Kan empowerment de wereld redden?
Een case studie naar praktijken van empowerment en participatie als middel tot kritisch bewustzijn in Little
Bray, Ierland.
Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de Pedagogische Wetenschappen,
optie Sociale Agogiek
Driek Henau Promotor: Prof. Dr. M. Bouverne – De Bie Begeleider: L. De Droogh Academiejaar: 2007-2008 Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Kan empowerment de wereld redden?
Een case studie naar praktijken van empowerment en participatie als middel tot kritisch bewustzijn in Little
Bray, Ierland.
Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de Pedagogische Wetenschappen,
optie Sociale Agogiek
Driek Henau Promotor: Prof. Dr. M. Bouverne – De Bie Begeleider: L. De Droogh Academiejaar: 2007-2008 Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Abstract
In deze scriptie wordt aan de hand van radical community development-theorieën de
relatie onderzocht tussen participatie, kritisch bewustzijn en empowerment.
Op basis van de theorieën van Ledwith (2007), wordt een model van radical community
development ontwikkeld. Zij stelt dat door middel van verhalen en dialoog, participatie in
lokale activiteiten leidt tot een verhoogd kritisch bewustzijn. Dit, op zijn beurt, zet aan
tot empowerment en collectieve actie voor sociale verandering.
Aan de hand van een case studie, uitgevoerd in de Little Bray Community Development
Project, wordt dit model aan de praktijk getoetst. Via diepte-interviews worden tien
mensen bevraagd die in betrokken zijn bij de werking van dit community development-
project en dankzij het project terugkeerden naar vorming en onderwijs. Stap voor stap
wordt met hen het opgestelde proces van community development doorlopen.
De resultaten tonen aan dat, hoewel het kritisch bewustzijn toeneemt, dit niet
noodzakelijk tot collectieve actie voor sociale verandering leidt. Dit is in tegenstelling tot
wat Ledwith veronderstelt. Uit dit onderzoek blijkt dat kritische bewustzijn een
noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde is voor empowerment en collectieve
actie. Empowerment is een waardevol element in een sociaal-agogische visie, maar het
moet ingeschakeld zijn in een ruimere context en visie op maatschappelijke
ontwikkelingen wil het leiden tot collectieve actie voor verandering.
II
Dankwoord
I want to start this thank you note in English, because the people that contributed the
most to this thesis are all English speaking.
I want to thank the people from the Little Bray – Fassaroe area, and even more the
people from the Little Bray Family Resource Centre and the Youth Project. Thank you for
the Avoca lunches, the kayaking and the Adventure Trail. For unforgettable and eye-
opening stories and most of all for all the wisdom that you shared with me.
Specifically, I want to thank the current coordinator of the Resource Centre for being my
guide in this bizarre and sometimes very different world and the rest of the staff, for
taking me on board and being there for explaining everything to me.
Thank you also, to all the people that were willing to share their personal stories with
me, without asking much back. Thank you for contributing your own stories to make the
theories become more real.
Thank you all.
Verder wil ik de vakgroepen sociale agogiek en orthopedagogiek bedanken, om mij de
unieke kans te bieden om deze leerervaring in Ierland op te doen en op die manier mijn
perspectieven te verbreden.
Ik wil Griet Verschelden bedanken om mij te helpen zoeken naar mijn interesses en mij
op weg te zetten.
Bedankt ook, Luc De Droogh, voor het beperken van mijn brede uitgangspunten en mij
een lijn en structuur mee te geven voor mijn thesis.
Ik wil ook mijn ouders bedanken, voor de agogische noot in mijn hele opvoeding. En
Patrick, bedankt voor alles. Het is leuk dat je thuis was voor mijn thesis.
III
Inhoudstabel
ABSTRACT ...........................................................................................................I DANKWOORD..................................................................................................... II INHOUDSTABEL............................................................................................... III 1 AANLEIDING................................................................................................ 1 2 INLEIDING................................................................................................... 2 3 PROBLEEMSTELLING.................................................................................... 4 4 LITERATUURSTUDIE .................................................................................... 6
4.1 INLEIDING................................................................................................ 6 4.2 DE GESCHIEDENIS VAN COMMUNITY DEVELOPMENT.................................................. 6 4.3 INVLOEDEN OP COMMUNITY DEVELOPMENT ......................................................... 12 4.4 DE IERSE CONTEXT.................................................................................... 15 4.5 HET MODEL VAN RADICAL COMMUNITY DEVELOPMENT ............................................. 20
5 HET LITTLE BRAY COMMUNITY DEVELOPMENT PROJECT ........................... 30 5.1 INLEIDING.............................................................................................. 30 5.2 HET COMMUNITY DEVELOPMENT PROGRAMME ..................................................... 30 5.3 HET EASTERN REGION COMMUNITY DEVELOPMENT PROJECT NETWORK(CDP)................ 31 5.4 HET LITTLE BRAY COMMUNITY DEVELOPMENT PROJECT .......................................... 33
6 METHODOLOGIE......................................................................................... 39 6.1 ONDERZOEKSVRAAG .................................................................................. 39 6.2 KWALITATIEF ONDERZOEK............................................................................ 39 6.3 ONDERZOEKSSTRATEGIE: DE CASE STUDIE......................................................... 40 6.4 ONDERZOEKSMETHODEN: HET KWALITATIEF ONDERZOEK ........................................ 42 6.5 DATAVERZAMELING.................................................................................... 43 6.6 DATAVERWERKING .................................................................................... 44
7 RESPONDENTEN......................................................................................... 45 8 RESULTATEN.............................................................................................. 49
8.1 INLEIDING.............................................................................................. 49 8.2 DE MOTOR ACHTER HET PROCES ..................................................................... 49 8.3 LESKLIMAAT............................................................................................ 54 8.4 VERHALEN EN DIALOOG ............................................................................... 59 8.5 PERSOONLIJKE AUTONOMIE .......................................................................... 61 8.6 COMMUNITY EMPOWERMENT.......................................................................... 64 8.7 EFFECTEN............................................................................................... 70
9 CONCLUSIES .............................................................................................. 72 10 BESLUIT ................................................................................................. 75 11 BIBLIOGRAFIE........................................................................................ 76 BIJLAGE............................................................................................................ 79
VRAGEN INTERVIEWS ........................................................................................... 79
1
1 Aanleiding
Een anekdote om mee te beginnen.
Ter gelegenheid van de Ierse nationale competitie Pride of Place werd de hele wijk Little
Bray - Fassaroe opgeruimd. Straten en pleinen werden gezuiverd van zwerfvuil,
achtergelaten fietsen, blikjes, zetels, paraplu’s, … Muren en omheiningen werden
ontdaan van graffiti tags en opnieuw geschilderd. In bloemperken werden nieuwe
weersbestendige bloemen geplant, … Vele buurtbewoners droegen hun steentje bij door
een zwerfvuilactie, een opknapbeurt van de voortuintjes, het vegen van hun stukje
voetpad, … De wijk lag er kraaknet bij en iedereen was trots, want dankzij de
samenwerking tussen het stadsbestuur, het wijkcomité, de buurtbewoners en de mensen
van het Little Bray Community Development Project lag de wijk er beter bij dan ooit
tevoren.
Daags na de wedstrijd waren buurtbewoners onthutst en werden buurtwerkers voor een
dilemma gesteld. De tags waren terug. Er stond een uitgebrande auto voor de deur van
het Resource Centre, er lagen alweer een zetel, drie vuilniszakken en blikjes op het
centrale plein. Het wijkcomité en de buurtwerkers zaten met de handen in het haar. Wat
stond hen nu te doen? Enerzijds drongen verschillende buurtbewoners erop aan het
‘nieuwe’ zwerfvuil zo vlug mogelijk te laten verwijderen. Anderzijds vreesde het
wijkcomité dat wanneer dit nieuwe zwerfvuil opnieuw zou worden opgehaald, men zou te
maken krijgen met een cumulatie van het probleem. Zij wilden voorkomen dat iedereen
zijn vuilnis buiten legde, omdat het toch zou worden opgehaald.
Eén antwoord op lange termijn was het geven van educatieve lessen Put your bin on a
diet, als onderdeel van het Adult Education-programma. Verder weerklonk in de wijk de
nood aan publieke vuilnisbakken, aangezien die helemaal niet aanwezig waren, omdat
zij, na verscheidene aangestoken vuilnisbakbranden, als te gevaarlijk werden
beschouwd. Het wijkcomité stapte met dit voorstel naar het gemeentebestuur en het is
momenteel in behandeling. Er was ook een voorstel om tweewekelijks een container te
voorzien, waarvoor bewoners een vrijwillige bijdrage konden leveren. Dit zou mensen in
staat stellen hun grof huisvuil legaal te lozen. Er is geen publieke ‘grof huisvuil’-collectie
in de wijk en een trip naar het containerpark is niet vanzelfsprekend. De meeste
bewoners bezitten geen auto of rijbewijs. Ze hebben dikwijls niet de middelen om hun
vuilnis privé te laten ophalen.
Deze anekdote stemde mij tot nadenken over het karakter van gemeenschapsvormende
projecten. Hoe kan je in een dergelijk situatie voor alle partijen goed doen? Hoe zet je
buurtbewoners aan tot een sterke houding? Hoe geef je hen de kracht om dit zelf aan te
pakken?
2
2 Inleiding
Kan empowerment de wereld redden?
Natuurlijk niet, horen we u denken…
Het is te idealistisch en hoogdravend te denken dat een buzz-woord als empowerment
daadwerkelijk de redding kan zijn. Toch kan een dergelijk begrip, in de juiste context en
met het juiste gebruik, betekenis hebben voor de sociale wetenschap.
Oorspronkelijk wilden we niet rond zo’n kernwoorden, typerend voor de sociale agogiek,
werken. Ze lijken immers van voorbijgaande aard, tijdelijk, een snel opvlammend en
uitdovend verschijnsel … of toch niet…?
Binnen de context van samenlevingsopbouw duikt empowerment telkens weer op. In
deze scriptie willen we op zoek gaan naar de relatie tussen de twee begrippen. We willen
kijken hoe men in community development het proces naar empowerment beschrijft en
wat de rol van participatie en kritisch bewustzijn erin is.
In een eerste hoofdstuk wordt aan de hand van drie definities van community
development de probleemstelling opgebouwd.
In het tweede hoofdstuk wordt met behulp van literatuur community development
uitgespit. Eerst komt de geschiedenis ervan. Vervolgens bekijken we enkele invloeden
erop, namelijk die van de staat en van de visie op community participation. Daarna wordt
aan de hand van het radical community development-model op basis van Ledwith (2007)
het proces van community development onderzocht, om op die manier meer inzicht te
krijgen in het verloop en het verband met participatie en kritisch bewustzijn.
In een derde deel wordt de Ierse context geïntroduceerd. Er wordt dieper ingegaan op
het Community Development Programme en de Eastern Region. Verder wordt uitgeweid
over het Little Bray Community Development Project, de case van deze scriptie.
Een vierde deel gaat in op de methodologie van deze scriptie. Achtereenvolgens worden
het kwalitatieve onderzoek, de case studie als onderzoeksstrategie, de
onderzoeksmethode, de dataverzameling en -verwerking uit de doeken gedaan.
Een volgend stuk stelt de respondenten voor. Eén voor één worden kort hun levensloop
en persoonlijke successen vermeld.
De resultaten worden uiteindelijk in een zesde deel besproken. Het proces van
community development wordt stap voor stap doorlopen, startend bij de motor van het
3
proces. Het lesklimaat, de rol van de verhalen en dialoog, persoonlijke autonomie en
community empowerment komen aan bod. Er wordt kort stil gestaan bij de effecten.
In een voorlaatste deel wordt ingegaan op de verbanden tussen de theorie en de
interviews en worden enkele conclusies geformuleerd. Er wordt geprobeerd een antwoord
te geven op de probleemstelling.
Tot slot wordt er afgerond met een besluit.
4
3 Probleemstelling
Voor haar definitie van community development volgt Ana Lee (2006) het Combat
Poverty Agency, een overheidsdienst die toeziet op het voorkomen en elimineren van
armoede en sociale uitsluiting in Ierland (Combat Poverty Agency, 2007). In haar paper
“Community Development: current issues and challenges”, definieert zij community
development als volgt:
[Community development is] enabling or empowering people to actively work for
social change, which will improve their quality of life, the community in which they
live and/or the society of which they are part of. It is a collective process that
recognises the interdependency of people. It helps people to identify and
articulate their needs and influence the decision-making process and structures
that affect them, their community and the wider society (p.7).
Door haar nadruk op het versterken van mensen om actief voor sociale verandering te
werken, ligt bij Lee de focus op het kracht geven aan mensen, of empowerment.
Een andere definitie, van Ledwith (2007), legt deze nadruk duidelijk anders. Zij legt meer
de nadruk op een analyse van onderdrukking en tegenstrijdigheden, opdat men de
kernoorzaken van sociale problemen zou kunnen achterhalen. Haar definitie van
community development luidt:
Radical community development is committed to the role of community work in
achieving transformative change for social and environmental justice, and
develops analysis and practice, which move beyond symptoms to the root causes
of oppression. (p. xv)
Verder zegt ze ook:
Community development always focuses on the stories of the people as the basis
of action and reflection. … But without an analytic commentary linking the
personal to the political, stories remain subjective and without criticality. (p. 67)
Ledwith stelt dat verhalen als een hefboom van empowerment kunnen dienen. Dit leidt
tot autonomie, kritisch bewustzijn en verandering. Ze legt de nadruk op de analyse van
persoonlijke verhalen en het verbinden van het persoonlijke met het politieke, van het
individuele met de gemeenschap. In haar definitie legt ze dus de nadruk op kritisch
bewustzijn, participatie en empowerment.
Een derde definitie voor community development, wordt gegeven door Flecknoe en
McLellan (1994). Zij definiëren community development als volgt:
5
Community development is a process, which aims to make real and to extend
participative democracy. Through its activities, the rights of people are claimed for
traditionally unheard and powerless people. Social needs and individual problems
are turned into public issues to be tackled through collective activity, so that the
people involved build up their personal skills and confidence and take a greater
control over their communal life. (p. 4)
Zij leggen met andere woorden de nadruk op het collectief aanpakken van persoonlijke
problemen en sociale noden, opdat individuele vaardigheden en het geloof in het zelf
zouden worden opgebouwd. Op die manier kunnen mensen meer controle over het eigen
leven krijgen. Flecknoe en McLellan leggen de focus op participatie en controle, opdat de
eigen levensomstandigheden en die van de gemeenschap zouden verbeteren.
De drie begrippen - empowerment, kritisch bewustzijn en participatie - komen in de
definities in meer of mindere mate aan bod. Ze lijken de kern uit te maken van het
community development-begrip. Ledwith (2007) vat dit als volgt samen: “Radical
community development is committed to collective action for social and environmental
justice. This begins in a process of empowerment through critical consciousness, and
grows through participation in local issues.” (p. 1).
Dit referentiekader van radical community development1 vormde de rode draad tijdens
de lessen Community and Sustainable Development aan de University College Dublin en
we vinden ons het best terug in deze radicale traditie. Uitgaande van dit referentiekader
willen we analyseren hoe men werkt in het Little Bray Community Development Project,
waar ik in het kader van stage actief ben geweest. Uitgaande van deze definities en het
perspectief van radical community development, willen we volgende onderzoeksvragen
achterhalen:
- Wat wordt bedoeld met empowerment?
- Hoe beschrijft Ledwith het proces van kritisch bewustzijn dat leidt tot
empowerment?
- Hoe staat dit in relatie tot participatie?
1 De term ‘Radical Community Development’ is hier integraal behouden om het onderscheid met het Nederlandstalige Samenlevingsopbouw te blijven garanderen.
6
4 Literatuurstudie
4.1 Inleiding
In dit onderdeel van deze scriptie wordt de literatuur betreffende community
development uitgespit. Eerst volgt een korte schets van de ontwikkeling van de
welvaartsstaat en de verschillende functies die community development daarin heeft.
Vervolgens kijken we naar de invloeden, van de staat en van de visie op participatie, op
het proces van community development. Aangezien, het Ierse Little Bray Community
Development Project als casus van deze studie dient, zal de Ierse context worden
uitgediept, specifiek de huidige gang van zaken en de uitdagingen waar community
development voor staat. Tot slot wordt aan de hand van de radical community
development-theorieën van Ledwith (2007) een model opgesteld voor het proces van
community development. Stap voor stap wordt het proces naar meer sociale
rechtvaardigheid doorlopen.
4.2 De geschiedenis van community development
4.2.1 Vóór de welvaartsstaat
De band tussen burgerschap en democratie bestaat reeds sinds de Franse Revolutie. Het
toenmalig burgerschap betreft de idee van de individuele autonomie en de rechten van
burgers. ‘Goed burgerschap’ gaat ervan uit dat men in staat moet zijn tot economische
zelfstandigheid en zich moet aanpassen aan een dominante consensus. Daarbij is
community development en volwassenenonderwijs belangrijk voor de individuele en
collectieve emancipatie. Men leert hierbij immers de vaardigheden en benodigde kennis
om te overleven in de moderne samenleving. Deze nieuwe kennis is in staat om op
individueel vlak sociale ongelijkheden te compenseren en verschillen in kansen op te
heffen door de individuele verdiensten te verhogen. Men leert voor zichzelf te zorgen en
wordt getraind om te participeren op sociaal, economisch en politiek vlak (Verschelden,
De Droogh & Bouverne-De Bie, 2006).
Binnen deze benadering van burgerschap als burgerlijke verantwoordelijkheid is
autonomie een kernconcept. Men gaat uit van een ‘sociaal contract’-traditie, waarin
wederzijds voordeel en wisselwerking de morele sleutelconcepten vormen. Op die manier
ontstaat er een onderscheid tussen ‘ingeslotenen’ en ‘uitgeslotenen’, waarbij deze
laatste, bijvoorbeeld jongeren en personen met een beperking van bij het begin uit het
‘sociaal contract’ worden geweerd. Het ‘sociaal contract’ geldt immers slechts voor vrije,
rationele en onafhankelijke personen (Rawles, 1971; In: Verschelden, De Droogh & De
Bie, 2006).
7
4.2.2 De welvaartsstaat
Bij het ontstaan van de welvaartsstaat gaat men ervan uit dat deze de contradictorische
krachten van het kapitaal en de arbeid kan verzoenen. In deze visie moet community
development zorgen voor de diensten aan de werkende bevolking. In 1968, stelt het
Gulbenkian Report dat community work moet zorgen voor: “The means by which the
diverse demands could be mediated and managed through the application of expertise,
promoting universalist social citizenship” (Clark, 1996, p. 402; In: Shaw & Martin, 2000).
Het probleem is hierbij gedefinieerd op twee manieren. Enerzijds vanuit een sociale
pathologie, waarbij het probleem bij groepen en individuen gelegd wordt. Anderzijds
vanuit een institutionele deficiëntie, waarbij de instituties niet goed afgestemd zijn op de
noden en behoeften van groepen. De pathogene groepen moeten worden geïntegreerd in
de samenleving en de instituties moeten inspelen op vragen van deze groepen. Op die
manier worden de ‘losse eindjes’ van de samenleving mooi weggewerkt. Hierbij wordt
burgerschap nog steeds gezien vanuit een ‘liberaal bourgeois’ model. Het zijn immers
slechts die mensen die voldoende mogelijkheden hebben, die kunnen bijdragen aan het
sociale contract (Verschelden, De Droogh & De Bie, 2006).
Naarmate de sociale welvaartsideologie steeds verder doordringt in het politieke beleid,
verkrijgt het individuele burgerschap een meer collectieve oriëntatie. Rechten en plichten
zijn een collectieve eigendom waaraan iedereen in het democratisch proces moet
bijdragen. De nadruk ligt op een collectieve verantwoordelijkheid. Men moet eigen
keuzes maken, rekening houdend met de publieke belangen en de realisatie van
democratische waarden. Men wil ‘uitgeslotenen’ individuele competenties aanleren,
waardoor ze opnieuw kunnen aansluiten bij de samenleving. Hierdoor creëert men een
structureel residu van mensen, die niet over de competenties beschikken om tot de
dominante samenleving te behoren. Burgerschap wordt gezien als een karaktertrek en
onder voorwaarden afgedwongen. Community development, vertrouwend op de kennis
van ervaringsdeskundigen, ontwikkelt zich als een bottom-up proces, dat opkomt tegen
structurele onderdrukking (Verschelden, De Droogh & De Bie, 2006).
Participatie speelt hierin een steeds belangrijkere rol. Deze participatie wordt
professioneel en institutioneel opgevolgd en wordt uitgedrukt in instrumentele en
individuele termen. Mensen worden uitgesloten op basis van individuele kenmerken,
zonder rekening te houden met de politieke en/of sociale structuur die eveneens kan
uitsluiten. Methodes van community development, specifiek gericht op het integreren van
non-participanten, schijnen slechts de kloof te vergroten tussen deelnemers en zij die
niet deelnemen (Verschelden, De Droogh & De Bie, 2006).
8
4.2.3 Welvaartsstaat onder druk
Verschillende bedreigingen zetten vanaf de jaren tachtig deze welvaartsstaat onder druk.
Eén hiervan is de globale recessie en de toename van de werkloosheid, net als de
opkomst van de globalisering en de ideologie van de vrije markt. Langzaamaan komt er
kritiek op de welvaartsstaat. Het wordt duidelijk dat deze niet in staat is haar doelen te
bereiken en meer nog, dat ze deel van het probleem is. Dit wordt door Stuart Hall (1989,
p. 403; In: Shaw & Martin, 2000) het ‘autoritaire collectivisme’ genoemd.
Het collectieve burgerschap tijdens de welvaartsstaat wordt enerzijds ingevuld als een
distributief proces, waarbij bronnen en macht worden (her)verdeeld. Anderzijds wordt
burgerschap gezien als een ontwikkelingsproces dat de politieke verantwoordelijkheid
(het recht en de plicht om te stemmen) van burgers moet aanwakkeren en hen moet
vormen tot meer actieve en participatieve burgers. Deze opsplitsing wijst op een
onderscheid tussen burgerschap als een individueel toegekende politieke status en
burgerschap als een collectief verworven sociale praktijk. Men houdt in deze visie geen
rekening met de politieke en economische context waarbinnen burgers zich bevinden en
men gaat ervan uit dat burgers in grote mate autonoom kunnen handelen (Shaw &
Martin, 2000).
Naarmate de welvaartsstaat steeds meer onder druk komt te staan, wordt community
development ingelijfd om de welvaartsstaat te managen. Het moet zorgen voor welvaart
in de samenleving, ondanks de economische achteruitgang en sociale veranderingen.
Community development bepaalt en controleert dan sociale veranderingen en wordt deel
van het staatsapparaat om armoede te reguleren. Community workers moeten steeds
meer mediëren tussen de verschillende vragen en deze soms beperken. Op die manier
gaat community development steeds meer over het overdragen en bevestigen van
bepaalde gewenste attitudes en waarden, zodat deze voldoen aan een culturele norm. Dit
terwijl community development ook voor sociale verandering en collectieve actie staat.
Community development wil de mensen overtuigen van hun kracht en mogelijkheden om
controle te nemen over hun eigen leven. Het wil de dominante ideologie in vraag stellen.
Deze ambivalente relatie tussen de staat en community development wordt in een
structuralistische kritiek aan de kaak gesteld. Community development moet tegelijk
zorgen voor het bestendigen en in vraag stellen van de dominante ideologie. Deze kritiek
plaatst de problematiek van ‘vergeten’ groepen op de politieke agenda en beschouwt
gemeenschappen als domeinen van eeuwige strijd. Het heeft echter geen onmiddellijk
nut voor de community worker en kan hem niet op de toekomst voorbereiden. Bovendien
wordt de staat als een passief orgaan beschouwd, wat niet strookt aan de realiteit (Shaw
& Martin, 2000).
9
De kritiek heeft als effect dat mensen en vooral community workers steeds meer
wanhopen. Daardoor wordt community development nog meer gemarginaliseerd, wat de
opkomst van het neoliberalisme en de New Right in de hand werkt (Shaw & Martin,
2000).
4.2.4 Neoliberalisme
In de jaren tachtig en negentig komt met Margareth Tatcher, het Pinochet regime,
Reagan en programma’s van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank, een
New Right-ideologie aan de macht met als kernidee: ‘Minder staat, meer markt en meer
individuele verantwoordelijkheid’ (Lorenz, 2005, p. 93). Hierdoor komen enkele van de
basisideeën van de sociale welvaartsstaat onder druk te staan. De ideologische en
institutionele herstructurering gaat gepaard met enkele vergaande veranderingen. Op
vlak van economie is er sprake van een intensifiëring van de competitie tussen
marktsystemen, die onder invloed van de globalisering en de vrije marktideologie niet
langer gebonden zijn aan nationale economische belangen. Men probeert immers de
‘onzichtbare hand’ van de staat in de economie te bevrijden, zodat de markt
zelfregulerend te werk kan gaan. Er komt een informalisering van sociale relaties en van
politieke representatie. Op vlak van arbeid is er flexibilisering en activering en op het
culturele domein kan men een versoepeling van de traditionele waarden en normen zien.
Mensen kunnen hun eigen keuzes maken en hun levensloop samenstellen (Lorenz, 2001,
2005; Shaw & Martin, 2000).
Er is echter ook sprake van een individualisering van risico’s en privatisering van sociale
solidariteit. De sociale zekerheid, die jarenlang een element van modernisering was om
mensen te behoeden van sociale kwetsbaarheid en te integreren in tijden van
modernisatie en industrialisatie, wordt nu gezien als een hinderpaal voor economische
vooruitgang. Zoals Lorenz (2001) het zegt: “The notion of ‘the social’ itself looked as if it
was losing all significance, to be replaced by rampant individualism, tempered only by
the emphasis on neoliberalism placed on family solidarity and mutual support.”(p. 596).
Diensten ondergaan een deregularisering, privatisering en flexibilisering. Ze worden
heringericht als quasi-markten. Dit heeft als effect dat de staatmacht weliswaar meer
diffuus, maar tegelijk doordringender wordt. Publieke diensten worden vaak niet genoeg
gesubsidieerd en lopen met te weinig bronnen achter om het op te nemen tegen privé-
diensten (Lorenz, 2001, 2005; Shaw & Martin, 2000).
Omwille van Tatcher’s beroemde uitspraak: “There is no such thing as society”, spreekt
het voor zich dat community development nog meer gemarginaliseerd wordt. Hun
residuele rol beperkt zich tot het verzorgen van diensten voor de marges van de
samenleving. Ze moeten instaan voor de “control and containment of deviants” (Lorenz,
2001, p. 605).
10
Hierbij wordt het burgerschapsbegrip nog verder geliberaliseerd. De nadruk in de gehele
samenleving ligt immers op de individuele zelfexpressie. Burgerschap wordt gedefinieerd
op basis van de doorleefde dagelijkse ervaringen van mensen, die risico’s en
verantwoordelijkheden delen (Lorenz, 2001, 2005; Shaw & Martin, 2000).
4.2.5 De ‘Derde Weg’-benadering
Dit neoliberalisme wordt eind de jaren negentig vervangen door de ‘Derde Weg’-
benadering, aangegeven in theorie door Giddens (1998; In: Shaw & Martin, 2000) en
geïmplementeerd door de Blair-regering tijdens zijn premierschap in Groot-Brittannië
tussen 1997 en 2000. Van Oenen (2002) zegt hierover:
Het rauwe dogmatische, rechts-liberale denken van Reagan en Tatcher in de jaren
tachtig heeft in de jaren negentig een gematigder vervolg gekregen in de ‘derde
weg’ bestuursfilosofie. De overheid treedt terug, decentraliseert, verzelfstandigt of
privatiseert onderdelen van haar apparaat. En probeert zich toe te leggen op
‘regie’. Burgers, als privé-persoon of als ondernemer, krijgen hierdoor meer
ruimte om de inrichting van de samenleving naar eigen voorkeuren en inzichten
vorm te geven. (p. 93)
Een goede samenleving bestaat, aldus deze benadering, uit een partnerschap tussen de
gemeenschap, de overheid en de markt. Dit partnerschap beslaat verschillende sectoren,
waaronder de sociale sector. Binnen deze sector wil men investeren in menselijk kapitaal
en in de sociale infrastructuur, met het oog op een meer dynamische en flexibele cultuur,
dat leidt tot een nieuwe kijk op de rol van de staat en de markt (Dekker, 2001; Van
Oenen, 2002).
De ‘Derde Weg’-benadering neemt zowel afstand van het neoliberalisme, als van de
sociale democratie, die de staat als oplossing voor alle problemen ziet. De rol van de
staat binnen deze ideologie is het aanmoedigen van het moderniseringsproces. Dit wil
zeggen het aanwakkeren van het initiatief en de zelfstandigheid van burgers, opdat zij
voor zichzelf zouden kunnen zorgen. Men kan als het ware spreken van een
(her)moralisering van de gemeenschap, een individualisering van problemen en een
vergroting van het persoonlijke risico. Men moet de consequenties van eigen keuzes
leren dragen (Dekker, 2001; Van Oenen, 2002).
Community development wordt onder deze beleidsvisie nog verder gemarginaliseerd en
de gemeenschap wordt opnieuw gemoraliseerd. Community workers brengen de
boodschap van de ‘Derde Weg’. Ze worden publieke onderwijzers, die moeten zorgen
voor het moderniseringsproject in de samenleving. Publieke zorgen worden verder
hertaald in private problemen en de hulpbehoevenden worden bemoedigd om zichzelf te
helpen. Community development-initiatieven zijn grotendeels beperkt tot duurzame
11
economische regeneratie van wijken en buurten. Deze verandering gaat gepaard met een
verdere ideologische verwarring, waarbij nog meer rechten worden hertaald in plichten
(Bussemaker, 2001; Ledwith, 2007).
Onder invloed van de vermarkting van diensten en de toenemende vrije markt cultuur,
die gepaard gaat met een competitieve consumenten-cultuur, veranderen ook de
attitudes en patronen van mensen in armoede. Tot dan toe kon er sprake zijn van een
arbeidersklasse-solidariteit. Mensen in armoede steunden elkaar en verzetten zich tegen
de dominante cultuur. Deze solidariteit verdwijnt. Er is steeds meer sprake van
horizontaal geweld en armen komen niet langer op voor elkaar. Deze verandering in
sociale attitudes en patronen van armoede heeft vergaande gevolgen (Ledwith, 2007).
4.2.6 Democratische vernieuwing: de uitdaging van actieve burgers
Aangezien we in deze scriptie pleiten voor een radical community development-
invalshoek, moet community development, vóór ze enige invloed kan hebben, opnieuw
een plaats in de samenleving verwerven. Democratische vernieuwing is dan niet enkel
een politieke en sociale noodzaak, maar ook een educatieve taak, waarbij men de
krachten van uitsluiting in vraag moet stellen en een actief en inclusief concept van
burgerschap moet nastreven. Daarbij moet men rekening houden met bovenstaande
bedreigingen. De globalisering ondermijnt steeds meer de relatie tussen de staat en de
civil society. Deze wordt steeds meer gezien als een surrogaatstaat, door vernieuwingen
als governance en participatie. Maar het is ook de plaats waar mensen leren om actieve
burgers te zijn, en dit mag zeker niet over het hoofd worden gezien. Daarom is het
noodzakelijk dat de politiek haar beleidstaken heropneemt, in tegenstelling tot wat in de
‘Derde Weg’-benadering naar voren komt. De herpolitisering van de politiek moet gezien
worden als een proces, waarbij iedereen kan bijdragen en burgerschap bijgevolg als een
collectief verworven en telkens opnieuw te verwerven sociale praktijk wordt gezien. Deze
opnieuw gepolitiseerde politiek zou dan een radicaal inclusieve praktijk zijn (Shaw &
Martin, 2000; Verschelden, De Droogh & De Bie, 2006).
Naast deze herpolitisering van de politiek is een nieuw en radicaal begrip van
burgerschap nodig. Hierin speelt humaniteit een belangrijkere rol dan autonomie.
Humaniteit slaat op een betrokkenheid en een zorg voor de wereld als geheel. Hierbij
gebruikt Arendt (1958, p. 9; In: Verschelden, De Droogh & De Bie, 2006) de term ‘Philia
politike’. Dit is een creëren van een gemeenschappelijke wereld door conversaties tussen
mensen over hun verschillende inzichten in en over de wereld. Op die manier kan men
ieders perspectief en hun posities begrijpen. De gemeenschap wordt een publieke ruimte
om die verschillende meningen uit te drukken, te ervaren en uit te wisselen Dit is wat
Freire met een ‘cultureel forum’ bedoelde. Dit relationeel burgerschap, gevormd door
onderhandelingen en wederzijdse aanpassing, is een kwaliteit van de samenleving, niet
zozeer van individuele mensen. Het erkent voornamelijk de (inter)afhankelijkheid van
12
mensen en zorgt ervoor dat er solidariteit door diversiteit ontstaat. Het gaat om een
pluralistische en inclusieve vorm van burgerschap, die gevormd wordt in een proces en
bijdraagt tot het begrijpen en leren van democratische waarden. Deze democratische
waarden verwijzen naar interafhankelijkheid en verbondenheid en naar de mens als
relationeel wezen.
Binnen deze benadering van burgerschap moet community development zorgen voor
reflectie op de huidige gang van zaken, voor het in vraag stellen en uitdagen van de
aannames van de welvaartsstaat. Het kijkt naar microsituaties in verband met macro
sociale, economische en politieke contexten en treedt op als een agent of social change
(Verschelden, De Droogh & Bouverne- De Bie, 2006).
4.3 Invloeden op community development
4.3.1 Invloed van de staat
Lund (2002) erkent in zijn “Understanding State Welfare: Social Justice or Social
Exclusion?” twee verschillende visies op de welvaartsstaat. Enerzijds kan de organisatie
van de welvaartsstaat passen binnen een theory for welfare. Hierbinnen ontwikkelt men
een efficiënte, eerlijke en staatsgebonden sociale administratie. Anderzijds zijn er staten
die uitgaan van een theory of welfare. Daarin wordt het belang van de organisatie van
sociale relaties onderstreept. Volgens aanhangers van deze theorieën ontstaat er steeds
een specifiek patroon die mensen in- of uitsluit.
Binnen een theory for welfare is er geen plaats voor gemeenschapsvorming. Er wordt één
algemeen efficiënt staatsorgaan gecreëerd. Er is bijgevolg geen plaats om problemen
omtrent sociale onrechtvaardigheid en uitsluiting aan te kaarten. Enkel ‘erkende’ groepen
kunnen genieten van de voordelen van deze ‘eerlijke’ administratie. Voor groepen in de
marge, groepen buiten de samenleving, niet-erkende groepen, is er geen plaats. Er
wordt ook geen rekening gehouden met verandering binnen dit staatsgebonden systeem.
Dominante groepen zullen de stabiliteit proberen te bewaren en bijgevolg zijn zij geen
voorstander van verandering en vernieuwing. Hierbij is het belangrijk te kijken hoe
binnen dit staatssysteem omgegaan wordt met economische en globale veranderingen.
Deze moeten opgevangen worden binnen dit systeem, zo niet zullen meer en meer
mensen verzeilen in de niet-erkende groepen en in de marge van de samenleving
belanden. De theory of welfare bekijkt de organisatie van sociale relaties en is
dynamisch. Het zal zich aanpassen aan veranderende omstandigheden. Binnen deze
theorie speelt gemeenschapsvorming een rol in het aanpassen aan verandering en het
verzekeren van inclusie van alle groepen door middel van een analyse van de organisatie
van sociale relaties en bijgevolg ook een analyse van macht (Lund, 2002).
13
Politieke bewegingen, die opkomen voor een grotere publieke betrokkenheid bij het
verdelen van sociale producten ontstaan, in de late 19de eeuw. Identificatie van het
sociale product leidt tot het in vraag stellen van sociale rechtvaardigheid. Door het
organiseren van herverdeling kunnen de maatschappelijke posities van sommige
personen of groepen in vraag worden gesteld. Hoe dit gebeurt en de impact ervan is
afhankelijk van de kijk op de rol van de staat in dit proces (Lund, 2002).
Wanneer de staat uitgaat van een Fabian Socialism–visie, dan speelt de staat een directe
en voorname rol in de verdeling en voorziening van diensten. Dit is een theory for
welfare en getuigt van een sociale administratiebenadering. Er is een gecentraliseerd
beleid, waarbinnen geen plaats is voor gemeenschapsvormende projecten. In deze
benadering is er weinig ruimte voor de strijd tegen sociale uitsluiting. De staat heeft de
algemene waarheid in pacht en maatschappelijke posities worden gecompenseerd door
staatsdiensten. In deze visie blijven de structuren intact en wordt de status quo
behouden (Lund, 2002).
Neoliberalen delen deze visie in die zin dat binnen dit systeem sprake is van een centrale
sociale administratie. De staat voorziet diensten, voornamelijk voor het wegwerken van
materiële obstakels en is het primaire mechanisme voor sociale rechtvaardigheid. De
staat probeert te zorgen voor gelijke startposities voor alle burgers, doch houdt geen
rekening met verschillen in competenties, achtergrond, context, … Er is geen aandacht
voor sociale en culturele factoren. Deze neoliberale visie lijkt een technisch–functionele
benadering van community participation voor ogen te hebben. Gemeenschapsvormende
projecten dienen enkel voor het wegwerken van belemmeringen en worden
instrumenteel en rationeel gebruikt, zonder de algemene structuur in vraag te stellen
(Lund, 2002).
4.3.2 Invloed van de theoretische visie op community participation
Fraser (2005) onderscheidt op vlak van community participation vier verschillende
vormen. Elk van de definities in de probleemstelling (punt 3) worden in meer of mindere
mate bepaald door deze benaderingen van participatie. Hoe participatie wordt ingevuld,
is bepalend voor de invulling van een community development-project. De vier
benaderingen zijn de economisch-conservatieve benadering, de technische-functionele
benadering, de progressieve benadering en de radicale benadering. De achterliggende
ideeën over gemeenschapsvorming en de rol van de gemeenschap in het algemeen
bepalen het doel van gemeenschapsprojecten en de invulling ervan. Met het oog op de
definitie van Ledwith (2007) en haar vijf vitale punten van radical community
development gaan we op zoek naar een benadering die vertrekt van de transformatieve
krachten van gemeenschapsvormende projecten, het zoeken naar kernoorzaken van
problemen en het veranderen van de sociale orde.
14
Beginnend bij de benadering die het minst belang hecht aan community development,
start men bij de economisch–conservatieve benadering. Binnen deze aanpak wordt
gemeenschap, en de steun die ervan uitgaat, als vanzelfsprekend beschouwd.
Gemeenschap wordt meer in de privé-sfeer gesitueerd. De gemeenschap heeft slechts
een minimale invloed in de samenleving. De uitspraak van Tatcher, waarnaar werd
verwezen in punt 4.2.4, over het niet bestaan van een gemeenschap, is kenmerkend
voor deze benadering. Er zijn niet veel gemeenschapsprojecten, maar de eventuele
projecten die er toch zijn, zijn gericht op winstbejag en worden bepaald door
economische en businessinvloeden. Ze hebben slechts een minimaal verband met
rechtvaardigheid en duurzaamheid en bewerkstelligen geen verandering in de sociale
orde. De hogere (economische) klasse houdt stevig de touwtjes in handen en probeert
via deze projecten zijn positie in de samenleving te garanderen. Er verandert weinig aan
de fundamenten van sociale uitsluiting en kansarmoede. Deze vorm van
gemeenschapsparticipatie zal men in het kader van deze scriptie niet verder uitwerken.
Deze projecten zijn immers niet in staat tot grotere veranderingen (Fraser, 2005).
Een tweede aanpak van gemeenschapsparticipatie is de technisch–functionele
benadering. Deze ziet de gemeenschap als een harmonieus, homogeen en stabiel orgaan
in de samenleving. Dit orgaan heeft enige invloed, maar zal de operations of capital niet
beïnvloeden. Men gaat erin op zoek naar de optimale oplossing voor sociale problemen,
men zoekt dus naar die oplossing die minimale opschudding veroorzaakt en maximaal
efficiënt is. Deze benadering is theoretisch gebaseerd op het liberalisme, utilitarisme,
rationalisme en kapitalisme. Gemeenschapsvormende projecten binnen deze benadering
zijn wetenschappelijk bewezen, efficiënt en gestandaardiseerd. Ze betrekken groepen uit
de samenleving bij besluitvorming, maar betrekken slechts gevestigde en
gerenommeerde groepen. De sociale orde wordt in deze benadering grotendeels bewaard
en uitgesloten groepen worden steeds meer in een uithoek van de samenleving
gedwongen (Fraser, 2005). Deze benadering ziet men in zekere mate gereflecteerd in de
definitie van Flecknoe en McLellan (1994). Zij benadrukken de individuele aan- en
inpassing in het systeem. Projecten zijn volgens hen belangrijk opdat mensen hun eigen
rechten zouden kunnen opeisen en persoonlijke vaardigheden en vertrouwen zouden bij
winnen. Er is ook enige aansluiting bij het neoliberalisme en de ‘Derde Weg’, in die zin
dat in deze twee stromingen de belangen van de markt voorrang hebben op de belangen
van de samenleving.
Een derde benadering, beschreven door Fraser (2005), is de progressieve of
empowerment-benadering. Deze visie ziet in de gemeenschap tijdelijke organisaties, die
krachten en besluitvorming bundelen om sociale of ecologische problemen in de gehele
wereld aan te kaarten. Het is een methode die sociale vaardigheden nastreeft, door
incrementele hervormingen aan het beleid, in plaats van echte structurele
veranderingen. Deze benadering is gebaseerd op het eco-feminisme, het liberaal
humanisme, het post-kolonialisme en post-modernisme. Het prioritaire doel van deze
benadering is nieuwe beleidsvormen en programma’s te ontwerpen die tegemoet komen
15
aan sociale noden en welzijn proberen te garanderen, net als milieubescherming en het
aanpakken van sociale ongelijkheden. Deze aanpak kan echter niet garanderen dat
participatie van niet-professionelen voor henzelf nut heeft. Bovendien bestaat het gevaar
dat dominante groepen steeds de bovenhand krijgen, ten koste van minder
gesubsidieerde en minder goed gerepresenteerde groepen. Deze benadering is minder
ambitieus dan de radicale benadering, wat zijn aantrekkingskracht bij sommigen
versterkt. In de definitie van Lee (2006) ziet men kenmerken van deze benadering
terugkomen. Zo legt zij bijvoorbeeld geen nadruk op een analyse van macht, maar wel
op het aanpassen van het beleid. Ook het empowerment-begrip speelt bij haar een
belangrijke rol.
De radicale of transformatieve benadering van community participation ten slotte ziet de
gemeenschap als een plaats waar gewone mensen elkaar ontmoeten en thema’s
bediscussiëren. Deze benadering haalt elementen uit het marxisme, het anarchisme, het
socialisme, het radicaal feminisme en de kritische theorie. Het doel van deze benadering
is het radicaal veranderen van de globale sociaal-economische orde, door het
persoonlijke aan het lokale, nationale en globale te verbinden met alle gebieden van het
leven, waarop mensen worden uitgesloten, vervreemd en gediscrimineerd worden van
volledige participatie. Deze radicale verandering pakt men aan door het herverdelen van
bronnen op basis van behoeften. Deze aanpak bestaat uit subversieve methodes,
onmiddellijke actie en educatie en is gebaseerd op een analyse van macht. Het is een
fundamentele bottom-up benadering, vanuit een heldere visie op een gelijkwaardige,
juiste en inclusieve wereld (Fraser, 2005). De definitie van Ledwith (2007) is gebaseerd
op deze benadering. In haar definitie van community development, stelt zij dat er een
analyse van macht noodzakelijk is om kernoorzaken van problemen te vinden. Ze legt
het verband tussen het persoonlijke en het globale en politieke. Bovendien heeft Ledwith
dezelfde theoretische achtergrond en streeft zij naar een radicale verandering voor een
rechtvaardiger en menswaardiger wereld waarin elke persoon een inbreng heeft.
4.4 De Ierse context.
Community development in Ierland is terug te leiden tot het cooperative development
movement die meer dan een eeuw geleden ontstond. Sinds die tijd hebben verschillende
filosofieën en benaderingen een invloed gehad op de organisatie ervan. Vele van deze
paradigma’s zijn niet prioritair bezig met het aanpakken van armoede, maar veeleer met
het versterken van de gemeenschappelijke solidariteit, het genereren van sociale
economie en het leveren en ontwikkelen van lokale diensten. Deze diensten werken
oorspronkelijk aan het vormen van een brug naar betere levenscondities. Men vertrekt
vanuit een conservatief model, onder leiding van de clerus, onderwijzers of dokters (Lee,
2003).
16
Men ziet dat vóór de jaren zestig de gemeenschap niet echt is opgenomen in het Ierse
beleid. Hoewel er enige community development is onder de vorm van het cooperative
development movement, ziet men dat deze niet volledig is erkend en opgenomen.
Bovendien is dit beperkt tot het opzetten van economisch geïnspireerde projecten. Dit is
kenmerkend voor een economisch–conservatieve benadering van community
participation, beschreven door Fraser (2005)(zie ook punt 4.3.2). Deze projecten zijn
niet in staat de doelen van community development, sociale veranderingen en collectieve
actie, te bereiken. Ze stellen immers de bestaande sociale structuren en de gevestigde
economische waarden niet in vraag. Ze bereiken weinig sociale verandering met het oog
op een meer menswaardige wereld (Lee, 2003).
Vanaf de jaren zestig is er een sterke groei van community development-activiteiten in
geheel Ierland. O’Cinneide & Walsh (1990; In: Lee, 2003) erkennen vier sporen in hun
werking. Ten eerste worden er lokale coöperatieven gecreëerd, die op zoek gaan naar
lokale bronnen en hiervan gebruik maken. Deze projecten hebben een commerciële
inslag en genieten directe staatssubsidies. Ten tweede zijn er projecten die zich
concentreren op de voorziening van lokale sociale diensten. Een derde spoor verzorgt
projecten rond werklozen en tewerkstelling. Men is vooral actief op vlak van het creëren
van banen en het voorzien van training. Alsook het lobbyen voor subsidies en voor de
rechten van werklozen. Ten slotte worden er projecten opgezet, na de (her)ontdekking
van armoede in de vroege jaren zeventig, met het oog op het bestrijden van armoede.
Tegelijk komt vanaf de jaren zeventig meer en meer aandacht voor het aanmoedigen van
zelfhulp en directe actie. Gedurende deze periode beschikt community development over
onvoldoende middelen. Organisaties zijn meer bezig met het zoeken naar en beheren
van de weinige middelen, dan met het bereiken van hun doelen of hun doelpubliek. Eén
manier om hieraan tegemoet te komen en extra middelen te verwerven, is door het
voorzien van werkgelegenheids- en arbeidstrainingsprojecten, onder de vorm van
community employment waarvoor, mede door Europese steun, middelen voorzien zijn
(Lee, 2003).
Sinds de jaren zestig ziet men eveneens een verandering in de benadering van
participatie vanuit het Ierse overheidsbeleid. De gemeenschap en de community
development-sector worden erkend. Men gaat op zoek naar de optimale oplossing voor
sociale problemen, die minimale opschudding veroorzaakt en maximaal efficiënt is. Men
zet verschillende nieuwe projecten op die moeten bijdragen in de strijd tegen armoede
en sociale uitsluiting. Deze projecten blijven echter opereren binnen de operations of
capital. De Ierse community development-projecten in de jaren zestig tot negentig
hebben slechts beperkte middelen en proberen daarmee maximale resultaten te bereiken
(Lee, 2003). Dit is kernmerkend voor de technische-functionele benadering beschreven
door Fraser (2005). Dit werd al eerder aangehaald in paragraaf 4.3.2.
17
Sinds de jaren negentig verandert de context voor community development grondig. De
staat gaat de sector niet alleen erkennen, maar ook ontwikkelen en ondersteunen als een
manier om armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan. Het Combat Poverty Agency
wordt in 1989 geïnstalleerd met als opdracht om community development te ontwikkelen
en ondersteunen als middel om tegen armoede te strijden. Verder wordt het Community
Workers Cooperative ontwikkeld. Zij benaderen community development als een manier
om sociale verandering te bekomen. Het National Community Development Programme,
dat vooral focust op achtergestelde buurten en groepen, wordt in 1990 door de overheid
geïnstalleerd. Momenteel zijn er meer dan driehonderd projecten door dit programma
gesubsidieerd. Verder wordt door de overheid het Local Development Programme
ontwikkeld. Dit ontwikkelt buurtgerichte partnerschappen, met als doel langdurige
werkloosheid, economische achterstelling en sociale uitsluiting aan te kaarten. Naast
deze programma’s en projecten waarin community development gezien wordt als een
manier om armoede te bestrijden, wordt het erkend als een methode om mensen die
sociale en economische uitsluiting ervaren aan het woord te laten. Dit gebeurt door
middel van een lokaal hervormingsprogramma, dat de ontwikkeling van nieuwe vormen
van governance en participatieve besluitvorming mogelijk maakt en zo de actieve
betrokkenheid en participatie van burgers aanmoedigt. Bovendien wordt in 1997 het
sociale partnerschap - geïnstalleerd sinds 1987 - uitgebreid met de community pilar, om
op die manier ook ‘uitgesloten’ groepen toe te laten tot de besprekingen (Lee, 2003).
Deze sociale partnerschappen ontstaan in Ierland eind de jaren tachtig als een
vernieuwde aanpak van gemeenschapsvorming. Op deze manier probeert men de
toegankelijkheid van besluitvorming te verbeteren en gelijke toegang te garanderen.
Sinds 1996 is de sociale sector erkend als een volwaardige partner. De sociale partners
worden oorspronkelijk erkend om mee te kunnen discussiëren en beslissen over de
nationale aangelegenheden. Door dit partnerschap kent de sociale sector en als gevolg
daarvan ook de gemeenschapsvormende projecten een plotselinge groei. Deze gaat
gepaard met allerlei problemen. De capaciteiten van groepen worden niet evenredig
verdeeld, waardoor sommige groepen achterblijven wegens een gebrek aan
mogelijkheden. Bovendien heeft de gehele sector een tekort aan middelen en worden
bepaalde groepen niet gerepresenteerd. Er worden veel ad hoc projecten georganiseerd
en binnen de projecten is er geen samenhang. Er is een gebrek aan horizontale en
verticale integratie. Buiten deze praktische problemen zijn er nog enkele conceptuele
problemen die moeten overkomen worden. Na verloop van tijd wordt duidelijk dat
partnerschap de participatie niet kan garanderen en het door de sociale partners
opgerichte Community Platform vertoont geen samenhang. Bovendien blijkt dit
partnerschap niet altijd evenveel impact te hebben in de besluitvorming en wordt de
macht van de staat ondermijnd door globale ontwikkelingen. Binnen dit sociale
partnerschap-model speelt de community development-sector een belangrijke rol.
Volgens Lee (2006) maakt dit model het mogelijk macht te delen in het democratisch
proces. Gemeenschapsvorming krijgt op die manier een geaccepteerde invloed op
besluitvorming in de staat en dit deelnemen in besluitvorming is een sleutelelement in
18
het functioneren van het democratische systeem. In Ierland heeft dit systeem de
mogelijkheid om het beleid te informeren en te verbeteren (Broaderick, 2002; Lee,
2003).
Sinds de jaren negentig wordt de sector volwaardig erkend als middel tot het aanpakken
van sociale uitsluiting en armoede. Verscheidene hervormingen aan het beleid moeten
ervoor zorgen dat de sociale noden en het welzijn van burgers worden gegarandeerd,
terwijl men ook aandacht heeft voor milieubescherming en het aanpakken van sociale
ongelijkheden. Het betrekken van vergeten groepen wordt belangrijk, alsook de aandacht
voor alle mensen in de samenleving. Hierdoor wijzigt echter niets aan de structuur van
de samenleving. Men is niet zo ambitieus dat men hoopt de sociale orde om te gooien en
voor iedereen gelijke te kansen te creëren (Lee, 2006). Dit komt bij Fraser (2005) aan
bod onder de vorm van de empowerment of progressieve benadering van community
participation (paragraaf 4.3.2).
Maar het systeem van sociale partnerschappen heeft zijn beperkingen. De community
development-sector is binnen dit model weliswaar invloedrijk en belangrijk, maar bezit
weinig effectieve macht. Bovendien leidt de economische groei tot veranderingen in
beleidsvoering, maar minder tot veranderingen in de sociale structuur. Kortom, het
partnerschap-model faalt in het bewerkstelligen van sociale veranderingen. De lokale
partnerschappen lijken eerder de macht van de bestaande orde te bevestigen en te
verbreden. Dit zou beïnvloed kunnen zijn door de afwezigheid van een discussie over de
invulling van de macht (Broaderick, 2003;Lee, 2006).
Door de afwezigheid van een discussie over macht en aangezien het gehele Community
Development Programme gesubsidieerd wordt door de Ierse regering, kan men (volgens
Fraser) geen radicale of transformatieve benadering van community participation
bekomen (2005) (punt 4.3.2). Aangezien de projecten gesubsidieerd worden door de
regering en ook aan hen verantwoording moet worden afgelegd, zijn zij niet in staat
projecten te organiseren die een radicale globale verandering in de sociaal-economische
orde bewerkstelligen.
4.4.1 The white paper (2000)
In 1997 is de “Supporting Voluntary Activity: a Green Paper on the Community and
Voluntary Sector and its Relation with the State” geschreven. Deze omschrijft de
toenmalige toestand in de community and voluntary sector. Het tracht een
allesomvattend raamwerk voor de steun aan deze sector op te stellen en
voorbeeldpraktijken te promoten. Het doet voorstellen om de relatie met de staat te
ondersteunen en te verdiepen. Hieruit ontstaat in 2000: “A Framework for supporting
Voluntary Activity and for developing the relationship between State and Community and
Voluntary sector”, kortweg de white paper. Deze probeert door middel van een
19
dynamische aanpak een gezamenlijk conceptueel kader te schetsen, rekening houdend
met de verschillende dimensies van probleemanalyses. De sector tracht op die manier bij
te dragen tot een democratische en pluralistische samenleving. In de white paper wordt
ook de mogelijkheid van een gedecentraliseerd beleid en projectwerk aangegeven. Het
hoopt participatieve structuren en een klimaat tot het verbeteren van de kwaliteit van
leven te creëren. Deze aanpak brengt verschillende problemen met zich mee. In Ierland
is een uiterst gecentraliseerd beleid van kracht, aan de vraag van decentralisatie kan dus
slechts moeizaam tegemoet gekomen worden. De beleidsvoering is verspreid over
verschillende departementen, wat tot fragmentatie en verwarring leidt. Deze
fragmentatie manifesteert zich op lokaal niveau, door de complexiteit van actoren in de
gemeenschap en door de afwezigheid van een collectieve identiteit (Broaderick, 2002).
4.4.2 Kansen en bedreigingen
Deze evoluties op vlak van gemeenschapsvorming brengen heel wat ontgoocheling met
zich mee, aangezien men ziet dat participatie in een partnerschap niet per definitie leidt
tot een radicale verandering. Het principe van partnerschap en het beoogde opbouwen
van een consensus heeft goede resultaten, maar er ontstaat eveneens een reductie in
collectieve actie. Het is erg (tijds)intensief en er komt geen debat op gang over de
fundamenten van kansarmoede en sociale uitsluiting, noch over mogelijkheden om
negatieve consequenties voor het sociale leven te bestrijden. Participeren blijkt een nobel
doel, maar dit participeren impliceert binnen community development ook een analyse
van macht. Maar aangezien de bestaande machtstructuur in Ierland ook de middelen
voor community development voorziet, is het moeilijk om de macht zelf in vraag te
stellen. Dit werd reeds eerder aangehaald in punt 4.2.2, met de structuralistische kritiek
(Lee, 2006).
Binnen community development komen enkele kritieke punten onder vuur te liggen. Lee
(2006) somt volgende punten op:
- Nadruk op het lokale niveau:
De nadruk binnen al deze projecten ligt op lokaal niveau, maar factoren van armoede
zijn niet te herleiden tot het lokale niveau. Een integratie van activiteiten op het
lokale gebied en nationale besluitvorming zijn noodzakelijk. De toewijding op het
lokale niveau is duidelijk, maar deze is minder doorzichtig op het nationale niveau,
wat leidt tot wederzijds wantrouwen. Dit heeft een negatieve impact op
beleidsvoering. Het overbrengen van belangrijke aandachtspunten en opmerkingen
uit dit lokale niveau is noodzakelijk, maar moeilijk.
- Benadering op basis van programma’s:
Vele organisaties binnen het Ierse Community Development Programme moeten voor
het veilig stellen van hun middelen naast het organiseren van zuiver
20
gemeenschapsvormende projecten ook diensten aanbieden zoals het organiseren van
kinderopvang, arbeidsbegeleiding of eerstelijnsgezondheidszorg. Dit leidt ertoe dat
binnen de projecten steeds meer specialistische projecten ontstaan, die specifieke
problemen aankaarten. De projecten moeten steeds meer traceerbaar en
verklaarbaar zijn en staan onder leiding van een managementteam. Deze
traceerbaarheid is relevant en noodzakelijk, maar vergroot het gevaar om te
vervallen in programme paralysis, waarbij de nadruk ligt op het behouden van
programmastructuren in de plaats van op het herzien en hervormen van het
programma, om het aan te passen aan nieuwe vragen, noden en behoeften.
- Korte termijn focus:
De focus op korte termijn brengt met zich mee dat strategieën steeds bereikbaar
moeten zijn, binnen afzienbare termijn. Dit kan ertoe leiden dat moeilijke en
complexe problemen worden vermeden. Hierbij komt nog dat men meer en meer
gebruik maakt van kwantitatieve evaluatiemethodes om het bereiken van de
doelstellingen te meten, waardoor men eerder op de kwantiteit dan op de kwaliteit
let.
- Afhankelijkheid van overheidssubsidies:
Binnen het idee van het Community Development Programme schuilt een paradox.
Men ontvangt immers van de staat subsidies om de staat te veranderen. Hier werd
reeds uitgebreid naar verwezen in punt 4.2.2, met de structuralistische kritiek. Dit
kan tot spanningen leiden. Bovendien kan dit ervoor zorgen dat de staat bepaalde
aspecten van gemeenschapsvorming, die de staat niet in vraag wil stellen of
veranderen, niet subsidieert. Dit is in Ierland het geval voor bijvoorbeeld het
uitvoeren van onderzoek, informatieverstrekking, …
- Verschuiving naar een meer managementbenadering:
Sociaal agogen en andere projectleiders binnen een gemeenschapsvormend project
worden steeds meer gedwongen in een functie van manager en specialist. De
elementen van management nemen hierbij vaak de plaats in van een degelijke
inhoudelijke werking.
4.5 Het model van radical community development
Om aan de probleemstelling te beantwoorden, moeten we op zoek naar een model van
community development, die de relatie tussen de drie kernbegrippen expliciteert.
Volgens Ledwith en Asgill (2000) ontstaat er een kans voor collectieve actie door het
maken van kritische allianties. Deze bieden op hun beurt de basis om te strijden voor
een meer rechtvaardige en menswaardige wereld. Het proces om hiertoe te komen
vertrekt volgens deze auteurs vanuit de dagelijkse realiteit met zijn complexe sociale en
politieke identiteiten In wat volgt wordt verder ingegaan op dit proces en zijn
21
componenten empowerment, participatie en kritische bewustzijn. Doel is een beeld te
schetsen van dit proces en de verwevenheid van de drie begrippen, zoals Ledwith (2007)
dit schets in haar boek “Community Development: a critical approach”. Eerst wordt een
algemene inleiding gegeven over de theorieën van Ledwith. Vervolgens wordt het model,
op basis van Ledwith opgesteld, stap voor stap doorlopen. Dit begint bij de
hegemonische samenleving en eindigt bij collectieve actie en een verandering in
levenskwaliteit.
4.5.1 Algemeen.
Volgens Ledwith (2007) zijn er vijf vitale kenmerken in radical community development.
Deze zijn:
- Radical community development streeft naar collectieve actie voor sociale
rechtvaardigheid en duurzame ecologie.
- Dit begint bij een proces van empowerment door kritisch bewustzijn en ontwikkelt
zich verder door participatie in lokale thema’s.
- Een kritische benadering vergt een analyse van macht en discriminatie in een
samenleving.
- Deze analyse moet begrepen worden in relatie tot dominante ideeën en de
ruimere politieke context.
- Collectieve actie, gebaseerd op deze analyse, focust op kernproblemen van
discriminatie in plaats van op de symptomen.
Elk van deze punten vormen de rode draad doorheen het model en zullen steeds
belangrijke referentiepunten zijn. Deze vijf punten en de benadering van Ledwith in het
algemeen is gebaseerd op een ‘Freire–Feminisme’-benadering. Verhalen worden daarin
gezien als dragers van persoonlijk empowerment en spelen een prominente rol in het
proces van collectieve actie voor verandering, dat start in het alledaagse leven.
22
Community worker als motor
Kenmerken herdefiniëren als bronnen
Ideologie van gelijkheid
Collectieve actie met als doel:- gedeelde rijkdom- zorgende gemeenschap- creatieve gemeenschap- veilige, gezonde gemeenschap- burgergemeenschap
Hegemonische samenleving
Kritische verbanden met: - culturele context- politieke structuren- theorie= problematisering
Participatie Kritische praxis
Wens naar collectieve actie
Veranderde ontologieVeranderde epistemologie
Bewust worden van diversiteit en verschillen
Persoonlijke autonomie
Community empowerment:- persoonlijk empowerment- positieve actie- community organisation- participatie & betrokkenheid
Verhalen
Dialoog
4A
Hegemonie door ideologische overtuiging
Verandering in levenskwaliteit:- duurzaam- leefbaar- gelijkwaardig
4B
Kritisch bewustzijn
5
6
7
3
2
1
Figuur 1: Het model van radical community development op basis van Ledwith (2007).
4.5.2 Stap één: De beginsituatie
De samenleving is een complex systeem van interrelaties overheen sociale verschillen,
geschiedenissen en culturen en is in het heden bepaald door politieke en sociale trends.
De gemeenschap bestaat uit allerlei verschillende mensen, met verschillende geslachten,
verschillend van leeftijd, etniciteit, culturele achtergrond, mogelijkheden, … Deze
eigenschappen vormen de interne kenmerken van de samenleving (Ledwith, 2007)
Een heterogene groep van mensen deelt zich in verschillende subgroepen, die allen
verwikkeld zijn in een niet-aflatende strijd om de macht. Deze groepen proberen de
macht te krijgen en eens ze die hebben, proberen ze die te bestendigen. Dit doen ze
enerzijds expliciet door middel van dwang, onder druk waarbij dominante
handelingspatronen opgelegd worden. Anderzijds doen ze dit door ideologische
overreding. Dit wil zeggen dat de dominante ideeën en interesses als common sense
23
worden beschouwd en gebruikt als morele overredingskracht. Zo ontstaat een dominante
ideologie, die als enige waarheid wordt aanzien. Deze dominante ideologie drukt haar
stempel op het beleid, niet alleen op politiek en sociaal vlak, maar ook op ecologisch,
economisch, historisch en cultureel vlak. Deze beleidsvoeringen vormen de externe
kenmerken van een gemeenschap of samenleving. Andere groepen, die de dominante
ideologie niet delen, worden onderdrukt en gediscrimineerd. Ze worden het zwijgen
opgelegd (Ledwith, 2007).
Deze dominante ideologie bepaalt ook de manier waarop men naar de wereld kijkt en in
de wereld staat. Men creëert op die manier ook een false consciousness, waarin mensen
niet langer geneigd zijn de realiteit in vraag te stellen. Mensen verzakken in apathie,
waarbij ze niet meer het gevoel hebben iets te kunnen veranderen aan de eigen situatie.
Dit is wat Freire ‘de cultuur van het zwijgen’ noemt. De belangen van de machtigen
worden gediend door zij die door hen worden onderworpen. Marcuse (1991; In: Ledwith,
2007) identificeert dergelijke structuren van dominantie en sociale controle, die een
‘staat van conformiteit’ genereren. Dominante ideologieën zijn pervasief en machtig en
domineren het Westerse denken. Het denken is voornamelijk in dichotomieën opgesplitst
en hiërarchisch geordend. Hierdoor kan men de werkelijkheid als gefragmenteerd en
bevreemdend ervaren.
Dit streven naar ideologische overeenstemming is ook in de wetenschap te herkennen. In
de positivistische traditie streeft men immers naar objectieve, waardenvrije en absolute
waarheden. Dit doet men ten koste van gevoelens, paradoxen, onduidelijkheden. Men
doet onderzoek op mensen in plaats van mét mensen. Men kijkt slechts naar fragmenten
van mensen, in de plaats van de hele mens en men legt het verband naar de sociale,
culturele en politieke context niet. Dit is volgens Rowan (1981; In: Ledwith, 2007)
ontmenselijkend en vaak gebaseerd op aannames die discriminatie versterken. Deze
‘culturele invasie’ dringt mensen imperialistische, Westerse waarden, geloofssystemen,
ideologieën, culturele normen en praktijken op. Educatie wordt daarbij gebruikt om
mensen te conformeren en naar de dominante normen te vormen. Burgers worden
gezien als objecten. Dit alles is niet bevorderlijk voor het ontwikkelen van kritisch
bewustzijn. Een kritische noot wordt in de kapitalistische samenleving immers sterk
ontraden (Ledwith, 2007).
De eerste stap naar community development wordt gezet wanneer community workers
een analyse maken van de heersende politieke context en de daarin spelende historische
thema’s. Hun onderzoek heeft de vorm van een participatief proces van verandering,
waarbij collectieve actie een antwoord geeft op de onderdrukking. Het is een gedeeld en
wederkerig proces van ontdekking, waarbij men in dialoog ongelijke machtsrelaties
identificeert en uitdaagt. Op zich is dit proces al empowerend. De initiële uitdaging voor
de community worker is contact te maken. Dit kan hij doen door interesses en
persoonlijk thema’s, die relevant zijn voor de dagdagelijkse ervaring van mensen, te
benoemen. Op die manier wordt het samenkomen met mensen minder bedreigend en
24
kan er een ‘cultuur van respect’ ontstaan, waardoor men de apathie of de woede, die
gepaard gaat met de ‘cultuur van het zwijgen’ kan doorbreken. Zo kan een verlies van
(zelf)achting volgens Ledwith (2007) gecompenseerd worden door het nieuw ontwikkelde
(zelf)vertrouwen en gevoel van persoonlijk autonomie. Samen kan men een alternatief
vinden voor de dominante ideologie. Deze wordt gekenmerkt door een houding van
harmonie, samenwerking en nood, waarbij men zich bewust is van diversiteit en van
verschillen, maar ook van de onderlinge verbondenheid. Men wordt zich bewust van een
wederzijdse verantwoordelijkheid voor vrijheid en rechtvaardigheid. Dit is de eerste stap
naar collectieve actie, aangezien men nieuwe manieren van denken over de sociale
realiteit heeft ontwikkeld. Deze eerste verschuiving weg van een ‘cultuur van het zwijgen’
kan teweeggebracht worden door een gedeelde crisis of een kritische alliantie.
4.5.3 Stap twee: De motor achter het proces.
Inzicht in de ideologische overreding is noodzakelijk. In dit proces heeft men nood aan
een katalysator, die kan helpen de codificaties van de hedendaagse samenleving te
decontextualiseren en de basisoorzaken van onderdrukking bloot te leggen. De
community worker is bij uitstek geschikt om deze rol op zich te nemen. Hij moet
proberen de mensen tot nadenken te stemmen. Hij probeert mensen aan te zetten om
kritisch naar de samenleving te kijken en zich bewust te worden van de materiële en
ideologische tegenstrijdigheden. Mensen kunnen zich van deze discrepanties bewust
worden door het eigen ‘zijn’ in vraag te stellen en een dialoog aan te gaan met anderen
(Ledwith & Asgill, 2000; Ledwith, 2007).
De community worker kan gebruik maken van kritische educatie om dit proces op gang
te brengen. Kritische educatie kan een middel zijn tot bevrijding uit de dominantie. Het
zet mensen aan na te denken over verschillende ervaringen van andere mensen en de
vraag te stellen naar het ‘waarom’. Mensen worden hierbij gezien als subjecten, met elk
hun eigen machten en krachten. Door in dialoog te gaan over gelijkenissen en verschillen
gaan mensen samen op zoek naar de kernoorzaken van onderdrukking en worden
plaatsen van verzet gecreëerd. Mensen gaan op zoek naar wie ze zijn en wat hen heeft
gevormd. Ze zoeken naar wat mee vorm geeft aan hun leven. Dit kan tot gevolg hebben
dat de individuele mensen een versterkte identiteit verwerven, die Ledwith en Asgill
(2000) ‘persoonlijke autonomie’ noemen. Vanuit deze persoonlijke autonomie weten
mensen wie ze zijn en kunnen ze bewuste, doordachte keuzes maken. Ze zijn meester
over hun eigen leven en laten hun leven niet langer door anderen leiden. De ‘cultuur van
het zwijgen’ wordt op die manier doorbroken en ze worden verder aangezet tot het
sluiten van allianties. Ze zien verschillen dan als sterktes en verenigen zich om te streven
naar meer sociale, culturele en politieke rechtvaardigheid (Ledwith, 2007).
25
Alvorens de community worker hiermee kan beginnen, moet hij de interne en externe
kenmerken van de samenleving herzien als meerwaarden en bronnen voor zijn opdracht.
Hij ziet ze dus niet langer als neutrale gegevenheden in de samenleving, maar zal er ook
bewust gebruik van proberen maken. De community worker moet hierbij steeds werken
vanuit een ideology of equality, wat wil zeggen dat hij uitgaat van wederkerigheid,
samenhorigheid, respect en waardigheid. Deze grondhouding moet vorm geven aan elk
element van zijn praktijk. Hij neemt resoluut afstand van vervreemdende methodes. Hij
streeft naar een holistische aanpak om wonden veroorzaakt door vervreemding te helen
en ondersteunt vanuit een kritische (ped)agogiek. In de taal en structuur van zijn
praktijk gaat hij op zoek naar een dieper gelegen waarheid. Hij probeert een ideologische
verandering in bewustzijn te krijgen door zich op te stellen als mede-onderzoeker in
samenwerking met de samenleving. Hij is kritisch tegenover zijn omgeving, zowel als
tegenover zichzelf en deelt de controle over het onderzoek met de mensen uit de
samenleving. Zijn praktijk is gebaseerd op waarden, met het geloof dat het vertrouwen
die hij mensen geeft, hun geloof in zichzelf herstelt. Hij neemt zijn eigen attitudes,
overtuigingen en vooroordelen onder de loep en gaat op zoek naar kennis van anderen,
opdat hij samen met anderen de kennis van de wijk kan uitbereiden. Op die manier
wordt het collectieve begrijpen naar een meer analytische niveau verheven (Ledwith &
Asgill, 2000; Ledwith, 2007).
4.5.4 Stap drie: Verhalen en dialoog
Verhalen kunnen als een instrument van empowerment worden gezien, die leiden tot
autonomie, kritisch bewustzijn en veranderingen. Ze kunnen vele rollen opnemen in het
proces van community development. Voor de verteller zal het verhaal en het vertellen
een andere betekenis hebben dan voor de luisteraar. Gedurende het hele proces komen
verhalen steeds weer terug als de leidraad tot collectieve acties. Freire stelt dat
persoonlijke verhalen moeten worden gebruikt om de politieke ‘natuur’ van het leven
duidelijk te maken. Dit komt op gang door een proces van “denunciation and
announciation” (Freire, 1985, p. 3; In: Ledwith, 2007). Dat wil zeggen dat men de
ontmenselijkende situatie analyseert en aan de kaak stelt, terwijl men een alternatief
aankondigt. De ‘kleine’ verhalen van mensen zorgen voor het vitale verband tussen het
persoonlijke en het politieke, aangezien men het perspectief van de verteller inneemt, in
zijn particuliere omstandigheden en deze verbindt met grotere zorgen, zoals educatie,
sociale rechtvaardigheid en macht (Griffiths, 2003; In: Ledwith, 2007)
Voor de verteller/schrijver zijn verhalen belangrijk als een manier om over de eigen
ervaring te reflecteren. Door het vertellen of schrijven zorgen ze er ook voor dat hun
ervaring wordt opgemerkt. Het verhaal kan als fictie bedoeld zijn en wordt door
community workers gezien als een stukje informatie waar zij nood aan hebben. Het kan
eveneens een manier zijn om een probleem onder de aandacht te brengen
(‘problematising’ van Freire, 1972; In: Ledwith, 2007). Freire stelt dat een theorie met
26
het oog op verandering begint bij de doorleefde realiteit. Wanneer de verhalen en
ervaringen vandaaruit verteld worden, in een verband dat gekenmerkt wordt door
vertrouwen en respect, kan deze dialoog een basis zijn voor de praxis of de integratie
van theorie en praktijk. Men geeft immers een stem aan diegenen die stemloos zijn. De
luisteraar, die met hart en ziel naar een verhaal luistert, neemt de ervaringen van de
verteller serieus en dit kan de basis zijn van actie/reflectie over het probleem. Zo kan
inzicht ontstaan in het verband tussen theorie en praktijk en dient het als basis van
empowerment. Het vertellen van verhalen kan, doordat er oprecht geluisterd wordt, het
zelfbeeld van de verteller positief beïnvloeden. Wie naar deze verhalen luistert, zal ‘het
gewone her-ervaren als buitengewone’. Dit zorgt ervoor dat zij ook gevoelens en emoties
herkennen als waardevolle kennis naast het intellect, wat hen in staat stelt tot een meer
holistische kennis van het leven. De community worker kan dit proces bespoedigen door
kritische vragen te stellen die tot nadenken stemmen en door antwoorden in vraag te
stellen. Wie meevoelt met verhalen krijgt inzicht in verschillen en kan deze plaatsen op
een continuüm van verschillen en gelijkenissen in een complexiteit van onderdrukkingen.
In dialoog met anderen kan men dan machtrelaties onderzoeken. Wanneer kritische
verbanden worden gelegd tussen verhalen en het grotere geheel, kan men nieuwe
thema’s identificeren en het verhaal kaderen binnen de historische, culturele, politieke en
sociale context. Op die manier kan men in het persoonlijke verhaal de politieke invloed
zien. Men kan de politieke invloed in vele verhalen met elkaar verbinden, waardoor een
collectieve motivatie ontstaat om vanuit de vele verhalen aan de politieke invalshoek te
werken en te veranderen, opdat die meer rekening zou houden met de diverse belangen
van de vertellers. Men moet de verhalen op een kritische wijze bekijken om zo de
structurele onderdrukking die erin verborgen zit, te begrijpen. Verhalen kunnen ook
leiden tot het plannen van actie. Door het luisteren naar verhalen maken mensen kennis
met nieuwe ervaringen en begrippen. Zo leren zij de wereld op een andere manier
‘kennen’ (epistemologie) en gaan zij op zoek naar nieuwe manieren van ‘zijn’ in de
wereld (ontologie).Het zijn stappen naar collectieve actie voor verandering, aangezien
men kan overgaan van groepen, naar projecten en sociale bewegingen voor verandering.
Men ontwikkelt kritische allianties en netwerken die een lokaal – globaal potentieel
bezitten (Ledwith, 2007).
Kortom, verhalen hebben heel wat in hun mars, of zoals Steedman (2000; In: Ledwith,
2007) het uitdrukt: “The past is re-used through the agency of social information, and
that interpretation of it, can only be made with what people know of the social world and
their place within it.” (p. 62) Door verhalen kan men met andere woorden zijn eigen
kennis vergroten en zich beter bewust worden van zijn plaats in de samenleving.
27
4.5.5 Stap vier: Autonomie en collectieve actie
A. Persoonlijke autonomie
In een ideologie van gelijkheid staan waarden als vertrouwen, respect, waardigheid en
wederkerigheid hoog aangeschreven. De band - gebaseerd op deze waarden - tussen
mensen maken het sociaal kapitaal (Putnam, 2000; In: Ledwith, 2007) uit van die
mensen en resulteert in samenhorigheid, medewerking en medeleven. Mensen krijgen
het gevoel dat ze deel zijn van een groter geheel. Op die manier wordt sociaal kapitaal
overdraagbaar en transformatief. De hopelozen krijgen hun gevoel van eigenwaarde
terug en worden doelgericht hoopvol. Ze leren de wereld op een andere manier kennen,
wat eindigt in een andere manier van ‘zijn’. De wijze waarop men de wereld begrijpt,
geeft immers vorm aan de manier waarop men erin staat. Als men openstaat voor een
nieuwe kijk, creëert men nieuwe mogelijkheden om te streven naar een eerlijker en
rechtvaardiger wereld en verandert de manier van leven.
De eigen emotie en gevoelens zijn de hoofdmotivatoren in dit proces. Zonder een gevoel
van persoonlijke autonomie en een bewustzijn en fierheid op de eigen identiteit ten
opzichte van de wereld, zullen kritische allianties niet blijven duren. Het is dankzij een
vertrouwen in de eigen identiteit dat men duurzame kritische allianties kan aangaan.
Wanneer men dit gevoel van eigenwaarde niet heeft, vervalt men in woede, onzekerheid
en wangedrag als gevolg van het lage zelfbeeld (Ledwith, 2007).
B. Drang naar collectieve actie
Gelijktijdig met de ontwikkeling naar persoonlijke autonomie, krijgen verhalen van
mensen ook een collectieve waarde. Door zelfvertrouwen, zelfrespect en een geloof in de
eigen impact krijgen mensen uit de gemeenschap een gevoel van persoonlijk autonomie
en een doel, namelijk het verkrijgen van meer inspraak in de samenleving. Wanneer men
in de verhalen van mensen op zoek gaat naar de achterliggende theorieën, kijkt naar
onderdrukkende politieke structuren en verhalen kan plaatsen binnen hun sociale en
politieke context, gaat men de realiteit bevragen en zoeken naar kernoorzaken van
tegenstrijdigheden. Dit proces noemde Freire ‘problematising’ (1972; In: Ledwith, 2007):
“… problem-posing , or problematising, [is] presenting an everyday reality in a symbolic
form – photography, story, cartoon, drama, music – in which it generates debate and
alternative perspectives.” (Ledwith, 2007, p. 69). Men probeert de realiteit te bevragen
om het persoonlijke aan het politieke te verbinden, om op die manier de kernoorzaken
van tegenstrijdigheden, onderdrukking en discriminatie te ontdekken. De vraag: ‘Wie ben
ik?’ en ‘Wat heeft mij gevormd?’, zorgt ervoor dat mensen de onderliggende oorzaken
zien en de drang naar collectieve actie voelen. De vaardigheid om het persoonlijke in
verband te brengen met het politieke en de culturele context is wat Freire ‘kritische
bewustzijn’ noemt. Verhalen worden de dragers van ‘kritisch bewustzijn’. Zonder dit
28
kritische verband tussen het persoonlijke en het politieke blijven onvolmaaktheden van
het individu beschouwd worden als een persoonlijke pathologie, in plaats van
onvolkomenheden van het systeem.
‘Kritische bewustzijn’ ontwikkelt zich in dialoog met anderen en door kritische allianties.
Door het bewust worden van de eigen macht, gaat men op een andere, meer doordachte
manier deelnemen aan de maatschappij. Winter et al (1999; In: Ledwith, 2007)
suggereren dat: “A plurality of voices without false claim to the truth [can be created]. In
other words, it is possible to link the personal and the collective without reducing or
silencing the diversity of different experiences.” (p. 69). Dit kritisch inzicht in politieke en
sociale identiteiten geeft mensen de macht om te streven naar meer sociale
rechtvaardigheid, want ze worden zich bewust van de hegemonische invulling van
persoonlijke ervaringen. De start van dit proces ligt volgens Gramsci (1971; In: Ledwith,
2007), niet in het hervormen van de staat, maar in het hervormen van de civil society.
Vanuit verschillende lokale projecten zou men op deze manier immers moeten in staat
zijn om te participeren aan grotere campagnes, zich te engageren in netwerken en
kritische allianties, waardoor een lokaal project een globaal bereik heeft en in staat moet
zijn structuren om te vormen. Dit veronderstelt evenwel een eenheid van theorie en
praktijk (praxis). Het zou dan gedachteloze acties en actieloze gedachten zijn,
onderhevig aan de manipulaties van de staat.
4.5.6 Stap vijf: Kritisch bewustzijn en community empowerment.
Wanneer mensen leren om verhalen en reflectie te gebruiken als middel om na te denken
over wie ze zijn en wat de wereld rond hen vormt, hebben ze de eerste stappen naar
kritisch bewustzijn gezet. Ze zijn in staat tot een kritische (ped)agogiek-in-actie die leidt
naar persoonlijke autonomie en de collectieve wil om samen actie te ondernemen voor
verandering. Mensen gaan op zoek naar een andere manier van naar de wereld kijken op
basis van gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid. Onrechtvaardigheden worden niet
langer ondoordacht aanvaard, maar worden in verband gebracht met theorieën, politieke
structuren en binnen hun sociaal en culturele context geplaatst (Ledwith, 2007).
Empowerment herstelt de waardigheid en het zelfrespect, als gevolg van het kritisch
bewustzijn, omdat men begrijpt dat levenskansen voorgeschreven zijn door structuren
van discriminatie. Dit inzicht heeft als gevolg dat de mensen de vrijheid en de
mogelijheid ervaren om actie te ondernemen, met als doel hieraan iets te veranderen in
de richting van meer sociale rechtvaardigheid (Ledwith, 2007).
29
4.5.7 Stap zes: Collectieve actie
Wanneer men in een samenleving verhalen vertelt en er oprecht naar geluisterd wordt,
herstelt het gevoel van eigenwaarde van mensen, hun zelfvertrouwen en zelfrespect. Ze
krijgen een andere kijk op hun ervaringen door die te delen met andere mensen en door
naar hun belevenissen te luisteren. Ze gaan daardoor op zoek naar wie ze echt zijn en
wie of wat hen heeft gevormd. Ze ontdekken een nieuwe manier van naar de wereld
kijken, op basis van een ideologie van gelijkheid waarin respect, wederkerigheid en
waardigheid een belangrijke rol spelen. Door deze nieuwe kijk op de wereld, zullen ze
zich ook anders gedragen en ontstaan er nieuwe gedragspatronen. Men is zich kritisch
bewust van de verbanden tussen het persoonlijke verhaal en politieke structuren en
hierdoor ontstaat de wil iets te veranderen aan de voorgeschreven cultuurpatronen. Al
deze acties veranderen echter niet structureel iets. Ze blijven immers veelal lokaal en
kleinschalig. Radical community development wil nog een stap verder gaan. Het probeert
het lokale project uit te bereiden, door samen te werken met andere lokale projecten. Op
die manier worden netwerken gevormd, die overgaan tot sociale bewegingen, met een
regionaal, nationaal en globaal bereik. Deze sociale bewegingen zijn in staat structuren
van onderdrukking te hervormen met het oog op een meer sociaal rechtvaardige wereld
(Ledwith, 2007).
4.5.8 Stap zeven: Verandering in levenskwaliteit.
Het directe gevolg van dit proces is de verandering, die de kwaliteit van leven van heel
wat mensen beïnvloedt. De samenleving wordt meer duurzaam, leefbaar en
gelijkwaardig. Deze verandering vindt plaats op verschillende dimensies van het leven.
Op vlak van (community) empowerment verwerven mensen steeds meer kennis. Ze
proberen onderdrukkende structuren uit te dagen, verenigen zich in
gemeenschapsgroepen en bereiken veranderingen in de lokale gemeenschap. Hierdoor
worden individuele mensen empowered. Ze ondernemen positieve acties en organiseren
zich in gemeenschapsorganisaties, met het oog op meer participatie en betrokkenheid bij
het beleid. Dit draagt bij tot een verhoogde kwaliteit van leven in de lokale
gemeenschap. Hierdoor wordt een versterkte gemeenschap verkregen, met meer
samenhang. Het wordt een zorgende, veilig en gezonde, creatieve gemeenschap van
burgers, die zowel materiële als ideologische rijkdommen delen. Deze veranderingen
kunnen echter niet enkel door de gemeenschap bereikt worden. Samenwerking met
lokale en centrale overheden is onontbeerlijk. Men moet beroep doen op medewerking uit
het beleidsniveau, uit het management en op diensten en dit op sociaal, cultureel,
ecologisch én economisch vlak (Ledwith, 2007).
30
5 Het Little Bray Community Development Project
5.1 Inleiding
In dit deel wordt in gegaan op het Ierse Little Bray Community Development Project, de
case van deze studie. Om dit te doen, wordt eerst het Ierse, nationale Community
Development Programme geschetst. Vervolgens gaat men in op de Eastern Region
Community Development Project Network. De context en de achtergrond van het Little
Bray project wordt hierin geschetst. Daarna wordt specifiek ingegaan op het Little Bray
Community Development Project. De missie, de achtergrond en de werkingsmethodieken
worden uitgeklaard.
5.2 Het Community Development Programme
Dit programma van de Ierse overheid voorziet in de financiële hulp aan en ondersteuning
van community development-projecten. Het programma en de aangesloten projecten
proberen problemen of alle vlakken van (kans)armoede en uitsluiting aan te pakken.
Deze projecten richten zich op de behoeften van vrouwen en kinderen, mensen met een
beperking, daklozen, alleenstaande ouders, ouderen, kwetsbare jongeren, Travellers2, …
Het doel van het Community Development Programme is het ontwikkelen van netwerken
tussen Community Development Resource Centres en projecten in gemeenschappen met
hoge werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting. Al deze projecten hebben een aantal
gezamenlijke kenmerken. Ze leggen allen de nadruk op het bestrijden van armoede en
sociale uitsluiting en ze maken gebruik van community development-principes en
methodes. Ze voorzien ondersteuning en dienen als katalysator voor activiteiten in de
gemeenschap en zijn bovendien een meerwaarde voor die gemeenschap. Ze zorgen voor
coördinatie en samenwerking tussen de burgers in de gemeenschap,
vrijwilligersorganisaties in de buurt en publieke organisaties en diensten in de omgeving.
Ten slotte betrekken ze allen actief vertegenwoordigers van de uitgesloten gemeenschap
in hun werking en managementstructuren. In die zin beantwoorden zij aan de visie die in
de eerdere hoofdstukken werd opgebouwd (Department of Community, Rural and
Gaeltacht Affairs, 2007).
2 Travellers zijn een inheemse etnisch-culturele minderheid in Ierland. Ze maken al eeuwenlang deel uit van de Ierse Samenleving, maar hebben een eigen geschiedenis. Ze spreken een eigen taal en hebben eigen tradities en gewoontes.
31
5.3 Het Eastern Region Community Development Project Network(CDP)
Elk community development-project is aangesloten bij een regionaal netwerk. Het Little
Bray Community Development Project is lid van het Eastern Region Community
Development Project Network. Projecten in deze regio hebben een grote diversiteit aan
doelen en activiteiten. Ze voorzien in middelen voor individuen en groepen die actief zijn
in de gemeenschap en ondersteunen hen met informatie. Daarnaast helpen ze bij het
opstarten en uitbouwen van hun concrete werking. Ze proberen nieuwe netwerken en
activiteiten tot stand te brengen en zijn betrokken bij het beleid. Ze zetten ook
kunstprojecten op in de gemeenschap (Department of Community, Rural and Gaeltacht
Affairs, 2007).
In het regionale netwerk van de Eastern Region zijn projecten van het centrum van
Dublin en de Dun Laoghaire - Rathdown, Fingal, Wicklow and Kildare, gelegen net ten
zuiden van Dublin vertegenwoordigd. Dit zijn zowel territoriaal als categoriaal
uitgebouwde projecten. Sommige van deze projecten werken met specifieke
doelgroepen, zoals alleenstaande ouders, langdurig werklozen of Travellers. Andere
projecten richten zich tot een specifieke buurt, zoals Little Bray – Fassaroe. Alle projecten
beschouwen het continue interpreteren, evalueren en bijsturen van hun werking en
aanpassen aan nieuwe noden als de beginselen van een community development-
benadering. De middelen worden het meest besteed aan projecten en acties ter
bevordering van sociale integratie (Department of Community, Rural and Gaeltacht
Affairs, 2007).
De groepsgerichte methodiek werkt direct met de meest kwetsbare of meest uitgesloten
groepen van de gemeenschap. Voor bijna alle buurtgerichte projecten zijn vrouwen en
kinderen de prioritaire doelgroep. Men probeert sociale problemen op vlak van onderwijs,
tewerkstelling, gezondheid, omgeving, huiselijk geweld, … aan te kaarten. Dit zijn
belangrijke thema’s die in bijna alle regio’s van het sociaal werk aan bod komen.
Specifiek in de oostelijke regio wordt meer aandacht geschonken aan druggerelateerde
problemen, gelijke kansen en huisvesting. Er gaat minder aandacht naar toerisme en
transport, aangezien de meeste projecten gesitueerd zijn in stedelijke gebieden, met
voldoende openbaar vervoer en toerisme (Department of Community, Rural and
Gaeltacht Affairs, 2007).
Samenwerking met andere projecten en met diensten en overheidsinstellingen neemt
een groot deel van de tijdsbesteding van community workers in beslag. Het vergt 21%
van het totale tijdsbudget van community development. Gezondheidsdiensten, lokale
overheden en de FÁS3 zijn de belangrijkste partners van de community development-
3 De FÁS, Foras Áiseanna Saothair, is de Ierse tewerkstellingsautoriteit, te vergelijken met de Vlaamse Dienst Voor Arbeidsbemiddeling.
32
projecten. Bovendien werken de meeste projecten ook intensief samen met de lokale
scholen.
De voornaamste werkingsprincipes en –benaderingen zijn:
- het bemoedigen van proactieve, vrijwillige betrokkenheid bij de gemeenschap
- het promoten van zelfstandigheid en autonomie
- het opbouwen van partnerschappen
- het beïnvloeden van het beleid (Department of Community, Rural and Gaeltacht
Affairs, 2007)
In “Rekindling the fire: An eastern Region CDP Network Resource Document” (Eastern
Region CDP Network, 2007) worden de successen, sterktes en bedreigingen van de
community development-projecten opgesomd. De voornaamste successen van de
projecten in de oostelijke regio worden beschreven als het voorzien in contact- en
participatiemogelijkheden voor de meest kwetsbare groepen in de samenleving, het
voorzien in mogelijkheden van persoonlijke routes voor persoonlijke vooruitgang, de
bijdragen die ze leveren in het opbouwen van een degelijke lokale
ontwikkelingsinfrastructuur en het ter beschikking stellen van kennis, ervaring en
expertise op gebied van sociale uitsluiting. Dit alles dient als een positieve bijdrage aan
het beleid met het oog op verandering.
De sterktes van de projecten schuilen, volgens hen, meestal in het feit dat ze lokaal
verankerd zijn, waardoor ze goed bekend zijn met lokale diensten, lokale groepen en
individuen in de gemeenschap. Om dit plaatselijke karakter te behouden, is continue en
open communicatie is onontbeerlijk, evenals ervaren en bekwaam personeel en een
goede relatie met staatsagentschappen. Als bedreigingen voor de werking van deze
projecten vernoemt het Eastern Region CDP Network het personeel (zowel de betaalde
als vrijwillige medewerkers) zijn, omdat het vaak moeilijk blijkt de continuïteit te
behouden, de motivatie hoog te houden en soms gewoonweg om personeel te vinden.
Het vinden van passende infrastructuur, ingebed in de lokale gemeenschap kan, volgens
hen, ook een hinderpaal zijn. Andere bedreigingen hebben meer te maken met het
nationale beleid en programma-benadering. Om een duurzaam resultaat te hebben,
zouden Community development-projecten lange termijn acties moeten zijn. Vele
projecten worden echter geconfronteerd met onzekerheid, vooral na deze verkiezingen
van maart 2007. Bovendien is er sinds de verkiezing een tendens naar minder subsidies,
terwijl de meeste projecten te maken krijgen met hogere overheidseisen, die een
negatief effect zouden kunnen hebben op de lokale werking. Enkele van deze
opmerkingen werden meer in detail besproken in punt 4.4.2. (Department of community,
rural and Gaeltacht Affairs, 2007; Eastern Region CDP Network, 2007; Little Bray Family
Resource Centre, 2006).
33
5.4 Het Little Bray Community Development Project
5.4.1 Introductie en achtergrond
De missie van het Little Bray Community Development Project is:
“To provide structures, opportunities and support te enable people to acquire
knowledge, skills, confidence and recognition of equality in order to instil a sense
of individual and collective power in our own community and society.” (Little Bray
Family Resource Centre, 2007)
In het strategische plan 2007-2009 van de organisatie wordt aan de hand van een
behoeftenanalyse en demografisch profiel van de gemeenschap, dieper ingegaan op de
doelen van de centra en meer specifiek het gemeenschapsvormende project.
Het Little Bray Community Development Project bestaat al twintig jaar en is sinds 1993
lid van het ‘National Development Programme’. Het project bestaat uit twee centra,
beiden gesitueerd in de Little Bray - Fassaroe Estate in Bray, een van de nieuwe steden
in de pendelzone rondom Dublin. Beiden voorzien in ondersteuning van en diensten aan
zowel individuen als aan groepen binnen de wijk en in de wijdere omgeving. Het gebied
waar de meeste nadruk op ligt, heeft de maximumscore op de deprivatie-index. Het
Resource Centre spitst zich vooral toe op het ondersteunen van volwassenen, terwijl het
Community Centre projecten en activiteiten voor kinderen en jongeren organiseert (Little
Bray Family Resource Centre, 2007).
Het Resource Centre is ontstaan in 1986 uit een initiatief van een groep moeders, wier
kinderen naar de lokale kleuterschool gingen terwijl de moeders een cursus personal
development en opvoedingsondersteuning volgden. Zij identificeerden de nood aan een
gemeenschapsproject om vrouwen te ondersteunen in een variëteit aan diensten. Zij
wilden ook een aanspreek- en informatiepunt voor de verschillende initiatieven en
mogelijkheden die er waren betreffende armoede en uitsluiting. Het project werd
vervolgens in 1993 erkend door het National Development Programme en ontving
subsidies via het Community Development Programme. In 1995 opende het Community
Centre voor het eerst zijn deuren (Little Bray Family Resource Centre, 2007).
Het Little Bray Community Development Project voorziet in allerlei
gemeenschapsvormende activiteiten en projecten met als focus de strijd tegen sociale
uitsluiting en armoede. Deze activiteiten kwamen tot stand door de toewijding en
participatie van bewoners van de buurt en door samenwerking met overheidsdiensten.
Ze willen de noden en behoeften van de buurt aankaarten. Dit betreft een variëteit aan
noden, onder andere kinderopvang, educatie en training, de buurt, de jeugd,
drugspreventie, … Het management comité bestaat uit mensen uit de buurt, waardoor
het project zelf is diep verankerd in de wijk. Dit maakt het voor het project gemakkelijk
34
in te spelen op vragen en noden vanuit de buurt. Vele leden van het management comité
zijn een soort vertrouwenspersonen geworden waarop in tijden van crisis beroep wordt
gedaan. Ondanks de economische vooruitgang van Ierland sinds de jaren negentig en de
daarbij horende sociale vooruitgang, is er in Little Bray – Fassaroe nog steeds sprake van
extreme armoede en sociale uitsluiting. De projectmanager van het Little Bray Family
Resource Centre vertelde dat uit onderzoek was gebleken dat het project positieve
invloed op de buurt heeft. Zo zijn er meer vrouwen die terugkeren naar educatie en
onderwijs, dankzij het Adult Education Access Programme en is er steeds meer
participatie van bewoners, … (N. Wogan, persoonlijke communicatie, 3 april, 2008).
Enkele van de doelgroepen waarop het project zich richt zijn: vrouwen, mannen,
jongeren, ouderen, werklozen, alleenstaande ouders, woonwagenbewoners,
drugverslaafden, gedetineerden, mensen met een beperking, … Het project werkt
eveneens op verschillende vlakken tegelijk, onder andere op vlak van educatie,
tewerkstelling, gezondheidszorg, gelijke kansen, woonomgeving, …
In de missie en visie van het project is het duidelijk dat men burgerschap niet zien als
een burgerdeugd. Gemeenschapsvorming als realisatie van burgerschap wil mensen
aanzetten om samen te leven zoals zij zijn. In het project probeert men mensen te
betrekken op de gemeenschap omdat zij daar recht op hebben, niet omdat zij binnen de
gemeenschap moeten voldoen. Hoewel het project met verschillende doelgroepen werkt,
worden in alle groepen gemeenschappelijke onderwerpen aangekaart. Deze onderwerpen
zijn ondermeer educatie, tewerkstelling, gezondheid, gelijke kansen, de leefomgeving,
druggebruik, justitie, kinderopvang, transport, … (Little Bray Family Resource Centre,
2006).
In de voorbije twintig jaar heeft het project steeds aandacht besteed aan een historische
en maatschappelijke context. Zo zal er deze zomer opnieuw een grondige wijkanalyse
gebeuren en een vergelijking worden gemaakt met andere delen van Bray en het
Wicklow-gebied (N. Wogan, mondelinge communicatie, 3 april, 2008).
5.4.2 Werkingsmethodieken
De inhoud van community development-projecten is omschreven in negen
werkingsmethodieken, die verwijzen naar de verschillende activiteiten en tussenkomsten
die gebruikt worden. Het National Community Development Programme identificeert deze
negen methodieken, die moeten worden toegepast bij de evaluaties van de projecten, de
input, de uitkomsten en de effecten (Little Bray Family Resource Centre, 2007). Elk van
deze methodieken zal kort worden aangehaald en gebruikt ter illustratie van de werking
van het Little Bray Community Development Project.
35
A. Ter beschikking stellen van middelen.
Dit refereert naar het ter beschikking stellen van materiële goederen aan de bevolking.
Het Little Bray Community Development Project beschikt over computers, telefoon, fax
en kopieermachines, die tijdens de openingsuren vrij door mensen uit de wijk kunnen
worden gebruikt. Het project heeft immers een ‘open deur’-beleid. Dit is een manier om
het initiële contact te vergemakkelijken. Bovendien biedt het de mogelijkheid om
informatie over activiteiten, de lopende programma’s en de diensten op een
laagdrempelige manier aan te bieden. Dit ‘open deur’-beleid blijkt een belangrijke bron
van aanwijzingen over nieuwe behoeften te geven, aangezien mensen uit de buurt vaak
de centra binnen lopen om over hun problemen te praten. Het ter beschikking stellen van
de infrastructuur zorgt ervoor dat mensen kunnen in contact komen met bijvoorbeeld
dokters, om afspraken te maken. Op het eerste zicht schijnt dit overbodig te zijn, dankzij
de opkomst van de gsm. Toch blijkt dat maandelijks meer dan 500 telefoontjes worden
gepleegd. Het Resource centre staat mensen ook bij in het opstellen van hun curriculum
vitae en voorziet administratieve hulp. Ze helpen mensen met het in orde maken van alle
vereisten met het oog op het zoeken naar werk. De receptie wordt enkel door mensen uit
de buurt bemand. Dit heeft er in het verleden voor gezorgd dat individuen en families in
crisissituaties de centra gemakkelijker binnen liepen op zoek naar hulp. Voorts heeft het
project ook een studeerruimte en bibliotheek, voor zij die thuis niet de stilte en rust
vinden om huiswerk te maken. Het richt een eigen kinderopvang in voor éénieder die op
de een of andere manier betrokken is bij de werking van het één van de centra, de
projecten en activiteiten. Vele moeders slagen erin deel te nemen aan educatieve en
ontwikkelingsprogramma’s, terwijl ze ook beroep kunnen doen op de wijkverpleegster en
opvoedingsondersteuning. Er zijn verscheidene ontmoetings- en vergaderlokalen
beschikbaar voor groepen uit de buurt die iets willen organiseren. Deze zijn noodzakelijk
aangezien er geen andere publieke faciliteiten zijn in de buurt. Het heeft groepen in de
gemeenschap in staat gesteld zich te organiseren, waardoor meer mensen een
leiderschapspositie kunnen opnemen en invloed hebben op besluitvorming. Zij kunnen
ook steeds rekenen op passende ondersteuning (Little Bray Family Resource Centre,
2007).
B. Aanbieden van informatie
Het project staat ook in voor het voorzien van informatie aan individuen en groepen in de
gemeenschap. Dit betreft informatie betreffende sociale (grond)rechten en
voorzieningen, huisvesting, gezondheid, … Verder worden ook mensen doorverwezen
naar publieke en private diensten. Dit zorgt ervoor dat steeds meer mensen hun weg
(terug) naar educatie en onderwijs vinden. Bovendien stelt de verbeterde
toegankelijkheid van informatie voor vrouwen hen in staat informele
ondersteuningsnetwerken op te bouwen en informatie van derden te raadplegen (Little
Bray Family Resource Centre, 2007).
36
C. Ondersteunen van groepen
Het project voorziet ondersteuning aan buurtgroepen. Dit varieert van het zoeken naar
fondsen en organisatorische ondersteuning, over het voorzien van ontmoetings- en
vergaderlokalen, tot administratieve hulp en ondersteuning in het aankaarten van
specifieke thema’s en beleidsmaatregelen. Dit zorgt ervoor dat groepen een breder
werkprogramma, een verhoogde management-capaciteit en mogelijkheid om fondsen te
verwerven. Het stelt mensen in de gemeenschap in staat leiderschapsrollen in de
gemeenschap op te nemen en lokale strategieën te ontwikkelen. Dit heeft op zijn beurt
ook voordelen voor het Little Bray Community Development Project, aangezien de
betrokkenheid en participatie van buurtbewoners in toeneemt (Little Bray Family
Resource Centre, 2007).
D. Educatie en training
Het Little Bray Community Development Project organiseert ook educatie en training in
de wijk zelf, enerzijds door het onderwijs zelf in te richten of anderzijds door te regelen
dat die wordt voorzien. De kinderopvang van het Resource Centre en de één-op-één
begeleiding zijn daarbij, volgens dit project, absoluut noodzakelijk aangezien net dat
mensen in staat stelt om zich te engageren voor een dergelijk programma. Als gevolg
daarvan beëindigen jaarlijks een aantal mensen met succes een beroepsopleiding of
cursus. Dit is voordelig voor hen persoonlijk, aangezien zij op die manier meer kans
maken op de arbeidsmarkt of hen aanzet om verder te gaan met hun vorming. De
cursussen en programma’s voorzien door de centra blijken vaak opstapjes te zijn naar
persoonlijke, economische, sociale en politieke ontwikkeling. Daarnaast dienen deze
mensen vaak ook als een rolmodel in de buurt. Het zet jongeren ertoe aan terug te keren
naar onderwijs, onder het motto: “Als zij het kunnen, kunnen wij het ook.” (Little Bray
Family Resource Centre, 2007).
E. Opzetten van groepen
Het project heeft in de loop van de jaren een aantal nieuwe themagroepen ontwikkeld,
met het oog op specifieke doelgroepen of particuliere ontwikkelingsproblemen in de wijk.
Enkele voorbeelden hiervan zijn de ‘Local Education for Traveller Men’ (LEAP)- groep, de
‘Women’s Equality Bray’, ‘Bray Community Addiction Team’, … Deze projecten hebben in
het algemeen een positieve impact op de tewerkstelling van deze groepen en de
uitwisseling van informatie en expertise. Het verhoogt eveneens de betrokkenheid en
participatie van specifieke doelgroepen bij het beleid (Little Bray Family Resource Centre,
2007).
37
F. Ontwikkelen van netwerken.
Dit beslaat het opzetten en ondersteunen van netwerken vanuit de buurt met de
omgeving. Deze netwerken zijn gericht op bepaalde thema’s, zoals volwassenonderwijs,
kinderzorg en de opvang van jongeren. Deze netwerken zijn waardevol voor community
workers en mensen van de gemeenschap, omdat het de uitwisseling van informatie en
expertise faciliteert. De meeste van deze netwerken stellen zich bovendien als doel een
positieve impact te hebben in de gemeenschap en op het beleid (Little Bray Family
Resource Centre, 2007).
G. Opzetten van lokale netwerken
Naast het ontwikkelen van netwerken over de gemeenschappen en projecten heen, is het
project ook betrokken bij het ontwikkelen en ondersteunen van lokale netwerken. Deze
netwerken richten zich specifiek op thema’s eigen aan de buurt. Ze proberen hierop een
collectief antwoord te geven. In 2005 werden 131 dergelijke netwerken erkend in het
Little Bray – Fassaroe-gebied, met brede focus, onder andere educatie, tewerkstelling,
gezondheidzorg, gelijke kansen, huisvesting, ecologie, huiselijk geweld, druggebruik,
criminaliteit, kinderopvang, … Een voorbeeld hiervan is de Eastern Region Community
Development Project (Little Bray Family Resource Centre, 2007).
De aanwezigheid van deze netwerken en de betrokkenheid van leden van de centra erin,
laten vraaggericht werken toe. Ze maken het mogelijk om gezamenlijke programma’s op
te zetten, gezamenlijke training voor alle leden te voorzien en gezamenlijke
subsidievragen in te dienen. Ze bevorderen het uitwisselen van informatie en expertise
en verhogen de samenwerking en coördinatie tussen private en publieken diensten en
gemeenschapsgroepen. Lokale strategieën kunnen op die manier beter aansluiten bij de
huidige thema’s in de gemeenschap en vormen de basis om dit door te spelen naar
lokaal, regionaal en nationaal beleid (Little Bray Family Resource Centre, 2007).
H. Beleidsbeïnvloeding
Net als alle community development-projecten tracht het project ook een invloed te
hebben op het beleid. Dit varieert van beïnvloeding van het beleid bij specifieke diensten
en instellingen, tot het beïnvloeden van nationale, regionale wetgeving, door middel van
publicaties en/of participatie in conferenties en seminaries. Een voorbeeld hiervan is te
lezen in het persoonlijke verhaal van Dora (punt 7). Ze sprak op een conferentie voor
300 mensen over kinderopvang in kwetsbare buurten (Little Bray Family Resource
Centre, 2007).
38
I. Community based Arts
Community-based Arts projecten zijn de laatste werkvorm. Het refereert naar
kunstinitiatieven genomen in de wijk. Het probeert jongeren en volwassenen te
stimuleren deel te nemen aan kunst en toneel, aangezien dit gezien wordt als een middel
om het zelfbewustzijn en zelfvertrouwen te verhogen en mensen bewust te maken van
bepaalde sociale problemen (Little Bray Family Resource Centre, 2007).
39
6 Methodologie
6.1 Onderzoeksvraag
In voorgaand literatuuronderzoek wordt dieper ingegaan op community development in
Ierland. Eerst wordt de probleemstelling opgebouwd aan de hand van drie definities van
community development. Vervolgens wordt de achtergrond van community development
uitgespit. Er wordt eerst gekeken doorheen de tijd. De ontwikkeling van
gemeenschapsvormende projecten en burgerschap wordt verbonden met het verloop van
de sociale democratie en van de welvaartsstaat. Vervolgens wordt stilgestaan bij naar de
invloeden van de ideologie van de staat en de visie ten opzichte van community
participation. Tot slot verbinden we dit met de specifieke Ierse context
In een volgend deel stelt de wijk Little Bray – Fassaroe en het Little Bray Community
Development Project voor.
Dit literatuuronderzoek en de voorstelling van de wijk en het project had tot doel de
kennis te vergroten over community development. Zoals reeds wordt aangehaald in de
probleemstelling (punt 3), worden volgende onderzoeksvragen voor deze scriptie
geformuleerd:
- Wat wordt bedoeld met empowerment?’
- Hoe beschrijft Ledwith het proces van kritisch bewustzijn dat leidt tot
empowerment?
- Hoe staat dit in relatie tot participatie?
Hiernavolgend komt kort het kwalitatieve onderzoek, dat in de scriptie is gevolgd, aan
bod. Eerst wordt ingegaan op kwalitatief onderzoek, vervolgens op de
onderzoeksstrategie en de onderzoeksmethode. De wijze van dataverzameling wordt
daarna verduidelijkt. Tot slot wordt ingegaan op de dataverwerking.
6.2 Kwalitatief onderzoek
Binnen sociaal-wetenschappelijk onderzoek is er sprake van twee belangrijke
onderzoeksparadigma’s: het kwantitatief onderzoek en het kwalitatief onderzoek.
Kwantitatief onderzoek vertrekt voornamelijk van een positivistische ideologie en heeft
meestal een lineair onderzoeksopzet. Het probeert variabelen precies te meten en
hypotheses te toetsen. Het gaat meestal uit van een causale onderzoeksvraag.
Kwalitatief onderzoek daarentegen vertrekt vanuit een interpretatief of sociaal kritisch
denkkader en vanuit een niet-lineaire onderzoeksvraag. Het spreekt meer over cases en
contexten, dan over variabelen en hypothesen. De situaties die worden geïnterpreteerd
40
in de loop van het onderzoek ontstaan in de dagelijkse gang van zaken. De onderzoeker
zoekt een authentieke verklaring, rekening houdend met sociale en historische contexten
(Neuman, 2007; Schuyten, 2005).
Kwalitatief onderzoek kenmerkt zich volgens Mulderij (1984) door zes karakteristieken.
Ten eerste zijn de theoretische begrippen niet op voorhand gedefinieerd. Ze zijn
veranderlijk in de loop van het onderzoek. Begrippen als empowerment en participatie
kunnen dus veranderen van invulling, aangevuld worden of zelfs uit de theorie geschrapt
worden. Een tweede kenmerk is dat het verzamelen en analyseren van de data een
cumulatief en alternerend proces is. Men gaat dus op zoek naar zo veel mogelijk
interpretaties voor een proces of een relatie. Men wil er geen cijfers op kleven, maar
zoveel mogelijk verschillende interpretaties ervan leren kennen. Ten derde worden de
gegevens aan verschillende bronnen ontleend. Een vierde karakteristiek is dat er zo min
mogelijk gebruik wordt gemaakt van vooraf geconstrueerde waarnemingscategorieën.
Ten vijfde tracht kwalitatief onderzoek systematisch karakteristieken van verschijnselen
en de relaties ertussen te beschrijven. En ten slotte vindt kwalitatief onderzoek steeds
plaats in een natuurlijke omgeving. Er is geen sprake van manipulatie.
Doordat kwalitatief onderzoek zich kenmerkt door een specifieke kijk op de werkelijkheid,
op het leven van alledag, is de keuze voor kwalitatief onderzoek snel gemaakt. We gaan
immers niet op zoek naar getallen en vaststaande feiten, maar willen veeleer een
veelheid aan processen en relaties leren kennen. We willen zien hoe dit proces,
beschreven door Ledwith (2007), zich manifesteert in de wijk Little Bray – Fassaroe.
Kwalitatief onderzoek gaat op zoek naar de opvattingen van en betekenis voor de
betrokkenen en probeert zo dicht mogelijk bij hun persoonlijke en sociale werkelijkheid
te blijven. Kwalitatief onderzoek wordt toegepast in “situaties waarin men wil exploreren
welke betekeniswereld er ligt achter sociale processen, interacties, sociale relaties,
gedragingen, houdingen, gevoelens en ervaringen.” (Maso & Smaling, 2004, p. 11).
6.3 Onderzoeksstrategie: de case studie
Om een antwoord te bieden op voorgaande onderzoeksvragen, kiezen we ervoor gebruik
te maken van een gevalsstudie of case studie. Er wordt geopteerd voor een ideografische
gevalsstudie, die erop gericht is een gedetailleerde beschrijving te geven van een sociaal
verschijnsel opdat dit zo goed mogelijk begrepen zou kunnen worden. We willen met
andere woorden de processen die momenteel spelen in de wijk Little Bray – Fassaroe zo
grondig mogelijk verkennen, opdat enkele tendensen en ontwikkelingen erkend zouden
kunnen worden (Braster, 2000; Jochems & Joosten, 2005).
De gevalsstudie wordt gekenmerkt doordat het meestal maar één of enkele eenheden
onderzoekt. Het speelt zich af in de natuurlijke omgeving en probeert gedurende een
bepaalde periode of achteraf informatie in te winnen over een bepaalde ontwikkeling.
41
Men maakt gebruik van diverse databronnen, waaronder een literatuuronderzoek,
interviews met deelnemers en documentenonderzoek. De beschrijvingen en verklaringen
van de geïnterviewden maken integraal deel uit van de onderzoeksdata. De gevalsstudie
onderscheidt zich van een survey. Een survey is immers gericht op een beperkt aantal
onderzoeksfactoren, die bij een groot aantal onderzoekseenheden worden onderzocht
(Hutjes & van Buuren, 1996; Jochems & Joosten, 2005).
De eerste stap in een gevalsstudie is steeds de afbakening van die aspecten, uit de
sociale situatie, die de onderzoeker wil analyseren. Hiertoe moet men vanuit de
probleemstelling op zoek gaan naar een conceptueel model. Dit is een bepaalde analyse
van factoren die in de onderzochte situatie van belang zijn voor de beantwoording van de
onderzoeksvraag. Het model dat in de loop van de literatuurstudie werd ontwikkeld,
wordt verder gebruikt als conceptueel model. De concepten die volgens Ledwith een
cruciale rol spelen, worden hierin verduidelijkt, alsook het verloop van het proces en de
relaties tussen de begrippen (Jochems & Joosten, 2005).
Drie criteria bepalen in hoge mate de interne kwaliteit van een gevalsstudie: de
begripsvaliditeit, de interne validiteit en de betrouwbaarheid. Begripsvaliditeit houdt in
dat de begrippen die in de uitspraken van het conceptuele model worden gebruikt, een
juiste interpretatie moeten zijn van de empirische verschijnselen waarvoor ze worden
gehanteerd. Met interne validiteit wordt bedoeld dat de veronderstelde relaties die in het
conceptuele model worden verondersteld, een juiste interpretatie zijn van de relaties in
de werkelijkheid. Betrouwbaarheid, ten slotte, wil zeggen dat de uitspraken gebaseerd
dienen te zijn op een nauwkeurige waarneming van de werkelijkheid en niet op toevallige
omstandigheden. In een gevalsstudie kan de begripsvaliditeit gegarandeerd worden door
het duidelijk maken van het onderzoeksverloop en de gehanteerde begrippen, zowel het
globale begrippenkader bij de start van het onderzoek, als de wijze waarop deze
begrippen in de loop van het onderzoek zijn geëvolueerd. De globale definiëring van de
begrippen is terug te vinden in de literatuurstudie. Eventuele wijzigingen en
aanpassingen hieraan kan men opmerken in de loop van de analyse van de data. De
interne validiteit legt de nadruk op de juistheid van de in het conceptuele model
veronderstelde relatie tussen de onderzochte verschijnsel en zijn achtergronden.
De interne validiteit wordt verhoogd naargelang de onderzoeker erin slaagt het
conceptuele model op te bouwen als een geheel van empirisch onderbouwde en logisch
consistente uitspraken. Hierbij moet de onderzoeker ook rekening houden met de
invloeden die veroorzaakt worden door zijn persoonlijke aanwezigheid in de natuurlijke
setting van de onderzochte. Verder kan dit ook gegarandeerd worden door een member
check. Hierbij doelt men op het terugkoppelen van de resultaten naar de onderzochten
(Jochems & Joosten, 2005). Dit blijkt in deze studie echter niet mogelijk, aangezien de
resultaten van de Engelstalige interviews in het Nederlands worden geïnterpreteerd. Wel
wordt aan alle deelnemers aan de interviews gevraagd of zij willen deelnemen aan het
42
interview en vertellen over hun ervaringen. Er wordt nadrukkelijk aangegeven dat er
geen goed of fout antwoord is. Het gaat om hun persoonlijke ervaring.
Betrouwbaarheid ten slotte is de mate waarin de waarneming stabiel is bij verschillende
metingen. Gezien het unieke en open karakter van de situatie, die onder de loep wordt
genomen in de gevalsstudies, is een strikte herhaling niet mogelijk. Wat echter wel
mogelijk is, is een principiële herhaling van het onderzoek. Dit wil zeggen dat men de
onderzoeksmethoden, begrippen, … dusdanig expliciteert en systematiseert dat het in
principe mogelijk zou zijn dat het onderzoek wordt herhaald. Dit kan men doen door een
nauwgezette documentatie van het materiaal, door een verantwoording van de
dataverzamelingsprocedures, door een expliciete rechtvaardiging van de getrokken
conclusies en door gebruik te maken van ondersteunende citaten. In wetenschappelijke
studies is verder ook de generaliseerbaarheid of de externe validiteit een belangrijk
kwaliteitscriteria. In gevalsstudies is dit vaak van minder belang of geheel niet beoogd.
Dit is ook nu het geval. Toch kan het vaak illustratief dienen voor vergelijkbare cases
(Jochems & Joosten, 2005).
6.4 Onderzoeksmethoden: het kwalitatief onderzoek
Naast de literatuurstudie, met onder andere de voorstelling van de wijk Little Bray –
Fassaroe en het project, maken we gebruik van een kwalitatieve onderzoeksmethode,
namelijk half-gestructureerde interviews om de theorieën te verrijken met behulp van
verhalen. We gebruiken hiervoor half-gestructureerde interviews. Dit wil zeggen dat de
vragen en het verloop van het interview niet vastligt, maar dat er een aantal richtvragen
worden geformuleerd, die als basis van het interview worden gebruikt. De theorie legt de
nadruk op het belang van verhalen om de praktijk te theoretiseren en de theorie te
praktiseren. Kwalitatieve interviews proberen niet een frequentie van een verschijnsel te
weten, maar wel de verscheidenheid ervan. Men probeert een zo breed mogelijk beeld
vanuit zoveel mogelijk standpunten te verkrijgen. Het interview wordt ook telkens
afgenomen in de eigen omgeving van de respondenten. Dit zorgt ervoor dat zij zich thuis
voelen en meer comfortabel praten (Schuyten, 2005).
Het doel van een kwalitatief interview is gezichtpunten en perspectieven die voor de
onderzoeker onbekend zijn te onderzoeken. Daarbij probeert men zich een zo breed
mogelijk beeld te vormen van de waarden, attitudes en motivaties van een respondent in
zijn particuliere situatie. Elk interview bestaat uit drie delen. Gedurende de inleiding
worden de respondenten geïnformeerd over het verloop en de duur van het interview. Er
worden hierbij afspraken gemaakt omtrent de vertrouwelijkheid en de anonimiteit. Hun
toestemming wordt gevraagd om het interview op te nemen en naderhand de gegevens
te gebruiken voor de rapportage. Geen van de geïnterviewden in dit onderzoek brengt
hiertegen iets in. In de kern van het interview worden telkens de hoofdthema’s en
relevante subthema’s aangehaald. Vragen worden zo ruim mogelijk, maar tegelijk ook
43
concreet geformuleerd. De taal moet aansluiten bij die van de respondent. Tegelijk moet
de onderzoeker erop letten dat de taal neutraal is en niet suggestief. Soms is het nodig
door te vragen. Dit kan men doen door te parafraseren, zwijgend door te vragen, de
respondent uit te nodigen tot meer informatie of expliciet doorvragen. De thema’s
worden bepaald aan de hand van het model van community development, op basis van
Ledwith ontwikkeld is in de literatuurstudie. De vragen zijn terug te vinden in bijlage. Elk
interview wordt afgesloten met een formeel en informeel besluit, waarin de respondent
wordt bedankt voor zijn medewerking en voor het delen van de sterke en persoonlijke
verhalen (Jochems & Joosten, 2005; Neuman, 2007; Schuyten, 2005).
6.5 Dataverzameling
6.5.1 Keuze van de respondenten
In het kader van deze probleemstelling wordt besloten op zoek te gaan naar mensen, die
betrokken zijn bij de werking van het Little Bray Community Development Project. Dit
project bereikt veel mensen en voorziet in een groot aantal diensten. Het was
noodzakelijk een selectie te maken van mensen, die in contact zijn met het project en
hierdoor een effect op hun dagelijks leven hebben ondervonden en die hierover hun
verhaal willen vertellen. Eerst wordt geopteerd voor ouders (moeders) wier kinderen
deelnemen aan de naschoolse projecten. Ouders zouden slechts indirect kunnen spreken
over de effecten die de projecten op hun kinderen en die hun toekomst heeft. Er moet
dus gezocht worden naar mensen bij wie de effecten meer rechtstreeks en direct zouden
kunnen bekeken worden. Er wordt uiteindelijk gekozen voor mannen en vrouwen die deel
hebben genomen aan volwassenencursussen, die door het Resource Centre worden
voorzien en/of ondersteund. Uiteindelijk wordt besloten om te focussen op enerzijds een
groep volwassenen die de cursus Youth Studies in het Community Centre hebben
gevolgd, en anderzijds ter vergelijking enkele volwassenen, die via het Resource Centre
deelnemen of hebben deelgenomen aan cursussen buiten de wijk.
Van bij de start wordt, onder andere door de invloed van het Community Employment
Scheme, het volgen van cursussen erg aangemoedigd als deel van het Community
Development Project. De cursus Youth Studies bestaat nog maar een vijftal jaren en gaat
door in het Community Centre. Oorspronkelijk was hiervan de bedoeling om mensen aan
te moedigen terug te keren naar vorming, zonder dat ze zich hiervoor hoeven
verplaatsen buiten de wijk. Bovendien voorziet het project in kinderopvang en in één-op-
één begeleiding van de cursisten. In de loop van die vijf jaar zijn een twintigtal
jongerenwerkers afgestudeerd. Uit deze groep werden vier respondenten geselecteerd
om een interview af te nemen. Deze werden onder de vorm van een sneeuwbaleffect
geselecteerd. We spraken namelijk voor de interviews met de coördinator van het
Community Development Project en vroegen haar wie zij als interessante informanten
beschouwde. Daarbij werd tevens rekening gehouden met de beschikbaarheid van de
44
informanten. Er wordt ook gekozen voor variatie in leeftijd van de respondenten, met het
geslacht, en hun achtergrond. Verder worden nog eens drie interviews afgenomen van
cursisten die momenteel bezig zijn met hun Youth Studies-cursus. Ter vergelijking
worden ten slotte nog drie mensen geïnterviewd die met de hulp van het project
cursussen hebben gevolgd, maar niet in het Resource Centre. Zij zijn dus veel meer in
contact gekomen met mensen met een andere achtergrond. Meer informatie over de
verschillende respondenten is te lezen bij de voorstelling van de respondenten (punt 7).
6.5.2 Afname interviews
De interviews vinden allen plaats in de periode van 30 maart tot 4 april 2008. De
interviews gebeuren in de eigen werkomgeving. De gesprekken werden telkens, mits
toestemming van de respondent, opgenomen in een digitaal bestand en zijn ter
beschikking van de lezer. De interviews worden niet letterlijk uitgeschreven, omwille van
taalverschillen. Per geïnterviewde wordt echter een beknopt antwoord op elke vraag
neergepend. Bij de verwerking van de resultaten wordt dan opnieuw geluisterd naar de
interviews en worden de citaten letterlijk overgenomen.
6.6 Dataverwerking
De antwoorden van elke geïnterviewde worden op elke vraag kort weergegeven. Deze
grote lijnen worden dan geanalyseerd. Dit wil zeggen dat de bevindingen uit de
interviews naast het conceptueel model worden gelegd en op die manier vergeleken. Dit
kan ertoe bijdragen dat de begrippen uit het theoretische kader worden aangepast,
bevestigd, ontkend of aangevuld. Dit gebeurt in de confrontatiefase. Bovendien worden
er soms nieuwe begrippen, relaties of veronderstellingen gegenereerd. Dit is de
generatiefase. Dit proces van analyse, confrontatie en generatie wordt telkens opnieuw
doorlopen tot een verzadigingspunt bereikt wordt. Dit punt wordt tijdens dit onderzoek
bereikt na tien interviews. De interviews in deze studie worden geanalyseerd door ze te
verdelen in relevante fragmenten en deze per thema en subthema te schikken. Op deze
manier wordt een kwalitatieve datamatrix verkregen (Driessens,1994; In: De Visscher,
2004). Per rij kan men de informatie van één respondent vinden, per kolom kan men de
informatie per thema terugvinden. Per thema wordt ten slotte een samenvatting van alle
antwoorden gemaakt. Deze samenvattingen per thema dienen als vergelijkingsmateriaal
voor de confrontatiefase, waardoor men in het antwoord op de onderzoeksvraag een
genuanceerd en gedifferentieerd beeld krijgt (Maso & Smaling, 2004). Om de validiteit
van de analyse te garanderen en indien gewenst te verhogen, wordt vaak aangeraden
deze voor te leggen aan de respondenten. Aangezien de analyse van de resultaten en het
onderzoek in het Nederlands gebeurt, is dit niet mogelijk.
45
7 Respondenten
In dit hoofdstuk wordt kort de personen voorgesteld die in het kader van dit onderzoek
zijn geïnterviewd. De gebruikte namen zijn pseudoniemen, ze zijn dus volledig op fictie
gebaseerd, om de anonimiteit van de respondenten te garanderen. De verhalen en de
schets van hun leven is levensecht en kan belangrijke aanvullende informatie zijn voor
het interpreteren en analyseren van de data.
Marge is eind de zestig en woont reeds jaren in de wijk Little Bray – Fassaroe. Ze is
opgegroeid in een arm gezin, die gehuisvest was in een sociale woning en ze begon op
haar dertiende te werken. Ze trouwde op haar achttiende met een gewelddadige man,
die tevens verslaafd was aan alcohol. Marge is één van de moeders die begon met de
‘opvoedingsondersteuningscursussen’, waaruit het Resource Centre meer dan twintig jaar
geleden is ontstaan. Ze is steeds actief in de wijk geweest en was bijvoorbeeld ook
betrokken bij de geldinzamelacties met het oog op de bouw van het community centre.
Sindsdien is ze niet aflatend in de weer geweest met de organisatie van allerlei sociale
activiteiten. Zo staat ze nu in voor de organisatie van een Over 55’s-groep en de
jaarlijkse Old Folks Christmas Party. Marge was lid van één van de eerste verkozen
management comités van de wijk en is dit nog steeds. Kort nadat haar kinderen - drie
zonen en één dochter - het huis uit waren, begon ze opnieuw te werken. Ze was eerst
jongerenwerker in het Community Centre. Nu is ze de gastvrouw van het Resource
Centre. Beide jobs kaderen in een tewerkstelling van FÁS. Vijf jaar geleden keerde ze
terug naar het onderwijs en besloot ze de cursus Youth Studies te volgen. Vorig jaar is ze
afgestudeerd in Women’s Studies aan de University College Dublin (UCD). Nu probeert ze
door verdere studies die kennis nog aan te vullen en te verrijken. Ze verklaart zelf dat
haar grootste persoonlijke succes haar zelf verkregen onafhankelijkheid is.
Ann is ongeveer veertig jaar en stopte met school na haar Junior Certificate4. Ze woont
sinds haar huwelijk, meer dan twintig jaar geleden, in Little Bray – Fassaroe. Ook zij is
haar carrière in de wijk begonnen als vrijwilliger in het Resource Centre. Daar nam ze
deel aan allerlei cursussen rond jongeren. Ze heeft ook vele jaren in het management
comité van de wijk gezeten, hoewel ze daar nu mee gestopt is. Omwille van haar
betrekking als coördinator van de naschoolse projecten is ze nog steeds van dichtbij
betrokken bij het reilen en zeilen van de wijk en de centra. Net als Marge, heeft ook zij
vijf jaar geleden met succes de cursus Youth Studies gevolgd. Na het behalen van dit
certificaat, wou ze graag verder studeren aan de National University of Ireland,
4 Het junior certificate wordt behaald op het einde van de lagere cyclus van de secundaire school. De lagere cyclus van het Ierse onderwijs is voorzien voor jongeren tussen dertien en vijftien jaar. Normaalgezien doen scholieren van veertien of vijftien jaar het examen voor hun ‘Junior Certificate’, na drie jaar secundair onderwijs..
46
Maynooth. Dit heeft ze echter na vijf weken moeten opgeven, aangezien ze geen beurs
heeft kunnen krijgen.
Ze vindt het een persoonlijk succes dat ze de baan heeft kunnen bemachtigen die ze doet
en waar ze van houdt. Wat haar werk betreft, is ze vooral trots dat ze met de naschoolse
programma’s, waarvan zij coördinator is, in staat is activiteiten te organiseren waarin
jongeren zich amuseren en kunnen uitleven. Een ander succes in haar werkveld is hoe de
gemeenschap een steeds nauwere band heeft. Als voorbeeld hiervan haalt ze de Pride of
Place-competitie aan. Dit is een wedstrijd, waarin men op zoek gaat naar het mooiste
dorp van Ierland. Er ontstond in de loop van de competitie een samenwerking tussen de
naschoolse projecten, het management comité van de wijk en het stadsbestuur van Bray,
waardoor Little Bray – Fassaroe, hoewel het duidelijk de underdog was, toch de tweede
plaats wist te bemachtigen.
Tom was eveneens een vroege schoolverlater. Hij begon op zijn dertiende te werken in
de zware industrie en heeft dit meer dan 23 jaar volgehouden. Toen werd hij plots
ontslagen, waarna hij acht jaar werkloos was en verzeilde in een zware depressie. Door
een toevallige ontmoeting kwam hij terecht in het Community Centre en werd daar een
baan als jongerenwerker aangeboden. Hij leeft zelf niet in de wijk, maar op
wandelafstand ervan. Hij is dan ook goed bekend met de meeste mensen uit Little Bray -
Fassaroe. Net als Marge en Ann nam hij deel aan de Youth Studies en slaagde met glans.
Nu is hij ongeveer zestig en werkt nog fulltime als jongerenwerker in het community
centre. In zijn vrije tijd is hij actief als plaatselijke voetbalcoach.
Zijn persoonlijke successen benoemt hij als volgt: “Even in me own mind, it is a great
achievement and I got two distinctions [in Youth Studies].” Verder is hij op professioneel
vlak fier op de twee uitwisselingsprojecten, waar hij mee aan de leiding stond en zijn
ontmoeting met de president, als gevolg van het volgen van de Youth Studies-cursus.
Ook Yann volgde vijf jaar geleden de cursus Youth Studies. Ze is nu eind de dertig en net
als Ann verliet ze school na haar Junior Certificate. Ze was hiertoe gedwongen omwille
van de financiële situatie thuis, maar had altijd al het plan om verder te studeren. Ze
leeft al haar hele leven in de wijk en was er steeds actief. Op haar 25ste is ze opnieuw
beginnen werken in het Resource Centre, nadat ze een zoon en een dochter had
gekregen. Ze slaagde met succes in de cursus en was in staat een beurs te bemachtigen
voor een studie Youth and Community Studies in National University of Ireland,
Maynooth. Momenteel is ze de coördinator van het community centre en het
jongerenaanbod. Haar grootste persoonlijke overwinning beschouwt ze zelf als de eerste
stap naar het Resource Centre, op de dag dat ze besloot terug te gaan werken en
studeren. In haar baan is ze vooral fier op het nieuwe gebouw, waarin de
jongerenprogramma’s nu zijn ondergebracht en waarvoor jarenlang gelobbyd werd.
Sophie is de jongere zus van Yann. Ze is begin de twintig en zit momenteel in haar
tweede jaar van de Youth Studies-cursus. Net als Yann heeft ze haar hele leven in de
buurt gewoond en was ze op haar zestiende genoodzaakt om te gaan werken. Ze heeft
47
toen een parttime job aangenomen als kok, maar omdat die nergens toe leidde, heeft ze
daar ontslag genomen. Daarna is ze enkele jaren werkloos geweest. Hierna werd ze
aangenomen als jongerenwerker in het community centre. Deze baan verplichtte haar de
cursus te volgen. Ze hoopt spoedig alleen te gaan wonen en staat op de wachtlijst voor
sociale woningen in Bray. Als persoonlijk succes beschouwt ze het slagen in de modules
die ze nu reeds heeft gedaan. Op het werk is ze steeds beter in staat haar groep onder
controle te houden en is ze minder afhankelijk van andere mensen. Ze neemt eigen
initiatief en kan op basis daarvan een aanbod voor jongeren ontwikkelen, dat ze leuk
vinden.
Net als Sophie zit ook Peter op dit moment in het tweede jaar van de cursus Youth
Studies. Hij is nu eind de dertig en heeft jarenlang als muzikant in bars en pubs gewerkt.
Dit heeft hij echter moeten opgeven en in zijn zoektocht naar een parttime job is hij in
contact gekomen met de centra. Hij vond werk als parttime jongerenwerker, mits het
volgen van de cursus. Voor zijn tewerkstelling kende hij de wijk Little Bray – Fassaroe
niet, maar hij had vernomen dat het een ruwe buurt was. Hij is er trots op dat hij erin
slaagde van een moeilijke groep tienerjongens een meegaande en beleefde groep te
maken.
Connie volgt de cursus Youth Studies met Sophie en Peter. Ze zit evenwel nog maar in
haar eerste jaar. Net als Sophie had zij een uitzichtloze job en vond ze na enkele jaren
werkloosheid werk in het Resource Centre. Ze is begonnen als receptioniste, maar heeft
de kans om jongerenwerker te worden met twee handen gegrepen. Ze is nu begin de
twintig en woont bij haar ouders in een nabijgelegen buurt. Ze heeft nu al het gevoel dat
ze onder invloed van de cursus in bepaalde omstandigheden beter kan reageren.
Cate volgt geen cursus Youth Studies, maar heeft met de steun van het Resource Centre
reeds vele andere cursussen gevolgd: een computercursus, een cursus over facilitation
skills, addiction studies, adult training and advicing, …. Ze startte met deze cursussen in
1987. Ze komt oorspronkelijk van een klein plattelandsdorpje in een ander deel van
Ierland, maar woont reeds jaren in Little Bray – Fassaroe. Ze was altijd al actief in de
wijk en staat net als Marge aan de basis van de ontwikkeling van het Community
Development Project. Ze was eveneens lid van het eerste verkozen management comité.
Ze doet nu Social Studies aan University College Dublin, met het oog op het behalen van
een diploma. Nu is ze de FÁS-coördinator van het Resource Centre en voor het Little Bray
– Fassaroe gebied. Een persoonlijk succes beschouwt ze het feit dat ze een fulltime baan
heeft. En in haar werk is ze er vooral trots op dat het Resource Centre zich ontwikkeld
heeft als een plek, waar men raad kan vragen in geval van nood.
Julie is eind de zestig en heeft altijd al in de buurt van de wijk gewoond. Net als Marge
en Cate was ze reeds bij het begin betrokken bij het Resource Centre en het community
centre. Ze is nu meer dan twintig jaar actief in de werking van de centra. Ze begon ook
met werken op haar dertiende en werkte tot haar 28ste toen ze haar eerste kind kreeg.
48
Toen Julie begon te werken in de crèche van het Resource Centre, moest ze een cursus
kinderverzorging volgen, opdat ze een certificaat zou hebben. Na deze cursus volgde ze
nog vele andere cursussen, waaronder Child Psychology, Nutrition and food, computers,
communication skills, … Samen met Marge is ze vorig jaar afgestudeerd in Women’s
Studies. Ze beschouwt haar herwonnen (zelf)vertrouwen als de grootste meerwaarde van
de cursus.
Dora ten slotte is nu eind de dertig en begon op haar zestiende te werken, als gevolg van
de thuissituatie. Ze stopte met werken toen haar kinderen, een zoon en een dochter,
werden geboren, maar scheidde niet lang daarna van haar agressieve man. Als
tijdverdrijf volgde z cursussen in het Resource Centre. Zo begon ze met de cursus
Sawing. Na deze eerste stap volgden nog veel meer cursussen, onder andere self-help
and personal development. Uiteindelijk deed ze de studie Child Care. Na het behalen van
het getuigschrift werd ze benoemd tot coördinator van de kinderopvang van het
Resource Centre. Ze is nog steeds lid van het management comité van de wijk en is zeer
actief in de wijk. Ze organiseert samen met Marge de Old Folks Christmas Party.
Persoonlijk is ze vooral trots op het feit dat ze door de cursus een nieuw (zelf)vertrouwen
heeft en een eigen opinie. In haar baan bewijst de dankbaarheid van volwassenen, die
als kind in de crèche hebben gezeten, dat ze in haar opzet is geslaagd.
49
8 Resultaten
8.1 Inleiding
In wat volgt, komt de analyse van de resultaten. In de schikking van de resultaten wordt
rekening gehouden met de verschillende stappen van het model. De motor van het
proces betekent de start van de analyse, daarin wordt ingegaan op de aanleiding voor
het volgen van de cursus, de drempels en de verwachtingen. Een tweede deel beschrijft
het lesklimaat, met onder andere een typische les, de ideologie van gelijkheid, de eigen
inbreng van de cursisten en de inhoud van de lessen. Daarna komen de betekenis van
verhalen en dialoog aan bod. Vervolgens wordt ingegaan op de persoonlijke autonomie
van de cursisten en op (community) empowerment. Dit deel handelt over de versterkte
identiteit van de respondenten, de verhoogde participatie, de wijk Little Bray – Fassaroe
en de rol van het Little Bray Community Development Project. In een laatste deel worden
de effecten van de cursus besproken, namelijk de bijgeleerde kennis en de verandering
in het toekomstperspectief van de cursisten.
8.2 De motor achter het proces
8.2.1 Aanleiding voor het volgen van cursussen
De meeste mensen worden als gevolg van een Community Employment (CE)5–
tewerkstelling aangemoedigd om cursussen te volgen. Het terugkeren naar werk
betekent daardoor voor velen ook de stap terug naar educatie en opleiding. Veel
cursussen gaan door in de centra waar ze werken. Bovendien wordt het volgen van
cursussen gesubsidieerd door het Community Employment-programma, waardoor de
financiële drempel wegvalt. Julie: “It was only when I started working on a CE-scheme, [that I could go back to education]. They encourage you to do different courses … and you don’t have to pay for it… So there are no worries on the money end.”
Voor sommige banen is het volgen van een cursus en het hebben van een certificaat een
vereiste. Voor de jongerenwerkers wordt er sterk aangedrongen op het volgen van de
Youth Studies-cursus. Medewerkers van de crèche moeten door het IPPA6 erkend zijn en
5 Community Employment is een tewerkstelling- en trainingprogramma, dat langdurige werklozen ondersteunt in het terugkeren naar arbeid. Het programma doet dit door hun ervaring van werkloosheid te breken en door een terugkeer naar werk routine in te bouwen. Het programma is niet enkel op tewerkstelling georiënteerd, maar probeert hun technische en persoonlijke vaardigheden bij te schaven (FÁS, 2007). Het is te vergelijken met Vlaamse doorstroom- en activeringsprogramma’s zoals Wep+ en Sine. 6 De IPPA is de grootste vrijwillige organisatie voor opvang van jongeren en kinderen in Ierland, te vergelijken met Kind&Gezin in Vlaanderen.
50
zijn verplicht om een cursus Child Care te volgen. Anderen volgen de cursus vanuit de
betrokkenheid met hun job in de centra of omdat ze niet willen onderdoen in de groep
medewerkers. Het volgen van enkele ‘gemakkelijke’ cursussen heeft vaak een voortgezet
effect. Doordat het (zelf)vertrouwen wordt opgebouwd, stappen mensen naar nieuwe,
vaak moeilijkere programma’s. Julie: “The first one I ever did was child care and I had to do that to work in the crèche, to work with children. So then I said: If I can do this one, I can do another one.”
Sommigen zijn zich ervan bewust dat ze een diploma nodig hebben om kwaliteitsvol werk
te vinden en op te klimmen in hun leven. Zij weten al voor ze aan de CE-tewerkstelling
beginnen dat dit hun kans is om voor zichzelf en hun kinderen betere levenskansen te
creëren. Ze zijn vaak leergierig en willen uit interesse terugkeren naar onderwijs. Soms
zijn zij gedwongen schoolverlaters, omdat bijvoorbeeld de financiële situatie hen niet
toeliet verder te studeren. Yann: “When I got to the age for Community Employment-scheme, … I knew this was a way to progress and get a better job, leading to a better life for the kids. I always had the plan to go back and do something, train up, leading to better work. It was always knowing: if you’re trained, you get a better job, better money and a better life for me and the kids.”
Bij de jongere generatie, die nu nog bezig is met de cursus, is het ook duidelijk dat zij
een voorbeeld nemen aan zij die reeds een cursus succesvol beëindigd hebben. Sophie: “I was seeing Yann, starting on CE and doing the courses, then ending up in Maynooth, doing her degree. She is really doing well on it.”
Enkelen hebben in crisissituaties besloten dat het zo niet verder kan en zijn van daaruit
op zoek gegaan naar een manier om uit de uitzichtloze situatie te geraken. Ze realiseren
zich wat ze willen doen en gaan op zoek naar manieren om hun doel te bereiken. Dora: “I do remember why I wanted to do child care. When I got separated from my ex-husband, I got someone in to do counselling with the kids, because it was quite violent. She was coming in once a week the whole afternoon to work with the kids. When I’ve seen what she was able to do with the kids, that struck a cord within me. It was that really. That’s when I came here and said I would. Something just clicked.”
Ten slotte is de steun en aanmoediging vanuit het project van groot belang geweest bij
de geïnterviewden. Het vormt de kritische alliantie, die velen ertoe aanzet om de cursus
te volgen.
51
8.2.2 Drempels
Velen zijn bang om na lange tijd terug te gaan naar school. Ze zijn immers bijna allemaal
schoolverlaters vóór de leeftijd van zestien en geen van hen heeft een erkend diploma.
Ze zijn niet gewoon essays of examens te maken. Ze vrezen dat ze dit niet kunnen, dat
ze niet zullen slagen. Sommigen zijn ook bang om door hun beperkte schoolse kennis de
groep te vertragen. Tom: “I couldn’t keep up with them. I felt embarrassed about it. I said: I have to go, I can’t keep up. I’m hauling the group down. And Robert, one of the tutors, said: Don’t back out! We’ll work something out.”
Voorts twijfelen ze aan de tijd en energie die de cursus vergt. Ze combineren allen het
studeren met werken en vaak ook met een gezin. Ze moeten dus hun dagen opdelen
tussen schoolwerk, werk en familie. Dit blijkt voor de meeste niet vanzelfsprekend. Ann: “I didn’t think it was going to be as hard as it was, because I was working here as well in the afternoons. Then we had to do a lot of homework and I had a family as well”
Enkele volgen de lessen omdat ze overtuigd zijn van het nut van de lessen en erg
geïnteresseerd zijn. Zij verklaren dat ze enkele twijfels hebben over de
randvoorwaarden, bijvoorbeeld wie op de kinderen zal letten, maar dat belet hen niet om
deel te nemen aan de cursussen. Yann: “I had no doubts. Well, I would have, like who’ll mind the kids, but knowing the Resource Centre and the supported child care made a huge difference.”
De centra spelen een grote rol in het wegnemen van twijfels en het (helpen) overwinnen
van drempels. Ze overtuigen mensen dat ze de lessen en het bijhorende schoolwerk
kunnen en helpen hen waar nodig. Dit doen ze door kleine praktische hulp, zoals het
uittypen en nalezen van essays. Maar ook door positieve bekrachtiging, ‘je kunt het’.
Bovendien kunnen mensen uit de wijk in het Resource Centre gratis gebruik maken van
computers, telefoons, kopieerapparaten, … zodat de cursisten zich hierover geen zorgen
dienen te maken. Marge: “I had big doubts, at my age, how could I do that? I focused on me as me. I wasn’t seeing further down the line. Without the encouragements from Caroline, Yann, Nina, … I wouldn’t have done this. They said: Marge, you can do this!”
De cursisten krijgen veel steun van hun tutoren7. Zij helpen hen het werk te overzien en
eventuele problemen op te lossen. Ze zijn begripvol. Vooral het respect, dat de cursisten
7 De term ‘tutor’ blijft hier bewaard. Dit zijn professoren en assistenten uit omliggende universiteiten (University College Dublin, University of Ireland, Maynooth), die als gastmedewerkers naar de wijk komen om één of meerdere lessen in verband met een cursus te geven.
52
van hen krijgen en de persoonlijke relatie die met de meeste tutoren in de loop van de
cursus met de cursisten opbouwen, is belangrijk.
Er is vanuit het Resource Centre een education officer aangesteld, die de cursisten in
één-op-één-begeleiding opvolgt. Hieruit wordt moed geschept om de stap te wagen.
Deze begeleider leest essays na, helpt de taken te plannen, geeft feedback en zoekt
samen met de cursist naar een evenwicht tussen werk, school en familie.
Dora: “I said: I’m not going back anymore. And she [the education officer] said: Show me what you have to do. She broke it down and whatever. Only for the support here, I wouldn’t have done it.”
8.2.3 Verwachtingen
Over het algemeen zijn de verwachtingen erg laag. Bijna niemand heeft veel nagedacht
over wat ze gaan leren en waarom. Ze zijn eerder ‘per ongeluk’ in de cursus terecht
gekomen en aanvaarden gewoon wat er komt.
Enkelen hebben echter een duidelijk doel voor ogen. Zij weten wat ze willen leren en
waarom. Ze willen een vak leren, beter worden in hun job en daarom kennis en
vaardigheden verwerven. Dit zijn vaak de meest gemotiveerde mensen, die meerdere
cursussen hebben gedaan en het ver hebben geschopt. Ze hebben vaak een universitair
diploma op zak. Yann: “I wanted to know all the theories, why this happens. There is a reason for this to happen. Looking at all that, the theory side, the history, where it came from, the background, the ideas, … Also looking at community work, the lingo, to learn that lingo and getting to know all the different organisations within it.”
Hieruit blijkt dat sommige heel goed weten wat ze willen leren en hoe ze thema’s willen
benaderen, om breder te kijken dan wat er gebeurt. Ze willen op zoek gaan naar de
oorzaken ten grondslag van sociale problemen. Men zou kunnen zeggen dat ze hier al in
zekere mate kritische bewust zijn en haar leergierigheid hen aanzet om dingen binnen
hun context te zien.
Anderen zijn minder specifiek, maar weten dat ze willen leren van de ervaringen van
andere mensen, om hun ogen te laten openen, om deuren te openen en een geheel
nieuwe wereld te leren kennen. Sophie: “Then, the opportunity to do the youth work course came up and I decided to do it and open my eyes a bit more to the work that I was doing, certain issues, attitudes and people.”
Enkele van de geïnterviewden weten niet meteen wat ze van de inhoud van de lessen
moeten verwachten, maar hebben toch een duidelijk doel voor ogen. Ze willen iets doen
53
voor de kinderen uit de wijk. Ze willen werken met die kinderen die geen perfect leven
hebben. Dora: “Like some of the kids that are in here now. At some stage, they came in hungry and weren’t being washed. Then you know yourself that there was either a fight or an argument going on in the house, where the kids were affected by. That’s the part I want to work with. I don’t want the kids with the perfect life.”
Bovendien verwachten de meeste een certificaat van de cursus. Ze zijn ervan overtuigd
dat ze op die manier gemakkelijk een betere baan zullen vinden, die meer betaalt. Sophie: “I’d like to get the qualification to help you get the job or to go on to further education as well, getting back in to studying and doing projects. It also helps to learn what other services are out there and how that all link in together and how it is funded and all that. That opens your eyes to the bigger picture.”
Kortom…
Het proces van community development start in een hegemonische samenleving,
die mensen aan zich onderwerpt. Er wordt een ‘vals bewustzijn’ gecreëerd,
waarin mensen zich niet langer vragen stellen bij de realiteit. Ze vervallen in een
‘cultuur van het zwijgen’, die gepaard gaat met lage toekomstverwachtingen,
een laag zelfbeeld, apathie en het gevoel niets te kunnen veranderen.
Dit is ook te merken in deze beginsituatie. De cursisten maken zich zorgen over
het terugkeren naar onderwijs en al wat daarbij komt kijken. Ze vrezen dat ze
de lessen niet zullen begrijpen, dat ze niet in staat zijn essays en examens te
maken, … De meeste hebben negatieve schoolervaringen en willen er niet naar
terug. Ze zien zichzelf als een ongeschoold persoon en vaak kunnen ze zich niet
inbeelden dat zij een diploma gaan hebben. Hun zelfvertrouwen is laag. Vele
cursisten voelen zich waardeloos en hebben het gevoel geen greep te hebben op
hun situatie.
Dit staat in scherp contrast met een paar respondenten, die uitdrukkelijk de wil
tot leren en terugkeren naar vorming en onderwijs uitspreken. Ze zien dit als de
enige manier om waardevol werk te vinden, een opstap naar een beter leven
voor zichzelf en hun kinderen. Ze doen dit vanuit een interesse en leergierigheid,
die er volgens eigen zeggen altijd is geweest. Ze weten wat ze willen en zijn
bereid alles te doen wat nodig is om hun doel te bereiken. Ze zijn niet apathisch,
maar hebben de wil om iets te ondernemen, om hun situatie te veranderen.
Toch lijkt dit in strijd te zijn met de bevindingen die later in punt 8.7.2
beschreven worden betreffende het toekomstbeeld van de geïnterviewden voor
ze aan de cursussen beginnen.
Het Little Bray Community Development Project is met andere woorden een
belangrijke motor achter het proces. Ze betekenen voor velen een licht in de
54
duisternis, na langdurige werkloosheid of in crisissituaties. Ze zetten aan tot het
volgen van de cursussen en zorgen voor de vereiste ondersteuning om het vol te
houden. Ze doen dit meestal onder de vorm van een community employment-
tewerkstelling, die het volgen van cursussen en trainingen subsidieert. Velen
hebben zich in een crisismoment gerealiseerd dat het zo niet verder kan, dat ze
in een uitzichtloze situatie zitten en iets te doen moeten hebben. De rol van de
centra is daarin opnieuw essentieel. Zij motiveren de cursisten om het te
proberen en staan hen bij met woord en daad. Community development is hier
niet alleen het aansporen van mensen, maar ook het voorzien van bepaalde
diensten, zoals kinderopvang en infrastructuur. Mensen die zich zorgen maken
over het combineren van school, werk en gezin, worden op die manier ook
materieel bijgestaan in hun beslissing. Bovendien helpt het Resource Centre hen
het werk op te delen en te overzien.
Er wordt in de wijk opgekeken naar de mensen, die actie hebben ondernomen,
besloten hebben de cursus te volgen en die deze succesvol beëindigen. Ze
nemen een voorbeeldfunctie op in de gemeenschap. Waar mensen uit de wijk
Little Bray – Fassaroe voorheen het gevoel hadden dat zij niet konden
afstuderen en naar de universiteit gaan, hebben nu meerdere mensen in de wijk
het gedaan en beginnen ze te geloven dat ze het zelf ook kunnen. De individuele
groei van mensen heeft ook een verbindend effect voor anderen.
8.3 Lesklimaat
8.3.1 Een typische les
De meeste cursisten beschrijven een typische les als ontspannen, informeel en praktisch.
De lessen zijn gebaseerd op concrete projecten en er is altijd tijd voor discussie en
overleg. Peter: “A lot of sharing, quite informal. Small, but not really like school at all. There is teaching, but we learn from each other as well.”
Er wordt vaak gebruik gemaakt van rollenspelen om de cursisten tot nadenken te
stemmen over bepaalde onderwerpen. Dit kunnen de meeste bevraagden zeker smaken,
omdat het voor hen gemakkelijker is iets te zien, dan het te lezen in een boek. Ze gaan
vaak op excursie en komen zo in musea en historische gebouwen, zoals het parlement,
wat de meesten nooit eerder hebben bezocht. Ze doen met deze vormingsmomenten
met andere woorden heel wat nieuwe ervaringen op.
Vele cursisten benadrukken dat de lessen helemaal niet zijn zoals in de middelbare
school. Ze hebben vaak negatieve schoolervaringen en willen daar niet naar terug. Maar
55
de tutoren zijn geen onaaanspreekbare lectoren vooraan in de klas. Ze hebben zelf in het
werkveld gestaan en begrijpen waarover de cursisten struikelen. Dit
volwassenenonderwijs spreekt de cursisten duidelijk meer aan. Soms vergeten ze, door
de ontspannen houding, wel projecten in te dienen of komen ze in tijdsnood. Ze leren
hun verantwoordelijkheid op te nemen en te plannen. Yann: “The tutors that were tutoring us worked their way up from the ground, coming through community work themselves. The majorities were community youth workers and they set up the course in Maynooth. So their approach to learning was that it had to be a much nicer place to learn. We did have to have our lectures and sometimes we sat there listening, but a lot of the stuff was more interactive. The group to learn from each other, share our own experiences.”
Drie geïnterviewden hebben vorming gevolgd buiten de wijk. Op die manier zijn zij in
contact gekomen met mensen met een andere achtergrond en werkomgeving. Door het
discussiëren tijdens de lessen krijgen zij te maken met nieuwe perspectieven en gaan
hun ogen open voor nieuwe doelgroepen, nieuwe problemen, … Door de discussies
binnen deze groepen ontstaat er vaak een interessante mix aan ervaringen. Dora: “We used to have big arguments over the content, and it got to people. One tutor used to say: It gets such a mix. Because there is such a wide gap between community providers and private providers.”
Voor de groep die de cursus Youth Studies hebben gevolgd of aan het volgen zijn, (zeven
geïnterviewden) is het ook belangrijk dat de nadruk ligt op het teamwerk en dat ze
samen de cursus hebben beëindigd. Het samen leren zorgt voor velen voor een blijvende
band (Zie ook punt 8.3.2).
8.3.2 Ideologie van gelijkheid
Groepswerk en samenwerken is binnen alle cursussen erg belangrijk, maar vooral voor
de groep die als eerste begon aan de Youth Studies, ligt er een erg grote nadruk op
teamwerk. Binnen de groep wordt iedereen als gelijkwaardig beschouwd. Dit brengt
volgens sommigen grote voordelen met zich mee. Ze vormen één team en hebben elkaar
door de cursus geholpen. Tom: ”We’ve done it as a team and that made it much easier, but it was though for me. It was so united, it was done and done together, and everybody was happy with it. If it was done differently, I don’t know what way it would have turned out.”
Bovendien is het belangrijk dat iedereen een gelijkwaardige behandeling krijgt. Julie: “Everyone is treated exactly the same. Now, there is people in our class that have their own properties, holiday homes. They aren’t treated any different from me that has to work from nine to five.”
56
Velen voelen zich gewaardeerd, omdat ze een inbreng kunnen doen in de lessen. De
tutoren behandelen hen ook als gelijkwaardig. Ze hebben respect voor de cursisten en
brengen begrip en respect voor de persoonlijke verhalen die de cursisten met de groep
delen.
Enkele cursisten hebben cursussen, die door community employment zijn gesubsidieerd,
gevolgd buiten de wijk. Ze komen op die manier in contact met andere perspectieven en
opinies. Zo zijn er mensen die met andere doelgroepen werken, in andere werkvelden,
met een andere leefwereld, … De cursisten beschouwen deze diversiteit als een
meerwaarde en erg verrijkend. Julie: “It’s amazing. One of the girls now, that I’m very good friends with, she was reared down the country. She went to boarding school and I never knew anybody that went to one. And it’s great to hear her talk about her days in the boarding school.”
Toch merken ze hierbij op dat er soms een moeizame relatie is tussen mensen die in de
privé-sector werken en zij die in de gemeenschapssector werken. De minderwaardigheid
is hier voelbaar. Dora: “There were about five of us that were under thirty. The others were older, some in their fifties. The would all belong to the IPPA and had been in child care for twenty, thirty years an she [the tutor] did a lot of speaking to them and left us behind. They were up a pedestal…. They are up there, and we were down here.”
8.3.3 Eigen inbreng
Het grootste deel van de lessen bestaat uit het delen van ervaringen en opinies. Vele
cursisten voelen zich hierin gesterkt doordat ze vaak reeds jaren ervaring hebben in het
werkveld en er nog steeds in werken. De oudere cursisten hebben ook het gevoel dat zij
iets kunnen bijdragen, doordat zij al kinderen hebben opgevoed en ze dus reeds ervaring
hebben in de omgang met kinderen en jongeren. Ze hebben soms harde lessen geleerd,
maar putten hieruit kennis en delen die met de groep. Marge: “And then I think, especially with him never being there, I would be the mother and the father, the auntie, the uncle, the doctor, the preacher, you were doing everybody’s role at once. … I got equally as good as the younger people.”
De mensen, die in lessen terecht komen waar cursisten met diverse achtergronden en uit
diverse werkvelden vertegenwoordigd zijn, hebben vaak het gevoel dat zij heel wat bij te
dragen hebben, omwille van hun specifieke werksituatie en achtergrond. Cate: “Most of the class would be looking at equality from a perspective of persons with disabilities. And I would have a much broader outlook on it. Equality for all marginalised groups. I would say: But what about Travellers, and what about people that live in a large council estate, that don’t have the infrastructure, that don’t have the services in place?”
57
Bij het delen van de ervaringen en de opinies, is vooral de sfeer van respect voor de
cursisten erg belangrijk. Het is belangrijk dat wat er gezegd wordt, binnen de klas blijft
en dat hiermee in vertrouwen wordt omgegaan.
Dit delen van ervaringen leidt ertoe dat ook de opinies en meningen van de tutoren
onder de loep worden genomen. Dankzij de jarenlange ervaring van de tutoren in het
werkveld worden hun meningen erkend, maar toch kunnen deze soms weerlegd worden
vanuit de ervaringen van cursisten. Bovendien stellen de cursisten ‘gevestigde’ theorieën
en praktijken in vraag naar hun bruikbaarheid in kwetsbare buurten als Little Bray -
Fassaroe. Dora: “I do remember they were saying it is your job to teach them their ABC’s, the numbers, the colours. I said: “No, that is not my job. I often have to teach a four year old how to hold a spoon. I give them their basic skills of survival.”
8.3.4 Inhoud van de lessen
De theorieën, die in de lessen worden gebruikt, zijn praktisch, nuttig en geschikt voor
dagelijks gebruik. Ze zijn veeleer gemakkelijk te begrijpen en kunnen de interesse van
de cursisten opwekken. Ze zijn bruikbaar in hun job. Ze sluiten goed aan bij het werken
als jeugdwerker of kinderoppas. Ze geven een model om mee aan de slag te gaan in
sommige probleemsituaties en sluiten aan bij de onderwerpen die aan bod komen in de
dagdagelijkse praktijk. Op die manier zorgt de inhoud van de lessen ervoor dat
jeugdwerkers beter geïnformeerd zijn en meer vertrouwen hebben in het voorbereiden
van hun groepswerkingen. Peter: “We were also sent on a lot of training days. We’ve done training on managing challenging behaviour, suicide prevention, sexual health and things. So we’ve all done things that give you a module to work from when you find yourself in a situation. They are very practical.”
Bovendien zorgen de cursussen ervoor dat de cursisten meer inzicht krijgen in sociale
thema’s en op die manier verbanden kunnen leggen naar hun eigen leven. Ze
beschouwen de lessen als eye openers en een verruiming van de wereld die ze kennen.
Sommige beschouwen delen van de lessen wel interessant, maar kunnen toch niet zien
hoe deze kan toegepast worden in hun dagdagelijkse praktijk. Ze hebben soms het
gevoel dat theorieën niet aansluiten bij de wereld van hun kwetsbare kinderen of
jongeren. Ze gaan hier kritisch en bewust mee om. Dora: ”And then they tried to touch Montessori, and I don’t like him. Some of it, I do like, but some is very hard, because it’s only babies. Some of the kids I work with, don’t get somebody to give them a basic cuddle. They don’t get that at home. She tried to persuade me, but it didn’t work.”
58
Kortom…
In een proces van community development is het belangrijk dat de community
worker in staat is contact te maken met de mensen van een buurt, opdat hij de
mensen hun gevoel van eigenwaarde en autonomie, verloren onder de
dominantie van de hegemonie, kan teruggeven. Dit geldt ook in dit geval. Opdat
de cursus zou aanspreken en impact zou hebben op het leven van de cursisten
moeten de lessen aanslaan. Ze moeten praktisch van aard zijn en inspelen op de
leefwereld van de cursisten, omdat die de boodschap zouden kunnen integreren
in hun eigen wereld.
De community worker en de tutoren moeten daarom vanuit een ‘ideologie van
gelijkheid’ werken aan harmonie en samenwerking. Een ‘ideologie van gelijkheid’
gaat uit van wederkerigheid, samenhorigheid, respect en waardigheid. De
community worker vermijdt vervreemdende methodes en heeft een holistische
aanpak. Dit is ook hier te zien in de werking van de tutoren. Zij geven en
ontvangen respect en herstellen de waardigheid en het gevoel van eigenwaarde
van de cursisten. Samen vervangen ze de ‘cultuur van het zwijgen’, waarin de
cursisten gevangen zitten, door een ‘cultuur van respect’.
De community worker en de tutoren gaan uit van democratische waarden en
geloven dat het geven van respect, het zelfrespect van de cursist zal herstellen.
Ze gaan actief op zoek naar kennis bij anderen, om de gezamenlijke kennis van
de groep en de gemeenschap uit te bereiden. Interne en externe kenmerken van
de gemeenschap zijn niet louter kenmerken, maar worden beschouwd als nuttige
bronnen en meerwaarden.
Mensen die cursussen buiten de wijk volgen, krijgen soms te maken met
vooroordelen en negatieve connotaties. Ze moeten hiertegen opboksen. Ze
kunnen niet altijd rekenen op het begrip en respect van de medecursisten. Het
contact met andere werkers, uit andere werkvelden of die te maken kregen met
andere doelgroepen, is echter ook verrijkend.
Vorming kan conformeren en mensen onderwerpen aan de dominante waarden
en normen. Kritische educatie daarentegen kan mensen aanzetten tot nadenken
over de eigen ervaring en de ervaringen van anderen. Ze gaan zich vragen
stellen over het hoe en waarom. Hierdoor zijn ze in dialoog, in staat,
tegenstrijdigheden te doorzien en te plaatsen. Mensen willen weten wie ze echt
zijn en wat hen gevormd heeft.
De beschreven cursussen zijn bruikbaar, realistisch en alledaags. Men kan ermee
aan de slag in het werk én in de eigen leefomgeving, waardoor de cursus niet
alleen op de cursisten een impact heeft, maar ook op hun familie en mensen
59
waarmee ze in contact komen. Cursisten leren nieuwe dingen kennen en geven
deze kennis door. Ze beginnen op een vernieuwde manier over de sociale
realiteit na te denken. Het vormen van een eigen mening over theorieën en
praktijken, die in de les aan bod komen, komt op gang. Cursisten stellen
kritische vragen over bepaalde normen en feiten. Ze stellen de theorieën in
vraag en vergelijken deze met hun dagdagelijkse praktijk. Door de cursisten in
contact te brengen met nieuwe ideeën, nieuwe theorieën en nieuwe omgevingen,
probeert men een proces van kritisch bewustzijn op gang te brengen, waardoor
de cursisten hun eigen vanzelfsprekendheden in vraag stellen en zich een meer
doordacht beeld van de realiteit kunnen vormen. Vorming versterkt en overstijgt
de dagelijkse realiteit.
8.4 Verhalen en dialoog
Yann, Marge, Tom en Ann volgen samen de eerste cursus Youth Studies. Dit is een
pilootproject en gaat aanvankelijk niet in Bray door. Toch wordt na korte tijd besloten om
de lessen te laten doorgaan in het Resource Centre, omdat dit centrum kan voorzien in
faciliteiten zoals kinderopvang. De lessen gaan vier voormiddagen in de week door,
telkens van tien tot één uur. De cursus wordt gemiddeld in twee jaar afgerond.
Deze eerste groep is aan de cursus begonnen als een team. Zij werken reeds vóór de
start van de cursus samen en hebben gezamenlijk de beslissing genomen om aan de
cursus te beginnen. Dit blijkt voor velen niet gemakkelijk, omdat alle geïnterviewden
schoolverlaters zijn en weinig onderwijs genoten hebben. Deze groep heeft een
gelijkaardige achtergrond, ze wonen in dezelfde buurt, kennen dezelfde mensen en doen
hetzelfde werk. Dit is volgens hen een voordeel tijdens de cursus, en heeft nu nog een
positief effect. De leeftijden variëren, bij de start van de cursus, van 25 tot 55 jaar.
Sommige deelnemers zijn getrouwd, andere hebben kinderen en weer anderen komen
net van school. De cursus bestaat uit heel veel groepswerk. De groep zorgt ervoor dat
alle cursisten erdoor raken en steunen elkaar waar ze maar kunnen. Doordat de groep in
dezelfde omgeving woont en samen werkt, kennen de leden elkaar goed. Ze zijn zich
bewust van elkaars sterktes en zwaktes en proberen hierop te bouwen. Tom: “The team kept me at it. As a team it was brilliant. It was so united. It was done and done together and everybody was happy with it. And if it was done differently, I don’t know what way it would have turned out. It is just that people that done it with me, understood me and every one of us. We knew our strengths and weaknesses, and we were trying to build up our weaknesses. That’s what did it.”
Sophie, Peter en Connie volgen nu de tweede cursus Youth Studies. Voor deze groep
bestaat de cursus nog steeds uit veel groepswerk, maar toch ligt er nu meer nadruk op
individueel werk. Ze werken eveneens in het Community Centre als jongerenwerkers
60
voor tieners tussen twaalf en vijftien jaar. Ze zijn verantwoordelijk voor enkele
themagroepen met hen. Ze werken samen met mensen van de eerste groep. Ze kennen
elkaar goed, doordat ze regelmatig samenkomen om over hun werk te overleggen. Beide
groepen hebben veelal hetzelfde Iers, blank perspectief op zaken. Peter: “We have different views, but that’s only natural. We don’t have very different perspectives. We’re all white and Irish, and similar.”
Kortom…
Empowerment met het potentieel iets te veranderen ontstaat in dialoog. Door
verhalen kan men ideologische en materiële tegenstrijdigheden inzien en actie
ondernemen er iets aan te veranderen. Verhalen kunnen daarbij verschillende
rollen opnemen. Het vertellen van een verhaal is een leerschool, waarbij men
nieuwe alternatieven leert zien. Het heeft een positief effect. Men kan verbinding
maken met andere verhalen waardoor reflectie wordt gestimuleerd.
Wanneer men ervan uitgaat dat iedereen iets over sociale thema’s in te brengen
heeft, kan er een dialoog ontstaan vrij van waarden, waarin echt naar mensen
geluisterd wordt, hun ervaring wordt gerespecteerd en gebruikt als les naar de
anderen. Men kan zichzelf in deze verhalen erkennen of zich ermee contrasteren.
Hoewel Ledwith in de literatuur pleit voor een grote diversiteit aan
perspectieven, is dit voor de Youth Studies niet het geval. De tutoren moeten
zorgen voor een alternatieve noot. Er is weliswaar geen andere perspectief
vertegenwoordigd, maar mensen voelen zich veilig. Velen zouden de confrontatie
met een nieuwe groep niet zien zitten. In deze situatie is het een voordeel aan te
kunnen sluiten bij een gekende en bekende groep, die meestal vanuit een zelfde
situatie komt. Tijdens de meeste cursussen in de centra ligt de nadruk op
teamwerk en het vormen van een groep. Dit is van groot belang in lokale
gemeenschap. Deze Youth Studies-cursisten vormen immers nog steeds en
groep en proberen problemen gezamenlijk aan te pakken. Ze respecteren elkaar,
kennen elkaars sterktes en zwaktes en proberen hierop verder te bouwen. Het is
belangrijk te zorgen voor een (veilige) leeromgeving, waarbij de groep een
centraal instrument is.
61
8.5 Persoonlijke autonomie
8.5.1 Ander dingen leren kennen
Door de rollenspelen en de studiebezoeken worden de cursisten uitgedaagd om kennis te
maken met zaken die niet tot hun directe leefwereld behoren. Ze moeten ook projecten
doen, waarin ze dingen ondernemen die ze normaal niet zouden doen en op basis
waarvan ze presentaties moeten geven aan hun medeleerlingen. Marge: “I remember one particular project on the drug course. We all had a task. Mine was on heroine, because I was involved with an addict. I had to go to Dublin, to Focus Ireland. They asked me to go with the camcorder, take two busses and do an interview. Now, I can tell you, doing this for me was a great achievement, to get out, do it, and then write all about it. I never before did that.”
Doordat anderen zich aansluiten bij de verhalen die worden verteld, voelen velen zich
gesterkt in hun opinie. Ze vinden dit bemoedigend en halen steun uit het collectieve.
Bovendien kunnen ze in de loop van de lessen vaak, door nieuwe dingen te leren kennen
deze verbinden met hun eigen leefwereld. Hierdoor zien ze plots hoe iets ineen zit. Ze
kunnen het eigen leven beter begrijpen, maar zien op die manier ook de context en het
grotere geheel. Ze stellen zich vragen over hoe bepaalde zaken gebeuren. Tom: “We would sit down and read about it and I would say, I never would have known this now, before. Then all of a sudden, you’d be relating to it, you’d see some perspective. You’d see how it is all of a sudden.”
8.5.2 Andere dingen denken
Door kennis te maken met nieuwe zaken, nieuwe ervaringen, andere perspectieven en
vernieuwende theorieën beginnen de cursisten verbanden te leggen met hun eigen
omgeving en leefwereld. Ze stellen hun eigen waarden en normen bij. Yann: “After three years, your whole way of thinking is different. I went in probably with the same kind of values and when I came out, they would have been more explored. I felt like, when I came out, I was more capable of the work I do. I have the knowledge.”
In het algemeen wordt gesteld dat de cursisten na de vorming hogere standaarden
hanteren. Ze eisen meer van mensen. Tegelijk hebben ze vaak meer begrip voor wat er
gaande is, zowel voor mensen als voor situaties. Ze krijgen daardoor een andere manier
van kijken en denken. Connie: “You are also more aware of other people’s situation, their family. You got to think more about the reasons why they are.”
62
De houding van de cursisten tegenover mensen verandert. Hoewel ze hogere
standaarden hanteren, leren ze ook rekening te houden met de achtergrond, de situatie,
de context, de familie, … van mensen. Ze nemen een meer begrijpende houding aan en
hebben minder vooroordelen. Ann: “[I became] more understanding of young people, background, the environment, where they come from. More understanding of the act of people.”
Over hun baan leren ze eveneens anders denken. Ze zijn zich meer bewust van de
bredere context van het jeugdwerk. Ze maken kennis met nieuwe regels en proberen die
te implementeren in hun job. Ze denken meer na over wat ze goed en niet goed doen in
het werk. Peter: “I find personally that I think more about youth work and its cause and effect and how you are and do things.”
Ze staan ook steeds meer stil bij de situatie in Little Bray – Fassaroe. Zowel bij de
omgeving als bij de obstakels, waarmee de omgeving te maken krijgt. Sophie: “I’m more aware now with the social issues. Before I really wasn’t. Stronger basis like, what Little Bray - Fassaroe faces.”
Sommige cursisten leggen verbanden met sociale kernthema’s. Zij zijn zich in het
algemeen meer bewust van het grotere geheel en de samenleving. Ze zien het belang
van onderwijs en leggen verbanden met de eigen omgeving. Ze worden zich bewust van
de hidden agenda’s in hun werkveld. Sophie: “That has the course done well, like open your mind on what kind of society you are, what layer. It makes you more aware of what’s going on. Young people probably just think they are just coming in to a club and if you hadn’t done the course you would think I just run the club, but there are loads of hidden agenda’s and the course opens your eyes to that.”
8.5.3 Andere dingen doen
Door in contact te komen met nieuwe ervaringen, beginnen mensen steeds meer bewust
te worden van zichzelf en hun omgeving. Het nadenken hierover heeft onmiddellijke
gevolgen voor hun manier van ‘zijn’, van leven, van werken …
Op persoonlijk vlak krijgen deze mensen een eigen opinie en groeien ze als persoon.
Waar bepaalde mensen voordien bang waren om hun stem te laten horen, spreken ze nu
op conferenties voor grote groepen. Dora: “I did a conference about three years ago, if someone would have ever told me I would be standing in front of 200, 350 people and talk about disadvantaged child care. I would say: Are you mad? But I did it. I wouldn’t have done it eight years ago. So I have grown as a person I suppose.”
63
Mensen die niet meer geloofden in zichzelf en zich waardeloos voelden, zijn nu spilfiguren
in de Over 55’s-groep. Ze worden zich bewust van hun onafhankelijkheid. Ze hebben
respect voor anderen en krijgen ook respect van anderen. Ze maken eigen keuzes en
geloven in de eigen mogelijkheden. Marge: “I grew in mind, body and soul. Because it gave me independence, respect from everybody.” Julie: “It made me feel I wasn’t worthless. I had a brain there along the line that just needed to be used. You need to be able to make your own choices what you want to do. You don’t need to be pushed into things. And I know now, what I’m able to do and I do it.”
Ze hebben hun levensenergie terug gevonden en zijn zich bewust van hun eigen kunnen. Tom: “I do feel stronger now. I wouldn’t have been at all, before all this. Now, it completely changed. I could do something. I had the ‘get up and go’ now, which I didn’t before.”
In hun omgang met anderen verandert er heel wat. Ze leren anders met mensen
omgaan, doordat ze een breder perspectief hanteren en minder eenzijdig denken. Ze
worden zich bewust van hun eigen handelen en de gevolgen ervan. Ze proberen in hun
werk inclusief en gelijk te handelen en hebben een meer gebalanceerde overtuiging. Cate: “In my work, I try to treat everybody equally here. Even on an individual level, sometimes, that can be quite difficult. But it is very important to make constantly sure that you are doing it.”
In hun werk komen ze op voor allerlei nieuwe visies en ideeën. Ze leren uit hun fouten en
denken op die manier na over hun werk. Cate: “I would have been more critical. I would be much more saying, but what about….I make sure that things are inclusive and more open. Even down to doing a poster. I would make sure that even looking at it, you can know what it is about, that it has pictures, so that people with very low literacy, would know what it says. So I would be much more looking at those things.”
Ze zijn zich door de lessen meer bewust van veiligheidsmaatregelen op het werk. Ze
hebben meer aandacht voor beleidsvoering. Ann: “I would be more thought through with maybe safety and protection, where you wouldn’t have been aware at all without the course, all the legislation as well.”
64
Kortom…
Kritische educatie kan mensen uit een ‘cultuur van het zwijgen’ en de ermee
gepaard gaande apathie bevrijden. Het laat mensen kennis maken met nieuwe
ideeën en theorieën. Hierdoor gaan mensen anders naar de wereld kijken en
daardoor anders over de wereld denken en anders in de wereld staan. Het
verlies aan zelfachting wordt gecompenseerd door autonomie en zelfvertrouwen.
De zelfwaarde, het zelfrespect en het geloof in eigen impact wordt hersteld,
doordat mensen door het delen van verhalen zich bewust worden van verschillen
en diversiteit, maar ook van verbondenheid. Ze herkennen in persoonlijke
verhalen de politieke invloed en proberen hieraan iets te veranderen. Hierdoor
gaan ze op een andere manier nadenken over de sociale realiteit.
Dit proces gebeurt vanuit een ‘ideologie van gelijkheid’, wat wederkerigheid,
samenhorigheid, respect en waardigheid creëert. Sociaal kapitaal wordt op die
manier overdraagbaar en heeft en geeft de kracht iets te veranderen. Het
ontwikkelt een gevoel van samenhorigheid, medewerking en medeleven in een
samenleving. Mensen gaan eerbiedig en hoffelijk met elkaar om, houden
rekening met elkaars persoonlijke verhalen en zien hierin de politieke dimensie.
Ze begrijpen de context beter. Hierdoor worden ze deel van het grotere geheel,
ze hebben het gevoel dat ze het recht hebben iets te zeggen in de samenleving.
De motivatie voor dit proces ontstaat in de eigen gevoelens en emoties, die geuit
worden in verhalen. Er ontstaat een andere kijk op de wereld, met een streven
naar meer gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid. Hierdoor voelen de mensen de
drang daadwerkelijk iets te veranderen. Dit proces laat mensen groeien tot
volwaardige burgers die meebouwen aan de samenleving.
8.6 Community empowerment
8.6.1 Een versterkte identiteit
De meeste cursisten zeggen dat ze zich meer bewust worden van allerlei zaken,
waardoor ze in staat zijn om meer adequaat te reageren op problemen of dilemma’s
waarmee ze te maken krijgen. Ze weten wie ze aan kunnen spreken voor raad en kunnen
de praktijk en de theorie met elkaar verbinden. Doordat ze meer kennis hebben, hebben
ze meer (zelf)vertrouwen om allerlei thema’s aan te pakken en naar buiten te brengen. Dora: “I still find meself going back to some of me stuff. I had this lad, and his speech would be very bad. I would go back to it, to find out if it is the norm. Even though I know it is not, I still would go back and check. And then I would
65
have the confidence to speak to the mother and say: I think you should have a look at that.”
Sommigen zeggen dat ze meer op zoek gaan naar het basisprobleem en de oorzaak
daarvan. Ze proberen hun visie en hun kennis te verruimen. Wanneer ze geconfronteerd
worden met sociale problemen, hebben ze genoeg vertrouwen om dit probleem op
verschillende plaatsen en bij verschillende instanties aan te kaarten. Ze zijn zich bewust
van het nut van allianties, netwerken, verbanden, … Ze schrikken er niet voor terug om
verkregen kennis te delen. Dora: “You get an issue, and you don’t let it go. You bring it up at every single committee you can. I suppose we’re lucky, because we are community based and there are so many of us that can bring something up, in so many different areas.”
8.6.2 Verhoogde participatie
Vele geïnterviewden zijn leden van het management comité of zijn er lid van geweest.
Cate, Marge en Julie zijn reeds van bij de start betrokken bij dit management. Cate heeft
haar eerste cursus gevolgd in het kader van training voor het management comité. Cate: “It started when I got involved in the centre in the very early stages. I was on the first elected management committee, so we had to do training around that. Different bits of training, about what was going on in the centre”
Door de cursus worden de respondenten zich bewust van waar de wijk echt voor staat.
Ze zien in dat die vaak negatieve publiciteit krijgt als een ruwe buurt waar geen
voorzieningen zijn, maar beseffen dat er uiteindelijk wel het één en ander gebeurt.
Hierdoor worden ze trots op Little Bray – Fassaroe en komen ervoor op. Sophie: “You’d care for the community a little bit more. You’d be more inclined, if somebody was saying anything about it, you’d be more inclined to stick up for it.”
Via het centra worden sommigen een aanspreekpunt van de gemeenschap. Ze worden
publieke figuren, die zowel thuis als in het centra met hulpvragen te maken krijgen. Julie: “You get involved in the day to day run of the centre. And because I’m in the management of the centre, people come up to you and ask questions. I have people ringing me up at home, for this that or the other. You’re involved all the time, not just when you’re in the centre, but also at home.”
De realiteit leert dat sommigen geen tijd meer hebben om actief te zijn in de
gemeenschap of er geen zin in hebben naast een fulltime baan. Yann: “I work 35 hours a week, probably more and after that, it’s chill out time. I’d be attending if stuff is happening in the estate, like open estate meetings, but wouldn’t be as active as I was. Maybe if I was working part time, but now I don’t have the time.”
66
8.6.3 Nieuwe initiatieven
Op de vraag of de respondenten nieuwe initiatieven hebben genomen in het centra,
antwoorden de meesten ontkennend. Ze kunnen deze vraag moeilijk beantwoorden en
hebben hier nog niet bij stil gestaan. Ze hebben niet het gevoel dat nieuwe initiatieven
van het project aan henzelf kunnen worden toegeschreven. Ann: “If there is anything that I would like to happen here, with the children I would say it to coordinator and she would bring it back, if the money is there. We so something as a group, not myself. Tracy comes in and does sports, but it wasn’t my decision, we took it as a group.”
Het is echter opmerkelijk dat in de persoonlijk successen een hele waslijst aan
persoonlijk initiatieven, het ene al grootschaliger dan het ander, wordt opgesomd (zie
ook punt 7).
Enkelen zeggen wel dat ze nieuwe initiatieven hebben genomen. Ze doen dit omdat ze
naar eigen zeggen iets willen teruggeven aan de gemeenschap, omdat ze nieuwe thema’s
proberen aan te kaarten of omdat ze al zo lang verbonden zijn aan het Resource Centre
dat ze als vanzelf betrokken waren bij de initiatieven genomen door het project. Cate: “I suppose there has been a lot of change in legislation around equality in the last ten years in Ireland. And maybe in some small way as a group in the centre, we contributed. We did shout about the inequalities of marginalised groups like ourselves and people living in estates like Little Bray - Fassaroe. That combined, with other area’s doing the same thing, probably did have a little bit of influence, somewhere. It did come from the grassroots, and it has to keep coming from the grassroots, to influence social policy on a higher level.”
8.6.4 De wijk: Little Bray – Fassaroe
De wijk Little Bray – Fassaroe had in de jaren zestig en zeventig een slechte naam. Er
was veel vandalisme en het werd bestempeld als een rough estate. Ann: “When people come in, they don’t think much of it, but there is so much good work being done here. Maybe it is just a few handfuls that give it such a name. There was a lot of vandalism there years ago. And a lot of the people in the drop-in did a lot of bad stuff outside and in here.”
De wijk is de laatste veertig jaar sterk gegroeid, van zo’n tachtig tot meer dan 600
huizen. Er zijn geen uitgebouwde diensten of voorzieningen in de wijk. Dit is, volgens de
cursisten een belangrijk sociaal probleem in Little Bray – Fassaroe. Marge: “When they built these houses, they threw away the key. Nobody built anything around it. There is no phone, no shops, … We get a bus, every hour if we’re lucky. There is no chipper, no doctor, I mean, that’s bad. I do feel if you life in a disadvantaged area, they just don’t care. If you’d be living in a posh area, your roads would be swept, garbish would be taken, …”
67
Het feit dat in de wijk geen diensten en geen ontspanningsmogelijkheden zijn, is één van
de meest prangende sociale problemen. De cursisten zijn ervan overtuigd dat het
gemeentebestuur van Bray niet echt geeft om de wijk en dat er geen respect is ten
opzichte van de wijk. De respondenten wijzen erop dat er verschillende noden in de wijk
zijn. Totdat deze worden aangepakt, zal er structureel niets veranderen. Marge: “The whole community is upset, because they are building more houses. The schools are full up, and the housing list is so big. There is nothing in the area. They are building houses on the main road. I’m arguing over that. I should be in politics. Building new houses on the main road, where young children are? I get annoyed. I do feel if you live in a disadvantaged area, they just don’t care.”
Dankzij het Resource Centre en het Community Centre zijn er nu enkele voorzieningen in
de wijk. Zij verzorgen de enige vorm van dienstverlening. Het Resource Centre bevat
onder andere een kinderopvang, een bibliotheek en studeerruimte, verzorgt de cursussen
voor volwassenen, … Het Community Centre is er voor kinderen en jongeren. Ze zorgen
voor de naschoolse opvang, waar de kinderen een hapje kunnen eten, kunnen samen
spelen, deelnemen aan activiteiten en bovenal waardoor ze van straat weggehouden
worden. Naast die opvang verzorgt het Community centre ook drop-in-avonden en
verschillende clubs voor jongeren. Ze organiseren jaarlijks de Summer Projects,
laagdrempelige zomerkampen voor kinderen en geven feestjes, zoals een Christmas
Party en één op Halloween. Dankzij deze centra is er volgens de cursisten heel wat
veranderd. Cate: “The estate is very different from what it was before, because of the change in economy and all. There is a lot more people working now. You know twenty years ago, there were more people unemployed, then employed here, but now there are more employed, then unemployed. So that in itself has made huge changes. But the estate still doesn’t have services that an estate of this size should have.”
Momenteel is wat aanwezig is in de wijk er gekomen dankzij de centra en het Community
Development Project, die deze centra oorspronkelijk heeft opgezet. Er is heel wat te doen
voor jongeren. Mensen voelen zich thuis en op hun gemak. Velen zouden niet willen
verhuizen. Sophie: “There is a lot going on here for young people, they are quite lucky because a lot of area’s around Ireland don’t even have that. So, it made me feel better of Fassaroe, and have a sense of pride.”
Dit alles staat in scherp contrast met andere verhalen die doorklinken in de verhalen van
de cursisten: Sophie: “I do feel at home here. I’m a little bit pride of it, but sometimes it gets on your nerves, when people are dumping rubbish, walls getting painted, graffiti sprayed on it. The attitudes of the people that live up here, sometimes that gets on your nerves.”
68
8.6.5 Rol van het Little Bray Community Development Project
De centra spelen een belangrijke rol in de buurt. Als aan de cursisten werd gevraagd wat
precies de rol van de centra is, geven ze uitgebreid antwoord. De centra blijken vooral in
de gemiste diensten te voorzien. Cate: “The centre is a watchdog, a service provider. If it hadn’t been here, I don’t know what way the community would be now. It brought this [the centres] into it, which otherwise wouldn’t have come. It brought a structure, that wouldn’t have been here.”
Het project lijkt vaak bijna een springplank naar een beter leven. Dora: “Once you get in, you never get out. You get brought in … and you have a cuppa, and in a couple of weeks, they have you on course. So you’re in and they try to keep you, but I mean that in a good way, not a bad way.
Het Resource Centre stelt gratis telefoon, fax, internet en computers ter beschikking. Op
die manier kan iedereen die wil, ervan gebruik maken. Er zijn immers geen publieke
telefoons in Little Bray – Fassaroe. Julie: “It was only when I was on a CE-scheme. They encourage you to do different courses. … And you don’t have to pay for it. So there are no worries on the money end, and then if we need photocopies or anything, we can have it done here for nothing. And the computers are here for everyone to do it.
Het Resource Centre voorziet ook in kinderopvang. Daardoor kunnen ouders hun
kinderen ergens onderbrengen terwijl ze zelf werken of lessen volgen. Sophie: “They run child care as well, which makes it easier for me to come into work. They provide a lot for the community.”
Naast het aanbieden van diensten, betekent het project voor de cursisten meestal een
persoonlijke steun en begeleiding. Velen zijn er in crisissituaties terecht gekomen en
hebben genoten van de gastvrije opvang en het warme onthaal. Dora: “You know the backup is there if you need it. I know at the start I wouldn’t ask for help, but because it is in the community and so many people from the community are actually working here, that if something is going on, they’ll know about it. So they mightn’t directly work with you, but they’ll order someone up and they’ll do something that way and try and get it out of you. They’re always there.”
De centra worden door sommige cursisten beschreven als het centrum van de
gemeenschap, het hart ervan, wat eraan vorm geeft. De bewoners van de wijk voelen
zich mede-eigenaar van de centra, het geeft hen hoop. Het probeert bovendien in te
staan voor alle bewoners, zonder één van hen uit te sluiten. Yann: “We would always say: It’s here for the benefit of all the young people in the community. Just because you’re in trouble with the guards or whatever,
69
you’re not going to be excluded. We are never going to exclude people to the best we can. We are a space for the young people of the area.”
Het feit dat de centra uiteindelijk klein zijn en niet alles kunnen doen en niet iedereen
bereiken, wordt soms betreurd. Cate: “Unfortunately, it is only a small place, and there is only so much that can be done. There‘ll always be people who exclude themselves of the community, but that is typical for any community.”
Kortom…
In een proces van community development leert men kritisch te kijken en op
zoek te gaan naar de oorzaak van ideologische en materiële tegenstrijdigheden.
In dialoog stelt men het eigen ‘zijn’ in vraag: ‘wie ben ik’ en ‘wat heeft mij
gevormd’. Door in dialoog te gaan en verhalen uit te wisselen krijgen deze ook
een collectieve waarde, waardoor het respect en het geloof in eigen kunnen
worden hersteld. Mensen krijgen een gevoel van persoonlijke autonomie en
ontwikkelen een ‘kritische bewustzijn’. Dit wil zeggen dat ze het persoonlijke in
verband kunnen brengen met theorieën, politieke structuren en de sociale en
culturele context. Mensen beginnen zich vragen te stellen bij het beleid. Ze
kijken naar de bredere context en lobbyen voor datgene waarin ze geloven.
Door het collectieve groeiproces wordt er een sociaal kapitaal ontwikkeld in de
groep. De mensen uit een buurt hebben een gevoel van samenhorigheid,
medeleven en samenwerking. De cohesie in de buurt wordt versterkt en mensen
zijn fier op hun omgeving. Dit proces speelt ook in de wijk Little Bray – Fassaroe,
hoewel de bewoners van de wijk zich vaak niet bewust zijn van hun bijdrage aan
verandering in de wijk. Ze doen vele kleine dingen en doen dit in groepsverband
vanuit het project. Ze doen dit omdat ze iets willen terug doen voor de centra en
de wijk.
Mensen worden zich bewust van hun sociale en politieke identiteit. Ze weten wie
ze zijn en wat hen heeft gevormd. Ze worden zich meer bewust van processen
van discriminatie en onderdrukking die zich in de wijk afspelen. De bewoners
zien de context van deze processen en begrijpen daardoor beter wat er aan de
hand is in de wijk. Door dit inzicht ontstaat de motivatie iets te veranderen aan
deze negatieve spiraal. Ze proberen deze te keren in de richting van meer
sociale rechtvaardigheid.
Op die manier krijgen ze een gevoel van autonomie. Hun waardigheid en
zelfrespect wordt hersteld en hun kennis groeit. Ze ondernemen acties en
engageren zich in sociale projecten. Het is belangrijk dat mensen mede-eigenaar
en mede-ontwikkelaar zijn van de diensten die in hun directe leefomgeving
worden opgebouwd.
70
8.7 Effecten
8.7.1 Kennis
De belangrijkste verwachting van de cursisten was dat de opleiding hen een betere baan
zou opleveren, een manier om hogerop te komen, of hen in staat zou stellen om hun job
beter te kunnen uitoefenen. Op de vraag wat de cursisten geleerd hebben, komen dus
voornamelijk antwoorden in relatie met hun job. Ze kunnen die nu beter uitvoeren,
doordat ze bijvoorbeeld de jongeren meer en beter begrijpen, doordat ze zich bewust
geworden zijn van het belang van netwerken of doordat ze bewuster omgaan met
communicatie. Yann: “Through the course and through work I learned that things will never happen, if you are a one man band. There has to be links, networking, you have to listen to other people’s point of view and learn from them.”
Bovendien hebben velen onder de cursisten door de cursus een kwalificatie om als
jeugdwerker of kinderoppas aan de slag te gaan en hebben ze vaak een fulltime job,
waardoor ze financieel een beter leven, voor hen en voor de kinderen, hebben dan
voordien. Ann: “Biggest success after doing the course was getting this job, because I wouldn’t have got the job, if I hadn’t done the course, because you had to have some done. I would have to go to work where I wouldn’t want to.”
De opleiding heeft bij alle cursisten een effect op de kwaliteit van leven. Op de vraag wat
ze persoonlijk geleerd hebben, wordt opgemerkt dat ze een nieuwe kijk op het leven
hadden, een nieuw vertrouwen, dat ze geleerd hebben om zélf keuzes te maken en dat
ze nu durven opkomen voor hun eigen opinie. Ze hebben meer zelfvertrouwen en ze
voelen zichzelf niet langer waardeloos. Dora: “I strive to be better. More so in every aspect of me life. I’m not going back there where I was. I want better for my kids, and I want better for myself. I got that low, I couldn’t be lower, but I’m not going back down there. I am what I am and that person inside got stronger. If you don’t take me this way, then don’t take me at all.”
Ze hebben sterkere waarden en normen en durven daarvoor opkomen. Empowerment
heeft een diepere betekenis gekregen. Yann: “I’m a much stronger person with stronger views and more confident in airing those views. As well as that, I also improved the life of my kids. They have seen me go through college and seen the importance of education. I’d be encouraging them to stay in school and do achieve.”
71
8.7.2 Toekomstbeelden
Al deze veranderingen beïnvloeden ook de toekomstbeelden van de cursisten. De meeste
bevraagden hadden voor de cursus geen realistisch beeld van de toekomst, sommigen
hadden het gevoel vast te zitten in een uitzichtloze situatie. Ze dachten dat ze niet meer
terugkonden naar educatie en onderwijs en dat ze vooral aan de toekomst van hun
kinderen moesten werken. Nu is hun toekomstbeeld ingrijpend veranderd. Ze hebben
zich gerealiseerd dat niet alles voorbij is en dat ze een nieuwe richting hebben om uit te
gaan. Ze zien de toekomst vol vertrouwen tegemoet en weten dat ze hier zelf kunnen
aan werken. Cate: “I suppose I wouldn’t have thought very much about the future, back then. It would have been more my children’s future, I would be thinking of. I would have felt that I couldn’t get education, because I dropped out of mainstream education. It was my job that that same wouldn’t happen to my children, but then slowly I realised it is not al over for you, you can go and do….”
Kortom…
De ‘cultuur van het zwijgen’ kan doorbroken worden door community
development. Door een proces van community development worden mensen
empowered, waardoor ze wegraken van de apathie en de wil ontwikkelen hun lot
in eigen handen te nemen. Ze krijgen een andere kijk op het eigen leven én op
de wereld om hen heen, met het oog op meer gelijkwaardigheid en
rechtvaardigheid. Empowerment herstelt op die manier hun waardigheid,
(zelf)respect en (zelf)vertrouwen. Deze mensen vertonen een veranderd gedrag,
met vooral een wil om te veranderen. Ze verkiezen een duurzame, leefbare en
gelijkwaardige wereld en zijn bereid om zich hiervoor in te zetten. De participatie
en betrokkenheid verhoogt, net als de persoonlijke levenskwaliteit en die van de
gemeenschap. Er ontstaat een versterkte gemeenschap, waar men trots op is.
Empowerment is niet het eindpunt van dit proces, maar de stap naar een
zinvolle toekomst in de gemeenschap.
72
9 Conclusies
Met deze scriptie wordt op zoek gegaan naar de betekenis en de rol van empowerment in
de radical community development-traditie en naar het verband met kritisch bewustzijn
en participatie.
Na het initiële literatuuronderzoek geloofden we dat empowerment en participatie
gebruikt werden als middel tot kritisch bewustzijn. Dit wordt gereflecteerd in de titel. Na
een grondigere studie van de literatuur waarbij de radical community development-
theorie van Ledwith (2007) centraal stond, bleek dit (volgens haar) niet zo te zijn. Zij
beschrijft kritisch bewustzijn en participatie als middelen om tot empowerment te komen.
Ledwith beschrijft empowerment als volgt:
People have their dignity and self-respect restored through empowerment, which
is the consequence of critical consciousness: the understanding that life chances
are prescribed by structural discrimination, an insight which brings with it the
freedom to take action to bring about change for social justice. (p. xii)
De processen van participatie, kritisch bewustzijn en empowerment zijn nauw verweven
en het is moeilijk het ene toe te schrijven aan het andere. Toch vertrekt het proces van
radical community development, volgens Ledwith bij participatie, die kritisch bewustzijn
genereert. Dit leidt tot empowerment en de wil iets te veranderen aan de sociale realiteit
met het oog op een meer rechtvaardige, meer gelijkwaardige en duurzame wereld. Om
deze conclusies logisch op te bouwen, wordt het proces van community development,
zoals geschetst in paragraaf 4.5.1, opnieuw beknopt doorlopen.
Het proces van radical community development vertrekt vanuit de vaststelling van een
hegemonische samenleving en meer bepaald in de ‘cultuur van het zwijgen’ van de
onderdrukte klasse. De onderdrukking garandeert de overheersing van de dominante
cultuur. Door de overheersing verzeilen onderdrukte groepen in apathie. De betrokkenen
hebben het gevoel geen impact te hebben op de samenleving en verliezen hun
zelfvertrouwen. Ze hebben een ‘vals bewustzijn’ en hun leven wordt als het ware voor
hen geleefd. Dit ziet men ook in deze case studie terugkomen, wanneer de cursisten
spreken over hun leven voor ze aan de cursus begonnen. Zij getuigen van een gebrek
aan (zelf)vertrouwen en hebben geen positief toekomstbeeld. Zij lijken vast te zitten in
deze situatie.
Een eerst stap in het proces van community development moet deze mensen dus uit hun
schelp kunnen halen. Dit kan men doen door aan te sluiten bij de dagdagelijkse ervaring
van deze mensen. Men luistert naar de belevingen van de mensen en respecteert hen als
waardevolle subjecten. Op die manier kan hun verlies aan zelfachting gecompenseerd
worden door zelfvertrouwen en autonomie en creëert men een ‘cultuur van respect’. In
73
de verhalen van de geïnterviewden is dit duidelijk. Vooral het respect en de persoonlijke
relatie met de tutoren en met het management van het Little Bray Community
Development Project wordt erg geapprecieerd en geeft de cursisten hun (zelf)vertrouwen
terug.
De community worker treedt hierbij op als katalysator. Hij probeert de mensen inzicht te
geven in de ideologische overreding. Dit doet men in Little Bray – Fassaroe door kritische
vorming. In dialoog gaat men op zoek naar gelijkenissen en verschillen. Hier ziet men al
een eerste verschil met Ledwith (2007). Hoewel zij pleit voor een grote diversiteit bij de
deelnemers aan de dialoog, ziet men dat voor vele cursisten geldt dat zij zich veiliger
voelen in een bekende en gekende groep en misschien de stap terug naar het leren niet
zouden maken, indien ze dit in een onbekende groep moeten doen.
Hierbij is het verder ook belangrijk dat iedereen opereert vanuit een ‘ideologie van
gelijkheid’. Dit wil zeggen dat men uitgaat van wederkerigheid, samenhorigheid, respect
en waardigheid. De cursisten van de case studie hebben een sterke band ontwikkeld en
werken in een klimaat van respect samen. Ze hebben elkaar goed leren kennen en
proberen rekening te houden met elkaars sterktes en zwaktes. De groepsvorming krijgt
hierbij een bijzondere, toegevoegde waarde.
Vervolgens splitst het proces zich op in twee deelprocessen. Enerzijds vinden de
deelnemers hun gevoel van eigenwaarde terug en worden ze zich bewust van het grotere
geheel. Door in contact te komen met nieuwe ervaringen, gaan ze anders denken en
zullen ze ook anders, meer doordacht handelen. Ze krijgen een gevoel van bewustzijn en
fierheid over de eigen identiteit terug. Dit ziet men ook in de beschreven case studie.
Mensen, die cursussen hebben gevolgd, herwinnen hun zelfvertrouwen, vormen hun
eigen meningen en opinies en zijn in staat hun eigen keuzes te maken. Op een
individueel niveau zou men kunnen zeggen dat de mensen empowered zijn.
Anderzijds beginnen mensen ook verbanden te leggen tussen hun persoonlijke verhalen
en de politieke structuren, theorieën en de sociale en politieke context. Ook hiervan
getuigen de cursisten. Zij zeggen verbanden te kunnen leggen tussen processen die
spelen in de wijk en de Ierse staat. Ze begrijpen de context beter en houden meer
rekening met de geschiedenis, de achtergrond van zaken. Dit inzicht in de politieke en
sociale identiteit wordt door Ledwith kritisch bewustzijn genoemd. De geïnterviewden
getuigen dus van een (verhoogd) kritisch bewustzijn als gevolg van de cursussen.
Een volgende stap in het proces is volgens Ledwith dat mensen de drang voelen actie te
ondernemen, opdat iets aan hun situatie en die van de omgeving en de samenleving zou
veranderen. Men zou, na het verwerven van kritisch bewustzijn, automatisch de stap
zetten naar participeren aan campagnes en sociale projecten. Verschillende lokale
projecten zouden samenwerken met het oog op het vormen van netwerken en kritische
allianties, om uiteindelijke sociale bewegingen voor meer sociale rechtvaardigheid te
74
vormen. Dit wordt niet als een automatisme aangegeven. Hoewel we zouden kunnen
zeggen dat de participatie verhoogd is, aangezien bijna alle cursisten nu fulltime werken
in de buurt, en ook het kritisch bewustzijn is toegenomen, is slechts in zeer geringe mate
sprake van een verhoogd engagement naar meer sociale rechtvaardigheid. De cursisten
streven niet naar structurele hervormingen, door samenwerking met lokale en nationale
overheidsdiensten. Inzicht in de kernoorzaken van problemen blijkt een noodzakelijke,
maar op zich geen voldoende voorwaarde voor collectieve actie.
Een laatste element in het proces van community development is de stap naar meer
participatie en betrokkenheid bij het beleid, zowel op lokaal, regionaal, nationaal als
globaal niveau. Ook hiervan is slechts beperkt sprake in Little Bray – Fassaroe. Hoewel
de participatie enigszins is verhoogd in de wijk zelf en men af en toe deelneemt aan
seminaries en studiedagen buiten de wijk, ziet men dat dit geen prioriteit is voor het
community development-project. Deze participatie zou de levenskwaliteit in de
samenleving moeten verhogen. De geïnterviewden verklaren dat hun eigen kwaliteit van
leven is verhoogd, alleen al door het hebben van een fulltime, kwaliteitsvolle baan.
Volgens hen is ook de levenskwaliteit in de gemeenschap verbeterd, maar dit is
subjectief.
Wanneer dan terug wordt gekeken naar de definitie van empowerment, ziet men dat bij
de cursisten het (zelf)respect en de waardigheid van mensen inderdaad is hersteld en dat
zij een groter kritisch bewustzijn hebben, maar dat dit hen niet automatisch aanzet tot
actie op nationaal of globaal niveau om iets te veranderen aan sociale
onrechtvaardigheden.
75
10 Besluit
In deze scriptie wordt onderzocht hoe processen van empowerment, kritische bewustzijn
en participatie worden ingevuld vanuit radical community development-theorieën. In de
literatuur wordt gezocht naar de invloeden op community development. Er wordt
ingegaan op de Ierse context en deze wordt vergeleken met de invloeden op community
development. De theorie van Ledwith (2007) werden als een centraal referentiekader
gebruikt. Op basis van haar wordt een model van community development opgesteld, die
de leidraad van het onderzoek vormt. Daarna komt het Little Bray Community
Development Project aan bod. Het wordt, als case van deze studie, kort voorgesteld. De
methodologie wordt grondig beschreven. Om de betrouwbaarheid van kwalitatief
onderzoek te verhogen, is het immers noodzakelijk dat het onderzoek kan herhaald
worden. Omwille van het unieke en open karakter van een case studie, is een strikte
herhaling niet mogelijk. Daarom is het noodzakelijk de onderzoeksstrategie en de
onderzoeksmethode nauwgezet uit te leggen en te systematiseren. Op die manier wordt
ook de getrokken conclusies duidelijk en doorzichtig.
De levensloop en het verhaal van de respondenten, onder een pseudoniem, worden
beschreven. Dit wordt gedaan om de persoonlijke toets, verkregen door de diepte-
interviews niet te verliezen. Verder is het misschien een hint naar toekomstig onderzoek.
De beschreven centra spelen immers een belangrijke rol in het hele levensverhaal van de
respondenten. Een longitudinale studie was binnen het bestek van dit eindwerk niet
mogelijk, maar zou interessante bevindingen kunnen opleveren.
Stap voor stap worden de resultaten van de interviews uiteen gehaald. Aan de hand van
het ontwikkelde model wordt het proces van empowerment en community development
bij de respondenten doorlopen. De resultaten van de interviews worden in de kaders aan
het eind van elk stap kort verbonden met de theorie. In de conclusie wordt hiervan een
overzicht gegeven en kritisch gereflecteerd over de theorieën van Ledwith. Aangezien dit
een case studie betreft heeft dit onderzoek niet de bedoeling theoretische hypothesen te
toetsen. Dit zou in een volgende stap kunnen gebeuren. De verkregen data van het Little
Bray Community Development Project zijn illustratief voor processen van empowerment,
participatie en kritisch bewustzijn.
Op de idealistische vraag ‘Kan empowerment de wereld redden?’ wordt met andere
woorden een kritisch en bewust antwoord gegeven: empowerment is een waardevol
element in een bredere visie van sociaal-agogisch handelen. Het is noodzakelijk om
empowerment in te schakelen in een ruimere context en visie op maatschappelijke
ontwikkeling.
Empowerment zal de wereld niet redden, maar een empowerende wereld kan misschien…
zichzelf redden.
76
11 Bibliografie
Braster, J.F.A. (2000). De Kern van Casestudy’s. Assen: Van Gorcum.
Broaderick, S. (2002). Community Development in Ireland: A policy review
[electronische versie]. Community Development Journal. (37)1, p. 101 – 110.
Bussemaker, J. (2001). De overheid als katalysator bij de herwaardering van
maatschappelijke verbanden [electronische versie]. Sociale wetenschappen. (44)3, p. 41
– 51.
Combat Poverty Agency (2008). About us. Op 25 april 2008 ontleend aan:
http://www.combatpoverty.ie/aboutus.
De Visscher, S. (2004). Betekenissen van Lokaal Jeugdbeleid. Kwalitatief Onderzoek Bij
Vlaamse Jeugdconsulenten naar Invullingen van en Opvattingen over Gemeentelijk
Jeugdbeleid. Scriptie ingediend voor het behalen van de graad van licentiaat in de
pedagogische wetenschappen. Gent: Universiteit Gent.
Dekker, P. (2001). Etzioni’s Derde Weg en Moraal, Gemeenschap en Politiek in Nederland
[electronische versie]. Sociale wetenschappen. (44)3, p. 53 – 73.
Department of Community, Rural & Gaeltacht Affairs (2007). RAPID & CLÁR. Op 9 juni
2007 ontleend aan: www.pobail.ie.
Eastern Region CDP Network (2007). Rekindling the Fire: An Eastern Region CDP
Network Resource Document. Dublin: Department of Community, Rural and Gaeltacht
Affairs.
Flecknoe, C. & McLellan, N. (1994). The What, Why & How of Neighbourhood Community
Development. London: Community Matters.
FÁS (2007). Community Employment Programme. Op 15 mei 2008 ontleend aan:
http://www.fas.ie/en/Communities/Community+Employment/default.htm
Fraser, H. (2005). A different Approach to Community Participation. Community
Development Journal. (40)3, p. 286 – 300.
Hutjes, J.M. & van Buuren, J.A. (1996). De Gevalsstudie, Strategie van Kwalitatief
Onderzoek. Heerlen: Open Universiteit.
77
Jochems, M. & Joosten, R. (2005). De Gevalsstudie. Op 22 april 2008 ontleend aan
Radbound University Nijmegen, Computing Science Department. Website:
http://www.cs.ru.nl/~tomh/onderwijs/om2%20(2005)/om2_files/syllabus/gevalsstudie.p
df.
Ledwith, M & Asgill, P. (2000). Critical Alliance: Black and White Women Working
Together for Social Justice [Electronische versie]. Community Development Journal.
35(3), p. 290-299.
Ledwith, M. (2007). Community Development: A Critical Approach. Bristol: The Policy
Press.
Lee, A. (2003). Community Development in Ireland. Community Development Journal.
(38)1, p. 48-58.
Lee, A. (2006). Community Development: Current Issues and Challenges. Dublin:
Islandsbridge.
Little Bray Family Resource Centre (2006). Three Year Workplan 2007-2009
[onuitgegeven versie].
Little Bray Family Resource Centre (2007). Annual Report 2005 [onuitgegeven versie].
Lorenz, W. (2001). Social Work Responses to ‘New Labour’ in Continental European
Countries [electronische versie]. British Journal of Social Work (31), p. 595-609.
Lorenz, W. (2005). Social Work and the New Social Order – Challenging Neo-liberalism’s
Erosion of Solidarity [electronische versie]. Social Work & Society. 3(1), p. 93-101.
Lund, B. (2002). Understanding State Welfare: Social Justice or Social Exclusion?
London: Sage Publications.
Maso, I. & Smaling, A. (2004). Kwalitatief Onderzoek: Praktijk en Theorie. Amsterdam:
Boom.
Mulderij, K. & Bleeker, H. (1984). Pedagogiek op je Knieën: Aspecten van Kwalitatief-
Pedagogisch Onderzoek. Boom: Meppel.
Neuwan, W.L. (2007). Basics of Social Research. Qualitative and Quantitative
Approaches. Bristol: Pearson Education.
Schuyten, G. (2005). Methoden en Technieken van Kwantitatief en Kwalitatief
Onderzoek. Gent: Universiteit Gent.
78
Shaw, M. & Martin, I. (2000). Community Work, Citizenship and Democracy: Remaking
the Connections [Electronische versie]. Community Development Journal. 35(4), p. 401-
413.
Van Oenen, G. (2002). Liberaal Denken, Informaliteit en Menselijke Maatschappij
[electronische versie]. Migrantenstudies. (18)2, p. 93–99.
Verschelden, G.; De Droogh, L. & Bouverne-De Bie, M. (2006). Community Development
and Adult Learning: what Kind of Citizenship as Perspective? Paper Presented at the
European Seminar of the ESREA Research Network “Between Global and Local: Adult
Learning and Development” [onuitgegeven].
79
Bijlage
Vragen interviews
Facts and figures
- When have you taken part in this course?
- How many were there in your group?
Critical alliances, Critical moments
- Why did you start the course?
- At what time did you decide to take part in it?
- Did you have any doubts before starting? What convinced you to do it anyway?
- What did you expect from this course?
Ideology
- How can I imagine a typical class? Were you sitting in desks and the teacher in
front? Did she lecture you or was it more like group work and debating? Did you
talk about realistic, everyday life or more about abstract theoretical things? Who
else was in your class group? Did you have a lot of contact? What did you do
during class? Could you share your own personal opinions, experiences, ….? Is the
class materials appropriate for your life, is it connected to your life, do you feel it
is usefull? Do you feel you were all treated as equals? Was your own input in the
class taken into account? Did you feel you could share your own opinions?
- Did you change the content of the classes through sharing personal experiences?
Did you share your own stories to learn from that?
- Was what you learned true, concrete and realistic or was it rather far fetched,
abstract and useless in real life?
IF NOT ABLE TO SHARE OWN EXPERIENCES
- Were you able to talk about the classes to your class mates?
- Did you share personal experiences with them?
- Have you learned anything from hearing about their experiences?
- Do you still have contact with them?
Stories
- In your classes was your personal view on classes taken into account?
- Could you share your experiences, that changed your view of life?
80
Dialogue
- Were you, in this class, with a group of people that you knew before, and who
were of kind of the same background? Or did you have a diverse group of people?
- What have you learned, through this course, from listening to other group
members stories?
- Do you still see the class group?
- Do you still do things together?
- Do you share opinions about some things?
Personal autonomy
- Through the classes did you become more critical? Did stories of others make you
think about yourself and your life?
- Did the class taught you to understand more about Little Bray - Fassaroe and its
place in Ireland? (Were you able to link your own life’s experiences with the
broader cultural, political and social context?)
- Do you have stronger opinions about certain things through the classes?
- Did your views on Little Bray - Fassaroe changed?
- Have your ideas about fairness changed?
- (Did you start to realize how your own cultural, political and social background
has impacted on your life? Can you give me some examples?)
Community empowerment
- Do you yourself feel stronger in tackling any troubles or problems you might
encounter?
- Can you give me an example of how you still feel the benefits of the course?
- What would you say is the role of the Little Bray Family Resource Center in all
this?
- Why is this center important in this community?
- Are you involved in the community? Have you become more active in the
community through the course?
- (Did the course have an impact on your participation in and commitment to the
- community and broader issues that the community encounters?)
- Have you, with the support of your class group or through your classes, taken
new initiatives in this community, talked to the center, taken any group initiatives,
…?
- Do you feel at home in Little Bray - Fassaroe, that you belong here? What makes
you feel that way?
- Have your feelings about living in Little Bray - Fassaroe changed?
- How is the group active in the Community, the center? What successes have you
achieved?
81
Conclusions
- were your expectations realistic? Were they fulfilled?
- What is the most important thing you learned in the light of this course?
- How has the course impacted in your quality of life and your expectations of the
future?
- How has the course affected your life?
Personal description
- Are you married?
- Have you got children?
- Are you currently in employment?
Abstract
Student: Driek Henau (20023375)
Academiejaar: 2007-2008
Faculteit: Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Optie: Sociale agogiek
Titel: Kan empowerment de wereld redden?
Ondertitel: Een case studie naar praktijken van empowerment en participatie als
middel tot kritisch bewustzijn in Little Bray, Ierland.
Promotor: Prof. Dr. M. Bouverne – De Bie
Begeleider: L. De Droogh
In deze scriptie wordt aan de hand van radical community development-theorieën de
relatie onderzocht tussen participatie, kritisch bewustzijn en empowerment.
Op basis van de theorieën van Ledwith (2007), wordt een model van radical community
development ontwikkeld. Zij stelt dat door middel van verhalen en dialoog, participatie in
lokale activiteiten leidt tot een verhoogd kritisch bewustzijn. Dit, op zijn beurt, zet aan
tot empowerment en collectieve actie voor sociale verandering.
Aan de hand van een case studie, uitgevoerd in de Little Bray Community Development
Project, wordt dit model aan de praktijk getoetst. Via diepte-interviews worden tien
mensen bevraagd die in betrokken zijn bij de werking van dit community development-
project en dankzij het project terugkeerden naar vorming en onderwijs. Stap voor stap
wordt met hen het opgestelde proces van community development doorlopen.
De resultaten tonen aan dat, hoewel het kritisch bewustzijn toeneemt, dit niet
noodzakelijk tot collectieve actie voor sociale verandering leidt. Dit is in tegenstelling tot
wat Ledwith veronderstelt. Uit dit onderzoek blijkt dat kritische bewustzijn een
noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde is voor empowerment en collectieve
actie. Empowerment is een waardevol element in een sociaal-agogische visie, maar het
moet ingeschakeld zijn in een ruimere context en visie op maatschappelijke
ontwikkelingen wil het leiden tot collectieve actie voor verandering.
Top Related