Hanteren van het groepsproces
Boek: Pedagogisch werk
Thema 14
Wat is een groep?
• De kinderen hebben onderling een relatie met elkaar en er kunnen vriendschappen ontstaan
• Er is een wisselwerking en onderlinge samenhang tussen individuele- en sociale activiteiten
• Er is een structuur ontstaan, waarin elk kind een eigen plaats heeft (leidersrol, sociale rol, creatieve inbreng)
• Er heeft zich een normen en waardenpatroon ontwikkeld en er zijn vaste gebruiken en rituelen
• Kinderen houden zich min of meer vanzelfsprekend aan de daaruit voortvloeiende regels
Algemene functie van de groep: opvang en opvoeding
Functie voor elk kind is:
• Zich identificeren met een groep (ergens bijhoren)
• Zich onderscheiden van andere groepsleden (eigen identiteit ontwikkelen)
• Samen leren leven met andere kinderen en andere volwassenen (socialisatie, leren van waarden en normen)
• Leren omgaan met, en gebruikmaken van de omgeving en de materialen
Groepscohesie, structuur en groepsproces
• Groepscohesie = kinderen vormen één geheel
• Groepsstructuur = de opbouw van de groep is goed
• Groepsproces = het proces dat zich afspeelt als kinderen samen optrekken
Groepscohesie Te versterken door: • Groepsactiviteiten aanbieden
• Kinderen eigen verantwoordelijkheden en taken geven
die ze samen uitvoeren
• Positieve acties van kinderen belonen en stimuleren
• Zo min mogelijk aandacht besteden aan negatief gedrag
• Sociaal gedrag stimuleren en samen gezellige activiteiten organiseren
Groepsstructuur In elke groep kun je drie rollen onderscheiden: 1. Actieve kinderen met veel ideeën en initiatief 2. Sociale kinderen 3. Neutrale kinderen
• Zijn alle drie rollen evenwichtig aanwezig, dan is er een goede
structuur in de groep
• Teveel kinderen initiatief kunnen sociale kinderen verdrukken; het gaat dan in de groep vooral om actie en spannende dingen doen
• Teveel sociale kinderen geeft te weinig beweging (dynamiek), de groep is dan meer op elkaar gericht.
• Teveel neutrale kinderen: dan vormt de groep geen hecht geheel, het is moeilijk om keuzes te maken (geen initiatief)
Gebeurtenissen die invloed hebben op het groepsproces
• Ruzie maken
• Pesten
• Subgroepvorming
• Ziekte en dood
• Verkennen van grenzen
• Spelen met macht
• Conflicten oplossen
• Zichzelf verdedigen
• Gevoelens uiten
• Aandacht vragen
Functie van het ruziemaken
1. De pester
2. Diegene die gepest wordt
3. De kinderen die min of meer meedoen of nietsdoen om degene die gepest wordt te verdedigen
4. De opvoeders
Pesten – er zijn vier partijen:
• Je moet altijd ingrijpen als er gepest wordt
• Veiligheid bieden door grenzen te stellen en regels te hanteren
• Groepsproces zo sturen, dat er geen negatieve subgroepvorming plaatsvindt
• Je interventies zijn gericht op het veranderen van het gedrag
• Overplaatsen van kinderen naar andere groepen helpt niet, omdat zij daardoor niet leren welk gedrag wel goed is
Pesten – ingrijpen:
Pesten – wat kun je doen?
• Zelf het goede voorbeeld geven en sociaal gedrag naar elkaar als vanzelfsprekend beschouwen
• Verschillen tussen kinderen als vanzelfsprekend zien en als waardevol accepteren
• Bewust aandacht geven aan sociale gedragingen van het kind, complimentjes geven
• Bewust aandacht geven aan het sociale gedrag van de groep als geheel, waarden en normen
• Kinderen verantwoordelijkheden naar elkaar geven, hen laten helpen met wennen, elkaar laten troosten, samen de rommel opruimen
• Het sociale omgaan regelmatig bespreken
Pesten – mijn interventie werkt niet!
Gaat het pesten door? • Bespreek dit met je collega’s, pedagoog of leidinggevende en
een plan van aanpak bedenken
• In de groep bespreken, duidelijk grenzen aangeven en sancties aangeven als het weer gebeurt
• De pester aanspreken, geef sancties aan Geef ook aan dat het gedrag gezien is en dat hij of zij niet alleen staat
• Help de gepeste het zelfvertrouwen en weerbaarheid te vergroten en zich te handhaven in de groep
• Met ouders bespreken en plan van aanpak thuis en op het kindercentrum met hen bespreken
Subgroepvorming
Het vormen van subgroepjes hoeft niet negatief te zijn Kinderen zoeken altijd kinderen op, waarbij ze zich prettig voelen. Een subgroep wordt negatief als de subgroep: • de grote groep gaat negeren • kinderen gaat buitensluiten • zich negatief opstelt ten opzichte van individuele kinderen
of de groep • zich superieur gaat voelen ten opzichte van de rest van de
groep
Deze negatieve subgroepvorming kun je op dezelfde wijze voorkomen als een pestcultuur
Ziekte
• Vertel in de groep wat er aan de hand is
• Praat over de ziekte en wat het betekent voor de zieke
• Leg uit wat een ziekenhuis is en hoe het er daar aan toe gaat
• Laat de kinderen hun eigen verhaal of gedachten hierover vertellen
• Onderhoud contact met de zieke en de oudersvan het zieke kind
• Laat de kinderen iets maken of schrijven voor de zieke
• Stuur als groep een bloemetje of een presentje
Top Related