Blokboek H1 VT BSK
Ontwerpen van beleid
Avans Hogeschool Academie voor Management en Bestuur
Opleiding: BSK
Titel: Blokboek H1 BSK Ontwerpen van beleid
Samenstellers: Frans Coppelmans, Wim Dankers (red.), Arend Geul, René van
Kuijk, Daphne Malschaert, Sander Sloot
Periode: H1
Versie: studiejaar 2014-2015, augustus 2014
2
Voorwoord
Dit blokboek is een gids voor het blok Ontwerpen van beleid. Neem dit blokboek voor de
start van het blok goed door. Daarna is het van belang om het blokboek als dagelijkse
leidraad te gebruiken. In dit blokboek vind je terug wat er van je verwacht wordt in de
verschillende onderdelen van het blok.
De bij het blok betrokken docenten en tutoren wensen je een plezierig en leerzaam blok.
3
Inhoudsopgave
Blokboek H1 VT BSK .............................................................................................. 1
Ontwerpen van beleid ......................................................................................... 1
1 Handleiding voor het blok .................................................................................... 5
1.1 Inleiding ...................................................................................................... 5
1.2 Thema ......................................................................................................... 5
1.3 Competenties ............................................................................................... 5
1.4 Aanwezigheid ............................................................................................... 6
1.5 Toetsing en fraude ........................................................................................ 6
1.6 Studiebelasting ............................................................................................. 6
1.7 Schematisch overzicht blok ............................................................................ 7
2 Invulling van de integrale leerlijn: Beroepsproduct .................................................. 8
2.1 Inleiding ...................................................................................................... 8
2.2 Werkvorm .................................................................................................... 8
2.3 Beroepsproduct en bijbehorend onderzoeksrapport............................................ 8
2.4 Leerdoelen ................................................................................................... 9
2.5 Begeleiding .................................................................................................. 9
2.6 Onderzoeksplan ............................................................................................ 9
2.7 Fasering (van week tot week) ....................................................................10
2.8 Inlevermomenten .........................................................................................13
2.9 Gang van zaken rondom beoordeling ..............................................................13
2.10 Beoordelingscriteria ....................................................................................15
2.11 Herkansing ................................................................................................15
2.12 Studiebelasting ..........................................................................................16
3 Invulling van de kennisleerlijn .............................................................................17
3.1 Inleiding ...................................................................................................17
3.2 Beleidskunde ............................................................................................17
3.3 Organisatiekunde ......................................................................................19
3.4 Economie .................................................................................................21
Kosten baten analyse en uitloop .............................................................................23
3.5 Recht .......................................................................................................23
4 Invulling van de vaardighedenleerlijn ...................................................................26
4.1 Inleiding ...................................................................................................26
4.2 Communicatievaardigheden ........................................................................26
4.3 Kwantitatieve onderzoeksvaardigheden ........................................................28
5 Invulling van de individuele leerlijn ......................................................................31
6 Kwaliteitszorg ....................................................................................................32
6.1 Inleiding ...................................................................................................32
6.2 Vergadering blokteam ................................................................................32
6.3 Evaluatie ..................................................................................................32
Bijlage 1 Competenties Bestuurskunde Opleidingen Nederland ...................................33
4
Bijlage 2 Toelichting leerlijnen ................................................................................35
Bijlage 3 Organisatie .............................................................................................36
Bijlage 4 Beoordelingsformulier onderzoeksplan: ......................................................38
Bijlage 5 Beoordelingsformulier presentatie en verdediging: ......................................39
Bijlage 6 Beoordelingsformulier onderzoeksrapport: ..................................................41
Bijlage 7: Beoordelingslijst Deelname aan groepswerk ..............................................43
5
1 Handleiding voor het blok
1.1 Inleiding
Het thema ontwerpen van beleid maakt deel uit van de ambachtelijke fase van de
beleidscyclus. Het betreft ontwerp van relatief eenvoudig beleid.
1.2 Thema
In het functieprofiel van de beleidsmedewerker staat de beleidscyclus centraal. De vier
fasen van de beleidscyclus, beschrijven, uitvoeren, (her-)ontwerpen en evalueren staan
centraal in de opleiding. Via projecten verwerf je de bij het ambacht behorende
competenties. Deze competenties kun je toepassen in je stage. Na de stage is er in de
opleiding aandacht voor verbreding en verdieping.
Na de thema’s beschrijven van beleid en beschrijven van de uitvoering van beleid ga je
in dit blok 10 weken aan de slag met ontwerpen van nieuw beleid of het verbeteren van
bestaand beleid. Het gaat in dit blok om beleid waarbij weinig actoren betrokken zijn en
dat geen grote weerstanden oproept in de samenleving. De complexere vormen van
beleidsontwerp –veel betrokken actoren en grote weerstanden- komen terug in de
periode tussen stage en afstuderen.
Het nut van dit thema behoeft nauwelijks toelichting. De opleiding leidt met name op
voor de functie van beleidsmedewerker bij overheid en non-profit instellingen. Bij een
dergelijke functie is het ontwerpen en aanpassen van beleid een hoofdtaak.
Bij het ontwerpen van beleid spelen aspecten uit beleidskunde, recht, economie en
organisatiekunde en informatiekunde continu naast elkaar en door elkaar een rol.
Ontwerpen van beleid gebeurt gelijktijdig vanuit de verschillende invalshoeken. Zo is het
weinig productief om pas nadat je een oplossing voor het probleem bedacht hebt, voor
het eerst te kijken of je oplossing wel past binnen financiële, organisatiekundige en
juridische kaders. Speciale aandacht is er in dit blok voor het op papier zetten van je
beleid.
1.3 Competenties
Avans Bestuurskunde werkt met competenties die landelijk vastgesteld zijn voor alle
opleidingen Bestuurskunde. Aan het eind van je studie dien je deze competenties te
beheersen. Alle competenties zijn vertaald naar niveaus. Hieronder zie je de deze
competenties met de vertaling naar het geldende niveau voor het blok. Het complete
overzicht van competenties en niveaus vind je in de bijlage van dit blokboek.
De bachelor:
- kan vanuit verschillende invalshoeken maatschappelijke vraagstukken analyseren.
(competentie 2, niveau 2)
- kan eenvoudig beleid construeren, evalueren en implementeren. (competentie 3,
niveau 2)
- kan vanuit een goed beeld van organisatieprocessen en beheersstructuren
participeren in de eigen organisatie en bijdragen aan het soepel functioneren
daarvan. (competentie 4, niveau 2)
- kan bruikbare aanbevelingen doen op basis van zelfstandig opgezet en uitgevoerd
toepassingsgericht onderzoek.(competentie 5, niveau 3)
- kan effectief communiceren met interne en externe doelgroepen. (competentie 6,
niveau 3)
- kan een kritisch oordeel geven en ontvangen en kan gemotiveerd zijn handelen al
dan niet aanpassen. (competentie 7, niveau 3)
6
1.4 Aanwezigheid
Aanwezigheidsplicht
In een aantal gevallen is actieve aanwezigheid verplicht. Aanwezigheid wordt op die
momenten ook geregistreerd. Deze plicht geldt bij:
ingeplande tutoruren
formeel ingeplande momenten met de opdrachtgever (opdrachtverstrekking,
eindpresentatie)
terugkoppeling van beoordelingen van beroepsproducten
de lessen COV
ingeplande bijeenkomsten in het kader van de individuele leerlijn
Daarnaast geldt aanwezigheidsplicht voor alle bijeenkomsten waarvoor als groep is
afgesproken dat de groep bij elkaar komt.
Melden afwezigheid
Als je als gevolg van persoonlijke omstandigheden niet aan de aanwezigheidsplicht kunt
voldoen, dan moet je dit vooraf met opgave van reden per e-mail bij de tutor melden. Als
melding vooraf niet mogelijk is, zorg je er voor dat je de afwezigheid zo spoedig mogelijk
erna gemeld. Zorg er ook voor dat groepsgenoten worden ingelicht.
Overigens wordt onder persoonlijke omstandigheden verstaan omstandigheden zoals
ziekte, begrafenisbezoek e.d. Een bijbaan kan nooit een reden zijn verplichte onderdelen
te verzuimen!
1.5 Toetsing en fraude
Regels rondom toetsing zijn te vinden in hoofdstuk 8 van de Onderwijs- en
examenregeling (OER). Daar vind je meer informatie over zaken als inschrijving, inzage,
gedragsregels en vrijstellingen. In de verschillende hoofdstukken van deze handleiding
vind je meer informatie over de toetsing in dit blok.
In OER vind je ook informatie over fraude en de gevolgen daarvan.
Elk beroepsproduct moet verplicht ingeleverd worden via blackboard, digitaal inleveren.
Daarmee wordt het beroepsproduct op fraude gecontroleerd. Bij verslagen e.d. wordt het
gebruik van teksten die letterlijk afkomstig zijn uit andere bronnen (waaronder internet)
gezien als fraude tenzij er sprake is van deugdelijke bronvermelding.
De OER is te vinden op iAvans Portaal.
1.6 Studiebelasting
Het programma is zodanig ontworpen dat een normale student onder normale
omstandigheden met een tijdsinspanning van gemiddeld 40 uur per week aan de
gestelde eisen kan voldoen.
Voor het thema kunnen 15 studiepunten worden behaald. Deze zijn als volgt verdeeld:
- Integrale leerlijn: 6 sp
- Kennisleerlijn: Beleidskunde 1,5 sp
Organisatiekunde 1,5 sp
Economie 1,5 sp
Recht 1,5 sp
- Vaardighedenleerlijn: Communicatievaardigheden 0,5 sp
Kwantititieve onderzoeksvaardigheden 1,5 sp
- Individuele leerlijn: 1,5 sp
7
1.7 Schematisch overzicht blok
Week Invalshoeken Beroepsproduct
1 Introductie blok en jaar
Colleges vakken
Opdrachtverstrekking
Zakelijke mail opdrachtbevestiging aan tutor (individueel)
2 Colleges vakken
Opdrachtanalyse (tutoruur)
Opdrachtbevestiging versturen aan opdrachtgever
Werken aan onderzoeksplan (individueel)
3 Colleges vakken Meenemen individueel onderzoeksplan
Onderzoeksplan (tutoruur) bespreken en maken
Inleveren onderzoeksplan per groep.
Start informatieverzameling
4 Colleges vakken Bespreking beoordeling onderzoeksplan (tutoruur)
Dag na tutoruur: inleveren eventuele herkansing onderzoeksplan.
Informatieverzameling
5 Colleges vakken Terugkoppeling herkansing onderzoekslan
Afstemming groepen (informatiedeling)
Informatieverzameling
Maken structuur voor rapportage (indvidueel)
6 Colleges vakken Afstemming groepen (informatiedeling)
Start ontwerpen beleid op hoofdlijnen
7 Ontwerp beleid en start schrijven
Presentatie/verdediging
8 Dinsdag uiterlijk 17.00 uur: inleveren onderzoeksrapport met oplegger
9 Tentamens Invullen voor medestudenten beoordelingslijst groepswerk
10 Maandag: beoordeling gereed.
Tutotuur: bespreken beoordelingslijsten groepswerk, en terugkoppeling beoordeling onderzoeksrapport.
Eventueel: start herkansing
(blok 2) Hertentamens (week 10) Uiterlijk inleveren herkansing (maandag week 1 voor 9.00 uur)
8
2 Invulling van de integrale leerlijn: Beroepsproduct
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de integrale leerlijn van dit blok.
2.2 Werkvorm
In de integrale leerlijn staat het beroepsproduct met het daarbij behorende
onderzoeksrapport centraal. Een beroepsproduct is een opdracht (of vraagstuk, of
probleem) die je in je toekomstige functie, als afgestudeerde bestuurskundige kunt
tegenkomen. De opdracht wordt ook in een praktijksituatie uitgevoerd en in dit blok ook
door een deskundige uit de praktijk beoordeeld.
Je voert deze opdracht uit in een groep van ongeveer 4 studenten. De groepen worden
door de themacoördinator ingedeeld. De opdracht wordt geworven door de coördinator.
Er zijn meerdere opdrachten beschikbaar. Je kunt een voorkeur voor een van de
opdrachten uitspreken.
Tijdens het werken aan het beroepsproduct werk je ook aan je persoonlijke
vaardigheden. Met je groep kijk je aan het einde van het blok terug op het functioneren
van jezelf en je groepsgenoten.
2.3 Beroepsproduct en bijbehorend onderzoeksrapport
Product
Het beroepsproduct is dit blok een professionele presentatie van een optimale oplossing
voor een beleidsprobleem. Het probleem wordt aangedragen door een beleids- of
stafmedewerker uit het lokaal bestuur. De groep presenteert de opdrachtgever een
oplossing die hij (bijna) zonder nadere bewerking zou kunnen indienen bij de leiding
(college, bestuur, managementteam of directie) van de organisatie waarbij hij werkzaam
is.
Je maakt een onderzoeksrapport met onderzoeksopzet, resultaten, analyse en
conclusies en aanbevelingen. Het onderzoeksrapport moet leiden tot besluitvorming
binnen de organisatie. Organisaties gaan daar op verschillende manieren mee om.
Afhankelijk van de opdrachtgever maak je daarbij een oplegger, beslisdocument of
aanbiedingsbrief.
Een opdracht wordt door meerdere groepen uitgevoerd. Elke groep levert zijn eigen
producten. Afstemming in de fase van informatieverzameling is noodzakelijk en verplicht.
In de opdracht dient aandacht besteed te worden aan alle vakken. Zo zal er in het
onderzoeksrapport een begroting opgenomen zijn. In eerdere onderzoeksrapporten heb
je vaak per vak een hoofdstuk geschreven. Die indeling ligt hier niet voor de hand. De
vakken spelen steeds naast elkaar en door elkaar een rol.
Als je van mening bent dat in jouw specifieke opdracht een (of meer) van de vakken niet
of zeer beperkt aan de orde kan komen, neem dan contact op met de betreffende
vakdocent. De inhoudsdeskundige kan op grond van een beargumenteerd verzoek
goedkeuren dat de betreffende invalshoek niet of beperkt in het verslag terugkomt.
Rol
De student heeft in dit product de rol van junior beleidsmedewerker / beleidsadviseur die
een oplossing voor een probleem voorlegt aan zijn direct leidinggevende, dan wel de rol
van adviseur die door een leidinggevende is ingehuurd om advies te geven ten aanzien
van de oplossing van een beleidsprobleem.
9
Context
De opdracht wordt uitgevoerd in opdracht van een opdrachtgever, een beleids- of
stafmedewerker van een overheids- of non-profit organisatie. De student maakt een
professionele oplossing voor een werkelijk bestaand, door de opdrachtgever toegelicht
probleem. De opdracht wordt gekenmerkt door relatief eenvoudig beleid waarbij het
aantal betrokken actoren en de mogelijke weerstanden beperkt zijn.
Niveau van de context
Het niveau van de context waarin het beroepsproduct behaald moet worden is niveau 2.
basis (voor-stage).
2.4 Leerdoelen
In dit blok wordt gewerkt aan een aantal landelijk vastgestelde competenties (zie par.
1.2). Deze competenties leiden tot de volgende doelstelling voor dit beroepsproduct:
de student maakt een onderzoeksplan en voert dit uit;
de student in staat om een professionele oplossing te ontwerpen voor een
beleidsprobleem dat is aangedragen door een beleids- of stafmedewerker uit een
overheids- of non-profit organisatie;
de student kan over de beleidsoplossing zowel mondeling als schriftelijk rapporteren
en communiceert met interne en externe doelgroepen;
de student participeert actief in de eigen projectorganisatie en toont daarbij aan te
beschikken over probleemoplossend vermogen en samenwerkingsvaardigheden. De
student kan daarbij kan de student professioneel omgaan met kritiek, heeft zelfkritiek
en kan zijn handelen op grond hiervan aanpassen.
2.5 Begeleiding
Bij het maken van het beroepsproduct en onderzoeksrapport word je ondersteund door
de:
Tutor
De tutor is aanwezig op een deel van de ingeroosterde tutoruren.
Indien nodig kan buiten de ingeplande tutoruren via de mail een afspraak gemaakt
worden met de tutor. Tijdens tutoruren kan ook het individueel functioneren van de
student in het leerproces besproken worden.
Bij ziekte van de tutor gaan de werkzaamheden gewoon door.
Inhoudsdeskundige
Naast tutoren zijn ook dit blok de vakdocenten beschikbaar als inhoudsdeskundige. Je
kunt (via email) een afspraak maken.
2.6 Onderzoeksplan
Voor de uitvoering van het beroepsproduct dient gewerkt te worden volgens een in de
eerste weken van het blok op te stellen onderzoeksplan. Het onderzoeksplan is een
leesbare tekst die later (misschien in iets kortere versie) het eerste hoofdstuk van je
onderzoeksrapport zal worden. Het bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen:
1. Aanleiding tot het onderzoek.
2. Doelstelling.
3. Afbakening onderzoeksterrein.
4. Centrale vraag.
5. Vooronderzoek (is in dit geval ook literatuuronderzoek / verantwoording methode).
6. Deelvragen (op basis van vooronderzoek).
7. Informatieverzamelingsmethode.
8. Tijdpad en uitvoeringsafspraken.
10
Let op:
Bij het vak Beleidskunde leer je beleid te ontwerpen volgens bepaalde methoden. Denk
er aan dat de keuze voor een methode (bijvoorbeeld Japans) ook leidt tot deelvragen die
aansluiten bij die methode. Zorg er dan ook voor dat je de keuze voor een van de
methoden ook verantwoord (binnen het vooronderzoek).
Let op:
Welke ontwerpmethode je ook kiest, het is bij dit project onmogelijk om je te beperken
tot schriftelijke informatie (al dan niet van internet). Schriftelijke informatie is geschikt
als startpunt maar dient altijd aangevuld te worden met mondelinge informatie. Deze
verkrijg je uit interviews. Het is in dit blok dan ook verplicht om interviews te houden op
locatie (en dus niet telefonisch).
Verslagen van interviews worden op je projectkantoor geplaatst.
Een advies gebaseerd op alleen schriftelijke informatie is bijna per definitie onvoldoende
onderbouwd. Een onvoldoende beoordeling zal het logische gevolg zijn.
2.7 Fasering (van week tot week)
Waarschuwing/tip: Op verzoek van studenten uit voorgaande jaren het volgende.
Realiseer je dat je in week 7 een presentatie moet geven over je beleid. De doorlooptijd
is kort. Wacht daarom niet tot week 5 of 6 voordat je afspraken maakt met informanten
uit de praktijk. Deze mensen hebben drukke agenda’s hebben ook soms vakantie etc. Zij
zijn vaak niet op korte termijn beschikbaar. Zorg er daarom voor dat je al snel afspraken
maakt! Dit vereist ook dat je je al in de eerste weken voldoende ingelezen hebt in het
onderwerp om te kunnen bepalen wie je eventueel nodig hebt.
Fase 1: Voorbereidingsfase (week 1 t/m 3)
In week 1 Opdrachtverstrekking
Week 1 (of begin 2) wordt de opdracht verstrekt door de opdrachtgever. De
opdrachtgever presenteert de opdracht en je hebt met je groep alle gelegenheid om
vragen te stellen.
Voorkomen moet worden dat je de opdracht verkeerd opvat. Je komt in grote problemen
als dit bij de presentatie pas blijkt. Vandaar dat na je individueel de opdracht en de
opdrachtgever analyseert: wat wordt precies van je gevraagd, en met welke
mogelijkheden/moeilijkheden/aanwijzingen moeten rekening worden gehouden? Schrijf
een zakelijke mail met opdrachtbevestiging aan je opdrachtgever. Mail deze de dag na de
presentatie van de opdrachtgever aan je tutor en neem een print mee naar het tutoruur
van week 2.
Deze opdrachtbevestiging is onderdeel van de individuele beoordeling.
In week 2 Opdrachtbevestiging en individueel onderzoeksplan
Opdrachtbevestiging in tutoruur
Er is een gezamenlijk tutoruur ingepland met de groepen die dezelfde opdracht hebben.
Aan het einde van dit tutoruur moet de opdracht voor iedereen duidelijk zijn en wordt
een bevestiging van de opdracht verzonden aan de opdrachtgever.
Enkele mails worden klassikaal met de tutor besproken, Vervolgens bespreek je als
groepen gezamenlijk hoe de opdracht volgens jullie opgevat moet worden en formuleren
jullie samen een zakelijke mail met opdrachtbevestiging aan de opdrachtgever. Deze
mail wordt dezelfde dag verzonden aan de opdrachtgever met cc aan de tutor.
Vergeet niet de opdrachtgever om commentaar te vragen. Er is dus 1
opdrachtbeschrijving van alle groepen samen!
De tutor zal het eerste uur van de bijeenkomst aanwezig zijn en daarna is de tutor
beschikbaar voor vragen.
Let op (weer een tip van studenten die jullie voorgingen): de opdrachtgevers hebben tijd
nodig om te reageren. Wacht daar niet op en ga verder op de ingeslagen weg. Eventueel
commentaar leidt zelden tot erg grote bijstellingen van de ingeslagen weg. Te lang
wachten leidt tot vertraging en stress.
11
Als de opdracht duidelijk is richt de groep zich op de vraag hoe de opdracht kan worden
uitgevoerd. Het onderzoeksplan wordt opgesteld.
In week 2 maakt ieder individueel een onderzoeksplan (met uitzondering van
tijdsplanning en uitvoeringsafspraken). Voor meer informatie over een onderzoeksplan
zie paragraaf 2.6. Dit individuele onderzoekspan is onderdeel van de individuele
beoordeling. Om dat onderzoeksplan te kunnen maken moet je je eerst oriënteren op de
opdracht. Wat kun je vinden op internet, op grond van welke criteria ga je vergelijkbare
organisaties zoeken, welke organisaties wil je gaan benaderen / bestuderen? Mail je
voorbereiding aan je tutor.
In week 3 zijn er vijf uren gereserveerd voor het tutoruur. Doel is om te komen tot een
compleet en definitief onderzoeksplan (zie ook 2.7).
Ieder groepslid neemt (op papier) zijn onderzoeksplan mee en een lijstje criteria en
potentiele donororganisaties.
Je hebt nu 5 lesuren om met de individuele onderzoeksplannen in je eigen tutorgroepje
een gezamenlijk onderzoeksplan te maken inclusief tijdsplanning en
uitvoeringsafspraken.
De tutor is het eerste lesuur aanwezig bij het tutoruur en controleert of ieder voldaan
heeft aan de opdracht. Daarna zal de tutor nog binnenlopen voor mogelijke vragen.
Mocht je aan het einde van het tutoruur nog niet helemaal klaar zijn met het
onderzoeksplan dan kun je nog even doorwerken. Je moet het onderzoeksplan uiterlijk
inleveren de (werk-)dag na het tutoruur! Een niet op tijd ingeleverd plan wordt gezien als
een herkansing.
Elke groep bepaalt zelf welke potentiele donororganisaties meegenomen worden in het
onderzoek. Om te voorkomen dat een organisatie door meerdere groepen wordt bezocht
is afstemming nodig. Bepaal daarom welke organisaties je gaat onderzoeken.
In tutoruur week 3 stellen we vast wie welke organisatie gekozen heeft. Als meerdere
organisaties voor dezelfde organisatie gekozen hebben dan moeten die groepen daarbij
samenwerken bij de informatievergaring. Als je als enige voor een bepaalde donor
gekozen hebt dan mogen in beginsel andere groepen geen contact meer opnemen met
deze organisatie. Je mag hier overigens in onderling overleg wel afwijken.
Hiermee is de voorbereidingsfase afgerond en ga je meteen in week 3 van start met de
uitvoering (zie hieronder).
Uitvoeringsfase (week 3 t/m 7)
Fase 2 start in week 3 en bestaat uit het uitvoeren van de activiteiten en werkzaamheden
die in fase 1 zijn gepland en voorbereid. Het is niet verstandig te wachten met de
uitvoering van het onderzoek tot de tutor definitieve goedkeuring gegeven heeft voor het
onderzoeksplan. Ga van start nadat je het plan van aanpak ingeleverd hebt. Normaal
gesproken leidt de beoordeling van het onderzoeksplan niet tot onoverkomelijke
bijstelling van de activiteiten.
Van belang is dat je in elk geval zo snel mogelijk eventuele interviews plant.
Naarmate er meer informatie binnenkomt, en er – dus – meer vragen kunnen worden
beantwoord, zullen de contouren van het te ontwikkelen beleidsontwerp steeds
duidelijker worden.
In deze fase is er een wekelijks tutoruur. Aanwezigheid is steeds verplicht.
Tijdens het tutoruur van week 4 krijg je de beoordeling van het onderzoeksplan. Een
eventuele herkansing moet al snel weer ingeleverd worden: de dag na het tutoruur.
Ook een mogelijke bijstelling van het onderzoekplan leidt niet tot het stilleggen van het
onderzoek. Je gaat gewoon door met de uitvoering.
Tijdens dit tutoruur volgt ook definitieve afstemming van donororganisaties.
Verder doe je in week 4 verslag van de activiteiten die je in week 3 ondernomen hebt.
12
In week 5 krijg je de beoordeling van de herkansing van het onderzoeksplan en doe je
weer verslag van de werkzaamheden. Verder werk je als groep aan je beroepsproduct en
kun je zorgen voor samenwerking/afstemming met de andere groepen. De tutor is deels
aanwezig voor mogelijke vragen, controleert de aanwezigheid en bespreekt de
voortgang. In week 5 maakt elke student (individueel) een structuur voor het
eindrapport. Deze moet meegenomen worden naar het tutoruur van week 6
In week 6 worden per groep de meegenomen structuren voor het eindproduct besproken.
Verder voortgangsrapportage en gelegenheid voor vragen.
Afrondingsfase (week 7 t/m 10)
In de afrondingsfase 3 wordt het beleidsontwerp voltooid en tot op concreet niveau
uitgewerkt.
In week 7 houdt de groep een professionele mondelinge Powerpoint presentatie
(maximaal 15 minuten) over de hoofdlijnen van hun beleidsontwerp voor de
opdrachtgever en de tutor.
Bij een presentatie van de hoofdlijnen moet het voorgestelde beleid uiteraard duidelijk
zijn. Je moet de opdrachtgever (en de docenten) overtuigen dat je de beste oplossing
voor het probleem gevonden hebt. Dat doe je door je manier van presenteren maar meer
nog door je onderbouwing. Een sterke aanpak van het onderzoek speelt een rol in die
onderbouwing.
Neem overigens voor de aanwezigen een hand-out mee. Ook dat past bij een
professionele presentatie.
Na de presentatie zal de groep informatieve en kritische vragen moeten beantwoorden
(15 minuten). De totale bijeenkomst duurt maximaal 40 minuten en wordt afgesloten
met een formele beoordeling van inhoud en vorm van presentatie en verdediging.
Tegelijk met je presentatie mag je de onderzoeksverslag inleveren. Je bent immers klaar,
het advies is gegeven. Je mag er ook voor kiezen om het rapport later in te leveren. Je
kunt dan de opmerkingen, het commentaar en de mogelijke verbetersuggesties die je bij
de presentatie hebt gekregen te benutten voor je verslag. Het kan zelfs zijn dat je je nog
eens wil beraden op je advies.
In week 8 lever je het onderzoeksrapport in met de aanbiedingsbrief en de
managementsamenvatting/oplegger/beslisdocument (zie het vak COV).
Het onderzoeksrapport bevat: een titelblad, managementsamenvatting, inhoudsopgave,
inhoudelijk gedeelte (met onderzoeksplan, resultaten, analyse, conclusies en
aanbevelingen), literatuurlijst en evt. bijlagen. Uiteraard is een en ander goed
onderbouwd! Indicatie van de omvang: 25 A4 (uitgaande van Verdana 10 en
regelafstand 1).
Onderdeel van de beoordeling is het functioneren van de individuele groepsleden. We
maken daarbij gebruik van peer assessment. In week 9 vul je voor jezelf en voor je elk
groepsgenoten de beoordelingslijst deelname groepswerk (zie bijlage 7) in. Je geeft aan
hoe je je groepsgenoten vond functioneren. Deze ingevulde lijst neem je mee naar het
tutoruur van week 10.
In week 10 krijg je tijdens het tutoruur inzage in de beoordeling van het beroepsproduct.
Daarnaast ga je per tutorgroep met elkaar de ingevulde beoordelingslijsten bespreken.
Na afloop van het tutoruur neem je de voor jou ingevulde lijsten mee en schrijf je een
reflectieverslag.
In dat verslag reflecteer je met behulp van de ontvangen lijsten op jouw functioneren.
Beschrijf het resultaat van de formulieren die door je groepsgenoten zijn gegeven.
Wat is de eindscore per groepsgenoot en wat is de gemiddelde totale eindscore
van alle groesgenoten samen?
Herken je de scores die door anderen gegeven worden? Wat wel/niet en waarom?
13
Komen de scores die je jezelf gegeven hebt overeen met de (gemiddelde) score
van medestudenten? Waar zitten verschillen? Kun je die verschillen verklaren? Als
je eigen score hoger is, kun je dan met voorbeelden onderbouwen dat je
inderdaad hoger zou moeten scoren.
OP welke onderdelen scoor je hoog of juist relatief laag? Kun je dat verklaren?
Hoe denk je zelf dat je lagere scores verder kunt verbeteren?
Welke tops worden genoemd mbt jouw functioneren? Herken je deze punten als
sterke punten bij jezelf? Wat vind je zelf sterke punten van jezelf (in relatie tot
het werken aan het beroepsproduct)? Komen deze overeen met door anderen
genoemde sterke punten? Kun je voorbeelden waaruit tijdens het werken aan het
beroepsproduct bleek dat dit sterke punten zijn?
Welke tips worden genoemd mbt jouw functioneren? Herken je deze punten als
verbeterpunten? Wat vind je zelf verbeterpunten voor jezelf in relatie tot het
werken aan het beroepsproduct? Kun je hier voorbeelden van geven? Hoe denk je
zelf aan verbetering te kunnen werken?
Wat heb je geleerd van het beroepsproduct?
Neem de door je medestudenten ingeleverde formulieren op in de bijlage.
2.8 Inlevermomenten
Opdrachtverstrekking
Mailen aan tutor: uiterlijk de dag na de opdrachtverstrekking door de opdrachtgever.
Individueel onderzoeksplan + voorbereiding week 3.
Mailen aan tutor voor aanvang van het tutoruur week 3.
Onderzoeksplan
Week 3 (uiterlijk de dag na het tutoruur van week 3).
Herkansing: week 4, uiterlijk de dag na de dag na het tutoruur.
Beroepsproduct (presentatie)
De presentatie met aansluitend verdediging wordt ingeroosterd door de
themacoördinator en zal plaatsvinden in week 7.
Onderzoeksrapport
uiterlijk dinsdag week 8 om 17.00 uur.
herkansing uiterlijk maandag week 1 van blok 2 voor 9.00 uur.
Inleveren steeds in 3-voud. Een exemplaar voor de tutor/beoordelaar, voor de docent
COV en een exemplaar voor de opdrachtgever. Het exemplaar voor de opdrachtgever
lever je in bij de themacoördinator.
Reflectieverslag deelname groepswerk
Je levert het verslag in uiterlijk twee dagen na het tutoruur van week 10.
Digitaal inleveren
In elk blok dient de eindversie van elk verslag, beroepsproduct en/of bijbehorend
onderzoeksrapport ook digitaal via BlackBoard ingeleverd te worden via de button
digitaal inleveren. Deze ingeleverde versie wordt gebruikt om het werkstuk te controleren
op fraude met het fraudeprogramma Ephorus. Het in te leveren stuk mag niet groter zijn
dan 25 Mb en dient geschoond te zijn van bijlagen. Het dient gelijktijdig met de versie
zoals bedoeld in het blokboek te worden ingeleverd.
2.9 Gang van zaken rondom beoordeling
Onderzoeksplan
Wordt beoordeeld met voldoende of onvoldoende door de tutor. Het onderzoeksplan
wordt besproken in week 3. Een onvoldoende moet worden herkanst. Een onvoldoende
14
voor de herkansing van het onderzoeksplan leidt tot herkansing van het gehele project in
het volgende studiejaar.
De beoordeling heeft tot doel de groepswerkzaamheden tussentijds bij te sturen, en telt
formeel niet mee bij de eindbeoordeling van het beroepsproduct. Een voldoende is wel
een voorwaarde voor een eindbeoordeling.
Beroepsproduct (presentatie en verdediging)
Het beroepsproduct wordt beoordeeld door de tutor. De opdrachtgever is aanwezig bij de
presentatie en verdediging. Hoewel de opdrachtgever formeel geen beoordelende rol
heeft wordt het advies van de opdrachtgever wel meegenomen. Elk groepslid is
verantwoordelijk voor het gehele beroepsproduct en moet in staat zijn elke vraag te
beantwoorden. Er mogen dus geen “specialisten” zijn.
De beoordeling van de presentatie en verdediging resulteert in een cijfer op basis van de
formule {[3xontwerp + presentatie + verdediging]/5}. Dit cijfer wordt bij afloop van de
sessie vastgesteld en bekendgemaakt.
Onderzoeksrapport
Het verslag wordt inhoudelijk beoordeeld door de tutor. De docent
communicatievaardigheden beoordeelt taalvaardigheid.
Een voldoende beoordeling van zowel inhoud (minimaal 5,5) als communicatie (minimaal
5,5) is voorwaarde voor een voldoende beoordeling.
Deelname groepswerk
De tutor beoordeelt twee aspecten. Beide wegen even zwaar.
- Studenten beoordelen elkaars deelname aan het beroepsproduct via het formulier
beoordelingslijst deelname beroepsproduct. Per student wordt het gemiddelde
bepaald van de eindtotaaloordelen gegeven door de medestudenten. Dat gemiddelde
is een cijfer van 1 tot 5. Door dit met 2 te vermenigvuldigen krijg je het eindcijfer
gegeven door studenten.
De docent kan dit studentenoordeel direct overnemen maar mag daar van afwijken.
Dat zal met name gebeuren naarmate het eigen oordeel van de docent over het
functioneren meer afwijkt van het oordeel van medestudenten. De docent weegt in
zijn beoordeling in elk geval ook de opdrachtbevestiging, het individuele
onderzoeksplan, (tijdige) aanwezigheid etc. mee.
De docent blijft dus uiteindelijk dit cijfer bepalen.
- Een cijfer voor het reflectieverslag op grond van volledigheid en diepgang.
Het gemiddelde van bovenstaande aspecten telt voor 25% mee in het eindcijfer van het
beroepsproduct.
Totstandkoming cijfer
Het cijfer voor de integrale leerlijn komt als volgt tot stand:
Wanneer wordt
beoordeeld?
Wat wordt
beoordeeld?
Wie
beoordeelt?
Criteria bij
beoordeling
Bijdrage aan
def.
eindcijfer
Week 3/4 Onderzoeksplan Tutor Kwaliteit van
product
Onvoldoende
is geen
eindcijfer
Week 8 Presentatie en
verdediging
Tutor en
opdrachtgever
Kwaliteit van
presentatie, inhoud
presentatie en
verdediging
25%
Week 9/10 Inhoud
onderzoeksrapport
Tutor Inhoudelijke
kwaliteit van
producten
25%
(mits min.
5.5)
Taalbeheersing en
vormgeving
Docent COV Criteria van
correctheid en
aantrekkelijkheid
25%
(mits min.
5.5)
15
Week 10 Deelname
groepswerk /
reflectieverslag
Tutor (na peer
assessment)
Participatie,
samenwerking,
probleem oplossend
vermogen, extra
kwaliteiten
25%
Het eindcijfer dient 5,5 of hoger te zijn, wil men de corresponderende studiepunten
verkrijgen.
2.10 Beoordelingscriteria
Hieronder staan de beoordelingscriteria van de diverse producten op hoofdlijnen. In
bijlagen 4, 5, 6 en 7 zijn de beoordelingsformulieren opgenomen. In deze formulieren
vind je de gedetailleerde criteria terug.
Onderzoeksplan (formulier zie bijlage 4)
Het onderzoeksplan zal beoordeeld worden op de kwaliteit van de aanleiding, doel,
afbakening, centrale vraag, vooronderzoek, deelvragen, informatieverzamelingsmethode,
tijdpad en uitvoeringsafspraken.
Presentatie/verdediging (formulier zie bijlage 5)
Presentatie (weging 1x):
Opbouw en structuur.
Technische ondersteuning door powerpoint en hand-outs.
Individuele presentatievaardigheden.
Tijd.
Inhoud (weging 3x):
Onderscheid hoofd- en bijzaken
Kwaliteit onderbouwing.
Advies voldoet aan professionele criteria.
Verdediging (weging 1x):
Inhoud.
Samenwerking en reflectie.
Beroepsproduct onderzoeksrapport (formulier zie bijlage 6)
Inhoud:
Kwaliteit managementsamenvatting
Kwaliteit onderzoeksopzet
Kwaliteit onderzoek en onderbouwing (werkwijze)
Kwaliteit beleidsvoorstel (inhoud)
Beroepsproduct onderzoeksrapport (formulier zie bijlage 6)
Taalbeheersing en vormgeving wordt beoordeeld op kwaliteit van leesbaarheid, spelling,
structuur, verzorging en volledigheid en beknoptheid.
Deelname groepsproduct (formulier zie bijlage 7)
Scores op participatie, samenwerking en communicatie, probleem oplossend
vermogen en extra kwaliteiten.
Reflectieverslag (volledigheid en diepgang)
2.11 Herkansing
Binnen de gestelde termijnen kan herkanst worden. Herkansing vindt plaats door het
inleveren van een nieuw verslag. Naar keuze kan het geheel of een van de onderdelen
herkanst worden.
Indien de herkansing leidt tot een nieuwe onvoldoende beoordeling of indien een
herkansing niet is afgrond binnen de gestelde termijnen, dan dient in het volgende
16
collegejaar opnieuw deelgenomen te worden aan de integrale leerlijn met een nieuwe
opdracht.
2.12 Studiebelasting
Voor het beroepsproduct zijn 6 ECTS te behalen. Deze worden verkregen bij een
beoordeling van minimaal een 5,5.
17
3 Invulling van de kennisleerlijn
3.1 Inleiding
Voor het succesvol kunnen maken van het beroepsproduct wordt in de eerste zes weken
kennis aangeboden in de vorm van colleges en te bestuderen literatuur. In dit hoofdstuk
vind je de programmabeschrijving van elk van de vakken. Elke programmabeschrijving
bevat in ieder geval informatie over:
Inhoud van het vak
Relatie met het beroepsproduct of thema van het blok
Leerdoelen
Literatuur
Lesplanning per week
Huiswerkplanning per week
Aanwezigheid
Toetsing
Herkansing
Studiebelasting
3.2 Beleidskunde
Inhoud
Beleidskundigen vatten het ontwerpen van beleid (of beleidsconstructie)
op als het stadium in de beleidsketen dat volgt op de definitie en
agendering van het op te lossen probleem, en voorafgaat aan de politieke
besluitvorming. Er is een erkend maatschappelijk probleem dat via de weg
van overheidsinterventie moet worden aangepakt, echter men weet nog niet
(zeker) hoe dat (het beste) kan. Beleidsconstructeurs moeten daarvoor
plannen maken, zodanig dat nadien *de politiek* besluiten kan nemen.
Van groot belang is of het onderliggende strijdpunt politiek en maatschappelijk
omstreden is, of niet. In deze cursus beperken we ons tot het construeren van
beleidsoplossingen voor niet (of nauwelijks) omstreden problematieken. Centraal staan
de ambachtelijke competentie van het maken van acceptabele beleidsplannen. Het moge
duidelijk zijn dat deze cursus voor de toekomstige beroepsuitoefening van zeer groot
belang is.
Het construeren van beleid in situaties van politiek-maatschappelijke discussie komt aan
de orde bij het thema *Regisseren van beleid* (derde studiejaar, H7). Bij dit thema
zullen de competenties betreffende het maken van beleid worden uitgebreid tot het
niveau van een enigszins ervaren professional.
Relatie met het beroepsproduct
Beleidsconstructie is het maken van doordachte en overtuigende plannen om een
bepaalde problematiek aan te pakken. Dat vergt het beargumenteerd combineren van
doelstellingen, instrumenten en tijdskeuzen. Bovendien moet rekening worden gehouden
met machten en krachten in de omgeving. Welke methodieken beschikbaar zijn voor
professionele beleidsconstructie leer je bij de invalshoek beleidskunde. Volgens het
stappenplan van een van de geleerde methodieken, te weten de Japanse methode, ga je
in groepsverband beleid ontwerpen.
Leerdoelen
Onderwijskundigen onderscheiden vier niveaus van leerdoelen. Op het laagste niveau
(‘student knows’; kennis) toont de student de aangeboden leerstof te kunnen
reproduceren. Op het niveau daarboven (‘student knows how’; inzicht) toont de student
dat hij de leerstof bovendien begrijpt. Hij kan begrippen, theorieën etc. in eigen woorden
uitleggen, typeren, vergelijken, samenvatten. Op het derde competentieniveau (‘student
18
shows how’; in staat) toont de student bovendien dat hij de leerstof kan toepassen in
een casus die de docent presenteert. Op het vierde en hoogste competentieniveau
(‘student does’; laat zien) toont de student bovendien dat hij de leerstof kan toepassen
in een praktische, real-life situatie.
Na afloop van deze cursus
1. (‘knows’) kent de student de centrale termen, begrippen en ideeën van
beleidskunde (bijv. beleidskunde, beleidselementen, beleidsomgeving,
beleidsproces, beleidsconstructie, professionele beleidsconstructie,
beleidsadviseur)
2. (‘knows how’) kan de student in eigen woorden uitleggen wat de drie methoden
van beleidsconstructie inhouden
3. (‘knows how’) kan de student uitleggen tot welke methoden bepaalde stappen
behoren (bijv. ‘vaststellen van ‘standaard-plus-één optie’)
4. (‘shows how’) kan de student beargumenteerd uitleggen met welke methode een
door de docent geschetste problematiek het beste kan worden aangepakt
Het hoogste competentieniveau (‘does’) wordt getoetst bij het beroepsproduct.
Verplichte literatuur
Geul, Beleidsconstructie, coproductie en communicatie. Zes beproefde methodieken
van beleidsontwikkeling Lemma Den Haag, derde druk, 2013: hoofdstukken 1
t/m 6. Dit boek wordt ook gebruikt bij het thema *Regisseren* (derde jaar, H7).
Stof zoals behandeld tijdens de uitlegbijeenkomsten
Lesplanning per week
Lessen OW Inhoud (schematisch) Lesstof
1 1 . beleidsconstructie
. professionele beleidsconstructie
. beleidsconstructie in de praktijk
. beleidsambtenaren
Geul, Hfdst 2 en 3
2 2 *Japanse Methode* Geul, Hfdst 4
3 3 *Ingenieursmethode* Geul, Hfdst 6
4 4 *Portugese Methode* Geul, Hfdst 5
5 5 RESPONSIE Geul, Hfdst. 1 t/m 6
6 6 Individueel spreekuur
Huiswerkplanning
Er is geen verplichting tot het voorbereiden van de lesstof. Het is natuurlijk wel heel
verstandig …
Aanwezigheid
Aanwezigheid is niet verplicht maar wel ten zeerste aanbevolen.
Toetsing
Toetsing zal plaatsvinden door middel van een tentamen en een paper. Het tentamen zal
bestaan uit open vragen. Het vormt een afspiegeling van leerdoelen en lesstof. Het
tentamen vindt plaats in week 9. Tentamenstof zie verplichte literatuur.
Herkansing
Herkansing van de toets vindt plaats in week 10 van blok 2.
Studiebelasting
Voor dit onderdeel zijn 1,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij een minimale
beoordeling van 5,5.
19
3.3 Organisatiekunde
Inhoud
Organisaties hebben te maken met voortdurende, vaak complexe veranderingen. Vaak
zijn de veranderingen ingrijpend en is succes niet altijd gegarandeerd.
Verandermanagement is het ontwerpen en implementeren van gewenste
organisatorische situaties. Hierbij kun je denken aan veranderingen op het terrein van
beleid en strategie, de inrichting en structuur van een organisatie en op het terrein van
de cultuur, de medewerkers en hun samenwerking. Vooral die medewerkers moeten
voorbereid worden op en meegaan met de verandering.
Bij organisatiekunde dit blok staan we stil bij de stappen, die een organisatie moet zetten
om, volgens een model, van een bestaande naar een nieuwe situatie te kunnen
overgaan. Duidelijk wordt voor welke strategie gekozen wordt, wat door wie gedaan
wordt en hoe acties gefaseerd worden om het veranderproces te laten slagen. In een
concrete veranderingssituatie is het verstandig om een veranderplan te maken, waarin
analyse en implementatie zijn vastgelegd.
Zo zijn bijvoorbeeld gemeentelijke organisaties op het vlak van politiek en bestuur en bij
de uitvoering van beleid uiterst zichtbaar voor de burger. Ze krijgen op dit moment te
maken met nieuwe vormen van samenwerking met andere gemeenten, met bedrijven en met burgers. Wat zijn de stimulerende en blokkerende factoren voor succesvolle
verandering?
Dit geldt ook bij het ontwerpen van beleid. Er wordt heel wat beleid geproduceerd. Soms
gaan de ontwerpers eraan voorbij dat het beleid ook uitgevoerd zal moeten worden. Als
er echter geen draagvlak voor is of als de uitvoerders er niet in geloven, dan kan en mag
de beleidsontwerper in veel gevallen niet volstaan met een fraai pak papier waar keurig
in staat wat het nieuwe beleid is en hoe en met welke middelen het moeten worden
uitgevoerd. De ontwerper dient bij het ontwerpen de veranderkundige aspecten mee te
nemen. Kortom, ontwerpen heeft een inhoudelijke en een veranderkundige kant.
Relatie met beroepsprodukt
Aan jullie de taak om zelf beleid te ontwerpen. Ook al is de inhoud het uitgangspunt,
vanuit de organisatorische invalshoek moet je de veranderkundige aspecten meenemen.
Hoe zorg je ervoor dat het beleidsontwerp niet een dik rapport is, maar dat het gedragen
wordt door de uitvoerders? Wat is de impact van het beleidsontwerp op de bestaande
organisatie(s)? Hoe zorg je ervoor dat het niet meer van hetzelfde is dat jullie
voorstellen? Hoe boor je de creativiteit van jouw groep aan om tot een uitdagend advies
te komen? Op welke wijze beïnvloed je op een overtuigende manier?
Er kan derhalve niet worden volstaan met het op papier zetten van uitsluitend het
inhoudelijke beleidsontwerp. Er zal ook moeten worden aangegeven vanuit welk
veranderkundig model het ontwerp tot stand is gekomen en wat dit betekent voor de
verdere implementatie.
Leerdoelen
- het bestaansvoorwaardenmodel als hulpmiddel voor het stellen van een diagnose
van organisatieproblemen uit te leggen;
- het bestaansvoorwaardenmodel toe te passen in een eenvoudig voorbeeld;
- drie niveaus van organisatieverandering (structuur, functie en gedrag) uit te
leggen en toe te passen;
- in een eenvoudige case-situatie een fasering aan te brengen in het
veranderingsproces;
- uit te leggen, hoe de manier, waarop men tegen verandering aankijkt, de invulling
van de fasen beïnvloedt;
- de vier veranderingsstrategieën van Mintzberg te benoemen;
- het veranderingsmodel van Lewin te benoemen;
20
- het belang van functionele relaties in een veranderingstraject te kunnen duiden en
de verschillende aspecten van functionele relaties uit te leggen;
- het belang van netwerkanalyse aan te geven in een
organisatieveranderingsproces;
- het belang uit te leggen, wat het belang van een netwerk wordt in een
veranderingsproces is;
- belangrijke aspecten van groepsgedrag in organisaties aan te geven;
- belangrijke aspecten van individueel gedrag in organisaties uit te leggen;
- een aantal instrumenten en modellen, die ingezet kunnen worden om gedrag te
sturen, te noemen en toe te passen.
- de student kan kansrijke oplossingsrichtingen en oplossingsstrategieën bepalen
- de student is in staat om ‘out of the box’ te denken
Verplichte literatuur
Changemanagement Auteur(s): Jan Lubberding, Rob Stratum, van, Erik Kaptein
Editienummer: 5
ISBN: 9789001816254
Reader (beschikbaar via BlackBoard)
alle mondelinge en schriftelijke instructies uit de instructie/werkbijeenkomsten let op: ook presentaties en gastcollege behoren tot de verplichte literatuur.
Lesplanning per week
Les
Huiswerk/voorbereiden
Onderwerp in de les
1 Change Management,
hoofdstuk 1 tm 3
Organisatiediagnose:
de bestaansvoorwaarden
Fit tussen de bestaansvoorwaarden
Processen en omgeving
Niveaus van verandering
Het IOV-model
2 Change Management,
hoofdstuk 4 en 5
Aanpak en fasering van de
verandering
Veranderingsstrategieën
Functionele relaties cultuurpatronen
3
Change Management,
hoofdstuk 6 en 7
Netwerken
Groepsgedrag en het individu
Sturingsinstrumenten
Het interventiewiel
4 Change Management,
hoofdstuk 8 en 9
Functionele relaties
Veranderplan
21
5 C
Leren veranderen: Een handboek
voor de veranderkundige.
Deventer: Kluwer. Hoofdstuk 3
Korsten, A.F.A (2010).
Verandermanagement in geuren en
kleuren
Literatuur over creatief denken (volgt via
BB)
Toepassen verschillende modellen
met betrekking tot veranderen, met
name het veranderen van personen
De kleurenleer van De Caluwé
Creatief denken
6 Tummers, L (2010). Explaining
willingness of public professionals to
implement new policies: A policy
alienation framework
Responsie
Terugkoppeling onderwerpen
Oefententamen
Aanwezigheid
Aanwezigheid bij de colleges is niet verplicht, maar wordt wel ten zeerste aanbevolen.
Toetsing
De toetsing gebeurt door middel van een individueel schriftelijke tentamen.
Herkansing
Hertentamen vindt plaats in week 10 van blok 2.
3.4 Economie
Inhoud
Mensen hebben een steeds groeiende behoefte aan producten en diensten. Tegelijk zijn
er maar beperkte middelen om in al die behoeften te voorzien. Er moeten keuzen
gemaakt worden. Dat proces vormt de kern van de economie.
Ook bij overheden en non-profit organisaties speelt dit keuzeprobleem een grote rol.
Voor een gemeenteraad is het prettig om via nieuw of vernieuwd beleid de burgers extra
diensten of producten aan te bieden. Een nieuwe bibliotheek of meer geld voor de
voetbalvereniging, daar word je als politicus populair van en garandeert wellicht je
herverkiezing. Helaas kost dat nieuwe beleid bijna altijd geld. En waar haal je dat
vandaan? Meestal leidt het tot bezuinigingen op ander beleid of een verhoging van de
lasten (OZB). Daar gaat je populariteit weer!
Het is dan ook logisch dat bij nieuw beleid een van de eerste vragen zal zijn: wat kost
dat en waar halen we het geld vandaan? Om deze vragen gaat het in deze cursus.
Centraal staat de (meerjaren-) begroting. Daar lees je wat het beleid kost en hoe deze
kosten gedekt worden. Aan het eind van dit blok zijn jullie in staat zelf een (meerjaren-)
begroting te maken. Bij het bepalen van de kosten van het beleid wordt in colleges veel
aandacht geschonken aan, de wat lastige, afschrijvingsproblematiek.
Verder is er aandacht voor het vinden van dekking. Naast mogelijkheden als bezuinigen
elders op de begroting en lastenverhoging zijn er diverse andere opties. Wellicht is het
mogelijk om kosten te dekken via (inkomens-)prijzen. Misschien zijn er mogelijkheden
22
om bij externen subsidie te verkrijgen of bestaat er een specifieke uitkering. Als dat
allemaal niets oplevert resten nog mogelijkheden als sponsoring.
Uiteraard wordt de theorie in zijn (politieke) context geplaatst. De theorie is gericht op
leren praktisch te handelen en wordt toegepast op diverse opdrachten.
Naast de begroting is er aandacht voor de (maatschappelijke) kosten-baten analyse. Het
gaat daarbij niet meer om de vraag hoe dekken we de lasten van het beleid. In de
kosten-baten analyse wordt voor nieuw beleid vooraf beoordeeld of de toekomstige
kosten van het beleid op zullen wegen tegen de te verwachten baten van dat beleid.
Groot probleem bij de toepassing van deze evaluatie is dat het vaak moeilijk is om de
baten van beleid in geld uit te drukken. Hoe druk je bijvoorbeeld de maatschappelijke
baten van een toename in het gebruik van een bibliotheek uit in geld. Of het
terugdringen van het aantal drugsverslaafden.
Relatie met het beroepsproduct
De centrale vraag bij het vak “wat kost dat en waar halen we het geld vandaan” speelt
ook een rol in het beroepsproduct. Daar zoeken studenten een oplossing voor een
bestaand beleidsprobleem. Je kunt een prachtige oplossing vinden voor dat probleem
maar al snel komt toch de vraag naar boven wat die oplossing kost en of die oplossing te
betalen is.
Studenten worden dan ook geacht een begroting toe te voegen aan het
beroepsproduct/onderzoeksverslag.
Leerdoelen
Na afloop van het onderdeel:
kent de student relevante begrippen en relevante wetgeving (mn. BBV) en praktijk
ten aanzien van de balans en de begroting.
weet de student om te gaan met activering en financiering van duurzame
productiemiddelen en weet hoe aanschaf en gebruik de balans beïnvloeden,
kan de student op grond van theorie en praktijk uitspraken doen over een geschikte
methode voor de bepaling van levensduur van duurzame productiemiddelen en kan
de levensduur bepalen,
kan de student met diverse afschrijvingstechnieken de jaarlijkse lasten bepalen van
duurzame productiemiddelen,
kan de student (zo nodig op grond van kostendecisies en kostencalculaties) een
begroting opstellen,
heeft de student zicht op (on-)mogelijkheden om lasten van beleid te dekken en
maatschappelijke ontwikkelingen hierin en kan voorstellen doen voor dekking van
lasten,
kent de student de werking van de kosten baten analyse en het belang en implicaties
daarvan bij beleidsontwerp zodanig dat hij gesprekspartner kan zijn bij de uitvoering
van een kba.
Verplichte literatuur
Boek: Albeda Hein, De kleine gids financiën voor gemeenteraadsleden 2010, hfd 3
t/m 6.
Reader: teksten zoals opgenomen op blackboard.
Collegestof en materiaal dat tijdens de colleges wordt uitgereikt.
Lesplanning per week
sessie Inhoud (schematisch) Huiswerk voor aanvang
1 Introductie, de begroting en
meerjarenbegroting in het
algemeen
Albeda H 3 t/m 5
2 Activeren en levensduur reader tekst 1, 2 en 3.
Opgave economische
levensduur maken
23
3 Afschrijvingssystemen
Zie week 2
Opgave sneeuwploeg
(onderdeel a) maken
4 Afronden afschrijvingssystemen
en opstellen van een begroting
(oefenen)
Dekkingsmogelijkheden
Subsidie en fondsenwerving
Albeda H 6
reader tekst 4
Maken opgave
sneeuwploeg (deel b)
5 Kosten baten analyse Reader teksten 5 en 6
6 Kosten baten analyse en uitloop Reader teksten 5 en 6
Aanwezigheid
Aanwezigheid is niet verplicht maar wel aanbevolen.
Toetsing
Toetsing zal plaatsvinden door middel van een tentamen. Het tentamen zal bestaan uit
meerkeuzevragen en open vragen. Gebruik van een gewone rekenmachine is toegestaan
(de grafische rekenmachine is niet toegestaan). Het tentamen vindt plaats in week 9.
Tentamenstof zie verplichte literatuur.
Zie leerstof
De inhoud van de colleges
Herkansing
Herkansing van de toets vindt plaats in week 10 van blok 2.
Studiebelasting
Voor dit onderdeel zijn 1,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij een minimale
beoordeling van 5,5.
3.5 Recht
Inhoud
In de H1 ga je beleid ontwerpen voor een opdrachtgever. Hierbij is het ook zaak om
rekening te houden met de juridische (on)mogelijkheden van je oplossingen.
Bij de lessen vanuit de juridische invalshoek zal met name worden stilgestaan bij de
(publiekrechtelijke) juridische beleidsinstrumenten die kunnen worden gebruikt bij het
ontwerpen van beleid en de voorwaarden en randvoorwaarden die het Nederlandse recht
stelt aan (het ontwerpen van) beleid. Denk hierbij aan een subsidie die verleend wordt,
een vergunning die nodig is, of een bepaling in een plaatselijke verordening die moet
worden opgesteld. Privaatrechtelijke instrumenten kunnen natuurlijk wel een rol spelen,
maar zullen inhoudelijk pas in de na-stage fase worden behandeld.
Relatie met het beroepsproduct
Bij het uitwerking van de opdracht voor het beroepsproduct moet je een keuze maken
tussen de verschillende juridische beleidsinstrumenten die voor het te ontwerpen beleid
relevant zijn. Stel dat in het kader van een veilige wijk voorgesteld wordt om een
zogenaamde jongerenhangplek te realiseren dan dient vanuit de juridische invalshoek
aangegeven te worden hoe e.e.a. juridisch in elkaar steekt. Is er een bouwvergunning
voor nodig? Zo ja, wat voor instrument is dat dan juridisch gezien? Dient het ter plaatse
geldende bestemmingsplan aangepast te worden? Wat is een bestemmingsplanwijziging
juridisch gezien en wie is ertoe bevoegd?
Leerdoelen
Na afloop van de het onderdeel kan de student:
- naar aanleiding van een concrete casus de aan de orde zijnde juridische
beleidsinstrumenten beschrijven en hun wettelijke grondslag benoemen
24
- de zeven juridische beleidsinstrumenten rubriceren en typeren aan de hand van
de (bestuurs)rechtelijke begrippen rechtshandeling, besluit, b.a.s., beschikking
- bepalen welke van de zeven juridische beleidsinstrumenten een rol spelen in een
concrete casus
- uitleggen op welke wijze de in een casus aan de orde zijnde publiekrechtelijke
beleidsinstrumenten bekend moeten worden gemaakt
- uitleggen van welke vorm van beoordelingsruimte sprake is in een concrete casus
- voor een concrete (ontwerp)opdracht voor de verschillende publiekrechtelijke
juridische beleidsinstrumenten (in het bijzonder verordeningen, beleidsregels en
beschikkingen/subsidies) een verantwoorde keuze maken of en welk(e)
instrument(en) kan worden ingezet en wat daarbij in juridisch opzicht komt kijken
Verplichte literatuur
Y. M. Visscher, Praktisch bestuursrecht, derde druk 2012, Noordhoff, ISBN 978-
90-01-80944-7 (2012)
Y.M. Visscher, Praktisch bestuursprocesrecht, 2010, Noordhoff, ISBN 978-90-01-
78004-3
Kluwer Collegebundels 2013-2014
Collegestof en materiaal dat wordt uitgereikt tijdens de colleges of via Blackboard
Lesplanning per week
Bijeenkomst Onderwerp Verplichte literatuur
Bijeenkomst 1 Juridische beleidsinstrumenten
Bekendmaking van besluiten
Praktisch bestuursrecht 3.1 en
3.2
Praktisch bestuursprocesrecht
par. 3.3
Bijeenkomst 2 Beoordelingsruimte Michiels par. 6.2.4: wordt in de
les uitgedeeld
Bijeenkomst 3 Verordeningen: APV en
modelverordeningen
Praktisch bestuursrecht par.
3.3.1
Bijeenkomst 4 Beleidsregels Praktisch bestuursrecht 3.3.1
Bijeenkomst 5 Beschikkingen: opstellen
beschikking
Beschikkingen: subsidies
Praktisch bestuursprocesrecht
hoofdstuk 2 en 3
Praktisch bestuursrecht
hoofdstuk 5
Praktisch bestuursrecht par. 5.4
Bijeenkomst 6 Uitloop en oefententamen
Nadere verplichte literatuur per bijeenkomst wordt via BlackBoard bekend gemaakt.
Aanwezigheid
Aanwezigheid is niet verplicht maar wordt wel aanbevolen.
Toetsing
Het vak wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen van 100 minuten in week 9,
bestaande uit open vragen over de verplichte literatuur en de in de les behandelde stof.
Per week is in dit dictaat recht aangegeven wat de voor het tentamen verplichte
literatuur is. Het tentamen zal zowel kennis als vaardigheden toetsen. Bij het tentamen
mag gebruik worden gemaakt van onbecommentarieerde wetbundels.
Herkansing
De herkansing vindt plaats in week 10 van blok 2.
25
Studiebelasting
Voor dit onderdeel zijn 1,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij een minimale
beoordeling van 5,5.
26
4 Invulling van de vaardighedenleerlijn
4.1 Inleiding
Voor het succesvol kunnen maken van het beroepsproduct zijn naast kennis ook
vaardigheden nodig. Het gaat dit blok om het onderdeel communicatievaardigheid. In dit
hoofdstuk wordt voor dit onderdeel een programmabeschrijving gegeven. De
programmabeschrijving bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
Inhoud
Relatie met het beroepsproduct
Leerdoelen
Verplichte literatuur
Lesplanning per week
Aanwezigheid
Toetsing
Herkansing
Studiebelasting
4.2 Communicatievaardigheden
Inhoud
In dit onderwijsblok staan bij communicatievaardigheden twee zaken centraal De rol van
overheidscommunicatie bij het beleidsproces en goed taalgebruik. Bij
overheidscommunicatie gaat het om de communicatie met de burger. Dat de overheid
een voorbeeldrol heeft in het goed hanteren van de Nederlandse taal spreekt voor zich
(denk bijvoorbeeld aan de spellingswet). Daarom is het van belang dat de student zijn
vaardigheden in het formuleren blijft ontwikkelen en trainen. Bovendien wordt van
iemand die een hbo-opleiding heeft gehad verwacht dat hij de taal goed beheerst en zij
gedachten voor iedereen begrijpelijk op “papier” kan zetten.
In het curriculum komen verschillende zaken aan de orde. Natuurlijk komt aan de orde
hoe overheden communiceren. Zicht krijgen op de rol van communicatie in het
beleidsproces is daarbij essentieel. Hoe communiceer je met welke doelgroepen op welk
moment in het beleidsproces? Welke doelen wil je daarmee realiseren? En hoe
communiceer je voor beide partijen het efficiëntst?
Het onderdeel formuleren is in het begin van de periode vooral zelfstudie aan de hand
van het voorgeschreven boek. In de laatste lessen komt het als zelfwerkzaamheid ook
aan bod bij het structureren en uitwerken van het rapport dat gemaakt wordt.
Relatie met het beroepsproduct
Structureren en verantwoorden van de tekst zijn elementen die ook in de toekomst van
belang blijven en die direct met verslaglegging en het beroepsproduct te maken hebben,
of dat nu op papier is of via elektronische weg. Ook het zicht hebben op de rol van
communicatie in het beleidsproces en voor het realiseren van het beleid is daarbij van
belang. Daarnaast hoor je te weten hoe je een en ander aanbiedt aan het college en de
raad of aan belangstellende burgers.
Leerdoelen
Na afloop van dit onderdeel kan de student tekst structureren en verantwoorden
(bronvermeldingen, de APA-regels toepassen) en zijn gedachten voor de doelgroep
eenduidig verwoorden. Ook heeft hij zicht op de rol van communicatie in het
beleidsproces en bij het realiseren van het beleid, hij kan een communicatieplan maken,
her rapport goed aanbieden en een persbericht schrijven.
Verplichte literatuur
Braas, C., & Schepper, A. . (2007). Formuleren. (Taaltopics.) Groningen: Wolters-
Noordhoff.
Sheets en literatuur die via internet te vinden is en in de lessen aan bod is geweest.
27
Lesplanning per les
Bijeenkomst 1: overheidscommunicatie
Er wordt op diverse manieren naar overheidscommunicatie gekeken, zoals vanuit welk
niveau wordt gecommuniceerd en bij welke stappen in het beleidsproces wordt
gecommuniceerd. Ook wordt gekeken naar de zichtbare uitingen en naar parallelle
communicatie.
Opdrachten:
schrijf een paper over hoe jij communicatie in jouw gemeente ervaart en hoe dat volgens
jou beter kan;
werk aan de opdrachten in het boek Taaltopics formuleren (diagnostische toetsen).
Bijeenkomst 2: doelen van overheidscommunicatie
Informeren, meningen en opvattingen delen, informatie verzamelen en gedrag
beïnvloeden en sturen zijn elementen die aan bod komen, Ook staat
doelgroepcommunicatie (en het omgaan met actoren) op de rol.
Opdrachten:
op basis van een casus aangeven wat jij in de gegeven situatie zou communiceren;
werk aan de opdrachten in het boek Taaltopics formuleren.
Bijeenkomst 3: communicatieplan en beleidsontwerp
Deze bijeenkomst staat in het teken van het planmatig communiceren, zowel tijdens het
beleidsontwerp als bij het presenteren en realiseren van het beleid.
Opdrachten:
maak ieder individueel een communicatieplan bij jullie beleid;
zoek uit waaraan een goed persbericht moet voldoen en maak er een presentatie van
(PowerPoint, Keynote, Impress, Googel Presentations of Prezi); meebrengen naar
bijeenkomst 4; werk aan de opdrachten in het boek Taaltopics formuleren.
Bijeenkomst 4: specifieke communicatie bij de presentatie van beleid
Een persbericht, aanbiedingsbrieven en “beslisdocumenten”, publicatie in het plaatselijke
weekblad of de Staatscourant of andere media (website) zijn de elementen in deze les.
Ook komt het format dat veel gemeenten gebruiken voor een raadsbesluit of besluit van
B&W aan bod (vervolg op wat in jaar een aan bod is geweest).
Opdrachten:
aan het beleidsdocument worden een aanbiedingsbrief en “beslisdocument” toegevoegd;
werk aan de opdrachten in het boek Taaltopics formuleren.
Bijeenkomst 5: structureren van de nota
Tekststructuren en de hulp die zij bieden bij het maken van een verslag staan centraal.
Opdracht: maak ieder individueel het ontwerp voor je verslag (tekststructuur) en maak
de inhoudsopgave.
Bijeenkomst 6: bespreken structuur van het verslag
Met elke groep wordt de structuur van het verslag besproken: waarom heb je welke
keuzes gemaakt, is dit de beste methode om de doelgroep te informeren en overtuigen?
Opdracht: lever de gemaakte opdrachten van Taaltopics formuleren in.
Aanwezigheid
Verplicht aanwezigheid in de lessen. Niet aanwezig = extra opdracht die past bij de
gemiste les.
Toetsing
De gemaakte opdrachten. Is de set compleet en heeft het werk voldoende kwaliteit.
Herkansing
Voor de herkansing dient een nieuwe set opdrachten te worden gemaakt, inclusief een
extra opdracht ter compensatie van de aanwezigheidsplicht.
Studiebelasting
Zie Osiris
28
4.3 Kwantitatieve onderzoeksvaardigheden
Inhoud
“Alcohol verbieden is lastig, maar doe het” kopt het Brabants Dagblad op 22 januari
2013. “Volgens de cijfers lagen in 2007 297 kinderen tot en met 17 jaar in het ziekenhuis
vanwege een alcoholvergiftiging (hele land). In 2011 waren dat er 762. In het Jeroen
Bosch Ziekenhuis werden in 2012 zo'n dertig 'comazuipers' binnengebracht.” Sinds 1
januari 2014 voert de Nederlandse overheid dan ook een nieuw beleid op het gebied van
alcoholconsumptie onder jongeren.
Beleid valt niet uit de lucht, maar is vaak gebaseerd op cijfers. Bijvoorbeeld cijfers
die aangeven hoe schadelijk overmatige alcoholconsumptie voor jongeren is of hoe sterk
de toename daarvan is. Maar denk bijvoorbeeld ook aan beleid over het veiliger maken
van een uitgaanscentrum, het aanmoedigen van sportdeelname in de stad of het
stimuleren van bezoekersaantallen in een winkelcentrum. Voordat dit beleid wordt
gevormd, wordt vaak eerst in cijfers uitgedrukt dat een probleem zich voordoet en hoe
groot dat probleem is.
Als bestuurskundige kom je regelmatig cijfermatige gegevens tegen. Zelf creëer je
tabellen en grafieken voor rapporten en evaluaties. De cijfers dienen dan als
ondersteuning bij het vormen of evalueren van beleid. Uiteraard krijg je ook rapporten
en onderzoeken van anderen voor je kiezen, die je moet kunnen lezen en begrijpen.
Je zult dus moeten weten wat de cijfers betekenen, hoe je ze kunt interpreteren en hoe
je ze het beste kunt weergeven. In de cursus Kwantitatieve onderzoeksvaardigheden
bieden we je kennis en praktische oefeningen aan, zodat je over een solide basis beschikt
om cijfermatig gegevens correct te kunnen produceren en interpreteren.
Leerdoelen
Aan het eind van deze cursus …
…kun je veelgebruikte termen in onderzoek en de rol van cijfermatige analyse
binnen een onderzoek of rapportage herkennen en benoemen;
…kun je op de juiste manier (weergaves van) kwantitatieve gegevens
interpreteren;
…kun je op de juiste manier kwantitatieve gegevens weergeven in tabellen en
grafieken;
…kun je met behulp van SPSS beschrijvende tabellen en grafieken produceren;
…kun je uit zelf uitgevoerde analyses bevindingen formuleren;
…kun je zelfstandig gegevens (een databestand) beschrijven en analyseren voor
een onderzoek of rapport.
Relatie met het beroepsproduct
Bij het maken van beleid kun je te maken krijgen met het zelf uitvoeren van kwantitatief
onderzoek. Dat zal bij de Japanse methode vaak niet het geval zijn. Wel krijg je in je
zoektocht naar en beoordeling van donorbeleid te maken met cijfers. Deze cursus leert je
die cijfers beter en kritisch te interpreteren.
Verplichte literatuur
Verhoeven, N. (2013) Statistiek in stappen. Den Haag: Boom Lemma. ISBN 978-
90-5931-963-9 (afkorting: SiS);
De Vocht, A. (2012) Basishandboek SPSS 20. Utrecht: Bijleveld Press. ISBN 978-
90-5548-223-8;
Handboek practicum ‘data invoeren’ (wordt op BlackBoard gezet);
Handboek practicum ‘data analyseren’ (wordt op BlackBoard gezet);
Collegestof, sheets en eventuele extra opgaven en oefenmateriaal dat tijdens de
les wordt uitgereikt;
Aanbevolen wordt om een licentie van SPSS 20 aan te schaffen (dit kan relatief
goedkoop via www.surfspot.nl). Meer informatie hierover in les 1.
29
Lesplanning per week Les Onderwerp Literatuur
1 Inleiding: wat is statistiek en welke rol heeft onderzoek in een rapport of onderzoek?
SiS hs. 1 SiS hs. 2.1
2 Beschrijvende statistiek: één variabele SiS hs. 2.2 t/m 2.4
3 Beschrijvende statistiek: twee variabelen SiS hs. 3
4 Practicum: het maken van een databestand in SPSS Handboek practicum: data
invoeren
5 Practicum: het analyseren van één of twee variabelen in SPSS
Handboek practicum: data analyseren Basishandboek SPSS
6 Practicum: zelfstandig data verwerken en presenteren. Practicum handboek: data
analyseren Basishandboek SPSS
7 Responsie / oefenvragen voor tentamen
Aanwezigheid
Aanwezigheid bij de colleges is niet verplicht, maar wordt wel ten zeerste aanbevolen.
Toetsing, Beoordeling, herkansing
Toetsing wordt uitgevoerd middels een individuele opdracht en een schriftelijk tentamen
(100 minuten). De opdracht wordt beoordeeld met een ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’, het
schriftelijk tentamen wordt beoordeeld met een cijfer. Het behalen van een ‘voldoende’
voor de opdracht is een voorwaarde voor het verwerken van het cijfer van het
schriftelijke tentamen in Osiris. Zowel de opdracht als het tentamen kunnen in blok 3
worden herkanst.
Dit gaat als volgt:
1. In het begin van week 7 van blok 1 ontvang je een opdracht die je individueel
dient te maken;
2. Deze opdracht lever je uiterlijk aan het einde van week 8 van blok 1 in;
3. In week 9 van blok 1 vindt het schriftelijke tentamen plaats;
4. Als zowel de opdracht als het tentamen met een voldoende wordt beoordeeld, dan
wordt het tentamencijfer in Osiris geregistreerd. Als een van de twee (of allebei)
onvoldoende is beoordeeld, dan is er een herkansingsmogelijkheid in blok 2:
a. Als het tentamen in blok 1 onvoldoende wordt beoordeeld, dan is er in
week 10 van blok 2 een herkansingsmogelijkheid;
b. Als de opdracht in blok 1 onvoldoende wordt beoordeeld, krijg je de
mogelijkheid om tijdens de inzage hier feedback op te vragen. Je levert
dan in week 7 van blok 2 een nieuwe, verbeterde versie van de opdracht
in, in combinatie met de oorspronkelijke opdracht uit blok 1.
c. Als je een voldoende haalt voor het tentamen in blok 1 (minimaal 5,5),
maar een onvoldoende voor de opdracht in blok 1, dan wordt je
tentamencijfer ‘gereserveerd’. Dat betekent dat je in blok 2 alleen de
opdracht hoeft te herkansen (zie punt b hierboven). Als deze met een
voldoende wordt beoordeeld, wordt je tentamencijfer in Osiris ingevoerd.
Dit resulteert in vier mogelijkheden na de beoordeling in blok 1. De matrix hieronder
geeft weer hoe er in elk van die gevallen herkanst wordt.
Tentamencijfer
Opdracht ≥5,5 <5,5
Voldoende GEEN HERKANSING
Tentamencijfer wordt
geregistreerd in Osiris.
HERKANSING TENTAMEN
Tentamencijfer wordt
geregistreerd in Osiris.
Herkansing van tentamen in blok
2.
Onvoldoende HERKANSING OPDRACHT
Tentamencijfer wordt
‘gereserveerd’ (in Osiris wordt
‘niet voldaan’ geregistreerd).
Herkansing van de opdracht in
HERKANSING OPDRACHT &
TENTAMEN
In Osiris wordt ‘niet voldaan’
geregistreerd. Herkansing van de
opdracht en het tentamen in blok
30
blok 2. Na het behalen van een
voldoende voor de opdracht wordt
het tentamencijfer uit blok 1 in
Osiris geregistreerd.
2. Als beiden dan voldoende zijn,
wordt het tentamencijfer
geregistreerd in Osiris.
Belangrijke data:
Blok 1:
13 oktober 9:00 wordt de individuele opdracht op Blackboard gezet;
24 oktober 12:00 is de deadline voor het inleveren van de individuele opdracht;
In week 9 vindt het schriftelijke tentamen plaats.
Blok 2:
Uiterlijk eind week 2 worden tentamencijfers en beoordeling van de individuele
opdrachten op Blackboard gezet (onder vernoeming van studentnummer);
9 januari 12:00 is de deadline voor het inleveren van de herkansing van de
individuele opdracht;
In week 10 vindt de herkansing van het schriftelijke tentamen plaats.
Studiebelasting
Voor dit onderdeel zijn 1,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij een beoordeling
van minimaal 5,5.
31
5 Invulling van de individuele leerlijn
Parallel aan de andere leerlijnen loopt de individuele leerlijn (IL). In de individuele leerlijn
denkt de student na over de fit tussen zijn studie en het beroepenveld waarvoor hij
gekozen heeft. De student dient zich af te vragen welke persoonlijke ontwikkeling hij
dient door te maken om de beroepsbeoefenaar te worden die hij wil zijn.
Zie voor een uitgebreide programmabeschrijving van de IL per blok de Handleiding IL
BSK (beschikbaar via Blackboard).
32
6 Kwaliteitszorg
6.1 Inleiding
De kwaliteit van het blok wordt op verschillende manieren bewaakt.
6.2 Vergadering blokteam
Het themateam dat de invoering heeft voorbereid en waarvan de tutoren deel uitmaken
vergadert regelmatig onder leiding van de themacoördinator. In die bijeenkomst worden
ervaringen van tutoren uitgewisseld en manieren van werken en beoordelen van het
proces op elkaar afgestemd. Klachten, op- en aanmerkingen van studenten over het
thema kunnen rechtstreeks bij de themacoördinator worden gemeld en zullen in de
eerstvolgende vergadering van het themateam worden besproken.
6.3 Evaluatie
Na afloop van het blok worden alle studieonderdelen geëvalueerd. Dat gebeurt via:
een schriftelijke evaluatie met alle studenten
een aanvullend gesprek met een deel van de studenten
gesprekken met eventueel betrokken externe opdrachtgevers of begeleiders
een evaluatie van de leden van het blokteam
De evaluatie wordt door het blokteam gebruikt om het blok (waar nodig) voor het
volgende jaar bij te stellen.
De themacoördinator maakt een verslag van de resultaten van de evaluaties en van de
verbeteracties. De evaluaties en verbeteracties worden door de onderwijscommissie
besproken met de themacoördinator en in de vergadering van de opleidingscommissie.
33
Bijlage 1 Competenties Bestuurskunde Opleidingen Nederland
1. De bachelor kan zijn weg vinden in het publieke domein.
De bachelor kan zijn weg vinden in het publieke domein en heeft daarbij oog voor de
internationale context.
Niveau 1. heeft inzicht in de inrichting van het openbaar bestuur, kent de
hoofdrolspelers en kan de relaties daartussen definiëren.
2. kan bij een concreet beleidsterrein de betrokken organisaties, gangbare
procedures en kaders in kaart brengen.
3. kan bij een complexe opdracht een analyse maken van de betrokken
organisaties en het krachtenveld waarin deze zich bevinden.
2. De bachelor kan politiek strategische keuzes overzien voor het oplossen van
maatschappelijke vraagstukken.
De bachelor is in staat om maatschappelijke vraagstukken te analyseren met oog voor
het politieke en maatschappelijke krachtenveld waarin die vraagstukken zich voordoen
en kan politiek strategische keuzes overzien voor het oplossen van deze vraagstukken
vanuit alle betrokken belangen.
Niveau 1. kan van een situatie aangeven of en waarom het een maatschappelijk
vraagstuk is.
2. kan vanuit verschillende invalshoeken maatschappelijke vraagstukken
analyseren.
3. kan een analyse van maatschappelijke vraagstukken geven vanuit alle
betrokken belangen, kan politiek strategische keuzes en hun gevolgen overzien
en draagvlak onder betrokkenen inzichtelijk maken.
3. De bachelor kan beleid ontwikkelen, implementeren en evalueren.
De bachelor kan bestaand beleid analyseren, implementeren, kan na evaluatie oorstellen
doen tot verbetering van het beleid of de uitvoering en kan nieuw beleid ontwerpen.
Niveau 1. kan bestaand beleid beschrijven en analyseren.
2. kan eenvoudig beleid construeren, evalueren en implementeren.
3. kan complex beleid construeren, evalueren en implementeren.
4. De bachelor kan participeren in organisaties en samenwerkings-verbanden.
De bachelor heeft een adequaat, correct en up-to-date beeld van de rganisatieprocessen,
beheersstructuren en al dan niet tijdelijke samenwerkingsverbanden waarin hij
participeert en draagt bij aan het soepel functioneren daarvan.
Niveau 1. kan binnen organisaties structuren, culturen en processen herkennen.
2. kan vanuit een goed beeld van organisatieprocessen en beheersstructuren
participeren in de eigen organisatie en bijdragen aan het soepel functioneren
daarvan.
3. kan vanuit de eigen organisatie participeren in samenwerkingsverbanden en
netwerken en draagt bij aan het soepel functioneren daarvan.
34
5. De bachelor kan praktijkgericht onderzoek verrichten.
De bachelor kan zelfstandig onderzoek verrichten en op basis hiervan adviseren en
aanbevelingen doen.
Niveau 1. kent onderzoeksmethoden en kan deze hanteren.
2. kan zelfstandig een onderzoeksplan maken en onder begeleiding
toepassingsgericht onderzoek verrichten en hierover rapporteren.
3. kan bruikbare aanbevelingen doen op basis van zelfstandig opgezet en
uitgevoerd toepassingsgericht onderzoek.
6. De bachelor is sociaal communicatief vaardig.
De bachelor beschikt over de sociale vaardigheden om te kunnen functioneren in zijn
beroepsomgeving en beschikt over mondelinge en schriftelijke ommunicatievaardigheden
om zowel intern als extern met doelgroepen te kunnen communiceren.
Niveau 1. beheerst gesprekstechnieken, kan informatie ordenen, presenteren en
samenwerken.
2. kan effectief samenwerken en doelgericht rapporteren.
3. kan effectief communiceren met interne en externe doelgroepen.
7. De bachelor is zelfsturend.
De bachelor is in staat zijn ontwikkeling te sturen en reguleren, te reflecteren en
verantwoording te nemen voor zijn handelen, een (ethische) beroepshouding te
ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de professionalisering van de eigen
beroepsuitoefening.
Niveau 1. ontwikkelt een beeld van het beroep en studiehouding. (Il)
2. neemt op basis van een ethische beroepshouding standpunten in en
reflecteert op eigen werk.
3. kan een kritisch oordeel geven en ontvangen en kan gemotiveerd zijn
handelen al dan niet aanpassen.
35
Bijlage 2 Toelichting leerlijnen
Om alle competenties die voor de opleiding zijn vastgesteld te realiseren wordt
gedurende de gehele opleiding gewerkt met een viertal leerlijnen. Dit zijn de integrale
leerlijn, de kennisleerlijn, de vaardighedenleerlijn en de individuele leerlijn. Hieronder
staat beschreven wat de inhoud is van de verschillende leerlijnen en hoe deze leerlijnen
deze periode zijn ingevuld.
Integrale leerlijn
In de integrale leerlijn wordt gewerkt aan het beroepsproduct. Het beroepsproduct is een
opdracht, vraagstuk of probleem dat de student in zijn toekomstige (of huidige) functie
zal moeten kunnen oplossen.
Je gaat dit blok met enkele medestudenten in groepjes beleid (her-)ontwerpen. Je wordt
hierin begeleid door een tutor. De themacoördinator deelt de groepen in. De opdrachten
zijn al voor jullie geworven.
Kennisleerlijn
In de kennisleerlijn leert de student vanuit verschillende voor de opleiding Bestuurskunde
en het thema relevante disciplines redeneren als professional. Er wordt kennis opgedaan
die nodig is voor het maken van het beroepsproduct.1
Voor het thema van dit blok zijn de volgende disciplines relevant: Beleidskunde,
economie, organisatiekunde en recht.
Vaardighedenleerlijn
In de vaardighedenlijn leert de student sociaal vaardig opereren. Als bestuurskundige
gaat het naast de technische kennis ook om de manier waarop mensen functioneren in
teamverband. In de vaardighedenleerlijn wordt aandacht besteed aan sociale en
communicatieve vaardigheden.
In dit blok wordt aandacht besteed aan communicatievaardigheden en kwantitatieve
onderzoeksvaardigheden
Individuele leerlijn
Naast de andere leerlijnen loopt de individuele leerlijn (IL). In de individuele leerlijn
denkt de student na over de fit tussen zijn studie en het beroepenveld waarvoor hij
gekozen heeft. De student dient zich af te vragen welke persoonlijke ontwikkeling hij
dient door te maken om de beroepsbeoefenaar te worden die hij wil zijn.
Zie voor een uitgebreide programmabeschrijving van de IL per blok de Handleiding IL
(beschikbaar via Blackboard).
1 Daarnaast kan het zo zijn dat in een blok ook kennis wordt aangeboden die niet gerelateerd is aan het
beroepsproduct, maar die de student nodig heeft om concepten in algemene zin op te doen of die een verdieping van concepten van de student betekenen. Deze kennis is afgeleid van een competentie of opgenomen in de landelijk vastgestelde body of knowledge, maar heeft niet direct een relatie met een concreet beroepsproduct.
36
Bijlage 3 Organisatie
Themacoördinator
Ieder blok heeft een themacoördinator. De themacoördinator is verantwoordelijk voor de
organisatorische gang van zaken. De themacoördinator beslist in zaken en situaties
waarin dit blokboek niet voorziet. Dit blok is de coördinator Wim Dankers
Wim Dankers
ma, di, wo, do
Telefoon: 088 - 525 6352
E-mail: [email protected]
Begeleiding
Gedurende het blok word je op verschillende manieren begeleid.
Colleges voor de kennisleerlijn worden gedurende de eerste zes weken van het blok
verzorgd door docenten vanuit de opleiding.
Voor de integrale leerlijn, het maken van het beroepsproduct, wordt iedere groep
ondersteund door een tutor.
Voor de vaardigheden leerlijn zijn er colleges en worden de studenten begeleid door de
docent.
Voor de individuele leerlijn wordt iedere groep ondersteund door een SLB-er.
Docenten
Docent Recht
Daphne Malschaert
Docent Economie
Wim Dankers
Docent Beleidskunde
Arend Geul
Docent Organisatiekunde
René van Kuijk
Docent Informatiekunde
Sander Sloot
Docent Communicatievaardigheden
Frans Coppelmans
Tutoren
Wim Dankers
Arend Geul
Rene van Kuijk
Maarten Dijk
Klassenmentoren
Cees Hornman
Natasja Nova
Communicatie
Algemene informatie wordt verspreid via BlackBoard. De themacoördinator en betrokken
docenten plaatsen daar mededelingen die van belang zijn en aanvullend
onderwijsmateriaal. Docenten maken gebruik van mail. Daarbij worden mails standaard
verzonden naar je Avans account.
37
Houd Blackboard en je Avans-mail dagelijks in de gaten!
Docenten, tutoren en mentoren zijn buiten de ingeroosterde momenten bereikbaar via
mail. Je kunt via e-mail een afspraak maken.
Voor onderlinge communicatie met groepsgenoten kun je gebruik maken van de
projectkantoren binnen Blackboard.
38
Bijlage 4 Beoordelingsformulier onderzoeksplan:
Beoordeling: Vold / onvold
1. Aanleiding duidelijk? Is
duidelijk waarom de
opdrachtgever het onderzoek
wil laten doen en wat de vraag
is?
2. Goede doelstelling die volgt
uit aanleiding?
3. Afbakening onderzoeksterrein
- indien van toepassing een
juiste, relevante en
onderbouwde afbakening?
4. Centrale vraag
- voldoet?
- volgt logisch uit aanleiding?
- verband met doelstel.?
5. Vooronderzoek
-Gekozen voor bestuurskundige
ontwerpmethode (op basis
literatuur)?
-met onderbouwing?
-en getoetst op haalbaarheid via
bronnen?
5. Deelvragen
- leiden tot beantwoording
centrale vraag?
- volgen uit gekozen
ontwerpmethode?
6.
Informatieverzamellingsmeth.
- leidt tot beantwoording
deelvraag.
- beargumenteerde keuze voor
bronnen.
- bevat interview als bron?
- met voldoende detail
beschreven en daarmee
richtinggevend?
- leidt tot betrouwbare
(herhaalde meting) en valide
(meet wat je wil meten)
resultaten?
7. Tijdpad en
uitvoeringsafspraken
- haalbaar tijdpad?
- sturend uitvoeringsplan?
- werkbaar samenwerkingsplan
8. Overige opmerkingen (taal,
vorm etc):
39
Bijlage 5 Beoordelingsformulier presentatie en verdediging: Groep:……………………………………….. Cijfer:………
Presentatie (weging 1x)
1. Opbouw en structuur
(inleiding, kern, slot)
2. Ondersteuning door powerpoint
en hand-outs.
- hand-outs aanwezig
- inhoudelijke / informatieve slides
- vormgeving slides
3. Individuele presentatie-
vaardigheden (manier van spreken
incl. stemgebruik, houding/gebaren,
oogcontact, interactie etc)
4. Binnen de tijd (max. 15 min)
Inhoud (weging 3x)
1. Onderscheid tussen hoofd- en
bijzaken. Beleidsvoorstel is:
- compleet
- gericht op hoofdlijnen
- kent, waar nodig, details
- informatie is tegelijk helder en
toch spaarzaam
.
2. Onderbouwing dat de
gepresenteerde beleidskeuze
best mogelijke optie is
(beknopte methodische
onderbouwing)
3. Beleid voldoet aan de volgende
professionele criteria:
technisch uitvoerbaar,
eigentijds,
gematigd ambitieus,
(financieel) haalbaar
beheersbaar,
doelmatig,
rechtmatig,
politiek + maatschappelijk
aanvaardbaar (in krachtenveld
en voor actoren)
acceptabel beoogde uitvoerders
communiceerbaar
Verdediging (weging 1x)
1. Inhoud
- logica, consistentie,
argumentatie, empirische
fundering
- over de volle breedte zijn alle
groepsleden ter zake kundig op
hoofdlijnen en detail. Kunnen
uitstijgen boven materie.
2. Samenwerking en reflectie:
40
- de mate waarin de groep als
groep optreedt (inhoudelijk en
woordvoering)
- mate waarin de groep bijdraagt
aan aangename sfeer
- kritiek ontvangen en op basis
daarvan al dan niet
aanpassingen doen
- kunnen lering trekken uit
opgedane ervaringen
41
Bijlage 6 Beoordelingsformulier onderzoeksrapport:
Groep:…………………………………………………….. Cijfer Inhoud:……….
Cijfer Taalbeheersing en vormgeving:……… Eindcijfer:……………..
Ephoruscontrole gedaan: ja / nee
Inhoudelijk
1. Managementsamenvatting:
- Aanleiding, doel en werkwijze
beknopt aanwezig
- Gericht op advies, conclusies en
aanbevelingen
- Zelfstandig leesbaar
- Gericht op hoofdlijnen
- Bondig en begrijpelijk
2. Onderzoeksverantwoording:
- Heldere aanleiding
- Goede doelstelling en past bij
aanleiding
- Goede centrale vraagstelling
passend bij doelstelling
- Onderbouwde keuze voor beleids-
constructietheorie
- Uit constructietheorie volgende
onderzoeksvragen
- Onderzoeksontwerp volgt uit onder-
zoeksvragen en past bij probleem.
- Onderzoek is haalbaar, valide,
betrouwbaar
3. Uitvoering onderzoek en
onderbouwing (werkwijze):
Uit verslag blijkt dat op juiste manier is
gewerkt conform beleidskundige
constructiemethode, indien Japans:
- Met goede criteria onderbouwde
keuze voor donororganisaties
- Potentieel donorbeleid helder en op
hoofdlijnen beschreven
- Met juiste criteria onderbouwde
keuze voor best-practice
- Onderbouwde innovaties
toegevoegd (indien van toepassing
- Adaptatie aan opdrachtgever
- Gekozen beleid is helder
beschreven met aandacht voor de
uitvoering
- Er zijn heldere conclusies die volgen
uit de onderzoeksresultaten
- De conclusies leiden tot goede
aanbevelingen
- Er is doelmatig samengewerkt met
andere projectgroepen.
42
4. Beleidsvoorstel (inhoud):
Voldoet aan professionele criteria:
technisch uitvoerbaar,
eigentijds,
gematigd ambitieus,
(financieel) haalbaar
beheersbaar,
doelmatig,
rechtmatig,
politiek + maatschappelijk
aanvaardbaar (in krachtenveld en
voor actoren)
acceptabel beoogde uitvoerders
communiceerbaar
Taalbeheersing en
vormgeving
- Volledig verslag met juiste
inhoudsopgave
- Overzichtelijke en duidelijke
indeling van de tekst in
hoofdstukken en paragrafen
- Correcte spelling
- Prettig leesbaar en goede zinsbouw
- Duidelijk, volledig en toch beknopt
- Correcte bronvermelding
- Literatuurlijst
- Bijlagen functioneel en volledig
- Duidelijke en verzorgde lay-out
- Goed verzorgd verslag
43
Bijlage 7: Beoordelingslijst Deelname aan groepswerk
Mijn naam:………………………………………………………...
Ingevuld voor groepslid:……………………………………
Geef je oordeel over je groepsgenoot op de onderstaande beoordelingsaspecten.
Gebruik de volgende scores:
1 = slecht, 2 = onvoldoende, 3 = voldoende, 4 = goed, 5 = excellent
Let op: elke beoordeling slecht of excellent moet apart in woorden toegelicht worden.
Beoordelingsaspect
1. Participatie
Aanwezigheid
Actieve deelname:
discussie / besprekingen / gespreksleider / notulist
Voorbereiding:
bijeenkomsten / afspraken
Verantwoordelijkheid: voor product+proces / initiatiefnemend /
steunbiedend / coöperatief
Gemiddeld totaaloordeel 1: participatie
2. Samenwerking en communicatie
Samenwerking: werkverdeling / nakomen afspraken / doelgericht
werken / bijdragen aan werkklimaat
Tijdbeheer:
planning en bewaking
Communicatie: luisteren / geven, ontvangen en reageren op
feedback / argumentatie standpunt
Rapportage: mondelinge uitdrukkingsvaardigheid / schriftelijke
verslaglegging
Gemiddeld totaaloordeel 2: samenwerking en communicatie
3. Probleem oplossend vermogen
Oog voor problemen in context: probleemanalyse / onderscheid
deelproblemen / onderlinge samenhang deelproblemen
Vergaren, inbrengen en analyseren informatie: brongebruik /
hoofd- en bijzaken / afbakening kernprobleem
Probleem oplossen: genereren hypothesen en alternatieven /
beslissen / evaluatie van oplossing en gemaakte keuzen
Gemiddeld totaaloordeel 3: probleem oplossend vermogen
4. Extra kwaliteiten
Creativiteit /originaliteit
Onafhankelijkheid
Kritisch-reflectieve houding
Gemiddeld totaaloordeel 4: extra kwaliteiten
44
Eindoordeel (= gemiddelde van totaaloordelen 1 t/m 4)
Tops en tips
Top
1
2
3
Tip
1
2
3
Toelichting van elke beoordeling 1 “slecht”: (Bij meer beoordelingen slecht extra A4 gebruiken)
-
-
-
Toelichting van elke beoordeling 5 “excellent”:(Bij meer beoordelingen excellent extra A4
gebruiken)
-
-
-
Top Related