademhalingstructurele aanpassingen
• structuur van het hart (grootte, volume, hartritme, slagvolume, cardiale output, bloeddruk) wordt gunstiger voor het leveren van aërobe en anaërobe inspanningen naarmate men ouder wordt
• nochtans is er geen enkele fysiologische belemmering voor het leveren van aërobe inspanningen door kinderen
42
2.6 Hart, bloedsomloop en ademhalingsamenstelling van het bloed
geboorte kindertijd adolescentie
hemoglobine 20g/100mlhalveert na 0,5 jaar tot 10g/100ml
stijgt 16g/100ml mannen
rode bloedcellen laag stijgt mannen 20% meer dan vrouwen
witte bloedcellen hoog daalt 20% van bij geboorte
hematocriet 50% maar daalt tot 30%
stijgt mannen: 40-45%vrouwen: 38-42%
bloedvettenlipoproteïnen
hoog daalt hoger bij vrouwen
bloedvolume 400ml stijgtgeen geslachts-
verschillen
5lmannen meer bloedvolume
43
2.6 Hart, bloedsomloop en ademhalingsamenstelling van het bloed
de bloedsamenstelling (hemoglobine, rode en witte bloedcellen, hematocriet, bloedevtten, lipoproteïnen, bloedvolume) wordt tijdens de ontwikkeling gunstiger voor het leveren van aërobe en anaërobe inspanningen
44
2.6 Hart, bloedsomloop en ademhalingademhaling
geboorte kindertijd adolescentie
longen 60-70gr stijgt >1kg
longalveolen laag stijgt sterk tot 8j(= volwassen waarde)
longvolume 200ml stijgt sterk 8l
ademfrequentie 40 30-22 16geen geslachts-
verschillen
ademvolumeademcapaciteit
sygmoïde ontwikkeling
maximale vrijwillige ventilatie 50l/min 100l/min
de ademhaling (longen, longvolume, ademfrequentie, ademvolumes en ademcapaciteiten) wordt tijdens de ontwikkeling gunstiger voor het leveren van aërobe en anaërobe inspanningen
45
2.7 Hormonenrelevantie voor de trainingspraktijk
lichamelijke ontwikkeling
genen (80%)
hormonen
voeding
zenuwstelsel
omgeving
• tekort of overvloed kan ontwikkelingsstoornissen veroorzaken
• de hormonen zijn verantwoordelijk voor het verschil in lichamelijke ontwikkeling tussen mannen en vrouwen
• door doping probeert men dezelfde verschillen in lichamelijke ontwikkeling te veroorzaken
46
2.7 Hormonenontwikkeling
• groeihormoon• regelt de normale lichamelijke groei (ev. groeiachterstand)• concentratie = constant tijdens ontwikkeling
• schildklierhormonen• regelt de normale lichamelijke groei, botontwikkeling en ontwikkeling
van lichaamsweefsels, geslachtshormonen (androgenen, testosteron)• regelt de normale lichamelijke groei, sexuele maturatie, toename in
spiermassa en fusie tussen de groeischijven• bij mannen (testosteron en androgenen): meer spiermassa• bij vrouwen (oestrogenen): betere botverkalking, ophoping van vet
in heup en borsten
• insuline• regelt het metabolisme van de koolhydraten en proteïnen voor het
vormen van spiermassa
47
2.8 Zenuwstelsel
• belangrijke factor in de ontwikkeling van de motoriek• vele vaardigheden ontwikkelen zich spontaan uit reflexmatige
bewegingen• vanaf jonge leeftijd moet een zo groot mogelijke variatie aan
bewegingsimpulsen gegeven worden om het zenuwstelsel zo gevarieerd mogelijk te ontwikkelen
relevantie voor de trainingspraktijk
48
2.8 Zenuwstelselontwikkeling
eerst ontwikkeling van ruggenmerg en lage hersenstructurenreflexen en reactievermogen
dan pas ontwikkeling van hogere hersenstructuren (motorische cortex)gecontroleerde grootmotoriek en fijnmotoriek vanaf 5 maanden
eerst trage bewegingen omwille van trage geleidingssnelheid van spiervezels
later ontwikkelen snellere bewegingen
primitieve of locomotorische reflexen
moro reflex: ontwikkelt later totkruipen, gaan, zwemmen, …
posturale reflexencorrectie van
evenwichtstoringen
49
3. Motorische ontwikkeling
1. Inleiding2. Conditionele eigenschappen
50
3.1 Inleidingafbakening
sportspecifieke bewegingsvaardigheden
fundamentele bewegingsvaardigheden
conditioneleontwikkeling
motorischeontwikkeling
lichamelijkeontwikkeling
INVLOED
• lenigheid• kracht• snelheid• uithouding• coördinatie• evenwicht
• gestalte• gewicht• lichaamssamenstelling• botten• spieren• hart• bloedsomloop• ademhaling• hormonen• zenuwstelsel
51
3.2 Conditionele eigenschappenspierkracht - ontwikkeling
functionele spierkracht stijgt door:• toename van de spiermassaen• hormonale invloeden• neurale invloeden (isolatie van de
zenuwvezels)• betere coördinatie tussen spieren• betere activatie van motorische eenheden
kindertijd adolescentie
• geen geslachtsverschillen• 6 jaar: 20% van volwassen spierkracht• 10 jaar: 35% van volwassen spierkracht• 12 jaar: 50 – 60% van volwassen spierkracht
• geslachtsverschillen ontstaan (reden: mannelijke geslachtshormonen)• jongens: groeispurt in spierkracht• meisjes: geen groeispurt in spierkracht (60-80% van spierkracht jongens)• grootste geslachtsverschillen in schouder- en armkracht, bijna geen geslachts-verschillen in romp- en beenkracht
max. toename spiermassa: 14,3 jaar
max. toename spierkracht: 14,7 jaar
52
3.2 Conditionele eigenschappenspierkracht – gevolgen krachttraining
kindertijd adolescentie
• verhoogt de spierkracht• oorzaak is niet hypertrofie maar wel neuraal• procentuele krachttoename bij jongens en meisjes door krachttraining is identiek• passief bewegingsapparaat (botten) heeft wel een kleine belastbaarheid waardoor op chronische letsels kunnen ontstaan• krachttraining kan een verlies aan lenigheid veroorzaken• krachttraining kan een toename van de beenderlengte veroorzaken (tennis, gym)• vele negatieve effecten van krachttraining worden pas op lange termijn zichtbaar• juiste dosering van trainingsprikkels• juiste techniek• voldoende opvolging en feedback
• verhoogt de spierkracht• oorzaak kan hypertrofie van de spieren zijn• procentuele krachttoename bij jongens en meisjes door krachttraining is identiek• botdensiteit en botmineralisatie kan verhogen (tennis, hockey)• juiste dosering van trainingsprikkels• juiste techniek• voldoende opvolging en feedback
53
3.2 Conditionele eigenschappenspierkracht – richtlijnen
54
3.2 Conditionele eigenschappenlenigheid - ontwikkeling
• lenigheid is noodzakelijk voor het onderhouden van de gewrichtsmobiliteit en het vermijden van blessures op elke leeftijd
• kleuters: lenigheid onderhouden maar niet trainen• 6-9 jaar: extra lenigheidoefeningen voor heup, schouder en wervelkolom• 9-12 jaar: lenigheid moet veel getraind worden, anders sterke afname• 12-16 jaar: sterke lengtegroei van de beenderen waardoor de lenigheid
sterk afneemt• na 16 jaar: verdere afname, dus regelmatige lenigheidtraining
55
3.2 Conditionele eigenschappenlenigheid - richtlijnen
56
3.2 Conditionele eigenschappensnelheid - ontwikkeling
componenten:• reactiesnelheid: verbetert sterk tussen 6 en 12 jaar
• startsnelheid: verbetering bij jongens tussen 5 en 17 jaarverbetering bij meisjes tussen 5 en 12 jaargeslachtsverschillen vanaf groeispurt
• max. loopsnelheid: verbetering bij jongens tussen 5 en 17 jaarverbetering bij meisjes tussen 5 en 12 jaargeslachtsverschillen vanaf groeispurt
• wendbaarheid: sterke verbetering tussen 5 en 8 jaargeen geslachtsverschillen
57
3.2 Conditionele eigenschappensnelheid - richtlijnen
58
3.2 Conditionele eigenschappenuithouding - ontwikkeling
uithouding
hartbloedvaten
longenspieren
warmteregulatie
aëroob anaëroob
• daalt• hartritme• ademhalingsfrequentie
• stijgt• longventilatie• cardiale output• zuurstofpols• VO2max• submaximaal vermogen
bij bepaalde HF• mechanische efficiëntie
en warmteregulatie• constant• relatieve maximale
zuurstofopname
• geslachtsverschillen ontstaan (geslachtshormonen)• anaërobe drempel
• kinderen + volwassenen: ± 75%VO2max
• kinderen HF 185-200; volw HF 160-170• kan door training verschuiven
• anaëroob vermogen (ATP, CP)• lager bij kinderen
• lactaatopstapeling• wordt minder verdragen door kinderen waardoor ze een inspanning vroeger stopzetten
• lagere anaërobe belastbaarheid bij kinderen• maximaal geleverd vermogen is duidelijk lager bij kinderen
59
3.2 Conditionele eigenschappenuithouding - richtlijnen
• training van de aërobe uithouding kan altijd (ook in de kindertijd), maar of er een trainingseffect optreedt is niet zeker
• opletten met anaërobe trainingen voor de adolescentie omwille van lagere anaërobe belastbaarheid
• na de adolescentie kan door doorgedreven uithoudingstraining de aërobe en anaërobe uithouding verbeterd worden
60
3.2 Conditionele eigenschappenevenwicht - ontwikkeling
• evenwichtsregeling is stroef in begin maar wordt vloeiender• grote correcties van evenwicht worden dan kleiner• evenwichtsregeling onderscheidt toppers en subtoppers en
beginnelingen• evenwichtsregeling wordt sterk beïnvloed door wijzigingen in lichaams-
proporties tijdens de ontwikkeling• evenwichtsregeling is een beperkende factor in het aanleren van
verschil-lende motorische vaardigheden
61
3.2 Conditionele eigenschappenevenwicht - richtlijnen
babyperiode: snelle ontwikkeling van evenwicht door ontwikkeling van de houdingsspieren
62
4. Motorische ontwikkeling
1. Zintuigen en perceptie2. Motorische vaardigheden3. Invloed van maturiteitsverschillen
63
4.1 Zintuigen en perceptierelevantie voor de trainingspraktijk
ontwikkeling van de zintuigen en de perceptuele vaardigheden is belangrijk voor de ontwikkeling van de motorische vaardigheden:
• positie van het lichaam in de ruimte
• oriëntatie van de ledematen
• inschatten van een balbaan
• vermijden van contact met tegenstrevers
• reageren op een startschot
• herstellen van evenwichtsstoringen
Hoe besteed je als trainer aandacht aan deze componenten?
64
4.1 Zintuigen en perceptiezicht en visuele perceptie
kindertijd adolescentie
gezichtsscherpteaccommodatiecontrastgevoeligheid
• zwak ontwikkeld bij geboorte• geleidelijke ontwikkeling in kindertijd
• ontwikkeling is ± voltooid bij aanvang adolescentie• de ontwikkeling van de gezichtsscherpte en accommodatie is bepalend voor de ontwikkeling van de diepteperceptie en perifeer zicht
diepteperceptie • zwak ontwikkeld bij geboorte• geleidelijke ontwikkeling in kindertijd
• ontwikkeling is ± voltooid bij aanvang adolescentie
65
4.1 Zintuigen en perceptiezicht en visuele perceptie
66
4.1 Zintuigen en perceptiezicht en visuele perceptie
kindertijd adolescentie
grootte, vorm, beweging van object:object – achtergronddeel – geheel
• zwak ontwikkeld bij geboorte• nog tragere ontwikkeling in kindertijd
ontwikkeling is ± voltooid bij aanvang adolescentie
ruimtelijke oriëntatie • vanaf ± 4j redelijke inschatting van hoog-laag, over-onder, voor-achter• vanaf 8 jaar kunnen hoeken ingeschat worden maar nog verwisseling van links – rechts
67
4.1 Zintuigen en perceptiegevoel en gevoelsperceptie
de gevoelsperceptie geeft informatie over:• de relatieve positie van lichaamsdelen, • positie van het lichaam in de ruimte, • lichaamsbewegingen, …
68
4.1 Zintuigen en perceptiegevoel en gevoelsperceptie
verschillende PROPRIORECEPTOREN vertalen de informatie:• proprioreceptoren• nauwkeurigheid verhoogt sterk tot 7 jaar
• lichaamsperceptie• 4 jaar: kinderen weten wat voor, achter, naast, boven of onder is• daarna verbetert de LP sterk tot de adolescentie
• lateralisatie• het besef van 2 aparte lichaamshelften ontwikkelt pas vanaf 4/5
jaar• rond 10 jaar is de lateralisatie normaal ontwikkeld
• laterale dominantie (voorkeur linker/rechter voet)• ontwikkelt vanaf 7 maanden na de geboorte• 4 jaar: dominantie van een voorkeurshand is normaal ontwikkeld• 8 jaar: dominantie van een voorkeurvoet is normaal ontwikkeld
• lichaamspositie, lichaamsbeweging en positie ledematen• 8 jaar: normaal volledig ontwikkeld
werke
n o
p 2
-voetig
heid
69
4.1 Zintuigen en perceptiegehoor en auditieve perceptie
• absolute geluidsdrempelhoog bij kinderen, maar volledig ontwikkeld tegen 8 jaar• differentiële geluidsdrempelhoog bij kinderen, maar volledig ontwikkeld tegen 8 jaar• gehoorscherpteverbetert sterk tijdens kindertijd en adolescentie• plaats en afstand van geluidgeluiden dichtbij worden beter ingeschat dan geluiden veraf rond 3 jaar bijna volledig ontwikkeld• verschillen in geluid, timing, frequentie, ritmeontwikkelt volledig tegen 10 jaar• voor-achtergrond geluidgeeft zeer dikwijls problemen bij kinderen tot de adolescentiekinderen zijn snel afgeleid
Þ belang van de goede positionering van de trainer tijdens training en wedstrijd!
70
4.1 Zintuigen en perceptiesamenvatting
• ontwikkeling van zintuigen en zintuiglijke perceptie is voltooid voor de adolescentie• vlak na de geboorte: zeer snelle ontwikkeling• kindertijd: geleidelijke voltooiing van ontwikkeling
• informatie-uitwisseling tussen alle vormen van perceptie
• beweging tijdens eerste levensjaren en de kindertijd is NOODZAKELIJK voor een optimale ontwikkeling van de zintuigen en de perceptie
groepsopdracht:• in voetbal spelen zowel visuele, auditieve als tactiele prikkels een
belangrijke rol• bespreek per ¾ hoe dit zich vertaalt naar de praktijk en licht toe voor de
groep
71
4.2 Motorische vaardighedenrelevantie voor de trainingspraktijk
• leeftijden waarop 60% van de jongens en meisjes voor het eerst een bepaalde motorische vaardigheid uitvoeren en de volwassen vorm bereiken
• tussen en worden de verschillende vorderingsstappen doorlopen
meisjesjongens
72
4.2 Motorische vaardighedenrelevantie voor de trainingspraktijk
ervaren beseffen beheersen
bewegingsnatuur bewegingscultuur
buiten bereik binnen beleving
73
4.2 Motorische vaardighedenGAAN
hoofd oprichten, kruipen, rechtstaan met hulp, alleen rechtstaan
korte en wankelende stappen, voeten plat op grond, armen vooruit, benen breed uit elkaar
ontwikkelingsstappen:• armen zakken• grotere passen en afrollen voeten• voeten worden beter onder lichaam geplaatst• romp wordt meer voorwaarts gebracht• paslengte en wandelsnelheid nemen toe
na groeispurt: gangpatroon blijft vrij constant
74
4.2 Motorische vaardighedenLOPEN
lopen ontwikkelt vrij spontaan als paslengte groot genoeg wordt (zweeffase)
ontwikkelingsstappen:• grotere passen en afrollen voeten• voeten worden beter onder lichaam geplaatst• buigen van steunbeen bij overbrengen van lichaamsgewicht• armen eerst naast het lichaam, maar zwaaien geleidelijk mee
• eerst telgang• dan gekruiste coördinatie
• vergroten romprotatie
• looppatroon zonder evenwichtsverlies: ± 6 jaar• efficiënt maken van looppatroon kost veel tijd• specifiek en geautomatiseerd maken van looppatroonveel clubs besteden 20’ per week aan loop-techniektraining bij jeugdspelers => zinvol?
75
4.2 Motorische vaardighedenSPRINGEN
ontwikkelingsstappen:• <2 jaar: sommige kinderen springen al voor 2 jaar eerst ergens af springen (tot 50-60 cm), landen op 2 voeten
• 3–6 jaar: zo ver mogelijk springen• asymmetrische afstoot zonder arminzet• afstoot wordt vlakker• lichaamsstrekking verbetert• landing verbetert
• 6-8 jaar: hoog of ver springen kunnen kinderen kiezen
AFS
TO
OT o
p 2
voete
n
76
4.2 Motorische vaardighedenSPRINGEN
ontwikkelingsstappen:• 8-11 jaar:• kinderen leren afstoten op 1 voet• er wordt een aanloop toegevoegd• afstoten wordt best door spelvormen en speelse oefenvormen
aangeleerd• technische vaardigheden:
• kniezwaai, armzwaai• lichaamsstrekking• plaatsen afstootvoet• evenwichtsregeling in lucht landing
AFS
TO
OT o
p 1
voet
77
4.2 Motorische vaardighedenWERPEN
2–3 jaar
vanaf 2 jaarsystematisch
ontwikkelingsstappen:• <2 jaar: rudimentaire werpvormen met 2 handen• 2-3 jaar: worpen uitsluitend met de arm (strekken elleboog)• 3-10 jaar: • zelfde voet als werparm wordt voorwaarts geplaatst• tegengestelde voet wordt voorwaarts geplaatst• romp buigt opzij om meer kracht in worp te steken• verwringing schouderas en bekkenas wordt groter • werparm wordt meer achterwaarts gebracht en
tegengestelde arm dient• meer en meer als evenwicht• doorvolgbeweging
78
4.2 Motorische vaardighedenWERPEN
geslachtsverschillen:• tot 7 jaar: zo goed als geen geslachtsverschillen• 7-11 jaar: geslachtsverschillen worden geleidelijk groter• rond 12 jaar:• ontwikkeling van het werppatroon en vangpatroon stopt bij meisjes• jongens kunnen een veel betere slagworp uitvoeren dan meisjes
• vanaf 12 jaar:• sporttakspecifieke onderhandse, bovenhandse, zijwaartse
werppatronen worden door de meeste jongens gemakkelijk aangeleerd
• meisjes zullen bepaalde werpvaardigheden nooit aanleren
79
4.2 Motorische vaardighedenVANGEN
lijkt eenvoudig, maar is het niet voor kinderengebrek aan balvaardigheid bij vele kinderen wordt veroorzaakt door:• slechte anticipatie op balbaan• gebrek aan lichaamsbesef• schrik om een bal te vangen
anticipatie is minder indien:• hindernissen of tegenstrevers de verplaatsing naar
de bal hinderen• interceptiepunt van de bal verder is• de bal klein is• de balbaan hoog is• contrast tussen bal en omgeving niet duidelijk is• snelheid van de hoog of zeer laag is
80
4.2 Motorische vaardighedenVANGEN
ontwikkelingsstadia• bal wordt meer afgeremd met handen• verplaatsing naar het interceptiepunt wordt efficiënter• vingers worden meer gespreid• vingers opwaarts gericht voor een hoge balbaan• vingers neerwaarts gericht voor een lage balbaan• vangbeweging wordt korter zodat onmiddellijk een pas gegeven kan
worden
eerste vangbewegingen• bal wordt tussen armen en borst geklemd• wegdraaien van het hoofd• sluiten van de ogen (bij meisjes dikwijls nog tijdens de adolescentie)
in een spelersgroep zitten 2 doelmannen: 1jongen en 1 meisje – hoe los je hun verschillendontwikkelingspatroon op in je training?
81
4.2 Motorische vaardighedenTRAPPEN
beweging van het lichaam afstellen op beweging van de baldit is niet eenvoudig voor kinderen
ontwikkelingsstadia:stilliggende bal (vanaf 1,5 jaar)• onderbeen duwt de bal weg• romp, armen en benen zijn passief• trapbeen wordt na balcontact teruggetrokken • steunbeen wordt voorwaarts naast de bal geplaatst• romp wordt meer achterwaarts gebracht• meer romprotatie• achterwaarts brengen van armen voor evenwicht• follow-through
82
4.2 Motorische vaardighedenTRAPPENbeweging van het lichaam afstellen op beweging van de baldit is niet eenvoudig voor kinderen
ontwikkelingsstadia:rollende bal (vanaf 3,5 jaar)• anticipatie op balbaan wordt moeilijker• inschatten van de plaats waar het steunbeen moet geplaatst worden• bal die naar hen toe rolt• bal die dwars voor hen rolt• bal die wegrolt
bal in zweeffase (vanaf 3,5 jaar)• trappen op een bal die van dichtbij wordt toegeworpen• bal die ze zelf laten vallen of opwerpen• bal met willekeurige balbaan (>5 jaar)
83
4.3 Invloed van maturiteitsverschillenrelevantie voor de trainingspraktijk• tot 4 jaar: geringe interindividuele verschillen
• vanaf 4 jaar: interindividuele verschillen worden snel groter• omgeving waarin kinderen opgroeien (bewegingsprikkels)• voorkeur voor bepaalde bewegingsfamilies• genetische aanleg• participatie in club of jeugdbeweging• tot 6 jaar kan men ieder kind echter voldoende boeien met
gevarieerde bewegingsactiviteiten• specialisatie is niet nodig tot 6 jaar• kinderen moeten een voldoende conditionele onderbouw (motorische
ontwikkeling ipv fysiek werk!) meekrijgen waarop ze nadien hun sportspecifieke ervaringen kunnen bouwen
84
4.3 Invloed van maturiteitsverschillenrelevantie voor de trainingspraktijk• 4-15 jaar (tot en met PHV):• vroeg mature kinderen hebben:
• meer armkracht• meer sprongkracht• meer kracht in buikspieren en heupbuigers• betere prestaties op verschillende motorische vaardigheden zoals
lopen, springen, werpen, evenwicht, wendbaarheid, slaan, vangen• betere aërobe capaciteit en absolute VO2max (hartvolume en
slagvolume)• laat mature kinderen hebben:
• betere relatieve VO2max (invloed van gewicht wordt uitgeschakeld)
• verschillen zijn het grootst bij de jongens
• na 15 jaar (PHV): maturiteitsverschillen verdwijnen terug
85
5. Invloeden op de ontwikkeling
1. Inleiding2. Sociale en culturele invloeden3. Psychosociale invloeden4. Intellectuele ontwikkeling
86
5.1 Inleidinginvloed van sociale, culturele, psychologische en intellectuele factoren op de motorische ontwikkeling en fysieke activiteit
welke factoren:• sociale en culturele normen• familiale achtergrond• beroep• inkomen• studiekeuze• populariteit van een bepaalde sport• psychologische ontwikkeling• intellectuele ontwikkeling• fysieke activiteit
iedereen zou de kans moeten krijgen om aan sport te doen omwille van de positieve effecten op groei, maturatie en ontwikkeling
sport heeft ook een zeer positief effect op de verstandelijke ontwikkeling
87
5.2 Sociale en culturele invloedengeslachtsspecifieke gedragspatronen• mannelijke en vrouwelijke gedragspatronen (ook in sport)• jongens worden van kinds af gestimuleerd tot klimmen, lopen,
springen, voetballen (invloed computergames?)• meisjes spelen meer met poppen
Þ meisjes oefenen minder hun motorische vaardigheden, wat leidt tot minder vaardigheid en succesbeleving
Þ drop-out is veel groter bij meisjes• sommige vaardigheden ontwikkelen bij sommige meisjes niet verder na
de adolescentie
rol van de omgeving van het kind• de sportieve vrijetijdsbesteding van de ouders, broers en zussen
beïnvloedt de sportieve ontwikkeling van de kinderen• de grootte van het gezin heeft eveneens een invloed• sportidolen, vrienden of sportbegeleiders kunnen een voorbeeldrolmodel
spelen
88
5.2 Sociale en culturele invloedeninvloed van ras of etniciteit• verschillen in groei en maturatie• gestalte van zwarten > blanken bij kinderen (niet op volwassen
leeftijd)• gewicht van blanken > zwarten bij kinderen (niet op volwassen leeftijd)
• verschil in morfologie (lichaamstypes)• verschillen in motorische ontwikkeling• sommige motorische vaardigheden, loopsnelheid, werpafstand,
spronghoogte, oog-hand coördinatie, uithouding
invloed van economische factoren• voeding, incidentie van ziekten, levensomstandigheden, medische
verzorging• beter economisch milieu: groter, zwaarder, vetter, PHV vroeger, …
89
5.2 Sociale en culturele invloedeninvloed van klimaat• warme landen: betere warmteregeling, meer ectomorf, vroeger matuur,
lager gewicht• koude landen: meer mesomorf of endomorf (warmte bijhouden)• hoogte: meer zuurstof in bloed, kleiner, lichter, later matuur
90
5.3 Psychosociale invloedenzelfwaardering• effect op motivatie• zelfwaardering van kinderen mag niet ondermijnd worden Þ belang positieve coaching op maat van het kind!
drop-out• stoppen kinderen met sport omdat ze motorisch minder vaardig zijnof• stoppen kinderen met sport omdat ze een lagere zelfwaardering krijgen
opgedrongen, gedemotiveerd geraken, belemmerd worden in de motorische ontwikkeling en dan stoppen
attributiessucces en mislukking worden op een bepaalde manier ingeschat
91
5.4 Intellectuele ontwikkelingrelevante sportieve kennis• feiten• uitvoeringen en bewegingen• keuzemogelijkhedenbij volwassenen lukt dit allemaal beter dan bij kinderen
voor 6 jaar• kinderen moeten eerst kennis verwerven (duurt niet lang)• dan ontwikkelen ze een rudimentaire vorm van de vaardigheid• dan kunnen ze juiste beslissingen nemen
6-8 jaar• verbale informatie wordt nog niet goed begrepen• demonstratie is veel beter
vanaf 9 jaar• kinderen kunnen ook via de klassieke instructie voldoende info opnemen
kinderen zijn meer of minder vatbaar voor één bepaalde manier van informatie aanbieden => differentieer! (demo, uitleg, tekening, vragen, …)
92
5.4 Intellectuele ontwikkelingsnelheid van de cognitieve functies• de beschikbare kennis moet snel kunnen aangesproken worden• kinderen hebben meer tijd nodig om info te herinneren• reactietijd is trager bij kinderen• bewegingstijd is trager bij kinderen• selectie van de juiste bewegingsantwoorden wordt beter gestructureerd
93
6. Talentdetectie en talentselectie
1. Relatieve leeftijdseffect (RLE)
2. Bedreiging en oplossingen
94
6.1 Relatieve leeftijdseffect (RLE)relatieve leeftijd• fysieke verschillen:• kalenderleeftijd (geboortemaand effect)
- speler geboren in januari is 11 maanden ouder dan speler geboren in december
- hoe ouder een speler, hoe krachtiger, hoe meer hij/zij in de jeugd het verschil kan maken
• biologische leeftijd (verschil in maturiteit)- vroegrijpe spelers:
biologische leeftijd > kalenderleeftijd- normaal rijpe spelers:
biologische leeftijd = kalenderleeftijd- laatrijpe spelers:
biologische leeftijd < kalenderleeftijd • cognitieve verschillen • verschillen in ervaring
95
6.2 Bedreiging en oplossingenbedreiging
• in sporten waarin de fysieke component belangrijk is om wedstrijden te winnen, lijken talentdetectie en –selectie duidelijk beïnvloed door fysieke présence eerder dan door technische of tactische vaardigheid
‘winning isn’t everything, it’s the only thing’
• RLE wordt in de hand gewerkt wanneer talentdetectie en –selectie reeds georganiseerd worden op jonge leeftijd (<groeispurt) en in functie van resultaat
groepsdiscussie aan de hand van enkele stellingen:• een spits die 5 goals maakt bij U8 of U14 moet ‘ne goeie’ zijn• we moeten zoeken naar kleine, wendbare, snelle spelers• een grote speler is vroeg matuur en dus niet interessant met het oog op
de toekomst
96
6.2 Bedreiging en oplossingenoplossingen
• talentdetectie en -selectie in functie competenties en profielen (specifieke voetbaleigenschappen)
Þ talent dus loskoppelen van kalender- en biologische leeftijd!Þ nationale jeugdploegen ‘FUTURS’Þ dispensatie voor laat mature spelers
• mentaliteitswijziging is de sleutel factor!
‘learning isn’t everything, it’s the only thing’