Post on 23-Jan-2021
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
GUILLAUME TUYTSCHAEVER
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
PROMOTOR: PROF. DR. L. DE MAREZ
COMMISSARIS: L. VERMEULEN
COMMISSARIS: PROF. DR. P. VERDEGEM
ACADEMIEJAAR 2011 - 2012
DIGITAL CHILDHOODS IN PARAMARIBO: EEN STUDIE NAAR DE
FREQUENTIE, ROL EN BETEKENIS VAN ICT-GEBRUIK IN HET
DAGELIJKSE LEVEN VAN SCHOOLGAANDE JONGEREN TUSSEN 14
EN 18 JAAR
aantal woorden: 23 620
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
GUILLAUME TUYTSCHAEVER
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
PROMOTOR: PROF. DR. L. DE MAREZ
COMMISSARIS: L. VERMEULEN
COMMISSARIS: PROF. DR. P. VERDEGEM
ACADEMIEJAAR 2011 - 2012
DIGITAL CHILDHOODS IN PARAMARIBO: EEN STUDIE NAAR DE
FREQUENTIE, ROL EN BETEKENIS VAN ICT-GEBRUIK IN HET
DAGELIJKSE LEVEN VAN SCHOOLGAANDE JONGEREN TUSSEN 14
EN 18 JAAR
aantal woorden: 23 620
________________________________________________________________________________________
Inzagerecht in de masterproef (*) Ondergetekende, ……………………………………………………. geeft hierbij toelating / geen toelating (**) aan derden, niet- behorend tot de examencommissie, om zijn/haar (**) proefschrift in te zien. Datum en handtekening ………………………….. …………………………. Deze toelating geeft aan derden tevens het recht om delen uit de scriptie/ masterproef te reproduceren of te citeren, uiteraard mits correcte bronvermelding. ----------------------------------------------------------------------------------- (*) Deze ondertekende toelating wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren van de scriptie/masterproef die moet worden ingediend. Het blad moet ingebonden worden samen met de scriptie onmiddellijk na de kaft. (**) schrappen wat niet past
Abstract
Met deze verhandeling wordt ingegaan op (1) de frequentie, context en content van ICT-bezit- en
gebruik van schoolgaande jongeren tussen 14 en 18 jaar in Paramaribo/Suriname, (2) de al dan niet
aanwezigheid van verschillende clusters ICT-gebruikers en (3) de rol en betekenis van ICT-gebruik
naargelang segment. Om hierin een inzicht te verkrijgen, wordt zowel kwantitatief onderzoek (n= 200)
als kwalitatief onderzoek (één diepte-interview per cluster) gevoerd.
Academisch onderzoek dat kadert binnen het domein van de digitale kloof, peilt vaak enkel naar het
gebrek aan ICT-bezit (eerste digitale kloof), terwijl niet gepeild wordt naar het verschil in
vaardigheden (tweede digitale kloof). In dit onderzoek wordt hieraan tegemoet gekomen. Inzicht
verkrijgen in profielen ICT-gebruik, is relevant om op maat te kunnen werken aan het opkrikken van
ICT-kennis en vaardigheden, wat op zijn beurt idealiter een bijdrage kan leveren aan het dichten van
de digitale kloof. De keuze voor Paramaribo als onderzoekssetting vloeide voort uit het gebrek aan
literatuur over dit onderwerp toegepast op deze regio, alsook het feit dat de stad een groeipool is voor
ICT.
Wat (1) betreft, valt op dat radio, televisie, gsm (vooral smartphone) en DVD-speler heel goed
vertegenwoordigd zijn. Internetverbinding, laptop en computergebruik zijn gemiddeld
vertegenwoordigd en nieuwe digitale technologieën als iPad, iPhone, iPod, mp3-speler en digitale
camera weinig tot niet. Oudere technologieën, zoals videorecorder en vaste telefoon worden
overgenomen door nieuwere, zoals de DVD-speler en de gsm. De populairste plaatsen voor ICT-
gebruik zijn de woonkamer en slaapkamer thuis. Daarop volgen hotspots, internetcafés en de
bibliotheek. De schoolcontext is geen ICT-omgeving. Wat content betreft valt een convergentietrend
op. Na deze algemene analyse, werden bij de drie clusters, zijnde; de gematigde, de gemiddelde en de
sterke ICT-gebruiker, kwalitatieve resultaten gevonden die de clusters van elkaar onderscheiden wat
betreft rol en betekenis van ICT in het dagelijkse leven.
Dankwoord
Als kers op de taart van een zesjarige studentencarrière (na een opleiding sociaal werk, waarbij ik een
scriptie schreef in Tanzania), was ik vastbesloten ook ditmaal ergens in het buitenland een thesis te
schrijven.
Met dank aan mijn promotor Prof. dr. Lieven De Marez kon ik naar Suriname/Paramaribo waar ik dit
onderzoek voerde.
Bijzonder veel dank gaat naar mijn studiegenoot Liesbeth Gantois, die gedurende de drie maand
Paramaribo een heel goede vriendin is geworden. Ze hielp me er niet alleen bovenop toen ik het even
moeilijk had, maar ze maakte er, samen met alle andere mensen van Berliozstraat 32, een
onvergetelijke reis van. We zorgden er samen voor dat onze thesis op tijd ingediend kon worden, zodat
we een maand zorgeloos door Brazilië konden trekken.
Daarnaast verdient lieve Stéphanie Rosseel een woord van dank. Ze hielp mij uit de nood toen ik even
door de bomen het bos niet meer zag.
Ten slotte wens ik mijn ouders te bedanken. Het waren deze mensen die mij de mogelijkheid gaven
een leuke en interessante studietijd te beleven. Bedankt om me te steunen in alles wat ik wilde
ondernemen.
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1: Inleiding .......................................................................................................................... 1
Hoofdstuk 2: Literatuurstudie ............................................................................................................. 4
2.1 De informatiemaatschappij ...................................................................................................... 4
2.1.1 ICT in ontwikkelde landen .......................................................................................... 4
2.1.2 ICT in ontwikkelingslanden ........................................................................................ 4
2.1.3 De digitale kloof .......................................................................................................... 5
2.2 Cybergeneration ...................................................................................................................... 6
2.2.1 Definiëring .................................................................................................................. 6
2.2.2 Jongeren één homogene massa? .................................................................................. 7
2.2.3 Bepalende factoren ICT-gebruik ................................................................................. 8
2.3 Domestication ........................................................................................................................ 11
2.4 Uses and gratification theory ................................................................................................. 12
2.5 Conceptuele zones van ICT-gebruik ..................................................................................... 14
2.5.1 Zone of technology perspectives ............................................................................... 14
2.5.2 Purpose-oriented zone of technology ........................................................................ 15
2.5.3 Zone of technology power and efficacy .................................................................... 15
2.5.4 Zone of technology deficit ........................................................................................ 15
2.6 Mediageletterdheid ................................................................................................................ 16
2.6.1 Definiëring ................................................................................................................ 16
2.6.2 Mediacompetenties ................................................................................................... 16
2.6.3 Mediagebruik ............................................................................................................ 17
2.6.4 Socio-economische en demografische factoren ........................................................ 17
2.6.5 Externe variabelen ..................................................................................................... 17
Hoofdstuk 3: Empirisch luik .............................................................................................................. 19
3.1 Onderzoeksmethodologie ...................................................................................................... 19
3.1.1 Onderzoeksopzet en materiaal .................................................................................. 19
3.1.2 Procedure en analysetechnieken ............................................................................... 25
3.1.3 Verantwoording en beperkingen materiaal ............................................................... 27
3.1.4 Steekproef ................................................................................................................. 28
3.1.5 Setting ....................................................................................................................... 33
3.2 Resultaten .............................................................................................................................. 34
3.2.1 Algemene frequentie ICT-bezit- en gebruik ............................................................. 34
3.2.2 Segmenten ICT-gebruikers ...................................................................................... 57
3.2.3 Rol en betekenis ICT naargelang segment ................................................................ 70
Hoofdstuk 4: Conclusies, beperkingen en aanbevelingen ................................................................ 87
4.1 Conclusies ............................................................................................................................. 87
4.1 Beperkingen en aanbevelingen .............................................................................................. 94
Bibliografie ........................................................................................................................................... 96
Bijlagen ............................................................................................................................................... 101
Bijlage 1: Survey ............................................................................................................................. 101
Bijlage 2: K-means clusteranalyse .................................................................................................. 111
Bijlage 3: Kwalitatieve diepte-interviews ....................................................................................... 113
LIJST VAN GRAFIEKEN EN TABELLEN
GRAFIEKEN
Grafiek 1: Verdeling geslacht n= 200 ................................................................................................... 30
Grafiek 2: Verdeling leeftijd (in jaren) n= 200 ..................................................................................... 30
Grafiek 3: Verdeling opleiding n= 200 ................................................................................................. 31
Grafiek 4: Verdeling school n= 200 ...................................................................................................... 31
Grafiek 5: Verdeling nationaliteit n= 200 ............................................................................................. 31
Grafiek 6: Verdeling etnisch culturele achtergrond n= 200 .................................................................. 32
Grafiek 7: Verdeling beroep moeder n= 200 ......................................................................................... 32
Grafiek 8: Verdeling beroep vader n= 200 ............................................................................................ 32
Grafiek 9: Verdeling “Heb je een radio thuis?” n= 200 ........................................................................ 34
Grafiek 10: Verdeling “Hoeveel radio‟s bezit je?” n= 200 ................................................................... 35
Grafiek 11: Verdeling “Hoeveel luister je gemiddeld naar de radio?” n= 200 ..................................... 35
Grafiek 12: Verdeling “Waar luister je naar de radio?” n= 200 ............................................................ 35
Grafiek 13: Verdeling “Waarom luister je naar de radio?” n= 200 ....................................................... 36
Grafiek 14: Verdeling “Bezit je een analoge televisie thuis?” n= 200 .................................................. 37
Grafiek 15: Verdeling “Hoeveel analoge televisies heb je thuis?” n= 200 ........................................... 37
Grafiek 16: Verdeling “Hoeveel kijk je gemiddeld naar de analoge televisie?” n= 200 ....................... 37
Grafiek 17: Verdeling “Waar kijk je naar de analoge televisie?” n= 200 ............................................. 38
Grafiek 18: Verdeling “Naar wat kijk je op de analoge televisie?” n= 200 .......................................... 38
Grafiek 19: Verdeling “Weet je wat een digitale televisie is?” n= 200 ................................................. 38
Grafiek 20: Verdeling “Bezit je een digitale televisie thuis?” n= 200 .................................................. 39
Grafiek 21: Verdeling “Bezit je een videorecorder thuis?” n= 200 ...................................................... 39
Grafiek 22: Verdeling “Bezit je een DVD-speler thuis?” n= 200 ......................................................... 40
Grafiek 23: Verdeling “Bezit je een vaste telefoon thuis?” n= 200 ...................................................... 40
Grafiek 24: Verdeling “Hoeveel vaste telefoons bezit je thuis?” n= 200 .............................................. 41
Grafiek 25: Verdeling “Hoeveel vaste telefoons bezit je thuis?” n= 200 .............................................. 41
Grafiek 26: Verdeling “Bezit je een vaste computer thuis?” n= 200 .................................................... 42
Grafiek 27: Verdeling “Hoeveel vaste computers heb je thuis?” n= 200 .............................................. 42
Grafiek 28: Verdeling “Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van de vaste computer?” n= 200 ........... 42
Grafiek 29: Verdeling “Waar gebruik je een vaste computer?” n= 200 ................................................ 43
Grafiek 30: Verdeling “Waarvoor gebruik je een vaste computer?” n= 200 ........................................ 43
Grafiek 31: Verdeling “Bezit je een eigen laptop thuis?” n= 200 ......................................................... 44
Grafiek 32: Verdeling “Combinatie computer en laptopgebruik?” n= 200 ........................................... 44
Grafiek 33: Verdeling “Hoeveel eigen laptops heb je thuis?” n= 200 .................................................. 44
Grafiek 34: Verdeling “Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van de laptop?” n= 200 ......................... 44
Grafiek 35: Verdeling “Waar gebruik je de laptop?” n= 200 ................................................................ 46
Grafiek 36: Verdeling “Waarvoor gebruik je de laptop?” n= 200 ........................................................ 46
Grafiek 37: Verdeling “Weet je wat een tablet is?” n= 200 .................................................................. 46
Grafiek 38: Verdeling “Bezit je een tablet thuis?” n= 200 .................................................................... 47
Grafiek 39: Verdeling “Heb je internetverbinding thuis?” n= 200 ....................................................... 48
Grafiek 40: Verdeling “Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van het internet?” n= 200 ...................... 48
Grafiek 41: Verdeling “Waar maak je gebruik van het internet?” n= 200 ............................................ 49
Grafiek 42: Verdeling “Waarvoor gebruik je het internet?” n= 200 ..................................................... 50
Grafiek 43: Verdeling “Heb je een gsm?” n= 200 ................................................................................ 51
Grafiek 44: Verdeling “Welk soort gsm heb je?” n= 200 ..................................................................... 51
Grafiek 45: Verdeling “Waarvoor gebruik je uw gsm?” n= 200 ........................................................... 52
Grafiek 46: Verdeling “Speel je games?” n= 200 ................................................................................. 53
Grafiek 47: Verdeling “Hoeveel game je gemiddeld?” n= 200 ............................................................. 53
Grafiek 48: Verdeling “Waar speel je games?” n= 200 ........................................................................ 53
Grafiek 49: Verdeling “Bezit je een digitale camera?” n= 200 ............................................................. 54
Grafiek 50: Verdeling “Bezit je een mp3-speler?” n= 200 ................................................................... 54
Grafiek 51: Verdeling “Naar wat kijk je op de analoge televisie?” n= 200 .......................................... 55
Grafiek 52: Verdeling geslacht n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker ........................................................ 58
Grafiek 53: Verdeling opleiding n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker ...................................................... 58
Grafiek 54: Verdeling leeftijd n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker .......................................................... 58
Grafiek 55: Verdeling etnisch culturele achtergrond n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker ....................... 59
Grafiek 56: Verdeling beroep vader n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker ................................................ 59
Grafiek 57: Verdeling beroep moeder n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker ............................................. 59
Grafiek 58: Verdeling geslacht n= 70 sterke ICT-gebruiker ................................................................. 60
Grafiek 59: Verdeling opleiding n= 70 sterke ICT-gebruiker ............................................................... 60
Grafiek 60: Verdeling leeftijd n= 70 sterke ICT-gebruiker ................................................................... 61
Grafiek 61: Verdeling etnisch culturele achtergrond n= 70 sterke ICT-gebruiker ................................ 61
Grafiek 62: Verdeling beroep vader n= 70 sterke ICT-gebruiker ......................................................... 61
Grafiek 63: Verdeling beroep moeder n= 70 sterke ICT-gebruiker ...................................................... 62
Grafiek 64: Verdeling geslacht n= 72 gematigde ICT-gebruiker .......................................................... 62
Grafiek 65: Verdeling opleiding n= 72 gematigde ICT-gebruiker ........................................................ 63
Grafiek 66: Verdeling leeftijd n= 72 gematigde ICT-gebruiker............................................................ 63
Grafiek 67: Verdeling etnisch culturele achtergrond n= 72 gematigde ICT-gebruiker ......................... 63
Grafiek 68: Verdeling beroep vader n= 72 gematigde ICT-gebruiker .................................................. 64
Grafiek 69: Verdeling beroep moeder n= 72 gematigde ICT-gebruiker ............................................... 64
Grafiek 70: Frequentie ICT-bezit per cluster ........................................................................................ 68
Grafiek 71: Frequentie ICT-gebruik per cluster .................................................................................... 69
TABELLEN
Tabel 1: Uses and gratification theory ................................................................................................... 20
Tabel 2: Conceptuele zones van ICT-gebruik ....................................................................................... 21
Tabel 3: Mediageletterdheid .................................................................................................................. 23
Tabel 4: Frequentie ICT-bezit per cluster ............................................................................................. 67
Tabel 5: Frequentie ICT-gebruik per cluster ......................................................................................... 69
Tabel 6: Kenmerken per respondent ...................................................................................................... 70
Tabel 7: Percentage mediabezit per cluster ........................................................................................... 81
Tabel 8: Mediacompetenties per cluster ................................................................................................ 82
1
Hoofdstuk 1: Inleiding
ICT-evolutie veroorzaakt fundamentele veranderingen in de samenleving. Vooral op economisch vlak
worden sterke innovaties gedetecteerd als gevolg van ICT-implementatie. Deze innovaties zijn echter
niet uniform en universeel (Billon, Marco & Lera-Lopez, 2009, p. 596). Wilson (2004, pp. 1-2) stelt
bijvoorbeeld dat “most people in the world have never used a telephone. There are more telephones in
Tokyo than in all of sub-Saharan Africa.”
Sommige groepen hebben dus duidelijk meer toegang tot ICT dan andere. In de literatuur wordt
gesproken over een wereldwijde kloof, dat aangeduid wordt als „de digitale kloof‟. Deze wordt door
Hameed (2008, p. 306) gedefinieerd als “the uneven diffusion of technology and inequality in access
to technologies with significant social, economic and political consequences.” Biltereyst (2011, p. 40)
stelt dat ondanks een indrukwekkende ontwikkeling van de informatie- en communicatiesector in de
ontwikkelingslanden, internationale rapporten er nog steeds op wijzen dat “the growth fails to keep
pace with the grow of population.”
Kwantitatieve data zijn beschikbaar over de evolutie van ICT-gebruik in het Zuiden, maar de focus op
het begrijpen van „technology in use‟, vanuit het perspectief van de gebruiker zelf, blijft uit volgens
Gebremichael & Jackson (2006, p. 275). Deze auteurs achten het belangrijker inzicht te hebben in
„ICT-skills‟, waargenomen vanuit „the user perspective‟. Op basis van deze inzichten kan dan het
gebruik van ICT in „communities‟ beïnvloed worden. “While evaluating user information needs is
important, a better understanding of how users in developing countries physically, mentally, and
emotionally go through the process of information retrieval is equally important.” (Gebremichael &
Jackson, 2006, p. 275).
Vanuit de invalshoek dat ICT een belangrijke factor is van economische groei, worden vanuit het
Westen wereldwijd ontwikkelingsprojecten opgezet, van kleinschalige lokale projecten tot
grootschalig georganiseerde projecten. Echter, implementatieprojecten falen vaak, omdat te weinig
gefocust wordt op de dieperliggende betekenis van ICT in het leven van de doelgroep, voorafgaand
aan de implementatie. In dit onderzoek wordt vertrokken vanuit deze tekortkoming.
Een resem vragen kunnen in verband worden gebracht met het gebruik van ICT bij adolescenten en de
rol en betekenis die ICT innemen in het leven (Dixon & Weber, 2007, p. 1). Hoe gebruiken jongeren
in verschillende contexten nieuwe technologieën? Wat betekent „online zijn‟ voor hen? Onder welke
omstandigheden integreert en adopteert men digitale technologieën in het dagelijkse leven? Telkens
wordt onderzoek gedaan naar „technology in use‟ in ontwikkelde landen. In deze studie gaan we
dieper in op „technology in use‟ bij adolescenten in Suriname, meer bepaald de hoofdstad Paramaribo.
2
In een eerste kwantitatief luik wordt, aan de hand van een survey (n= 200), nagegaan in hoeverre
schoolgaande adolescenten tussen 14 en 18 jaar oud in Paramaribo toegang hebben tot en gebruik
maken van ICT. Er wordt toegespitst op de frequentie ICT-bezit en de mate van gebruik ervan
(frequentie ICT-gebruik). Ook de context en content worden bevraagd.
In een tweede kwalitatief luik wordt in de diepte gezocht naar de betekenis van ICT voor de doelgroep
en de rol die deze technologieën spelen in het dagelijkse leven van deze generatie. Dit aan de hand van
semigestructureerde diepte-interviews. Er wordt met andere woorden onderzoek gedaan naar de
inbedding van ICT in het dagelijkse leven en de sociale omgeving van de jongeren of de analyse van
de digitale cultuur. De ervaring en visies van de jongeren krijgen hierin een centrale plaats. Drie
theorieën worden als uitgangspunt genomen om hiernaar onderzoek te voeren, zijnde „the uses and
gratification theory‟, „de conceptuele zones van ICT-gebruik en het concept „mediageletterdheid‟.
Concreet worden volgende vragen beantwoord:
Vraag 1: Wat is de frequentie, de context en de content van ICT-bezit- en gebruik bij schoolgaande
jongeren tussen 14 en 18 jaar oud in Paramaribo?
Vraag 2: Wat is de rol en betekenis van ICT in het leven van schoolgaande jongeren tussen 14 en 18
jaar oud in Paramaribo?
De doelstelling die we willen bereiken met het onderzoeken van bovenstaande vraagstelling, is het
krijgen van een volledig beeld van ICT-bezit- en gebruik bij jongeren tussen 14 en 18 jaar in
Paramaribo. Het kan vergeleken worden met het stellen een diagnose van de e-leefwereld. Het stellen
van deze diagnose is zowel relevant op maatschappelijk vlak (1-5), als op wetenschappelijk vlak (6-8),
omwille van onderstaande redenen. Een aantal redenen vloeien voort uit aanbevelingen geformuleerd
in een onderzoek gevoerd door Brotcome, Mertens en Valenduc (2009, pp. 70-74) over offline
jongeren en de digitale kloof. De aanbevelingen suggereren dat onderzoek naar de huidige e-
leefwereld van jongeren een belangrijke eerste stap is in het verbeteren van deze e-leefwereld en
uiteindelijk in het dichten van de digitale kloof.
1 Resultaten kunnen dienen als kader voor implementatie van ICT in Paramaribo of als indicator
voor mislukkingen in ICT-implementatie specifiek gericht op jonge generaties.
2 Dit onderzoek maakt mogelijk dat maatregelen voor bepaalde profielen jongeren op maat
kunnen worden genomen. Op die manier is het de bedoeling ICT-kennis en vaardigheden op te
krikken, zodat de doorstroming naar de informatiesamenleving vloeiender verloopt.
3 Via onderzoek naar de e-leefwereld van jongeren kunnen stapsgewijs beperkingen op het vlak
van ICT doorbroken worden. Op die manier is een betere aansluiting van jongeren in de
3
ontwikkeling naar een informatiesamenleving mogelijk. Dat veronderstelt kennis van de e-
cultuur van jongeren en hun e-beleving.
4 Informatie en dienstverlening kunnen beter afgestemd worden op gebruiksgedrag van
jongeren.
5 Mediaverantwoordelijken kunnen een kritischere houding aannemen ten aanzien van
ongelijkheden in mediagebruik bij jongeren. Op die manier wordt voorkomen dat jongeren
onterecht als ICT-experten worden beschouwd of omgekeerd als have-nots.
6 Suriname neemt in 2011 de 97ste plaats in op de HDI1. In totaal worden 187 landen gerankt op
deze lijst (Lawes, Svenson & Zimmermann, 2012). Omdat Suriname (samen met een aantal
andere landen in Zuid-Amerika) een groeipool is voor ICT, is het interessant onderzoek te
doen bij jongeren naar huidig ICT-gebruik. Op basis van dit onderzoek kunnen dan projecten
in Paramaribo beter georganiseerd worden, vertrekkende vanuit inzichten in de huidige ICT
omgeving.
7 Onderzoek dat kadert binnen het domein van de digitale kloof peilt vaak enkel naar het gebrek
aan ICT-bezit (eerste digitale kloof), terwijl niet gepeild wordt naar verschil in vaardigheden
(tweede digitale kloof) (Deklerck, Siongers en Vettenburg, 2009).
8 Onderzoek toegespitst op ICT-bezit- en gebruik in ontwikkelingslanden werd vooral reeds
gevoerd in Azië en Sub-Saharan Africa. Over Suriname is nagenoeg geen academische
literatuur beschikbaar met betrekking tot dit onderwerp.
In dit onderzoek staat e-leefwereld zowel voor (1) het algemene materiële gebruik van ICT bij de
doelgroep, de content en de context van dit gebruik, betrekking hebbende op onderzoeksvraag 1, als
(2) de rol en betekenis ervan in het leven van de doelgroep, betrekking hebbende op onderzoeksvraag
2.
1 Human Development Index:een getal dat ontwikkeling van landen vergelijkt op basis van levensverwachting,
geletterdheid, onderwijs en levensstandaard (Lawes, Svenson & Zimmermann, 2012, p. 16).
4
Hoofdstuk 2: Literatuurstudie
2.1 De informatiemaatschappij
2.1.1 ICT in ontwikkelde landen
Vooraleer over te gaan tot een bespreking van een aantal inzichten van belangrijke auteurs over de
informatiemaatschappij, dient het concept ICT verduidelijkt te worden. ICT wordt door Doolaege en
Verleye (2002) opgesplitst in klassieke technologie en nieuwe technologie. Binnen klassieke
technologie worden radio, televisie, video, telefoon en fotografie opgenomen. Onder nieuwe digitale
technologie behoren digitale tv, pc, laptop, internet, CD-rom, DVD-speler, gsm, spelconsoles, iPod,
iPad, iPhone, digitale camera en mp3-speler. In het dagelijkse leven wordt voortdurend gebruik
gemaakt van ICT. Dit is alomtegenwoordig en neemt in de samenleving een belangrijke centrale rol in.
Vandaar het ontstaan van de term „information age‟, waarbij de huidige samenleving beschouwd
wordt als een „e-society‟ (Verdegem, 2009, p. 21). De ICT-industrie wordt momenteel in de literatuur
beschouwd als, op wereldniveau, de snelst groeiende sector met een enorme afzet (Van Audenhove,
2001, p. 35). Binnen de zogenoemde informatiemaatschappij volgen innovaties elkaar namelijk in een
mum van tijd op.
Sinds eind jaren „60 leggen economische en sociale wetenschappers zich sterk toe op het bestuderen
van de evolutie van de informatiesamenleving en de rol die informatie- en communicatietechnologie er
in speelt (Van Audenhove, 2001, p. 5). Veranderingen in de samenleving als gevolg van de toename
van ICT worden geconceptualiseerd als informationalisering, informatie-economie, post-industriële
samenleving of informatiesamenleving. Sinds de jaren „90 wakkerde de interesse voor onderzoek
hiernaar verder aan bij economische en sociale wetenschappers.
Vele auteurs stellen dat de evolutie naar een informatiemaatschappij een sterke invloed heeft op
verschillende domeinen van de samenleving (Verdegem, 2009, pp. 6-23). Dit leidde tot de
ontwikkeling van het concept „technologisch determinisme‟, waarbij ICT beschouwd wordt als de
belangrijkste motor van vooruitgang, zowel op sociaal als economisch vlak. Het concept
informatiesamenleving wordt dus tegenwoordig gebruikt als belangrijkste factor om een groot aantal
sociale en economische evoluties te onderschrijven.
2.1.2 ICT in ontwikkelingslanden
Ontwikkelingslanden in het Zuiden staan voor enorme uitdagingen in termen van ICT-ontwikkeling.
Ernest en Wilson (2004, p. 10) definiëren ontwikkelingslanden als “the group of countries in which
the fight against poverty, malnutrition, infant mortality, illiteracy, gross social and income inequality,
poor administration of justice, inefficient government, and environmental degradation is most
pressing.” Wat in deze definitie voor dit onderzoek vooral interessant is, is het gebrek aan literacy of
5
geletterdheid in ontwikkelingslanden, wat in de 21ste
eeuw voor een groot stuk gelieerd is aan ICT-
gebruik.
Er zijn drempels van toegang tot ICT, waarmee ontwikkelingslanden geconfronteerd worden (Van
Audenhove, 2001, pp. 52-64). In de literatuur worden deze drempels verder besproken, zowel
drempels voor ontwikkelingslanden in het algemeen, als drempels specifiek voor bepaalde landen,
vooral dan landen in Sub-Saharan Africa. Er is echter weinig informatie of theorie te vinden over de
manier waarop deze drempels in het Zuiden kunnen overstegen worden. In de academische wereld
worden wel vanuit bestaande theorieën strategieën ontwikkeld, gericht op ICT-ontwikkeling in het
Zuiden. Daar wordt echter sterk kritiek op geleverd, in die zin dat de afgeleide theorieën vaak niet
toepasbaar zijn in een ontwikkelingscontext. Ondanks de kritiek wordt binnen academische literatuur
veel aandacht besteed aan de problematiek en worden inspanningen gedaan om een bijdrage te leveren
inzake het ontwerpen van scenario‟s voor ontwikkeling van ICT in het Zuiden. De kloof in
levensstandaardaard hangt namelijk voor een groot stuk af van de kloof inzake ICT.
Om te werken aan deze digitale kloof kan volgens Mansell en Wehn (geciteerd in: Van Audenhove,
2001, p. 55) gewerkt worden aan drie velden binnen de gegeven context:
- “Constructing and accessing the ICT infrastructure,
- Building capabilities and skills for producing and using ICTs and services [en]
- Preparing the framework of strategies, policies and regulations that will ensure that developing
countries can move towards innovative „knowledge societies‟.”
Door in te werken op deze drie velden in ontwikkelingslanden, wordt dus gewerkt aan de ontwikkeling
van en de toegang tot informatie- en communicatie-infrastructuur. Dit helpt op zijn beurt de
informatiesamenleving verder ontwikkelen. Alvorens te kunnen werken aan deze drie velden, dient
echter het huidige ICT-bezit- en gebruik (de frequentie, rol en betekenis) te worden geanalyseerd. Dit
kan vergeleken worden met het stellen van een diagnose, alvorens actie te ondernemen.
2.1.3 De digitale kloof
Uit voorgaande blijkt dat er een duidelijk onderscheid is tussen de informatiemaatschappij in het
Noorden en deze in het Zuiden. De samenleving waarin men in het Noorden leeft, wordt over het
algemeen gekenmerkt door een sterke opeenvolging van ICT-ontwikkelingen wat door een breed
publiek wordt geaccepteerd. (Luiijf, 2000, p. 3 ). ICT bevordert namelijk de communicatie en maakt
het eenvoudiger informatie op te zoeken. Deze veranderingen creëren mogelijkheden en voordelen,
maar ook risico‟s (Braak, van Houtte, Sinnaeye & Tondeur, 2010, p. 152). Veel mensen hebben
namelijk geen toegang tot ICT, wat resulteert in een vorm van exclusie. Het gebrek aan toegang tot
ICT wordt door Castells (1996) beschouwd als één van de belangrijkste en schadelijkste vormen van
6
exclusie in onze hedendaagse economie en cultuur. In dit onderzoek zal nagegaan worden in hoeverre
jongeren in Paramaribo gebruik maken van ICT in hun leefwereld.
De bevolking in het Zuiden wordt in het algemeen beschouwd als de technology „have-nots‟, terwijl
deze in het Westen wordt bestempeld als de technology „haves‟ (Greenstein, 1998, p. 76). Dit geldt
niet alleen voor nieuwe ICT, maar ook voor klassieke media als kranten, radio, boeken, … (Biltereyst,
2011). Meerdere factoren verklaren deze toestand in 3de wereldlanden. De belangrijkste factor is de
economische toestand van een land. Dit heeft het logische gevolg dat “the more developed a country
is [slaat dus vooral op het economisch domein], the more widely diffused its ICTs will be.” (Ernest &
Wilson, 2004, p. 29). Suriname behoort tot de categorie ontwikkelingslanden, maar heeft een relatief
goede economische situatie (CIA, 2012). Met dit onderzoek wordt nagegaan of dit zich ook vertaalt in
ICT-gebruik bij jongeren in de hoofdstad van Suriname; Paramaribo.
Wat vaak over het hoofd wordt gezien in onderzoek naar de digitale kloof, is dat er sprake is van een
tweede kloof, zijnde een gebrek aan vaardigheden. Deklerck, Siongers en Vettenburg (2009, p. 154)
spreken over een overgang van de eerste kloof (toegang) naar een tweede (vaardigheden). Om te
begrijpen waarom bepaalde „communities‟ (daaronder worden zowel sociale groepen in het Westen,
als in ontwikkelingslanden begrepen) gebruik maken van ICT, dient te worden gekeken naar een
aantal andere dimensies, dan louter de toegang tot technologie. Zoals eerder aangetoond, hecht de
wetenschappelijke wereld veel aandacht aan die toegang tot technologie. Een tekortkoming is echter
de gebrekkige aandacht dat wordt geschonken aan de digitale kloof bij kinderen en adolescenten. Dit
omdat deze groepen over het algemeen gezien worden als „digital natives‟. Sommige onderzoekers
beschouwen deze concepten echter als een mythe. Onderstaand wordt verder ingegaan op het concept
„digital natives‟, gezien de relevantie ervan voor dit onderzoek.
2.2 Cybergeneration
2.2.1 Definiëring
De term „digital natives‟ werd gedefinieerd door Prensky (geciteerd in: Friedl & Tkalac, 2011, p. 84)
“who claimed that the young generations of today are surrounded by a plenitude of technological
devices such as computers, video games, cell phones, and video cameras.”
Veen en Jacobs (2005, pp. 14-21) beschrijven een aantal kenmerken die deze generatie jongeren
typeren. Digital natives groeien op binnen een informatiesamenleving waar voortdurend gebruik wordt
gemaakt van digitale technologieën. De jongeren begeven zich in virtuele contexten en creëren
communities of netwerken, waar men voortdurend met elkaar in interactie treedt. Daarnaast is men
actief producent van content op internet (myspace, youtube, …). Vóór de digitale revolutie gingen
jongeren in hun zoektocht naar informatie naar de klassieke bibliotheek. Vandaag zoeken jongeren
informatie op het net. Deze generatie blijkt over het algemeen sterk geïnteresseerd te zijn in gaming.
7
Naar gaming bij jongeren werd reeds menig onderzoek gevoerd, waarvan het ene onderzoek al
negatiever is dan het andere. Gaming zou aan de ene kant agressief gedrag kunnen opwekken en gaf
bijgevolg aanleiding tot een vorm van „moral panics‟. Aan de andere kant blijkt gaming positief te zijn
voor jongeren, in die zin dat het een vorm van leren is. De digital native heeft het vermogen
ontwikkeld verschillende taken tegelijkertijd uit te voeren en de informatie die eruit voortvloeit
tegelijkertijd te verwerken. Dit wordt aangeduid met het begrip „multitasking‟. Alles dient bovendien
erg snel te gaan, zo blijkt. De net generatie wordt de „instant generation‟ genoemd, omdat men een
grote behoefte aan snelheid ontwikkeld heeft en bijgevolg ook nood heeft aan snelle
behoeftebevrediging. Daarom gaat men bij de zoektocht naar informatie zeer snel over tot selectie.
Een gevolg van de snelheid die jongeren ontwikkelen, is ook het creëren van een andere taal.
Boodschappen worden op een kortere manier geformuleerd, waardoor een soort telegramtaal
ontwikkeld wordt. Deze taal is vaak onbegrijpbaar voor „digital immigrants‟. Internet biedt de
mogelijkheid zichzelf te ontwikkelen en een identiteit aan te meten. In het ICT-gebruik worden keuzes
gemaakt die onlosmakelijk gekoppeld zijn aan het vormen van een bepaalde identiteit. Concrete
voorbeelden zijn de gsm als statussymbool, de statussen en foto‟s op facebook, de tv-programma‟s
waar men naar kijkt, ...
Men zou verwachten dat dit segment in de Westerse maatschappij op een hoog niveau gebruik maakt
van de technologieën, zoals door Doolaege en Verleye (2004) onderscheiden. Een onderzoek van
Dalgarno, Judd, Kennedy en Waycott (2010) wijst echter uit dat nogal wat studenten naast het gebruik
van computer of mobile telefonie weinig of geen gebruik maken van andere technologieën, omwille
van motivationele redenen of toegankelijkheidsredenen. De interesse in het gebruik van technologie in
het Westen, ondanks de mogelijkheden en vaardigheden, blijkt dus niet voor alle jongeren aanwezig te
zijn.
2.2.2 Jongeren één homogene massa?
Op het eerste zicht is het zo dat jonge mensen gemakkelijk als een generatie „digital natives‟ kunnen
worden gezien. Toch zijn er verschillen in gebruik. Of zoals Holmes (2011, p. 1109) het letterlijk stelt:
“Many [youghts] may indeed be archetypal cyberkids but analyses should not assume that those who
are not can be classified simply as variance around this construct.” Er is dus duidelijk nood aan een
opdeling van de voorheen beschouwde homogene groep jongeren in bepaalde types gebruikers. Om
deze opdeling te kunnen maken moet onderzoek gevoerd worden naar bepalende factoren. “Research
needs to move beyond identifying broad generational differences and examine other factors that may
influence students‟ use of technologies.” (Dalgarno et al., 2010, p. 334). Onderstaand worden een
aantal resultaten uit onderzoeken besproken, die de hypothese bevestigen dat jongeren niet als een
homogene massa mediagebruikers kunnen worden beschouwd.
8
Volgens Hasebrink, Livingstone en Haddon (2008) wordt toegang tot ICT onder andere sterk bepaald
door sociale achtergrond. Ook in onderzoek van Braak et al. (2010, p. 151) wordt geconcludeerd dat er
een relatie is tussen socio-economische status en “the computer-use profile of young people”. Rojas et
al. (geciteerd in: Holmes, 2011, p. 1108) stellen op hun beurt dat de verbondenheid met technologie
onder andere bepaald door de “individual, family, social group and subcultural dispositions to
technology.” Telkens wordt het milieu waarin de jongere opgroeit dus als een belangrijke bepalende
factor van ICT-gebruik beschouwd. Daarnaast worden ook individuele verschillen beschouwd als
bepalende factoren. Grint en Woolgar (geciteerd in: Holmes, 2011, p. 1108) stellen dat de
verbondenheid met technologie niet enkel bepaald wordt door sociale achtergrond, maar ook door
“individual differences in motivation, perception of utility and life fit.” Bepaalde technologieën zijn
dus weinig relevant voor individuen, ongeacht de toegankelijkheid, maar al naargelang individuele
verschillen wat betreft interesses en motivaties (Holmes, 2011, p. 1109). Naast bovenstaande factoren
blijken ook onderwijstype en geslacht sterk bepalend te zijn voor ICT-gebruik. In de UK deden Jones
en Ramanau (2009) onderzoek naar verschillen in ICT-gebruik naargelang onderwijstype. Zo bleek dat
er significante verschillen zijn in technologiegebruik tussen studenten van kleine scholen in
vergelijking met grotere scholen in de UK. Caruso, Salaway en Katz (2009) analyseerden verschillen
tussen mannelijke en vrouwelijke jongeren. Jongens zouden meer technologie gebruiken dan meisjes.
Ten slotte zou het profiel van mediagebruikers voor een groot stuk bepaald worden door de factoren
mediageletterdheid, algemene vaardigheden en autonomie (DiMaggio & Hargittai, 2001). Deze zullen
nog verder besproken worden
2.2.3 Bepalende factoren ICT-gebruik
Met bovenstaande inzichten, kunnen we er in dit onderzoek van uitgaan dat er ongelijkheden bestaan
op vlak van frequentie ICT-bezit- en gebruik en de vaardigheden in de omgang met ICT bij de
doelgroep. In dit onderdeel wordt dieper ingegaan op een aantal relevante factoren die deze
ongelijkheden bepalen.
Rogers (in: Van Dijk, de Haan & Rijken, 2000, pp. 21-25) onderscheidt een aantal productkenmerken
die de adoptie of het gebruik van ICT in sterke mate beïnvloeden, zijnde complexiteit, compatibiliteit,
testbaarheid, zichtbaarheid en relatief voordeel.
- Complexiteit: De moeilijkheid in omgang met ICT of de gebruiksvriendelijkheid ervan. Uit
onderzoek blijkt dat hoe complexer de technologie is, hoe minder snel de adoptie verloopt.
- Compatibiliteit: De mate waarin ICT past binnen de leefwereld (normen, waarden, behoeften,
motieven, …) van de adopter.
- Testbaarheid: De mate waarin de adopter vooraf vertrouwd is met de technologie. Onzekerheid
wordt gereduceerd indien men vooraf het product kan testen.
9
- Zichtbaarheid: De mate waarin gebruik van het product zichtbaar is. Hoe groter de zichtbaarheid
van ICT, hoe meer onzekerheid afneemt, en dus hoe sneller de adoptie.
- Relatief voordeel: Het product moet een voordeel opleveren, opdat men het zou aanschaffen
(prestige, sneller informatie opzoeken, gebruiksgemak, goedkoop, …).
Naast bovenstaande productkenmerken zijn er een aantal kenmerken van de gebruikers zelf die adoptie
van ICT in sterke mate beïnvloeden. Deze kenmerken kunnen we classificeren onder cognitieve,
sociale en materiële hulpbronnen (Van Dijk, de Haan & Rijken, 2000, pp. 26-34).
- Cognitieve hulpbronnen
Adoptie van ICT veronderstelt van de gebruiker een aantal vaardigheden. Cognitieve hulpbronnen
kunnen gedefinieerd worden als “het vermogen van mensen tot het omgaan met symbolen en
informatie.” (Van Dijk, de Haan & Rijken, 2000, p. 26). Welke invulling deze cognitieve hulpbronnen
hebben, is afhankelijk van context en tijd. Voor de digitale revolutie was de vaardigheid om met
schriftelijke bronnen, zoals gedrukte media, om te gaan van groot belang. Met de opkomst van nieuwe
digitale media verschuift dit naar het belang om met digitale ICT te kunnen omgaan. Plaatsen waar
deze cognitieve hulpbronnen voornamelijk verworven worden, zijn de school en het gezin waar men
opgroeit.
- Sociale hulpbronnen
Deze hulpbronnen worden door Stewart (2007, p. 551) „local experts‟ genoemd. Deze kunnen mensen
helpen in het optimaliseren van mogelijkheden in het omgaan met ICT en het beperken van
tekortkomingen in competenties om met media om te gaan (DiMaggio, Hargittai & Robinson, 2003).
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen twee vormen van sociale hulpbronnen, zijnde de steun
van „peers‟, zoals vrienden of de steun van „superiors‟, zoals ouders en leerkrachten. Onderzoek van
Bauwens, Pauwels, Lobet-Maris, Poullet en Walrave (2009) wijst uit dat de steun van „peers‟ het
meest invloed uitoefenen op gebruik.
- Materiële hulpbronnen
Hiertoe behoren vooral de hoeveelheid tijd en geld die men ter beschikking heeft om met ICT te
kunnen omgaan (Van Dijk, de Haan & Rijken, 2000, p. 33).
Ook Kotler (in: Porteman, 2010, pp. 45-46) bespreekt een aantal factoren die bepalend zijn voor ICT-
gebruik. Hij ordent deze onder culturele, sociale, psychologische en persoonlijke factoren. Deze
worden hieronder kort besproken. De factoren vertonen een aantal gelijkenissen, maar ook een aantal
verschillen met bovenstaande hulpbronnen.
10
- Culturele factoren
Wat vaak over het hoofd wordt gezien, is dat cultuur een grote rol speelt in het gebruik van ICT. Deze
factor is heel complex, omdat het cultureel systeem voortdurend in beweging is en meerdere lagen
omvat. Cultuur houdt in sterke mate in “what is worth doing or having.” (De Long, 1997, p. 6).
- Sociale factoren
Onder sociale factoren worden gezinssituatie, sociale status en referentiegroepen begrepen. Onder
referentiegroepen wordt in Encyclo (2012) begrepen: “groepen mensen die een grote invloed hebben
op de houdingen en (aankoop) gedragingen van een bepaald persoon, omdat deze zich met die groep
vergelijkt of erbij wil horen.” Concreet zijn dat onder andere vrienden, gezinsleden, leerkrachten, enz.,
of kortom „peers‟ en „superiors‟, zoals reeds vermeld. Omdat in de literatuur zoveel aandacht gaat naar
deze factor, wordt nog een apart hoofdstuk hieraan gewijd.
- Psychologische factoren
Vier psychologische factoren hebben invloed op ICT-gebruik van individuen, zijnde attitude,
motivatie, perceptie en leren. Indien de behoefte intens genoeg is ICT aan te schaffen, zal men
gemotiveerd zijn dit daadwerkelijk te doen. De behoefte wordt dan een wens. Men zal dus
bijvoorbeeld enkel een iPhone aanschaffen indien de behoefte groot genoeg is. Slechts dan wordt men
daadwerkelijk gemotiveerd tot aanschaf over te gaan.
Menselijk gedrag is meestal aangeleerd door ervaring. Daaruit ontstaat een bepaalde attitude. Indien
men een positieve ervaring heeft met een bepaald product, leert men dat dit een goed product is en zal
men eerder gemotiveerd zijn in de toekomst dit product aan te schaffen.
- Persoonlijke factoren
Uiteraard spelen ook persoonlijke factoren een rol in de adoptie van ICT, waaronder leeftijd,
persoonlijkheid en levensstijl worden begrepen.
Het hoeft geen betoog dat ICT-gebruik sterk kan verschillen tussen jongeren naargelang leeftijd.
Onder andere onderzoek van Courtois, De Marez en Schuurman (2011) naar mediagebruik bij
jongeren kan dit aantonen. Om een genuanceerd beeld te krijgen van de ondervraagde jongeren, werd
een clusteranalyse gedaan, gebaseerd op de adoptie van media. Dit resulteerde in vier adoptieprofielen
met elk eigen mediapraktijken. Uit de verschillende profielen bleek dat er sterke verschillen bestaan
naargelang onder andere leeftijd. Daarnaast bepalen levensstijl en persoonlijkheid van het individu ook
ICT-gebruik.
11
2.3 Domestication
Het is interessant na te gaan welke technologieën (object) gebruikt worden in Paramaribo, met welke
functie (content) en in welke context. Om dit te onderzoeken wordt beroep gedaan op het concept
„domestication‟.
Domesticatie gaat over “the way the use [of ICT] in households is being socially negotiated and
becomes meaningful within the social context of class, gender, culture or lifestyle.” (Van Den Broeck,
Pierson, Pauwels, 2004, p. 3). Het wordt vaak vergeleken met het temmen van wilde dieren, in die zin
dat technologieën getemd moeten worden, opdat deze zouden passen binnen de dagelijkse context en
routines van het huishouden (Frissen & Van Selm, in: Verdegem, 2011, p. 121). Dit is echter niet het
enige proces dat plaatsvindt in domesticatie. Onderstaand worden dimensies besproken die voorkomen
in het proces. De verschillende dimensies beïnvloeden elkaar wederzijds (Verdegem, 2011, p. 121).
De eerste dimensie „commodification‟ impliceert: “the process through which objects and
technologies emerge in a public space of exchange values and in a market place of competing images
and functional claims and counterclaims.” (Silverstone & Haddon, geciteerd in: Verdegem, 2011, p.
121). Dit wil dus zeggen dat technologieën tot stand komen via industriële en commerciële activiteiten
en later als goederen of diensten bij de gebruiker ter beschikking komen te staan.
De tweede dimensie „appropriation‟ wordt gedefinieerd als: “taking technologies and objects home or
into other private cultural spaces, and making, or not making, them acceptable and familiar.”
(Silvertone & Haddon, geciteerd in: Verdegem, 2011, p. 121). Eens de ICT tot stand is gekomen,
kunnen mensen deze dus toe-eigenen in het huishouden (Silverstone, Hirsch & Morley, in: Verdegem,
2011, p. 121). Dat gebeurt door het een plaats te geven, zowel fysiek, symbolisch als sociaal en door
het op te nemen in het leven van alle dag (Frissen, in Verdegem, 2011, p. 122). „Appropriation‟ wordt
bovendien opgesplitst in twee afzonderlijke subdimensies, zijnde „objectivation‟ en „incorporation‟
(Verdegem, 2011, p. 121). De eerste subdimensie „objectivation‟ slaat op de plaats die technologie
inneemt binnen de cultuur van het individu en het huishouden. De tweede subdimensie „incorporation‟
verwijst dan naar de functie die de technologie inneemt in de huishoudelijke context.
De laatste dimensie „conversion‟ ten slotte, “involves the various things consumers do to signal to
others their participation in consumption and innovation.” (Silverstone & Haddon, in: Verdegem
2011, p. 122). Er kan dus na de incorporatie van ICT in de dagelijkse leefwereld en routines van
actoren een reflectie van mening en betekenis van het product plaatsvinden, gericht op de publieke
sfeer (Verdegem, 2011, p. 122). Hierbinnen kan dus de invloed van peers of superiors gesitueerd
worden.
Het domesticatieproces wordt dus gekaderd binnen „de morele economie van het huishouden‟, “a
transactional system of economic and social relations within the formal or more objective economy
12
and society of the public sphere.” (Silverstone, Hirsch, & Morley, in: Verdegem, 2011, p. 123).
Technologieën die geïntroduceerd worden in het huishouden moeten er in passen. Om de morele
economie van het huishouden te bestuderen werd het concept „double articulation‟ als uitgangspunt
genomen. Deze theorie stelt dat betekenis van ICT niet tot stand komt door één enkele dimensie, maar
aan twee dimensies is toe te schrijven, meer bepaald de fysieke objecten (1) en de consumptie van
mediateksten of content (2) (Courtois, De Marez & Verdegem, p. 83). Met het concept „double
articulation‟ werd in communicatiewetenschappelijk onderzoek dus voornamelijk gefocust op de
betekenis van content en de verbondenheid ermee met technologie. Echter, dit “without taken into
account the spatial, social, and technological surroundings.” (Courtois, De Marez, Mechant & Pa
ulussen, 2011, p. 3). Voor wat betreft ICT-gebruik, werd deze theorie dus als te beperkend beschouwd.
Als gevolg daarvan ontstond het nieuwe, uitgebreidere concept „triple articulation‟, waarbij er een
onderscheid wordt gemaakt tussen “(1) media technologies as objects, (2) media texts, and (3) the
symbolic environment.” (Courtois, et al., 2011, p. 3). Het concept mediatechnologie wordt dus naast
fysiek object en drager van tekst ook gezien als deel uitmakend van zinvolle symbolische omgevingen
en contexten (Courtois, De Marez & Verdegem, p. 84). In dit onderzoek worden de drie aspecten
getoetst bij de schoolgaande jongeren tussen 14 en 18 in Paramaribo.
Vele van de „domestication studies‟ resulteerden in een holistische kijk op ICT in de specifieke
context (Haddon, 2006, p. 195-203). Andere studies focussen op één technologie, zoals telefoon,
computer, mobiele telefoon of internet. Er is dus in domesticatiestudies een variatie mogelijk, zowel
wat betreft de „target group‟, de specifieke technologie die bestudeerd wordt, als de context waarin die
bestudeerd wordt. Hoe het concept domesticatie voor onderzoek wordt gehanteerd, is afhankelijk van
de onderzoeker en de doelen van het project. “Domestication research can clearly be seen as
ecumenical, embracing research and researchers with slightly different agendas.” (Haddon, 2006, p.
201). In dit onderzoek wordt het concept „triple articulation als leidraad gebruikt voor het bestuderen
van de individuele betekenis van verschillende ICT in het leven van jongeren in Paramaribo.
2.4 Uses and gratification theory
Om te peilen naar de betekenis van ICT in het leven van de jongeren, wordt gebruik gemaakt van
onder andere „The Uses and Gratification Theory‟, ontwikkeld door McQuail (1983), die peilt naar de
behoeften die ICT vervullen in het leven (Chorianopoulos, Livaditi, Lougos & Vassilopoulou, 2008, p.
1). Aan de hand van deze theorie kan onderzocht worden waarom mensen van media gebruik maken.
De doelen van de theorie zijn:
- “To explain how people use media to gratify their needs,
- to understand motives for media behavior, and
13
- to identify the functions or consequences that stem from needs, motives and behavior.”
(Chorianopoulos et al., 2008, pp. 1-2).
Een belangrijke aanname uitgaande van „The Uses and Gratification Theory‟, is dat gebruik van media
doelgericht gebeurt en ingegeven wordt door motivaties (Charianopoulos et al., 2008, pp. 1-2). Er
wordt initiatief genomen om bepaalde media te gebruiken, om op die manier noden en behoeften te
vervullen. Dit impliceert dus op zijn beurt dat:
- “The audience [mediagebruikers] is active,
- […] makes motivated choices [van mediagebruik], based on previous experience with the
media and
- media use is only one way amongst other to satisfy needs, which are experienced in everyday
life.” (Chorianopoulos et al., 2008, p. 2).
Volledigheidshalve dient erbij te worden vermeld dat de gemotiveerde keuze gebruik te maken van
bepaalde media niet enkel ingegeven wordt door voorafgaande ervaringen met die media.
Mediagebruik hangt namelijk ook af van een hele reeks andere factoren, zoals reeds uitvoerig
besproken.
McQuail (1994, p. 74) ontwikkelde een typologie, waarbij vier belangrijke noden centraal geplaatst
werden, die met het gebruik van media al dan niet vervuld kunnen worden. Deze worden
achtereenvolgens besproken.
- Information: De mediagebruiker zoekt naar informatie. Er wordt informatie verzameld over
gebeurtenissen rondom de gebruiker en/of wereldwijde gebeurtenissen in het algemeen. Op
die manier is men zich bewust van de wereld rondom zich, zoekt men advies die het nemen
van beslissingen vergemakkelijkt en/of verwerft men informatie uit nieuwsgierigheid en/of
algemene interesse. De verworven informatie kan ook gezien worden als bron van kennis en
kan dus een onderwijsfunctie vervullen. Ten slotte kan info in dit opzicht gezien worden als
een veiligheidsfunctie, in die zin dat informatie onzekerheid doet afnemen.
- Personal identity: Media worden gezien als vormer van identiteit van de gebruiker. Gebruikers
identificeren zich met modellen die verschijnen via media en gaan gedrag eraan aanpassen.
Waarden worden overgenomen en er vindt een reflectie plaats, waarbij men inzicht in zichzelf
verwerft.
- Social integration/interaction: Mensen hebben van nature vaak de behoefte om erbij te horen
en in interactie te treden. Via diverse media wordt dit vergemakkelijkt, wat leidt tot een
grotere sociale empathie. Het wordt mogelijk inzicht te verkrijgen in het leven van anderen.
14
Dit op een andere manier dan in het echte leven, wat impliceert dat media kunnen dienen als
een soort substituut voor sociale interactie. Dit substituut maakt het mogelijk verbonden te
blijven met een sociaal netwerk.
- Entertainment: Mensen gebruiken media vaak omwille van de nood aan entertainment. Dit
gaat dan over tijdvulling, het ontsnappen aan situaties van het echte leven, prikkeling,
emotionele bevrijding, relaxatie en culturele en/of esthetische bevrediging.
2.5 Conceptuele zones van ICT-gebruik
Naast voorgaande theorie, kan op basis van een aantal aan elkaar gerelateerde zones van ICT-gebruik,
de betekenis en rol van ICT geanalyseerd worden bij de doelgroep. Deze zones werden reeds
opgenomen in een onderzoek van Guzman en Fabian (2009, pp. 23-34), waarbij de ICT-
ervaringswereld van adolescenten in de Filipijnen onderzocht werd. Concreet werden volgende zones
onderscheiden: „Zone of technology perspectives‟, „Purpose-oriented zone of technology‟, „Zone of
technology power and efficacy‟, en „Zone of technology deficit‟.
Figuur: Zones van technologiegebruik
Ook binnen dit onderzoek kunnen de zones worden gebruikt als raamwerk voor het beschrijven van
het technologisch leven van adolescenten, in het bijzonder in de context van een ontwikkelingsland, in
casu Suriname (Paramaribo). Achtereenvolgens worden de zones besproken.
2.5.1 Zone of technology perspectives
Deze zone verwijst naar het tastbare en concrete aspect dat ICT speelt in het leven van adolescenten.
Dit heeft dan betrekking op de collectieve erkenning en waardering van ICT. Kinderen worden over
het algemeen gezien als gedreven gebruikers van technologie en ze vormen een opkomende en grote
markt voor nieuwe technologieën. Vooral internet, gsm en tv blijken onmisbaar in het dagelijkse leven
van jonge mensen. De la Paz (geciteerd in: Guzman & Fabian, 2009, p. 30) stelt dat “there‟s no tool
more invaluable, at least to a Filipino, than the cell phone”. In deze zone wordt dus gepeild naar
15
welke apparaten en gadgets de respondenten aanwezig hebben in de dagelijkse omgeving, alsook de
waardering ervan.
2.5.2 Purpose-oriented zone of technology
Deze zone gaat dieper de betekenis van technologie analyseren. Er wordt analyse gedaan van het
bewustzijn en de appreciatie van technologie in het leven. Met andere woorden wordt gepeild naar de
rol die technologie speelt in de context waarin jongeren leven. Concreet slaat dat op de ervaren
aanwezigheid van technologie (bewustzijn), de appreciatie van deze aanwezigheid, de activiteiten die
ermee vervuld worden, alsook de vorming en beïnvloeding van dagelijkse activiteiten en gang van
zaken erdoor.
2.5.3 Zone of technology power and efficacy
Deze zone gaat over de effectiviteit van technologiegebruik in het persoonlijke, informationele, sociale
en academische leven van de gebruikers. Het vergemakkelijkt de communicatie en interactie tussen
mensen. Mensen zouden dichter bij familie, vrienden en de gemeenschap in het algemeen komen te
staan, juist omdat het delen van gedachten en communiceren gemakkelijker verloopt. Daarnaast zou
ICT-gebruik tijdsbesparend zijn, omdat het werk vlotter, gemakkelijker en productiever verloopt. ICT
zou bovendien meer informatie bieden dan andere informatiebronnen. Ook bevordert het de creativiteit
in het opzetten en uitvoeren van activiteiten en projecten en verbetert het bepaalde alledaagse
kwaliteiten, zoals communicatieve vaardigheden.
2.5.4 Zone of technology deficit
Naast de positieve effecten die ICT bijdragen, is het interessant na te gaan welke de frustraties zijn die
het gebruik met zich kan meebrengen. Deze frustraties gaan over nadelen en beperkingen van ICT-
gebruik. Een aantal voorbeelden van beperkingen zijn de hoge kostprijs van bepaalde technologieën,
zoals een iPod, digitale televisie, laptop, video-games, … Thurlow en McKay (in: Guzman & Fabian,
2009, p. 31) stellen dat nieuwe technologieën bijgevolg vaak het privilege zijn van slechts een klein
aantal jonge mensen wereldwijd. Ondanks dit scenario is het interessant op te merken dat zelfs in arme
landen, sommige jongeren toegang hebben tot nieuwe ICT (Maclean, in: Guzman & Fabian, 2009, p.
31). Ook op ethisch vlak kunnen een aantal frustraties worden toegeschreven aan overmatig
technologiegebruik. Dit ethisch vlak verwijst naar de tendens om plichten en verantwoordelijkheden te
ontlopen, zowel thuis, als op school, alsook het inkrimpen van quality time met familie. Dit kan op
zijn beurt uitgroeien tot een bron van conflicten binnen het gezin. Ook de gevaren die verbonden zijn
met ICT-gebruik vallen onder het ethisch vlak. Cyberspace is door de blootstelling aan gevaren
uitgegroeid tot een bron van angst bij vele ouders. Een voorbeeld hiervan zijn videospelletjes, die in
het verleden geleid hebben tot het fenomeen „moral panics‟.
16
2.6 Mediageletterdheid
2.6.1 Definiëring
Om de rol en betekenisgeving van ICT in het leven van de doelgroep na te gaan, wordt ten slotte
gebruik gemaakt van het concept „mediageletterdheid‟ of „media literacy‟. Het concept krijgt vanuit
academisch oogpunt veel aandacht gezien de toenemende digitalisering in onze huidige
informatiemaatschappij. Binnen deze studie is het dan ook interessant dit concept te toetsen bij
jongeren in Suriname. Volgens Paulussen, Vanwynsberghe en Verdegem (n.d., p. 3) kan inzicht in
mediageletterdheid immers bijdragen tot “the promotion of media literacy” en dit wordt op zijn beurt
gezien als “an important element for bridging the digital divide.” Recent werd door Paulussen,
Vanwynsberghe en Verdegem (n.d.) een model ontwikkeld dat de onderliggende items van het concept
mediageletterdheid weerspiegelt, op basis waarvan het concept bij de doelgroep kan worden gemeten.
Vier componenten zijn te onderscheiden, zijnde socio-economische en demografische factoren,
mediacompetenties, mediagebruik en externe variabelen.
2.6.2 Mediacompetenties
Onder competenties vallen volgens Steyaert en Van Dijk (in: Paulussen, Vanwynsberghe &
Verdegem, n.d., pp. 5-6) onder andere instrumentele, operationele, structurele, informationele,
kritische, analytische, strategische en creatieve vaardigheden. Onder instrumentele en operationele
vaardigheden worden de basisvaardigheden verstaan die noodzakelijk zijn om toegang te hebben tot en
gebruik te maken van technologie. Onder structurele en informationele vaardigheden worden deze
vaardigheden verstaan die noodzakelijk zijn om te bepalen welke info relevant is, om het te zoeken, te
vinden, te evalueren en te gebruiken. Strategische vaardigheden zijn noodzakelijk om kennis te
verwerven over het desbetreffende medium, om dit dan om te zetten voor eigen strategische
doeleinden gelieerd aan het mediagebruik. Op basis van deze „digital skills‟ kan dus het verschil in
gebruik deels verklaard worden.
Ook kennis wordt volgens auteurs als belangrijke verklarende factor beschouwd van het niveau van
mediageletterdheid dat iemand bezit (Paulussen, Vanwynsberghe & Verdegem, n.d., p. 9).
Mediakennis wordt door Silverblatt (geciteerd in: Paulussen, Vanwynsberghe & Verdegem, n.d., p. 5)
gedefinieerd als “structures of how to deal with media.” Het is de bedoeling dat jongeren goede
kennisstructuren opbouwen met betrekking tot media. De beste manier om dit te doen is door er
gewoon mee te werken. Echter het toegankelijkheidsaspect kan dit verhinderen.
Naast kennis en vaardigheden behoort ook attitude tot de lading die het concept media literacy dekt.
Verdegem en Verhoest (in: Paulussen, Vanwynsberghe & Verdegem, n.d., p. 6) tonen aan dat het niet-
gebruik van internet voor een stuk kan verklaard worden door de afwezigheid van positieve attitudes
17
ten aanzien van technologieën. Ook allen bekende theoretische modellen als Theory of Reasoned
Action (TRA) (Fishbein & Ajzen, 1975), Theory of Planned Behavior (TPB) (Ajzen, 1985) en
Technology Acceptance Model (TAM) (Davis, 1989) beschouwen attitude ten aanzien van gebruik als
belangrijke afhankelijke variabele voor effectief gebruik.
2.6.3 Mediagebruik
Het is vanzelfsprekend dat mediageletterdheid afhangt van het effectieve gebruik ervan. Dit aspect
krijgt in dit onderzoek een belangrijke plaats. De analyse van het effectieve gebruik kan gebeuren aan
de hand van wetenschappelijke theorieën, zoals de domesticatietheorie (Paulussen, Vanwynsberghe &
Verdegem, n.d., p. 10).
2.6.4 Socio-economische en demografische factoren
Bovenstaand werden reeds een reeks socio-economische en demografische factoren opgesomd die
volgens onderzoek een invloed zijn op ICT-gebruik.
2.6.5 Externe variabelen
Volgens Venkatesh et al. (in: Paulussen, Vanwynsberghe & Verdegem, n.d., p. 11) spelen externe
variabelen, zoals training, sociale steun en ouderlijke regulering een grote rol in mediageletterdheid.
Wat onder sociale steun begrepen wordt, werd reeds besproken. Onder training wordt bijvoorbeeld
informaticalessen in het onderwijs begrepen (Hobbs & Frost, in: Paulussen & Vanwynsberghe &
Verdegem, n.d., p. 12). Ten slotte hebben de ouders een belangrijke rol in het bepalen van
mediageletterdheid van hun kind. Livingstone (2007) stelt dat de manier waarop media opgenomen
worden binnen het huishouden niet alleen afhangt van demografische factoren, maar ook van factoren
als soort of type gezin, de cultuur (waarden en normen) en levensstijl van het gezin, alsook attitudes
van de ouders ten aanzien van de technologie die zoon of dochter gebruikt en de regulering ervan. In
mediarijke huishoudens achten ouders het belangrijker dat de kinderen met een computer kunnen
werken dan ouders uit traditionele gezinnen. Deze staan dan ook het minst negatief ten aanzien van
computergebruik “while traditional and media-poor parents are more likely to think that computers
stop people thinking for themselves.” (Livingstone, 2007, p. 9). In mediarijke en media-arme gezinnen
vinden ouders dat hun kind zelf moet beslissen waarnaar te kijken op tv, terwijl traditionele ouders
eerder vinden dat het kind moet verteld worden waarnaar te kijken. Tussen gezinnen wordt ook een
onderscheid gezien in de context van mediagebruik van het kind of de jongere. De lagere klasse vindt
het geschikter toegang te verlenen tot media in de slaapkamer, dan de hogere klasse. De vraag kan
gesteld worden of de toegang tot ICT in de slaapkamer de mate van ICT-gebruik beïnvloedt.
Livingstone (2007) komt tot de vaststelling dat de tijd die gespendeerd wordt aan media toeneemt,
naarmate de jongere toegang heeft in de slaapkamer. Deze extra toegang tot ICT is echter niet zonder
risico‟s. Een aantal negatieve en positieve effecten gaan gepaard met ICT-gebruik, wat op zijn beurt
18
vertaald wordt in angst bij ouders en bijgevolg regulering. Activiteiten als televisie kijken,
computerspelletjes spelen en telefoongebruik leiden vaker tot discussie, aldus de onderzoekers. Vooral
internetgebruik wordt aan regels gebonden, omwille van de blootstelling aan verschillende gevaren.
Om invloed uit te oefenen op mediagebruik gaan ouders diverse strategieën hanteren, van “the
relatively open, non-directional strategy of parent child co-viewing to more restrictive or controlling
strategies.” (Livingstone, 2007, p. 16). Dit telkens met de doelstelling om de positieve effecten van
mediagebruik te optimaliseren en de negatieve zoveel mogelijk de kop in te drukken. Er kan dus
besloten worden dat in het ene gezin mediagebruik al meer gereguleerd wordt dan in het andere.
Waarin alle gezinnen gelijk zijn, is dat de introductie van media in het huishouden sterke
veranderingen met zich meebrengen voor het volledige systeem. Er wordt gesteld dat “the family
timetable for meals, or television viewing, or homework may shift, as do physical arrangements of
shared and private spaces, leisure and work spaces within the home.” (Livingstone, 2007, p. 16).
19
Hoofdstuk 3: Empirisch luik
3.1 Onderzoeksmethodologie
3.1.1 Onderzoeksopzet en materiaal
In de academische wereld werd de laatste jaren nogal wat onderzoek gedaan naar de toegang tot
nieuwe media. Echter, zoals reeds in de inleiding vermeld, is onderzoek meestal beperkt tot de analyse
van mediabezit. In dit onderzoek wordt een diepere analyse gedaan, waarbij ook gefocust wordt op
leefwereldniveau. Deze dimensie is minstens even interessant.
In dit onderzoek wordt een antwoord gegeven op twee onderzoeksvragen. Achtereenvolgens worden
deze besproken.
Vraag 1: Wat is de frequentie, de context en de content van ICT-bezit- en gebruik bij schoolgaande
jongeren tussen 14 en 18 jaar oud in Paramaribo?
Vraag 2: Wat is de rol en betekenis van ICT in het leven van schoolgaande jongeren tussen 14 en 18
jaar oud in Paramaribo?
In een eerste kwalitatief luik (materiële dimensie) vormen kwalitatieve surveys (n= 200) de basis
voor de data om een antwoord te formuleren op de eerste onderzoeksvraag. Naast louter de
gebruiksfrequentie van de opgenomen technologieën, wordt ook gepeild naar de situatie of plaats waar
deze gebruikt worden (context), alsook de functie waarvoor de technologieën gebruikt worden
(content). Op die manier wordt het concept „triple articulation‟ getoetst bij de doelgroep en wordt een
volledig beeld geschept van het mediagebruik in het dagelijkse leven. De vragenlijst op basis waarvan
de data worden verkregen, is terug te vinden in bijlage 1.
Vervolgens wordt op basis deze data een K-means clusteranalyse uitgevoerd. Deze statistische
techniek maakt het mogelijk structuren te ontdekken in de opgenomen variabelen (Magidson en
Vermunt, 2002). Het doel ervan is de onderzoekseenheden op die manier in te delen in clusters, opdat
deze wat betreft de variabelen intern de clusters zo veel mogelijk op elkaar gelijken, alsook extern de
clusters zo veel mogelijk van elkaar verschillen. Via trial and error worden een aantal variabelen
geselecteerd uit de vragenlijst, die geschikt zijn voor de clusteranalyse. Ééns clusters op basis van deze
segmentvariabelen gevormd zijn, volgt verdere profilering aan de hand van andere variabelen uit de
vragenlijst.
Wanneer een dieper inzicht is verworven in de eerste onderzoeksvraag, wordt in de tweede
kwalitatieve fase (symbolische dimensie) de rol en betekenis van ICT nagaan in de leefwereld van de
jongeren. Deze analyse gebeurt specifiek per cluster, om mogelijke verschillen te ontdekken. Het
onderzoeksinstrument voor dit luik is het semigestructureerde diepte-interview. Om de interviews af te
20
nemen, werd in de literatuur gezocht naar theoretische modellen of raamwerken op basis waarvan de
rol en betekenis van ICT kunnen geanalyseerd worden. Uiteindelijk werd een selectie gemaakt van
drie relevante uitgangspunten, zoals in het theoretisch kader reeds besproken. Onderstaand worden in
tabel 1, 2 en 3 de vragen geordend, gelieerd aan elke theorie.
Tabel 1: Uses and gratification theory
Informatie
1 Gebruik je media om op de hoogte te blijven van dagelijkse gebeurtenissen om je heen?
2 Vind je het belangrijk om informatie over jezelf door te kunnen geven aan vrienden via ICT?
3 Gebruik je media om het nieuws te volgen?
4 Gebruik je internet om informatie op te zoeken?
5 Kijk je op tv naar het nieuws, documentaires, praatprogramma‟s, talkshows?
6 Gebruik je ICT voor school om informatie op te zoeken? Bijvoorbeeld internet gebruiken voor
het maken van huiswerk?
7 Stel: je moet een presentatie geven over het land België; waar zoek je uw informatie op?
Persoonlijke Identiteit
8 Voel je jezelf wel eens leeg zonder gsm op zak, zoals er iets aan je lichaam ontbreekt?
9 Vind je het belangrijk om een mooie gsm te hebben of vind je het belangrijker dat je gsm
gewoon werkt?
10 Vind je het design van uw computer en/of televisie belangrijk?
11 Voel je jezelf persoonlijk goed bij het huidige gebruik van ICT?
12 Vind je dat ICT een belangrijke rol vervult in je persoonlijk leven?
13 Zou je zonder computer, internet, televisie, radio en/of gsm kunnen leven?
14 Vind je het belangrijk om mooie foto‟s van jezelf op facebook te hebben?
Plaats je wel eens een statusupdate op facebook?
Sociale dimensie
15 Als je afspreekt met vrienden: doe je dat dan door (a) langs te gaan bij die persoon, (b) te
telefoneren met de vaste telefoon, (c) te telefoneren met de gsm, (d) te SMS‟en, (e) te chatten,
(f) te e-mailen, (g) andere?
16 Kom je gemakkelijker in contact met vrienden, als het gevolg van ICT-gebruik?
17 Houd je gemakkelijker contact met vrienden, als het gevolg van ICT-gebruik?
18 Voel je jezelf door het gebruik van ICT soms minder eenzaam?
19 Kan je gemakkelijker praten over je gevoelens doormiddel van ICT (bijvoorbeeld
21
SMS‟en, chatten…), die je in het echt moeilijker zou kunnen verwoorden?
20 Geef je gemakkelijk je e-mailadres en gsm-nummer aan iemand, of vind je dat je die persoon
eerst goed moet kennen?
Entertainment
21 Gebruik je ICT voor het plezier?
22 Wat vind je van deze stelling: Ik gebruik het internet vooral omdat het mij plezier oplevert.
23 Speel je games?
24 Op wat speel je games? (Nintendo, vaste computer, laptop, gsm, …)
25 Waar game je?
26 Bekijk je graag filmpjes op het internet, zoals op youtube?
27 Kijk je vaak naar films, tekenfilms, soaps, reality tv, muziek op tv?
28 Maak je gebruik van amusante applicaties op uw gsm? Welke?
Tabel 2: Conceptuele zones van ICT-gebruik
Zone of technology perspectives
1 Moest je 4 technologieën kunnen kiezen uit een lijst, de welke zou je willen behouden? Dewelke
waardeer je met andere woorden het meeste in uw leven?
2 Vind je dat technologie een belangrijke rol speelt in je dagelijkse leven?
Purpose-oriented zone of technology
3 Ben je jezelf er bewust van dat technologie aanwezig is in je dagelijkse leven?
4 Vind je het leuk dat ICT in je dagelijkse leven voortdurend aanwezig is?
5 Zou je het erg vinden een week zonder (a) gsm te moeten doorbrengen, (b) televisie te moeten
doorbrengen, (c) gamen te moeten doorbrengen, (d) internet te moeten doorbrengen, (e) radio
te moeten doorbrengen?
6 Wat vind je van de stelling: op school mag men eisen van ons dat we met een computer kunnen
werken.
7 Vind je het belangrijk dat iedereen met een computer of internet kan werken?
8 Vind je dat iedereen bereikbaar moet zijn met zijn/haar gsm?
22
Zone of technology deficit
9 Vind je dat er nadelen verbonden zijn aan de snelle evolutie van ICT?
10 Vind je het frustrerend dat iedereen zoveel met zijn gsm bezig is?
11 Vind je ICT duur?
12 Denk je dat bepaalde activiteiten thuis blijven liggen, doordat je te veel tv kijkt, op internet surft,
gaat gamen?
Zone of technology power and efficacy
Persoonlijk leven
13 Heeft ICT een belangrijke invloed op uw persoonlijk leven (tijdsbesparend, gemakkelijker
communiceren, gemakkelijker afspreken, gemakkelijker taken voor school kunnen doen, sneller
informatie vinden, …?
Academisch leven
14 Maak je op school gebruik van internet en computers?
15 Zou je willen dat er meer met internet en e-mail gecommuniceerd wordt door leerkrachten naar
leerlingen toe?
16 Maken leerkrachten gebruik van e-mail om met jullie te communiceren?
17 Zou je willen dat er meer gebruik wordt gemaakt van internet en/of computers in de klas?
18 Denk je dat je sneller zou leren moest meer ICT gebruikt worden in de klas, zoals internet,
televisie, computer?
19 Krijg je informaticalessen?
20 Mag je tijdens de lessen (a) uw gsm aanleggen, (b) op internet surfen, (c) SMS‟en, (d) chatten,
(e) bellen, (f) filmpjes bekijken?
21 Is er een televisie aanwezig op school?
22 Wat vind je van deze stelling: Activiteiten op school zijn veel eenvoudiger als we die kunnen
uitoefenen met behulp van computer en internet.
Sociaal leven
23 Vind je dat ICT je sociale contacten bevordert?
24 Hoe spreek je af met vrienden?
25 Gebruik je facebook, twitter, netlog?
26 Helpt het gebruik van sociale netwerksites je contacten te onderhouden?
23
27 Denk je dat je sociaal leven te lijden heeft onder ICT-gebruik?
Informationeel leven
28 Vind je dat ICT meer informatie kan bieden dan andere bronnen, zoals boeken, kranten,
tijdschriften?
29 Als je informatie wil opzoeken, maak je dan eerder gebruik van internet dan van boeken?
30 Als je iets wil opzoeken, ga je dan naar de bibliotheek of raadpleeg je het internet?
31 Stel, je wil snel een telefoonnummer van iemand vinden, zoek je dit dan op in het telefoonboek
of op internet?
32 Stel, je wil snel een verklaring voor een woord vinden, zoek je dit dan op in een
woordenboek of op internet?
33 Stel, je wil snel informatie over een bepaald land verzamelen, zoek je die informatie dan op in
een boek of raadpleeg je het internet?
34 Wat vind je van de stelling: ICT zorgt ervoor dat we efficiënter aan taken kunnen werken?
35 Vind je het eenvoudiger en efficiënter om huiswerk op de computer te maken?
36 Sturen leerkrachten e-mails naar jullie?
Tabel 3: Mediageletterdheid
Vaardigheden
1 Geef aan in hoeverre je volgende vaardigheden bezit:
De trein- of busuren online opzoeken
De weg zoeken op bv. Google Maps of Mappy
Online tickets bestellen
Het weerbericht opzoeken
Online een boek van de bib verlengen
Een film downloaden
Games downloaden
Muziek downloaden
Software downloaden
Boeken, kranten of tijdschriften downloaden
Zich inschrijven op nieuwssites
Filmpjes op youtube bekijken
Een bericht plaatsen op een online forum
Uploaden van eigen filmpjes op youtube
Werken aan je eigen website
Uploaden van eigen foto's op bv. facebook of netlog.
24
Een bericht posten op de profielpagina van iemand ander
Een groep of pagina aanmaken op facebook of netlog
Privacysettings aanpassen op bv. facebook of netlog
Werken in Word
Werken in Access
Werken in Excel
Werken met PowerPoint
Werken met grafische programma‟s als paint
Gebruik maken van skype
Internetbankieren
Chatten
Aankopen van goederen op internet bijvoorbeeld via e-bay
Verkopen van goederen op internet bijvoorbeeld via e-bay
Gamen over het internet
Foto‟s nemen met gsm
Video-opnames met gsm
Training
2 Word je getraind of gestimuleerd op school om media op een goede manier te gebruiken?
3 Krijg je les via internet?
4 Sturen leerkrachten mails naar jullie?
5 Wordt gewerkt via PowerPoint, word, Access, Excel?
Sociale steun
6 Wat vinden je vrienden van je mediagebruik?
7 Hebben vrienden internet, gsm, facebook, digitale televisie, …
8 Sturen vrienden veel SMS‟jes?
9 Bellen vrienden veel?
10 Sturen vrienden veel mails naar je?
11 Posten vrienden zaken bij je op facebook?
Ouderlijke regulering
12 Zijn er regels over wat je doet op het internet?
13 Zijn er regels over wanneer je surft op internet?
25
14 Zijn er regels over je gsm-gebruik?
15 Zijn er regels over hoeveel SMS‟jes je stuurt of hoeveel je belt?
16 Moet je zelf uw gsm rekening betalen?
17 Mag je altijd kijken naar televisie of zijn er regels?
18 Mag je naar alles kijken wat je wil op televisie?
19 Mag je luisteren naar alles wat je wil op de radio?
20 Mag je gamen wanneer je wil?
21 Mag je gamen waar je wil?
22 Mag je nieuwe gsm kopen wanneer je wil?
23 Moet je dit zelf betalen?
3.1.2 Procedure en analysetechnieken
Om een antwoord te formuleren op de eerste onderzoeksvraag worden frequentietabellen getrokken
van alle variabelen opgenomen in de vragenlijst. De bespreking van de resultaten gebeurt aan de hand
van grafieken per ICT afzonderlijk.
De variabelen die geselecteerd worden voor de K-means clusteranalyse, worden in onderstaand kader
opgesomd. De variabelen zijn op een ordinale 5-puntenschaal gemeten.
RadioV4: Wat is de gemiddelde hoeveelheid radiogebruik per week?
AnalogeTVV9: Wat is de gemiddelde hoeveelheid (analoge) televisiekijken per week?
VastecomputerV26: Wat is de gemiddelde hoeveelheid (vaste) computergebruik per week?
LaptopV31: Wat is de gemiddelde hoeveelheid laptopgebruik per week?
InternetV40: Wat is de gemiddelde hoeveelheid internetgebruik per week?
SpelconsolesV46: Wat is de gemiddelde hoeveelheid gamen per week?
Variabelen clusteranalyse (variabelen die peilen naar frequentie ICT-gebruik)
De variabelen die geselecteerd worden voor de verdere profilering van de clusters worden opgesplitst
in socio-economische en demografische variabelen, variabelen die peilen naar frequentie ICT-bezit
en variabelen die peilen naar frequentie ICT-gebruik. De variabelen die peilen naar frequentie ICT-
gebruik, zijn de segmentvariabelen van de clusteranalyse, zoals in het kader hierboven opgesomd.
Onderstaande kaders geven de socio-economische en demografische variabelen en de variabelen die
peilen naar frequentie ICT-bezit weer. De socio-economische en demografische variabelen zijn op
een nominale schaal gemeten, behalve de variabele „Leeftijd‟ op een metrische schaal. De variabelen
die peilen naar frequentie ICT-bezit zijn op een nominale schaal gemeten.
26
Geslacht
Leeftijd
Opleiding
School
Nationaliteit
Etnisch culturele achtergrond
Beroep vader
Beroep moeder
Socio-economische en demografische variabelen
RadioV1: Bezit je een radio thuis?
AnalogeTVV6: Bezit je een analoge televisie thuis?
DigitaleTVV12: Bezit je een digitale televisie thuis?
VideorecorderV17: Bezit je een videorecorder thuis?
DVD-spelerV18: Bezit je een DVD-speler thuis?
VastetelefonieV19: Bezit je een vaste telefoon thuis?
VastecomputerV23: Bezit je een vaste computer thuis?
LaptopV28: Bezit je een eigen laptop thuis?
TabletV33: Bezit je een tablet thuis?
InternetV38: Heb je internetverbinding thuis?
GSMV43a: Welk soort gsm heb je: standaardgsm?
GSMV43b: Welk soort gsm heb je: smartphone?
GSMV43c: Welk soort gsm heb je: iPhone?
SpelconsolesV45: Speel je games?
DigitalecameraV48: Bezit je een digitale camera?
Mp3-spelerV49: Bezit je een mp3-speler?
iPodV52: Bezit je een iPod?
Variabelen die peilen naar frequentie ICT-bezit
Om een vergelijking te maken tussen de verschillende clusters wat betreft de socio-economische en
demografische variabelen en de variabelen die peilen naar frequentie ICT-bezit, wordt per variabele
een Pearson Chi-Square test getrokken, waarbij meer dan twee onafhankelijke groepen (de clusters)
worden afgezet ten opzichte van een afhankelijke variabele vanaf nominaal meetniveau (Huizingh,
2010, pp. 219-220). Op basis van deze analysetechniek wordt nagegaan of er een significant verschil is
tussen de clusters wat betreft de afhankelijke variabelen. Er dient echter aan twee voorwaarden te
worden voldaan, om de Pearson Chi-square test te mogen interpreteren. Enerzijds mag slechts
maximum 20% van de cellen een expected count van minder dan 5 hebben en anderzijds moet de
27
minimum expected count 1 zijn. Om na te gaan of er een significant verschil is tussen de clusters wat
betreft de variabele leeftijd, wordt een one-way ANOVA uitgevoerd, omdat deze afhankelijke
variabele van metrisch meetniveau is (Huizingh, 2010, p. 245).
Om te toetsen in hoeverre de clusters van elkaar verschillen wat betreft de variabelen die peilen naar
frequentie ICT-gebruik, wordt per technologie die opgenomen werd in de K-means clusteranalyse een
Kruskal Wallis test uitgevoerd (Huizingh, 2010, p. 305). Deze analysetechniek is geschikt om te
toetsen of meer dan twee groepen (de clusters) van elkaar verschillen wat betreft een afhankelijke
variabele vanaf ordinaal meetniveau. Ook hier gelden de twee bovenstaande assumpties.
Om een antwoord te formuleren op de tweede onderzoeksvraag, wordt één semigestructureerd
diepte-interview afgenomen per cluster. Vóór het verspreiden van de kwalitatieve surveys (n= 200)
wordt elke survey genummerd. Dit nummer wordt dan opgenomen als variabele onder de naam
„Respondentnr.‟. Elke leerling dient dit respondentnummer in te vullen bij zijn/haar naam op een lijst.
Door een kruistabel van de variabelen „Respondentnr.‟ en „Cluster number of case‟ te trekken, wordt
het mogelijk na te gaan welk respondentnummer en dus welke leerling tot welke cluster behoort. Op
die manier is het mogelijk at random respondenten per cluster te selecteren voor een diepte-interview
over de rol en betekenis van ICT in de leefwereld. Per segment worden vijf respondenten geselecteerd
die worden gescreend op variabelen op basis waarvan de clusters werden geprofileerd. De respondent
die het best past binnen het profiel wordt geïnterviewd. Bij de bespreking van de resultaten zal een
tabel weergegeven worden met de verschillende kenmerken per respondent.
3.1.3 Verantwoording en beperkingen materiaal
Voor het beantwoorden van onderzoeksvraag één, werd voor kwantitatief onderzoek gekozen. De
doelstelling van dit soort onderzoek is het bekomen van een grote externe geldigheid wat betreft de
onderzoeksvraag (Billiet & Waege, 2006, p. 166). Het is dus de bedoeling dat de resultaten van de
steekproef kunnen doorgetrokken worden naar de populatie die de doelgroep reflecteert. Daarom ook
het relatief grote aantal respondenten (n= 200) dat at random wordt geselecteerd. Om ervoor te zorgen
dat de respondenten op een zo correct mogelijke manier de gestandaardiseerde vragenlijsten zouden
invullen, werden er op voorhand een aantal gepretest op woordenschat en begrijpbaarheid. Op die
manier werd een valide instrument ontwikkeld. Het instrument is opgenomen in bijlage 1.
Om een antwoord te formuleren op onderzoeksvraag twee, dient meer naar de ervaringswereld van
de respondenten per cluster te worden gepeild. Omdat een rijker en meer dieperliggend beeld moet
worden geschetst op leefwereldniveau en omwille van het kunstmatige karakter van kwantitatief
onderzoek, wordt gekozen voor kwalitatief onderzoek (Billiet & Waege, 2006, pp. 317-318). Het
semigestructureerde diepte-interview is een goed instrument om op een flexibele manier kwalitatief
onderzoek te voeren naar een complex onderwerp. Met deze techniek kan een meer holistisch,
28
omvattend beeld worden verkregen van het ICT-gebruik bij de doelgroep, als alternatief voor
afstandelijke kwantitatieve dataverzameling. Het onderzoeksinstrument werd weergegeven in tabel 1,
2 en 3. Ook dit instrument werd op voorhand gepretest op woordenschat en begrijpbaarheid, totdat een
valide instrument werd ontwikkeld. Ondanks de voordelen zijn een paar nadelen aan deze
onderzoeksmethode verbonden. Onderstaand worden de twee grootste beperkingen kort besproken. In
dit onderzoek wordt met deze beperkingen sterk rekening gehouden om negatieve gevolgen tot een
minimum te herleiden.
- Betrouwbaarheid (Lewis, Saunders & Thornhill, 2004, p. 263-272)
Semigestructureerde interviews zijn niet gestandaardiseerd, waardoor resultaten minder betrouwbaar
kunnen zijn. Betrouwbaarheid kan ook dalen door verschillende vormen van bias, die zowel kunnen
veroorzaakt worden door de interviewer (interviewerbias) als de respondent (respondentbias) die
geïnterviewd wordt. De interviewerbias heeft te maken met vertekening die veroorzaakt wordt door de
manier waarop vragen gesteld worden (non-verbaal gedrag, toon, opmerkingen, …), alsook de
interpretatie van antwoorden gegeven door de respondent. De respondentbias heeft te maken met
ideeën van de respondent over de interviewer, die vertekening veroorzaakt in de antwoorden die
gegeven worden. Daarnaast spelen ook zaken mee, zoals gebrekkige interesse, weinig cognitieve
vaardigheden, weinig kennis over het onderwerp, enz. Een belangrijke vorm van bias die in dit
onderzoek kan voorkomen, en waar extra aandacht op gevestigd moet worden is deze veroorzaakt door
culturele verschillen.
- Externe geldigheid (Lewis, Saunders & Thornhill, p. 271-272)
Kwalitatieve diepte-interviews zullen niet ingezet worden om generalisaties te maken naar de gehele
populatie, omwille van de selectie van het kleine, niet representatief aantal respondenten voor analyse.
Indien de resultaten echter duidelijk in verband kunnen worden gebracht met de theorie, of indien
bijkomend onderzoek de resultaten ondersteunen, kan generaliseerbaarheid bevorderd worden.
3.1.4 Steekproef
In dit onderzoek wordt de doelgroep adolescenten afgebakend tot schoolgaande jongeren tussen 14 en
18 woonachtig in Paramaribo. Deze groep wordt bevraagd in vier scholen in Paramaribo, zijnde de
Sint-Paschalisschool, de Surinaamse Technische school II, Lyceum I en de Cornelis
Vanstypestijnschool. In elke school werden at random respondenten (n= 200) geselecteerd om een
gestandaardiseerde vragenlijst in te vullen. Op voorhand werd aan de directie een lijst van alle
jongeren per school gevraagd, die dan diende als steekproefkader. Elke survey kreeg een nummer.
Elke respondent die geselecteerd werd om een survey in te vullen, diende dit nummer in te vullen bij
29
zijn/haar naam op de lijst. Dit dient als basis voor de selectie van respondenten voor het tweede
kwalitatieve luik. De selectie van de scholen verliep bewust, in die zin dat een zo groot mogelijke
diversiteit in studierichtingen werd nagestreefd. Het is duidelijk dat er sprake is van een
clustersteekproef (De Pelsmacker & Van Kenhovre, 2007, pp. 77-78). Op voorhand werd het
universum ingedeeld in clusters, zijnde de scholen. Er werden vier scholen geselecteerd uit alle
scholen in Paramaribo. Uit die clusters werden dan at random klassen gekozen aan de hand van het
steekproefkader, zijnde de lijst van de klassen, om een vragenlijst in te vullen. Op die manier werd
tijdverspilling door naar alle scholen te trekken voorkomen, alsook werden de kosten gedrukt.
Onderstaande steekproefresultaten wijzen uit dat er een diversiteit aan respondenten werd geselecteerd
binnen de doelgroep.
Van de vragenlijsten (n= 200) die ingevuld werden, zijn er 117 (58,50%) mannelijke en 83 (41,50%)
vrouwelijke respondenten. Er werd beslist om de cases niet te wegen, aangezien er geen zekerheid is
dat de verdeling onderwijsvolgers naargelang geslacht fiftyfifty is in de populatie. Door de cases te
wegen kan vertekening ontstaan in de resultaten. Er wordt vertrouwd op het toeval.
Wat betreft leeftijd blijkt de grootste groep respondenten 17 jaar te zijn, meer bepaald 54
respondenten (27,00%). Daarna volgen de 18-jarigen met 48 respondenten (24,00%) en 16 jarigen met
39 respondenten (29,50%). De 15 jarigen en 14 jarigen zijn het minst vertegenwoordigd met
respectievelijk 36 respondenten (18,00%) en 23 respondenten (11,50%). Er werd beslist om de cases
niet te wegen, aangezien er geen zekerheid is dat de verdeling onderwijsvolgers naargelang leeftijd
gelijk verdeeld is in de populatie. Door de cases te wegen kan ook hier vertekening ontstaan. Er wordt
vertrouwd op het toeval.
Bewust werden per opleiding evenveel leerlingen geselecteerd (25,00%) om een vragenlijst in te
vullen. De lagere technische school II vertegenwoordigt lto, de Cornelis van Stypestijnschool lbgo, de
Sint-Paschalisschool mulo en Lyceum I vwo. Lto is gelijkaardig aan TSO in België, lbgo gelijkaardig
aan BSO, mulo en vwo gelijkaardig aan ASO.
In de steekproef werden wat betreft nationaliteit 188 Surinamers (94,00%) bevraagd, 1 Guyanees
(0,50%), 1 Frans-Guyanees (0,50%) en 10 Nederlanders (5,00%) gevestigd in Paramaribo. 33
respondenten (16,50%) zijn wat betreft hun etnisch culturele achtergrond Hindoestaan, 73
respondenten (16,50%) Creool, 23 respondenten (36,50%) Marron, 26 respondenten (11,50%) Javaan.
45 respondenten (16,50%) geven aan een andere etnisch culturele achtergrond te hebben, waaronder
de meesten een mix zijn van achtergronden. Ook hier wordt vertrouwd op het toeval, aangezien niet
geweten is wat de werkelijke verdeling in de populatie is.
30
Uit de peiling naar het beroep van de moeder blijkt dat achtereenvolgens van de 200 respondenten 47
moeders (23,50%) arbeider zijn, 40 moeders (20,00%) bediende, 28 moeders (14,0%) zelfstandige, 3
moeders (1,50%) kaderlid, 13 moeders (6,50%) werkzoekende, 17 moeders (8,50%) werkloos en 23
moeders (11,50%) ambtenaar zijn. 29 respondenten (14,50%) geven aan dat hun moeder iets anders
doet dan voorkomend in de vragenlijst.
Wat betreft beroep van de vader zijn data ongeveer gelijklopend met achtereenvolgens van de 200
respondenten 60 vaders (30,00%) arbeider, 52 vaders (26,00%) bediende, 24 vaders (12,00%)
zelfstandige, 10 vaders (5,00%) kaderlid, 4 vaders (2,00%) werkzoekende, 19 vaders (9,50%)
werkloos en 20 vaders (10,00%) ambtenaar. 11 respondenten (5,50%) geven aan dat hun vader iets
anders doet dan voorkomend in de vragenlijst.
Grafiekverdeling socio-economische en demografische steekproefvariabelen n= 200
respondenten
Grafiek 1: Verdeling geslacht n= 200
Grafiek 2: Verdeling leeftijd (in jaren) n= 200
58,50%
41,50%
Geslacht
Man Vrouw
11,50%
18,00%
19,50% 27,00%
24,00%
Leeftijd (in jaren)
14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar
31
Grafiek 3: Verdeling opleiding n= 200
Grafiek 4: Verdeling school n= 200
Grafiek 5: Verdeling nationaliteit n= 200
25,00%
25,00% 25,00%
25,00%
Opleiding
lbgo lto vwo mulo
25,00%
25,00% 25,00%
25,00%
School
Sint-Paschalisschool Lagere Technische school II
Lyceum I Cornelis Vansypestijnschool
94,00%
5,00% 0,50% 0,50%
Nationaliteit
Surinaams Nederlands Frans-Guyaans Guyaans
32
Grafiek 6: Verdeling etnisch culturele achtergrond n= 200
Grafiek 7: Verdeling beroep moeder n= 200
Grafiek 8: Verdeling beroep vader n= 200
16,50%
36,50%
11,50%
13,00%
22,50%
Etnisch culturele achtergrond
Hindoestaan Creool Marron Javaan Andere
23,50%
20,00%
14,00%
1,50%
6,50%
8,50%
11,50%
14,50%
Beroep moeder
Arbeider Bediende Zelfstandige Kaderlid
Werkzoekende Werkloos Ambtenaar Andere
30,00%
26,00% 12,00%
5,00%
2,00%
9,50%
10,00% 5,50%
Beroep vader
Arbeider Bediende Zelfstandige Kaderlid
Werkzoekende Werkloos Ambtenaar Andere
33
Indien de populatie „alle Surinaamse schoolgaande jongeren tussen 14 en 18 jaar‟ zou zijn, werd een
gedeelte van de bedoelde populatie niet opgenomen in de steekproef. Er zou sprake zijn van een
inadequaat kader, omdat „stedelijk‟ Suriname de populatie inhoudelijk niet dekt. De kans van elke
eenheid om geselecteerd te worden, zou niet gelijk zijn, wat de representativiteit van het onderzoek
zou ondermijnen. Vandaar dat er binnen dit onderzoek gekozen is om toe te spitsen op bepaalde
kenmerken. De onderzoekseenheden zijn schoolgaande jongeren tussen 14 en 18 jaar, wonende in de
stad Paramaribo. Bijgevolg zijn de resultaten niet statistisch te veralgemenen naar jongeren in
landelijk Suriname, om de eenvoudige reden dat het ICT-gebruik verschilt naargelang men in de stad
woont of op het platteland. Gebremichael en Jackson (2006, p. 271) stellen dat “cities traditionally
maintain the highest concentration of ICT development.” De gegevens zijn ook niet door te trekken
naar andere leeftijdsgroepen. Aanvankelijk worden de algemene frequentie ICT-bezit- en gebruik bij
de jongeren in Paramaribo beschreven. Echter, omdat ook hier diversiteit kan bestaan binnen de
doelgroep, wordt geprobeerd uit die doelgroep segmenten te onderscheiden.
3.1.5 Setting
In dit onderzoek wordt toegespitst op de generatie jongeren in stedelijk Suriname, zijnde Paramaribo.
Suriname is gelegen op de zuidoostelijke rand van het Caribische gebied, grenzend aan Frans-Guyana,
Guyana, Brazilië en de Atlantische Oceaan (CIA, 2012). Vele etnische groepen wonen er samen,
waarvan onder andere Hindoestanen, Creolen, Marronen en Javanen.
Suriname was een Nederlandse kolonie, waardoor zo goed als alle inwoners Nederlands spreken, naast
een aantal andere bijkomende talen. Het land is relatief rijk in vergelijking met de meeste andere Zuid-
Amerikaanse landen. Vooral de natuurlijke grondstoffen bieden een grote bron van inkomsten (St-
Hilaire, 2010, pp. 998-999). Het algemeen ICT-gebruik is relatief goed in vergelijking met andere
landen van Zuid-Amerika (CIA, 2012). Verder is nagenoeg geen literatuur te vinden over ICT-gebruik
bij jongeren in Suriname.
Redenen voor de keuze van Paramaribo/Suriname als onderzoekssetting, werden reeds in de inleiding
besproken. Bijkomend kan gesteld worden dat met de keuze voor deze setting het methodologisch
probleem van de taalbarrière overstegen wordt.
34
3.2 Resultaten
Eerst wordt de algemene frequentie ICT-bezit- en gebruik bij de doelgroep besproken, alsook de
context en de content van dit gebruik. Voor gedetailleerde cijfers wordt verwezen naar de opgenomen
grafieken. Vervolgens worden de onderscheiden segmenten ICT-gebruikers besproken en geprofileerd.
Ten slotte wordt de rol en betekenis van ICT in het leven van één respondent per cluster besproken.
3.2.1 Algemene frequentie ICT-bezit- en gebruik
Radio
Voor radiogebruik, wordt verwezen naar grafiek 9 tot en met 13. Uit de resultaten blijkt dat 98% een
radio bezit, waarvan de merendeel (42,5%) er 2 heeft. 37% van de radiobezitters heeft 1 radio en een
minderheid van 18,5% heeft er drie of meer.
Slechts 1,5% luistert nooit naar de radio. De merendeel luistert minder dan 7 uur per week en tussen
de 8 en 14 uur per week. Ongeveer 40% luistert meer dan 14 uur.
Het meeste wordt naar de radio geluisterd in de woonkamer. Ook de slaapkamer is een populaire
plaats, de keuken iets minder. Op school, in de bibliotheek en in een VZW of vereniniging wordt quasi
niet naar de radio geluisterd.
Waarom naar de radio wordt geluisterd, was heel eenvoudig aangegeven met de keuze ter
ontspanning, ter informatie of ter informatie én ontspanning. Verwacht werd dat zo goed als iedereen
beiden zou aankruisen, maar toch bleek dat ongeveer 1/5 enkel ter informatie de radio aanzet, terwijl
ongeveer 1/10 dit doet ter ontspanning. De grootste groep zet voor beide doeleinden de radio aan.
Grafiek 9: Verdeling “Heb je een radio thuis?” n= 200
2,00%
98,00%
Nee Ja
Heb je een radio thuis?
35
Grafiek 10: Verdeling “Hoeveel radio‟s bezit je?” n= 200
Grafiek 11: Verdeling “Hoeveel luister je gemiddeld naar de radio?” n= 200
Grafiek 12: Verdeling “Waar luister je naar de radio?” n= 200
2,00%
37,00%
42,50%
18,50%
0 1 2 3 of meer
Hoeveel radio's bezit je?
1,50%
24,50%
32,50%
16,00%
11,00% 14,50%
Bijna nooit Wekelijks
minder dan 7
uur
Wekelijkst
tussen de 8
en 14 uur
Wekelijks
tussen de 15
en 21 uur
Wekelijks
tussen de 22
en 28 uur
Wekelijks
meer dan 28
uur
Hoeveel luister je gemiddeld naar de radio?
69,80% 56,80%
21,90%
3,60% 0,50% 0,50% 6,30%
Waar luister je naar de radio?
36
Grafiek 13: Verdeling “Waarom luister je naar de radio?” n= 200
Analoge televisie
Voor analoge televisiegebruik wordt verwezen naar grafiek 14 tot en met 18. Slechts 6,5% van de
respondenten blijkt geen bezit te hebben van een analoge televisie. Van de 93,5% van de respondenten
die er wel één heeft, bezit bijna de helft er 1 thuis, iets minder dan de helft 2, terwijl een minderheid
van 5% er 3 of meer thuis heeft.
De 5% die geen analoge televisie thuis heeft, kijkt bijna nooit naar de televisie. Voor de rest valt op
dat de grafiek een dalende trend vertoont. De meeste respondenten kijken minder dan 7 uur per week
naar de televisie. Naarmate het aantal uren toeneemt, neemt het aantal respondenten af.
Wat context van televisiekijken betreft, blijkt dat de grootste groep jongeren, meer bepaald 85,2%,
televisiekijkt in de woonkamer thuis. Dit is analoog met het radiogebruik. De helft kijkt (ook) in de
slaapkamer. De keuken, de school en vereniging of VZW zijn plaatsen waar nauwelijks naar de
televisie wordt gekeken.
Respondenten konden uit een lijst aangeven naar welke zaken gekeken wordt op de analoge televisie.
Hierbij scoorde film het hoogst, gevolgd door het nieuws, muziek en series. Iets meer dan de helft
kijkt naar documentaires en iets minder dan de helft naar tekenfilms. Slechts 1/4 van de respondenten
kijkt naar praatprogramma‟s, reality tv en talkshows. Uit de resultaten kan dus afgeleid worden dat
over het algemeen, de respondenten kijken naar een mix van ontspanning en informatie op de analoge
tv.
19,30% 11,20%
69,50%
Ter informatie Ter ontspanning Ter informatie en
ontspanning
Waarom luister je naar de radio?
37
Grafiek 14: Verdeling “Bezit je een analoge televisie thuis?” n= 200
Grafiek 15: Verdeling “Hoveel analoge televisies heb je thuis?” n= 200
Grafiek 16: Verdeling “Hoeveel kijk je gemiddeld naar de analoge televisie?” n= 200
6,50%
93,50%
Nee Ja
Bezit je een analoge televisie thuis?
6,50%
48,00%
40,50%
5,00%
0 1 2 3 of meer
Hoeveel analoge televisies heb je thuis?
5,00%
26,50% 23,50% 22,00%
14,50% 8,50%
Bijna nooit Wekelijks
minder dan 7
uur
Wekelijks
tussen de 8 en
14 uur
Wekelijks
tussen de 15
en 21 uur
Wekelijks
tussen de 22
en 28 uur
Wekelijks
meer dan 28
uur
Hoeveel kijk je gemiddeld naar de analoge televisie?
38
Grafiek 17: Verdeling “Waar kijk je naar de analoge televisie?” n= 200
Grafiek 18: Verdeling “Naar wat kijk je op de analoge televisie?” n= 200
Digitale televisie
Voor digitale televisiegebruik wordt verwezen naar grafiek 19 en 20. De digitale televisie blijkt
helemaal nog niet aanwezig te zijn in Paramaribo. 65% weet niet wat een digitale televisie is, terwijl
35% er wel al van gehoord heeft. Niemand bezit een digitale televisie thuis.
Grafiek 19: Verdeling “Weet je wat een digitale televisie is?” n= 200
85,20%
50,80%
2,60% 0,00% 0,50% 4,20%
Woonkamer
thuis
Slaapkamer
thuis
Keuken thuis Op school Vereniging of
VZW
Andere
Waar kijk je naar de analoge televisie?
64,70% 69,50% 56,10%
26,70% 25,70%
88,20%
47,10%
69,00%
25,70% 11,20%
Naar wat kijk je op de analoge televisie?
65,00%
35,00%
Nee Ja
Weet je wat een digitale televisie is?
39
Grafiek 20: Verdeling “Bezit je een digitale televisie thuis?” n= 200
Videorecorder
Voor videorecorderbezit wordt verwezen naar grafiek 21. Daaruit blijkt dat relatief veel mensen nog
een videorecorder thuis bezitten, ondanks het feit dat de DVD-speler al een tijdje ingeburgerd is. Meer
bepaald 10,5% van de jongeren in Paramaribo bezit een videorecorder thuis.
Grafiek 21: Verdeling “Bezit je een videorecorder thuis?” n= 200
DVD-speler
Voor DVD-spelerbezit wordt verwezen naar grafiek 22. Terwijl een aantal mensen toch nog een
videorecorder thuis bezitten, bezit de merendeel van de jongeren reeds (ook) een DVD-speler, wat er
op wijst dat men vooral naar DVD‟s kijkt. Toch blijkt nog 13,5% van de jongeren geen bezit te hebben
van een DVD-speler thuis.
100,00%
0,00%
Nee Ja
Bezit je een digitale televisie thuis?
89,50%
10,50%
Nee Ja
Bezit je een videorecorder thuis?
40
Grafiek 22: Verdeling “Bezit je een DVD-speler thuis?” n= 200
Vaste telefonie
Voor vaste telefoonbezit wordt verwezen naar grafiek 23 tot en met 25. De vaste telefoon is redelijk
onpopulair in Paramaribo. Slechts 1/4 van de jongeren bezit thuis een vaste telefoon. Het zal blijken
dat dit sterk gecompenseerd wordt met gsm-gebruik. Van diegenen die wel een vaste telefoon hebben,
bezit bijna iedereen er slechts 1 en een heel kleine minderheid er 2. Bij de meeste jongeren die een
vaste telefoon hebben, bevindt deze zich in de woonkamer of de slaapkamer. Een beperkt aantal
jongeren geeft aan dat de telefoon zich in de keuken bevindt, of op een andere plaats.
Grafiek 23: Verdeling “Bezit je een vaste telefoon thuis?” n= 200
13,50%
86,50%
Nee Ja
Bezit je een DVD-speler thuis?
74,00%
26,00%
Nee Ja
Bezit je een vaste telefoon thuis?
41
Grafiek 24: Verdeling “Hoeveel vaste telefoons bezit je thuis?” n= 200
Grafiek 25: Verdeling “Waar bezit je een vaste telefoon?” n= 200
Vaste computer
Voor vaste computerbezit wordt verwezen naar grafiek 26 tot en met 30. Het vaste computerbezit is
fiftyfifty. De meesten hebben er 1 thuis en een miniem aantal 2. 16,5% van de jongeren maakt bijna
nooit gebruik van een vaste computer. Dit wil meteen ook zeggen dat van de jongeren die geen vaste
computer bezitten, er weldegelijk 34% wel gebruik van maakt, aangezien de helft van de respondenten
geen vaste computer bezit. Uit de resultaten blijkt dat de merendeel minder dan 7 uur per week
gebruik maakt van de vaste computer. Naarmate het aantal uren toeneemt, neemt het aantal
respondenten terug af. 70% maakt uiteindelijk minder dan 14 uur per week gebruik van de vaste
computer.
De helft van de gebruikers maakt in de woonkamer gebruik van de vaste computer. Ongeveer 30%
heeft een vaste computer in de slaapkamer. Deze vrij grote groep kan een indicatie zijn van de
aanwezigheid van een slaapkamercultuur in Paramaribo. Een klein aantal maakt gebruik van een vaste
computer in de bibliotheek of op school. Een verwaarloosbaar aantal maakt gebruik van een vaste
computer in de keuken en in een vereniging of VZW.
74,00%
23,50%
2,50%
"0" "1" "2"
Hoeveel vaste telefoons bezit je thuis?
67,30%
23,10%
7,70% 13,50%
Woonkamer thuis Slaapkamer thuis Keuken thuis Andere
Waar bezit je een vaste telefoon?
42
Wat betreft de content, valt een vrij evenwichtige verdeling informatief en ontspannend gebruik op,
met op kop op internet surfen, e-mailen en werken voor school.
Grafiek 26: Verdeling “Bezit je een vaste computer thuis?” n= 200
Grafiek 27: Verdeling “Hoeveel vaste computers heb je thuis?” n= 200
Grafiek 28: Verdeling “Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van de vaste computer?” n= 200
50,50%
49,50%
Nee Ja
Bezit je een vaste computer thuis?
50,50% 44,50%
5,00% 0,00%
"0" "1" "2" 3 of meer
Hoeveel vaste computers heb je thuis?
16,50%
34,00%
18,50%
11,50% 11,00% 8,50%
Bijna nooit Wekelijks
minder dan 7
uur
Wekelijkst
tussen de 8
en 14 uur
Wekelijks
tussen de 15
en 21 uur
Wekelijks
tussen de 21
en 28 uur
Wekelijks
meer dan 28
uur
Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van een vaste
computer?
43
Grafiek 29: Verdeling “Waar gebruik je een vaste computer?” n= 200
Grafiek 30: Verdeling “Waarvoor gebruik je een vaste computer?” n= 200
Laptop
Voor laptopgebruik wordt verwezen naar grafiek 31 tot en met 36. Iets meer dan de helft van de
respondenten bezit een eigen laptop thuis. Geen enkele respondent bezit er meerdere. De groep die
bijna nooit gebruik maakt van een eigen laptop is veel groter dan de groep die bijna nooit gebruik
maakt van een vaste computer. Dit kan te maken hebben met het feit dat er standaard gebruik wordt
gemaakt van vaste computers op school, bibliotheken en andere openbare plaatsen en er dus geen
gelegenheid is een laptop te gebruiken, indien men er zelf thuis geen ter beschikking heeft. Van het
percentage dat wel gebruik maakt van een laptop, valt terug een gestage daling op naarmate het aantal
uren toeneemt. De merendeel maakt nooit gebruik van een laptop. Slechts ongeveer 1/5 maakt meer
dan 15 uur gebruik van de vaste computer. De belangrijkste conclusie hierbij is dus dat, ondanks het
feit dat er procentueel meer jongeren een laptop bezitten, er gemiddeld over de lijn meer gebruik wordt
gemaakt van de vaste computer. De veronderstelling hierbij is dat de niet-bezitters van een vaste
computer er wel elders gebruik van kunnen maken in de stad.
50,40%
31,20%
1,60% 7,20%
12,80% 3,20%
16,00%
Waar gebruik je een vaste computer?
64,80% 58,20%
41,80%
79,50%
41,80%
65,60%
24,60%
E-mail Muziek
beluisteren
Films
bekijken
Op internet
surfen
Gaming Werken
voor school
Andere
Waarvoor gebruik je een vaste computer?
44
Wat betreft de combinatie laptop en/of computergebruik, wordt uit een kruistabel afgeleid dat 20,5%
beiden in het bezit heeft. 34% bezit enkel een laptop en 29% enkel een vaste computer. 16,5% heeft
geen laptop en vaste computer thuis, wat toch een relatief grote groep is.
Wat betreft context van laptopgebruik, verschilt deze van de vaste computer. Waar de vaste computer
zich vooral in de woonkamer bevindt, vindt het laptopgebruik vooral plaats in de slaapkamer. De
woonkamer is weliswaar ook een populaire plaats om de laptop te gebruiken, maar minder populair
dan de vaste computer. De keuken wordt door 38,9% van de laptopbezitters aangeduid. Ongeveer 1/4
neemt zijn laptop mee naar de bibliotheek. Dit is een groter relatief aantal dan het gebruik van een
vaste computer in de bibliotheek. De aanname hierbij is dat respondenten die een laptop én een vaste
computer hebben, de keuze maken de eigen laptop mee te nemen naar de bibliotheek in de plaats van
er de vaste computer te gebruiken. Dit is echter slechts een veronderstelling. Ongeveer 1/10 neemt de
laptop mee naar school, wat terug meer is dan het gebruik van de vaste computer op school. Ook hier
kan deze aanname als verklaring dienen. Een verwaarloosbaar aantal neemt zijn laptop mee naar een
vereniging of VZW.
Net zoals bij het vaste computergebruik, wordt de laptop gebruikt voor zowel ontspannings- als
informatieve doeleinden. In de grafiek valt een evenwichtig gebruik op.
Grafiek 31: Verdeling “Bezit je een eigen laptop thuis?” n= 200
45,50%
54,50%
Nee Ja
Bezit je een eigen laptop thuis?
45
Grafiek 32: Verdeling “Combinatie computer en laptopgebruik?” n= 200
Grafiek 33: Verdeling “Hoeveel eigen laptops heb je thuis?” n= 200
Grafiek 34: Verdeling “Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van de laptop?” n= 200
29,00% 34,00%
20,50% 16,50%
Vaste computer Laptop Vaste computer en
laptop
Geen vaste computer
en laptop
Combinatie computer en laptopgebruik
45,50%
54,50%
0,00% 0,00%
"0" "1" "2" 3 of meer
Hoeveel eigen laptops heb je thuis?
46,50%
17,00% 19,50%
10,50% 4,50% 2,00%
Bijna nooit Wekelijks
minder dan 7
uur
Wekelijkst
tussen de 8
en 14 uur
Wekelijks
tussen de 15
en 21 uur
Wekelijks
tussen de 21
en 28 uur
Wekelijks
meer dan 28
uur
Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van de laptop?
46
Grafiek 35: Verdeling “Waar gebruik je de laptop?” n= 200
Grafiek 36: Verdeling “Waarvoor gebruik je de laptop?” n= 200
Tablet
De tablet, zoals de iPad, is nog niet doorgebroken in Paramaribo, zo blijkt uit grafiek 38. 25,5% van de
respondenten heeft er al van gehoord, maar niemand is er van in het bezit, aldus de resultaten
weergegeven in grafiek 38.
Grafiek 37: Verdeling “Weet je wat een tablet is?” n= 200
82,40% 96,30%
38,90%
11,10% 23,10%
2,80% 21,30%
Waar gebruik je de laptop?
79,80% 74,00%
63,50%
85,60%
35,60%
63,50%
29,80%
E-mail Muziek
beluisteren
Films
bekijken
Op internet
surfen
Gaming Werken
voor school
Andere
Waarvoor gebruik je de laptop?
74,50%
25,50%
Nee Ja
Weet je wat een tablet is?
47
Grafiek 38: Verdeling “Bezit je een tablet thuis?” n= 200
Internetverbinding
Voor internetverbinding wordt verwezen naar grafiek 39 tot en met 42. 72% van de jongeren heeft
internet thuis. Uit de resultaten blijkt wel dat iedereen er gebruik van maakt, desondanks dat niet
iedereen thuis internet, een vaste computer en laptop heeft. Ook hier neemt het gemiddeld gebruik per
week gestaag af, naarmate het aantal uren toeneemt. Ongeveer 3/4 maakt tussen de 7 en 21 uur gebruik
van het internet.
De plaatsen waar de meeste respondenten surfen op internet zijn de woonkamer en de slaapkamer
thuis. Dit zijn sowieso dan de respondenten die thuis internet bezitten. Ook internetcafés zijn redelijk
populair. We veronderstellen hierbij dat diegenen die geen internet thuis hebben, hier vooral surfen,
aangezien blijkt dat iedere respondent van het internet gebruik maakt. Ongeveer 1/4 surft bij hotspots
en in de bibliotheek. Weinig respondenten maken gebruik van internet op school en een zeer miniem
aantal in de vereniging of VZW.
Uit grafiek 42 kan afgeleid worden dat internet hoofdzakelijk wordt gebruikt voor communicatieve
doeleinden en ontspanningsdoeleinden. Alle informatieve doeleinden scoren apart minder hoog, maar
toch blijkt dat iets meer dan de helft van de respondenten het internet gebruikt voor school. Wat
communicatie betreft, valt op dat chatten het meeste wordt gedaan. Bijna 3/4 maakt gebruik van
sociale netwerksites. In vergelijking met het gebruik van sociale netwerksites, is e-mailen net iets
minder populair geworden. Telefoneren via skype en SMS zijn helemaal geen populaire middelen om
te communiceren via het internet. Er kan dus gesteld worden dat communiceren via het internet over
het algemeen veel gebeurt bij de doelgroep jongeren.
Wat ontspannend gebruik betreft, valt op dat filmpjes bekijken, zoals via youtube, de populairste
activiteit is. Het zelf produceren van content, zoals het zelf uploaden van filmpjes, foto‟s, muziek of
100,00%
0,00%
Nee Ja
Bezit je een tablet thuis?
48
tekst wordt slechts door de helft van de respondenten gedaan. Wat downloaden betreft, is vooral
muziek downloaden populair, gevolgd door films downloaden, games downloaden en software
downloaden. Het downloaden van boeken, tijdschriften of kranten is veel minder populair bij de
doelgroep, met een schamele 12,7% van de respondenten. Hieruit kan afgeleid worden dat
downloaden hoofdzakelijk gebeurt voor ontspanningsdoeleinden. Wel wordt door een relatief grotere
groep van 34,4% van de respondenten gratis nieuws gelezen via online dagbladen of tijdschriften,
ondanks het feit dat men zich nauwelijks inschrijft op nieuwssites om nieuwsberichten te ontvangen.
Aankopen en verkopen van goederen of diensten, bijvoorbeeld via e-bay, wordt nauwelijks gedaan,
ondanks het feit dat toch wel een vrij grote groep van ongeveer 1/4 van de respondenten zoekt naar
informatie over goederen en diensten. Dat is logisch, aangezien het aankopen van goederen en/of
diensten een stap verder is. Deelname aan online discussiefora en internetbankieren worden nauwelijks
gedaan.
Grafiek 39: Verdeling “Heb je internetverbinding thuis?” n= 200
Grafiek 40: Verdeling “Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van het internet?” n= 200
28,00%
72,00%
Nee Ja
Heb je internetverbinding thuis?
0,00%
27,00% 24,00%
22,00%
16,00%
11,00%
Bijna nooit Wekelijks
minder dan 7
uur
Wekelijks
tussen de 8
en 14 uur
Wekelijks
tussen de 15
en 21 uur
Wekelijkst
tussen de 22
en 28 uur
Wekelijks
meer dan 28
uur
Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van het internet?
49
Grafiek 41: Verdeling “Waar maak je gebruik van het internet?” n= 200
59,80% 58,20%
19,60% 10,80%
23,70%
3,60%
37,10% 27,30%
9,30%
Waar maak je gebruik van het internet?
50
Grafiek 42: Verdeling “Waarvoor gebruik je het internet?” n= 200
69,50%
3,00%
82,70%
67,50%
50,80%
36,50%
73,60%
70,10%
37,10%
46,70%
30,50%
12,70%
6,10%
6,60%
27,40%
24,90%
34,50%
9,10%
4,60%
9,60%
29,90%
17,30%
7,60%
52,30%
7,60%
E-mailen
Telefoneren over het internet via bijvoorbeeld Skype
Chatten
Het bekijken van filmpjes, bijvoorbeeld op youtube?
Zelf uploaden van filmpjes, foto's, muziek of tekst?
Het spelen van spelletjes/games over het internet met
anderen
Sociale netwerksites (Facebook, twitter, ...)
Videogesprekken houden via webcam
Films downloaden
Muziek downloaden
Games downloaden
Boeken, tijdschriften of kranten downloaden
Internetbankieren
Deelnemen aan online discussiefora
Het zoeken naar informatie over goederen en diensten
Software downloaden
Gratis lezen van nieuws, dagbladen of tijdschriften
Zich inschrijven op een nieuwssite om nieuwsberichten te
ontvangen
Verkoop van goederen en/of diensten, bijvoorbeeld via e-
bay
Aankoop van goederen en/of diensten, bijvoorbeeld via
e-bay
Het internet raadplegen met de bedoeling iets te leren
Het luisteren naar web radio en/of kijken naar web
televisie?
SMS
Werken voor school
Andere
Waarvoor gebruik je het internet?
51
Gsm
Wat betreft gsm-gebruik wordt verwezen naar grafiek 43 tot en met 45. Slechts een verwaarloosbaar
aantal van 2% van de respondenten bezit geen gsm. Zeer opvallend is dat het grootste aantal
respondenten een smartphone in het bezit heeft, iets minder een standaardgsm en een verwaarloosbaar
aantal een iPhone.
Iedereen belt en SMS‟t met de gsm. Andere manieren om te communiceren via de gsm, zijnde e-mail
en chatten, worden door minder dan de helft van de respondenten gedaan. Dat is ook logisch,
aangezien hiervoor meteen internetverbinding noodzakelijk is. Foto‟s nemen en muziek beluisteren
worden door een grote groep respondenten aangegeven als van toepassing zijnde. Video-opnames
maken, wordt minder gedaan dan foto‟s nemen. 63,5% surft op internet met zijn gsm, 57,6% maakt
gebruik van apps en 41,9% geeft aan te gamen via zijn gsm. GPS, agenda, en TV/Video bekijken, zijn
minder belangrijke zaken waarvoor de gsm gehanteerd wordt.
Grafiek 43: Verdeling “Heb je een gsm?” n= 200
Grafiek 44: Verdeling “Welk soort gsm heb je?” n= 200
2,00%
98,00%
Nee Ja
Heb je een gsm?
31,60%
2,10%
68,40%
Standaardgsm iPhone Smartphone
Welk soort gsm heb je?
52
Grafiek 45: Verdeling “Waarvoor gebruik je uw gsm?” n= 200
Spelconsoles
Voor spelconsoles wordt verwezen naar grafiek 46 tot en met 48. Het grootste deel van de
respondenten blijkt games te spelen, meer bepaald 61,5%. 38,5% speelt bijna nooit games. De meeste
gamers doen dit minder dan 7 uur of tussen de 8 en 14 uur per week. Slechts ongeveer 10% speelt
wekelijks tussen de 15 en 21 uur en slechts een klein aantal van 6% wekelijks tussen de 22 en 28 uur
en meer dan 28 uur.
De slaapkamer thuis is de populairste plaats om te gamen, gevolgd door de woonkamer. In de keuken
wordt nauwelijks gegamed. Buitenshuis gamet 17,8% van de respondenten onder andere in
99,50%
99,50%
8,10%
76,30%
63,10%
70,70%
41,90%
57,60%
63,10%
70,70%
19,20%
40,90%
17,20%
48,00%
20,70%
11,60%
Bellen
SMS'en
GPS
Foto's nemen
Video-opnames
MP3
Games
Apps
Surfen op internet
Muziek beluisteren
Agenda
MMS
Chatten
TV/Video bekijken
Andere
Waarvoor gebruik je uw gsm?
53
internetcafés, 14,7% op school en 11,6% op hotspots. Een verwaarloosbaar aantal van 2,3% geeft
vereniging of VZW aan als plaats.
Wat betreft de percentages per object, wordt verwezen naar gsm, vaste computer, laptop en
internetverbinding. Hieruit blijkt dat gamen via verschillende objecten gebeurt, wat typisch is voor de
trend naar een convergentiemaatschappij.
Grafiek 46: Verdeling “Speel je games?” n= 200
Grafiek 47: Verdeling “Hoeveel game je gemiddeld?” n= 200
Grafiek 48: Verdeling “Waar speel je games?” n= 200
38,50%
61,50%
Nee Ja
Speel je games?
38,50%
23,00% 23,00%
9,50% 4,00% 2,00%
Bijna nooit Wekelijks
minder dan 7
uur
Wekelijks
tussen de 8
en 14 uur
Wekelijks
tussen de 15
en 21 uur
Wekelijks
tussen de 22
en 28 uur
Wekelijks
meer dan 28
uur
Hoeveel game je gemiddeld?
62,80% 69,00%
7,80% 14,70%
2,30%
17,80% 11,60% 9,30%
Waar speel je games?
54
Digitale camera
De digitale camera is redelijk populair in Paramaribo onder jongeren. 33,5% bezit een digitale camera.
Een verklaring waarom dit niet meer is, kan het bezit van een gsm zijn, waarmee ook foto‟s kunnen
worden genomen. 76,3% blijkt hiervan gebruik te maken met de gsm.
Grafiek 49: Verdeling “Bezit je een digitale camera?” n= 200
Mp3-speler
Uit grafiek 50 blijkt dat slechts 23,5% van de respondenten een aparte mp3-speler bezit. Een
verklaring voor dit relatief lage percentage kan zijn dat meer respondenten naar muziek luisteren met
de gsm, zijnde 70,6% van de respondenten en hiervoor dus geen andere drager nodig hebben.
Grafiek 50: Verdeling “Bezit je een mp3-speler?” n= 200
iPod
Uit grafiek 51 kan afgeleid worden dat ook de iPod onpopulair is bij de doelgroep. Slechts 3,5% is
ervan in het bezit. Bovenstaande veronderstelling kan ook hier doorgetrokken worden. Aangezien vele
66,50%
33,50%
Nee Ja
Bezit je een digitale camera?
76,50%
23,50%
Nee Ja
Bezit je een mp3-speler?
55
jongeren aangeven de gsm te gebruiken om onder andere naar muziek te luisteren (70,6%), is een
andere drager voor muziek, zoals iPod en mp3-speler niet noodzakelijk.
Grafiek 51: Verdeling “Bezit je een iPod?” n= 200
Besluit
Uit de resultaten blijkt dat radio, televisie en gsm heel sterk zijn gedomesticeerd en dus betekenisvol
zijn in de dagelijkse context, cultuur en levensstijl van de jongeren. Een opvallende vaststelling, is de
belangrijke plaats die de smartphone inneemt binnen de cultuur van het individu. Laptop en
computergebruik zijn apart niet zo sterk vertegenwoordigd, maar wel de combinatie laptop en/of
computergebruik. De introductie van internet in het huishouden is matig tot hoog. Ondanks dat 1/4
thuis geen internet bezit, maakt iedereen er wel gebruik van.
Nieuwe digitale ICT, zoals de digitale televisie, de tablet pc en de iPod zijn nauwelijks geïntroduceerd
in het leven van de jongeren, behoudens enkele uitzonderingen. De technologieën hebben wel reeds de
commodification fase bereikt in Paramaribo. De reden waarom de overgang naar de appropriation fase
nog niet plaatsvond, zal te maken hebben met „bepalende factoren van ICT-gebruik‟.
De mp3-speler en de digitale camera zijn beperkt opgenomen in het huishouden, maar betekenisvol
hoger dan voorgaande digitale technologieën. De reden voor de eerder beperkte opname, is
waarschijnlijk de sterke vertegenwoordiging van de smartphone en standaardgsm, waarmee het onder
andere mogelijk is foto‟s te nemen als naar muziek te luisteren. Daarnaast is het relatief voordeel van
de smartphone groter, omdat deze verschillende mogelijkheden biedt tegen een lagere kostprijs en een
groter gebruiksgemak heeft.
96,50%
3,50%
Nee Ja
Bezit je een iPod
56
De DVD-speler nam reeds sterk de videorecorder over in de huishoudens. Ook de gsm lijkt de vaste
telefoon over te nemen, gezien het beperkt aantal vaste telefoons aanwezig in de huishoudens. Wat
spelconsoles betreft, gamet ongeveer 60% van de jongeren.
De populairste plaatsen om gebruik te maken van de meeste technologieën, zijn met voorsprong de
woonkamer en de slaapkamer thuis. Het opvallend aantal respondenten dat op zijn beurt aangeeft te
surfen via hotspot, in het internetcafé of in de bibliotheek, wijst er op dat technologie reeds
losgetrokken werd van zijn huishoudelijke context. Ook de smartphone biedt veel mogelijkheden bij
de jongeren om op andere plaatsen op internet te surfen, te gamen, … De schoolcontext blijkt volgens
de resultaten helemaal geen ICT-omgeving te zijn. Er wordt bitterweinig gebruik gemaakt van het
internet, de laptop, de vaste computer, de radio en de analoge televisie. De veronderstelling hierbij is,
dat er weinig motivatie is om digitale vaardigheden aan te leren in het onderwijs. Dit kan
samenhangen met het gebrek aan materiële hulpbronnen en het gebrek aan inzicht in de relatieve
voordelen ervan, wat op zijn beurt onder andere samenhangt met culturele factoren. Ook het gebrek
aan educatieve hulpmiddelen in de vorm van ICT (computers, televisie, beamer, radio, …) kan
hierdoor verklaard worden. Deze hypothesen zullen getest worden aan de hand van de interviews.
Het relatief hoge percentage dat gebruik maakt van een laptop op de slaapkamer, een vaste computer
en/of televisie heeft op de slaapkamer, gamet en/of op internet surft in de slaapkamer, wijst op de
aanwezigheid van een slaapkamercultuur bij jongeren in Paramaribo. De slaapkamer wordt geleidelijk
aan omgebouwd tot een gepersonaliseerde mediaomgeving, daar waar media in het verleden door het
ganse gezin vooral in de woonkamer geconsumeerd werden (Livingstone, 2007, p. 2). Aanvankelijk
werden internet, de computer, de laptop en de televisie geïntroduceerd in het huishouden voor
gemeenschappelijk gebruik, wat stilaan verplaatst is naar individueel gebruik in de slaapkamer.
Ondanks de sterke consumptie van media in de slaapkamer valt op dat de jongeren in Paramaribo
ongeveer in gelijke mate dezelfde media consumeren in de woonkamer.
Wat content per technologie betreft, kan besloten worden dat ICT in Paramaribo aan een
convergentietrend onderhevig is. Muziek wordt niet enkel beluisterd via de radio, maar ook via de
gsm, het internet, de vaste computer en de laptop. Ook omgekeerd wordt de gsm niet enkel gebruikt
om te telefoneren of te SMS‟en, maar ook om op internet te surfen, om naar muziek te luisteren, om
spelletjes te spelen, … Wat betreft de gedetailleerde bespreking van content die geconsumeerd wordt,
kan verwezen worden de bovenstaande beschrijving per technologie. Wel kan samengevat worden dat
er een evenwichtige consumptie is wat betreft ICT-gebruik ter informatie, ter communicatie en ter
ontspanning. Wat betreft internetgebruik valt echter op dat er meer respondenten ter ontspanning
gebruik maken van het medium, dan ter informatie.
57
3.2.2 Segmenten ICT-gebruikers
Clusters ICT-gebruikers
Via trial and error konden aan de hand van een K-means clusteranalyse drie profielen ICT-gebruikers
onderscheiden worden, op basis van de segmentvariabelen. De „final cluster centers‟ zijn weergegeven
in bijlage 2.
Cluster 1 = Gemiddelde ICT-gebruiker
Cluster 2 = Sterke ICT-gebruiker
Cluster 3 = Gematigde ICT-gebruiker
Profielen ICT-gebruikers
Uit de ANOVA-tabel in bijlage 2 blijkt dat de cluster wat betreft de segmentvariabelen significant van
elkaar verschillen. Dit wijst op een goede clustering, waarbij de cases binnen de clusters intern op
elkaar gelijken wat betreft de segmentvariabelen en extern van elkaar verschillen.
Uit de frequentietabel „cluster number of case‟ in bijlage 2, blijkt dat elke cluster goed
vertegenwoordigd is. Tot de eerste cluster van de gemiddelde ICT-gebruiker behoort 29% van de
respondenten (n= 58). Tot de tweede cluster van de sterke ICT-gebruiker behoort 35% van de
respondenten (n= 70) en tot de laatste cluster van de gematigde ICT-gebruiker ten slotte, behoort
36% van de respondenten (n= 72).
Socio-economische en demografische profilering clusters
In de eerste cluster van de gemiddelde ICT-gebruiker (n= 58) zijn mannen in de meerderheid met
56,9%. De merendeel van de respondenten (32,8%) volgt vwo, gevolgd door 24,1% lto, 22,4% lbgo en
20,7% mulo. 25,9% van de gemiddelde ICT-gebruiker is 17-jaar, en daarmee ook de grootste groep,
gevolgd door 24,1% 18-jarigen, 20,7% 16-jarigen, 17,2% 14-jarigen en ten slotte 12,1% 15-jarigen.
Wat betreft etnisch culturele achtergrond valt op dat de grootste vertegenwoordigde groep binnen deze
cluster Creool is (36,2%), gevolgd door Javaans (19%). De andere etnische groepen zijn bijna gelijk
vertegenwoordigd binnen de cluster. Wat betreft het beroep van de ouders wordt opgemerkt dat zowel
wat betreft beroep vader, als beroep moeder, de bedienden, arbeiders en zelfstandigen het sterkst
vertegenwoordigd zijn. De andere beroepen zijn minder vertegenwoordigd. Opvallend is ook een grote
groep werklozen, zowel wat betreft de vader als de moeder, beiden met 12,1% vertegenwoordigd.
58
Grafiekverdeling socio-economische en demografische variabelen n= 58 gemiddelde ICT-
gebruiker
Grafiek 52: Verdeling geslacht n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker
Grafiek 53: Verdeling opleiding n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker
Grafiek 54: Verdeling leeftijd n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker
56,90%
43,10%
Geslacht
Man Vrouw
22,40%
24,10% 32,80%
20,70%
Opleiding
lbgo lto vwo mulo
17,20%
12,10%
20,70% 25,90%
24,10%
Leeftijd
"14" "15" "16" "17" "18"
59
Grafiek 55: Verdeling etnisch culturele achtergrond n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker
Grafiek 56: Verdeling beroep vader n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker
Grafiek 57: Verdeling beroep moeder n= 58 gemiddelde ICT-gebruiker
In de tweede cluster van de sterke ICT-gebruiker (n= 70) zijn mannen nog sterker in de
meerderheid met 65,7%. De merendeel van de respondenten (30%) volgt lbgo, gevolgd door 24,3%
zowel lto, als mulo en ten slotte 21,4% vwo. Ook hier is de grootste groep 17-jarigen met 30% van de
15,50%
36,20%
15,50%
19,00%
13,80%
Etnisch culturele achtergrond
Hindoestaan Creool Marron Javaan Andere
22,40%
29,30%
15,50%
5,20%
3,40%
12,10%
6,90% 5,20%
Beroep vader
Arbeider Bediende Zelfstandige Kaderlid
Werkzoekende Werkloos Ambtenaar Andere
17,20%
22,40%
15,50% 0,00% 6,90%
12,10%
12,10%
13,80%
Beroep moeder
Arbeider Bediende Zelfstandige Kaderlid
Werkzoekende Werkloos Ambtenaar Andere
60
respondenten, gevolgd door 21,5% 18-jarigen, 21,4% 15-jarigen, 17,1% 16-jarigen en 10% 14-jarigen.
De Creolen zijn in deze groep het sterkst vertegenwoordigd met 38,6%. 15,7% van de respondenten
zijn Hindoestaan, 11,4% Javaan en 8,6% Marron. 25,7% geeft aan een andere achtergrond te hebben,
wat dan meestal gemengd is. Wat betreft beroep van de ouders valt ook hier op dat arbeiders,
bedienden en zelfstandigen het sterkst vertegenwoordigd zijn.
Grafiekverdeling socio-economische en demografische variabelen n= 70 sterke ICT-gebruiker
Grafiek 58: Verdeling geslacht n= 70 sterke ICT-gebruiker
Grafiek 59: Verdeling opleiding n= 70 sterke ICT-gebruiker
65,70%
34,30%
Geslacht
Man Vrouw
30,00%
24,30%
21,40%
24,30%
Opleiding
lbgo lto vwo mulo
61
Grafiek 60: Verdeling leeftijd n= 70 sterke ICT-gebruiker
Grafiek 61: Verdeling etnisch culturele achtergrond n= 70 sterke ICT-gebruiker
Grafiek 62: Verdeling beroep vader n= 70 sterke ICT-gebruiker
10,00%
21,40%
17,10% 30,00%
21,50%
Leeftijd
"14" "15" "16" "17" "18"
15,70%
38,60%
8,60%
11,40%
25,70%
Etnisch culturele achtergrond
Hindoestaan Creool Marron Javaan Andere
35,70%
25,70%
10,00%
1,40%
1,40%
8,60%
7,10% 10,00
Beroep vader
Arbeider Bediende Zelfstandige Kaderlid
Werkzoekende Werkloos Ambtenaar Andere
62
Grafiek 63: Verdeling beroep moeder n= 70 sterke ICT-gebruiker
Wat betreft de derde cluster van de gematigde ICT-gebruiker, is ook deze groep sterker
vertegenwoordigd door mannen, met 52,8%. Dit is ook logisch, aangezien meer vrouwen opgenomen
werden in de steekproef. In deze groep zijn de mulo-leerlingen het sterkst vertegenwoordigd met
29,2%, gevolgd door lto-leerlingen (26,4%). Lbgo en vwo zijn minst vertegenwoordigd met 22,2%
van de respondenten. Ook in deze cluster zijn er meer 16, 17 en 18-jarige studenten aanwezig. Dit is,
net zoals bij geslacht, logisch aangezien er meer respondenten van deze leeftijd at random werden
geselecteerd. De 18-jarigen zijn met 26,4% vertegenwoordigd, de 17-jarigen met 25%, de 16-jarigen
met 20,8%, de 15-jarigen met 19,4% en ten slotte de 14-jarigen met 8,4%. Wat etnisch culturele
achtergrond betreft, wordt eenzelfde trend gevolgd, zoals bij de andere clusters, alsook wat betreft
beroep vader en beroep moeder.
Grafiekverdeling socio-economische en demografische variabelen n= 72 gematigde ICT-
gebruiker
Grafiek 64: Verdeling geslacht n= 72 gematigde ICT-gebruiker
21,40%
22,90%
17,10% 1,40%
7,10%
5,70%
4,30%
20,00%
Beroep moeder
Arbeider Bediende Zelfstandige
Kaderlid Werkzoekende Werkloos
Ambtenaar Andere
52,80%
47,20%
Geslacht
Man Vrouw
63
Grafiek 65: Verdeling opleiding n= 72 gematigde ICT-gebruiker
Grafiek 66: Verdeling leeftijd n= 72 gematigde ICT-gebruiker
Grafiek 67: Verdeling etnisch culturele achtergrond n= 72 gematigde ICT-gebruiker
22,20%
26,40% 22,20%
29,20%
Opleiding
lbgo lto vwo mulo
8,40%
19,40%
20,80% 25,00%
26,40%
Leeftijd
"14" "15" "16" "17" "18"
18,00%
34,70%
11,10%
9,70%
26,50%
Etnisch culturele achtergrond
Hindoestaan Creool Marron Javaan Andere
64
Grafiek 68: Verdeling beroep vader n= 72 gematigde ICT-gebruiker
Grafiek 69: Verdeling beroep moeder n= 72 gematigde ICT-gebruiker
Om een vergelijking te maken tussen de verschillende clusters wat betreft de besproken variabelen,
wordt per variabele een Pearson Chi-Square test getrokken. Het was al opvallend dat de verschillen
niet echt opmerkelijk waren. Dit wordt ook bevestigd met elke afzonderlijke toets, waarbij dus zowel
voor geslacht (sig. = 0,282), opleiding (sig. = 0,665), etnisch culturele achtergrond (sig. = 0,566),
beroep vader (sig. = 0,318) en beroep moeder (sig. = 0.245) geen significante verschillen gevonden
worden tussen de verschillende clusters, wat betreft de variabelen. Om na te gaan of er een significant
verschil is tussen de clusters wat betreft leeftijd, wordt een one-way ANOVA uitgevoerd. Ook hier
wordt geen significant verschil gevonden tussen de clusters (sig. = 0.820). Geen enkele variabele is
bijgevolg substantief betekenisvol in het onderscheiden van de clusters, waardoor kan besloten worden
dat de verschillen aan het toeval te wijten zijn. Het theoretisch uitgangspunt dat ICT bepaald wordt
door factoren, zoals sociale achtergrond, onderwijstype, geslacht, leeftijd, en zoverder, wordt niet
ondersteund met deze resultaten.
30,60%
23,60% 11,10%
8,30%
1,40%
8,30%
15,30% 1,40%
Beroep vader
Arbeider Bediende Zelfstandige Kaderlid
Werkzoekende Werkloos Ambtenaar Andere
30,60%
15,30%
9,70% 2,80%
5,60%
8,30%
18,00%
9,70%
Beroep moeder
Arbeider Bediende Zelfstandige Kaderlid
Werkzoekende Werkloos Ambtenaar Andere
65
Profilering clusters op frequentie ICT-bezit
Om de clusters verder te profileren op frequentie ICT-bezit, wordt per technologie een kruistabel
gemaakt en een Pearson Chi-Square test getrokken, om na te gaan of er een significante samenhang is
tussen de cluster en het al dan niet in het bezit hebben van een bepaalde technologie. Radio, analoge
televisie en iPhone voldoen niet aan de assumpties (maximum 20% minimum expected count van
minder dan 5 en minimum expected count van 1), waardoor in principe niet kan geïnterpreteerd
worden of er al dan niet een significant verschil bestaat tussen de clusters wat betreft percentage ICT-
bezit. Hierop volgt de bespreking van de resultaten. Deze worden gestructureerd weergegeven in tabel
4 en grafisch in grafiek 70.
Het radiobezit is per cluster zeer sterk vertegenwoordigd, waarbij meteen opvalt dat bijna iedereen
een radio heeft. In principe mag de Pearson Chi-square test niet geïnterpreteerd worden, aangezien niet
voldaan is aan de eerste assumptie. Het valt wel op dat er tussen de clusters geen betekenisvolle
verschillen zijn en deze dus aan het toeval te wijten zijn.
Ook wat betreft het hebben van een analoge televisie valt een groot percentage op per cluster. Dit is
logisch aangezien de algemene frequentie in de volledige steekproef (n=200) 93,5% was. Ook hier
mag de Pearson Chi-Square test niet geïnterpreteerd worden, omwille van een inbreuk op de eerste
assumptie. Echter, gezien de uiterst kleine verschillen tussen de clusters, worden deze beschouwd als
aan het toeval te wijten.
Zoals reeds bekend was uit de peiling naar de algemene frequentie ICT-gebruik per technologie, valt
op dat in elke cluster de videorecorder nog heel weinig in het huishouden aanwezig is. De verschillen
zijn niet significant (sig. = 0,557).
Ook wat betreft DVD-spelerbezit zijn de verschillen tussen de clusters niet significant (sig. = 0,796).
In elke cluster heeft ongeveer 85% van de respondenten een DVD-speler thuis, waarbij de kleine
verschillen aan het toeval te wijten zijn.
Ook het verschil in het al dan niet hebben van een vaste telefoon thuis is toevallig (sig. = 0,572),
waarbij tussen de 25% en 30% van de respondenten er thuis één heeft.
Wat betreft vaste computerbezit is er wel een duidelijk significant verschil tussen de clusters (sig. =
0,000). De cijfers bevestigen de naam van elke cluster voor deze technologie. Bij de gemiddelde ICT-
gebruikers bezit 37,9% een vaste computer. Bij de sterke ICT-gebruikers bezit 80% een vaste
computer en bij de gematigde ICT-gebruikers is dit 29,2%.
66
Wat laptopgebruik betreft, komt bezit ervan niet echt overeen met de clusteranalyse, waarbij een
hoger percentage gemiddelde ICT-gebruikers (65,5%) een laptop bezit dan de sterke ICT-gebruiker
(57,1%). 43,1% van de gematigde ICT-gebruikers bezit een laptop. Deze verschillen zijn niet aan het
toeval te wijten (sig. = 0,044). Als de frequenties vaste computer- en laptopbezit samengenomen
worden, is er wel een overeenkomst met de clusteranalyse.
Dit is ook zo voor het hebben van internetverbinding thuis, waarbij de verschillen tussen de clusters
sterk significant zijn (sig. = 0,000). 75,9% van de gemiddelde ICT-gebruikers heeft internet thuis,
alsook bijna alle sterke ICT-gebruikers (94,3%). Slechts de helft van de gematigde ICT-gebruikers
bezit internetverbinding thuis. Deze trend is logisch, aangezien het computer- en laptopbezit
samengenomen dezelfde trend volgen. Zonder vaste computer- of laptopbezit is internetverbinding
thuis vrij zinloos, behalve dan voor wat betreft het bezit van een smartphone of iPhone.
Wat bij gsm-bezit reeds opviel, was dat de meeste respondenten in het bezit zijn van een smartphone.
Het iPhonebezit is verwaarloosbaar in Paramaribo bij de doelgroep. De verschillen in gsm-bezit zijn
niet significant tussen de verschillende clusters, zowel wat betreft de standaardgsm (sig. = 0,230), als
wat betreft de smartphone (sig. = 0,405). Het significantieniveau van de iPhone mag niet
geïnterpreteerd worden, maar er kan van uitgegaan worden dat deze verschillen ook niet betekenisvol
zijn, gezien de summiere verschillen in percentages.
Een opvallende vaststelling bij het spelen van games (spelconsoles) is het percentage gematigde ICT-
gebruikers dat games speelt. 72,2% van de gematigde ICT-gebruiker speelt namelijk games, wat sterk
verschillend is van de gemiddelde ICT-gebruiker, waarvan 46,6% aangeeft te gamen. Dit verschil is
duidelijk significant (sig. = 0.009).
Wat betreft het bezit van digitale technologieën als een digitale camera, een mp3-speler en een iPod
wisten we reeds dat dit in het algemeen vrij pover is. De verschillen in percentages naargelang cluster
zijn voor geen enkele van deze significant (sig. = 0,435; sig. = 0,273; sig. = 0,461).
67
ICT Gemiddelde ICT-
gebruiker (%)
Sterke ICT-
gebruiker (%)
Gematigde ICT-
gebruiker (%)
χ² Sig.
Radio 96,6 98,6 98,6 / /
Analoge tv 96,6 97,1 87,5 / /
Videorecorder 6,9 11,4 12,5 1,172 0,557
DVD-speler 86,2 88,6 84,7 0,456 0,796
Vaste telefoon 25,9 30,0 22,2 1,117 0,572
Vaste computer 37,9 80,0 29,2 41,063 0,000
Laptop 65,5 57,1 43,1 21,900 0,044
Internetverbinding 75,9 94,3 50,0 32,757 0,000
Standaardgsm 25,9 38,6 27,8 2,941 0,230
iPhone 1,7 2,9 2,8 / /
Smartphone 70,7 61,4 70,8 1,810 0,405
Games 46,6 62,9 72,2 9,317 0,009
Digitale camera 36,2 37,1 27,8 1,666 0,435
mp3-speler 31,0 20,0 20,8 2,593 0,273
iPod 5,2 1,4 2,8 2,593 0,461
Tabel 4: Frequentie ICT-bezit per cluster
68
*p < .05, **p < .005, ***p < .001.
Grafiek 70: Frequentie ICT-bezit per cluster
Profilering clusters op frequentie ICT-gebruik
Om te toetsen in hoeverre de clusters van elkaar verschillen wat betreft de gemiddelde hoeveelheid
ICT-gebruik, wordt per technologie die opgenomen werd in de K-means clusteranalyse een Kruskal
Wallis test uitgevoerd. Uit de ANOVA-tabel in bijlage 2 bleek reeds dat de verschillende clusters
significant van elkaar verschillen wat betreft de afhankelijke variabelen. De trend, zoals weergegeven
de final cluster centers in bijlage 2, kon met de Kruskal Wallis tests enkel bevestigd worden.
Onderstaand worden in tabel 5 de mean ranks weergegeven naargelang frequentie ICT-gebruik en de
respectievelijke significantieniveaus. Daarnaast wordt dit grafisch weergegeven in grafiek 71.
Enkel wat betreft radiogebruik wordt geen significant verschil (sig. = 0,064) gevonden tussen de
clusters.
De mean rank van de analoge tv is significant verschillend tussen de clusters en is het hoogst bij de
sterke ICT-gebruiker met een waarde van 120,24, gevolgd door de gemiddelde ICT-gebruiker met een
waarde van 111,23 en de gematigde ICT-gebruiker met een waarde van 72,67.
Een gelijkaardige significant betekenisvolle trend (sig. = 0,000) valt op bij het internetgebruik,
waarbij de gemiddelde ICT-gebruiker een mean rank heeft van 113,70, de sterke ICT-gebruiker één
van 136,93 en de gematigde ICT-gebruiker een lage mean rank van 58,32.
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
120,00%
Per
cen
tag
e IC
T-b
ezit
Frequentie ICT-bezit per cluster
Gemiddelde ICT-gebruiker Sterke ICT-gebruiker Gematigde ICT-gebruiker
69
De gemiddelde hoeveelheid vaste computergebruik en laptopgebruik vertonen apart een andere
trend, maar samen een gelijkaardige trend, waarbij terug de gemiddelde ICT-gebruiker een lagere
ranking heeft dan de sterke ICT-gebruiker en de gematigde ICT-gebruiker op zijn beurt een lagere
ranking vertoont dan de gemiddelde ICT-gebruiker. Ook hier zijn de verschillen significant (sig. =
0,000).
Bij gamen viel reeds op dat het al dan niet spelen van games een speciale trend vertoont in
vergelijking met het gebruik van andere technologieën. De gematigde ICT-gebruiker gamet significant
meer dan de gemiddelde ICT-gebruiker (sig. = 0,002). Het verschil tussen de gematigde en sterke ICT-
gebruiker is zeer klein.
ICT Gemiddelde ICT-
gebruiker (Mean
rank)
Sterke ICT-
gebruiker (Mean
rank)
Gematigde ICT-
gebruiker (Mean
rank)
χ² sig. =
Radio 103,18 110,41 88,70 5,483 0,064
Analoge tv 111,23 120,24 72,67 28,075 0,000
Vaste computer 59,10 161,06 74,97 127,112 0,000
Laptop 154,09 98,12 58,54 97,797 0,000
Internetgebruik 113,70 136,93 58,32 68,241 0,000
Games 78,83 108,3 110,42 12,532 0,002
Tabel 5: Frequentie ICT-gebruik per cluster
*p < .05, **p < .005, ***p < .001.
Grafiek 71: Frequentie ICT-gebruik per cluster
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
Radio (5,483) Analoge TV
(28,075***)
Vaste computer
(127,112***)
Laptop
(97,797***)
Internetgebruik
(68,241***)
Gamen
(12,532**)
Mea
n r
an
k I
CT
-geb
ruik
Frequentie ICT-gebruik per cluster
Gemiddelde ICT-gebruiker Sterke ICT-gebruiker Gematigde ICT-gebruiker
70
3.2.3 Rol en betekenis ICT naargelang segment
Nu een dieper inzicht werd verworven in onderzoeksvraag 1 en drie clusters werden onderscheiden,
wordt in deze tweede kwalitatieve fase (symbolische dimensie) de rol en betekenis van ICT nagaan
in de leefwereld per cluster. Om de interviews af te nemen, werd in de literatuur gezocht naar
theoretische modellen op basis waarvan rol en betekenisgeving van ICT wordt bestudeerd. De
resultaten van de interviews worden per theorie besproken. Alvorens over te gaan tot de bespreking
van de resultaten, worden in onderstaande tabel 6 de kenmerken per geselecteerde respondent
weergegeven.
Naam Gemiddelde
ICT-gebruiker
Sterke ICT-
gebruiker
Gematigde
ICT-gebruiker
Leeftijd 15 jaar 17 jaar 14 jaar
Geslacht Vrouw Man Vrouw
Opleiding LTO VWO Mulo
Naam school
Lagere
Technische
School II
Lyceum I Sint-
Paschalisschool
Nationaliteit Surinaams Surinaams Surinaams
Etnisch-culturele
achtergrond Marron Hindoestaan Creool
Beroep vader Ambtenaar Zelfstandige Arbeider
Beroep moeder Bediende Bediende Bediende
Radio 1 (slaapkamer) 2 (woonkamer
en slaapkamer) 1 (woonkamer)
Televisie 2 (woonkamer
en slaapkamer
2 (woonkamer
en slaapkamer) 1 (woonkamer)
Videorecorder 0 0 0
DVD-speler 1 1 1
71
Vaste telefoon 0 1 (woonkamer) 0
Vaste computer 0 1 (slaapkamer) 0
Laptop 1 1 (slaapkamer) 0
Internetverbinding Ja Ja Nee
GSM (standaardgsm,
Smartphone, iPhone) Blackberry
Standaardgsm en
blackberry blackberry
Spelconsoles / Games op pc Games op
blackberry
Digitale camera 1 0 0
mp3-speler 0 0 0
iPod 0 0 0
Tabel 6: Kenmerken per respondent
Theorie 1: Uses and gratification theory
Deze theorie gaat uit van een aantal motieven van mediagebruik. Vier belangrijke noden staan centraal
gelieerd aan mediagebruik, zijnde informatie, persoonlijke identiteit, de sociale dimensie en
entertainment (McQuail, 1994, p. 74).
1 Informatie
De gematigde ICT-gebruiker is graag op de hoogte van het dagelijkse leven om zich heen via media.
De respondent gebruikt hier onder andere facebook en de gsm voor. Er worden foto‟s van vrienden
bekeken op facebook en de respondent stuurt SMS‟jes om op de hoogte te worden gehouden van
zaken die men aan het doen is, en zoverder. De respondent geeft ook aan zelf SMS‟jes te sturen naar
vrienden over eigen bezigheden. Er worden weinig eigen statusupdates op facebook geplaatst. Wat
nieuwsconsumptie betreft, valt op dat het nieuws regelmatig via de radio en op de televisie wordt
gevolgd. Het internet wordt hier niet voor geraadpleegd. Dit is ook logisch, aangezien de respondent
thuis geen internetverbinding ter beschikking heeft, alsook geen vaste computer of laptop. Dit kan te
maken hebben met een gebrek aan materiële hulpbronnen, sociale hulpbronnen of het gebrek aan
72
inzicht in het relatief voordeel van het gebruik, zoals onder 2.2.3 besproken. Hiernaar kan verder
onderzoek gevoerd worden. Naast het nieuws en ontspanningsprogramma‟s, volgt de respondent
regelmatig een documentaire en praatprogramma‟s. Als de respondent een taak krijgt, zal deze eerst
informatie opzoeken in boeken van de bibliotheek. Indien er in boeken niet voldoende informatie
beschikbaar is, zal deze het internet raadplegen in een cybercafé. “Eerst kijk ik of er een boek is en als
ik geen informatie genoeg heb, dan zoek ik het op via het internet.”
Ook de gemiddelde ICT-gebruiker maakt gebruik van ICT om op de hoogte te blijven van wat er
leeft in de omgeving of van dagelijkse gebeurtenissen. Daarnaast verspreidt de respondent
persoonlijke informatie via facebook en de gsm. Ondanks dat de respondent thuis internet ter
beschikking heeft, volgt deze het nieuws via de televisie en de krant. De respondent schrijft zich niet
in op nieuwssites. Regelmatig worden praatprogramma‟s en documentaires bekeken. Net zoals de
gematigde ICT-gebruiker, surft de gemiddelde gebruiker enkel naar informatieve websites, indien dit
noodzakelijk is voor school. “Ja, als ik een taak moet maken of een verslag moet maken doe ik dit wel,
ja.” De respondent raadpleegt naast internet ook boeken, maar in mindere mate dan de gematigde
ICT-gebruiker. De gemiddelde ICT-gebruiker heeft thuis internet ter beschikking, waardoor de
drempel minder hoog is het internet te raadplegen om informatie op te zoeken, dan op zoek te gaan
naar een boek in de bibliotheek.
De sterke ICT-gebruiker is net zoals de andere respondenten graag op de hoogte van het dagelijkse
leven om zich heen via media. De respondent geeft ook toe zelf SMS‟jes te sturen naar vrienden over
eigen bezigheden, plaatst zelf wel eens een statusupdate op facebook.. Net zoals de andere
respondenten, volgt deze het nieuws. Dat gebeurt vooral via het internet, met de overtuiging dat het
nieuws dat in andere media te vinden is, ook verzameld wordt op het net. De respondent schrijft zich
dan ook in op nieuwssites. Bovendien is er de overtuiging dat er meer informatie op het net aanwezig
is, dan in boeken. Een bijkomend relatief voordeel van het internet is de snelheid van het medium,
aldus de respondent. De respondent geeft blijk meer waardering te hebben voor informatieve
programma‟s dan ontspannende programma‟s, zoals series, talkshows, films, reality tv.
Het is duidelijk dat binnen elke cluster de respondent op zoek is naar informatie over dagelijkse
gebeurtenissen en het nieuws in het algemeen, gewoon uit algemene interesse. Echter, de gematigde en
gemiddelde ICT-gebruiker maken minder gretig gebruik van internet als informatief middel bij uitstek,
maar eerder van analoge en traditionele media als radio, televisie en krant. Als de respondenten op
internet surfen, blijken deze wel de vaardigheden te bezitten om informatie te zoeken, te vinden, te
evalueren op relevantie en vervolgens te gebruiken. Het gebrek aan informatie die verworven wordt
via internet, wordt bijgestaan via traditionele media, zoals radio, televisie of de krant. De sterke ICT-
gebruiker aan de andere kant, ziet wel de mogelijkheid om zich sterk te informeren via internet en het
73
nieuws op de voet te volgen via dit medium. Deze maakt dan ook minder gebruik van traditionele
media, omdat minder relatieve voordelen hierin gezien worden (o.a. gebruiksgemak, snelheid,
efficiëntie).
2 Persoonlijke identiteit
ICT zou een belangrijke rol kunnen spelen in het vormen van de persoonlijke identiteit (Veen &
Jacobs, 2005). Zo kan het soort gsm dat iemand bezit als statussymbool dienen. De gematigde ICT-
gebruiker hecht echter helemaal geen waarde aan het design van de gsm, computer of televisie. De
respondent vindt het niet belangrijk de eigen persoonlijke identiteit bloot te geven op een sociale
netwerksite als facebook. De gebruiker wordt wel graag op een goede manier afgebeeld via media,
maar gaat niet overdrijven in het profileren van zichzelf naar anderen toe, zowel wat betreft foto‟s, als
statusupdates.
Ook de gemiddelde ICT-gebruiker beschouwt ICT niet als mogelijk statussymbool. “Zolang als het
werkt is het goed voor mij, het hoeft niet mooi te zijn.” “Ik heb wel een flatscreen op mijn kamer,
maar ik vind dat eigenlijk niet echt belangrijk. Zolang ik tv kan kijken ben ik blij.” Het persoonlijk
statusgevoel van de respondent wordt met andere woorden niet gevoed door een bepaald soort
technologiegebruik. De respondent heeft sterker de behoefte de eigen identiteit te profileren aan de
hand van foto‟s op sociale netwerksites, dan de gematigde ICT-gebruiker. “Dat is toch leuk als je
mooie foto‟s van jezelf hebt die je aan vrienden kan tonen?”
De sterke ICT-gebruiker ziet net zoals de andere gebruikers geen potentieel statussymbool in ICT.
“Het gaat erom dat men je kan bereiken, het gaat niet om uiterlijk, hoe het eruit ziet. Je moet
bereikbaar zijn en je moet mensen kunnen bereiken, de rest is niet belangrijk.” Er wordt weinig nut
gezien in het profileren van de eigen identiteit naar anderen toe, zowel wat betreft statusupdates, als
foto‟s. “Volgens mij heb ik maar één foto op facebook, niet van mezelf, maar een achtergrond.”
Hierbij kan besloten worden dat de respondenten vinden dat hun eigen persoonlijke identiteit niet
beïnvloed wordt of hoeft te worden door het gebruik van technologie. Er is geen drang om zich sterk
te profileren via sociale netwerksites en dus een bepaalde identiteit te creëren. Technologieën worden
bovendien niet beschouwd als statussymbool. Dit kan te maken hebben met het feit dat status in deze
cultuur op een andere manier gezocht wordt dan in het Westen. Het design van ICT wordt dan niet
gepercipieerd als relatief voordelig voor de respondent, in die zin dat het geen extra prestige oplevert.
Extra geld betalen hiervoor is dan ook zinloos, aangezien de bijkomende kosten de voordelen niet
dekken. Dit zijn echter veronderstellingen, waarnaar bijkomend onderzoek kan gevoerd worden.
Daarnaast kan het zijn dat op minder bewust niveau de identiteit beïnvloed wordt, bijvoorbeeld door
74
het kijken naar bepaalde tv-programma‟s, films of het spelen van bepaalde games. Ook hiernaar kan
verder onderzoek gevoerd worden.
3 Sociale dimensie
De gematigde ICT-gebruiker maakt vooral gebruik van de gsm om te communiceren met het sociale
netwerk. Het communiceren via internet is heel beperkt, zowel wat betreft e-mail, sociale netwerksites,
als chatten. De respondent is er zich wel van bewust dat het gemakkelijker is contact te houden met het
netwerk aan de hand van ICT en vindt dit positief. Op dode momenten blijkt deze minder eenzaam te
zijn, omdat er toch overal en altijd kan worden gecommuniceerd. Ondanks het feit dat het sneller en
eenvoudiger is te communiceren met mensen aan de hand van ICT, wil de respondent face-to-face
praten met anderen over belangrijke zaken, zoals over eigen gevoelens.
De gemiddelde ICT-gebruiker heeft meer mogelijkheden om te communiceren via het internet, dan
de gematigde ICT-gebruiker die thuis geen internetverbinding heeft. Als de respondent wil
communiceren, doet die dit via chat, e-mail of gsm (SMS of pingen). ICT wordt ook beschouwd als
een gemakkelijk alternatief voor het voeren van face-to-face gesprekken. “Sowieso kan je toch
gemakkelijker met elkaar praten, zonder er veel moeite voor te doen? Dat is het handige aan een gsm
en internet vind ik toch.” Als het gaat over belangrijke zaken, zoals gevoelens, vindt de respondent
ICT geen goed substituut voor sociale interactie.
De sterke ICT-gebruiker maakt vooral gebruik van SMS‟jes om contact te leggen met het netwerk.
“Met de meeste mensen spreek ik af met mijn gewone gsm. Sms‟je sturen is handig, want niet iedereen
heeft een blackberry. Chat gebruik ik niet zo vaak om af te spreken, omdat niet iedereen internet thuis
heeft.” De respondent beschouwt ICT als zeer handig om contact te houden met het netwerk. Net als
bij de andere respondenten is ICT geen goed alternatief voor sociale interactie in het echte leven, als
het gaat over belangrijke zaken, zoals gevoelens.
Tussen de respondenten bestaan dus subtiele verschillen wat betreft het medium dat gebruikt wordt
voor deze sociale functie. Elke respondent gebruikt de smartphone om te communiceren. De
gemiddelde en sterke gebruiker maken daarbij nog eens gebruik van een vaste computer en/of laptop
om via het internet te communiceren. De gematigde gebruiker maakt bijna geen gebruik van het
internet via de smartphone, de vaste computer of de laptop om te communiceren, ondanks de
aanwezige cognitieve vaardigheden. De veronderstelling is dat er geen behoefte is om te betalen voor
internet, aangezien communicatie evengoed kan via SMS en omdat cybercafés te duur zijn. Hetzelfde
wat betreft informatie opzoeken. Het boek wordt gezien als een goedkoop alternatief voor het net en
daarom als relatief voordeliger.
75
4 Entertainment
De gematigde ICT-gebruiker maakt zowel gebruik van ICT ter informatie, als ter ontspanning. Het
internet wordt vooral gezien als informatiemedium, indien noodzakelijk voor school. Filmpjes worden
nooit bekeken op het internet en games worden nauwelijks gespeeld. De respondent heeft naast de
smartphone geen objecten om games op te spelen (geen laptop, computer, Nintendo of internet). Er
wordt nauwelijks gebruik gemaakt van apps op de blackberry. Op de tv kijkt de gebruiker naar een
mix van informatie en ontspanning, zoals films, reality tv en MTV. De respondent luistert naar de
radio in de woonkamer ter informatie en ontspanning en luistert naar muziek via de smartphone in
allerlei verschillende contexten.
De gemiddelde ICT-gebruiker vertoont gelijkaardige resultaten op dit vlak. Op de blackberry wordt
echter wel gebruik gemaakt van apps, zoals msn, facebook en pingen. Voor apps wordt nooit betaald.
De respondent luistert vooral naar de radio in de slaapkamer en luistert naar muziek met de
smartphone op allerlei plaatsen.
De sterke ICT-gebruiker ten slotte, gebruikt ICT ook voor beide doeleinden, al vindt de respondent
doelgericht informatief gebruik het belangrijkst. “Ik gebruik internet voor een bepaald doel: om naar
het nieuws te kijken, informatie op te zoeken. Maar niet gewoon erachter zitten en niet weten waarmee
ik bezig ben.” Er worden soms games gespeeld op de vaste computer in de slaapkamer en op internet
wordt regelmatig naar filmpjes op youtube gekeken. Op televisie kijkt de respondent vaker naar
informatieve programma‟s, dan ontspanningsprogramma‟s. “Vooral nieuws. Wel als ik veel vrije tijd
over heb, bijvoorbeeld als ik klaar ben met wat ik nodig heb. Maar echt niet veel [over kijken naar
ontspannende programma‟s].” Wat betreft apps op de gsm, maakt de respondent gebruik van de basis,
zoals twitter en facebook. De respondent zou nooit betalen voor nieuwe apps. Ook de sterke ICT-
gebruiker luistert naar de radio, zowel in de woonkamer als in de slaapkamer en gebruikt zijn
smartphone om naar muziek te luisteren in verschillende contexten.
Geen enkele respondent ontkent het entertainmentaspect van ICT. De gematigde ICT-gebruiker heeft
minder mogelijkheden tot ontspannend gebruik, omwille van de gebrekkige persoonlijke toegang tot
internet, computer en laptop. De gemiddelde en sterke ICT-gebruiker maken bijgevolg meer gebruik
van internet ter ontspanning, maar blijken een evenwicht hier in te hebben gevonden. Wat betreft het
luisteren naar de radio en muziek via de smartphone zijn de resultaten voor de drie respondenten
gelijkaardig. Op tv wordt door de drie respondenten naast het nieuws ook nog gekeken naar
ontspanningsprogramma‟s, informatieve programma‟s, muziek en films. Hieruit kan afgeleid worden
dat er een behoefte is in het dagelijkse leven iets bij te leren, alsook om zich te ontspannen. Al valt wel
76
op dat vooral de gematigde en gemiddelde ICT-gebruiker ook hun ontspanning zoeken in het
optrekken met vrienden, na schooltijd en schoolwerk.
Theorie 2: Conceptuele zones van ICT-gebruik
Deze zones werden ontwikkeld door Guzman en Fabian (2009, pp. 23-34), waarbij de ICT-
ervaringswereld van adolescenten kan onderzocht worden.
1 Zone of technology perspectives
Deze zone verwijst naar het tastbare en concrete aspect dat ICT speelt in het leven van adolescenten.
Dit heeft dan betrekking op de collectieve erkenning en waardering van ICT in het dagelijkse leven.
Elke respondent geeft blijk van waardering van ICT in het dagelijkse leven en maakt er gebruik van.
Er is echter nog steeds een groep gematigde gebruikers die vooral analoge en traditionele
technologieën gebruikt, behalve wat betreft de blackberry. Internet bij de gematigde gebruiker is niet
onmisbaar, aangezien deze er alleen van gebruik maakt in een cybercafé, indien noodzakelijk voor
school. De waardering van andere technologieën, zoals de gsm, radio en televisie is wel vrij sterk.
Nieuwe digitale technologieën als iPod, tablet en iPhone worden niet of nauwelijks gebruikt door de
jongeren. Mp3-speler en digitale camera iets vaker, maar ook beperkt. Indien de respondenten konden
kiezen uit een lijst van technologieën welke drie te behouden, werd steevast gekozen voor internet,
gsm en computer of laptop.
2 Purpose-oriented zone of technology
In deze zone wordt analyse gedaan naar het bewustzijn en de appreciatie van technologie in het leven.
De gematigde ICT-gebruiker is zich bewust van de aanwezigheid van technologie in het dagelijkse
leven. Soms vindt de respondent het vervelend als het gebruik te prominent plaatsvindt. “Soms vind ik
het wel irritant als iemand de hele tijd met zijn gsm bezig is. Ook mijn ouders vinden het soms irritant
dat ik met mijn gsm bezig ben tijdens het eten enzo.” Games, radio, internet en computer zijn minder
betekenisvol in het leven van de respondent, dan de televisie en de gsm. Internet wordt enkel
geraadpleegd indien noodzakelijk voor school en is dus vooral een informatief medium. Tv wordt
naast informatief ook voor ontspanningsdoeleinden gebruikt. De respondent zou het niet echt
comfortabel vinden een dag zonder bepaalde technologieën, zoals de gsm en de televisie te moeten
doorbrengen, maar de dagelijkse gang van zaken zou er niet door beïnvloed worden.
Ook de gemiddelde ICT-gebruiker is zich sterk bewust van de aanwezigheid van ICT in het
dagelijkse leven en het nut ervan. “Het [ICT in het algemeen] is belangrijk om het te hebben. Iedereen
77
heeft het.” Toch moet nog tijd gemaakt worden voor andere zaken. “Ik ben er niet voortdurend mee
bezig! Ik doe ook andere dingen hoor.” De respondent vindt het belangrijker met vrienden buiten te
zijn na school, dan de hele avond op internet te surfen of naar de televisie te kijken. Dit wijst er op dat
de virtuele wereld minder dan de echte wereld wordt gewaardeerd. De respondent zou het dan ook niet
erg vinden een week zonder gsm, computer, televisie, gamen, internet of radio te moeten doorbrengen.
De sterke ICT-gebruiker ten slotte, is ervan overtuigd dat een dag doorbrengen zonder ICT, een dag
achteruitgaan is. Op de vraag of de respondent een week zonder gsm, computer, televisie, internet of
radio zou kunnen doorbrengen, antwoordt de respondent: “Je gaat een week achterblijven in alles wat
er gebeurt.” De respondent is zich dus sterk bewust van de informatieve functie, wat uitmondt in
appreciatie voor de aanwezigheid van technologie. De dagelijkse gang van zaken zou niet zijn zoals ze
is, zonder de aanwezigheid van technologie.
Alle respondenten zijn zich bewust van de aanwezigheid van ICT in het dagelijkse leven en dit wordt
sterk tot zeer sterk geapprecieerd (positieve attitude). Toch zijn kleine verschillen te vinden tussen de
gebruikers. Bij de gematigde ICT-gebruiker is ICT minder betekenisvol dan bij de andere
respondenten en meer aanvullend in het dagelijkse leven, dan overheersend. ICT is wel te missen in de
dagelijkse gang van zaken. ICT is betekenisvoller bij de gemiddelde gebruiker en meer aanwezig in
het dagelijkse leven, maar niet overheersend. ICT is wel te missen in de dagelijkse gang van zaken. De
sterke ICT-gebruiker is zich zeer bewust van de aanwezigheid en beschouwt dit als zeer betekenisvol.
Dit vertaalt zich in een sterke vertegenwoordiging van ICT in het dagelijkse leven en een inzicht in het
feit dat media (en dan vooral internet) zeer functioneel en productief kan zijn om op de hoogte te
blijven van allerlei zaken. Een dag zonder ICT is een dag achteruit gaan.
3 Zone of technnology power and efficacy
Deze zone slaat op de effectiviteit van technologiegebruik in het persoonlijke, informationele, sociale
en academische leven van de gebruikers. De gematigde ICT-gebruiker beschouwt de invloed van
ICT op het persoonlijk leven als redelijk groot, maar een dag zonder ICT is zeker niet erg. In de school
waarin de respondent zich bevindt, zijn een aantal computers beschikbaar, maar er wordt nauwelijks
gebruik van gemaakt. Op school wordt verboden ICT te gebruiken in de klas. Er wordt niet op internet
gesurft en het is verboden de gsm aan te leggen tijdens de lesuren. De laptop mag niet meegenomen
worden en er is bovendien geen televisie aanwezig in de school. Er zijn ook geen informaticalessen die
de leerling in staat stelt op een redelijk niveau met de computer te leren werken. De mogelijkheid om
digitale vaardigheden te verwerven, wordt hiermee ingeperkt. De respondent denkt wel dat leren
sneller zou gaan, moest er voldoende internet ter beschikking zijn, maar ziet dit niet snel gebeuren,
78
wegens het gebrek aan materiële hulpbronnen. Inkomen wordt hierbij als een belangrijke drempel
beschouwd.
De respondent vindt het belangrijk dagelijks op de hoogte te zijn van wat er in de wereld gebeurt en
volgt dan ook het nieuws via traditionele media als de radio en de televisie. Internet vervult vooral een
onderwijsfunctie, in die zin dat taken worden gemaakt met behulp van het medium, indien boeken niet
voldoen. Taken worden niet vaak op de computer gemaakt, hoewel dat de respondent dit efficiënter
werken vindt. “Het is natuurlijk zo dat een internetcafé geld kost. Dus ik doe dat alleen als het echt
nodig is. Als het niet echt nodig is, dan maak ik de taak thuis schriftelijk of stuur ik het door naar een
vriendin, om op de computer te typen als het echt getypt moet ingediend worden. Maar anders niet.”
Op sociaal vlak biedt ICT een sterke meerwaarde voor de respondent, in die zin dat via SMS of door te
bellen gemakkelijker contact kan opgenomen worden met het netwerk (en uiteraard ook buiten het
netwerk) en gemakkelijker contacten onderhouden kunnen worden. De respondent heeft een
facebookaccount, maar maakt daar niet dagelijks gebruik van. Ondanks dat ICT sociale contacten
helpt onderhouden, kan dit paradoxaal genoeg ook een aanslag veroorzaken op het sociaal leven. De
gematigde ICT-gebruiker heeft daar geen last van. De respondent heeft duidelijk grenzen. Er is geen
interesse in gamen en er is niet de mogelijkheid voortdurend op de computer te zitten, aangezien de
respondent er geen persoonlijk in het bezit heeft. Het leven buiten school, speelt zich dan ook niet
alleen af in de ICT-omgeving, maar ook buitenshuis.
De gemiddelde ICT-gebruiker ervaart ICT als een bron van verrijking in het persoonlijk leven, net
zoals de gematigde ICT-gebruiker. Op school kan de respondent geen gebruik maken van internet.
Aangezien er thuis internetverbinding is, wordt dit niet ervaren als een probleem. De respondent is
ervan overtuigd dat de aanwezigheid van computers en internet op school leren zou bevorderen, gezien
de snelheid waarmee informatie geraadpleegd kan worden (relatief voordeel). De respondent vindt wel
dat gebruikmaken van internet in de klas niet kan, enerzijds omdat de faciliteiten niet beschikbaar zijn
en anderzijds omdat er niet meer efficiënt gewerkt zou worden. Er worden geen informaticalessen
gegeven op de school en de respondent vindt dit ook niet nodig. Op school is geen televisie aanwezig.
Contacten worden onderhouden doormiddel van ICT. Facebook wordt aangeduid als handig medium
hiervoor. De respondent surft niet elke dag op internet. Als gesurft wordt, is het meestal in de
slaapkamer, waar ook een televisie beschikbaar is. Ondanks de opvallende aanwezigheid van ICT in
het dagelijkse leven, vindt de respondent het belangrijk ook buiten te zijn met vrienden. Dit wordt
volgens de respondent bevorderd door ICT. “Mijn sociaal leven wordt eigenlijk net beter door internet
enzo. Ik kan beter afspreken enzo.”
79
Ook de sterke ICT-gebruiker ervaart een positieve invloed van ICT in het persoonlijke,
academische, sociale en informationele leven. ICT bevordert het op de hoogte blijven van dagelijkse
gebeurtenissen, alsook de communicatie. De respondent zou graag het onderwijs zien evolueren naar
een ICT-omgeving. Leren zou sneller gaan, indien iedereen een laptop zou mogen meenemen naar
school, waar op dan gewerkt wordt, in de plaats van met pen en papier. Dit systeem zal echter nog
lang uitblijven volgens de respondent, vanwege het gebrek aan faciliteiten. Er zijn geen
informaticalessen op school, maar de respondent schaaft zich zelfstandig bij.
Sociaal contact vindt de respondent belangrijk, en hij heeft dan ook een facebook- en twitteraccount.
“Ik ga minder snel iemand vergeten als die ook facebook heeft, of als ik het e-mail adres heb. Je
verliest elkaar niet uit het oog en plots kan je terug afspreken met elkaar, zonder dat je er veel moeite
voor moet doen.” De respondent geeft aan veel op facebook te zitten, met een gemiddelde van drie uur
per dag. Echter, zoals reeds gezien, gebruikt de respondent niet alleen ICT ter ontspanning, maar
meestal met het doel iets bij te leren. Facebook is dan ook een medium dat kan aanliggen, zonder er
effectief mee bezig te zijn.
Alle respondenten ervaren ICT als positieve invloed op het persoonlijk leven. De gematigde gebruiker
weliswaar minder dan de gemiddelde en sterke gebruiker. Vooral de sterke gebruiker beschouwt
internet en computer als potentieel handige middelen om te leren op school, maar ziet deze evolutie er
niet snel aankomen, wegens het gebrek aan middelen. Informatica wordt in geen enkele school
gegeven en de gematigde en gemiddelde ICT-gebruiker zien daar het nut niet van in. De sterke
gebruiker wel, omdat bijblijven met ICT-ontwikkelingen de eigen toekomst positief zal beïnvloeden.
In het onderwijs worden geen inspanningen gedaan om competenties van ICT-gebruik te
optimaliseren. Dit kan te maken hebben met het cultureel systeem, wat bepaalt “what is worth doing or
having.” (De Long, 1997, p. 6). De meeste groepen jongeren (niet allemaal) in het Westen worden
geboren met ICT en het wordt geïncorporeerd in veel domeinen van het dagelijkse leven, inclusief het
onderwijs. Dit is minder zo in het onderwijs in Paramaribo, zowel wat betreft het aanleren van digitale
vaardigheden, als het gebruik van ICT als educatieve hulpmiddelen.
4 Zone of technology deficit
Naast de positieve effecten die ICT bijdragen, is het interessant na te gaan welke de frustraties en
beperkingen zijn die ICT-gebruik met zich kunnen meebrengen. Ondanks het feit dat de gematigde
ICT-gebruiker minder toegang heeft, bestaan hier weinig frustraties over. De belangrijkste drempel is
de kostprijs. Het gevolg is dat vooral gebruik wordt gemaakt van traditionele en analoge
technologieën. Een positief gevolg van het lage ICT-gebruik, is dat andere plichten en
verantwoordelijkheden nauwelijks worden ontlopen. De respondent geeft aan goed voor school te
80
kunnen werken. Sociale contacten zijn bovendien niet lager door mogelijk overdreven televisiekijken.
Sociale netwerksites worden niet als verslavend beschouwd. De drang om dagelijks in te loggen is
namelijk niet aanwezig. De respondent is zich niet bewust van de mogelijke gevaren die op internet
aanwezig zijn. Gamen lokt volgens de respondent geen agressief gedrag uit.
Bij de gemiddelde ICT-gebruiker worden evenmin frustraties ervaren. De respondent ervaart geen
verslavend effect, waardoor sociale contacten in het echte leven voldoende onderhouden blijven.
Bovendien lijden studies niet onder te veel tv kijken, op internet surfen of gamen. Gamen doet de
respondent in ieder geval bijna nauwelijks. “Ja, ik maak sowieso tijd voor mijn studies en mijn taken
kan ik beter maken met behulp van internet. Dus eigenlijk ervaar ik alleen positieve gevolgen voor
mijn studies.” Surfen op internet brengt geen gevaren met zich mee, maar wel het spelen van
gewelddadige spelletjes of het bekijken van gewelddadige televisie, aldus de respondent.
De sterke ICT-gebruiker ten slotte, kan zich moeilijk een leven voorstellen zonder ICT, vooral dan
wat betreft internet en de computer of laptop. De respondent ervaart geen frustraties over het gebruik.
In tegendeel, de inhoud die de technologie oplevert, zorgt ervoor dat er geëvolueerd kan worden. ICT-
gebruik is bovendien sterk bevorderlijk voor schoolprestaties. “Dat heeft niet echt [negatieve] invloed,
omdat mijn studies gemakkelijker verlopen door het gebruik van internet. Dus het heeft vooral een
positief effect dat ik ICT ter beschikking heb. De respondent ervaart wel meer dan de anderen dat
facebook verslavend kan werken. Er is bewustzijn over de gevaren die het internet met zich kan
meebrengen. Vooral het downloaden op bepaalde websites brengt risico‟s met zich mee. De gebruiker
denkt niet dat het bekijken van bepaalde programma‟s of films, of het spelen van bepaalde games
agressief gedrag kan uitlokken.
De respondenten ervaren ICT als positief in het leven en ondanks de verschillen in gebruik, zijn er
geen verschillen in mogelijke frustraties verbonden met dit gebruik of net gebrekkig gebruik. Geen
enkele respondent heeft het gevoel dat bepaalde plichten of verantwoordelijkheden ontlopen worden.
Ook worden geen negatieve invloeden ervaren op schoolprestaties als gevolg van overmatig
technologiegebruik. De studieperiode wordt met andere woorden niet ingekort door ICT-gebruik. Van
conflicten binnen het gezin over het gebruik van ICT is geen sprake.
Theorie 3: Mediageletterdheid
Paulussen, Vanwynsberghe en Verdeghem (n.d.) ontwikkelden een model dat de onderliggende items
van het concept mediageletterdheid weerspiegelt. Vier componenten zijn te onderscheiden, zijnde
socio-economische en demografische factoren, mediacompetenties, media gebruik en externe
variabelen.
81
Uit dit onderzoek bleek reeds dat er geen significante verschillen zijn tussen de clusters wat betreft
socio-economische en demografische factoren. Deze gegevens spreken eerder onderzoek tegen (zie
theoretisch kader), waarbij er wel significante verschillen gevonden werden tussen groepen ICT-
gebruikers, wat betreft factoren als geslacht, opleiding, beroep ouders (gelieerd aan inkomen en
studierichting).
Het is vanzelfsprekend dat mediageletterdheid afhangt van het mediagebruik. Het bezit en gebruik
kregen reeds uitgebreid aandacht in dit onderzoek, zowel algemeen bij jongeren tussen 14 en 18 in
Paramaribo, als specifiek voor elke cluster. In onderstaande tabel 7 wordt een korte samenvatting
gegeven van de verschillende clusters wat betreft het bezit van iedere technologie afzonderlijk.
Gemiddelde ICT-gebruiker Sterke ICT-gebruiker Gematigde ICT-gebruiker
Zeer hoog % radiobezit
Zeer hoog % analoge televisiebezit
Zeer laag % videorecorderbezit
Zeer hoog % DVD-spelerbezit
Laag % vaste telefoonbezit
Laag % vaste computerbezit
Gemiddeld tot hoog % laptopbezit
Hoog % internetbezit
Hoog % smartphonebezit
Laag % standaardgsmbezit
Gemiddeld tot laag % gamers
Laag % digitale camerabezit
Laag % mp3-spelerbezit
Verwaarloosbaar % iPod bezit
Geen tabletbezit
Verwaarloosbaar % iPhonebezit
Zeer hoog % radiobezit
Zeer hoog % analoge televisiebezit
Zeer laag % videorecorderbezit
Zeer hoog % DVD-spelerbezit
Laag % vaste telefoonbezit
Hoog % vaste computerbezit
Gemiddeld % laptopbezit
Zeer hoog % internetbezit
Hoog % smartphonebezit
Laag % standaardgsmbezit
Gemiddeld tot hoog % gamers
Laag % digitale camerabezit
Laag % mp3-spelerbezit
Verwaarloosbaar % iPod bezit
Geen tabletbezit
Verwaarloosbaar % iPhonebzit
Zeer hoog % radiobezit
Zeer hoog % analoge televisiebezit
Zeer laag % videorecorderbezit
Zeer hoog % DVD-spelerbezit
Laag % vaste telefoonbezit
Zeer laag % vaste computerbezit
Gemiddeld tot laag % laptopbezit
Gemiddeld % internetbezit
Hoog % smartphonebezit
Laag % standaardgsmbezit
Hoog % gamers
Laag % digitale camerabezit
Laag % mp3-spelerbezit
Verwaarloosbaar % iPod bezit
Geen tabletbezit
Verwaarloosbaar % iPhonebezit
Tabel 7: Percentage mediabezit per cluster
Om te peilen naar mediacompetenties van de verschillende types gebruikers, werd in de diepte-
interviews een lijst met activiteiten opgesomd, waarbij de respondent diende aan te geven in hoeverre
hij/zij de vaardigheden bezit deze uit te voeren. In onderstaande tabel 8 volgt een weergave van de
resultaten.
82
Activiteit Gemiddelde ICT-
gebruiker
Sterke ICT-
gebruiker
Gematigde ICT-
gebruiker
De trein- of busuren online opzoeken Nee Ja Nee
De weg zoeken op bv. Google Maps
of Mappy Ja Ja Nee
Online tickets bestellen Nee Ja Nee
Het weerbericht opzoeken Ja Ja Ja
Online een boek van de bib.
verlengen Nee Nee Nee
Een film downloaden Nee Ja Nee
Games downloaden Nee Ja Nee
Muziek downloaden Ja Ja Nee
Software downloaden Nee Ja Nee
Boeken, kranten of tijdschriften
downloaden Nee Nee Nee
Zich inschrijven op nieuwssites Nee Ja Nee
83
Filmpjes op bijvoorbeeld youtube
bekijken Nee Ja Nee
Een bericht plaatsen op een online
forum Nee Ja Nee
Uploaden van eigen filmpjes op
youtube Nee Ja Nee
Werken aan je eigen website Nee Nee Nee
Uploaden van eigen foto‟s op
facebook of netlog Ja Ja Nee
Een bericht posten op een
profielpagina van iemand anders Ja Ja Ja
Een groep of pagina aanmaken op
facebook of netlog Nee Ja nee
Privacysettings aanpassen op
facebook of netlog Nee Ja Ja
Werken in Word Ja Ja Ja
Werken in Access Nee Nee Nee
Werken in Excel Nee Ja Nee
Werken in PowerPoint Nee Ja Nee
84
Gebruik maken van skype Nee Nee Nee
Internetbankieren Nee Ja Nee
Informatie opzoeken via
zoekmachines als Google Ja Ja Ja
Het nieuws lezen op internet Nee Ja Nee
Chatten Ja Ja Ja
Aankopen van goederen op internet
bijvoorbeeld via e-bay Nee Nee Nee
Verkopen van goederen op internet,
bijvoorbeeld via e-bay Nee Nee Nee
Gamen over het internet Nee Ja Nee
Foto‟s nemen met gsm Ja Ja Ja
Video-opnames met gsm Ja Ja Ja
Tabel 8: Mediacompetenties per de cluster
Uit de peiling blijkt dat er grote verschillen bestaan tussen de drie respondenten wat betreft de
vaardigheden in het omgaan met ICT. De gematigde ICT-gebruiker, die zeer weinig gebruik maakt
van het internet, voert naast basiszaken op internet als chatten, een bericht plaatsen op facebook, het
weerbericht opzoeken, weinig meer uit. De respondent maakt niet echt actief deel uit van de virtuele
wereld en het is duidelijk dat de gebruiker eerder content consumeert, dan zelf actief content
85
produceert. Het gebruik van media wordt vooral beperkt tot televisiekijken, het luisteren naar de radio
en via de smartphone SMS‟en, bellen, het nemen van foto‟s en heel soms het spelen van een spelletje.
Als de persoon van internet gebruik maakt, is dit voor school en zal deze wel informatie kunnen
opzoeken via zoekmachines als Google. Toch wordt het boek verkozen boven het internet. Van
softwareprogramma‟s, behalve Word, heeft de respondent nauwelijks gehoord.
Ook bij de gemiddelde ICT-gebruiker valt op dat, ondanks de dagelijkse toegang tot de virtuele
wereld, er weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die deze te bieden heeft. De
gemiddelde ICT-gebruiker scoort iets beter dan de gematigde ICT-gebruiker op de verschillende
aspecten opgenomen in de tabel.
De sterke ICT-gebruiker daarentegen, scoort opvallend positiever. De gebruiker geeft blijk digitale
technologieën op een optimaal niveau te benutten en consumeert dan ook het meeste content via het
internet, een medium dat volgens de respondent meer dan de andere media te bieden heeft. Daarnaast
is de sterke gebruiker duidelijk een producent van content op het internet, zoals het uploaden van eigen
filmpjes op youtube en een groep aanmaken op facebook. Ook downloaden, nieuwsconsumptie, het
gebruik van softwareprogramma‟s en internetbankieren scoren positief. Dit wijst op een hoge mate
van digitale geletterdheid.
Het is duidelijk dat de andere twee respondenten niet zo ingesteld zijn en minder gebruik maken van
allerlei mogelijkheden (bvb downloaden, zich inschrijven op nieuwssites, …) die het internet te bieden
heeft. Bijgevolg kunnen de gematigde en gemiddelde ICT-gebruiker als minder digitaal geletterd
beschouwd worden, dan de sterke ICT-gebruiker. Dit ondanks dat iedereen ICT als betekenisvol
beschouwt in het dagelijkse leven, zowel wat betreft de informatiefunctie, de communicatiefunctie als
de onderwijsfunctie. Elk weliswaar op een verschillend niveau. Waarom de verschillende groepen zich
op een verschillend niveau bevinden wat betreft mate van ICT-gebruik, bezit en vaardigheden, is te
wijten aan factoren, zoals besproken onder 2.2.3. Analyse hiernaar vereist bijkomend onderzoek.
Externe variabelen zoals training, sociale steun en ouderlijke regulering, bepalen voor een groot stuk
mediageletterd. Ook hiernaar werd gepeild in de interviews. Uit de interviews blijkt dat het netwerk
vrienden rondom de respondent gebruik maakt van ICT en er dus hier geen enkele beperking uit kan
ontstaan. De beïnvloeding van mediageletterdheid wordt echter niet positief beïnvloed vanuit het
onderwijs. Van training is helemaal geen sprake. Er zijn geen informaticalessen op school en
leerlingen worden niet aangespoord internet te gebruiken. Er is geen televisie aanwezig, die als
educatief middel kan ingezet worden voor bepaalde lessen. Daarnaast is de capaciteit computers heel
beperkt, waardoor er nauwelijks gebruik wordt van gemaakt. Gevolg is dat er geen positieve effecten
vanuit het onderwijs ontstaan op vaardigheden en kennis voor omgang met ICT.
86
Uit onderzoek van Bauwens et al. (2009) bleek dat ouders een belangrijke rol spelen in het proces van
het verwerven van mediageletterdheid. Daarom werd gepeild naar de regulering van het mediagebruik
door ouders bij de drie respondenten. Uit de resultaten blijkt dat de ouders vrij onverschillig zijn over
de omgang van zoon of dochter met ICT. Er zijn nauwelijks regels wat betreft uren van ICT-gebruik
of de content die geconsumeerd wordt. De jongere dient zelf uit te maken welke content deze wil
consumeren en waar ICT gebruikt wordt. De ouders blijken geen angst te hebben wat betreft de
negatieve of positieve effecten die gepaard kunnen gaan met het ICT-gebruik, waardoor ook geen
regulering plaatsvindt. Het sterke gebruik van ICT wordt dus bij de sterke gebruiker in geen enkele zin
aan banden gelegd, alsook wordt het zwakke gebruik van de gematigde en gemiddelde gebruiker niet
gestimuleerd. Naar de reden waarom dit zo is kan verder onderzoek gevoerd worden. Onderwerpen
zoals televisiekijken, computerspelletjes spelen en telefoongebruik leiden niet tot discussie. Ouders
vinden het ook niet echt belangrijk dat zoon of dochter vaardigheden of kennis verwerft in de omgang
met ICT en stimuleert dat dan ook niet. Dit kan voor een groot stuk te maken hebben met het feit dat
bepaalde technologieën binnen het gezin en andere domeinen van het dagelijkse leven niet zo een
belangrijke plaats innemen, wat dan weer cultuurgebonden is en op zijn beurt dus afhangt van “what is
worth doing or having.” (De Long, 1997, p. 6).
87
Hoofdstuk 4: Conclusies, beperkingen en aanbevelingen
4.1 Conclusies
In deze verhandeling werd bij schoolgaande adolescenten tussen 14 en 18 jaar in Paramaribo inzicht
verworven in:
1 de frequentie, de context en de content van ICT-bezit- en gebruik
2 de al dan niet aanwezigheid van verschillende clusters ICT-gebruikers,
3 de rol en betekenis van ICT-gebruik naargelang segment.
Met deze analyses wordt het mogelijk maatregelen bij de doelgroep op maat te nemen wat betreft het
bijbrengen van kennis en vaardigheden van ICT-gebruik. Om dit alles te analyseren werden twee fasen
onderscheiden. In een eerste kwantitatieve fase werd aan de hand van een survey ingegaan op 1.
Vervolgens werd aan de hand van een K-means cluster analyse nagegaan of er al dan niet
verschillende profielen mediagebruikers kunnen worden onderscheiden, omdat uit de literatuur bleek
dat jongeren niet als één homogene groep mediagebruikers kunnen worden beschouwd. In een tweede
kwalitatief luik werd vervolgens aan de hand van semigestructureerde diepte-interviews ingegaan op
3.
Wat betreft de frequentie, de context en de content van ICT-bezit- en gebruik van de doelgroep in
het algemeen, viel op dat het bezit van radio, analoge televisie en gsm (vooral smartphone) heel hoog
ligt. De laptop en de computer zijn apart niet echt sterk vertegenwoordigd. Slechts de helft heeft een
vaste computer thuis en iets meer dan de helft een laptop. Toch blijkt de combinatie laptop en/of
computergebruik vrij hoog te liggen, waarbij dan slechts een groep van 16% uit de boot valt. Internet
is relatief sterk aanwezig in het huishouden, met een groep van 1/4 dat uit de boot valt. Nieuwe
digitale technologieën, zoals de digitale televisie, de tablet pc en de iPod zijn nauwelijks
geïntroduceerd in het leven van de jongeren, behoudens enkele uitzonderingen. De technologieën
hebben wel reeds de commodification fase bereikt in Paramaribo. De mp3-speler en de digitale camera
zijn beperkt opgenomen in het huishouden, maar betekenisvol hoger dan voorgaande digitale
technologieën. De reden voor de beperkte opname, is waarschijnlijk de sterke vertegenwoordiging van
de smartphone waarmee het onder andere mogelijk is zowel foto‟s te nemen, als naar muziek te
luisteren. Daarnaast is het relatief voordeel van de smartphone groter. De DVD-speler heeft reeds sterk
de videorecorder overgenomen in de huishoudens. Ook de gsm lijkt de vaste telefoon over te nemen,
gezien het beperkt aantal vaste telefoons aanwezig in de huishoudens. Ongeveer 60% van de jongeren
gamet.
De populairste plaatsen om gebruik te maken van de televisie, de radio, de computer, de laptop, het
internet en games zijn met voorsprong de woonkamer en de slaapkamer thuis. Het opvallend aantal
88
respondenten dat op zijn beurt aangeeft te surfen via hotspot, in het internetcafé of in de bibliotheek,
wijst er op dat technologie reeds losgetrokken werd van zijn huishoudelijke context. Ook de
smartphone biedt veel mogelijkheden bij de jongeren om op andere plaatsen op internet te surfen, te
gamen, … De schoolcontext blijkt volgens de resultaten helemaal geen ICT-omgeving te zijn, zowel
wat betreft het aanleren van vaardigheden, als wat betreft het gebruik van educatieve hulpmiddelen.
Het relatief hoge percentage dat gebruik maakt van ICT op zijn/haar kamer wijst op de aanwezigheid
van een slaapkamercultuur bij jongeren in Paramaribo. Toch moet er op gewezen worden dat media in
Paramaribo bij de jongeren ook nog sterk in de woonkamer wordt geconsumeerd. Bij meer dan de
helft van de respondenten staat de vaste computer in de woonkamer, alsook meer dan 80% van de
respondenten geeft aan onder andere in de woonkamer naar de televisie te kijken.
Wat de content per technologie betreft, kunnen we besluiten dat ICT in Paramaribo, net als in
Westerse landen, aan de convergentietrend onderhevig is. Dit betekent dat de grenzen tussen object en
content vervagen. Muziek wordt niet enkel beluisterd via de radio, maar ook via de gsm, het internet,
de vaste computer en de laptop in verschillende contexten, alsook omgekeerd wordt bijvoorbeeld niet
enkel de gsm gebruikt om te SMS‟en en te bellen, maar ook voor andere zaken, zoals muziek
beluisteren en op internet surfen. Uit al de resultaten valt bovendien een evenwichtige consumptie
ICT-gebruik op ter informatie, ter communicatie en ter ontspanning. Wat betreft internetgebruik valt
wel op dat er meer respondenten ter ontspanning gebruik maken van het medium, dan ter informatie.
Wat betreft de al dan niet aanwezigheid van verschillende clusters ICT-gebruikers, konden aan de
hand van een K-means cluster analyse drie segmenten ICT-gebruikers onderscheiden worden. De
clusters zijn gesegmenteerd op basis van vijf ordinale variabelen, zijnde de gemiddelde hoeveelheid
radiogebruik per week, de gemiddelde hoeveelheid televisiekijken per week, de gemiddelde
hoeveelheid laptopgebruik per week, de gemiddelde hoeveelheid vaste computergebruik per week, de
gemiddelde hoeveelheid internetgebruik per week en de gemiddelde hoeveelheid gamen per week.
Met deze segmentering, wordt de theorie bevestigd dat er niet zoiets bestaat als één homogene groep
digital natives. De profielen ICT-gebruikers werden als volgt geconceptualiseerd:
Cluster 1 = Gemiddelde ICT-gebruiker
Cluster 2 = Sterke ICT-gebruiker
Cluster 3 = Gematigde ICT-gebruiker
Profielen ICT-gebruikers
Om deze conceptualisering te toetsen, werden aan de hand van een Kruskal Wallis test de mean ranks
van bovenstaande segmentvariabelen tussen de clusters vergeleken. Er werd met andere woorden
nagegaan in hoeverre de clusterbenamingen overeenkomen met de mean ranks van de variabelen.
89
Enkel wat betreft de gemiddelde hoeveelheid radiogebruik (frequentie radiogebruik) werd geen
significant verschil gevonden tussen de clusters. Gamen is een vreemde eend in de bijt, en strookt niet
met de conceptualisering van de clusters, aangezien de gematigde ICT-gebruiker significant meer
gamet dan de gemiddelde ICT-gebruiker. De gemiddelde hoeveelheid vaste computergebruik en
laptopgebruik vertonen apart een andere trend, dan weergegeven in de conceptualisering, maar
samengenomen een gelijkaardige trend. De andere segmentvariabelen vertonen dezelfde trend, zoals
geconceptualiseerd werd door de clusterbenamingen.
Volledigheidshalve werden de clusters verder geprofileerd op basis van socio-economische en
demografische variabelen en variabelen die peilen naar de frequentie ICT-bezit. Deze variabelen
werden op een nominale schaal gemeten. De profilering gebeurde dus aan de hand van een Pearson
Chi-Square test voor elke variabele afzonderlijk. De profilering op basis van socio-economische en
demografische variabelen werd besproken aan de hand van de variabelen geslacht, opleiding,
leeftijd, etnisch culturele achtergrond, beroep vader en beroep moeder. Bij geen enkele van de
variabelen werden significante verschillen gevonden tussen de clusters. Deze bevinding strookt niet
met literatuur hierover, wat meteen een punt van discussie is in dit onderzoek. Menig onderzoek wordt
met deze resultaten tegengesproken. Voor de variabelen die peilen naar de frequentie ICT-bezit,
werden wat betreft radiobezit, analoge televisiebezit, videorecorderbezit, DVD-spelerbezit, digitale
camerabezit, mp3-spelerbezit, tabletbezit, iPhonebezit, smartphonebezit, standaardgsmbezit geen
significante verschillen gevonden tussen de clusters. Deze technologieën zijn met andere woorden
voor elke cluster gelijk vertegenwoordigd, omdat de kleine verschillen aan het toeval te wijten zijn.
Wel werden opvallend significante verschillen gevonden van frequentie vaste computerbezit,
frequentie laptopbezit, frequentie internetverbinding thuis en frequentie gamers.
Wat betreft vaste computerbezit, ligt het percentage heel laag (29,2%) bij de gematigde ICT-
gebruiker, terwijl het percentage laptopbezit gemiddeld tot laag (43,1%) is. De helft van de
respondenten heeft internetverbinding thuis. Een vreemd cijfer, is het percentage gamers, wat volgens
de resultaten bij de gematigde gebruiker hoog ligt (72,2%).
Binnen de groep gemiddelde ICT-gebruikers, bezit een significant hoger percentage een vaste
computer, maar dit percentage is nog steeds vrij laag (37,9%). Het percentage laptopbezit is gemiddeld
tot hoog (65,5%). Terwijl het percentage internetbezit bij de gematigde gebruiker laag was, zien we
dat dit bij de gemiddelde gebruiker hoog is (75,9%). Een gemiddeld tot laag percentage (46,6%) houdt
zich bezig met gamen.
90
Binnen de groep sterke ICT-gebruikers ten slotte, zien we hoog percentage vaste computerbezit
(80%), een gemiddeld percentage laptopbezit (57,1%) en een zeer hoog percentage internetbezit
(94,3%). Een gemiddeld tot hoog percentage houdt zich bezig met gamen (62,9%).
De conceptualisering gematigde, gemiddelde en sterke ICT-gebruiker klopt dus wat betreft bezit van
internetverbinding thuis en bezit van de vaste computer thuis. Het eigen laptopbezit is hoger bij de
gemiddelde ICT-gebruiker dan de sterke ICT-gebruiker, maar als de frequenties vaste computer- en
laptopbezit samengenomen worden, is er wel een overeenkomst met de clusteranalyse. Het percentage
gamers is vreemd, wat meteen een discussiepunt is.
Na voorgaand kwantitatief luik was het de bedoeling de rol en de betekenis van ICT-gebruik
naargelang segment uit te spitten. Als uitgangspunt werden hiervoor drie theorieën getoetst aan de
hand van interviewvragen, zijnde „the uses and gratification theory‟, „Conceptuele zones van ICT-
gebruik‟ en het concept „mediageletterdheid‟. De belangrijkste bevindingen worden onderstaand
summier weergegeven.
The uses and gratification theory gaat uit van een aantal motieven van mediagebruik. Vier belangrijke
noden staan centraal gelieerd aan mediagebruik, zijnde informatie, persoonlijke identiteit, de sociale
dimensie en entertainment.
Alle respondenten zijn met behulp van ICT op zoek naar informatie over dagelijkse gebeurtenissen en
het nieuws in het algemeen, gewoon uit algemene interesse. De manier waarop is echter sterk
verschillend. De gematigde ICT-gebruiker maakt minder gretig gebruik van internet als informatief
middel bij uitstek. Het gebrek aan informatie verworven via internet, wordt dan bijgestaan door
analoge en traditionele media, zoals radio, televisie of de krant. Het boek wordt gezien als een
goedkoop alternatief voor het net en daarom relatief voordeliger. Ook de gemiddelde ICT-gebruiker,
volgt het nieuws niet via het internet, maar via de televisie en de krant. De respondent schrijft zich al
zeker niet in op nieuwssites. Net zoals de gematigde ICT-gebruiker, surft de gemiddelde gebruiker
enkel naar informatieve websites, indien dit noodzakelijk is voor school. Hierin verschilt de sterke
ICT-gebruiker in grote mate van de gemiddelde en gematigde gebruikers, die wel optimaal gebruik
maakt van internet als informatief medium bij uitstek.
Respondenten vinden niet dat de eigen persoonlijke identiteit beïnvloed wordt of hoeft te worden
beïnvloed door het gebruik van technologie. Er is geen drang om zich sterk te profileren via sociale
netwerksites en het design van ICT wordt niet gepercipieerd als relatief voordelig voor de respondent,
in die zin dat het geen extra prestige oplevert. Extra geld betalen hiervoor is dan ook zinloos,
aangezien de bijkomende kosten de voordelen niet dekken. Daarnaast kan het toch zijn dat de
91
persoonlijke identiteit op minder bewust niveau beïnvloed wordt door ICT-gebruik, bijvoorbeeld door
het kijken naar bepaalde tv-programma‟s en het spelen van bepaalde games. Hiernaar kan verder
onderzoek gevoerd worden.
Tussen de respondenten bestaan subtiele verschillen wat betreft het medium dat gebruikt wordt voor
de sociale functie. Elke respondent gebruikt de smartphone om te communiceren. De gemiddelde en
sterke gebruiker maken daarbij nog eens gebruik van een vaste computer en/of laptop om via het
internet te communiceren. De gematigde gebruiker maakt bijna geen gebruik van het internet via de
smartphone, via de vaste computer of via de laptop om te communiceren. De veronderstelling is dat er
geen behoefte is om te betalen voor internet, aangezien communicatie evengoed kan via SMS en
omdat cybercafés te duur zijn.
Geen enkele respondent ontkent het entertainmentaspect dat ICT kan opleveren. De gematigde ICT-
gebruiker heeft minder mogelijkheden tot ontspannend gebruik, omwille van de gebrekkige
persoonlijke toegang tot internet, computer en laptop. De gemiddelde en sterke ICT-gebruikers maken
meer gebruik van internet ter ontspanning, maar blijken toch evenwicht te hebben gevonden in
informatief en ontspannend gebruik. Wat betreft het luisteren naar de radio en muziek via de
smartphone zijn de resultaten voor de drie respondenten gelijkaardig. Op tv wordt door de drie
respondenten naast het nieuws ook nog gekeken naar ontspanningsprogramma‟s, informatieve
programma‟s, muziek en films.
Vervolgens werden verschillende Conceptuele zones van technologiegebruik getoetst en besproken.
De eerste zone of technology perspectives gaat over de erkenning en waardering van ICT in het
dagelijkse leven. Elke respondent geeft blijk van waardering van ICT in het dagelijkse leven en maakt
er gebruik van. Er zijn wel subtiele verschillen tussen de clusters en tussen technologieën. Er is nog
steeds een groep gematigde gebruikers die vooral analoge en traditionele technologieën gebruikt,
behalve wat betreft de blackberry. Internet bij de gematigde gebruiker is niet onmisbaar, aangezien
deze er alleen van gebruik maakt in een cybercafé, indien noodzakelijk voor school. De waardering
van andere technologieën, zoals de gsm, radio en televisie is vrij sterk. Nieuwe digitale technologieën
als iPod, tablet en iPhone worden in elke cluster nauwelijks gebruikt. Mp3-speler en digitale camera
iets vaker, maar ook beperkt. Indien de respondenten konden kiezen uit een lijst van technologieën
welke drie te behouden, werd steevast gekozen voor internet, gsm en computer of laptop.
Met de purpose-oriented zone of technology werd het bewustzijn en de appreciatie van ICT in het
leven bevraagd. Elke respondent is zich bewust zijn van de aanwezigheid van ICT in het dagelijkse
leven en dit wordt sterk tot zeer sterk geapprecieerd (positieve attitude). Toch zijn ook hier kleine
verschillen te vinden tussen de gebruikers. Bij de gematigde ICT-gebruiker is ICT minder
92
betekenisvol dan bij de andere respondenten en meer aanvullend in het dagelijkse leven, dan
overheersend. ICT is wel te missen in de dagelijkse gang van zaken. ICT is betekenisvoller bij de
gemiddelde gebruiker en meer aanwezig in het dagelijkse leven, maar niet overheersend. ICT is wel te
missen in de dagelijkse gang van zaken. De sterke ICT-gebruiker is zich zeer bewust van de
aanwezigheid en beschouwt deze als zeer betekenisvol. Dit vertaalt zich in een sterke aanwezigheid
van ICT in het dagelijkse leven en een inzicht in het feit dat media, vooral internet, zeer functioneel en
productief kunnen zijn om op de hoogte te blijven van allerlei zaken. Een dag zonder ICT is een dag
achteruit gaan.
Met de zone of technology power and efficacy werd de effectiviteit van technologiegebruik in het
persoonlijke, informationele, sociale en academische leven van de gebruikers nagegaan. Alle
respondenten ervaren ICT als invloed op het persoonlijk leven. De gematigde gebruiker weliswaar
minder dan de gemiddelde en sterke gebruiker. De respondenten beschouwen internet en computer als
potentieel handige middelen om te leren op school, maar zien deze evolutie er niet snel aankomen,
wegens het gebrek aan middelen. Informatica wordt in geen enkele school gegeven en de gematigde
en gemiddelde ICT-gebruiker zien daar ook het nut niet van in. De sterke gebruiker ziet wel het nut in,
omdat bijblijven met ontwikkelingen de toekomst positief zal beïnvloeden. In het onderwijs wordt
geen steun waargenomen in het optimaliseren van de mogelijkheden van jongeren in het omgaan met
ICT en het beperken van tekortkomingen in competenties.
Met de zone of technology deficit werd nagegaan welke frustraties er met ICT-gebruik gepaard gaan.
De respondenten ervaren ICT als positief in het leven en ondanks de verschillen in gebruik, zijn er
geen verschillen in mogelijke frustraties verbonden met dit gebruik of net gebrekkig gebruik. Geen
enkele respondent heeft het gevoel dat bepaalde plichten of verantwoordelijkheden ontlopen worden.
Daarnaast wordt geen negatieve invloed op schoolprestaties waargenomen. De studieperiode wordt
met andere woorden niet ingekort door ICT-gebruik. Van conflicten binnen het gezin over het gebruik
van ICT is geen sprake.
Ten slotte werd het concept mediageletterdheid getoetst aan de hand van de interviews. Vier
onderliggende items weerspiegelen het concept mediageletterdheid, zijnde socio-economische en
demografische factoren, mediacompetenties, mediagebruik en externe variabelen. De socio-
economische en demografische factoren en het mediagebruik werden reeds besproken. Wat betreft
mediacompetenties blijkt dat de gematigde ICT-gebruiker naast basiszaken op internet als chatten,
een bericht plaatsen op facebook, het weerbericht opzoeken, iets opzoeken op Google, weinig meer
uitvoert. De respondent maakt niet echt actief deel uit van de virtuele wereld en het is duidelijk dat de
gebruiker eerder content consumeert dan zelf actief content produceert. Het gebruik van media wordt
vooral beperkt tot televisiekijken, het luisteren naar de radio en via de smartphone SMS‟en, bellen, het
93
nemen van foto‟s en heel soms het spelen van een spelletje. Van softwareprogramma‟s, behalve Word,
heeft de respondent nauwelijks gehoord. Ook bij de gemiddelde ICT-gebruiker valt op dat, ondanks de
dagelijkse toegang tot de virtuele wereld, er weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die
deze te bieden heeft. De gemiddelde ICT-gebruiker scoort iets beter dan de gematigde ICT-gebruiker
op de verschillende aspecten opgenomen in tabel 8. De sterke ICT-gebruiker daarentegen, scoort
opvallend positiever. Deze gebruiker geeft blijk digitale technologieën op een optimaal niveau te
benutten en consumeert dan ook het meeste content via het internet, een medium dat volgens de
respondent meer dan de andere media te bieden heeft. Daarnaast is de sterke gebruiker duidelijk een
producent van content op het internet, zoals het uploaden van eigen filmpjes op youtube en een groep
aanmaken op facebook. Ook downloaden, nieuwsconsumptie, het gebruik van softwareprogramma‟s
en internetbankieren scoren positief. In bijkomend onderzoek kan diepere analyse gedaan worden naar
de reden waarom er verschillen zijn in vaardigheden tussen deze types gebruikers.
Onder externe variabelen vallen training, sociale steun en ouderlijke regulering. Uit de interviews
blijkt dat het netwerk vrienden rondom de respondent gebruik maakt van ICT en er dus hier geen
enkele beperking uit kan ontstaan. De beïnvloeding van mediageletterdheid wordt echter niet positief
beïnvloed vanuit het onderwijs. Er zijn geen informaticalessen op school en leerlingen worden niet
aangespoord internet te gebruiken. Er is geen televisie aanwezig, die als educatief middel kan ingezet
worden voor bepaalde lessen. Daarnaast is de capaciteit computers heel beperkt, waardoor er
nauwelijks gebruik wordt van gemaakt. Gevolg is dat er geen positieve effecten vanuit het onderwijs
ontstaan op vaardigheden en kennis voor omgang met ICT. Uit onderzoek blijkt dat ouders een
belangrijke rol spelen in het proces van het verwerven van mediageletterdheid. Bij de drie
respondenten blijkt dat de ouders vrij onverschillig zijn over de omgang van zoon of dochter met ICT.
Er zijn nauwelijks regels wat betreft uren van ICT-gebruik of de content die geconsumeerd wordt in
deze leeftijdsgroep. Ouders vinden het ook niet echt belangrijk dat zoon of dochter vaardigheden of
kennis verwerft in de omgang met ICT en stimuleert dat dan ook niet. Het sterke gebruik van ICT
wordt dus bij de sterke gebruiker in geen enkele zin aan banden gelegd, alsook wordt het zwakke
gebruik van de gematigde en gemiddelde gebruiker niet gestimuleerd.
94
4.2 Beperkingen en aanbevelingen
Resultaten kunnen dienen als kader om verder te werken aan het uitbouwen van een goede ICT-
infrastructuur bij jongeren in Paramaribo. Binnen het profiel van de gematigde en gemiddelde ICT-
gebruiker, bezit een vrij groot percentage geen vaste computer, laptop en internetverbinding thuis.
Digitale vaardigheden zijn bijgevolg beperkt. Een selectie van deze jongeren in de scholen en het
organiseren van projecten gericht op deze jongeren (zoals ICT-lessen) kan hun vaardigheden
opkrikken. Stapsgewijs kunnen op die manier beperkingen op het vlak van ICT doorbroken worden.
Een discussiepunt in dit onderzoek is dat de socio-economische en demografische factoren niet
significant van elkaar verschillen tussen de clusters, waarmee menig onderzoek niet overeenkomt.
Hiernaar kan bijkomend onderzoek gevoerd worden. Indien variabelen worden gevonden op basis
waarvan de clusters significant van elkaar verschillen, wordt identificatie van de adolescenten die
behoren tot de verschillende profielen eenvoudiger. Op die manier kunnen doelgerichter ICT-
trainingen opgezet worden die rekening houden met de verschillen in mediageletterdheid.
Daarnaast kan dieperliggende analyse gevoerd worden naar de factoren die de rol en betekenis van
ICT in de leefwereld van de jongere, deeluitmakend van een bepaalde cluster, bepalen, zoals
weergegeven onder 2.2.3. Waarom maakt de gematigde ICT-gebruiker meer gebruik van analoge
media om op de hoogte te blijven van de actualiteit dan de sterke ICT-gebruiker? Waarom is de
gematigde gebruiker minder actief in de virtuele wereld dan de sterke gebruiker? Waarom ziet de
sterke ICT-gebruiker wel het nut in van informaticalessen op school en de gematigde en gemiddelde
ICT-gebruiker minder?
De beïnvloeding van mediageletterdheid wordt niet positief beïnvloed vanuit het onderwijs. Er zijn
geen informaticalessen op school en leerlingen worden niet aangespoord internet te gebruiken.
Daarnaast wordt geen gebruik gemaakt van educatieve hulpmiddelen in de vorm van ICT. Met welke
factoren heeft dit te maken?
Uit de interviews blijkt dat de ouders onverschillig zijn over de omgang van zoon of dochter met ICT.
Er zijn nauwelijks regels wat betreft uren van ICT-gebruik of de content die geconsumeerd wordt
binnen de leeftijdsgroep. Ouders vinden het ook niet echt belangrijk dat zoon of dochter vaardigheden
of kennis verwerft in de omgang met ICT en stimuleert dat dan ook niet. Hoe kan dit verklaard
worden?
De belangrijkste beperkingen van dit onderzoek, zijn de beperkingen die voortvloeien uit de
onderzoeksmethode van het kwalitatieve luik, namelijk het kwalitatieve diepte-interview. De
95
belangrijkste vraag die hierbij kan gesteld worden, is in hoeverre de conclusies van de resultaten per
cluster kunnen doorgetrokken worden. Wat is met andere woorden de reikwijdte voor de
onderzoeksconclusies binnen elke cluster? Verdere analyse kan generaliseerbaarheid bevorderen,
indien data overeenkomen met huidige resultaten. Vandaar de aanbeveling voor verder onderzoek en
verdere vergelijking. Daardoor kan een nog vollediger en gedetailleerder beeld ontstaan, waardoor
beter kan ingewerkt worden op beperkingen in ICT-gebruik bij de verschillende profielen. Dat is
namelijk de hoofddoelstelling van dit soort onderzoek, wat idealiter zou moeten resulteren in het
stapsgewijs dichten van de digitale kloof, één van de belangrijkste relevanties waarvan in dit
onderzoek vertrokken werd.
96
Bibliografie
Ajzen, I. (1985). From intentions to actions: a theory of planned behavior. Heidenberg: Springer.
Bauwens, J., Pauwels, C., Lobet-Maris, C., Poullet, Y., & Walrave, M. (2009). Cyberteens, cyberrisks,
cybertools - Tieners en ICT, risico's en opportuniteiten. Cyberteens, cyberrisks, cybertools - Les
teenagers et les TIC,risques et opportunités. Gent: Academia Press.
Billiet, J. & Waege, H. (red.). 2006. Een samenleving onderzocht. Methoden van het sociaal-
wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck Uitgeverij.
Billon, M., Marco, R. & Lera-Lopez, F. (2009). Disparities in ICT adoption: a multidimensional
approach to study the cross-country digital divide. Telecommunications policy. 33(10), 596-610.
Biltereyst, D. (2011). Internationale communicatie. Gent: Academia Press.
Braak, J., van Houtte, M., Sinnaeye, I. & Tondeur, J. (2010). ICT as cultural capital: The relationship
between socioeconomic status and the computer-use profile of young people. New media & society.
13(1), 151-168.
Brotcorne, P., Mertens, L. & Valenduc, G. (2009). Offline jongeren en de digitale kloof. Over het
risico op ongelijkheden bij “digital natives”, 2008. Brussel: POD Maatschappelijke integratie, cel
digitale kloof.
Caruso, J., Salaway, G., Smith, S. & Katz, R. (2009). The ECAR study of undergraduate students and
information technology, 2009 (9). Wisconsin-Madison: Educause Center for Applied Research.
Castells, M. (1996). The Rise of the network society. Cambridge, MA: Blackwell.
CIA. (2012). South-America: Suriname. Geraadpleegd op 4 maart 2012 op het World Wide Web:
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/ns.html
Chorianopoulos, K., Livaditi, J., Lougos, C. & Vassilopoulou, K. (2008). Needs and gratifications for
interactive TV applications: implications for designers. 1-9.
Courtois, C., De Marez, L., Mechant, P. & Paulussen, S. (2011). The triple articulation of media
technologies in teenage media consumption. New media & society. 14(3), 1-20.
97
Courtois, C., De Marez, L. & Schuurman, D. (2011). New media adoption and usage among Flemish
youngsters. Telematics and informatics. 28(2), 77-85.
Davis, F. (1989). Perceived usefulness, perceived ease of use, and user acceptance of information
technology. MIS Quarterly, 13(3), 319-340.
Dalgarno, B., Judd, T., Kennedy, G. & Waycott, J. (2010). Beyond natives and immigrants: exploring
types of net generation students. Journal of computer assisted learning. 26(5), 332-343.
Deklerck, J., Siongers, J. & Vettenburg, N. (2009). Jongeren binnenstebuiten. Thema‟s uit het
jongerenleven onderzocht. Leuven: Acco.
De Long, D. (1997). Building the knowledge-based organization: How culture drives knowledge
behaviors, 1997. The Ernst & Young Center for Business Innovation.
De Pelsmacker, P. & Van Kenhovre, P. (2007). Martkonderzoek. Methoden en toepassingen. (2th ed.).
Amsterdam: Pearson Education.
DiMaggio, P. & Hargittai, E. (2001). From the „digital divide‟ to „digital inequality‟: Studying internet
use as penetration increases, 2001 (15). Princeton: Center for Arts and Cultural Policy Studies.
DiMaggio, P., Hargittai, E. & Robinson, J. (2003). New social survey perspectives on the digital
divide. IT & Society. 1(5), 1-22.
Dixon, S. & Weber, S. (2007). Growing up online: Young people and digital technologies. New York:
Palgrave Machimillan.
Doolaege, B. & Verleye, G. (2002). Nieuwe communicatietechnologie in Vlaanderen. Een
doorlichting. Gent: Academia Press.
Encyclo. (2012). Referentiegroepen. Geraadpleegd op 4 maart 2012 op het World Wide Web:
http://www.encyclo.nl/begrip/referentiegroepen
Ernest, J. & Wilson (III.). (2004). The information revolution and developing countries. Cambridge:
The MIT Press.
98
Fishbein, M. & Ajzen, I. (1975). Belief, attitude, intention and behavior: an introduction to theory and
research. London: Addison-Wesley.
Friedl, J. & Tkalac, A. (2011). Media preferences of digital natives‟ internal communication: A pilot
study. Public relations review. 37(1), 84-86.
Gebremichael, M. & Jackson, J. (2006). Bridging the gap in Sub-Saharan Africa: a holistic look at
information poverty and the region‟s digital divide. Government information quarterly. 23(2), 267-
280.
Greenstein, S. (1998). To have and to have not [techno-haves and have-nots]. IEE Micro. 18(1), 76-84.
Guzman, A. & Fabian, B. (2009). A triad of Filipino adolescents‟ zones of lived experiences of
information and communications technology (ICT). Educational research for policy and practice.
8(1), 23-34.
Haddon, L. (2006). The contribution of domestication research to in-home computing and media
consumption. The information society: an international journal. 22(4), 195-203.
Hameed, T. (2008). ICT as an enabler of socio-economic development. 305-732.
Hasebrink, U., Livingstone, S. & Haddon, L. (2008). Comparing children‟s online opportunities and
risks across Europe: Cross-national comparisons for EU kids online. London: EU Kids Online.
Holmes, J. (2011). Cyberkids or devided generations? Characterizing young people‟s internet use in
the UK with generic, continuum or typological models. New media and society. 13(7), 1104-1122.
Huizingh, E. (2010). Inleiding SPSS 18.0. Voor IBM SPSS statistics en data collecation author. (10th
ed.). Den Haag: Sdu Uitgevers bv.
Jones, C. & Ramanau, R. (2009). Collaboration and the net generation: the changing characteristics
of first year university students. Geraadpleegd op 4 maart 2012 op het World Wide Web:
http://ltee.org/uploads/cscl2009/paper158.pdf
Lawes, C., Svenson, N. & Zimmermann, R. (2012). Carribean human development report 2012.
Human development and the shift to better citizen security, 2011-2012. New York: United Nations
Development Programme.
99
Lewis, P., Saunders, M. & Thornhill, A. (2004). Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdam:
Pearson Education.
Livingstone, S. (2007). Strategies of parental regulation in the media-rich home. Computers in human
behavior. 23(3), 920-941.
Luiijf, D. (2000). De kwetsbaarheid van de ICT infrastructuur en de gevolgen voor de
informatiesamenleving, 2000. Amsterdam: Kwetsbaarheid Informatienetwerken.
Magidson, J. & Vermunt, J. (2002). Latent class models for clustering: a comparison with K-means.
Canadian journal of marketing research. 20, 37-44.
Mc Quail, D. (1994). Mass communication theory. (3th ed.) London: SAGE Publications ltd.
Paulussen, S., Vanwynsberghe, H. & Verdegem, P. (n.d.). Towards a conceptual framework for media
literacy in a social media culture. Gent: User Empowerment in a Social Media Culture (EMCOS)
Porteman, F. (2010). Het beslissingsproces bij aankoop digitale televisie. Thesis, Gent, Vakgroep
Communicatiewetenschappen.
Stewart, J. (2007). Local experts in the domestication of information and communication technologies.
Information, Communication & Society. 10(4), 547-569.
St-Hilaire, A. (2010). Ethnicity, assimilation and nation in plural Suriname. Ethnic and racial studies.
24(6), 998-1019.
Van Audenhove, L. (2001). De informatiesamenleving in Zuid-Afrika. Een historische analyse van het
informatie- en communicatietechnologiebeleid van de Zuid-Afrikaanse overheid tijdens de eerste
democratische legislatuur (1994-1999). Proefschrift, Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen.
Van den Broeck, W., Pierson, J. & Pauwels, C. (2004). Does interactive television imply new uses? A
Flemish case study, 2004. Brussel: Studies on Media, Information and Telecommunication (SMIT).
Van Dijk, L., De Haan, J. & Rijken, S. (2000). Digitalisering van de leefwereld. Een onderzoek naar
informatie- en communicatietechnologie en sociale ongelijkheid, 2000. Den Haag: Sociaal en
Cultureel Planbureau.
100
Veen, W. & Jacobs, F.(2005). Leren van jongeren; Een literatuuronderzoek naar nieuwe geletterdheid.
Surf onderwijsreeks, 2005. Utrecht: Stichting SURF.
Verdegem, P. (2009). De digitale kloof en/in e-government: uitdagingen voor de overheid in de
informatiemaatschappij. Proefschrift, Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen.
101
Bijlagen
Bijlage 1: Survey
Introductie
Mijn naam is Guillaume Tuytschaever. In België studeer ik Communicatiewetenschappen aan de
Universiteit Gent. Voor mijn thesis (masterproef) doe ik onderzoek naar ICT-gebruik bij schoolgaande
jongeren tussen de 14 en 18 jaar. Concreet gaat het over hoe vaak je gebruik maakt van ICT en de rol
en betekenis ervan in het leven van jongeren. Onder ICT kan gsm, computer, telefoon, televisie,
games, radio, … begrepen worden.
In het volgende deel van het onderzoek worden interviews afgenomen die peilen naar de rol en
betekenis die ICT inneemt in het leven van jongeren. Als je als vrijwilliger wil deelnemen aan een
interview, vragen wij je uw naam in te vullen. Het spreekt voor zich dat de vragenlijsten ANONIEM
verwerkt worden. Ook de interviews achteraf worden volstrekt ANONIEM verwerkt. Indien je door
mij geïnterviewd wil worden, maak je kans op een filmticket.
o Ik geef me op als vrijwilliger voor een interview.
Naam: ………………………………………………………………………………..
o Ik geef me niet op als vrijwilliger voor een interview.
Toelichting
De vragen zijn gemakkelijk in te vullen. Lees de vraag aandachtig, alvorens een antwoord te geven.
ALTIJD ZIJN MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK, behalve bij de opties ja of nee!!! Als je
een bepaalde technologie niet herkent, vul dan bij het titeltje in “ik ken dit niet”. Het invullen van de
vragenlijst duurt 15 minuten. Als je klaar bent met het invullen van de vragenlijst, mag je deze
vooraan in het lokaal bij mij of de leerkracht afgeven.
102
Achtergrond
Leeftijd (in jaren): ………………………………………………………jaar
oud
Geslacht: O Vrouw O Man
Welke opleiding volg je? O lbgo O lto O lno
O ets O ebo O vwo
O havo O hbo O mulo
Mijn studiejaar: ………………………………………………………
Naam school: ………………………………………………………
Beroep vader: O Arbeider O Bediende O Zelfstandige
O Kaderlid O Werkzoekend O Werkloos
O Andere
Beroep moeder: O Arbeider O Bediende O Zelfstandige
O Kaderlid O Werkzoekend O Werkloos
O Andere
Nationaliteit: ………………….....................................
Etnisch culturele achtergrond: O Hindoestaan O Creool O Marron
O Javaan O Andere
103
Radio
1 Bezit je een radio thuis? O Ja O Nee
2 Hoeveel radio‟s bezit je? O 1 O 2 O 3 of meer
3 Waar luister je naar de radio? O Woonkamer thuis
O Slaapkamer thuis
O Keuken thuis
O Op school
O Bibliotheek
O Vereniging of VZW
O Andere
4 Hoeveel luister je gemiddeld naar de radio?
O Bijna nooit
O Wekelijks minder dan 7 uur
O Wekelijks tussen de 8 en 14 uur
O Wekelijks tussen de 15 en 21 uur
O Wekelijks tussen de 22 en 28 uur
O Wekelijks meer dan 28 uur
5 Ik luister naar de radio ter O Informatie
O Ontspanning
O Informatie en ontspanning
Analoge televisie (dit is een gewone televisie, die niet digitaal is)
6 Bezit je een analoge televisie thuis? O Ja O Nee
7 Hoeveel analoge televisies heb je thuis? O 1 O 2 O 3 of meer
8 Waar kijk je naar de analoge televisie? O Woonkamer thuis
O Slaapkamer thuis
O Keuken thuis
O Op school
O Bibliotheek
O Vereniging of VZW
O Andere
104
9 Hoeveel kijk je gemiddeld naar de analoge televisie?
O Bijna nooit
O Wekelijks minder dan 7 uur
O Wekelijks tussen de 8 en 14 uur
O Wekelijks tussen de 15 en 21 uur
O Wekelijks tussen de 22 en 28 uur
O Wekelijks meer dan 28 uur
10 Naar wat kijk je op de analoge televisie? O Series O Reality tv
O Nieuws O Films
O Documentaires O Tekenfilms
O Praatprogramma‟s O Muziek
O Talkshows O Andere
Digitale televisie
11 Weet je wat een digitale televisie is? O Ja O Nee
12 Bezit je een digitale televisie thuis? O Ja O Nee
13 Hoeveel digitale televisies heb je thuis? O 1 O 2 O 3 of meer
14 Waar kijk je naar een digitale televisie? O Woonkamer thuis
O Slaapkamer thuis
O Keuken thuis
O Op school
O Bibliotheek
O Vereniging of VZW
O Andere
15 Hoeveel kijk je gemiddeld naar de digitale televisie?
O Bijna nooit
O Wekelijks minder dan 7 uur
O Wekelijks tussen de 8 en 14 uur
O Wekelijks tussen de 15 en 21 uur
O Wekelijks tussen de 22 en 28 uur
O Wekelijks meer dan 28 uur
105
16 Naar wat kijk je op de digitale televisie? O Series O Reality tv
O Nieuws O Films
O Documentaires O Tekenfilms
O Praatprogramma‟s O Muziek
O Talkshows O Andere
Videorecorder
17 Bezit je een videorecorder thuis? O Ja O Nee
DVD-speler
18 Bezit je een DVD-speler thuis? O Ja O Nee
Vaste telefonie
19 Bezit je een vaste telefoon thuis? O Ja O Nee
20 Hoeveel vaste telefoons bezit je thuis? O 1 O 2 O 3 of meer
21 Waar bezit je een vaste telefoon? O Woonkamer thuis
O Slaapkamer thuis
O Keuken thuis
O Andere
Vaste Computer: (gewone vaste computer, NIET LAPTOP)
22 Bezit je een vaste computer thuis? O Ja O Nee
23 Hoeveel vaste computers heb je thuis? O 1 O 2 O 3 of meer
24 Waar gebruik je een vaste computer? O Woonkamer thuis
O Slaapkamer thuis
O Keuken thuis
O Op school
O Bibliotheek
O Vereniging of VZW
O Andere
25 Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van een vaste computer?
O Bijna nooit
O Wekelijks minder dan 7 uur
O Wekelijks tussen de 8 en 14 uur
O Wekelijks tussen de 15 en 21 uur
106
O Wekelijks tussen de 22 en 28 uur
O Wekelijks meer dan 28 uur
26 Waarvoor gebruik je een vaste computer? O E-mail
O Muziek beluisteren
O Films bekijken
O Op internet surfen
O Gaming
O Werken voor school
O Andere
Draagbare Computer: Laptop
27 Bezit je een eigen laptop thuis? O Ja O Nee
28 Hoeveel eigen laptops heb je thuis? O 1 O 2 O 3 of meer
29 Waar gebruik je de laptop? O Woonkamer thuis
O Slaapkamer thuis
O Keuken thuis
O Op school
O Bibliotheek
O Vereniging of VZW
O Andere
30 Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van de laptop?
O Nooit
O Wekelijks minder dan 7 uur
O Wekelijks tussen de 8 en 14 uur
O Wekelijks tussen de 15 en 21 uur
O Wekelijks tussen de 22 en 28 uur
O Wekelijks meer dan 28 uur
31 Waarvoor gebruik je de laptop? O E-mail
O Muziek beluisteren
O Films bekijken
O Op internet surfen
O Gaming
O Werken voor school
O Andere
Tablet (vb. Apple iPad, Samsung Galaxy Tab)
107
32 Weet je wat een tablet is? O Ja O Nee
33 Bezit je een tablet thuis? O Ja O Nee
34 Waar gebruik je een tablet? O Woonkamer thuis
O Slaapkamer thuis
O Keuken thuis
O Op school
O Bibliotheek
O Vereniging of VZW
O Andere
35 Waarvoor gebruik je een tablet? O E-mail
O Muziek beluisteren
O Films bekijken
O Op internet surfen
O Gaming
O Werken voor school
O Andere
36 Wat is de gemiddelde hoeveelheid tabletgebruik per week?
O Nooit
O Wekelijks minder dan 7 uur
O Wekelijks tussen de 7 en 14 uur
O Wekelijks tussen de 14 en 21 uur
O Wekelijks tussen de 21 en 28 uur
O Wekelijks meer dan 28 uur
Internetverbinding
37 Heb je internetverbinding thuis? O Ja O Nee
38 Waar maak je gebruik van het internet? O Woonkamer thuis
O Slaapkamer thuis
O Keuken thuis
O Op school
O Bibliotheek
O Vereniging of VZW
O Internetcafé
O Hotspot
O Andere
39 Hoeveel maak je gemiddeld gebruik van het internet?
O Nooit
108
O Wekelijks minder dan 7 uur
O Wekelijks tussen de 7 en 14 uur
O Wekelijks tussen de 14 en 21 uur
O Wekelijks tussen de 21 en 28 uur
O Wekelijks meer dan 28 uur
40 Waarvoor gebruik je het internet?
O E-mailen
O Telefoneren over het internet via bijvoorbeeld skype
O Chatten
O Het bekijken van filmpjes, bijvoorbeeld op youtube
O Zelf uploaden van filmpjes, foto‟s, muziek of tekst
O Het spelen van spelletjes/games over het internet met anderen
O Sociale netwerksites (facebook, twitter, …)
O Videogesprekken houden via webcam
O Films downloaden
O Muziek downloaden
O Games downloaden
O Boeken, tijdschriften of kranten downloaden
O Internetbankieren
O Deelnemen aan online discussiefora
O Het zoeken naar informatie over goederen en diensten
O Software downloaden
O Gratis lezen van nieuws, dagbladen of tijdschriften
O Zich inschrijven op een nieuwssite om nieuwsberichten te ontvangen.
O Verkoop van goederen en/of diensten, bijvoorbeeld via e-bay
O Aankopen van goederen en/of diensten, bijvoorbeeld via e-bay
O Het internet raadplegen met de bedoeling iets te leren
O Het luisteren naar web radio en/of kijken naar web televisie
O SMS
O Werken voor school
O Andere
Gsm
41 Heb je een gsm? O Ja O Nee
42 Welk soort gsm heb je? O Standaard-gsm (een gewone basis gsm)
Aantal: O 1 O 2 O 3 of meer
109
O iPhone
Aantal: O 1 O 2 O 3 of meer
O Smartphone
Aantal O 1 O 2 O 3 of meer
43 Waarvoor gebruik je uw gsm?
O Bellen O Surfen op internet
O SMS‟en O Muziek beluisteren
O GPS O Agenda
O Foto‟s nemen O E-mail
O Video-opnames O MMS
O MP3 O Chatten
O Games O TV/Video bekijken
O Apps O Andere
Spelconsoles
44 Speel je games? O Ja O Nee
45 Hoeveel game je gemiddeld? O Bijna nooit
O Wekelijks minder dan 7 uur
O Wekelijks tussen de 7 en 14 uur
O Wekelijks tussen de 14 en 21 uur
O Wekelijks tussen de 21 en 28 uur
O Wekelijks meer dan 28 uur
46 Waar speel je games? O Woonkamer thuis
O Slaapkamer thuis
O Keuken thuis
O Op school
O Bibliotheek
O Vereniging of VZW
O Internetcafé
O Hotspot
O Andere
Digitale camera
47 Bezit je een digitale camera? O Ja O Nee
mp3-speler
48 Bezit je een MP3 speler? O Ja O Nee
110
iPod
49 Bezit je een IPod? O Ja O Nee
Hartelijk bedankt voor uw medewerking,
Guillaume Tuytschaever
111
Bijlage 2: K-means clusteranalyse
Final Cluster Centers
Cluster
1 2 3
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid radiogebruik
per week?
3,64 3,76 3,21
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid (analoge)
televisiekijken per week
3,66 3,87 2,74
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid
laptopgebruik per week?
2,47 2,35 1,68
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid
internetgebruik per
week?
3,45 4,90 2,63
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid gamen per
week?
1,74 2,40 2,47
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid (vaste)
computergebruik per
week?
1,83 4,61 2,15
112
ANOVA
Cluster Error F sig. =
Mean Square df Mean Square df
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid radiogebruik
per week?
5,866 2 1,920 197 3,056 ,049
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid (analoge)
televisiekijken per week
25,534 2 1,639 197 15,577 ,000
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid (vaste)
computergebruik per week?
156,269 2 ,762 197 204,987 ,000
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid laptopgebruik
per week?
82,310 2 ,972 197 84,640 ,000
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid internetgebruik
per week?
58,240 2 1,196 197 48,715 ,000
Wat is de gemiddelde
hoeveelheid gamen per
week?
10,045 2 1,542 197 6,512 ,002
The F tests should be used only for descriptive purposes because the clusters have been chosen to maximize the
differences among cases in different clusters. The observed significance levels are not corrected for this and thus
cannot be interpreted as tests of the hypothesis that the cluster means are equal.
Cluster Number of Case
Frequency Percent Valid Percent Cumulative
Percent
Valid
1 58 29,0 29,0 29,0
2 70 35,0 35,0 64,0
3 72 36,0 36,0 100,0
Total 200 100,0 100,0
113
Bijlage 3: kwalitatieve diepte-interviews
Interview gematigde gebruiker
Guillaume: Ok, mijn eerste vraag is: Gebruik je media om op de hoogte te blijven van dagelijkse
gebeurtenissen om je heen? Dat kan dan gaan om: „Op de hoogte worden gehouden van weetjes via
facebook.‟, „Kijken naar foto‟s van vrienden.‟, „Sturen van SMS‟jes naar vrienden om te vragen wat ze
aan het doen zijn.‟, „Chatten met vrienden.‟, „E-mailen‟, „Sms‟en met ouders om bijvoorbeeld te
vragen wanneer ze thuiskomen of wanneer het eten klaar is.‟, enzoverder.
Gematigde gebruiker: Eum, ja dat wel, dat doe ik allemaal.
Guillaume: Heb je een gsm?
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: En je stuurt vak berichten om te vragen aan vrienden wat ze aan het doen zijn?
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Heb je een blackberry?
Gematigde gebruiker: Nee, gewoon een gewone gsm.
Guillaume: Ok, heb je internet thuis?
Gematigde gebruiker: Nee, dat niet
Guillaume: Gebruik je soms internet in de bibliotheek of surf je niet echt op internet?
Gematigde gebruiker: Ik surf niet echt vaak op internet.
Guillaume: Heb je facebook?
Gematigde gebruiker: Ja.
Guillaume: Zit je vaak op facebook?
Gematigde gebruiker: Nee, niet echt nee. Ik vind dat de laatste tijd een beetje saai.
Guillaume: Ok, vraag 2 dan: Vind je het belangrijk om informatie over jezelf door te kunnen geven
aan vrienden via ICT? Dat gaat dan over:„Sms‟jes sturen naar vrienden over wat je aan het doen bent.‟,
„Statusupdate zetten op facebook.‟, „Foto‟s plaatsen op facebook.‟, „Chatten met vrienden over wat je
aan het doen bent.‟, enzoverder.
Gematigde gebruiker: Ja toch wel ja.
114
Guillaume: En zet je soms een status op facebook over wat je aan het doen bent?
Gematigde gebruiker: Ja soms wel, maar echt niet veel.
Guillaume: Plaats je soms foto‟s op facebook?
Gematigde gebruiker: Ja, maar ook niet veel
Guillaume: Chatten met vrienden over wat je aan het doen bent?
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Gebruik je media om het nieuws te volgen? Zoja: Doe je dit dagelijks 1 keer, meerdere
keren, wekelijks, … Dan gaat dit over „nieuws via internet, vb. nieuwsfora‟, „nieuws via de radio‟,
„nieuws via gsm‟ en „nieuws op tv‟.
Gematigde gebruiker: Ja, om op de hoogte te zijn van alles wat in het land gebeurt en in de wereld.
Dit gebeurt vooral via televisie en de radio
Guillaume: En die televisie, staat die in de woonkamer of in de slaapkamer?
Gematigde gebruiker: In de woonkamer thuis.
Guillaume: Heb je een laptop en vaste computer thuis?
Gematigde gebruiker: Neen geen van beide.
Guillaume: Maar dat mis je niet echt, omdat je op school computer hebt en in de bibliotheek?
Gematigde gebruiker: Inderdaad
Guillaume: Waar surf je dan op internet?
Gematigde gebruiker: Meer gewoon in een cybercafé.
Guillaume: En kijk je daar soms op nieuwssites?
Gematigde gebruiker: Soms, maar ik zoek meer informatie op voor school voor werkstukken. En het
nieuws bekijk ik vooral op tv.
Guillaume: En game je daar soms?
Gematigde gebruiker: Neen, dat niet, soms wel op mijn gsm of Nintendo, maar niet veel. Eenvoudige
spelletjes zoals snake.
115
Guillaume: Gebruik je internet om informatie op te zoeken? Zoals bijvoorbeeld op websites als
Wikipedia, Imdb, National Geographic, Animal planet, Discorvery, Online encyclopedieën, Google
als zoekmachine, enzoverder?
Gematigde gebruiker: Nee, eigenlijk niet. Alleen als het moet voor huiswerk.
Guillaume: Zoek je op school dingen op internet op?
Gematigde gebruiker: Neen
Guillaume: Kijk je op tv naar het nieuws, documentaires, praatprogramma‟s?
Gematigde gebruiker: Ja vooral dat.
Guillaume: Gebruik je ICT voor school om informatie op te zoeken?
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Dus als je een taak krijgt, ga je naar het cybercafé en zoek je informatie op? Of ga je
eerder naar de bibliotheek om een boek op te zoeken?
Gematigde gebruiker: Beiden, eigenlijk. Eerst kijk ik of er een boek is en als ik geen informatie genoeg
heb, dan zoek ik een boek.
Guillaume: Stel dat je uw gsm niet op zak hebt, heb je dan het gevoel dat er iets ontbreekt?
Gematigde gebruiker: Een beetje.
Guillaume: Vind je het belangrijk om een mooie gsm te hebben?
Gematigde gebruiker: Ja, maar niet superbelangrijk voor mij persoonlijk.
Guillaume: En vind je het design van uw computer of televisie belangrijk?
Gematigde gebruiker: Neen, dat niet.
Guillaume: Voel je jezelf goed bij het gebruik van ICT. Vind je bijvoorbeeld dat je te veel tv kijkt, of
heb je geen enkel probleem met je ICT-gebruik?
Gematigde gebruiker: Neen, echt niet.
Guillaume: Hoeveel uur denk je dat je gemiddeld per dag tv kijkt?
Gematigde gebruiker: Als ik thuiskom kijk ik toch wel veel tv.
116
Guillaume: Vind je dat ICT een belangrijke rol vervult in je leven? Zou je met andere woorden nog
zonder computer, internet, televisie, gsm kunnen leven?
Gematigde gebruiker: Dat zou moeilijk zijn. Iedereen heeft een gsm, we zijn het gewoon om elkaar zo
te bereiken.
Guillaume: Vind je het belangrijk van jezelf om mooie foto‟s te hebben?
Gematigde gebruiker: Ja (lacht)
Guillaume: Zet je weleens een statusupdate op facebook?
Gematigde gebruiker: Ja, maar niet zo vaak.
Guillaume: Mis je soms geen internet thuis?
Gematigde gebruiker: Ja, soms wel. Het gaat gemakkelijker om taken te maken als je onmiddellijk
internet hebt. Ik moet speciaal naar een internetcafé.
Guillaume: Hoe spreek je af met uw vrienden? Via gsm, chat, e-mail, telefoneren?
Gematigde gebruiker: Meer bellen met mijn gsm of SMS‟en.
Guillaume: Denk je dat je gemakkelijker contact houdt met vrienden doormiddel van ICT? Of maakt
dat niet echt verschil.
Gematigde gebruiker: Ja, want we spreken gemakkelijker af, door SMS.
Guillaume: Stuur je veel SMS‟jes, kan je een schatting maken?
Gematigde gebruiker: Misschien 15 SMS‟jes per dag ongeveer.
Guillaume: Voel je je door het gebruik van ICT minder eenzaam?
Gematigde gebruiker: Ja, want je vrienden sturen je soms een berichtje, bellen je soms eens.
Guillaume: Kan je gemakkelijker praten over je gevoelens via internet die je in het echt moeilijker zou
kunnen verwoorden?
Gematigde gebruiker: Liever face-to-face wanneer het over gevoelens gaat.
Guillaume: Geef je gemakkelijk je e-mail adres en gsm-nummer aan iemand of vind je dat je die
persoon eerst goed moet kennen.
Gematigde gebruiker: Ik moet de andere persoon natuurlijk eerst kennen vooraleer ik mijn gegevens
geef.
117
Guillaume: Kan je een aantal zaken opsommen die plezier opleveren door het gebruik van ICT.
Gematigde gebruiker: Beide eigenlijk, zowel informatie opzoeken als ontspanning.
Guillaume: Wat vind je van deze stelling: ik gebruik internet vooral omdat het leuk is.
Gematigde gebruiker: Ik vind het belangrijker om informatie op te zoeken dan dat het een leuk
medium is.
Guillaume: Speel je games.
Gematigde gebruiker: Heel soms
Guillaume: Op wat speel je games?
Gematigde gebruiker: Heel soms een spelletje op mijn gsm
Guillaume: Waar game je?
Gematigde gebruiker: Thuis
Guillaume: Bekijk je graag filmpjes op internet, zoals op youtube?
Gematigde gebruiker: Neen, nooit.
Guillaume: Bekijk je vaak films, tekenfilms, reality tv, …
Gematigde gebruiker: Ja, bijvoorbeeld MTV. Maar ook naar nieuws enzo.
Guillaume: Maak je gebruik van amusante apps op uw gsm?
Gematigde gebruiker: Neen
Guillaume: Moest je vier technologieën kunnen kiezen uit een lijst. Welke zou je willen behouden.
Dus stel je krijgt een lijst van ICTs. Welke behoud je? Welke selecteer je?
Gematigde gebruiker: Laptop, computer, gsm en internet.
Guillaume: Ben jij jezelf er bewust van dat technologie aanwezig is in je dagelijkse leven?
Gematigde gebruiker: Ja, zeker! We maken er voortdurend gebruik van.
Guillaume: Vind je het leuk dat ICT in je dagelijkse leven voortdurend aanwezig is.
Gematigde gebruiker: Ja, soms vind ik het wel irritant als iemand de hele tijd met zijn gsm bezig is.
Ook mijn ouders vinden het soms irritant dat ik met mijn gsm bezig ben tijdens het eten enzo.
118
Guillaume: Zou je het erg vinden een week zonder gsm, televisie, gamen, internet, radio te moeten
doorbrengen.
Gematigde gebruiker: Games en radio zou ik niet zo erg vinden. Maar een gsm, televisie en internet
zijn toch belangrijk om te hebben. Televisie is belangrijk om het nieuws te volgen.
Guillaume: En denk je dat al uw leeftijdgenootjes het nieuws volgen?
Gematigde gebruiker: De meesten niet!
Guillaume: Wat vind je van de stelling: op school mag men eisen van ons dat we met een computer
kunnen werken.
Gematigde gebruiker: Neen dat vind ik niet. Niet iedereen kan zich een computer permitteren.
Guillaume: En denk je dat er leerlingen zijn die nog niet met een computer kunnen werken.
Gematigde gebruiker: Ja, verschillende leerlingen. Niet iedereen kan het zich permitteren een
computer te kopen.
Guillaume: Denk je dat je sneller zou leren op school moest er meer met internet en computer gewerkt
worden?
Gematigde gebruiker: Ja, ik denk dat uiteindelijk wel, maar het probleem is een beetje dat niet
iedereen het geld heeft om een computer te kopen. Dus die personen worden al uitgesloten. Het is een
beetje lastig om dit verplicht te maken denk ik. Misschien in de toekomst.
Guillaume: Vind je het belangrijk dat iedereen met een computer en internet kan werken.
Gematigde gebruiker: Zo goed als mogelijk wel. Maar ik kan begrijpen dat mensen minder goed met
een computer kunnen werken, omdat ze niet de mogelijkheid hebben.
Guillaume: Vind je dat iedereen bereikbaar moet zijn met zijn gsm?
Gematigde gebruiker: Ja, dat wel, een gsm is goedkoop. Ik denk ook wel dat de meesten een gsm
hebben, sowieso.
Guillaume: Heeft ICT een gunstige invloed op uw persoonlijk leven? Hierbij denken we aan
tijdsbesparing, gemakkelijker communiceren, gemakkelijker afspreken, gemakkelijker taken voor
school maken, sneller informatie vinden, …
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Als je een taak moet maken voor school, doe je dat dan in Word?
119
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Maak je op school gebruik van internet, computers?
Gematigde gebruiker: Soms, maar niet veel. Ikzelf ga nooit op de computer op school. Ik ga naar een
cybercafé.
Guillaume: Maken leerkrachten gebruik van e-mail om te communiceren?
Gematigde gebruiker: Neen dat doen leerkrachten nooit.
Guillaume: Zou je willen dat er meer met internet en e-mail gecommuniceerd wordt door leerkrachten
naar leerlingen toe?
Gematigde gebruiker: Nee, want ik heb zelf geen computer of laptop.
Guillaume: Zou je willen dat er meer gebruik wordt gemaakt van internet in de klas?
Persoon A: Ja, eigenlijk wel ja, maar op dit moment zie ik het nog niet komen.
Guillaume: Denk je dat je sneller zou leren moest meer ICT-gebruikt worden in een klas?
Gematigde gebruiker: Ik denk het wel ja, maar het is nog niet mogelijk voor iedereen om internet te
hebben, dus ik denk wel dat dit nog een tijdje zal duren.
Guillaume: En denk je dat er een reden is waarom er nog geen computergebruik of internetgebruik is
in de klas?
Guillaume: Krijg je informaticalessen?
Gematigde gebruiker:Neen
Guillaume: Mag je tijdens de lessen uw gsm aanleggen, SMS‟en.
Gematigde gebruiker: Neen
Guillaume: Is er een televisie aanwezig op school?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Vind je dat ICT sociale contacten bevordert? In die zin dat je gemakkelijker afspreekt met
vrienden, je gemakkelijker in contact blijft met mensen na een avond stappen, je gemakkelijk contact
houdt met mensen die je bijna nooit meer ziet.
Gematigde gebruiker:.Ja sowieso
120
Guillaume: Hoe spreek je af met vrienden: SMS, E-mail, Chatten, Telefoneren, Pingen, Langsgaan,
facebookchat, …
Gematigde gebruiker: Meestal telefoneren, SMS‟en of op school afspreken
Guillaume: Gebruik je facebook, twitter, netlog?
Gematigde gebruiker: facebook
Guillaume: Helpt dit je sociale contacten te onderhouden?
Gematigde gebruiker: Jazeker
Guillaume: Denk je dat je sociaal leven te lijden heeft onder ICT-gebruik? Denk je bijvoorbeeld dat je
meer op je kamer zit om op internet te surfen, tv te kijken, te gamen en minder in de woonkamer.
Gematigde gebruiker: Ik kijk niet naar tv op mijn kamer, maar in de woonkamer, samen met mijn
ouders. Gamen doe ik niet zoveel. Dus mijn sociaal leven heeft daar niet echt onder te lijden.
Guillaume: Vind je dat ICT meer informatie kan bieden dan boeken, tijdschriften ?
Gematigde gebruiker: Eerder internet.
Guillaume: En maak je dan meer gebruik van internet dan boeken?
Gematigde gebruiker: Eigenlijk beiden. Eerst zoek ik iets op op internet, en als ik daar iets niet vind,
zoek ik dit op in een boek.
Guillaume: Stel, je wil snel een telefoonnummer van iemand vinden, zoek je dit dan op in de
telefoonboek of op internet?
Gematigde gebruiker: Telefoonboek
Guillaume: Stel, je wil snel een verklaring voor een woord vinden, zoek je dit dan op in een
woordenboek of op internet?
Gematigde gebruiker: Woordenboek, want ik heb niet direct internet ter beschikking thuis.
Guillaume: Wat vind je van de stelling: ICT zorgt ervoor dat we efficiënter aan taken kunnen werken?
Gematigde gebruiker: Eum, nja het zorgt er wel voor dat we snel informatie vinden. Maar ik gebruik
niet voor iedere taak internet.
Guillaume: Vind je het eenvoudiger en efficiënter om huiswerk op de computer te maken?
Gematigde gebruiker: Toch wel ja. Het gaat gewoon sneller.
121
Guillaume: En maak je er dan altijd gebruik van?
Gematigde gebruiker: Het is natuurlijk zo dat een internetcafé geld kost. Dus ik doe dat alleen als het
echt nodig is. Als het niet echt nodig is, dan maak ik de taak thuis schriftelijk of stuur ik het door naar
een vriendin, om op de computer te typen als het echt getypt moet ingediend worden. Maar anders
niet.
Guillaume: Vind je dat er nadelen verbonden zijn aan de snelle evolutie van ICT?
Gematigde gebruiker: Nadelen toch wel een paar. Soms is het frustrerend dat ik geen internet thuis
heb, want dan hoef je niet naar het cybercafé te gaan als je echt iets op internet moet opzoeken.
Guillaume: Vind je het frustrerend dat iedereen zoveel met zijn gsm bezig is?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Vind je ICT duur?
Gematigde gebruiker: Ja, dat toch wel.
Guillaume: Denk je dat bepaalde activiteiten thuis blijven liggen, doordat je te veel tv kijkt, op internet
surft, gaat gamen?
Gematigde gebruiker: Niet echt hoor.
Guillaume: Lijden uw studies onder het feit dat je te veel tv kijkt, te veel op internet surft, te veel met
je gsm bezig bent of denk je dat dit geen enkele invloed heeft?
Gematigde gebruiker: Neen, want als ik naar tv kijk is het meestal een interessant programma. En op
internet surfen doe ik thuis nooit, want ik heb geen internet. Dus voor mij geen probleem.
Guillaume: Vind je facebook verslavend? En denk je dat dit invloed heeft op uw prestaties?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Denk je dat op internet surfen bepaalde gevaren met zich kan meebrengen?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Denk je dat het spelen van gewelddadige games kan leiden tot gewelddadig gedrag in het
echte leven?
Gematigde gebruiker: Dat denk ik niet.
122
Guillaume: Onderstaand geef ik een lijstje van activiteiten weer die je kan uitvoeren door middel van
ICT. Geef aan in hoeverre je de vaardigheden bezit:
Guillaume: De trein- of busuren online opzoeken?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: De weg zoeken op bv. Google Maps of Mappy?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Online tickets bestellen?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Het weerbericht opzoeken?
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Online een boek van de bib verlengen?
Gematigde gebruiker:Nee
Guillaume: Een film downloaden?
Gematigde gebruiker:Nee
Guillaume: Games downloaden?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Muziek downloaden?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Software downloaden
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Boeken, kranten of tijdschriften downloaden
Gematigde gebruiker:Nee
Guillaume: Zich inschrijven op nieuwssites
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Filmpjes op youtube bekijken?
123
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Een bericht plaatsen op een online forum?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Uploaden van eigen filmpjes op YouTube?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Werken aan je eigen website?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Uploaden van eigen foto's op bv. facebook of netlog?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Een bericht posten op de profielpagina van iemand ander?
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Een groep of pagina aanmaken op facebook of netlog?
Gematigde gebruiker: Soms ja
Guillaume: Privacysettings aanpassen op bv. facebook of netlog?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Werken in Word?
Gematigde gebruiker: Ja, soms
Guillaume: Werken in Access?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Werken in Excel?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Werken met powerpoint?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Werken met grafische programma‟s als paint?
124
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Gebruik maken van skype?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Internetbankieren?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Chatten
Gematigde gebruiker:Ja
Guillaume: Aankopen van goederen op internet, bijvoorbeeld via e-bay
Gematigde gebruiker:Nee
Guillaume: Verkopen van goederen op internet, bijvoorbeeld via e-bay
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Gamen over het internet
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Foto‟s nemen met gsm
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Video-opnames met gsm
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Word je getraind of gestimuleerd op school om media op een goeie manier te gebruiken?
Gematigde gebruiker: Ja, we worden wel soms aangemoedigd, maar helemaal niet verplicht.
Guillaume: Krijg je les via internet?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Sturen leerkrachten mails naar jullie?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Wordt gewerkt via powerpoint, word, access, Excel?
125
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Wat vinden je vrienden van je mediagebruik?
Gematigde gebruiker: Leuk, daar hebben ze niets op aan te merken
Guillaume: Hebben vrienden internet, gsm, facebook, televisie, …
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Sturen vrienden veel SMS‟jes?
Gematigde gebruiker: Ja wel vaak. Iedere dag toch wel hoor.
Guillaume: Bellen vrienden veel?
Gematigde gebruiker: Ja, toch wel vaak
Guillaume: Sturen vrienden veel mails naar je?
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Zijn er regels over je gsm-gebruik?
Gematigde gebruiker: Nee, maar ze willen wel niet dat ik thuis tijdens het eten ofzo mijn gsm-gebruik.
Guillaume: Zijn er regels over hoeveel SMS‟jes je stuurt of hoeveel je belt?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Moet je zelf uw gsm rekening betalen?
Gematigde gebruiker: Nee
Guillaume: Mag je altijd kijken naar televisie of zijn er regels?
Gematigde gebruiker: Ja, na een bepaald uur moet ik gaan slapen, en mag ik geen tv meer kijken. Ik
mag ook niet te veel tv kijken. Soms vinden mijn ouders dat ik te veel tv kijk. Ze willen wel dat ik mijn
les leer enzo. Tijdens de examens bijvoorbeeld mag ik niet te veel tv kijken. Ook bepaalde films mag ik
niet bekijken.
Guillaume: Heb je een televisie op uw kamer of woonkamer?
Gematigde gebruiker: Woonkamer
Guillaume: Mag je naar alles kijken wat je wil op televisie?
126
Gematigde gebruiker: Neen, meer wat mijn ouders bekijken.
Guillaume: Mag je luisteren naar alles wat je wil op de radio?
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Mag je gamen wanneer je wil?
Gematigde gebruiker: Ik game bijna nooit
Guillaume: Mag je nieuwe gsm kopen wanneer je wil?
Gematigde gebruiker: Ja
Guillaume: Moet je dit zelf betalen?
Gematigde gebruiker: Nee
Interview gemiddelde gebruiker
Guillaume: Ok, mijn eerste vraag is: Gebruik je media om op de hoogte te blijven van dagelijkse
gebeurtenissen om je heen? Dat kan dan gaan om: „Op de hoogte worden gehouden van weetjes via
facebook.‟, „Kijken naar foto‟s van vrienden.‟, „Sturen van SMS‟jes naar vrienden om te vragen wat ze
aan het doen zijn.‟, „Chatten met vrienden.‟, „E-mailen‟, „Sms‟en met ouders om bijvoorbeeld te
vragen wanneer ze thuiskomen of wanneer het eten klaar is.‟, enzoverder.
Gemiddelde gebruiker: Ja, dag doe ik toch allemaal dagelijks. Ik gebruik facebook ongeveer iedere
dag, SMS‟en doe ik ook dagelijks, e-mailen en chatten ook.
Guillaume: Heb je Internet thuis?
Gemiddelde gebruiker: Neen, maar ik heb wel een USB Edge Model, waarmee ik bijna overal op
internet kan, dusja.
Guillaume: Ok, en ga je soms naar een internetcafé of bibliotheek om op internet te surfen?
Gemiddelde gebruiker: Neen, dat is niet nodig.
Guillaume: En je stuurt vaak berichten om te vragen aan vrienden wat ze aan het doen zijn?
Gemiddelde gebruiker: Niet echt SMS‟jes, meer pingen.
Guillaume: Heb je een blackberry?
127
Gemiddelde gebruiker: Ja, zoals bijna iedereen.
Guillaume: Heb je facebook?
Gemiddelde gebruiker: Ja
Guillaume: Zit je vaak op facebook?
Gemiddelde gebruiker: Ja, toch wel iedere dag een paar keer.
Guillaume: Ok, vraag 2 dan: Vind je het belangrijk om informatie over jezelf door te kunnen geven
aan vrienden via ICT? Dat gaat dan over:„Sms‟jes sturen naar vrienden over wat je aan het doen bent.‟,
„Statusupdate zetten op facebook.‟, „Foto‟s plaatsen op facebook.‟, „Chatten met vrienden over wat je
aan het doen bent.‟, enzoverder.
Gemiddelde gebruiker: Soms zet ik wel een status op facebook. Foto‟s plaatsen doe ik niet veel, maar
chatten doe ik wel altijd als ik op facebook zit.
Guillaume: En wat met SMS‟en?
Gemiddelde gebruiker: Neen dat doe ik niet. Eerder pinnen met mijn blackberry.
Guillaume: Gebruik je media om het nieuws te volgen? Zoja: Doe je dit dagelijks 1 keer, meerdere
keren, wekelijks, … Dan gaat dit over „nieuws via internet, vb. nieuwsfora‟, „nieuws via de radio‟,
„nieuws via gsm‟ en „nieuws op tv‟.
Gemiddelde gebruiker: Ja, soms kijk ik naar het nieuws op televisie.
Guillaume: En zoek je soms het nieuws op via internet?
Gemiddelde gebruiker: Nee, niet echt, soms op tv of in de krant.
Guillaume: En luister je naar het nieuws op de radio?
Gemiddelde gebruiker: Ik luister niet echt naar de radio, dusja.
Guillaume: Gebruik je internet om informatie op te zoeken? Zoals bijvoorbeeld op websites als
Wikipedia, Imdb, National Geographic, Animal planet, Discorvery, Online encyclopedieën, Google
als zoekmachine, enzoverder?
Gemiddelde gebruiker: Ja, als ik een taak moet maken of een verslag moet maken doe ik dit wel, ja.
Guillaume: Kijk je op tv naar het nieuws, documentaires, praatprogramma‟s?
Gemiddelde gebruiker: Naar documentaires wel, praatprogramma‟s soms, maar niet veel.
128
Guillaume: Als je naar tv kijkt, kijk je dan op uw kamer of in de woonkamer?
Gemiddelde gebruiker: In de woonkamer meestal.
Guillaume: En op uw laptop?
Gemiddelde gebruiker: Meer in de slaapkamer denk ik, ja.
Guillaume: Stel dat je uw gsm niet op zak hebt, heb je dan het gevoel dat er iets ontbreekt?
Gemiddelde gebruiker: Ja (lacht). Ja, als ik mij niet bereikbaar voel, voel ik mij niet zo gemakkelijk.
Guillaume: Vind je het belangrijk om een mooie gsm te hebben?
Gemiddelde gebruiker: Zolang als het werkt is het goed voor mij, het hoeft niet goed te zijn.
Guillaume: En vind je het design van uw computer of televisie belangrijk?
Gemiddelde gebruiker: Ik heb wel een flatscreen op mijn kamer, maar ik vind dat eigenlijk niet echt
belangrijk. Zolang ik tv kan kijken ben ik blij.
Guillaume: Voel je jezelf goed bij het gebruik van ICT. Vind je bijvoorbeeld dat je te veel tv kijkt, of
heb je geen enkel probleem met je ICT-gebruik?
Gemiddelde gebruiker: Ja, natuurlijk. Je zoekt veel sneller iets op en je maakt gemakkelijker contact
met een vriend of vriendin, zonder te veel tijd te verliezen.
Guillaume: Vind je dat ICT een belangrijke rol vervult in je leven? Zou je met andere woorden nog
zonder computer, internet, televisie, gsm kunnen leven?
Gemiddelde gebruiker: Ja, ik denk van wel hoor.
Guillaume: Zeker?
Gemiddelde gebruiker: Ja, als het moet moet het.
Guillaume: Vind je het belangrijk van jezelf om mooie foto‟s te hebben?
Gemiddelde gebruiker: Ja, toch wel. Dat is toch leuk als je mooie foto‟s van jezelf hebt die je aan
vrienden kan tonen?
Guillaume: Ok, Zet je weleens een statusupdate op facebook?
Gemiddelde gebruiker: Ja, maar niet zo heel vaak hoor.
Guillaume: Hoe spreek je af met uw vrienden? Via gsm, chat, e-mail, telefoneren?
129
Gemiddelde gebruiker: Meestal doe ik gewoon chatten of pingen toch? Ja dat doe ik.
Guillaume: Denk je dat je gemakkelijker contact houdt met vrienden doormiddel van ICT? Of maakt
dat niet echt verschil.
Gemiddelde gebruiker: Ja, sowieso kan je toch gemakkelijker met elkaar praten, zonder er veel moeite
voor te doen? Dat is het handige aan een gsm en internet vind ik toch.
Guillaume: Voel je jezelf door het gebruik van ICT minder eenzaam?
Gemiddelde gebruiker: Neen, dat vind ik toch niet eigenlijk.
Guillaume: Heb je nooit, dat als je op uw kamer zit, je aan het chatten bent en je dan minder eenzaam
voelt?
Gemiddelde gebruiker: Neen, eigenlijk niet.
Guillaume: Kan je gemakkelijker praten over je gevoelens via internet die je in het echt moeilijker zou
kunnen verwoorden?
Gemiddelde gebruiker: Nee, zeker niet. Dat zou ik doen als de persoon bij mij is hoor.
Guillaume: Geef je gemakkelijk je e-mail adres en gsm-nummer aan iemand of vind je dat je die
persoon eerst goed moet kennen.
Gemiddelde gebruiker: Ja, dus wanneer ik ze ken, dan pas.
Guillaume: Kan je een aantal zaken opsommen die plezier opleveren door het gebruik van ICT.
Gemiddelde gebruiker:
Guillaume: Wat vind je van deze stelling: ik gebruik internet vooral omdat het leuk is.
Gemiddelde gebruiker: Beiden eigenlijk, zowel voor mijn plezier als ter informatie. Als ik gestrest ben
en even niets te doen heb ga ik gewoon googelen, chatten of pingen, op facebook... Ik gebruik wel
internet omdat het leerrijk is ook.
Guillaume: Speel je games.
Gemiddelde gebruiker: Neen, bijna nooit.
Guillaume: En denk je dat je leeftijdsgenoten games spelen?
Gemiddelde gebruiker: Ja, maar ik hou niet van games spelen
Guillaume: Bekijk je graag filmpjes op internet, zoals op youtube?
130
Gemiddelde gebruiker: Nee, dat doe ik niet echt. Dat kan ik ook niet doen, want het is nogal krap.
Altijd als ik probeer te downloaden lukt het me niet.
Guillaume: Bekijk je vaak films, tekenfilms, reality tv, muziek op tv.
Gemiddelde gebruiker: Ja, niet echt vaak, bijvoorbeeld als ik toevallig meekijk met iemand.
Guillaume: Maak je gebruik van amusante apps op uw gsm?
Gemiddelde gebruiker: Ja
Guillaume: Kan je een paar apps opsommen?
Gemiddelde gebruiker: msn, facebook, pingen.
Guillaume: Koop je soms apps?
Gemiddelde gebruiker: Neen hoor.
Guillaume: Moest je vier technologieën kunnen kiezen uit een lijst. Welke zou je willen behouden.
Dus stel je krijgt een lijst van ICTs. Welke behoud je? Welke selecteer je?
Gemiddelde gebruiker: Telefoon, laptop, iPhone en internet.
Guillaume: Denk je dat er veel personen van uw leeftijd een iPhone hebben?
Gemiddelde gebruiker: Neen, iedereen heeft blackberry.
Guillaume: Iedereen?
Gemiddelde gebruiker: De meesten toch, sommigen een gewone gsm.
Guillaume: Ben jij jezelf er bewust van dat technologie aanwezig is in je dagelijkse leven?
Gemiddelde gebruiker: Ja, toch. Het is belangrijk om het te hebben. Iedereen heeft het.
Guillaume: Vind je het leuk dat ICT in je dagelijkse leven voortdurend aanwezig is.
Gemiddelde gebruiker: Ik ben er niet voortdurend mee bezig! Ik doe ook andere dingen hoor.
Guillaume: Bijvoorbeeld als je thuiskomt, wat doe je dan? Ga je eerst op internet, naar televisie
kijken?
Gemiddelde gebruiker: Neen, ik werk eerst voor school hoor. En als ik niet voor school werk ben ik
ook veel buiten.
131
Guillaume: Zou je het erg vinden een week zonder gsm, televisie, gamen, internet, radio te moeten
doorbrengen.
Gemiddelde gebruiker: Neen, helemaal niet eigenlijk.
Guillaume: Surf je dagelijks op internet?
Gemiddelde gebruiker: Neen hoor, niet elke dag. Wel meerdere keren in de week, maar niet elke dag.
Guillaume: Wat vind je van de stelling: op school mag men eisen van ons dat we met een computer
kunnen werken.
Gemiddelde gebruiker: Dus dat het goed is? Ja, toch wel hoor. Alles zou toch veel sneller gaan?
Guillaume: En is er effectief internet op de school?
Gemiddelde gebruiker: Neen hier niet, de andere technische school wel.
Guillaume: Denk je dat je sneller zou leren op school moest er meer met internet en computer gewerkt
worden?
Gemiddelde gebruiker: Jazeker, het is zo‟n handig medium, waar alles op te vinden is.
Guillaume: Vind je het belangrijk dat iedereen met een computer en internet kan werken.
Gemiddelde gebruiker: Ja hoor. Je communiceert beter met elkaar doormiddel van het internet.
Guillaume: Vind je dat iedereen bereikbaar moet zijn met zijn gsm?
Gemiddelde gebruiker: Ja toch, eigenlijk wel. Omdat iedereen het heeft en het is gemakkelijker om te
communiceren en om af te spreken.
Guillaume: Heeft ICT een gunstige invloed op uw persoonlijk leven? Hierbij denken we aan
tijdsbesparing, gemakkelijker communiceren, gemakkelijker afspreken, gemakkelijker taken voor
school maken, sneller informatie vinden, …
Gemiddelde gebruiker: Ja, hoe zou je erachter komen wat er gebeurt op de wereld zonder ICT? We
worden er slimmer door denk ik hoor.
Guillaume: Als je een taak moet maken voor school, doe je dat dan in Word?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Maak je op school gebruik van internet, computers?
Gemiddelde gebruiker: Hier niet nee
132
Guillaume: Maken leerkrachten gebruik van e-mail om te communiceren?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Zou je willen dat er meer met internet en e-mail gecommuniceerd wordt door leerkrachten
naar leerlingen toe?
Gemiddelde gebruiker: Ja, het zou beter zijn.
Guillaume: Zou je willen dat er meer gebruik wordt gemaakt van internet in de klas?
Gemiddelde gebruiker: Neen, eigenlijk in de klas is het niet zo netjes. Mensen zouden met andere
dingen bezig zijn denk ik. We zouden niet meer geconcentreerd zijn in de klas.
Guillaume: Denk je dat je sneller zou leren moest meer ICT-gebruikt worden in een klas?
Gemiddelde gebruiker: Nee, ik denk het niet.
Guillaume: Krijg je informaticalessen?
Gemiddelde gebruiker: Op school zelf?
Guillaume: Ja
Gemiddelde gebruiker: Neen, hier niet.
Guillaume: Mag je tijdens de lessen uw gsm aanleggen, SMS‟en.
Gemiddelde gebruiker: Neen, helemaal niet.
Guillaume: Is er een televisie aanwezig op school?
Gemiddelde gebruiker: Ik weet het niet hoor.
Guillaume: Wat vind je van de stelling: lessen op school zijn veel eenvoudiger als we deze kunnen
uitvoeren met behulp van een computer en internet?
Gemiddelde gebruiker: Toch wel ja. Misschien zouden we sneller informatie vinden op internet voor
taken enzo, maar om echt de lessen te krijgen met internet erbij, ik denk toch niet dat dat goed zou
lukken eerlijk gezegd.
Guillaume: Vind je dat ICT sociale contacten bevordert? In die zin dat je gemakkelijker afspreekt met
vrienden, je gemakkelijker in contact blijft met mensen na een avond stappen, je gemakkelijk contact
houdt met mensen die je bijna nooit meer ziet.
Gemiddelde gebruiker:.Ja, akkoord.
133
Guillaume: Gebruik je facebook, twitter, netlog?
Gemiddelde gebruiker: facebook wel, twitter en netlog niet.
Guillaume: Denk je dat je sociaal leven te lijden heeft onder ICT-gebruik? Denk je bijvoorbeeld dat je
meer op je kamer zit om op internet te surfen, tv te kijken, te gamen en minder in de woonkamer.
Gemiddelde gebruiker: Mijn ouders vinden inderdaad dat ik soms te veel op mijn kamer zit, maar ze
zeggen dat niet zo vaak. Mijn sociaal leven wordt eigenlijk net beter door internet enzo. Ik kan beter
afspreken enzo..
Guillaume: Vind je dat ICT meer informatie kan bieden dan boeken, tijdschriften ?
Gemiddelde gebruiker: Internet
Guillaume: En maak je dan meer gebruik van internet dan boeken?
Gemiddelde gebruiker: Internet
Guillaume: Stel, je wil snel een telefoonnummer van iemand vinden, zoek je dit dan op in de
telefoonboek of op internet?
Gemiddelde gebruiker: Telefoonboek
Guillaume: Stel, je wil snel een verklaring voor een woord vinden, zoek je dit dan op in een
woordenboek of op internet?
Gemiddelde gebruiker: Internet
Guillaume: Vind je het eenvoudiger en efficiënter om huiswerk op de computer te maken?
Gemiddelde gebruiker: Ja, meestal maak ik een taak in Word en print ik die dan uit.
Guillaume: Wordt dit verwacht op school?
Gemiddelde gebruiker: Neen, maar ik vind het wel gemakkelijker.
Guillaume: Vind je dat er nadelen verbonden zijn aan de snelle evolutie van ICT?
Gemiddelde gebruiker: Neen toch niet echt.
Guillaume: Vind je het frustrerend dat iedereen zoveel met zijn gsm bezig is?
Gemiddelde gebruiker: Neen
Guillaume: Vind je ICT duur?
134
Gemiddelde gebruiker: Voor mij wel, want ik werk niet. Maar mijn ouders kunnen het wel betalen.
Guillaume: Denk je dat bepaalde activiteiten thuis blijven liggen, doordat je te veel tv kijkt, op internet
surft, gaat gamen?
Gemiddelde gebruiker: Neen
Guillaume: Lijden uw studies onder het feit dat je te veel tv kijkt, te veel op internet surft, te veel met
je gsm bezig bent of denk je dat dit geen enkele invloed heeft?
Gemiddelde gebruiker: Dit heeft niet echt een negatieve invloed.
Guillaume: Heeft het een positieve invloed op uw studies?
Gemiddelde gebruiker: Ja, ik maak sowieso tijd voor mijn studies en mijn taken kan ik beter maken
met behulp van internet. Dus eigenlijk ervaar ik alleen positieve gevolgen voor mijn studies.
Guillaume: Denk je dat op internet surfen bepaalde gevaren met zich kan meebrengen?
Gemiddelde gebruiker: Neen, dat denk ik toch niet.
Guillaume: Denk je dat het spelen van gewelddadige games kan leiden tot gewelddadig gedrag in het
echte leven?
Gemiddelde gebruiker: Ja, ik denk het. Sommige jongeren kijken echt naar dat soort dingen met
geweld en dat proberen ze dan zelf uit.
Guillaume: Onderstaand geef ik een lijstje van activiteiten weer die je kan uitvoeren door middel van
ICT. Geef aan in hoeverre je de vaardigheden bezit:
Guillaume: De trein- of busuren online opzoeken?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: De weg zoeken op bv. Google Maps of Mappy?
Gemiddelde gebruiker: Ja
Guillaume: Online tickets bestellen?
Gemiddelde gebruiker: Ook niet
Guillaume: Het weerbericht opzoeken?
Gemiddelde gebruiker: Ja
135
Guillaume: Online een boek van de bib verlengen?
Gemiddelde gebruiker:Nee
Guillaume: Een film downloaden?
Gemiddelde gebruiker:Een film niet, clips wel
Guillaume: Games downloaden?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Muziek downloaden?
Gemiddelde gebruiker: Ja
Guillaume: Software downloaden
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Boeken, kranten of tijdschriften downloaden
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Zich inschrijven op nieuwssites
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Filmpjes op youtube bekijken?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Een bericht plaatsen op een online forum?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Uploaden van eigen filmpjes op YouTube?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Werken aan je eigen website?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Uploaden van eigen foto's op bv. facebook of netlog?
Gemiddelde gebruiker: Ja
136
Guillaume: Een bericht posten op de profielpagina van iemand ander?
Gemiddelde gebruiker: Ja
Guillaume: Een groep of pagina aanmaken op facebook of netlog?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Privacysettings aanpassen op bv. facebook of netlog?
Gemiddelde gebruiker: Ja
Guillaume: Werken in Word?
Gemiddelde gebruiker: Ja, doe ik wel ja
Guillaume: Werken in Access?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Werken in Excel?
Gemiddelde gebruiker: Ook niet
Guillaume: Werken met powerpoint?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Werken met grafische programma‟s als paint?
Gemiddelde gebruiker: Ja, paint ja
Guillaume: Gebruik maken van skype?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Internetbankieren?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Chatten
Gemiddelde gebruiker:Ja
Guillaume: Aankopen van goederen op internet, bijvoorbeeld via e-bay
Gemiddelde gebruiker:Nee
137
Guillaume: Verkopen van goederen op internet, bijvoorbeeld via e-bay
Gemiddelde gebruiker:Nee
Guillaume: Gamen over het ineternet
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Foto‟s nemen met gsm
Gemiddelde gebruiker:Ja
Guillaume: Video-opnames met gsm
Gemiddelde gebruiker:Ja
Guillaume: Word je getraind of gestimuleerd op school om media op een goeie manier te gebruiken?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Krijg je les via internet?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Sturen leerkrachten mails naar jullie?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Wordt gewerkt via powerpoint, word, access, Excel?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Wat vinden je vrienden van je mediagebruik?
Gemiddelde gebruiker: Dat weet ik niet hoor.
Guillaume: Hebben vrienden internet, gsm, facebook, televisie, …
Gemiddelde gebruiker: Ja
Guillaume: Zijn er regels over je gsm-gebruik?
138
Gemiddelde gebruiker: Ja, ze willen niet dat ik te veel ping enzo. En op internet mag ik ook niet altijd.
Guillaume: Zijn er regels over hoeveel SMS‟jes je stuurt of hoeveel je belt?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Moet je zelf uw gsm rekening betalen?
Gemiddelde gebruiker: Ja
Guillaume: Mag je altijd kijken naar televisie of zijn er regels?
Gemiddelde gebruiker: Nee, ik mag altijd
Guillaume: Mag je naar alles kijken wat je wil op televisie?
Gemiddelde gebruiker: Ja
Guillaume: Mag je luisteren naar alles wat je wil op de radio?
Gemiddelde gebruiker: Ja
Guillaume: Mag je gamen wanneer je wil?
Gemiddelde gebruiker: Ik game bijna nooit
Guillaume: Mag je nieuwe gsm kopen wanneer je wil?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Guillaume: Moet je dit zelf betalen?
Gemiddelde gebruiker: Nee
Interview sterke gebruiker
Guillaume: Ok, Sterke gebruiker, mijn eerste vraag is: Gebruik je media om op de hoogte te blijven
van dagelijkse gebeurtenissen om je heen? Dat kan dan gaan om: „Op de hoogte worden gehouden van
weetjes via facebook.‟, „Kijken naar foto‟s van vrienden.‟, „Sturen van SMS‟jes naar vrienden om te
vragen wat ze aan het doen zijn.‟, „Chatten met vrienden.‟, „E-mailen‟, „Sms‟en met ouders om
bijvoorbeeld te vragen wanneer ze thuiskomen of wanneer het eten klaar is.‟, enzoverder.
Sterke gebruiker: Ja, op de hoogte blijven van wat er in mijn omgeving gebeurt vind ik wel belangrijk.
Daarom bekijk ik regelmatig ook facebook.
139
Guillaume: Dus, je vindt het belangrijk om in contact te treden met mensen via facebook, SMS en
dergelijke meer? E-mail?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: En stuur je dagelijks veel berichten naar mensen om te weten wat ze aan het doen zijn?
Sterke gebruiker: Niet echt. Meestal ga ik naar het profiel op facebook om te kijken wat mensen doen.
En Twitter bekijk ik ook soms wel.
Guillaume: Ok, vraag 2 dan: Vind je het belangrijk om informatie over jezelf door te kunnen geven
aan vrienden via ICT? Dat gaat dan over:„Sms‟jes sturen naar vrienden over wat je aan het doen bent.‟,
„Statusupdate zetten op facebook.‟, „Foto‟s plaatsen op facebook.‟, „Chatten met vrienden over wat je
aan het doen bent.‟, enzoverder.
Sterke gebruiker: Ja, als je weet tegen wie doe ik dat wel ja. Maar niet overdreven veel. Tegen mensen
die ik kan vertrouwen.
Guillaume: Gebruik je media om het nieuws te volgen? Zoja: Doe je dit dagelijks 1 keer, meerdere
keren, wekelijks, … Dan gaat dit over „nieuws via internet, vb. nieuwsfora‟, „nieuws via de radio‟,
„nieuws via gsm‟ en „nieuws op tv‟.
Sterke gebruiker: Ik volg nieuws zowel op tv, internet, computer, websites enzoverder
Guillaume: Schrijf je je in op nieuwssites?
Sterke gebruiker: Jawel, zodat ik e-mails krijg wanneer er een nieuw bericht binnenkomt.
Guillaume: Ja, ja, ok, dus je bent dagelijks op de hoogte van wat er gebeurt in de wereld, de politiek,
de economie, via internet, televisie, … Radio ook?
Sterke gebruiker: Ja, radio ook.
Guillaume: En als je thuiskomt, luister je dan altijd naar de radio?
Sterke gebruiker:Meestal kijk ik op de computer via internet wat er is gebeurt, of er nieuws gekomen
is.
Guillaume: Gebruik je internet om informatie op te zoeken? Zoals bijvoorbeeld op websites als
Wikipedia, Imdb, National Geographic, Animal planet, Discorvery, Online encyclopedieën, Google
als zoekmachine, enzoverder?
Sterke gebruiker: Ja, op Wikipedia zoek ik het meest informatie op voor de school, zoals betekenissen
van woorden. Ook Google gebruik ik natuurlijk heel vaak om dingen op te zoeken.
140
Guillaume: Ja, ok, en is het soms dat je een spreekbeurt, een presentatie moet geven op school waarbij
je gebruik maakt van internet om uw informatie op te zoeken? Of grijp je eerder terug naar boeken?
Sterke gebruiker: Beiden, eigenlijk beiden. Dus wat je eigenlijk niet uit uw boek kan halen, kan je
sowieso op het internet vinden. Dus beiden gebruik ik wel ja.
Guillaume: Kijk je op tv naar het nieuws, documentaires, praatprogramma‟s?
Sterke gebruiker: Ik volg vooral nieuws op de computer. Alles wat je op tv kan zien kan je sowieso ook
op de computer zien…
Guillaume: En als je de afweging kan maken tussen ontspannende zaken zoals series, talkshows, films,
reality tv en dan aan de andere kant de informatieve programma‟s, zoals nieuws, praatprogramma‟s,
documentaires; welke zaken denk je dat je het meest bekijkt? Informatieve programma‟s of
ontspanningsprogramma‟s.?
Sterke gebruiker: Eerder de informatieve programma‟s.
Guillaume: En wat denk je van mensen van jouw leeftijd in deze school?
Sterke gebruiker: Het hangt er natuurlijk van af van hoe mensen ingesteld zijnt. Maar ik denk
persoonlijk toch eerder ontspanningsprogramma‟s. Ja… Als je naar nieuws kijkt denk je, ja het is toch
niet zo spannend als naar een film kijken.. Zo redeneren jongeren hier vaak.
Guillaume: Gebruik je ICT voor school om informatie op te zoeken?
Sterke gebruiker: Hangt ervan af welk vak natuurlijk, maar voor veel vakken zoek ik dingen op het net
op.
Guillaume: Ok, Stel je moet een presentatie geven over het land België, waar zoek je de informatie
op?
Sterke gebruiker: Eerst zoek ik informatie op internet. Wanneer ik iets niet vind, zal ik op zoek gaan in
boeken. Dus eerder een combinatie, maar eerst zoek ik op het internet, want dat gaat veel sneller.
Guillaume: Stel dat je uw gsm niet op zak hebt, heb je dan het gevoel dat er iets ontbreekt?
Sterke gebruiker: Ik heb niet altijd mijn blackberry mee… Ik heb mijn computer thuis, die ik gebruik.
Guillaume: Dus je hebt niet altijd uw blackberry op zak?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: en vind je het niet vervelend dat je niet bereikbaar bent?
141
Sterke gebruiker: Ik heb mijn gsm wel altijd bij.
Guillaume: Ah, je hebt ook een gewone gsm.
Sterke gebruiker: juist.
Guillaume: Vind je het design van uw gsm belangrijk?
Sterke gebruiker: Het gaat erom dat men je kan bereiken, het gaat niet om uiterlijk, hoe het eruit ziet.
Je moet bereikbaar zijn en je moet mensen kunnen bereiken, de rest is niet belangrijk.
Guillaume: En vind je het design van uw computer of televisie belangrijk?
Sterke gebruiker: Nee, voor mij is van belang dat ik eruit kan halen wat ik nodig heb.
Guillaume: Vind je dat ICT een belangrijke rol vervult in je leven? Zou je met andere woorden nog
zonder computer, internet, televisie, gsm kunnen leven?
Sterke gebruiker: Neen, ik denk het niet. Als je geen televisie hebt of internet, ben je van niets meer op
de hoogte.
Guillaume: Ja, en denk je dat er mensen zijn van uw leeftijd zijn die geen internet of gsm hebben? Of
denk je dat iedereen internet en gsm heeft in uw omgeving?
Sterke gebruiker: Ik denk wel dat sowieso zo goed als iedereen hier een gsm heeft. Niet iedereen heeft
een blackberry, maar de meesten wel denk ik. Sommige hebben een gewone gsm, sommige beide. Niet
iedereen heeft internet thuis.
Guillaume: Als je een schatting zou maken; hoeveel procent van de leerlingen van deze school zouden
internet thuis hebben. Een ruwe schatting.
Sterke gebruiker: Eum, veertig procent van de leerlingen thuis denk ik. Maar, ze hebben toch een
blackberry. Daarmee kunnen ze overal surfen op internet waar er internet is.
Guillaume: En jijzelf, zou je nog zonder internet thuis kunnen?
Sterke gebruiker: Neen, omdat ik het gewoon ben om snel informatie te kunnen vinden.
Guillaume: Dus er zijn hier leerlingen die nog geen internet thuis hebben. Ze missen het ook niet echt,
omdat ze een blackberry hebben en hiermee op hotspots kunnen surfen?
Sterke gebruiker: Ja, en denken van: Als we dat hebben, hebben we genoeg.
Guillaume: Vind je het belangrijk om mooie foto‟s van jezelf op facebook te hebben?
142
Sterke gebruiker: Neen, totaal niet eigenlijk.
Guillaume: En doe je dat zelf soms foto‟s op facebook plaatsen?
Sterke gebruiker: Volgens mij heb ik maar één foto op facebook, niet van mezelf, maar een
achtergrond.
Guillaume: Zet wel eens een statusupdate op facebook?
Sterke gebruiker: Niet vaak, misschien om iets te delen ofzo, maar echt niet vaak.
Guillaume: Hoe spreek je af met uw vrienden? Via gsm, chat, e-mail, telefoneren?
Sterke gebruiker: Met de meeste mensen spreek ik af met mijn gewone gsm? Sms‟je sturen is handig,
want niet iedereen heeft een blackberry. Chat gebruik ik niet zo vaak om af te spreken, omdat niet
iedereen internet thuis heeft.
Guillaume: En e-mail je vaak?
Sterke gebruiker: Ja, met vrienden.
Guillaume: Denk je dat je gemakkelijker contact houdt met vrienden doormiddel van ICT? Of maakt
dat niet echt verschil.
Sterke gebruiker: Ja, dat denk ik toch wel. Je vraagt het e-mail adres of gsm-nummer en dan houd je
gemakkelijk contact met elkaar.
Guillaume: Voel je je door het gebruik van ICT minder eenzaam?
Sterke gebruiker: Ja, dat is toch wel zo denk ik. Achter je computer ben je toch niet eenzaam. Je praat
met je vrienden terwijl je andere dingen aan het doen bent. Je blijft contact hebben met anderen, ook
al zijn ze er niet direct.
Guillaume: Kan je gemakkelijker praten over je gevoelens via internet die je in het echt moeilijker zou
kunnen verwoorden?
Sterke gebruiker: Soms is het makkelijker om over je gevoelens te praten door het neer te schrijven via
e-mail ja. Maar natuurlijk is dat niet altijd zo. Als het om echt intieme zaken gaat, dan is het beter om
af te spreken met de persoon in kwestie.
Guillaume: Geef je gemakkelijk je e-mail adres en gsm-nummer aan iemand of vind je dat je die
persoon eerst goed moet kennen.
143
Sterke gebruiker: Eerst wil ik wel goed weten wie de persoon is vooraleer ik mijn nummer of e-mail
adres geef. Ik ga ook niemand zomaar accepteren op facebook.
Guillaume: Kan je een aantal zaken opsommen die plezier opleveren door het gebruik van ICT.
Sterke gebruiker: Eum, gamen, muziek beluisteren, facebook, film bekijken.
Guillaume: Muziek dan op stereo-installatie of computer?
Sterke gebruiker: Gewoon op mijn pc.
Guillaume: En waar staat die computer?
Sterke gebruiker: Op mijn kamer, ja ik heb zowel een laptop als PC op mijn kamer.
Guillaume: En doe je je laptop mee naar school?
Sterke gebruiker: Nee, dat mag niet.
Guillaume: Neem je de laptop elders mee, zoals naar vrienden, hot spots?
Sterke gebruiker: Ja.
Guillaume: Zijn er veel hotspots in Paramaribo
Sterke gebruiker: Nee, bepaalde wel in het centrum.
Guillaume En daar maak je dan gebruik van met uw blackberry en laptop.
Sterke gebruiker: Ja.
Guillaume: Wat vind je van deze stelling: ik gebruik internet vooral omdat het leuk is.
Sterke gebruiker: Dit gaat niet op. Ik gebruik internet voor een bepaald doel: om naar het nieuws te
kijken, informatie op te zoeken. Maar niet gewoon erachter zitten en niet weten waarmee ik bezig ben.
Guillaume: Speel je games.
Sterke gebruiker: Ja, maar niet zoveel.
Guillaume: Op wat speel je games?
Sterke gebruiker: Op mijn pc.
Guillaume: Waar game je?
Sterke gebruiker: Om mijn kamer.
144
Guillaume: Stel nu, je bent aan het wachten op een vriend en je bent op een hotspot, speel je dan een
game?
Sterke gebruiker: Nee, dan zit ik gewoon wat muziek te luisteren.
Guillaume: Bekijk je graag filmpjes op internet, zoals op youtube?
Sterke gebruiker: Ja, dat wel.
Guillaume: Bekijk je vaak films, tekenfilms, reality tv, …
Sterke gebruiker: Nee, niet echt. Vooral nieuws. Wel als ik veel vrije tijd over heb, bijvoorbeeld als ik
klaar ben met wat ik nodig heb. Maar echt niet veel.
Guillaume: Maak je gebruik van amusante apps op uw blackberry?
Sterke gebruiker: Nee niet echt.
Guillaume: Kan je er toch enkele opsommen?
Sterke gebruiker: Even kijken, twitter, facebook. Ja dat is het zowat.
Guillaume: Moest je vier technologieën kunnen kiezen uit een lijst. Welke zou je willen behouden.
Dus stel je krijgt een lijst van ICTs. Welke behoud je? Welke selecteer je?
Sterke gebruiker: Computer, laptop, internet en gsm.
Guillaume: Standaardgsm boven blackberry?
Sterke gebruiker: Ja.
Guillaume: Ben jij jezelf er bewust van dat technologie aanwezig is in je dagelijkse leven?
Sterke gebruiker: Ja, als je dat niet hebt kan je niet communiceren.
Guillaume: Vind je het leuk dat ICT in je dagelijkse leven voortdurend aanwezig is.
Sterke gebruiker: Ja, een gsm heb je toch dagelijks nodig? Ik zie niet wat daar verkeerd mee is.
Guillaume: Zou je het erg vinden een week zonder gsm, televisie, gamen, internet, radio te moeten
doorbrengen.
Sterke gebruiker: Ja, dat is echt een week achteruitgaan. Je gaat een week achterblijven in alles wat
er gebeurt.
145
Guillaume: Wat vind je van de stelling: op school mag men eisen van ons dat we met een computer
kunnen werken.
Sterke gebruiker: Akkoord. Je gaat het in de toekomst nodig hebben. Je moet kunnen informatie
zoeken en met een computer kunnen werken. Anders ben je sowieso achter.
Guillaume: En denk je dat er leerlingen zijn die nog niet met een computer kunnen werken.
Sterke gebruiker: Misschien een kleine groep wel ja.
Guillaume: Denk je dat je sneller zou leren op school moest er meer met internet en computer gewerkt
worden?
Sterke gebruiker: Ik denk dat alles veel sneller zou gaan moesten we een laptop mogen meenemen
naar school, ja.
Guillaume: Vind je het belangrijk dat iedereen met een computer en internet kan werken.
Sterke gebruiker: Ja ik vind dat wel belangrijk, want tegenwoordig, als je niet met internet of
computer kan werken, dan kan je bijna niets. Alles draait er rond.
Guillaume: Vind je dat iedereen bereikbaar moet zijn met zijn gsm?
Sterke gebruiker: Ja eigenlijk wel. Want als je niet met computer kan omgaan, hoe kan je dan bereikt
worden?
Guillaume: Heeft ICT een gunstige invloed op uw persoonlijk leven? Hierbij denken we aan
tijdsbesparing, gemakkelijker communiceren, gemakkelijker afspreken, gemakkelijker taken voor
school maken, sneller informatie vinden, …
Sterke gebruiker: Ja, dit heeft zeker een gunstige invloed!
Guillaume: Maak je op school gebruik van internet, computers?
Sterke gebruiker: Ja, we hebben een klein computerlokaaltje waar we gebruik van maken.
Guillaume: Voor taken dan enzo?
Sterke gebruiker: Ja.
Guillaume: Maken leerkrachten gebruik van e-mail om te communiceren?
Sterke gebruiker: Tot nu toe nog niet nee.
146
Guillaume: Zou je willen dat er meer met internet en e-mail gecommuniceerd wordt door leerkrachten
naar leerlingen toe?
Sterke gebruiker: Op dit niveau misschien nog niet echt, maar als je naar een hoger niveau wel ja.
Guillaume: Zou je willen dat er meer gebruik wordt gemaakt van internet in de klas?
Sterke gebruiker: Ja, eigenlijk wel ja, maar op dit moment zie ik het nog niet komen.
Guillaume: Maar er is wel al internet in een lokaal waar men gebruik van maakt?
Sterke gebruiker: Ja.
Guillaume: Denk je dat je sneller zou leren moest meer ICT-gebruikt worden in een klas?
Sterke gebruiker: Ja, als bepaalde vakken, bijvoorbeeld biologie of aardrijkskunde, kan uitgelegd
worden met beelden, kunnen we ons dit beter voorstellen. Je kan het beter begrijpen als je het ziet.
Guillaume: En denk je dat er een reden is waarom er nog geen computergebruik of internetgebruik is
in de klas?
Sterke gebruiker: De faciliteiten zijn er gewoon niet.
Guillaume: En misschien wel in de toekomst?
Sterke gebruiker: Ja, ja.
Guillaume: Krijg je informaticalessen?
Sterke gebruiker: Op school niet nee, maar je kan het wel ergens anders volgen.
Guillaume: En doe jij dat?
Sterke gebruiker: Ja.
Guillaume: Zijn er veel leerlingen volgens jou in deze school die informaticalessen volgen?
Sterke gebruiker: Ja, het kan, maar niet zoveel.
Guillaume: Mag je tijdens de lessen uw gsm aanleggen, SMS‟en.
Sterke gebruiker: Neen, helemaal niet
Guillaume: Is er een televisie aanwezig op school?
Sterke gebruiker: Tijdens de lessen niet nee.
147
Guillaume: Vind je dat ICT sociale contacten bevordert? In die zin dat je gemakkelijker afspreekt met
vrienden, je gemakkelijker in contact blijft met mensen na een avond stappen, je gemakkelijk contact
houdt met mensen die je bijna nooit meer ziet.
Sterke gebruiker: Ja, ik ga minder snel iemand vergeten als die ook facebook heeft, of als ik het e-mail
adres heb. Je verliest elkaar niet uit het oog en plots kan je terug afspreken met elkaar, zonder dat je
er veel moeite voor moet doen.
Guillaume: Hoe spreek je af met vrienden: SMS, E-mail, Chatten, Telefoneren, Pingen, Langsgaan,
facebookchat, …
Sterke gebruiker: Meestal via SMS.
Guillaume: Gebruik je facebook, twitter, netlog?
Sterke gebruiker: facebook wel ja. Twitter ook en netlog niet.
Guillaume: Kan je een schatting maken hoeveel uren of minuten je per dag op facebook zit?
Sterke gebruiker: Ongeveer drie uur
Guillaume: Helpt dit je sociale contacten te onderhouden?
Sterke gebruiker: Ja, het is inderdaad gemakkelijk om met elkaar af te spreken en elkaar niet uit het
oog te verliezen. Het is een handig medium.
Guillaume: Denk je dat je sociaal leven te lijden heeft onder ICT-gebruik? Denk je bijvoorbeeld dat je
meer op je kamer zit om op internet te surfen, tv te kijken, te gamen en minder in de woonkamer.
Sterke gebruiker: Ja, dat hoor ik toch wel soms van mijn ouders. Soms geven ze daar een opmerking
over. Je kan niet de hele dag op de computer zitten…
Guillaume: Vind je dat ICT meer informatie kan bieden dan boeken, tijdschriften ?
Sterke gebruiker: Ja, heel veel meer. Ja, daar heb je echt alles wat je maar kan voorstellen.
Guillaume: En maak je dan meer gebruik van internet dan boeken?
Sterke gebruiker: Wat je niet kan vinden in boeken vind je op internet, sowieso. Ik ga sneller internet
raadplegen.
Guillaume: Stel, je wil snel een telefoonnummer van iemand vinden, zoek je dit dan op in de
telefoonboek of op internet?
Sterke gebruiker: Toch wel op internet.
148
Guillaume: Stel, je wil snel een verklaring voor een woord vinden, zoek je dit dan op in een
woordenboek of op internet?
Sterke gebruiker: Op internet kan je meer betekenissen vinden.
Guillaume: Wat vind je van de stelling: ICT zorgt ervoor dat we efficiënter aan taken kunnen werken?
Sterke gebruiker: Akkoord
Guillaume: Vind je het eenvoudiger en efficiënter om huiswerk op de computer te maken?
Sterke gebruiker: Dat hangt ervan af natuurlijk over welk een vak het gaat. Maar meestal helpt
internet wel bij het maken van huiswerk.
Guillaume: Vind je dat er nadelen verbonden zijn aan de snelle evolutie van ICT?
Sterke gebruiker: Neen, eerder voordelen. Ik persoonlijk leer sneller met internet, taken verlopen
sneller.
Guillaume: Vind je het frustrerend dat iedereen zoveel met zijn gsm bezig is?
Sterke gebruiker: Soms wel ja.
Guillaume: Vind je ICT duur?
Sterke gebruiker: Ja, ik kan mij wel voorstellen dat sommige mensen dat hier wel duur vinden en niet
kunnen permitteren.
Guillaume: Denk je dat bepaalde activiteiten thuis blijven liggen, doordat je te veel tv kijkt, op internet
surft, gaat gamen?
Sterke gebruiker: Ja, dat heb ik wel thuis. Mijn ouders vragen soms waar ik zolang blijf.
Guillaume: Lijden uw studies onder het feit dat je te veel tv kijkt, te veel op internet surft, te veel met
je gsm bezig bent of denk je dat dit geen enkele invloed heeft?
Sterke gebruiker: Dat heeft niet echt invloed, omdat mijn studies gemakkelijker verlopen door het
gebruik van internet. Dus het heeft vooral een positief effect dat ik ICT ter beschikking heb.
Guillaume: Vind je facebook verslavend? En denk je dat dit invloed heeft op uw prestaties?
Sterke gebruiker: Ja toch wel. Je bent er wel rap door afgeleid als je met iets saais bezig bent.
Guillaume: Denk je dat op internet surfen bepaalde gevaren met zich kan meebrengen?
149
Sterke gebruiker: Sommige sites zijn niet te vertrouwen. Daarom moet je goed lezen waarover de site
gaat.
Guillaume: Denk je dat het spelen van gewelddadige games kan leiden tot gewelddadig gedrag in het
echte leven?
Sterke gebruiker: Niet echt. Games zijn meestal verbonden aan een bepaalde leeftijd. Daarom moet je
eerst goed lezen waarover de games gaan. Maar echt gewelddadig gedrag door games, denk ik niet. Ik
denk dat de Sterke gebruikerl gewelddadig zal zijn, ook voordat hij games speelde.
Guillaume: Onderstaand geef ik een lijstje van activiteiten weer die je kan uitvoeren door middel van
ICT. Geef aan in hoeverre je de vaardigheden bezit:
Guillaume: De trein- of busuren online opzoeken?
Sterke gebruiker: Dat doe ik niet, maar zou ik wel kunnen.
Guillaume: De weg zoeken op bv. Google Maps of Mappy?
Sterke gebruiker: Ja.
Guillaume: Online tickets bestellen?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Het weerbericht opzoeken?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Online een boek van de bib verlengen?
Sterke gebruiker: Dat wordt hier niet gedaan
Guillaume: Een film downloaden?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Games downloaden?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Muziek downloaden?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Software downloaden
150
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Boeken, kranten of tijdschriften downloaden
Sterke gebruiker: Nee
Guillaume: Zich inschrijven op nieuwssites
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Filmpjes op youtube bekijken?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Een bericht plaatsen op een online forum?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Uploaden van eigen filmpjes op YouTube?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Werken aan je eigen website?
Sterke gebruiker: Nee
Guillaume: Uploaden van eigen foto's op bv. facebook of netlog?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Een bericht posten op de profielpagina van iemand ander?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Een groep of pagina aanmaken op facebook of netlog?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Privacysettings aanpassen op bv. facebook of netlog?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Werken in Word?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Werken in Access?
151
Sterke gebruiker: Nee
Guillaume: Werken in Excel?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Werken met powerpoint?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Werken met grafische programma‟s als paint?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Gebruik maken van skype?
Sterke gebruiker: Nee, in Suriname wordt daar niet echt gebruik van gemaakt.
Guillaume: Internetbankieren?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Chatten
Sterke gebruiker:
Guillaume: Aankopen van goederen op internet, bijvoorbeeld via e-bay
Sterke gebruiker: Nee
Guillaume: Verkopen van goederen op internet, bijvoorbeeld via e-bay
Sterke gebruiker: Nee
Guillaume: Gamen over het internet
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Foto‟s nemen met gsm
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Video-opnames met gsm
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Word je getraind of gestimuleerd op school om media op een goeie manier te gebruiken?
152
Sterke gebruiker: Je wordt wel gestimuleerd hoor. Je wordt gestimuleerd om informatie te zoeken
enzoverder. Maar informaticalessen zou voor sommige mensen wel handig zijn.
Guillaume: Krijg je les via internet?
Sterke gebruiker: Neen
Guillaume: Sturen leerkrachten mails naar jullie?
Sterke gebruiker: Neen
Guillaume: Wordt gewerkt via powerpoint, word, access, Excel?
Sterke gebruiker: Neen, niet iedereen kan met deze programma‟s werken. Ikzelf wel, want ik ga meer
dingen uitproberen.
Guillaume: Wat vinden je vrienden van je mediagebruik?
Sterke gebruiker: Die hebben daar niets op te zeggen.
Guillaume: Hebben vrienden internet, gsm, facebook, digitale televisie, …
Sterke gebruiker: Jazeker
Guillaume: Sturen vrienden veel SMS‟jes?
Sterke gebruiker: Niet bepaald zoveel. Als we afspraken maken.
Guillaume: En uw ouders?
Sterke gebruiker: Ja dat wel
Guillaume: Bellen vrienden veel?
Sterke gebruiker: Wanneer dat nodig is, ja.
Guillaume: Sturen vrienden veel mails naar je?
Sterke gebruiker: Ja regelmatig
Guillaume: Zijn er regels over wat je doet op het internet?
Sterke gebruiker: Ja, natuurlijk mag ik niet op bepaalde sites surfen.
Guillaume: Zijn er regels over wanneer je surft op internet?
Sterke gebruiker: Ik maak mijn indeling zelf thuis, maar ik moet zorgen dat mijn punten goed zijn.
153
Guillaume: Zijn er regels over je gsm-gebruik?
Sterke gebruiker: Neen
Guillaume: Zijn er regels over hoeveel SMS‟jes je stuurt of hoeveel je belt?
Sterke gebruiker: Neen
Guillaume: Moet je zelf uw gsm rekening betalen?
Sterke gebruiker: Neen
Guillaume: Mag je altijd kijken naar televisie of zijn er regels?
Sterke gebruiker: Ik mag dat zelf kiezen.
Guillaume: Heb je een televisie op uw kamer of woonkamer?
Sterke gebruiker: Beiden
Guillaume: Waar kijk je het meest?
Sterke gebruiker: Op mijn kamer
Guillaume: Mag je naar alles kijken wat je wil op televisie?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Mag je luisteren naar alles wat je wil op de radio?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Mag je gamen wanneer je wil?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Mag je gamen waar je wil?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Mag je nieuwe gsm kopen wanneer je wil?
Sterke gebruiker: Ja
Guillaume: Moet je dit zelf betalen?
Sterke gebruiker: Ja, dat wel.