Virusinfecties: beter begrepen, beter bestreden
VIRGO
Amsterdam 2016
Virusinfecties: beter begrepen, beter bestredenVIRGO
VIRGO
InhoudVoorwoord 3
Volg de immuunrespons in stapjes 4
Model immuunsysteem beter door slim combineren data 6
Viruskillers ook economisch succesvol 8
Snotterende dromedarissen verspreiden dodelijk virus 10
Oppepper voor een uitgeput afweersysteem 14
Gluren door het sleutelgat: Een kakofonie van genactiviteit 17
‘Onschuldig’ mazelenvirus brengt je afweer om zeep 20
Ziekenhuis of niet? Je genen bepalen het 24
Vaccins werken niet als je ze op de plank laat liggen 26
Virgo partners 28
Colofon 29
Deze uitgave kwam tot stand in samenwerking met NEMO Kennislink, de populair-wetenschappelijke
website voor het Nederlandse taalgebied. Voor meer actuele informatie en nieuws over onderwerpen in dit
boek, raadpleeg: www.nemokennislink.nl/partners/virgo, of één van de volgende thema’s:
www.nemokennislink.nl/thema/er-vroeg-bij-zijn
www.nemokennislink.nl/thema/medicijnen-op-maat
www.nemokennislink.nl/thema/virussen-te-lijf
Voor meerinformatie klik op de links en de ikonen
VIRGO
Voorwoord
Voor U ligt een fraai boek over de baanbrekende
resultaten die zijn geboekt binnen het LSH-FES-
project Virgo. LSH staat voor ‘Life Sciences &
Health’, oftewel de toepassing van de levensweten-
schappen voor onze gezondheid, en FES voor ‘Fonds
Economische Structuurversterking’, de zogenoemde
aardgasbaten.
Virgo begon zijn activiteiten in 2010, na goedkeuring
door de Nederlandse overheid van een overkoepe-
lend voorstel. Dit voorstel werd ingediend door een
combinatie van vele partners – waaronder kleine en
middelgrote bedrijven, multinationals, universitaire
en medische onderzoeksgroepen, patiëntenorgani-
saties, en de ministeries van VWS, OCW en EZ.
De FES-subsidie werd ingezet om tot een publiek-
private samenwerkingsverband te komen: tegen
elke euro subsidie van de overheid werd ook een
euro door de partners geïnvesteerd. Na zes jaar hard
werken zijn de resultaten direct inzetbaar voor
patiënten, danwel kunnen ze worden gebruikt
voor onderzoek dat heel dicht bij patiënten staat.
Hiermee heeft het consortium aangetoond dat het
de onderzoeksgelden optimaal heeft ingezet om
bij te dragen aan het verbeteren van de nationale
gezondheid, en voor het aanjagen van de economi-
sche bedrijvigheid in Nederland.
Veel van deze resultaten vindt u terug in dit boek,
waarbij u zich keer op keer zult kunnen verwonde-
ren over de laatste ontwikkelingen in dit boeiende
vakgebied. Ik wens u dan ook veel leesplezier!
Herman Verheij
L S H - F E S S E C T O R C O Ö R D I N A T O R
Virgo heeft een enorme stap voorwaarts gemaakt in
de rationele benadering van virusbestrijding. Het
succes van vaccins uit het verleden is vaak te danken
aan trial and error – maar deze strategie werkt lang
niet altijd meer. Meer kennis over virussen is nodig
voor een gerichte aanpak en betere vaccins. Binnen
Virgo hebben we nieuwe tools ingezet en ontwikkeld
om die kennis te genereren. We hebben ons gericht
op technologie voor het ontdekken van nieuwe
virussen, en op onderzoek van de virus-gastheer-
interactie. Daarbij namen we de hele cyclus in be-
schouwing, van besmetting van een virus tot en met
de respons van de gastheer op moleculair niveau.
Van de twintigduizend genen die we hebben, is een
kwart betrokken bij de afweer; als je wilt weten wat
er precies gebeurt, moet je niet slechts door het
sleutelgat kijken, maar het geheel in beschouwing
nemen. De genomics-technologie die wij nu gebrui-
ken biedt die mogelijkheid, maar werd nog niet veel
toegepast in het virusonderzoek. Genomics is nu een
van de vele tools in dit veld.
Nog altijd worden honderden miljoenen mensen
per jaar geïnfecteerd met gevaarlijke virussen. Onze
genomics-aanpak is een stap voorwaarts, maar ook
een grote uitdaging: het levert een schat aan data
met een oneindige complexiteit.
Arno Andeweg
V I R O L O O G B I J V I R O S C I E N C E L A B B I J H E T E R A S M U S M E D I S C H C E N T R U M , C O - C O Ö R D I N A T O R V I R G O
Ab Osterhaus
V O O R M A L I G H O O F D V I R O S C I E N C E L A B B I J H E T E R A S M U S M E D I S C H C E N T R U M , C O Ö R D I N A T O R V I R G O
3
VIRGO
“Virussen zijn slim”, stelt Virgo-coördinator Ab
Osterhaus. Hoewel ze zichzelf niet kunnen voort-
planten, zijn hun genenpakketjes genoeg om zich
door een gastheer te laten vermeerderen en vanuit
daar verder te verspreiden. Doordat ze snel muteren,
kunnen virussen gemakkelijk van niches profiteren.
Dat maakt virusbestrijding moeilijk.
De veranderende wereld heeft het voor virussen juist
gemakkelijker gemaakt. Osterhaus: “Toen ik afstu-
deerde, was het pokkenvirus net uitgeroeid. ‘Zo zul-
len we alle virussen binnenkort wel onder controle
krijgen’, was toen de gedachte. Maar dat viel enorm
tegen. Je ziet juist een toenemende berg infecties, die
bijna allemaal bij de dierenwereld vandaan komen.”
Virussen springen dan over van een dierlijke gastheer
op mensen, soms met grote gevolgen. In een kleine
geïsoleerde mensenpopulatie kan een virus zich
veel minder goed op de been houden, omdat er
simpelweg te weinig gastheren zijn om te kunnen
overleven. Osterhaus: “De intensieve veeteelt en
de global village maken dat virussen zich sneller
dan ooit verspreiden.”
Te sterke reactieOm het probleem van virusverspreiding aan te
pakken, richt Virgo zich op verschillende antivirale
strategieën. “Het mooiste is natuurlijk het maken
van een vaccin, dat preventief werkt”, zegt co-
coördinator Arno Andeweg. In het verleden is er
veel succes geboekt met vaccins van opgekweekte
verzwakte of dode virussen, die eenmaal bij de
mens toegediend een immuunrespons in gang
zetten die het individu beschermt tegen het echte
virus. “Veel van die vaccins zijn ontdekt door
trial and error, maar dat werkt helaas niet voor alle
virussenVoor RSV, een virus dat luchtweginfecties
veroorzaakt virus bij jonge kinderen, zorgde zo’n
vaccin echter juist voor een te sterke respons,
waardoor het lichaam zelf extra schade aan de
tekst: Rineke Voogt beeld: Parkers
Introductie
Volg de immuunrespons in stapjes
Een virus de wereld uit helpen is zo makkelijk nog niet. Waar virussen vroeger
geïsoleerd waren binnen kleine gastheerpopulaties, maakt onze levensstijl het
ze nu veel gemakkelijker om de hele wereldbevolking te bereiken. Vaccins
helpen niet altijd. Onderzoeksconsortium Virgo zoekt naar een betere aanpak
van virussen: weet je hoe ze precies werken in het lichaam, dan kun je infecties
beter behandelen of zelfs voorkomen.
4
VIRGO
longen aanricht.” Meer kennis over de gastheer-
respons en de regulatie daarvan is dus nodig om op
een rationele manier goede vaccins te ontwikkelen.
WegpestenDie kennis verzamelt Virgo met nieuwe technieken.
Door minutieus alle stapjes te bestuderen van de
virus-gastheer-interactie, kom je erachter op welke
plekken je het virus kunt aanpakken. Wanneer een
virus een gastheer binnenkomt, gaat het immuun-
systeem in de weer – een kwart van onze ruim twin-
tigduizend genen hebben een rol in de afweer.
T-helpercellen zetten bijvoorbeeld andere immuun-
cellen aan het werk: B-cellen worden aangespoord
tot het maken van afweerstoff en, en cytotoxische
T-cellen tot het doden van de virus-geïnfecteerde
cellen. Op DNA-niveau gebeurt er van alles in deze
cellen; genen worden aan- en uitgeschakeld om een
infectie op te ruimen, die genen worden overgeschre-
ven in boodschapper-RNA. Ook de eiwitsynthese
en verdere biochemische tussen- en eindproducten
veranderen onder de invloed van een virusinfectie.
Het Virgo-onderzoek richtte zich op al die niveaus.
Dat heeft geleid tot verscheidene biomarkers, indi-
catoren die helpen bij de diagnose, behandeling en
prognose van een infectie. Als je aan de hand van
zo’n biomarker bijvoorbeeld kunt zien dat iemand
extra gevoelig is voor een bepaalde virusinfectie,
dan kun je voorspellen dat de infectie ernstig zal
zijn en kun je de patiënt gerichter behandelen.
De technologie helpt ook om meer nieuwe virussen
te ontdekken, zoals gebeurd bij het MERS-virus.
De strategie is dan om zoveel mogelijk gegevens
te verzamelen van een onbekende infectie zodat je
kunt zien waar het op lijkt en hoe je het moet behan-
delen. Tot slot kan deze aanpak nieuwe of verbeterde
vaccins opleveren, omdat de respons van een gastheer
op een vaccin beter gemeten kan worden.
“Natuurlijk: alle virusinfecties voorkomen kan
nooit”, zegt Andeweg. Er verschijnen telkens nieuwe
virussen in de populatie. Sommige virussen die
bijna waren uitgeroeid, zoals mazelen en polio,
blijken toch weer de kop op te steken, bijvoorbeeld
door een lage vaccinatie-graad in crisisgebieden.
“Het wegpesten is nog niet voorbij. Het blijft een
kat-en-muisspel.”
Virgo richt zich op vier groepen virusinfecties, die
samen de meest voorkomende virussen omvatten.
De eerste groep is de acute respiratoire virale
infecties, luchtweginfecties waaronder infl uenza,
SARS, MERS en RSV. Diarree-veroorzakende virussen
(acute enterale virale infecties), zoals het Norovirus,
vormen de tweede groep. Onder de derde groep
vallen chronische leverinfecties hepatitis B en C,
en de vierde groep is HIV.
Deze “haarbal” is een voorstelling van het netwerk van genen waarvan bekend is dat het betrokken is bij het immuunsysteem. Een lijn staat daarbij voor “een relatie”, terwijl een stip een gen representeert.
5
VIRGO Infographic
tekst: René Rector beeld: Robin van der Lee
Infographic
Model immuunsysteem beter door slim combineren data
Of je ziek wordt van een virus, hangt mede af van hoe goed je immuunsysteem het
kan bestrijden. Maar van dat bestrijdingsmechanisme weten we op genetisch
niveau nog lang niet alles. Bioinformatici van het Virgo onderzoeksconsortium beten
zich vast in het uitzoeken welke genen hierbij een rol spelen.
Zowel virussen als hun gastheren
hebben er baat bij als ze de ander
kunnen herkennen. Virussen
omdat ze zichzelf anders niet
kunnen reproduceren, gastheren
omdat ze de indringers anders
niet kunnen bestrijden. Herken-
nen gebeurt met behulp van
eiwitten, waarvan het bouwplan
in het genetisch materiaal van
virus en gastheer ligt opgeslagen.
TurvenVirologen proberen goed in de
vingers te krijgen wat er in de
interactie tussen virus en gastheer
gebeurt, met als doel virussen te
kunnen bestrijden. Maar uitzoe-
ken hoe het genetisch zit, is lastig.
“Bestudeer je het mazelenvirus,
dan weet je vooral hoe het zit bij
mazelen. Een deel van de genacti-
viteit in het immuunsysteem die
je dan meet, is specifiek voor dat
virus. We willen weten wat er
generiek gebeurt – daar heb je in
de bestrijding van veel meer
virussen iets aan”, zegt Martijn
Huynen, hoogleraar aan het Cen-
trum voor Moleculaire en Biomo-
leculaire Informatica van het
Radboud universitair medisch
centrum in Nijmegen.
Huynen en onderzoeker Robin
van der Lee legden talloze data-
sets uit moleculair en biomedisch
onderzoek naast elkaar om
de belangrijke genen in ons
immuunsysteem te identificeren.
Die datasets komen uit andere
onderzoeken en bestaan uit ver-
schillende soorten data (zie
figuur rechts). Elk van die onder-
zoeken afzonderlijk heeft nieuwe
inzichten over het immuunsys-
teem opgeleverd, maar het slim
combineren van al de data kan
ons nog veel meer vertellen.
Huynen: “Als je de genen gaat
turven die in al je datasets naar
voren komen als ‘betrokken
bij het immuunsysteem’, dan
houd je er geen één over die
overal in voorkomt. In plaats
daarvan moet je op basis van
virologische en immunologische
kennis gaan uitrekenen in
welke mate, en met welke
waarschijnlijkheid, een gen
betrokken is. Je moet ‘gewogen’
gaan turven.”
Na vele statistische breinbrekers
hielden Van der Lee en Huynen
een verzameling van een paar
honderd genen over. Daarna
kwam een volgende moeilijke
stap: controleren of die nieuw
gevonden genen daadwerkelijk
een rol spelen in het immuunsys-
teem. “Dat was verschrikkelijk
veel werk”, vertelt Van der Lee.
Daarvoor zijn onder andere
experimenten uitgevoerd door
virologen aan de Universiteit
Utrecht. Uiteindelijk kwamen
de bioinformatici op een model
dat volgens hun berekeningen
een veel betere beschrijving was
van het immuunsysteem, dan
wat tot nu toe beschikbaar was.
Interventiestrategieën Het verfijnde model biedt
aanknopingspunten om in de
toekomst nieuwe interventie-
strategieën tegen infectieziekten
te bedenken. Maar het is nu vooral
fundamenteel wetenschappelijk:
we weten nu van veel meer genen
dat zij een rol spelen bij het orga-
niseren van de afweer tegen heel
veel ziekteverwekkers.
6
VIRGO
Genexpressie
Vergelijk bij verschillende infecties de genexpressie bij besmette mensen en bij virus-vrije mensen. Daar waar verschillen in activiteit wordt waargenomen, bevinden zich genen die betrokken zijn bij het immuunsysteem.
Eiwitinteracties
Bestudeer databases van gemeten interacties tussen menselijke eiwitten en viruseiwitten. Grote kans dat die menselijke eiwitten (en dus de bijbehorende genen) betrokken zijn bij het immuunsysteem.
Genoomregulatie
Sommige eiwitten zetten cellen aan tot het aflezen van DNA. Van een flink aantal van zulke “transcriptiefactoren” is bekend dat ze een rol spelen in het immuunsysteem. Kijk vervolgens op welk stuk DNA ze ‘passen’, en dan weet je ook welk gen ze aanzetten.
Genoomevolutie
Omdat virus-gastheer- interactie voor zowel het
virus als de gastheer een kwestie is van “de ander een stap voorblijven”, evolueren genen die een rol spelen bij het immuunsysteem sneller dan andere. Vergelijk genetisch materiaal van mensen met dat van mensapen en andere organismen, en speur naar de grootste verschillen.
Genetische data
Vergelijk genetisch materiaal binnen de menselijke populatie. Immuun- systeem-gerelateerde genen vertonen meer variatie dan andere genen, omdat de blootstelling aan virussen in verschillende werelddelen varieert.
Nieuwe kennis over de immuunrespons
tegen virussen
Nieuwgeïdentificeerde
genen
Genen die een rol spelen in het immuunsysteem
Genfuncties ontdekken door datacombinatiesDatasets combineren en analyseren levert nieuwe kennis op.
Maar waar haal je ze vandaan?
7
■
■
■
■
◆
◆
◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆ ◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
◆
●
● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●
●
●
●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●
●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●
●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●
●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●
●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●
●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●●
● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
●
●
●
✚
✚
✚
✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚
✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚
✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚
✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚ ✚
✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚✚
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
VIRGO
▲
▲
▲
▲
▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲
▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲
▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲
▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲
▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲
▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲
▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ■ ■
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■
tekst: Joost van der Gevel beeld: Parkers
Case study
Publicaties met een impactfactor groter dan 10
Publicaties met een impactfactor groter dan 5
Publicaties met een impactfactor kleiner dan 5
Proefschriften tot en met 2015
In de jaren daarna volgen er nog ongeveer 20
Voordrachten op congressen en symposia
Posterpresentaties
Patentaanvragen en 2 toegekende patenten
Nieuwe spin-offs in 2013
Nieuwe projecten met publieke partners
Nieuwe projecten met industriële partners
Niet-wetenschappelijke publicaties
Niet-wetenschappelijke presentaties
Bijdragen aan het publieke debat/discussies
Onderwijsactiviteiten en -bijdragen
Nieuwe virussen ontdekt
Nieuwe klinische toepassingen (zoals protocollen)
Nieuwe publieksproducten (zoals informatieve websites)
Adviesraden en -commissies waarin consortiumleden
zitting hebben
8
VIRGO
Het Virgo-project heeft de virologie een boost
gegeven aan nieuwe kennis en nieuwe technieken.
Nieuwe technologieën zijn ingezet voor preventie
van pandemische virusinfecties, en virale mysteries
– zoals het Trojaanse paard dat het mazelenvirus
achterlaat – zijn ontrafeld. Er is nu veel meer bekend
over hoe virussen het lichaam binnendringen, welke
receptoren ze benutten als sleutel om een cel binnen
te komen, en hoe ze gastheercellen herprogramme-
ren om zich te laten vermenigvuldigen. Er zijn tien-
tallen nieuwe virussen ontdekt. Hoogleraar Virologie
en Virgo-coördinator Ab Osterhaus: “We kunnen nu
in bijvoorbeeld vocht uit de longen van ernstig zieke
patiënten met deep sequencing het erfelijk materiaal
vastleggen van alles wat erin zit. En vervolgens met
gebruik van nieuwe bioinformaticatools vaststellen
welk virus de ziekte veroorzaakt. Door de nieuwe
technieken kunnen we een virus als het MERS-
coronavirus nu snel herkennen als ‘nieuw’, en
daarmee ook sneller diagnostiek, geneesmiddelen
en een vaccin ontwikkelen.”
ToppublicatiesVermeerdering van kennis is enigszins te kwantifi-
ceren in publicaties en promoties, en in aantallen
nieuw ontdekte virussen, ontwikkelde vaccins,
patenten en spin-offs (zie illustratie). Zo zijn er uit
het project tientallen publicaties in wetenschappe-
lijke tijdschriften voortgekomen, waaronder een
flink aantal in toptijdschriften als Science en Nature.
Er zijn verschillende onderzoekers op dit onderzoek
gepromoveerd en over de hele wereld uitgevlogen
om hun kennis in te zetten voor nieuwe virologische
vraagstukken. Het Rotterdamse Viroscience Lab is
uitgegroeid tot een Centre of Excellence.
Eigen broekDoel van de FES-gelden was niet alleen wetenschap-
pelijk succes, maar ook kruisbestuiving met het
bedrijfsleven. “Wij hebben berekend dat we met
die subsidie het negenvoudige hebben gegenereerd
aan subsidies uit het buitenland en gelden van de
industrie. Dat is dus nieuw geld voor de Nederlandse
economie”, vertelt Eric Claassen, aanvankelijk als
hoogleraar Immunologie betrokken bij het project
en inmiddels hoogleraar Ondernemerschap in de
levenswetenschappen aan de VU. “Die FES-gelden
zijn als het ware een startmotor geweest. Ze hebben
echter alleen zin als het leidt tot iets duurzaams. Wij
hebben er daarom op ingezet een onderzoeksgroep
neer te zetten die zijn eigen broek kan ophouden. We
begonnen met zes man. Met de tien miljoen subsidie
uit de FES-gelden hebben we uiteindelijk voor meer
dan tien jaar honderd banen gegenereerd in het toe-
gepast biomedisch onderzoek, duizend manjaren
werk. Hiervoor ontvingen we de Valorisation Award
van een miljoen van het Netherlands Genomics
Initiative (NGI).”
Viruskillers ook economisch succesvol
Het Virgo-consortium levert een caleidoscoop aan nieuwe inzichten, diagnos-
tische tools, vaccins en spin-off bedrijven. “Het heeft de investeringen vanuit
het Fonds Economische Structuurversterking ruim terugverdiend”, zegt
hoogleraar Virologie Ab Osterhaus.
9
VIRGO
tekst: Joost van der Gevel
Procesverslag
Zomer 2012
In een Saoedisch ziekenhuis sterft
een zestigjarige patiënt van de
Egyptische arts en viroloog Ali
Mohamed Zaki. De patiënt heeft
een longontsteking en nierfalen.
Het lukt Zaki het virus te kweken
en hij vermoedt dat de man een
infectie heeft met een paramyxo-
virus, een familie waartoe ook
het mazelen- en het bofvirus
behoren. De groep van Ron
Fouchier van Erasmus MC heeft
hiervoor net een nieuwe diagnos-
tische methode gepubliceerd.
Zaki neemt contact op met
Rotterdam en stuurt materiaal
van zijn patiënt op.
Het is geen paramyxovirus,
stellen ze vast in Rotterdam.
Uit de RNA-sequenties blijkt
dat het om een onbekend corona-
virus gaat, familie van SARS en
verschillende verkoudheids-
virussen. Het virus zal later de
naam Middle East Respiratory
Syndrome coronavirus (MERS)
krijgen. Dr. Zaki meldt het, in
lijn met de internationale regel-
geving van de Wereldgezond-
heidsorganisatie (WHO), bij het
ministerie van Volksgezondheid
in Saoedi-Arabië. En hij zet
het nieuwe virus ook alvast
op ProMED-mail, de web- en
mailservice voor uitbraken van
infectieziekten. Dat is op donder-
dag 20 september.
September 2012 Op zaterdag 22 september krijgt
Ab Osterhaus, een gerenommeerd
viroloog van het Erasmus Medisch
Centrum, een telefoontje uit
Engeland. In een ziekenhuis in
Londen is een man opgenomen
die met een privé-vliegtuig uit
Qatar is gekomen. Hij is direct
in isolatie aan de kunstmatige
beademing gelegd. De man heeft
een longontsteking en nierfalen,
en is er slecht aan toe. De Britse
artsen achten de kans groot
dat hij zal overlijden. Ze vragen
om sequentiegegevens van het
nieuwe virus en probes – stukjes
complementair RNA – om het
virus te diagnosticeren.
Ook deze man heeft MERS. De
man zal nog bijna een jaar op de
intensive care liggen voor hij
overlijdt. Binnen een week na het
telefoontje uit Londen, ontwik-
Een sterfgeval in Saoedi-Arabië door een onbekend virus. Dat is het begin van een testcase voor de door Virgo ontwikkelde toolbox van genomics, proteomics en bioinformatics voor ontdekking van virussen, ont- wikkeling van vaccins en voorkomen van verspreiding.
Snotterende dromedarissen verspreiden dodelijk virus
FO
TO
: S
TA
LIN
RA
J
10
VIRGO
kelt de Universiteit van Bonn
in Duitsland, samen met het
Rotterdamse Viroscience lab,
een specifieke test om het virus
aan te tonen. Er zijn dan pas twee
patiënten. Door hun ervaringen
met SARS en Influenza vermoe-
den de virologen dat het virus
recent is “overgesprongen” van
een dier. Maar welk? Ze gaan het
uitzoeken.
Op coronavirussen – “corona” is
Latijn voor kroon of krans – zit
een krans van uitsteeksels, eiwit-
ten die kunnen binden aan recep-
toren op menselijke en dierlijke
cellen. Als zo’n viraal eiwit bindt
aan een receptor, kan het virus de
cel binnendringen en versmelt het
met de cel, het virusgenoom komt
vrij en de cel begint nieuwe exem-
plaren van het virus te maken.
Mensen en dieren die geïnfecteerd
zijn geweest met het virus hebben
antistoffen tegen onder meer dat
specifieke virale oppervlakte-ei-
wit aangemaakt. Als je weet hoe
dat eiwit eruitziet, kun je een test
ontwikkelen om die antistoffen
aan te tonen en je kan die infor-
matie ook gebruiken om de
receptor op te sporen.
Najaar 2012
Bart Haagmans en Stalin Ray
identificeren het menselijke en
dierlijke eiwit DPP4 als receptor.
Het zit op de buitenkant van cel-
len in de longen, in de nieren,
darmen en cellen van het
immuunsysteem. Dit cellulaire
eiwit is de sleutel waarmee het
virus de cel binnendringt. Klei-
nere diersoorten zoals muizen,
hamsters en fretten, blijken niet
te infecteren te zijn door het
MERS-coronavirus. Alle dieren
hebben zo’n receptor, maar door
variatie in de aminozuurvolgorde
zijn er verschillen die binding
voor het virus moeilijker of
onmogelijk maken.
FO
TO
: E
LM
OU
BA
SH
ER
AB
U B
AK
ER
AB
D F
AR
AG
Januari 2013
Nog een patiënt in Londen. Een
zestigjarige Pakistaanse man
wordt opgenomen na een pel-
grimstocht naar Mekka en Medina
in Saoedi-Arabië. De zoon en een
nicht van de man komen over uit
Pakistan. Beiden worden ziek.
De zoon, die als leukemiepatiënt
extra risico loopt, overlijdt binnen
tien dagen. De nicht herstelt.
De vader overlijdt na acht weken
intensive care. MERS blijkt dus
ook overdraagbaar tussen men-
sen. Het virus zal in de jaren
daarna vaker opduiken, vooral
in ziekenhuizen in Saoedi-Arabië
en de Golfstaten, waarbij ook veel
personeel overlijdt.
Snotterende dromedarissen verspreiden dodelijk virus
11
VIRGO
“Er is nog een heel ander probleem: kamelenpokken.”
Mei 2014
In het slachthuis blijkt de helft
van de dromedarissen positief
voor MERS. Koopmans wil ver-
spreiding terugdringen door
bijvoorbeeld dromedarissen uit
Australië – die geen MERS hebben
– te vaccineren of ze rechtstreeks
van de boot naar het slachthuis
te brengen. “Verspreiding tussen
mensen in het ziekenhuis kun
je aanpakken door ziekenhuis-
personeel te vaccineren of door
goede hygiëne”, zegt Koopmans,
“maar dan hou je nog steeds
druppelsgewijs infectie vanuit
die dieren. Die overdracht willen
wij blokkeren.”
FO
TO
: E
LM
OU
BA
SH
ER
AB
U B
AK
ER
AB
D F
AR
AG
April 2014
Er is een MERS-uitbraak in Qatar.
De WHO vraagt Koopmans onder-
zoek te doen. Op een kleine boer-
derij zijn twee mensen ziek en
een aantal dromedarissen heeft
een soort verkoudheid. Mensen
en dromedarissen hebben het-
zelfde virus. De vraag is: wie
geeft het aan wie? Koopmans
focust zich op de verspreiding. Ze
onderzoekt in Qatar verschillende
groepen dieren: bij het slachthuis,
op de markt en bij de dromedaris-
races. Koopmans: “Die regio is
booming, vanwege de olie en
gasrijkdom. Er is een enorme
welvaart en bedrijvigheid, waar
veel mensen op afkomen en dat
creëert weer een vraag naar voed-
sel, waardoor er een grote markt
voor dromedarisvlees is ontstaan.
De dieren worden nu in grote
aantallen gefokt. In Qatar is één
centraal slachthuis. Het land
importeert ook veel dieren uit
de Hoorn van Afrika en Australië
en die komen allemaal bij elkaar
op dezelfde markt, waar ze soms
maanden staan voor ze naar dat
slachthuis gaan. Dat is werkelijk
een ‘snelkookpan’ voor virus-
verspreiding.”
FO
TO
: M
AR
ION
KO
OP
MA
NS
Voorjaar 2013
Hoogleraar virologie Marion
Koopmans en Chantal Reusken
van het RIVM testen in het
Midden-Oosten grotere huisdie-
ren, zoals koeien, geiten, schapen
en dromedarissen, op antistoffen.
Dromedarissen blijken de enige
met antistoffen tegen het
MERS-coronavirus. Al snel wordt
dit door andere onderzoekers
bevestigd. Ze vinden die antistof-
fen zelfs in bloed van dromedaris-
sen uit de jaren tachtig.
FO
TO
: M
AR
ION
KO
OP
MA
NS
12
VIRGO
FO
TO
: P
AU
LA
BIE
ST
A
Snotterende dromedaris verspreidt dodelijk virus
December 2014
Het werkt. De gevaccineerde
dromedarissen worden niet ziek.
En de niet-gevaccineerde drome-
darissen wel. Maar dat is nog geen
garantie voor succes. De niet-
gevaccineerde dromedarissen
krijgen van MERS namelijk een
flinke snotneus, maar daar blijft
het bij. In Saoedi-Arabië is daar-
door mogelijk weinig interesse
voor een vaccinatieprogramma.
Daar hebben de virologen op
geanticipeerd. Osterhaus: “Ze
hebben er namelijk óók een heel
ander probleem: kamelenpokken.
We hebben dat MERS-eiwit
ingebouwd in een ‘vector’, een
kreupel pokkenvirus waarvan
je niet meer ziek kan worden.
Dit MERS-vaccin beschermt
die dieren daardoor óók tegen
kamelenpokken. Je slaat zo dus
twee vliegen in een klap. En dat
is waarschijnlijk wél interessant
voor de Saoedi’s.”
April 2016
En MERS? April 2016 staat de
teller bij de WHO wereldwijd
op 1.698 patiënten sinds 2012,
van wie er 609 zijn overleden.
November 2014 Ab Osterhaus en Bart Haagmans
testen vaccins op dromedarissen
in Barcelona. Om antistoffen
op te wekken gebruiken ze het
MERS-eiwit dat bindt aan de
receptor. Die antistoffen blokke-
ren dan de binding van het virus
aan de receptor, ze plakken
eigenlijk op het virus waardoor
dat niet meer kan binden en
cellen niet meer kan infecteren.
Haagmans: “Je kunt zo’n blok-
kade al van te voren induceren
met een vaccin. Daarvoor hoef je
niet het hele virus te geven – dat
bindingseiwit kan al voldoende
zijn.”
Zomer 2015
In Zuid-Korea is een grote uit-
braak in verschillende zieken-
huizen, waarbij 186 mensen ziek
worden van wie er 36 overlijden.
Intussen zijn onderhandelingen
gaande over verdere ontwikkeling
van het vaccin, en vaccinatie van
dromedarissen en eventueel van
ziekenhuispersoneel. Osterhaus:
“Het idee is: control at the source.
Als je de bron wegneemt stopt het
vanzelf. Dus door de dromedaris-
sen in te enten, bescherm je
ook de mens. Op die manier is
West-Europa vrijgemaakt van
rabiës, hondsdolheid. Het is een
heel oud principe.”
FO
TO
: D
O W
IDA
GD
OF
OT
O:
MA
RIO
N K
OO
PM
AN
S
FO
TO
: C
HA
NT
AL
RE
US
KE
N
“Er is nog een heel ander probleem: kamelenpokken.”
13
VIRGO Interview
Immunoloog André Boonstra richt zich met name
op hepatitis B-virussen. “Het hepatitis B-virus heeft
een hoge replicatiesnelheid over een lange periode”,
vertelt hij. “Er komen dus voortdurend veel nieuwe
virusdeeltjes bij. Negentig procent van de volwas-
senen raakt het virus desondanks zelf kwijt. In tien
procent van de gevallen wordt de infectie echter
chronisch. Bij kinderen is dat net andersom: het
overgrote deel van de hepatitisinfecties bij kinderen
wordt chronisch.”
Oppepper voor een uitgeput afweersysteem
Sommige virussen activeren het afweersysteem dusdanig dat dat zichzelf
uitput. Het resultaat is een chronische infectie, waarbij patiënten levenslang
virusremmers moeten slikken. Het kan wellicht ook anders: geef het afweer-
systeem een zetje in de goede richting zodat het daarna op eigen kracht
het virus kan opruimen.
tekst: Elles Lalieu
14
VIRGO
En zo’n chronische situatie is gevaarlijk. Het virus
deelt zich heel vaak en maakt daardoor heel veel
signaalstoffen (antigenen) aan, die het afweersysteem
ziet als een bedreiging. In reactie op die enorme
hoeveelheid antigenen maakt het afweersysteem
heel veel virusspecifieke afweercellen, met name
T-cellen. Zo’n sterke reactie kan leiden tot schade
aan de lever, waar het hepatitisvirus zich ophoudt.
Om ernstige schade te voorkomen trekt het lichaam
zelf aan de noodrem. Als het afweersysteem wordt
blootgesteld aan een enorme hoeveelheid antigenen,
raken de T-cellen uitgeput: ze verliezen het vermogen
om te delen. Dat beperkt de schade aan de lever,
maar zorgt er ook voor dat het virus nooit helemaal
onschadelijk wordt gemaakt.
“Wij hebben geprobeerd dat uitgeputte afweersys-
teem weer te activeren”, vertelt Boonstra. “Dat acti-
veren kan op twee manieren. De eerste is met behulp
van exhaustionremmers. Een uitgeputte T-cel heeft
aan de buitenkant allemaal zogenoemde exhaustion-
markers, signaalstoffen die overprikkeling van
het afweersysteem voorkomen door de deling van
T-cellen te remmen. Door die markers te blokkeren
met antilichamen kun je de uitputting opheffen en
wordt de reactie van T-cellen weer sterker.”
De tweede methode is door middel van TLR-stimu-
latie. TLR staat voor Toll-Like Receptoren. Dat zijn
moleculen aan de buitenkant van een afweercel die
structuren van ziekteverwekkers kunnen herkennen.
Ze zijn als het ware de sensoren van het afweersys-
teem. Door deze sensoren te stimuleren, kun je het
afweersysteem weer activeren.
Beide strategieën zijn potentieel risicovol. Overprik-
keling van het afweersysteem ligt op de loer. Boon-
stra: “Met de bestaande therapieën zijn we in staat
om het hepatitisvirus goed te onderdrukken, zodat
er weinig virusdeeltjes in het bloed en de lever zitten.
Maar het is zeer lastig om alle virusdeeltjes uit het
lichaam te verwijderen. Je wilt het hepatitisvirus
goed onderdrukken zodat er weinig virusdeeltjes in
het bloed zitten, maar ze wel in de lever aanwezig
zijn. Ons idee is om mensen eerst te behandelen
totdat het virus bijna weg is en dan deze methode
van heractivatie te gebruiken om het laatste zetje
te geven. Bij klinische trials zullen we de dosis heel
langzaam op moeten voeren.”
Bij een HIV-infectie (aids) speelt een vergelijkbaar
probleem. Viroloog Rob Gruters probeert het afweer-
systeem zo te stimuleren dat het HIV aan kan vallen.
“HIV infecteert cellen van het afweersysteem”,
vertelt hij. “Dat is op zich al heel vervelend, maar
daar komt nog eens bij dat het virus zijn DNA
inbouwt in dat van de cel. Zo wordt het virus onder-
deel van het DNA van de gastheer en kan het zich
schuilhouden. Daarnaast kan het virus heel snel ver-
anderen. Er ontstaat een race waarbij het virus het
“ Het overgrote deel van de hepatitisinfecties bij kinderen wordt chronisch.”
Onderzoeker Rik de Groen bekijkt bloedcellen van patiënten met virale hepatitis onder de microscoop.
Een kijkje in het laboratorium van immunoloog André Boonstra.
FO
TO
: R
OB
GR
UT
ER
S
15
VIRGO
Gluren door het sleutelgat:
Een kakofonie van genactiviteit
Oppepper voor een uitgeput afweersysteem
afweersysteem steeds een stap voorblijft. Uiteindelijk
raakt het afweersysteem uitgeput en geeft het op.”
Bij HIV spelen dus twee problemen: het virus breekt
bepaalde afweercellen (zogenoemde CD4 T-cellen)
af en de afweercellen die overblijven krijgen het
virus niet onder controle. Probleem één is aan te
pakken door het toedienen van virusremmers. De
hoeveelheid afweercellen is meetbaar in het bloed.
Bij gezonde mensen zitten er 500 tot 1.500 CD4
T-cellen in een bloedmonster van één microliter.
Bij een onbehandelde HIV-infectie kan dat aantal
teruglopen tot minder dan honderd CD4 T-cellen
per microliter. Therapie wordt gestart als er minder
dan 350 CD4 T-cellen per microliter gevonden wor-
den. Dankzij het toedienen van virusremmers gaat
het aantal afweercellen weer omhoog, maar de func-
tie van die cellen wordt nooit meer zo goed als die
vroeger was.
Probleem twee is lastiger. Gruters: “Het afweersys-
teem herkent het virus wel, maar bekijkt vervolgens
de verkeerde delen, namelijk de delen die het virus
snel aan kan passen. We proberen met een therapeu-
tisch vaccin het afweersysteem zo ‘op te voeden’
dat de overgebleven T-cellen weer met het virus in
gevecht kunnen. We boekten goede resultaten in het
laboratorium en bij proefdieren en hebben inmiddels
zeventien mensen gevaccineerd. Eén patiënt kon
zeven jaar lang zonder therapie, maar in het algemeen
had de vaccinatie een beperkt effect.”
Gruters wil het vaccin verbeteren door andere delen
van het virus aan te bieden. “Het afweersysteem moet
het virus zo vroeg mogelijk herkennen”, stelt hij. “Het
virus dringt afweercellen binnen om zich te kunnen
delen. De eerste paar kleine eiwitten die zo’n cel
ontregelen heeft het virus nodig om de productie van
extra virusdeeltjes op gang te brengen en die zullen
dus niet zo snel veranderen. Door die ‘vroege eiwitten’
aan te bieden in het vaccin krijg je een veel betere
afweerreactie en kan het virus niet meer ontsnappen.”
Ook bij HIV speelt het risico op overprikkeling van
het afweersysteem een belangrijke rol. Een geacti-
veerde afweercel staat klaar om allerlei nieuwe pro-
ducten te maken en is daardoor een makkelijke prooi
voor het virus, dat nieuwe virusdeeltjes wil laten
maken. Cellen in rust zijn voor een virus veel moei-
lijker succesvol te infecteren. Wordt het afweersys-
teem geactiveerd, maar slaagt het er toch niet in om
het HIV helemaal op te ruimen, dan heb je kans dat
het virus zich juist beter kan verspreiden.
Gruters beschrijft de overprikkeling van het af-
weersysteem als een soort allergische reactie. “Het
afweersysteem reageert veel te heftig op de prikkels
die je toedient. Het is alsof je met een kanon op een
mug staat te schieten. Het kanon richt veel meer
schade aan dan nodig is.”
Het aanpakken van zowel hepatitis B als HIV is dus
nog niet zo eenvoudig. Aan de ene kant wil je het
afweersysteem stimuleren om de virussen onscha-
delijk te maken, maar aan de andere kant wil je
voorkomen dat het afweersysteem te sterk wordt
geprikkeld. Een subtiele strategie dus.
“ Het afweersysteem herkent het HIV-virus wel, maar bekijkt de verkeerde delen.”
FO
TO
: R
OB
GR
UT
ER
S
Patrick Boers (senior research analist) en Cynthia Lungu (master student) analyseren viraal DNA.
16
VIRGO Case study
Er zijn duizenden ziekteverwekkers die ons kunnen aanvallen en we hebben maar
één afweersysteem. Dat afweersysteem heeft een beperkt aantal genen beschikbaar
om in te zetten. En dus is er een ingebakken fl exibiliteit om de juiste respons
tegen iedere ziekteverwekker te krijgen. “Vroeger keken we door een sleutelgat
en nu kunnen we de deur open doen en in de kamer kijken.”
tekst: Elles Lalieu
Gluren door het sleutelgat:
Een kakofonie van genactiviteit
http://www.kennislink.nl/thema/
er-vroeg-bij-zijn
17
VIRGO
Die ingebakken flexibiliteit maakt onderzoek naar
de afweerreactie van de gastheer lastig, maar niet
onmogelijk. Binnen onderzoeksconsortium Virgo is
gezocht naar genen die een belangrijke rol spelen in
de afweerreactie tegen dengue.
Eén gen, één functie. Dat is de traditionele gedachte.
Maar die gedachte klopt niet. Een gen van het afweer-
systeem kan bij de ene infectie tot expressie komen
en bij contact met een andere ziekteverwekker juist
onderdrukt worden. “We moeten dus veel uit de kast
trekken om hoofdrolspelers van figuranten te onder-
scheiden”, vertelt viroloog Arno Andeweg. “Maar
aan de andere kant, meten is weten. En nu kan het.
We kunnen tegenwoordig de activiteit van alle 20.000
genen van de mens in één keer meten. Vroeger keken
we door een sleutelgat en nu kunnen we de deur open
doen en in de kamer kijken.”
GenexpressieDe basis voor dit kamertje kijken is DNA-sequen-
cing; het op volgorde aflezen van alle genetische
letters van het DNA-molecuul (zie kader). In de
afgelopen jaren is de capaciteit van sequencing
machines steeds verder toegenomen. “In de jaren
negentig hadden wetenschappers honderden appa-
raten nodig en dan nog deden ze er tien jaar over om
het complete menselijke genoom in kaart te bren-
gen”, vertelt bio-informaticus Henk Jan van den
Ham. “Nu kun je binnen drie dagen het genoom
van tien mensen sequencen met één apparaat.”
In de praktijk ging het detecteren van betrokken
genen als volgt: in samenwerking met Indonesische
artsen namen Cox van de Weg en Eric van Gorp
bloedmonsters af van patiënten met een dengue-
infectie en werd de expressie van alle 20.000 genen
gemeten. “Van het hele genoom weet je dan welke
stukjes aan of uit staan, maar dan ben je er nog niet.
Want welke genen zijn nu echt belangrijk? Van een
DNA-sequencingDNA-sequencing is een techniek om de volgorde van alle genetische letters van een DNA-molecuul te bepalen.
Eerst wordt het DNA, dat uit twee strengen bestaat, in kleine stukjes geknipt. Daarna worden de strengen van
elkaar gescheiden. Eén van de twee strengen wordt in een oplossing met vier verschillend gekleurde bouwblokjes
en lijm gebracht. Tijdens het proces dat volgt, hechten de passende bouwblokjes zich aan de DNA-streng. De
reactie gaat net zolang door totdat de streng compleet gekopieerd is en de kleur de volgorde van de bouwblokjes
heeft verraden. Tot slot worden alle stukjes DNA, als in een grote puzzel, samengevoegd tot het hele genoom.
Deze techniek kan ook worden gebruikt om de activiteit van de afzonderlijke genen van het genoom in een stukje
weefsel, of bijvoorbeeld bloedcellen, te meten. Door genspecifieke fragmenten te “turven” kun je de activiteit van
een gen bepalen. Hoe vaker je een bepaald fragment tegenkomt, hoe hoger de activiteit van het gen.
De denguemug (Aedes aegypti) brengt het virus over waar je dengue van krijgt.18
VIRGO Gluren door het sleutelgat: Een kakofonie van genactiviteit
aantal genen is dat bekend, maar van duizenden
genen weten we het niet goed”, zegt Van den Ham.
Subtiele verschillenHet is ondoenlijk om alle genen één voor één te
bekijken. Andeweg: “Het antigeen van een ziekte-
verwekker wordt in eerste instantie herkend door
één cel van het afweersysteem. Maar daarna wordt
er heel veel gedeeld, zodat er een enorm grote popu-
latie afweercellen ontstaat. Bij die delingsprocessen
gaan duizenden genen aan en dat draagt bij aan een
enorme hoeveelheid data.”
De bulk van de data is afkomstig van cellen die
delen, maar dat is niet waar Andeweg en zijn colle-
ga’s naar op zoek zijn. Ze zijn op zoek naar subtiele
verschillen die bepalen of iemand een goede of een
slechte afweerreactie heeft tegen een bepaalde
ziekteverwekker.
Om die subtiele verschillen te kunnen vinden,
maakten de onderzoekers gebruik van co-expressie
netwerk analyse. “Binnen het hele patroon van
genen, vind je groepen genen die een bepaald
gedrag vertonen”, zegt Van den Ham. “Je kunt de
oorspronkelijke 20.000 metingen dus samenpersen
in setjes. Zo maak je een netwerk van genen. In dat
netwerk zitten knopen die wellicht te koppelen zijn
aan klinische variabelen.”
In de gevarenzoneMet een voorbeeld laat Van den Hem zien hoe zo’n
netwerk werkt. “Er zullen groepen genen zijn die
wel actief zijn, maar waarvan de activiteit gedurende
infectie niet verandert. Neem het gehoor. Genen die
belangrijk zijn voor het gehoor spelen geen rol bij
infectie en hun activiteit blijft dus vlak. Bij dengue
hebben we genen ingedeeld in ruim twintig groepen,
zodat genen met hetzelfde gedrag in dezelfde groep
zitten. Ongeveer de helft van deze groepen is in
verband te brengen met belangrijke kenmerken van
dengue, bijvoorbeeld de hoeveelheid bloedplaatjes
in het bloed.”
“Als we weten welke genen bepalend zijn voor een
ziektebeeld, dan kunnen we het lichaam trainen
om een goede afweerreactie in gang te zetten”, vult
Andeweg aan. Onderzoek aan de genen is dus ook
van belang voor het ontwikkelen van vaccins. En
juist bij dengue is zo’n interventie van belang omdat
het verloop van de ziekte moeilijk te voorspellen is.
“De meerderheid van de dengue-infecties verloopt
zonder klachten, maar vijftien tot twintig procent
van de patiënten wordt wel ziek. De eerste ver-
schijnselen zijn griepachtige symptomen. Na een
aantal dagen lijkt herstel in te treden, maar een paar
procent van de patiënten gaat juist dan een kritieke
toestand in: door lekkage van bloedvaten ontstaan
overal bloedingen.”
Dengue komt op steeds meer plaatsen voor, door-
dat het leefgebied van de muggen die de ziekte
verspreiden steeds verder uitbreidt. Er zitten dus
steeds meer mensen in de gevarenzone en daarom
is meer kennis over deze onvoorspelbare ziekte
geen overbodige luxe.
Moderne technieken laten precies zien welk deel van het genoom veel (rood), weinig (turkoois) of geen (zwart) expressie vertoont. Door een ‘heatmap’ van een sterk reagerende patiënt te vergelijken met die van een gewone patiënt, wordt inzichtelijk waar in het immuunsysteem de reactie uit de hand loopt.
FO
TO
: M
UH
AM
MA
D M
AH
DI
KA
RIM
VIRGO
Die ingebakken flexibiliteit maakt onderzoek naar
de afweerreactie van de gastheer lastig, maar niet
onmogelijk. Binnen onderzoeksconsortium Virgo is
gezocht naar genen die een belangrijke rol spelen in
de afweerreactie tegen dengue.
Eén gen, één functie. Dat is de traditionele gedachte.
Maar die gedachte klopt niet. Een gen van het afweer-
systeem kan bij de ene infectie tot expressie komen
en bij contact met een andere ziekteverwekker juist
onderdrukt worden. “We moeten dus veel uit de kast
trekken om hoofdrolspelers van figuranten te onder-
scheiden”, vertelt viroloog Arno Andeweg. “Maar
aan de andere kant, meten is weten. En nu kan het.
We kunnen tegenwoordig de activiteit van alle 20.000
genen van de mens in één keer meten. Vroeger keken
we door een sleutelgat en nu kunnen we de deur open
doen en in de kamer kijken.”
GenexpressieDe basis voor dit kamertje kijken is DNA-sequen-
cing; het op volgorde aflezen van alle genetische
letters van het DNA-molecuul (zie kader). In de
afgelopen jaren is de capaciteit van sequencing
machines steeds verder toegenomen. “In de jaren
negentig hadden wetenschappers honderden appa-
raten nodig en dan nog deden ze er tien jaar over om
het complete menselijke genoom in kaart te bren-
gen”, vertelt bio-informaticus Henk Jan van den
Ham. “Nu kun je binnen drie dagen het genoom
van tien mensen sequencen met één apparaat.”
In de praktijk ging het detecteren van betrokken
genen als volgt: in samenwerking met Indonesische
artsen namen Cox van de Weg en Eric van Gorp
bloedmonsters af van patiënten met een dengue-
infectie en werd de expressie van alle 20.000 genen
gemeten. “Van het hele genoom weet je dan welke
stukjes aan of uit staan, maar dan ben je er nog niet.
Want welke genen zijn nu echt belangrijk? Van een
DNA-sequencingDNA-sequencing is een techniek om de volgorde van alle genetische letters van een DNA-molecuul te bepalen.
Eerst wordt het DNA, dat uit twee strengen bestaat, in kleine stukjes geknipt. Daarna worden de strengen van
elkaar gescheiden. Eén van de twee strengen wordt in een oplossing met vier verschillend gekleurde bouwblokjes
en lijm gebracht. Tijdens het proces dat volgt, hechten de passende bouwblokjes zich aan de DNA-streng. De
reactie gaat net zolang door totdat de streng compleet gekopieerd is en de kleur de volgorde van de bouwblokjes
heeft verraden. Tot slot worden alle stukjes DNA, als in een grote puzzel, samengevoegd tot het hele genoom.
Deze techniek kan ook worden gebruikt om de activiteit van de afzonderlijke genen van het genoom in een stukje
weefsel, of bijvoorbeeld bloedcellen, te meten. Door genspecifieke fragmenten te “turven” kun je de activiteit van
een gen bepalen. Hoe vaker je een bepaald fragment tegenkomt, hoe hoger de activiteit van het gen.
De denguemug (Aedes aegypti) brengt het virus over waar je dengue van krijgt.19
VIRGO Case study
Rik de Swart, viroloog aan het Erasmus Medisch
Centrum Rotterdam, houdt zich al jarenlang bezig
met mazelen. Tien jaar geleden liep hij de Noord-
Ierse viroloog Paul Duprex tegen het lijf op een
mazelencongres. “Duprex hield daar een presentatie
over een mazelenvirus dat GFP, een fluorescerend
eiwit, maakt”, vertelt De Swart. “Hij had alleen
geen goed model om het fluorescerende virus in te
testen. Wij hadden dat wel en dus besloten we, tien
jaar geleden, om te gaan samenwerken. Nu hebben
we dus een goed model waarin geïnfecteerde cellen
zichtbaar worden. En dat heeft onze kennis over
mazelen enorm vergroot.”
Paard van TrojeVoorheen werd altijd gedacht dat mazelen een klas-
siek luchtwegvirus is, een virus dat epitheelcellen
van de luchtwegen infecteert. Maar in 2000 werd
een receptor voor mazelen ontdekt op afweercellen.
Toen De Swart en zijn team het gekleurde mazelen-
virus loslieten in de luchtwegen van apen, zagen zij
dat met name cellen onder in de longen geïnfecteerd
raken. Dat was een vreemde plek om virussen aan te
treffen, vond De Swart, wetende dat er in de boven-
ste luchtwegen ook cellen zitten die infectie probe-
ren te voorkomen. “Dendritische cellen – dat zijn
cellen van het afweersysteem – steken geregeld hun
uitlopers uit naar de bovenste luchtwegen om te
‘voelen’ of er indringers in de buurt zijn”, legt De
Swart uit. “We denken dat het mazelenvirus op zo’n
moment zijn kans grijpt en, liftend op een dendriti-
sche cel als een paard van Troje, wordt meegenomen
naar de cellen van het afweersysteem.”
Het is voor het virus best moeilijk om zo liftend bin-
nen te komen, maar eenmaal binnen richt het al snel
grote schade aan. Allerlei afweercellen, waaronder
B-cellen en verschillende typen T-cellen, raken
geïnfecteerd. De receptor waar het mazelenvirus aan
bindt, komt vooral voor op cellen die al eens stukjes
van een indringer hebben gezien. Die cellen raken
aangetast. Tegelijkertijd komt er een goede afweer-
reactie op gang tegen het mazelenvirus zelf. Het
afweersysteem ruimt de aangetaste afweercellen op.
tekst: Elles Lalieu beeld: Plos Pathogens/Rik de Swart
‘Onschuldig’ mazelenvirus brengt je afweer om zeep
Mazelen zijn dankzij vaccinatie een zeldzame ziekte geworden. Maar vaccineren
ligt onder vuur en dus krijgen we, ook in Nederland, weer af en toe te maken met
mazelenuitbraken. Onderzoek naar mazelen blijft dus van belang om de infectie
zelf en de gevolgen daarvan beter te kunnen begrijpen.
20
VIRGO
Dat is op zich natuurlijk goed nieuws: de patiënt
knapt op. Maar omdat het mazelenvirus juist op
afweercellen hecht, en die cellen worden opge-
ruimd, verliest de patiënt wel het immunologische
geheugen.
GeheugencellenDe Swart: “We wisten al dat infectie met mazelen
het afweersysteem verzwakt en ook dat dit weken
tot maanden kan duren. We wisten ook dat het aan-
tal witte bloedcellen tijdens een infectie omlaag
gaat, maar dat aantal is binnen een week alweer
terug naar normaalwaarden. Wat wij hebben ont-
dekt, is dat de aantallen wel weer terugkomen,
maar dat de samenstelling is veranderd. De cellen
die terugkomen zijn afweercellen die de acute
mazeleninfectie bestrijden, maar de geheugencellen,
die effectief zijn tegen andere infecties, zijn allemaal
in aantal verlaagd.”
Geheugencellen zijn afweercellen die onthouden
wat ze hebben gezien en bij een tweede contact
met dezelfde ziekteverwekker snel in actie kunnen
komen. Na een infectie met mazelen verliest een
patiënt dus tijdelijk een deel van de afweer tegen
andere, met name bacteriële, infecties. Maar tijdelijk
betekent niet een paar weken of maanden, maar
ruim twee jaar. Die conclusie trekt De Swart uit
onderzoek in samenwerking met Amerikaanse epi-
demiologen. Uit databases van de Verenigde Staten,
Groot-Brittannië en Denemarken verzamelden zij
cijfers over de sterfte aan mazelen en de sterfte aan
andere infectieziekten, zowel voor als na de invoe-
ring van mazelenvaccinatie.
Vaker ziekDe Swart: “Er is een duidelijke correlatie tussen
het optreden van mazelen en de sterfte aan andere
infectieziekten. En dat verband is er tot ongeveer
28 maanden na een mazelenuitbraak. Het bijzondere
van deze studie is dat in verschillende databases
dezelfde benadering is gevolgd en dat daar steeds
dezelfde periode uitrolt. Na de invoering van maze-
lenvaccinatie is het aantal gevallen van mazelen
Deze patiënt uit Nigeria heeft rode uitslag over de hele rug. Een bekend fenomeen bij mazelen. Op het moment dat de huiduitslag optreedt, is de piek van infectie echter al voorbij. Daarom is het virus zo besmettelijk: andere mensen krijgen het al voordat de pati-ent echt ziekteverschijnselen vertoont.
Deze menselijke dendritische cel is in een kweekbakje geïnfec-teerd met GFP-mazelenvirus. Het GFP-eiwit wordt gemaakt in het cytoplasma van de cel. Daardoor wordt de hele cel fluorescent.
F O T O : M I K E B L Y T H
21
VIRGO
M F H LN P
N P GFP M F H L
natuurlijk veel lager, maar nog steeds zien we dan
tot ruim twee jaar na een uitbraak een hogere sterfte
aan andere infectieziekten. We denken daarom dat
we een sterk verband te pakken hebben.”
De onderzoekers bekijken inmiddels of dezelfde
relatie ook voorkomt in andere databases, zoals die
van huisartsen. Daarin worden anoniem gegevens
over de ziektegeschiedenis van de patiënt opge-
slagen. “We willen uiteindelijk bij vijfhonderd
tot duizend kinderen die mazelen hebben gehad,
kijken naar de ziektegeschiedenis van een paar jaar
daarna”, vertelt De Swart. “En dan kijken we niet
naar sterfte, maar naar bijvoorbeeld antibiotica-
gebruik en ziekenhuisopnamen. Deze groep willen
we vergelijken met kinderen die geen mazelen
hebben gehad om te kijken of kinderen in de twee
jaar na een mazeleninfectie echt vaker ziek zijn.”
UitroeienMazelen blijven een enorm gezondheidsprobleem,
omdat ze zo ongelooflijk besmettelijk zijn. Het virus
komt moeilijk naar binnen, maar gaat heel effectief
naar buiten. Dat is de truc. Op het hoogtepunt van
de infectie (twee tot drie dagen voordat mensen
daadwerkelijk ziekteverschijnselen vertonen) zijn
er overal in het afweersysteem geïnfecteerde cellen.
In dat stadium maakt het virus ook contact met de
epitheelcellen van de luchtwegen. Zo komen er heel
veel virusdeeltjes terecht in de bovenste lucht-
wegen. Door te hoesten kan een patiënt die virus-
deeltjes heel efficiënt in de omgeving verspreiden.
En dat compenseert ruimschoots voor het moeilijke
binnenkomen van het virus.
Er is een vaccin en de mens is de enige natuurlijke
gastheer voor het mazelenvirus. Mazelen kan apen
infecteren, maar over het algemeen zijn de groepen
waarin die dieren leven te klein om het virus lang te
laten overleven. Apen die eenmaal geïnfecteerd zijn
geweest, kunnen niet meer ziek worden. En dus
duurt het in een kleine groep apen niet lang voordat
het virus geen “verse” gastheer meer kan vinden.
Dat de mens de enige gastheer is, betekent dat we
mazelen in theorie kunnen uitroeien door iedereen
tegen de ziekte te vaccineren. Maar volgens De Swart
zal dat nog een lastige klus zijn.
“Er zijn grote problemen met de acceptatie van
vaccinaties”, stelt hij. “In een beschermde groep
maakt het niet zoveel uit als een enkeling zich niet
laat vaccineren. Er is dan toch wel bescherming door
de groep. Maar als de onbeschermde groep groot
genoeg wordt, komt er ruimte voor een uitbraak.
Zoals in 2013 gebeurde in de orthodox protestantse
gemeenschap in Nederland.”
Alternatief vaccinerenNaast het probleem met acceptatie is ook het vaccin
zelf niet in alle situaties even praktisch. Het vaccin
bevat een levend verzwakt virus en moet daarom
koel bewaard worden. Vooral in tropische landen is
dat niet altijd te doen, met als resultaat dat kinderen
wel gevaccineerd worden, maar met een vaccin dat
zijn werk niet meer goed doet. Bovendien wordt het
vaccin toegediend met een naald, wat risico geeft
op besmetting met hiv of hepatitis. De Swart en
zijn team zijn op zoek naar een alternatieve manier
van vaccineren, die in de tropen wel goed toegepast
kan worden.
“Wij willen het vaccin laten inademen met een ver-
nevelaar”, vertelt De Swart. “In ons apenmodel
zagen we al een goede afweerreactie als het vaccin
Boven: het genoom van een mazelenvirus. Dit bevat slechts zes genen (N, P, M, F, H en L) die samen coderen voor acht eiwitten. Onder: het genoom van een GFP-mazelenvirus. Dit virus brengt GFP (green fluorescent protein) tot expressie. Dankzij deze proteïne kun je zien welke cellen geïnfecteerd raken en welke niet.
22
VIRGO
in de longen terecht komt. Dat is nu nog in opge-
loste vorm, maar het allermooiste zou zijn als je het
vaccin in gedroogde vorm kunt bewaren want dan
blijft het heel lang stabiel. Daar zijn mijn collega’s in
Amerika op dit moment mee bezig. Probleem is nog
wel dat je bij inhaleren nooit zeker weet of iemand
een volledige dosis heeft gehad. Kortom, er is ruimte
voor verbetering van het mazelenvaccin, maar dat
gaat niet op korte termijn gebeuren. Tot die tijd
willen we met de resultaten van ons onderzoek
wel het imago van mazelen als een ‘onschuldige’
kinderziekte ontkrachten.”
Infectie van makaken met een GFP-mazelenvirus. Op de piek van virusreplicatie zijn fluores-cerende cellen (groene puntjes) zichtbaar in de huid (A), op het tandvlees (B), op de tong (C) in de lymfeknopen (D-F) en in de milt (G). Enkele dagen na de piek verschijnt huiduitslag (H), waarin nog steeds fluoresce-rende cellen zitten (I).
‘Onschuldig’ mazelenvirus brengt je afweer om zeep
23
VIRGO Case study
“RSV is één van de belangrijkste virusinfecties bij
kinderen”, vertelt kinderarts Pieter Fraaij. “De
meeste kinderen raken voor het eerst geïnfecteerd in
hun eerste levensjaar. Het begint met verkoudheids-
verschijnselen zoals hoesten, maar een deel van
de kinderen wordt daarna zieker en zieker. Eén op
de honderd kinderen komt uiteindelijk met adem-
halingsklachten terecht in het ziekenhuis. Soms is
dat zo ernstig dat patiënten op de intensive care
beademd moeten worden.”
BloedmonstersWelke kinderen dan het risico lopen op een ernstige
vorm van infectie, is echter moeilijk te voorspellen.
Op het moment dat een kind bij de dokter of het zie-
kenhuis aanklopt, is het lastig te zeggen of er wel
sprake is van RSV en of de infectie echt doorzet.
Daarom blijven uit voorzorg veel kinderen die wor-
den doorverwezen ter observatie in het ziekenhuis.
“Dat betekent dat er meer kinderen blijven dan
noodzakelijk is”, stelt viroloog Arno Andeweg.
“Wij hebben in het bloed gezocht naar biomarkers
die zodra een arts RSV bij een kind constateert al
kunnen voorspellen of een kind ernstig ziek gaat
worden of niet.”
Het onderzoeksteam verzamelde bloedmonsters van
gezonde kinderen, kinderen met een milde RSV-in-
fectie en kinderen met een ernstige RSV-infectie.
Tussen de 20.000 genen die het menselijk genoom
rijk is, gingen zij op zoek naar die genen die signifi-
cant in expressie verschillen tussen kinderen met
een ernstige RSV-infectie en gezonde kinderen of
kinderen met een milde infectie.
tekst: Elles Lalieu
Ziekenhuis of niet? Je genen bepalen het
Het respiratoir syncytieel virus (RSV) is een belangrijke veroorzaker van verkoudheid.
Bij volwassenen blijft het meestal bij een snotneus, maar RSV-infecties kunnen
bij pasgeborenen heel ernstig verlopen. Zo ernstig dat ze op de intensive care van
het ziekenhuis terechtkomen en zonder behandeling overlijden. Een test die kan
voorspellen welke kinderen een ernstige infectie zullen ontwikkelen, zou mooi zijn.
“ De betrouw- baarheid van deze test ligt tussen de 96 en 97 procent.”
24
VIRGO
In iedere groep zaten tien tot twintig kinderen.
Het aantal bloedmonsters was dus veel minder
dan het aantal genen waarnaar werd gekeken en
dan schiet de klassieke statistiek tekort. “Wij heb-
ben daarom een methode gebruikt die machine
learning heet”, vertelt statisticus Victor Jong.
“Met machine learning bouw je stapje voor stapje
een model. Je begint met de variabele (in dit geval
een gen) dat het sterkst discrimineert tussen een
ernstige infectie of een milde infectie. Vervolgens
voeg je steeds een variabele toe, totdat de voor-
spellende waarde van het model niet meer toe-
neemt.”
VoorspelbaarheidDat werkt ongeveer zo: stel; je zit op een voor-
spelbaarheid van tachtig procent. En met het
toevoegen van een extra variabele komt de
voorspelbaarheid op 80,0001 procent. “Ga je
die variabele dan meenemen in je model? Waar-
schijnlijk niet”, stelt Jong, “Want het heeft niet
zoveel zin om variabelen toe te voegen, en dus
het model complexer te maken, als de voorspel-
baarheid er niet veel beter van wordt.”
Het RSV-model kwam uit op 84 variabelen die de
voorspelbaarheid in belangrijke mate verbeterden:
84 genen die een belangrijke rol spelen bij het ont-
wikkelen van een ernstige infectie. De nauwkeurig-
heid van de test is goed en ligt tussen de 96 en 97
procent. Geeft de test als uitslag dat een kind tien
procent kans heeft op een ernstig verloop, dat klopt
die voorspelling dus in 96 of 97 procent van de
gevallen.
Uitkomsten begrijpenOf de test in de praktijk ook goed werkt, moet nog
onderzocht worden. Fraaij: “Meten is makkelijk,
maar de uitkomsten begrijpen is vaak een stuk moei-
lijker.” Jong vergelijkt de uitslag van de test met de
weersverwachting. “Als er negentig procent kans is
op regen, neem je een jas mee. Als een kind negentig
procent kans heeft op een ernstig verloop van RSV,
moet het natuurlijk in het ziekenhuis blijven. Als er
veertig procent kans is op regen, zal de één wel een
jas meenemen en de ander niet. Als een kind veertig
procent kans heeft om ernstig ziek te worden, dan
moet de arts aan de hand van observaties beslissen
wat er gebeurt.”
“ Soms is RSV zo ernstig dat patiënten beademd moeten worden.”
“ Uit voorzorg blijven er meer kinderen in het ziekenhuis dan noodzakelijk is.”
25
VIRGO
Virusinfecties zijn soms onnodig problematisch. Tegen tal van virussen
bestaan uitstekende vaccins, maar ze zijn niet voor iedereen beschikbaar.
Soms zijn ze te duur, soms willen mensen niet gevaccineerd worden
omdat ze het systeem niet vertrouwen. Dat geeft een dilemma: vaccins
werken niet als je ze op de plank laat liggen. Ab Osterhaus (coördinator
Virgo) en Arno Andeweg (co-coördinator Virgo) vertellen.
Vaccins werken niet als je ze op de plank laat liggen
Discussie
26
VIRGO
Niet overal ter wereld zijn alle vaccins beschikbaar. Wat betekent dat voor virusbestrijding? Andeweg: “Dat niet iedereen toegang heeft tot
medicatie of vaccins is een kwalijke zaak. In de eerste
plaats heeft het alles te maken met de oneerlijke ver-
deling van welvaart. In de Westerse wereld zijn we
al snel geneigd om te denken dat een virus niet meer
bestaat of niet interessant is, terwijl het elders nog
veel problemen veroorzaakt. In ontwikkelingslanden
zijn bijvoorbeeld honderden miljoenen mensen het
slachtoff er van chronische virale hepatitis of het
denguevirus. Beschikbaarheid van vaccins en goede
medische zorg is uiterst belangrijk – maar (vaak
simpele) hygiënemaatregelen zijn ook cruciaal.”
Osterhaus: “Verspreiding van vaccins en antivirale
middelen in tijden van crisis heeft vaak te maken met
de politieke situatie. Als een paar landen alle vaccins
opkopen wanneer een pandemie dreigt, is er voor
andere landen niets over. Terwijl pandemische vacci-
natie niet alleen voor de happy few beschikbaar moet
zijn, maar uiteindelijk voor iedereen die het nodig
heeft. Daar moeten we oplossingen voor verzinnen,
bijvoorbeeld door in Europa gezamenlijk in te kopen.
Wetenschappelijk zijn we hier bij Virgo niet mee
bezig, maar we zien wel dat we soms door het oog
van de naald kruipen.”
Toch is het ook in juist rijke Westerse landen moei-lijk om iedereen aan een vaccin te krijgen – zie bijvoorbeeld de ophef rond vaccinatie tegen HPV, het baarmoederhalskanker veroorzakende virus.Osterhaus: “Ik maak me inderdaad wel zorgen over
de acceptatie van vaccins. Mensen zijn kritisch op de
wetenschap; geloven niet zomaar meer wat de dokter
zegt. Aan de ene kant gaat het om religieuze redenen,
daar kan je weinig aan doen. Maar daarnaast zijn het
hoogopgeleide mensen die een ‘mazelenparty’ orga-
niseren omdat het zo goed voor kinderen zou zijn.
Er is niks gezonds aan, maar die ouders weten dat
niet. Ze hebben het zelf nooit meegemaakt en
kennen de gevolgen en eventuele complicaties
van de ziekte niet meer.” (Zie ook ‘Onschuldig’
mazelenvirus brengt je afweer om zeep.)
Andeweg: “Het is logisch dat mensen het systeem
niet vanzelfsprekend vertrouwen. Iedereen is een
mondige burger, de tijd is gelukkig geweest dat
alleen de dokter weet wat goed voor je is. Maar het
is zorgelijk dat de achterdocht toeneemt. Het doel
van dit wetenschappelijk onderzoek is afname van
de ziektelast, en dat wordt alleen bereikt als de
gegenereerde kennis ook kan worden toegepast.
Hoe kunnen we die achterdocht tegengaan? Andeweg: “Degelijke informatie is belangrijk. Die
achterdocht moet ons verder brengen om kennis
beter te delen. Als wetenschappers moeten we goed
kunnen vertellen wat de voor- en nadelen kunnen
zijn van een vaccinatie. Correct geïnformeerde men-
sen kunnen dan zelf een afweging maken in het
belang van henzelf en de mensen om hen heen.”
Osterhaus: “Aan de ene kant is er veel bereikt en
gebeurt er goed werk in ons vakgebied, maar het is
zonde dat we te weinig doen aan de acceptatie van
de vruchten ervan: nieuwe vaccins. Er circuleren
vreselijke fi lmpjes over wat er gebeurt na vaccinatie.
Niemand rekent de sceptici erop af. Het is de taak
voor de wetenschap om tegengeluid te geven.
Daarvoor moeten we ook sociale wetenschappers
en sociale media in de arm nemen: leren over de
psychologie achter acceptatie, en de manier waarop
communicatie het best werkt.”
Wat doet zo’n complex probleem met uw motivatie voor dit onderzoek?Andeweg: “Elke onderzoeker weet dat zijn werk
voor de lange termijn is: fundamenteel onderzoek
met zicht op praktische toepassing. We zijn gewend
dat we niet in één stap thuis zijn; oorlogen, armoede
en politiek blijven altijd een rol spelen.”
Osterhaus: “Ons onderzoek is pure noodzaak. We
zien steeds meer infecties de kop op steken. Daar
moeten we een wal tegen opwerpen – door onze
SARS-aanpak hebben we een beginnende pandemie
onder controle gekregen. Doen we dit soort onder-
zoek niet, dan moeten we met z’n allen op de blaren
zitten.”
tekst: Rineke Voogtbeeld: René den Engelsman
27
AIMMTherapeutics
VIRGO heeft als doel een beter begrip te krijgen van de belangrijkste acute en chronische virale ziekten zoals infl uenza, hepatitis en aids. Deze virale ziekten komen het meest voor. We bestuderen de wisselwerking tussen virussen die deze ziekten veroorzaken en de gastheer op moleculair en fysiologisch niveau.
AIMM Therapeuticswww.aimmtherapeutics.com
Academisch Medisch Centrum Amsterdam – www.amc.nl
Bristoll-Myers-Squibbwww.bms.com
Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam – www.erasmusmc.nl
F. Hoffman-La Roche Ltd.www.roche.com
Gilead Sciences Nederland bvwww.gilead.com
GlaxoSmithKlinewww.gsk.com
Universiteit Leidenwww.leidenuniv.nl
Leiden University Medisch Centrumwww.lumc.nl
Netherlands Proteomics Centerwww.netherlandsproteomicscentre.nl
Novavaxwww.novavax.com
Psynova Neurotechpsynova.com
Radboudumc Nijmegenwww.radboudumc.nl
Universiteit Utrechtwww.uu.nl
Universitair Medisch Centrum Groningen – www.umcg.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu – www.rivm.nl
UMC Utrechtwww.umcutrecht.nl
ViroClinics Bioscienceswww.viroclinics.eu
Vironovativewww.vironovative.com
Thermo Fisher / Dionexwww.dionex.com
Contact: www.virgo.nl, [email protected], 010-7044770
28
ColofonRedactie
Joost van der Gevel, Elles Lalieu, Rineke Voogt
Hoofd/eindredactie
Sciencestories.nl, René Rector
Vormgeving
Parkers, Rick Verhoog en Sara Kolster
Infographics
Parkers, Marjolein Fennis en Sara Kolster
Projectleiding
Giovanni Stijnen, NEMO Kennislink
Coördinatie
Giovanni Stijnen en Sanne Deurloo, NEMO Kennislink
Deze uitgave kwam tot stand dankzij het LSH-FES subsidieprogramma en in samenwerking met NEMO Kennislink en Paul Huber (Virgo).
Top Related