CULTUURHISTORISCHMAGAZINE DORDRECHT REGIO
#12SEpTEMbER 2009 E 3,50
EN vERDER• ErfgoedcentrumDiEPin2012
naarhetHofendeStatenschool
• Herkentudezeman/vrouw?
• DeSintgaatopchique
✽ Van Spuihaven tot
Spuiboulevard
✽ Van buitengebied tot
stadswijk
✽ Dordtse Paupers in een
Drents archief
✽ Dordrecht op de kaart
✽ ‘Nieuwe Dordtse
Biesbosch mag wel iets
minder nat worden’
2 DiEP #12 / 2009
3 Redactioneel
4-5 Actueel
6-7 Van Spuihaven tot Spuiboulevard
8-9 Vals plat en ‘schijn hoog’
10-11 Uit de collectie van … archeologie
12 Hofkwartier
13 Dordtse Kleuren in de negentiende eeuw
14-16 Herkent u deze man/vrouw?
17 Ruïne opnieuw een baken
18-19 De Sint gaat op chique
20-21 Centerfold Top Naeff in haar werkkamer
22-23 Van buitengebied tot stadswijk
24-25 Dordtse Paupers in een Drents archief
26-28 Dordrecht op de kaart
29 Varia regio
30-31 Achter de gevel van … ’t Vissertje: Loswalweg 2
32-34 ‘Nieuwe Dordtse Biesbosch mag wel iets minder nat worden’
35-36 Top Tien Beeldcollectie
37-38 Boeken
39 Ingezonden
Colofon Nummer 12 (september 2009)Redactie Rachel Saleh, Helen Stroosma, Iris Knapen, Deborah Paalman, Janneke Pierhagen, Lisa Traarbach, Sander van Bladel. Hoofdredactie Conny van NesEindredactie Els KamsteegFotografie en afbeeldingen o.a. Erfgoedcentrum DiEP, Stadsontwikkeling Dordrecht, Ontwerp Opera Graphic Design, Breda Drukwerk De Longte, DordrechtUitgave Erfgoedcentrum DiEP / gemeente DordrechtISSN: 1871-6040Distributie / abonnementen Donkervoort + PartnersRedactiesecretariaat DiEP via bureau Monumentenzorg en Archeologie, T 078-6396402 / [email protected]. www.erfgoedcentrumdiep.nl www.dordrecht.nl/stadsarchief www.dordrecht.nl/monumentenzorgwww.dordrecht.nl/archeologie Verkoopprijs losse nummers € 3,50Abonnementsprijs 3 nummers € 10,-Opgave abonnementen 078-6396402 / [email protected] of via e-loket www.dordrecht.nl
Eerder verschenen DiEP uitgaven
INHOUD COLOfON
SouterrainOudenhovenstraat3.(FotoLookingUpFotografie)
6 17 22
26 32#12
#12 / 2009 DiEP 3
Dordtse interieurs
REDACTIONEEL ElsKamsteeg,eindredacteur
Houdt u van monumenten? Loopt u warm voor sfeervolle interieurs en kunt u
genieten van negentiende eeuwse huizen en de verhalen die eraan vastzitten?
Dan zit u goed met deze DiEP. Er zijn in deze editie veel historische woningen te
bewonderen, sommige liefdevol onderhouden, andere vallen van ellende bijna uit
elkaar. Neem het beroemde Huis te Merwede. Welke Dordtenaar heeft niet eens
gespeeld, gezwommen of gepicknickt met deze ruïne als historisch decor?
Binnenkort krijgt Huis te Merwede een opknapbeurt. Nou hoeft u daarbij niet direct
Angelsaksische visioenen te krijgen van sfeervolle kasteelzalen, suppoosten in
uniform en ridders te paard. Het is en blijft tenslotte een ruïne, maar dan wel eentje
die eeuwenlang een baken voor de stad was. Na jaren soebatten is de kogel eindelijk
door de kerk en worden er in de omgeving van het huis wandelpaden aangelegd en
informatieborden neergezet zodat de argeloze bezoeker straks op de hoogte is van
het feit dat het hier om méér gaat dan slechts een hoop oude stenen.
In dit bijzondere nummer ook aandacht voor oud-Hollandse interieurs in onze stad
die over het algemeen toch een stuk beter bewaard zijn gebleven. Erfgoedcentrum
DiEP komt in september met een grote tentoonstelling over die prachtige binnen-
en buitenkanten van huizen en in deze DiEP krijgt u daar alvast een voorproefje van.
Verder in deze editie nieuws over het Sinterklaashuis, dat in november wordt
verplaatst van de Nieuwstraat naar het Hof.
We gaan in gesprek met Dordtenaar H.A.Visscher die zijn woonhuis aan de Reeweg
Oost, heeft ‘omgetoverd’ tot een prachtig landschapskundig museum. Visscher uit
nogal wat kritiek op de jongste plannen voor de Biesbosch. En als u niet terugschikt
voor wat CSI-achtige beelden dan moet u vooral het artikel van onze archeologe
Deborah Paalman lezen, waarin nauwgezet wordt beschreven hoe het maken van
een gezichtsreconstructie in zijn werk gaat. Met fotografische precisie verschijnt zo
het gelaat van een middeleeuwse ‘stad’genoot. Misschien wel een verre voorouder…
Op het moment dat u deze jongste editie van DiEP onder ogen krijgt, staan de Open
Monumentendagen voor de deur en uiteraard komt het thema van dit evenement
‘op de kaart’, ook ruim aan bod in dit nummer. Hoe betrouwbaar zijn die oude
Dordtse kaarten eigenlijk? Namen de kaartenmakers een loopje met de werkelijk-
heid of werkten ze tot op de centimeter nauwkeurig?
Kortom, er valt genoeg te ontdekken in dit exemplaar van ons cultuurhistorisch
magazine!
4 DiEP #12 / 2009
ACTUEEL
Opgraven onder scholen in DubbeldamArcheologisch onderzoek in Dordrecht wordt niet alleen uitgevoerd in de binnen-
stad. Het zijn ook zeker niet alleen maar grote putten die worden gegraven. Veel
vaker worden er korte vooronderzoeken gedaan, met behulp van grondboringen
en/of het graven van een proefsleuf. Zo ook in Dubbeldam waar in april dit jaar
booronderzoeken werden gedaan op de plekken waar de basisscholen OBS
Dubbeldam, de Julianaschool en de Beatrixschool nieuwbouw/uitbreiding krijgen.
Het doel van die grondboringen is om te kijken of er aanwijzingen zijn voor
bewoning in het verleden. Bovendien kan zo de precieze loop van het riviertje
de Dubbel worden vastgelegd. Op de oevers van de Dubbel werd in de Late
Middeleeuwen gewoond. In de buurt van de scholen, onder andere in de wijk
Middenhoeve, het Burg. Belaertspark en het MOK-veld, hebben amateur-archeo-
logen in het verleden al diverse keren aardewerk en dierlijk bot gevonden uit de
Late Middeleeuwen. Op het MOK-veld is in de jaren ’80 van de twintigste eeuw
zelfs een gedeelte van een begraafplaats uit de Late Middeleeuwen opgegraven,
mogelijk van het dorpje Erkentrudenkerke.
Al deze vondsten zijn dus op z’n minst aanwijzingen dat er in de buurt, en mis-
schien ook onder de scholen zelf, sprake zou kunnen zijn van oude bewonings-
sporen… Uit de grondboringen blijkt dat op het terrein van OBS Dubbeldam aan
de Eikenlaan, de zuidoever ligt van het riviertje de Dubbel. Archeologische
sporen, zoals stukjes aardewerk, (verbrand) bot of houtskool, zijn niet gevonden,
maar het landschapsniveau waarop in de Late Middeleeuwen werd gewoond,
ligt op deze plek niet zo diep onder ons huidige maaiveld en is grotendeels
onverstoord aanwezig onder de school. Daarom bevelen archeologen aan om
verder onderzoek te laten uitvoeren bij graafwerk dat dieper gaat dan 1,35 meter
beneden maaiveld. De Julianaschool aan de Goudenregenstraat blijkt in de
praktijk eigenlijk grotendeels bovenop de inmiddels dichtgeslibde bedding van
het riviertje de Dubbel te staan. En omdat niemand in de Late Middeleeuwen,
toen de Dubbel nog een watervoerende rivier was, middenin de rivier een huis bouwde, hoeft dit gebied niet verder te worden
onderzocht. Hoe zit het dan met de plaats van de Beatrixschool aan de Van Schendelstraat? Het laatmiddeleeuwse landschap
dat nog onder de klei ligt, bevindt zich hier wat dieper dan aan de Eikenlaan. Archeologen zagen op sommige plekken een
grondlaagje dat onder invloed van zout water is afgezet. Dit is vermoedelijk veroorzaakt door de overstromingen van de
St. Elisabethsvloeden van 1421 en 1424. Hier zijn geen archeologische sporen aangetroffen maar dat zegt niet dat ze er niet
zijn, want het oude landschap is wel goed bewaard gebleven. Daarom moet, als het graafwerk voor de nieuwbouw dieper
gaat dan 1,95 meter beneden maaiveld, ook hier een proefsleuf worden gegraven.
Week van de GeschiedenisOok Erfgoedcentrum DiEP doet dit jaar van 17 t/m 25 oktober weer mee aan de Week van
de Geschiedenis. Tijdens dit jaarlijks terugkerende landelijk evenement organiseren musea,
archieven en andere culturele instellingen speciale tentoonstellingen en activiteiten rond een
steeds wisselend thema. In 2009 is dat oorlog en vrede. Op zaterdag 17 oktober begint de week
met de Landelijke Archievendag en is er open huis bij DiEP aan het Stek. In de studiezaal laten
vaste bezoekers en medewerkers zien hoe dat snuffelen in archieven precies in zijn werk gaat.
Ook is er aandacht voor de opvang van Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog
en voor de Merwedegijzelaars. Een groep van enkele honderden jonge mannen werd in mei
1944 bij wijze van vergelding opgepakt en door de bezetter weggevoerd. Velen van hen
keerden nooit terug. Anja van der Starre, een dochter van een van de gijzelaars, vertelt over deze onderbelichte geschiedenis.
Tevens zijn er dit jaar er weer rondleidingen door het Stadsdepot. In dit gebouw wordt het cultuurhistorisch erfgoed van
Dordrecht en de regio bewaard onder optimale omstandigheden. In het Hof zijn tijdens de Week van de Geschiedenis de
fototentoonstelling Calvijn & Ik en de tentoonstelling over negentiende eeuwse Dordtse interieurs te zien.
Uitsnedeuitdearcheologischeverwachtingskaartvandegemeente
Dordrecht,2009.Zwartomlijnddelocatiesvandedriescholen,blauw
omlijndhetMOK-veld(AMK-terrein).Derodedriehoekjeszijnbekende
vindplaatsen(ARCHIS).Inlichtpaarsdevermoedelijkeloopvanhet
riviertjedeDubbel,inbruindemogelijkeloopvandeThure.
Ontwerpdetegelvandeeeuw.
OpgravingenophetMOK-veldindejaren’80vandetwintigsteeeuw
(FotoAWN-LekenMerwestreek).
#12 / 2009 DiEP 5
ACTUEEL
Open Monumenten- dagen DordrechtDordrecht zet in het weekend
van 12 en 13 september ruim
50 opengestelde monumenten
op de kaart. Speciale aandacht
is er dit jaar voor enkele
monumentale panden in de
negentiende-eeuwse schil.
In het Hof wordt de tentoon-
stelling ‘Rond 1900. Van
buitenplaats tot binnenshuis’
gehouden en enkele panden
die op deze tentoonstelling
worden uitgelicht, zijn ook
opengesteld. Verder is er een
wandelroute vanaf het Hof
langs (opengestelde) panden
in de negentiende-eeuwse
schil. In het programmaboekje
is een beschrijving van deze
wandelroute opgenomen.
Er zijn gratis stadswande-
lingen met VVV-gidsen. Stads-
omroepster Darja maakt op
zondagmiddag tweemaal een
bijzondere kinderstadstour.
Zondagmiddag geven profes-
sionele musici concerten in
zes monumenten. Ook in
andere monumenten zijn
rondleidingen en muziekoptre-
dens. De Open Monumenten-
dagen worden op vrijdag-
avond 11 september geopend
met een vuurwerkspektakel bij
het Groothoofd. Het gratis
programmaboekje met een
beschrijving van alle open
gestelde monumenten en
informatie over de activiteiten
is vanaf begin september
verkrijgbaar bij VVV/Intree
Dordrecht, Spuiboulevard 99.
www.vvvdordrecht.nl
bouwen met ankerstenen in museum van Gijn
De vele kanten van Reinier Kennedy
Tot en met 14 november wordt twee keer per maand in SIMON
VAN GIJN - museum aan huis in Dordrecht een stenen kerk,
kasteel of villa van de beroemde ankerstenen gebouwd. Anker-
stenen zijn gemaakt van zand, gemalen krijt en lijnolievernis
en waren in de tijd dat de meeste bouwdozen uit hout werden
vervaardigd, zeer populair. De demonstraties worden gegeven
door leden van de Club van Ankervrienden in het kader van de
tentoonstelling ‘Spelend leren - bouwdozen uit de verzameling
Van Gijn’. Tijdens de tentoonstelling zullen de demonstraties
plaatsvinden op de zaterdagen 5 en 19 september, 3, 17 en 31
oktober en 14 november van 13.30 tot 16.30 uur.
Volgend jaar organiseert Erfgoedcentrum DiEP een tentoonstelling
over het leven van de Dordtse kunstenaar Reinier Kennedy.
We kennen hem vooral van zijn schilderingen in de trouwzaal in het
Stadhuis, maar weinig mensen zijn bekend met zijn levensverhaal.
In de tweede helft van zijn leven, van 1928 tot aan zijn dood op
79-jarige leeftijd in 1960, verbleef hij in een krankzinnigengesticht.
Tijdens zijn verblijf daar werkte hij door als kunstenaar. Hij liet een
omvangrijke collectie na met honderden prachtige tekeningen,
schetsen en aquarellen. Hij maakte afschriften van de meer dan
3000 brieven die hij aan vrienden en kennissen verzond, hield
dagboeken bij en bewaarde elke brief die hij ontving.
De persoon Kennedy, de kunstenaar, de schrijver, de broer, de
krankzinnige patiënt, elk facet van zijn bizarre leven in het gesticht is aan de hand van zijn
papieren archief bijna van dag tot dag te reconstrueren. Erfgoedcentrum DiEP zoekt
personen die materiaal of informatie hebben die de tentoonstelling kunnen aanvullen.
U kunt hierover contact opnemen met Helen Stroosma, 078-6492311.
Zie ook pagina 39 van dit magazine.
Ankerbouwstenenbrug,gebouwd
op27juni2009doordeClubvan
Ankervrienden.
DekunstenaarReinierKennedy.
HetnieuwelogovandeOpenMonumentendag.
CKv manifestatie 2009De jaarlijks terugkerende manifestatie voor culturele kunst-
zinnige vorming waarbij leerlingen uit het voortgezet onderwijs
kennismaken met culturele instellingen in Dordrecht, wordt dit
jaar gehouden op dinsdag 22 en woensdag 23 september.
Ook Erfgoedcentrum DiEP zet de deur open voor jongeren.
DiEP presenteert zich als het geheugen van stad en regio.
Er worden immers duizenden documenten, foto’s, kaarten en
archeologische vondsten bij DiEP bewaard die iets vertellen
over ons verleden. Om de leerlingen een beeld te geven van
het Dordt van ‘vroeger’, bekijken zij in de Statenzaal van het Hof
een aantal korte maar zeker ook merkwaardige filmpjes.
Na elk fragment volgt een vraag. Wie weet het meest?
Leerlingenopbezoekbijhet
Erfgoedcentrum.
Van Spuihaven tot Spuiboulevard
6 DiEP #12 / 2009
Ruimtelijke ontwikkeling en sanering in historisch perspectief
De binnenstad en de negentiende-eeuwse schil zijn door grootscheepse bouwplannen in de 19e en vooral
de 20e eeuw behoorlijk van uiterlijk veranderd. Dordrecht pakte de verkrotting aan, maakte de binnenstad
autovriendelijk en veranderde de haven in een boulevard. Niet tot ieders tevredenheid overigens…
Spuihaven
Binnen het gehele Dordtse stadsgebied
vormt de binnenstad een opvallende
ruimtelijke eenheid. Het door de grote
rivieren en de stadsgracht bepaalde
eilandkarakter, het isolement ten
opzichte van de periferie, is nog duidelijk
waarneembaar. De ontstane ruimtelijke
structuren zijn tot ver in de 19e eeuw
niet spectaculair gewijzigd. De ruimte-
lijke structuur van de landzijde van de
stad werd mede bepaald en begrensd
door de middeleeuwse stadsgracht,
de Spuihaven. De Spuihaven en de
voormalige stadsvest vormen door
verschillende saneringen sinds het begin
van de 19e eeuw een minder duidelijke
ruimtebegrenzing dan in het verleden,
maar zij zijn als zodanig nog herkenbaar.
Niet in het minst door het ruimtelijke
effect van de brede Spuiboulevard.
Een eeuw ruimtelijke ontwikkelingen
De negentiende-eeuwse schil heeft zijn
naam te danken aan de eeuw waarin het
als stadsuitbreiding tot ontwikkeling
kwam. Het gebied dat we nu zo noemen
kenmerkte zich voor die tijd door een
landelijk karakter. Er bevonden zich
tuinderijen, blekerijen en boomgaarden.
Ook stond er een groot aantal molens,
met name houtzaag- en korenmolens.
In het laatste kwart van de 19e eeuw
toont de schil een beeld van een gebied
in ontwikkeling. Langs de singels waren
kleine landelijke woonhuizen gebouwd
en rijke stadsbewoners hadden buiten-
plaatsen laten aanleggen. Vanaf de jaren
’70 van de 19e eeuw heeft de schil heel
wat ingrijpende ontwikkelingen onder-
gaan. Veranderingen vonden echter
voornamelijk plaats in de bebouwing,
niet in de hoofdstructuur. Gedeeltelijk
maakte verkrotting dit noodzakelijk,
maar ook veranderde nogal wat als
gevolg van ambitieuze cityvorming-
plannen. In de jaren ’60 van de 20e eeuw
kwamen, evenals in veel met Dordrecht
vergelijkbare steden, grootscheepse
reconstructieplannen op gang.
In Dordrecht moest het centrum in
zuidelijke richting worden uitgebreid
en tevens beter toegankelijk worden.
De belangrijkste ingreep was de aanleg
van de Spuiboulevard. Ten zuiden
daarvan werd een brede gordel van
kantoren gepland en op de knooppunten
met de toegangswegen naar de binnen-
stad winkels en woningen. Alles in de
vorm van hoogbouw. De plannen
behelsden een dergelijke structuur voor
het gehele schilgebied tot aan de
Noordendijk. In de loop van de jaren ’70
van de 20-ste eeuw veranderden echter
de inzichten, met als gevolg dat de
doortrekking van de Spui-boulevard in
oostelijke richting niet is gerealiseerd.
Johan de Wittstraat
Toen in 1872 het station in gebruik werd
genomen lag het ver buiten de stad.
Een geheel nieuw aan te leggen weg,
de avenue naar het spoorwegstation of
Nieuwe Toegangsweg zoals de namen in
de planfase luidden, zou het station met
de binnenstad verbinden. In 1873 is deze
avenue als de Johan de Wittstraat in
gebruik genomen. In het verlengde
hiervan is later een nieuwe toegang naar
de binnenstad aangelegd; de Johan de
Wittbrug. De spoorlijnen hebben in hoge
mate bijgedragen aan de groei van de
stad tot de omvang die zij in het midden
van de twintigste eeuw bereikte.
In mei 1949 nemen burgemeester en
wethouders van Dordrecht een belang-
rijke beslissing: niet alleen moeten er
plannen voor nieuwe uitbreidingswijken
worden voorbereid, ook moet de
sanering van de binnenstad krachtig
worden aangepakt. Verregaande
verpaupering en de ontoegankelijkheid
voor het autoverkeer staan langer uitstel
niet toe. De gemeente wil de binnenstad
SandervanBladel
SloopwerkzaamhedenvandeLangeLoods,officieelheethetRijks
magazijn,aandeCornelisdeWittstraat.November1969
BouwenaandeSpuiboulevard.Mei1966
#12 / 2009 DiEP 7
als centrum van de snelgroeiende stad
én het liefst van het hele Drechtsteden-
gebied beschouwen. Dat vraagt om
betere verkeersverbindingen en om
nieuwbouw van winkels en kantoren.
In de terminologie van toen: de binnen-
stad moet een cityfunctie krijgen.
Alhoewel de eerste generatie
saneringsplannen de sfeer ademden
van ‘zachte heelmeesters maken
stinkende wonden’ is het niet zo dat
de krotopruiming in de binnenstad,
de herontwikkeling van het gebied
Johan de Wittstraat/Spuihaven en de
realisatie van de nieuwbouwwijken
buiten de negentiende-eeuwse schil los
van elkaar werden beschouwd. Lang is
gedacht dat de bestuurders het adagium
aanhingen van ‘eerst saneren en dan
later wel verder kijken’.
Spuihaven wordt Spuiboulevard
In de eerste sanerings- en structuur-
plannen nemen de omvorming van de
Spuihaven tot een boulevard en de plek
voor een nieuw stadhuis een niet
onbelangrijke plaats in.
Vanaf 1949 was ir. W. Wissing betrokken
bij de plannen en zijn visie spreekt voor
zich: ‘Noch de demping van een deel van
de Spuihaven, noch de afbraak van de
bebouwing op het binnentalud zal enig
stadsschoon vernietigen. Aldus zal
zonder offers een ruime boulevard
kunnen worden geschapen.’ In 1954
heeft Wissing een conceptstructuurplan
en een aantal deelplannen gereed. Wat
daarbij direct opvalt, is de plaats van een
nieuw stadhuis op een groot plein aan
de Nieuwe Haven. Als vanaf 1957 echter
ir. S.J. van Embden bij de planvorming
betrokken raakt, zorgt hij dat het
stadhuis een ‘definitieve’ plek krijgt op
de hoek van de nieuwe boulevard en de
Johan de Wittstraat.
Basisplan
In het voorjaar van 1958 is het basisplan
voor de sanering van de binnenstad
gereed. Onmiddellijk na publicatie komt
echter de eerste kritiek los. Met name
vanuit de vereniging Oud-Dordrecht.
Men verwacht dat het openbreken van
de binnenstad voor het verkeer een
bittere teleurstelling zal worden.
Demping van de Spuihaven is in hun
ogen niet nodig en aanvaarding van
het basisplan zal leiden tot een totale
verandering van het stadsbeeld.
In mei 1958 gaat de gemeenteraad
echter akkoord met het basisplan,
zeg maar het officieuze saneringsplan.
In juli 1961 is het definitieve sanerings-
plan klaar. Ten opzichte van het basisplan
is een aantal wijzigingen aangebracht.
Het plan is zo verfijnd dat diverse
doorbraken kleiner konden worden
gemaakt of zelfs geheel zijn verdwenen,
waardoor volgens de toelichting een
betere aanpassing wordt verkregen aan
de schaal van de binnenstad.
Met de aanvaarding van het plan door
de gemeenteraad in januari 1962 kan
de sanering waarmee al was begonnen,
met nog meer voortvarendheid worden
aangepakt.
Stadskantoor
Als locatie voor het nieuwe stadhuis
wordt in 1959 gekozen voor het
Beverwijcksplein. Niets lijkt in eerste
instantie een spoedige bouw van het
bouwwerk in de weg te staan, maar de
financiën vormen gaandeweg een steeds
groter struikelblok. Er wordt uiteindelijk
van de bouw afgezien en het in aan-
bouw zijnde bedrijvengebouw aan de
Spuiboulevard wordt tot Stadskantoor
bestemd. De Spuiboulevard krijgt zo
langzaam gestalte. Nieuwe bebouwing
aan de zuidkant blijft voorlopig nog
achterwege door de teloorgang van het
stadhuisplan. Wel wordt in 1969 ’s Lands
Werf - een 260 meter lange loods -
alvast gesloopt. Het belastingkantoor,
door velen beschouwd als het lelijkste
gebouw van Dordrecht, wordt pas
halverwege de jaren ’70 gebouwd.
Hoewel al sinds 1959 over dit plan op
deze plek wordt overlegd.
Twijfels…?
Begin jaren ’70 wordt al in kringen van
bestuurders en ambtenaren openlijk
getwijfeld aan het saneringsplan.
Niet alleen de financiële en ruimtelijke
consequenties, ook de beheersbaarheid
ervan worden bekritiseerd. In februari
1972 verschijnt het Operationeel Plan
Binnenstad, een nota met een geheel
andere kijk op het saneringsproces.
Gesproken wordt over het statische
karakter van de oorspronkelijke plannen
en over het feit dat de sociale en
culturele structuren grotendeels buiten
beschouwing waren gelaten.
De conclusie van deze nota is dan ook:
‘De in het verleden en ook nu nog
gehanteerde benadering van de oude
bebouwing raakt de wezenlijke proble-
matiek niet.’ Vanaf halverwege de jaren
’70 worden de mogelijkheden van
(monumentale) panden tot een uitgangs-
punt van beleid. Uiteindelijk krijgt de
Dordtse binnenstad in 1988 definitief de
status ‘beschermd stadsgezicht’ en voor
een groot deel van de negentiende-
eeuwse schil gebeurt dat dit jaar nog.
Bronnen:
‘Jongere bouwkunst in de negentiende
eeuwse schil van Dordrecht’,
Conny van Nes e.a. (1989)
‘Metamorfosen. Dertig jaar stedelijke
veranderingen in Dordrecht’,
Kees Rouw (1990)
DenieuwbouwwordtdeABNmetflatsenhetgaatdan
Spuiboulevardheten.September1968
DempenvandeSpuihaventerhoogtevanhetAchterom.Juli1969
Vals plat en ‘schijn hoog’
8 DiEP #12 / 2009
Wij wonen in een land dat prat gaat op plat. Alleen kerktorens, megalomane kantoor- gebouwen, hoogspanningsmasten en de KLM mogen de lucht in. Maar het land is vlak. Toeristenfolders beweren dat Nederland een kleurige lappendeken is van bloembollenvelden, weilanden omzoomd door kleine slootjes afgewisseld met de schittering van kassen en watervlakten; kortom een garantie voor spierpijnvrij fietsen. Schijn bedriegt en de folders ook.
HelenStroosma
Dordtse straatnamen houden zich op de vlakte wat de hoogte
betreft. Er zijn straatnamen die duiden op hoogten maar ook
op laagten. Een blik op de index van de stadsplattegrond
levert al snel enkele voorbeelden waarbij het vermoeden rijst
dat je flink op de pedalen moet of juist lekker kunt uitrijden.
Hoge Nieuwstraat, Hoge Bakstraat, Lage Bakstraat De Hoogt,
Hilstraat, Hellingen, Vlak. Nader onderzoek wijst uit dat het
vaker een kwestie is van schijn hoog dan vals plat, om in
wielertermen te blijven.
Om met de meest eerlijk ogende benaming te beginnen:
de Hoge Bakstraat. Deze straat is stiekem toch een dijk en
dus ook hoger gelegen dan het straatje dat er parallel aan
loopt. Dit straatje heet dan ook Lage Bakstraat. Zo simpel
kan het zijn. Bij de Hoge Nieuwstraat ligt het wat ingewik-
kelder. In 1588 werd deze straat aangeduid als ‘hoochstraet
opt Nyewerck’. Hoog heeft hier de betekenis van voornaam
of belangrijk. Aangezien dit tot verwarring met andere voor-
name straten leidde (Voorstraat en Wijnstraat waren ook
hoogstaten) werd de naam eerst Nieuwe Hoogstraat om via
Middelstaat, Lange Nieuwstraat uit te komen op het tegen-
woordige Hoge Nieuwstraat. Dat deze straat ook echt op het
hoogste deel van het nieuwe stadsdeel ligt, is een prettige
bijkomstigheid. Aan het eind van de Hoge Nieuwstraat, dwars
op de Wolwevershaven ligt het Vlak. Daarom is een vroege
benaming van deze kade ‘nieuwe dwars caey’. Pas in de 18e
eeuw werd deze plek aangeduid met ‘t Vlak.
Lekkeruitrijdenbijhetbeginvande
Oudendijk,tegenwoordigdePatersweg.
LinksonderdeHellingenzoalsindebetekenis
vaneenreparatieplaatsvoorschepen,hieraan
deSpuihaven(aquarelF.J.vandenBlijk,1835).
Dedoorkijkjesrechtstonenhetgebiedvan
deHellingenzoalsheterhonderdjaarlater
uitzagvanafdeSluisbrug.FotoW.Meijers
#12 / 2009 DiEP 9
De naam zegt niets over de hoogte, of laagte in dit geval.
Het Vlak wordt hier gebruikt in de betekenis van plein.
De Hoogt is weliswaar een straatnaam maar eigenlijk wordt
daar een ruimer gebied mee aangeduid. Namelijk het eind
van de Singel die richting Sluisweg omhoog loopt, voor rij-
instructeurs een geliefd oefenplekje voor de hellingproef.
Op de kaart van de gemeente van ca. 1870 wordt de huidige
Sluisweg De Hoogt genoemd terwijl wat nu De Hoogt heet,
toen Het Plein was. Dit hoger gelegen deel van het land-
schap had al eens eerder zijn nut bewezen, nu eens niet
aan rijschoolhouders maar aan een stuk dijk dat de Sint
Elisabethsvloed overleefde.
Tussen twee hoger gelegen delen buiten de stadsmuur
werd een verbinding aangelegd waardoor er als het ware
een landtong ontstond. Op de terp het dichtst bij de huidige
Prinsenstraat ontstond een gehucht dat later bekend werd als
de Sint Adriaansbuurt, de andere terp stond bekend als de
Dorre Boom, ook hier groeide een gehucht met een eigen
kapelletje. Deze gemeenschapjes bestonden hoofdzakelijk uit
schippersknechten en houtvlotters. Dat ze op de landtong
wisten hoe ze een vuurtje moesten stoken blijkt uit het feit
dat de houten huisjes in 1528 afbranden. Reden om het in
het vervolg de ‘verbrande buurt’ te noemen.
Hellingen
In de Tour de Dordt moet toch ergens een bergetappe te rij-
den zijn. Misschien bij de Hil? Hil of hille betekent terp, hoogte
of vluchtheuvel. Vergelijkbaar met het Engelse woord hill.
De Hil lag vroeger op de plek van het huidige Bethlehemplein
en de Elfhuizen. Op deze natuurlijke verhoging in het land-
schap werd evenals bij de Hoogt, ook een natuurlijke zand-
heuvel boven het veen, een kapelletje gebouwd, de Sint
Laurenskapel. De fundamenten van deze kapel kwamen
tijdens de nieuwbouw van het Bethlehemplein aan het licht in
1926/27. De Hil werd een tijdlang door de schutterij als oefen-
terrein gebruikt tot er elders in de stad oefenterreinen werden
aangelegd. Van de Hil en de Hilletrap - hier kon men de Vest
opklimmen - is slechts de naam nog terug te vinden in de
vorm van de huidige Hilstraat en Nieuwe Hilstraat. De Hil zelf
verdween met de sanering van de jaren zestig. Dus ook hier
valt er voor de fietser weinig eer en zeer te behalen.
Dat Hellingen klinkt als een kunstmatig aangelegd parcours
voor wielrenners is misleidend. Dat het kunstmatig is aange-
legd klopt wel. De Hellingen waren van oorsprong scheeps-
reparatieplaatsen. Alleen de helling buiten de Spuipoort leeft
nog voort in de benaming Hellingen. Hoogteverschil is
nauwelijks merkbaar.
Er blijft nog één plek over waar de wielrenner nog enige hoop
heeft op de bolletjestrui: Klein Zwitserland: dat belooft wat.
Maar ook hier is het weer schijn hoog. Klein Zwitserland was
tot in de veertiger jaren een café in een boerderij met een
speeltuin ernaast, gelegen aan de Wieldrechtse Zeedijk.
Na dit korte rondje door Dordtse hoogten en laagten kunnen
we vaststellen dat er veel plekken zijn die qua hoogte veel
beloven maar dat de meest pittige (met volle fietstassen)
klimmetjes te beleven zijn waar men de dijk op wil gaan of
van het eiland af wil.
Van de Groenedijk naar de Noordendijk, de Bildersteeg,
vanuit Stadspolders de Noordendijk op, van het Kromhout
naar de Noordendijk, de opritten van de Papendrechtse en
Zwijndrechtse bruggen; en dan hebben we het nog niet eens
over de klim in de buitencategorie van de Kiltunnel waarbij je
van onder de dijk naar bovenop de dijk moet zien te komen.
De koninginnenrit wordt in Dordt onder zeeniveau beslist.
DeverdwenenHilgezienvanaf
Elfhuizenomstreeks1900.
DeHogeNieuwstraat,ooiteenvoornamestraatdienueen
toontjelagermoetzingen,blijfthetaanzienwaard.
DezefietsermaakthetzichgemakkelijkdoordeklimnaardeNoordendijkvanafdeGroenedijkte
vermijden.Tochwasdedijkin1936eenstuklagerdanhetnuis.
DehellingvandeBildersteeg,nogtevroegvoorkinderenopskateboardsenploeterendefietsers.
10 DiEP #12 / 2009
UIT DE COLLECTIE vAN ARCHEOLOGIE
Nergens in Europa is zo’n uniek stuk middel-eeuws leer gevonden als in 1997 op het Statenplein in Dordrecht. De ronde lap met een doorsnede van 52 cm is versierd met jacht- en fabeldieren. Archeologisch gezien zette deze vondst Dordrecht op de kaart!
In één van de houten huizen in de ambachts-wijk die zich in de 13e/14e eeuw ter plaatse van het huidige Statenplein bevond, was waarschijnlijk de werkplaats van een leerbewerker gevestigd. Er werd een enorme hoeveelheid leer aangetroffen: 35 zwaardscheden, 200 versierde mes- en dolkscheden en honderden schoenen. Om nog maar te zwijgen van afsnijdselsen versleten zolen. Dat de leerbewerkersvan Dordrecht geen amateurs waren, blijkt wel uit de fraai versierde ronde lap leer. Het voorwerp wordt voorlopig gedateerd omstreeks 1300. Maar naspeuringen in binnen- en buitenland leverden vooralsnog geen vergelijkbare voorwerpen op. Dat maakt het moeilijk de juiste functie vast te stellen.
Mooiste vondst uit de collectie van Archeologie: Schildfoedraal DeborahPaalman
#12 / 2009 DiEP 11
UIT DE COLLECTIE vAN ARCHEOLOGIE
Als we goed kijken, zien we in de buitenste cirkel van het leer 5 inke-pingen. Hierdoor kon een touw of riem worden gehaald. Ook is de rand voorzien van splitten, wat erop wijst dat deze naar beneden gebogen is geweest, alsof het ergens op of omheen heeft gezeten. We denken daarom dat het misschien een foe-draal (beschermhuls) van een klein ceremonieel schild was. Of was het de hoes van een middeleeuws muziek-instrument, of gewoon een deksel van een ronde doos? Wie nog meer ideeën heeft mag het de redactie laten weten!1
Om de versieringen te kunnen beschrijven is de lap opgedeeld in kwadranten.2
A1: het naar rechts kijkende dier lijkt nog het meest op een hond of een wolf, klaar om te springen. Dit is het enige dier waarbij tanden in de bek zijn te onderscheiden, evenals een naar buiten hangende tong. A2: een naar rechts kijkende gevleu-gelde draak op twee poten, met een loofachtige staart. Het dier lijkt te lachen. A3: een ongevleugelde draak op twee poten, met een loofachtige staart. B1: een naar rechts springend hert.
Het dier draagt een gewei. B2: een springende hond. De voorpoten zijn niet afgewerkt. B3: ook dit lijkt een hertachtig dier, gezien de tekening achter zijn oren, maar het zou ook een haas kunnen zijn.
C1: u moet het tijdschrift misschien even draaien, maar deze afbeelding is het meest interessant. Het lichaam doet sterk denken aan dat van een leeuw met opgeheven staart. Zelfs de pose van de rechter voorpoot is niet ongebruikelijk bij afbeeldingen van leeuwen in heraldische vorm. Daar waar de kop van het dier te verwachten zou zijn, is echter de torso van een naar links gaande ridder weergegeven. De ridder is afgebeeld met schild en een pothelm, voorzien van een kijkgleuf. Een onzichtbare hand houdt een zwaard vast. Het lijkt een middel-eeuwse variant van een centaur (half mens half paard). C2: een achteromkijkende gevleugelde draak op twee poten. C3: een naar rechts kijkende gevleu-gelde (lachende) draak op twee poten. We hebben dit draakje voor de aardigheid ‘Malfidus’ genoemd.3 D1: een fabeldier dat nog het meest
lijkt op een eenhoorn. Het dier heeft twee achterpoten, waarvan één een opvallende klauw vertoont. Op het hoofd draagt het dier schijnbaar een hoorn. D2: waarschijnlijk een hond of een kat. Het dier heeft een lange, naar achter gerichte staart en relatief kleine oren. D3: waarschijnlijk een haas. De oren zijn langer dan bij afbeelding D2.
Op de lap leer bevinden zich dus afbeeldingen die toespelingen maken op de jacht (hondachtigen, hazen, herten) en op fabeldieren (de draken, de eenhoorn en de middeleeuwse centaur). Mogelijk hoort dit voorwerp thuis in een ridderlijke context. In dat geval is het misschien een foedraal van een klein schild. Maar dergelijke dieren kwamen ook in monastieke context voor, in abdijen en kloosters. Daar zijn ze vaak terug te vinden als versiering op vloertegels. Het lachende draakje lijkt de draak te steken met ons. Hij vertelt zijn geheim voorlopig niet…
Middeleeuwsehuisplattegronden,opgegravenophetStatenplein
(1997).Overdeplattegrondenheenzijnhoutenhuizengetekend,
zoalshetooitmisschienwasaandeKrommeElleboog.
Malfidus.
2Beschrijvingkwadranten:J.P.C.A.Hendriks.
3Naar‘DracoMalfidus’,eenpersonageuitdeboekenoverde
tovenaarHarryPotter.
Tekeningvanderondelapleer,verdeeldinkwadranten.
12 DiEP #12 / 2009
Kort voor het zomerreces heeft de Dordtse gemeenteraad
het langverwachte besluit genomen: Erfgoedcentrum DiEP
verhuist medio voorjaar 2012 van Stek 13 naar het histori-
sche Hofkwartier. De kantoren, studiezalen, een educatieve
zolder, tijdelijke tentoonstellingen en de presentaties
worden ondergebracht in een groot deel van het Hofcarré
(nummers 5-13), Hofstraat 3 en de Statenschool. Deze
gebouwen worden in samenspraak met monumentzorg
de komende jaren verbouwd en voorzien van een nieuwe
(tentoonstellings)inrichting.
Wat gaat DiEP voor het Hofkwartier en voor de stad
Dordrecht betekenen? De ambities zijn dat er een centrum
komt dat de bronnen van de geschiedenis van Dordrecht en
de regio beheert, toegankelijk maakt, deze met de modern-
ste digitale technieken beschikbaar stelt en op basis van
deze bronnen verhalen voor de stad en regio presenteert.
Uitgangspunten daarbij zijn de vraag wat Dordrecht
specifiek tot Dordrecht maakt of heeft gemaakt, dat inwoners
en/of bezoekers deelnemers worden in het aandragen en
construeren van die verhalen en dat er betekenisvolle
relaties worden gelegd tussen het heden en verleden.
De permanente presentatie ‘Dordrecht als bakermat van
staat en religie (1572-1619)’ zal een nationaal en deels
internationaal publiek aanspreken. De tentoonstelling wordt
opgezet in samenwerking met Museum Catharijneconvent
te Utrecht en het Nationaal Historisch Museum in Arnhem.
De historische werkplaats met studiezalen, de tijdelijke
tentoonstellingen en overige activiteiten waaronder film-
en theatervoorstellingen, zijn vooral gericht op lokaal en
bovenregionaal bezoek. De educatieve zolder is voor jonge
bezoekers tussen de 4 en 14 jaar.
Naast een brede programmering is digitalisering van de
collecties een integraal onderdeel van het nieuwe DiEP.
Het studiearchief dat nu nog op het Stek is ondergebracht,
wordt volledig gedigitaliseerd en op die manier makkelijk
te raadplegen. Uiteraard kunnen bezoekers van de nieuwe
studiezalen de originele documenten op aanvraag blijven
inzien. Met het digitaal beschikbaar stellen en presenteren
van bronnenmateriaal en bewerkingen daarvan zal erfgoed-
centrum DiEP tot de koplopers in Nederland gaan behoren.
Medio 2012 beschikt Dordrecht over een schitterend
complex met de bijbehorende digitale infrastructuur,
berekend op het ontvangen van gemiddeld 40.000
bezoekers en circa 1 miljoen digitale bezoekers per jaar.
Erfgoedcentrum DiEp in 2012 naar het Hof en de Statenschool
Inspiratie opdoen in UtrechtHeleenKromkamp,hoofdbureauMonumentenzorgenArcheologie
Om een beter beeld te krijgen van de
(publieks)functie van een Erfgoedcentrum
toog een tiental raadsleden op 13 juni naar
Utrecht om een kijkje te nemen bij zowel
het onlangs vernieuwde Utrechts Archief
als Museum het Catharijneconvent. Beide
zijn een voorbeeld en inspiratiebron voor
de Dordtse plannen voor DiEP. Bijna alle
fracties waren vertegenwoordigd, daar-
naast reisden een aantal medewerkers
van DiEP en Bureau Monumentenzorg &
Archeologie mee. Het gezelschap werd in
Utrecht ontvangen door Guus van Hout,
algemeen directeur van Museum het
Catharijneconvent. Net als ’t Hof is dit
museum gehuisvest in een voormalig
klooster. De afgelopen jaren is het gebouw
ingrijpend verbouwd en aangepast aan de
eisen van een modern museum. De collec-
tie bestaat uit kerkelijke kunst, van de
middeleeuwen tot heden. Om deze op
een aantrekkelijke manier aan het publiek
te presenteren en toch ook recht te doen
aan een oud monumentaal gebouw, is op
inventieve wijze te werk gegaan.
Zo is op een aantal plaatsen gekozen voor
‘hangende museumwanden’ waardoor
muren niet aangetast hoefden te worden.
In het nabij gelegen archief gaf directeur
Saskia van Dockum een toelichting.
Sinds een jaar is het archief gehuisvest in het
voormalig gebouw van de rechtbank in het
centrum van de stad. Naast de ‘traditionele’
studiezalen en de opslag van de collectie,
is in het nieuwe gebouw veel ruimte vrij-
gemaakt voor tentoonstellingen, kinder-
activiteiten en een café met restaurant.
De excursiegangers waren onder de indruk
van beide publiekstrekkers voor de stad
Utrecht. Er waren ook kritische vragen
(‘wat zijn de valkuilen waar we in Dordrecht
niet in moeten stappen?’), maar gelukkig
overheersten de positieve geluiden. De hoop
is dat we in Dordt ook zoiets moois kunnen
opbouwen.
HET HOfKWARTIER
UtrechtsArchief.(FotoUtrechtsArchief)
JoepSchellekens,hoofdpublieksactiviteitenErfgoedcentrumDIEP
#12 / 2009 DiEP 13
Dordtse Kleuren in de negentiende eeuw
Begin 19e eeuw woedde er een hevige strijd onder architecten, over
kleur op gebouwen. De Franse architect Jacques Ignace Hittorff
(1792-1867) had met eigen ogen gezien dat op de Griekse tempels
in Selinunte op het eiland Sicilië schilfertjes verf aanwezig waren in
heftige kleuren. Tot dan toe was aangenomen dat in de oudheid de
kleuren van het materiaal zelf werden getoond zonder toevoegingen
als verf of gepigmenteerd pleisterwerk. De vondst van Hittorff en de
bevestiging daarvan door andere architecten als Gottfried Semper
en Henri Labrouste leidde tot een herwaardering van kleur en verf;
de Griekse oudheid bleek toch minder puur dan gedacht.
In Nederland is het neo-classicisme desondanks vrij eenvoudig van
kleurstelling gebleven, met de imitatie van materiaal als uitgangs-
punt. Dat geldt zeker voor het werk van de Dordtse stadsarchitect
Georg Nicolaas Itz (1799-1869), een tijdgenoot van Hittorff.
Hij beperkte zich bij de kleurstelling van het door hem herontworpen
Stadhuis omstreeks 1840 tot ‘wit met een weinig geel gebroken’
als kleur voor het pleisterwerk van de gevels - een benadering van
Bentheimer zandsteen - en voor een grijze plint om hardsteen na te
bootsen. Om meer te weten te komen over het kleurgebruik op
gebouwen in Dordrecht in de 19e eeuw zullen Lisette Kappers,
Hendrik Groeneweg en Kees Rouw in de loop van 2009 in opdracht
van bureau Monumentenzorg van de gemeente Dordrecht, een
oriënterend onderzoek verrichten. Dat spitst zich toe op verfbestek-
ken, foto’s en ingekleurde ontwerptekeningen.
Ook worden er kleurmonsters geanalyseerd van panden uit die
periode. Twee buitengewone bouwwerken spelen daarbij een rol:
het gepleisterde blok woningen met schildkap aan de Toulonselaan
89-107 ontworpen in 1895 door architect Hendrik Adrianus Reus
(1872-1932) samen met zijn vader - in de volksmond beter bekend
als ‘het Italiaanse blok’ - en de Oud Katholieke kerk Maria Maior,
gebouwd naar ontwerp van Itz aan de Voorstraat 120, waarvoor in
1842 de eerste steen werd gelegd. Het onderzoek moet meer duide-
lijk maken over de principes bij kleurtoepassing en over de toegepas-
te kleuren. De uitkomsten van dit oriënterend onderzoek worden
gebruikt voor een aanvulling op het project Dordtse Kleuren dat zich
tot nu toe vooral concentreerde op de historische binnenstad.
IngekleurdeontwerptekeningvanH.A.ReusenJ.N.Reusvoordevoorgevelvanhetwoningblok
(BlokB)aandeToulonselaan89-107.(archiefLugtenMalschaertArchitecten,Dordrecht)
Kleurtrapjevaneendetailvanhetfronton(rechtsboven)vandevoorgevelvandeneo-classicistische
kerkvanItzaandeVoorstraat120.Tezieniseenverloopinvijfentwintigverf-engrondverflagen
vanhemelsblauwnaareendonkereokerkleur.(FotoLisetteKappers,Rotterdam)
VoorgevelOudKatholiekekerktussen1922en1936.
(archiefOudKatholiekeKerk,Dordrecht)
KeesRouw,architectenonderzoeker
DeborahPaalman
Is het ‘gezichtsbedrog’ of zijn het vrij nauwkeurige
weergaven van gezichten uit een ver verleden,
deze bijna fotografische tekeningen?
Enkele maanden geleden zijn deze reconstructies
gemaakt met behulp van de computer. Hiervoor
werden drie goed bewaarde schedels gebruikt van
inwoners van een verdwenen en vergeten middel-
eeuws dorp, dat waarschijnlijk tussen 1100
(misschien eerder) en 1421 op de plek van het
huidige Gezondheidspark in Dordrecht lag.1
Machteld, Mathilde, Hildegard of Herlinde? We weten niet hoe deze
vrouw en haar twee mannelijke dorpsgenoten heetten. Op hun
graven werd geen kruis met een naam gevonden. Geen naam dus,
maar wel weer een gezicht. De afbeeldingen zijn levensecht, maar
hoe komen ze tot stand? Want ondanks dat bepaalde kenmerken
van de schedel vaststaan, zoals een forse kaak, of een rond voor-
hoofd, blijft het de vraag hoe dik iemand was en welke haarkleur of
haarsoort de persoon had. Net als de kleur van de ogen en de vorm
van de wenkbrauwen (epileerden middeleeuwse vrouwen hun
Herkent u deze man/vrouw?
wenkbrauwen?). Met andere woorden: hoe betrouwbaar zijn deze
reconstructies? We vroegen het aan de maakster van deze gezichten,
archeoloog en fysisch antropoloog drs. Maja d’ Hollosy van het
bedrijf Skullpting, gespecialiseerd in het maken van archeologische
gezichtsreconstructies.2
D’Hollosy weet van de archeologische specialist die alle skeletten
onderzoekt, dat de vrouw tussen de 21 en 23 jaar oud moet zijn
geweest. Daarom heeft ze haar geen rimpels gegeven. De mannen
waren allebei ouder: ongeveer 38 en 57 jaar. Daarom kregen zij
wel rimpels. D’Hollosy deelt echter niet willekeurig rimpels uit:
er bestaan richtlijnen voor wanneer welke rimpels ongeveer
ontstaan. Veel hangt af van de vorm van de schedel, maar ook
van de levenswijze, de huidsoort en de vetlaag en daar weten we
natuurlijk niets van. Ook de oogkleur valt niet af te leiden van de
schedel. Voor deze reconstructies heeft d’Hollosy gekozen voor
twee keer lichte en één keer donkere ogen, wat een goede doorsnee
is van de gebruikelijke oogkleuren. Dit geldt ook voor het soort haar
14 DiEP #12 / 2009
EenschedelvanéénvandegoedbewaardgeblevenskelettenvanhetGezondheidspark.
(steil of krullen) en de haarkleur. De haarkleur is bij schedels van
een blanke bevolkingsgroep alleen door DNA-onderzoek te
achterhalen. Het kapsel blijft natuurlijk een beetje gissen, al
weten we wel iets van de haarmode in de middeleeuwen.
De vorm van de wenkbrauwen is gebaseerd op de vorm en grootte
van de bovenrand van de oogkassen, neuswortel en wenkbrauw-
bogen. Alleen de dikte van de wenkbrauwen is niet af te leiden van
de schedel. En wat het epileren betreft: Maja d’ Hollosy weet dat er
in andere West-Europese landen aanwijzingen zijn gevonden voor
het epileren van de wenkbrauwen door vrouwen vanaf 1300, maar of
dat door alle lagen van de bevolking werd gedaan valt te betwijfelen.
Dun of dik?
En dan de lichaamsomvang
van mensen. Tegenwoordig
is dik zijn iets wat te maken
heeft met welvaart.
Waarschijnlijk was dat in de
middeleeuwen ook al zo en
werd alleen de gegoede
bovenlaag van de bevolking
(edelen en monniken
bijvoorbeeld) wat dikker.
Uit het skeletonderzoek dat
tot nu toe op het Gezond-
heidspark is gedaan, blijkt
geen overgewicht maar dat
betekent niet dat er geen
dikke mensen waren. Het
lijkt erop dat de opgegraven
skeletten afkomstig zijn van
een boerenbevolking.
Gewone, tamelijk gezonde,
hardwerkende mensen.
Zij zullen niet snel te dik zijn
geweest.
Kortom: oogkleur, haarkleur, haarsoort, kaalheid, sommige
rimpels en lichaamsomvang zijn gebaseerd op bepaalde aannames
en gemiddelden. Maar d’ Hollosy’s reconstructies berusten
grotendeels op meer betrouwbare en meetbare gegevens: onder
meer de globale vorm van het gezicht en de neus, vorm en plaatsing
van de neusvleugels, dikte en grootte van de lippen, de plaatsing
van de mondhoeken en mondspleet, de ooghoeken, soort ooglid-
vouw, de diepte van de ogen, vorm en plaatsing van de wenkbrauwen
en de plaatsing van de oren, zijn wel af te leiden van de schedel.
Dubbelgangers?
En hoe zit het met de herkenbaarheid? Velen van ons kennen
reconstructies als die van ‘het meisje van Nulde’. De schedel van dat
meisje had een bijzonderheid in de vorm van een spleetje tussen de
tanden. Zoiets bespoedigt natuurlijk de herkenning. Uit onderzoek
blijkt dan ook dat gezichtsreconstructies van mensen met markante
gezichten (zoals de middeleeuwse dertiger met zijn forse kaak)
beter herkenbaar zijn. Maar het merendeel van de mensen plaatst
toch vaak de juiste persoon bij een gezichtsreconstructie, hoewel
jonge mensen meestal slechter worden herkend dan oudere
mensen. Gezichtsreconstructies leveren dus geen portret op, maar
wel een gezicht dat door familie en bekenden kan worden herkend.
Koeien melken en graan oogsten
Nadat in april/mei van dit jaar opnieuw zo’n 140 skeletten zijn
opgegraven op het kerkhof van dit middeleeuwse dorp, staat de
teller voor het totaal aantal skeletten inmiddels op 290. Meer dan
150 skeletten zijn al uitgebreid onderzocht. Gekeken is of de botten
van een man of een vrouw zijn, hoe oud de persoon is geworden en
of er afwijkingen te zien zijn, zoals ziektes of breuken.
Het onderzoek maakt duidelijk dat het veelal om mensen gaat die
zware fysieke arbeid hebben verricht: op veel botten van de tot nu
toe onderzochte personen zijn sporen zichtbaar die duiden op hard
werken. Dit is vooral te zien op het sleutelbeen en de bovenarm.
Ze zijn het resultaat van repeterende werkzaamheden, zoals het
melken van een koe, of het zaaien, oogsten of dorsen van gewassen.
Verder lijkt er op grond van een bepaald kenmerk aan het achter-
hoofd van de schedels een soort dorpsovereenkomst te zijn.
Dat wil zeggen: de inwoners van het dorp behoorden mogelijk tot
een ‘genetisch gesloten gemeenschap’. Huwelijksbanden die ver
buiten het eigen ambacht gingen, kwamen waarschijnlijk maar
mondjesmaat voor.3 De meeste gebitten zijn mooi regelmatig en
goed, hoewel tandbederf ook toen al tot zwakke plekken leidde,
waardoor er soms een gebitselement mist. Wel zijn de tanden en
kiezen vaak erg gesleten, zelfs al bij jonge mensen. Dat komt
doordat het eten in die tijd grover was en meer gruis en steentjes
bevatte. Daarbij vergeleken is ons eten babyvoeding…
Kleding en schoeisel
Kleding is in geen enkel graf gevonden. Textiel is vaak zo kwetsbaar
dat het na al die eeuwen onder de grond gewoon helemaal is
verteerd. Maar bij één graf werden enkele kleine stukjes stof
#12 / 2009 DiEP 15
Manvanca.38jaar,vrouwvanca.23jaarenmanvanca.57jaar.
EénvandeskelettenvanhetGezondheidspark.
1ZieDiEP11.
2http://www.skullpting.nl
3MondelingeinformatievandeonderzoekervanhetskeletmateriaalvanhetGezondheidspark,P.Sannen.
16 DiEP #12 / 2009
gevonden, onder de deksel van een kist, op de botten. De fragment-
jes waren moeilijk te determineren waardoor niet bekend is of de
weefsels van plantaardig (bijv. linnen) of dierlijk materiaal (wol)
zijn gemaakt. Wel is zeker dat het om drie soorten weefsels gaat,
waarbij in elk geval gebruik is gemaakt van de meest eenvoudige
weeftechniek, welke een heel gewoon, rechttoe rechtaan weefsel
opleverde en een weeftechniek die een zogeheten gaasbinding
opleverde. Nog wel zichtbaar was dat alle drie de weefsels zeer
fijn van structuur waren: hier is sprake van kwaliteitsweefels.
Omdat het soort materiaal niet kon worden bepaald, is het lastig
om iets te zeggen over kleding. De gaasachtige weefsels zijn
misschien als hoofdbedekking of als schouderdoek gebruikt.
Het weefsel met een dichtere structuur kan van een kledingstuk
(hemd of lijkwade?) afkomstig zijn.4 Bij vier skeletten zijn de resten
van leren schoenen aan de voeten ontdekt. De voetbotjes zaten nog
in het leer bij elkaar. Dit en de vondst van textiel, lijkt erop te wijzen
dat in ieder geval sommige mensen gekleed werden begraven. In
enkele kisten waren nog wat resten van stro zichtbaar. Blijkbaar
werd de overledene zacht ter ruste gelegd op een bedje van stro.
Familieverbanden?
En dan de vraag: wie is familie van wie? Om daar hopelijk iets meer
over te kunnen zeggen worden na afloop van de opgraving bij elk
skelet enkele kiezen getrokken. In de wortels van de kiezen is nog
DNA bewaard gebleven. Als we willen, zouden we zelfs nog een
stapje verder kunnen gaan en de ‘ware Dubbeldammer’ kunnen
gaan zoeken! Daarvoor kunnen we bijvoorbeeld wangslijm nemen
van kinderen uit Dubbeldam, waarvan de ouders en de (over)-
grootouders ook al in Dubbeldam woonden. En dat zo’n plan kans
van slagen heeft, blijkt wel uit de reactie van kinderen van twaalf
groepen van zes basisscholen in Dordrecht. Op uitnodiging van
Erfgoedcentrum DiEP hebben 276 schoolkinderen de opgraving
bezocht. Velen van hen leek een onderzoek van hun eigen en het
oude DNA, een enorm spannend idee!
Tot slot wilden veel kinderen ook nog weten wat er met de skeletten
gebeurt als alle onderzoeken klaar zijn. Antwoord: de botten gaan
naar het stadsdepot op industrieterrein Dordtse Kil 3.
Daar worden ze netjes, verpakt in dozen, bewaard totdat toe-
komstige onderzoekers misschien wel veel betere onderzoeks-
methoden hebben dan wij en nog meer informatie uit de oude
botten kunnen halen.
4VoorlopigeonderzoeksresultatenvanhetInstituutCollectieNederlandteAmsterdam,
metdankaanmevr.R.Lugtigheid.
Linksboven:
Schoolkinderenkomen
deopgravingbezoeken.
Linksonder:
Deschoolkinderenworden
geconfronteerdmetgraven
vanmiddeleeuwse
kinderen,dieminder
ouddanzijzelfzijn
geworden…(linksopde
voorgrond2gravenvan
kinderendieca.7jaar
oudzijngeworden,rechts
hetboomstamkistjevan
eenbaby).
Rechtsboven:
Lerenschoenenomde
voetbeenderen.
Rechtsonder:
Boomstamkistjemet
defragielebotjesvaneen
zuigeling.
#12 / 2009 DiEP 17
Ruïne opnieuw een bakenOpknapbeurt Huis te Merwede en omgeving WaltervanBeers,
projectleidergemeenteDordrecht
Huis te Merwede en omgeving worden opgeknapt. Het
gebied wordt beter toegankelijk en er komt informatie
bij de ruïne voor bezoekers. Aanleiding voor het plan
is een motie uit de Dordtse raad. De raad was unaniem
in de wens om een plan voor deze voor Dordrecht zo
unieke plek op te stellen. Al eerder waren er ideeën voor
het behoud van de ruïne. De eerste initiatieven komen uit
het begin van de jaren zestig. Een aantal keer kwam het
zelfs tot een concreet plan maar dat is nooit uitgevoerd.
Het huidige plan is gebaseerd op een inrichtingsvoorstel
uit 2004. Het gebied rond Huis te Merwede maakt
daarbij onderdeel uit van de groenstructuur in het te
ontwikkelen zogenoemde Oostpoort gebied.
Een ruïne opknappen?
Door het opknappen van het Huis te Merwede blijft een
belangrijk en zichtbaar element uit de geschiedenis
van Dordrecht behouden. Het bovengrondse deel van
de ruïne wordt
geconsolideerd
om verdere ach-
teruitgang te
voorkomen. Het
blijft natuurlijk
wel gewoon een
ruïne. De ruimte
rond de resten van
Huis te Merwede
krijgt een echte
gedaanteverwis-
seling. Het gebied
maakt al jaren een
verwaarloosde
indruk en nodigt
niet uit tot een bezoek. Door het weghalen van onkruid
en spontaan gegroeid struikgewas wordt de ruïne weer
beter zichtbaar. De oorspronkelijke omtrek van het
Huis te Merwede wordt gemarkeerd met beukenhagen.
Bezoekers krijgen informatie via een
informatiepaneel en krijgen dan een
goed beeld van de historische omvang
van het kasteel. Op de omringende dijk
komt een pad zodat er gewandeld kan
worden met uitzicht op de ruïne en op
de rivier. In de avond wordt de ruïne
aangelicht, goed zichtbaar vanaf de
rivier. Enkele zitbanken, de mogelijk-
heid fietsen te stallen en verwijsbordjes
maken het plan compleet.
Bevers en bloemen
De directe omgeving van de ruïne is
onderdeel van de stedelijke ecologische
structuur van Dordrecht. De natuur-
waarde van het gebied is, door weinig
beheer en afwezigheid van mensen,
relatief hoog geworden. Onderzocht is
hoe dit ecologische karakter zo goed
mogelijk behouden kan blijven en of
dit zelfs te versterken is. Dit vraagt
bijvoorbeeld om het zorgvuldig behou-
den van de huidige natuurlijke oever
aan de Beneden Merwede, die belang-
rijk is als zoetwatergetijdennatuur.
Bovendien zijn er sporen van bevers
gevonden en gedijt de beschermde
spindotterbloem in het gebied. Natuur
en historie gaan op deze plek hand
in hand. Op het informatiepaneel bij
de ruïne is de geschiedenis van het
Huis te Merwede te lezen. Dat hier
bijvoorbeeld eerst een kleiner kasteel
heeft gestaan. De huidige ruïne is van
een kasteel dat gebouwd is tussen
1275 en 1300. Tijdens de Hoekse en
Kabeljauwse twisten vernielden woe-
dende Dordtenaren het huis, nadat het
in 1418 was gebruikt als uitvalsbasis
voor een mislukt beleg op Dordrecht.
Na de Sint Elisabethsvloed van 1421 is
het Huis niet meer bewoond. De ruïne
diende, evenals de Grote Kerk, vooral
als baken voor de scheepvaart.
Nadat het gebied rond de ruïne was
ingepolderd, werd de plek een soort
doel voor wandelingen. Ook werd rond
de ruïne gepicknickt en gezwommen in
de rivier. Aan het begin van de Tweede
Wereldoorlog vond in opdracht van
de gemeente, als werkverschaffings-
project onder leiding van de bekende
hoogleraar Kastelenkunde Jaap Renaud
(1911-2007), een opgraving plaats naar
de niet zichtbare resten van het kasteel.
Anno 2010 zal de ruïne weer een baken
zijn. Niet alleen voor de scheepvaart,
maar ook voor wandelaars en fietsers
die dit bijzondere monument bezoeken.
De werkzaamheden starten aan het
begin van 2010 en volgend jaar zomer
kan iedereen weer genieten van deze
prachtige plek.
‘Wordt dit voormalige kasteel nu eindelijk
de beloofde toeristische attractie of vegen
we over tien tot vijftien jaar de laatste
restanten bij elkaar?’ Deze vraag werd eind
2008 gesteld in het tijdschrift van de
historische vereniging Oud-Dordrecht.
Zes maanden later heeft het Dordtse college
de vraag beantwoord met een plan voor de
ruïne èn het geld om het uit te voeren.
HuisteMerwedeindehuidigestaatvanonderhoud.(FotoJ.Hoevenberg)
Inrichtingsplanuit2004.(tekening:P.Romijn,
afd.Stedenbouw,gemeenteDordrecht)
18 DiEP #12 / 2009
De Sint gaat op Sinterklaashuis verhuist naar het Hof
ElsKamsteeg
Het Sinterklaashuis in Dordrecht
gaat dit jaar zijn achtste seizoen in.
Vanaf het prille begin is dit evene-
ment, waarbij kinderen en hun
ouders een bezoek kunnen brengen
aan Sinterklaas en zijn zwarte
pieten op hun tijdelijke woonadres,
een doorslaand succes. Sterker
nog: het idee wordt her en der in
het land opgepikt met de komst
van andere Sinterklaashuizen.
In Dordrecht verlaat de Sint dit
jaar het oude Sinterklaashuis
aan de Nieuwstraat. Hij gaat op
chique want hij verhuist met zijn
complete huishouding naar het
imposante Hof.
De bejaarde bisschop gaat er qua behuizing behoorlijk op vooruit. Het
oude Sinterklaashuis aan de Nieuwstraat 60-62 is weliswaar een prachtig
onderkomen voor Sint Nicolaas, het gebouw ademt een en al historie,
maar is enigszins vervallen. Niet zo gek want de plek kent een lange
geschiedenis waarin het vooral werd gebruikt als school. In de 19e eeuw
was de HBS er gevestigd. Daarvoor, in de 16e en 17e eeuw, volgden
Dordtenaren als Johan en Cornelis de Witt op deze plek hun lessen op de
Latijnse School. Binnenkort wordt de locatie verbouwd voor de vestiging
van een filmhuis in het kader van de grootscheepse aanpak van het
Hofkwartier. Daardoor is er geen ruimte meer voor het Sinterklaashuis.
Het Sinterklaashuis is in 2001 in deze stad begonnen op initiatief van
Ron Uyldert, de voorzitter van de Stichting Centrummanagement.
Samen met de Stichting Intocht Sinterklaas, het Da Vinci College en de
gemeente Dordrecht ontstaat dan het idee dat er meer aandacht moet
komen voor het sinterklaasfeest dat steeds meer wordt weggedrukt door
Kerstmis. De Stichting Sinterklaashuis wordt opgericht en het plan voor
het decemberevenement is geboren.
Gerben Baaij, directeur van Dordrecht Marketing en Claudia Blomert van
het Evenementenbureau ondersteunen de Stichting Sinterklaashuis bij
hun activiteiten. Zij zijn in hun sas met het nieuwe onderkomen aan het
Hof. Baaij: ,,Het Sinterklaashuis wordt elk jaar populairder en er komen
ook steeds meer mensen op af, zelfs van ver buiten de stad. In 2002
heeft het Sinterklaashuis een landelijke prijs gewonnen voor het leukste
stadsevenement. Zoiets moet je koesteren natuurlijk en daarom zijn we
zo blij met deze geweldige locatie middenin de stad.’’
Plein
De Sint en zijn gevolg zullen vanaf half november hun onderkomen
vinden aan het Hof 10. Zonder slag of stoot is dat niet gegaan want er
bestond enige vrees voor schade aan het gebouw en het interieur, lees
de schilderijen, met honderden kinderen die door het pand zouden hup-
pelen. Met de bakermat van de vaderlandse geschiedenis moet je voor-
zichtig omspringen. Dat is prima gelukt, met wat kleine aanpassingen.
Blomert: ,,In het oude pand hadden we bijvoorbeeld een fitnessruimte
waar de kinderen kunstjes konden doen met de pieten, die hebben we
nu laten vervallen want er kan hier gewoon minder gerausd worden.”
Ook voor de statige en historische Statenzaal is een oplossing gevonden:
daar ontvangt de Sint zijn kleine gasten. ,,Een prachtige plek met de
nodige grandeur voor de bisschop. Bijkomend voordeel is dat de jonge
én de oudere bezoekers direct wat rustiger zijn door de aanwezigheid
van Sint Nicolaas,’’ zegt Baaij met een knipoog.
Overigens valt er nog genoeg te zien en te spelen voor het jonge volk:
bij binnenkomst is daar direct de postkamer, wie verder loopt door de
Debadkamerwaseenvandesfeervolingerichtekamersinhetvorige
Sinterklaashuis.(FotoEtienneBusink)
18 DiEP #12 / 2009
#12 / 2009 DiEP 19
Wie niet kan wachten tot zaterdag
14 november, als de goedheiligman
in Dordrecht voet aan wal zet, kan in
oktober al sinterklaassfeer opsnuiven
in het Museum Catharijneconvent
in Utrecht.
Van 2 oktober tot 3 januari 2010 wordt
daar de grote familietentoonstelling
Sint Nicolaas op bezoek gehouden.
Niet eerder was in Nederland zoveel
over de goedheiligman bij elkaar te zien.
Er zijn schilderijen, foto’s, beelden,
snoepgoed en gedichten over de viering
van Sint Nicolaas en de geschiedenis
van deze beroemde bisschop.
Rondom de tentoonstelling zijn allerlei
activiteiten georganiseerd, zoals work-
shops, een fotowedstrijd, het langste
gedicht van Nederland en digitaal
schoentje zetten. Meer informatie op
www.sintnicolaasopbezoek.nl
eeuwenoude gewelven komt bij de bakkerij en de schatkamer. Er is ook
een zitruimte waar je wat kunt eten of drinken. Een kleine tentoonstelling
met oude sinterklaasfoto’s laat de traditie nog eens extra herleven.
Ook de ontvangstzaal en de slaapvertrekken van de Sint zijn te bekijken.
J. de Jonge, voorzitter van de Stichting Het Sinterklaashuis, noemt de
nieuwe plek van Sint Nicolaas ‘een grote verantwoordelijkheid’.
,,Wij zijn natuurlijk erg blij met deze schitterende locatie in ’t Hof, het
is een buitengewoon geschikte plek voor het sinterklaasfeest, maar het
heeft wel wat beperkingen. Zo zijn er trappen in het nieuwe huis, waar
kinderen graag vanaf springen, dat kan echter niet op deze plek.
We zullen het zo moeten inrichten dat dat niet meer mogelijk is.’’
De Jonge is vanaf het begin betrokken geweest bij het Sinterklaashuis,
niet in de laatste plaats omdat hij zich al acht jaar lang vanaf half
november in de bekende tabberd hijst. Dit jaar laat hij die eer aan zijn
opvolger maar hij blijft onverminderd enthousiast over ‘zijn’ huis.
,,Toen we begonnen, kostte het moeite om een ruimte en sponsors te
vinden maar dat is nu precies andersom, de sponsors staan bijna in
de rij.’’ Sinds vorig jaar worden alle ruimten ingericht door het bedrijf
Etanova, winkel-en etalagestylisten, met steun van de Dordtse winke-
liers. Het Da Vinci College levert de grote aantallen pieten die nodig
zijn om het evenement draaiende te houden. Het Sinterklaashuis zal
handig gebruikmaken van het grote Hofplein dat voor de deur ligt.
Baaij: ,,Dit plein wordt natuurlijk onderdeel van de attractie, de pieten
zullen er de kinderen vermaken. Door de grote populariteit van het
Sinterklaashuis staan er soms lange wachtrijen. Dat zal echt niet
veranderen want we willen ook de tijd nemen voor ieder kind dat
binnenkomt, je moet een bezoek aan Sint Nicolaas niet willen afraffelen.
Daarom zullen we door spelletjes en acrobatiek nog meer aandacht
besteden aan de wachtende mensen.’’ Volgens Baaij en Blomert zitten er
nog veel meer voordelen aan de verhuizing, vooral voor het Hofkwartier
dat over een tijdje Erfgoedcentrum DiEP moet gaan huisvesten.
,,De aanwezigheid van het Sinterklaashuis, drie weken per jaar, is ook
een mooie promotie voor het Hof en voor de stad. Mensen maken kennis
met de binnenstad en kunnen zo besluiten om op een rustiger moment
nog eens terug te keren naar Dordrecht,’’ zegt Baaij. Beiden vinden het
Sinterklaashuis een echt Dordts evenement.
Blomert: ,,Er wordt door een groep vrijwilligers dag en nacht aan
gewerkt. Zij maken met z’n allen het Sinterklaashuis. Daarmee is het
echt iets van de Dordtenaren zelf. Door hun enthousiasme en door
de geweldige inrichting en sfeer is het waarschijnlijk ook zo’n enorm
succes. En, niet onbelangrijk, in Dordrecht houden wij vast aan het
principe: een bezoek aan Sinterklaas is helemaal gratis.’’
OpzesjarigeleeftijdmochtLiesJonkersin1954albijSinterklaasop
bezoekinV&D.(FotoCollectieJonkers)
Aandachtvooriederkind.
#12 / 2009 DiEP 19
Sinterklaas op bezoek
20 DiEP #12 / 2009
#12 / 2009 DiEP 21DeschrijfsterTopNaeffinhaarwerkkameraandeJohandeWittstraat33.(Fotouitparticulierecollectie)
22 DiEP #12 / 2009
VanbuitengebiedtotstadswijkVeelisbewaardgebleveninhuizenindenegentiende-eeuwseschilvanDordrecht
er grote buitenplaatsen te
bouwen. Voorbeelden hiervan
zijn buitenplaats Rozen Hof en
landgoed Noordhove.
Aantrekkelijk woongebied
In het laatste kwart van de 19e
eeuw verruilen steeds meer
rijke stadsbewoners de
benauwde binnenstad voor een
pand in de groene en ruime
schil. Langs de hoofdstraten
bouwt de elite statige villa’s
met grote tuinen in Engelse
landschapsstijl. Dit is bijvoorbeeld
nog te zien in het gebied rond de Van
Hoogstratensingel waar fraaie panden
staan aan de rand van het in 1885
geopende park Merwestein (het park
ligt op het terrein van het voormalige
landgoed Merwestein). Ook wordt er
een groot aantal herenhuizen in
lintbebouwing gebouwd. Cruciaal
voor de ontwikkeling van de schil zijn
de aanleg van de spoorlijn en de bouw
van het station (1872), waardoor het
stationsgebied tot ontwikkeling komt.
De Stationsweg en de Johan de
Wittstraat worden aangelegd als
nieuwe verbindingen met de stad en
de Burgemeester de Raadtsingel krijgt
gestalte. Ook langs deze groene lanen
verrijzen fraaie villa’s en herenhuizen,
met Hotel Ponsen op de hoek van de
Stationsweg als fraaie poort naar de
stad. In dezelfde tijd wordt het
Beverwijcksplein aangelegd, met
aangrenzend een nieuw gemeente-
ziekenhuis en het gymnasium.
Eromheen verrijzen woningen.
Buitenplaats
Ook een groot gedeelte van de
buitenplaatsen ondergaat een
transformatie. Een voorbeeld is
buitenplaats Rozenhof (dat in 1893
is gebouwd op de plaats van het oude
Rozen Hof), gelegen bij de spoor-
brug. Vanaf 1898 maakt de bijbeho-
rende tuin plaats voor herenhuizen
in hoefijzervorm rond de villa.
Het gebouw is dan in handen van de
Levensverzekering Maatschappij
‘Dordrecht’. Ook het landgoed van
het aangrenzende Bellevue wordt
bebouwd. De naam Bellevuestraat
herinnert hier nog aan. In dezelfde
tijd verandert eveneens landgoed Villa
Maria ingrijpend van karakter.
Toen het bureau Monumentenzorg van de gemeente Dordrecht alle panden in de negentiende-eeuwse schil liet onderzoeken op hun monumentale en cultuurhistorische waarde, bleek dat er een schat aan authentieke elementen bewaard was gebleven. En dat niet alleen aan de buitenzijde, maar ook in het interieur. Dit najaar worden dan ook ruim 180 nieuwe gemeentelijke monumenten aangewezen. Maar dat is niet alles; in een tentoonstelling en een publicatie worden twaalf monumentale panden in dit gebied in het zonnetje gezet.
De negentiende-eeuwse schil is de
eerste stadsuitbreiding van Dordrecht
en ligt als een halve maan om de oude
binnenstad. Het gebied strekt zich uit
van het Wilgenbos in het westen tot
de omgeving van de Lijnbaan in het
noordoosten en bestrijkt de stad
tussen de Spuihaven, het spoor,
de Toulonselaan en de Oranjelaan.
In de 18e eeuw is de schil nog
landelijk en groen. Blekerijen,
tuinderijen, kwekerijen en weide-
grond wisselen elkaar af en ertussen
liggen waterlopen. Er ontwikkelt zich
een patroon van lanen en dwars-
straten met als centrale as de Tweede
Singel, nu de Singel genoemd.
De omgeving is dan nog vrijwel
onbebouwd met uitzondering van een
aantal industriemolens, waarvan
molen Kyck over den Dyck het enige
overgebleven exemplaar is. Rond 1800
kopen wel al enkele rijke stadsbewoners
de eerste tuinen en blekerijen op om
IrisKnapen
Dordrechtomstreeks1742.
StationswegenJohandeWittstraatmetvilla’s
enHotelPonsen.
HetGemeenteziekenhuisaanhetBeverwijcksplein.
#12 / 2009 DiEP 23
Rond 1900. Van buitenplaats tot
binnenshuis. In een tentoonstelling
en een publicatie besteedt Erfgoed-
centrum DiEP aandacht aan de geschie-
denis van de negentiende-eeuwse schil.
‘Rond 1900. Van buitenplaats tot
binnenshuis’ schetst op een levendige
en aantrekkelijke wijze de ontwikke-
lingen in het gebied en brengt vroegere
en huidige bewoners in beeld. Hoe
woonde bijvoorbeeld Top Naeff en hoe
ziet een huis dat in 1927 is ingericht en
sindsdien nauwelijks is gewijzigd eruit?
Daarbij neemt een keur aan historisch
beeldmateriaal de beschouwer mee naar
vroeger en laten talrijke nieuwe foto’s
zien hoe de panden worden gekoesterd
door de huidige bewoners. ‘Rond 1900’
zet de deur open van 12 monumenten in
de schil en neemt je mee op een reis
door de tijd. Dit alles in een eigentijds
vormgegeven presentatie met karakte-
ristieke voorwerpen en een speciaal
vervaardigde animatiefilm.
Rond 1900. Van buitenplaats tot binnenshuis
• 11 september 2009 t/m 3 januari 2010 • Het Hof,
Hof 12, Dordrecht • di t/m zo 13-17 uur • toegang
gratis • groepen reserveren via 078 - 639 85 50
• Rijk geïllustreerde publicatie € 7,50
• www.erfgoedcentrumdiep.nl
DeRozenhofmetbebouwing.
Terugnaargrootmoederstijdanno2009.(FotoLookingUpFotografie) Route ‘Rond 1900 - Open Monumenten-
dagen 2009’. In het kader van de
tentoonstelling is voor de Open
Monumentendagen 2009 een speciale
route ‘Rond 1900’ uitgezet. Deze is
opgenomen in het programmaboekje.
De route start in de tentoonstelling en
eindigt bij de Rozenhof. Op zaterdag
12 september worden de deuren van drie
panden uit de tentoonstelling letterlijk
open gezet: Johan de Wittstraat 33,
Singel 97 en Rozenhof 33. Medewerkers
van monumentenzorg ontvangen u daar
van 10.00 tot 17.00 uur en lichten de
panden toe. De openingstijden van de
overige panden op de route staan in het
programmaboekje.
Ook hier komt bebouwing. Dit zijn de
huidige Adriaan van Bleijenburgstraat,
Koningin Wilhelminastraat en de Cornelis
van Beverenstraat en het aangrenzende
gedeelte van de Blekersdijk en de Nicolaas
Maessingel.
Rond 1910 is vrijwel de gehele schil
bebouwd. Als laatsten zijn de omgeving
van Park Merwestein en het landgoed
Noordhove aan de beurt. De HBS - nu
het Johan de Witt-gymnasium - en de
bebouwing tussen het Oranjepark en
de Toulonselaan worden opgeleverd, de
Oranjelaan wordt aangelegd en aan de
Vrieseweg wordt een aantal villa’s gebouwd.
Rond 1920 verandert het terrein van Villa
Noordhove in een wijk met vrijstaande en
twee-onder-een-kapwoningen. In 1930 is
de schil ten slotte helemaal volgebouwd.
Het overgrote deel van het groen is dan
veranderd in steen.
Verdwenen hofjes
Tegenwoordig wordt de schil - en dan
vooral de omgeving van de Singel -
voornamelijk geassocieerd met sfeervolle
herenhuizen en villa’s. Echter rond 1900
wordt een belangrijk deel van het gebied
ingevuld met arbeiderswoningen voor het
grote aantal arbeiders dat werkt in de
industrie rond het Wilgenbos en de
Lijnbaan of in de talrijke nijverheids-
bedrijven. Langs diverse paden als het
Geldelozepad en het Kasperspad worden
eenvoudige arbeidersbuurten gebouwd.
Eerst alleen ten oosten van de Spuiweg,
later ook elders in de schil. De woningen
liggen vaak rond een hofje en zijn van
matige kwaliteit. De meeste daarvan zijn
inmiddels afgebroken. Enkele sprekende
voorbeelden zijn nog bewaard, denk aan de
Hof de Vereeniging (1864) en de Hallincq-
hof, met kopwoningen uit 1902).
24 DiEP #12 / 2009
Op verzoek van DiEP heeft het Drents
Archief, dat de databank beheert, de
persoons- en plaatsnamen gefilterd van
inwoners van Dordrecht en omliggende
gemeenten. Dit leverde een lijst op met
negentig namen, van mensen verspreid
over de hele Drechtstedelijke regio.
Verschrikt
Een bizar onderdeel van het digitale
archief zijn de pasfoto’s van de gedeti-
neerde paupers. De allereerste dateren
van 1896. Van deze foto’s en hun vinger-
afdrukken werden ‘signalementkaarten’
gemaakt, waarop verder staat voor welk
misdrijf de persoon wáár is veroordeeld.
Al deze 5600 kaarten zijn op internet
gezet. Dit heeft als merkwaardig gevolg
dat Dordtse, Papendrechtse of bijvoor-
beeld Sliedrechtse verwanten hun crimi-
nele voorouders na ruim honderd jaar
alsnog haarscherp in de ogen kunnen
kijken. De foto’s zijn naargeestig.
Dordtse paupers in een Drents archief
GertvanEngelen
De eerste tientallen namen zijn
openbaar gemaakt van inwoners
van de Drechtstreek die in de
19e eeuw naar de armenkolonies
in Drenthe zijn gestuurd.
Hun gegevens, soms compleet
met meedogenloze pasfoto’s,
staan in een databank die vorig
jaar online is gegaan:
www.drenlias.nl.
Tot nog toe zijn zo’n 80.000
persoonsregisters beschikbaar
gekomen. In de heropvoedings-
kolonies kwamen niet alleen
veroordeelde landlopers,
criminelen en bedelaars terecht,
ook geselecteerde, armlastige
gezinnen en wezen.
De hoofden en ruggen van de paupers
worden recht gehouden door een duide-
lijk zichtbare stang en hun blikken zijn
soms onaangenaam: ze staren verschrikt
of vreugdeloos in de camera. Slechts
een enkeling glimlacht onbevreesd.
De mannen (vrouwen ontbreken volle-
dig) zijn zowel van opzij en van voren
gefotografeerd en op hun sjofele kleding
is een nummer bevestigd. Ook allerlei
fysieke kenmerken staan op de kaart
genoteerd, zowel de vorm van hun oren,
schouderbreedte, eventuele baardgroei
en littekens.
Geschiedenis
Met de ingebruikname van de unieke
databank is volgens het Drents Archief
‘voor het grote publiek een belangrijk
deel van de Nederlandse geschiedenis
ontsloten’. Hoe belangwekkend dit
geschiedverhaal eigenlijk is, blijkt uit
demografische berekeningen van het
ArbeiderPietervanNoort,geboreninZwijndrechtop12augustus1838,wasveroordeeldwegenslandloperijenbedelarijenwerdop14juli1896naarDrenthegezonden.
Bestseller van Suzanna Jansen bespoedigt openbaarmaking van tienduizenden
persoonskaarten, compleet met pasfoto’s, uit de 19e eeuw
#12 / 2009 DiEP 25
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS):
ruim één miljoen Nederlanders stamt,
zonder dat te weten, af van de Drentse
koloniepaupers. Onder hen bevinden
zich tal van prominenten, zoals Ruud
Lubbers, Geert Mak, Jeltje van
Nieuwenhoven, Thea Beckmann, Anton
Pieck, Bert Haanstra en Alexander
Pechthold. Deze laatste heeft het archief
destijds mogen openen. De oorsprong
van de Drentse armenkolonies ligt in de
Maatschappij van Weldadigheid, die op
1 april 1818 werd opgericht, ‘met als
doel armlastige Nederlanders door boe-
renarbeid te verheffen’. Hiertoe werden
twee soorten kolonies gebouwd, vrije
kolonies voor armlastige gezinnen, en
dwangkolonies voor de opvang van
weeskinderen, landlopers, daklozen en
bedelaars. Op het landgoed Wester-
beeksloot, in de gemeente Vledder,
stichtte de Maatschappij nog in hetzelfde
jaar de eerste vrije kolonie Frederiks-
oord, later gevolgd door Willemsoord
en Wilhelminaoord. Hier werden in
meerdere hoeves de arbeidersgezinnen
geplaatst, die in hun eigen stad of dorp
‘onderstand hadden genoten’, en door
een lokale commissie waren geselec-
teerd om ‘opgezonden’ te worden naar
Drenthe. De beslissing om opzending te
aanvaarden, lag bij het gezin zelf, er gold
vrijwilligheid. Maar eenmaal in de geïso-
leerde armenkolonie aangekomen,
‘was de weg terug niet eenvoudig’,
meldt het Drents Archief. Elk gezin had
meteen een beginschuld, voor kleding
en huisraad, die met de opbrengst van
hun hoeve en landarbeid moest worden
afbetaald. ‘Vertrok iemand voortijdig,
dan werd gesproken van desertie.’
Aanvankelijk moest iedereen turf steken,
later het land bewerken. In feite werden
ze gedwongen heropgevoed.
Gestichten
De vrije koloniën werden kort erna
aangevuld met onvrije koloniën. Daar
bracht de Maatschappij weeskinderen,
bedelaars en landlopers onder. Bij hen
was sprake van dwang: ze moesten er
een nieuw bestaan opbouwen als land-
arbeider. Met de Nederlandse overheid
was hiervoor een contract afgesloten.
Voor de paupers verrezen in de buurt-
schap Veenhuizen, gemeente Norg, drie
gestichten, kortweg Veenhuizen I, II en III
genaamd. Ook in de vesting Ommer-
schans, eerst nog een poosje bedoeld
voor zich misdragende kolonisten,
werden naderhand bedelaars gehuis-
vest. Weeskinderen hadden geen keuze:
zij werden onder dwang vanuit heel
Nederland naar Veenhuizen gestuurd.
Landlopers en bedelaars hadden
de keuze om zich vrijwillig te laten
opnemen in één van de gestichten.
Maar meestal verkozen zij, met een
strenge winter op komst, een tijdelijk
verblijf in Veenhuizen boven een leven
in de buitenlucht. Aan hun opzending
ging vaak veroordeling vooraf. Land-
loperij en bedelarij waren in de 19e
eeuw strafbaar en ‘bij de minste of
geringste aanleiding vond veroordeling
plaats’. In Drenthe werkten zij op het
land, ‘om weer in het gareel te komen’.
In 1859 zat de Maatschappij financieel
aan de grond. Het ministerie van
Binnenlandse Zaken nam de gestichten
Veenhuizen I t/m III en de Ommerschans
over. In 1875 werden dit officieel
Rijkswerkinrichtingen, nu onder beheer
van het ministerie van Justitie. Het deels
vrijwillige karakter verdween, evenals
de vrouwen. Die werden overgeplaatst.
Vanaf de Eerste Wereldoorlog kreeg
‘Veenhuizen’ langzamerhand de status
van gevangenis. Ook veroordeelden met
andere vergrijpen, zoals smokkelaars en
vluchtelingen, kwamen er voortaan
terecht. ‘Veenhuizen’ werd een berucht
begrip in Nederland.
Boek
In de databank is nu simpel op te zoeken
wie tussen 1818 en 1921 in de heropvoe-
dingskolonies hebben vertoefd. Op de
genealogische site DrenLias hoeft
slechts een bepaalde naam te worden
ingetikt en meteen is te controleren of
een verre voorouder ooit in ‘Drenthe’
heeft gezeten. De openbaarmaking van
dit archief is enigszins bespoedigd door
de publicatie van het aangrijpende boek
Het pauperparadijs, waarin de journaliste
Suzanna Jansen drie generaties van
haar voorouders in de armenkolonie
Veenhuizen volgt. Vincent Stedema,
medewerker informatisering van het
Drents Archief, vertelt dat de databank
nog verre van compleet is. Tot nog toe
zijn 80.000 namen online gegaan, die
stuk voor stuk zijn ingevoerd door vrij-
willigers. ,,Maar er is nog vierhonderd
meter archief te gaan”, voegt hij enigs-
zins zuchtend toe. Een volledig inzicht in
alle arme sloebers die in de 19e en 20e
eeuw naar Drenthe zijn opgezonden,
wordt pas mogelijk als de inschrijvings-
registers zijn verwerkt. Dat gebeurt
waarschijnlijk in de loop van dit jaar.
In het ‘Drechtstedenoverzicht’ dat
Stedema speciaal voor DiEP samenstelde,
valt op dat Dordrecht de hoofdmoot
vormt van de paupers en veroordeelde
landlopers die in Veenhuizen terecht-
kwamen.
De regio is met veel minder personen
vertegenwoordigd. ’s-Gravendeel hele-
maal niet. Maar Stedema maant dat daar
niet al te gewichtige conclusies aan
verbonden mogen worden. ,,Het zou
best kunnen”, oppert hij ,,dat mensen
met Dordrecht als herkomstplaats tóch
uit de regio afkomstig waren. Je moet
de herkomstplaats dus ook meer zien als
de gemeente waarvandaan men werd
opgezonden en niet als de geboorte-
plaats. ”Anderzijds moet overwogen
worden dat de problemen met arme
mensen in de steden natuurlijk groter
waren dan in de kleine plaatsen.”
En daarnaast had Dordrecht een vrij
actief bestuur van de lokale afdeling
van de Maatschappij. ,,Vandaar dat er
naar verhouding zoveel Dordtenaren in
het bestand voorkomen.”
ArieDubbeldamkwamuitHardinxveld,waarhijisgeborenop
8april1865.DezeongehuwdehoepelmakerwerdinDordrecht
betraptoplandloperijenmoestzijnstrafvanaf6maart1901
inDrentheuitzitten.
26 DiEP #12 / 2009
Het op deze manier in historische kaart
brengen van een project of locatie, is
eigenlijk een geheugensteun die ingezet kan
worden bij toekomstige stadsontwikkelin-
gen. Het is daarvoor de basis. In de praktijk
is vaak gebleken dat het niet respecteren van
oude, historisch gegroeide structuren leidt
tot vervreemding van de omgeving. Een
voorbeeld in Dordrecht is het wijzigen van
de loop van de Tolbrugstraat Waterzijde.
Samen met de Landzijde is het één van de
oudste zijwegen van de binnenstad van
Dordrecht en bovendien de enige straat die
nog steeds aan beide zijden - water en land
- dezelfde naam heeft. De Waterzijde is zijn
oorspronkelijke functie, loop en karakter
bijna helemaal verloren en staat nu bijna in
contrast tot de Landzijde.
Boven is niet altijd het noorden
Het eerste dat opvalt bij het maken van een
chronologisch kaartoverzicht, is dat de
bovenkant van een kaart niet per definitie
het geografische noorden is. Voor de
historische kaarten van Dordrecht is dit
echter zelden een probleem: de historische
binnenstad wordt sinds 1271 als het ware
omarmd door de stadsgracht of Spuihaven
en is nog altijd direct herkenbaar.
De Onze Lieve Vrouwe of Grote Kerk aan de
westzijde van stad en gelegen aan de Oude
Haven, is natuurlijk het meest markante
gebouw. Net als de Oude Haven
(Voorstraatshaven/Wijnhaven) staat de kerk
altijd op kaarten aangegeven. Haven, kerk
en gracht zijn nog altijd de belangrijkste
referentiepunten voor de binnenstad.
Maar zo duidelijk herkenbaar als de kaarten
voor de binnenstad zijn, zo anders ligt dat
voor het grote buitengebied van Dordrecht,
dat wil zeggen voor het gebied buiten de
stadsgracht/Spuihaven. De waarschijnlijk
oudste afbeelding van Dordrecht als stad
samen met het achterliggende buitengebied
van de Groote Waard, is te vinden op de
panelen van een altaarstuk waarop de St.
Elisabethsvloed is afgebeeld. Dit altaarstuk
is tussen 1470 en 1490 gemaakt en stond tot
Dordrecht op de kaartGeheugensteun bij stadsontwikkeling
Het team archeologie van
de gemeente Dordrecht
heeft door de jaren heen
een aardige digitale
collectie van historische
kaarten van Dordrecht
verzameld. Deze digitale
kaarten worden, voordat
het archeologisch onder-
zoek begint, eenvoudig-
weg naast elkaar gelegd
zodat er snel een globaal
beeld kan worden gegeven
van de ontwikkeling van
een bepaalde locatie.
OntwikkelingvanhetEilandvanDordrechtvanaf1558.
HetSt.Elisabethsaltaar(1470-1490)meteenprachtigeweergave
vandestadDordrechtendeGroteWaardophetmomentdathet
zeewaterbijWieldrechtbinnendringtenhetlandonderwaterzet.
Eengrootaantaldorpenwordthierdoorhuizenenkerkenaangeduid
enzelfsmetnamegenoemd.Eriseenaantalnunogaanwezigerefe-
rentiepuntentezien:deMerwedelinksenhethuidigeHollandsDiep
rechts,deOLVofGroteKerkvanDordrecht,hetHuisteMerwede,
destadGorinchemlinksendestadGeertruidenbergmiddenboven.
JacquelineHoevenberg,senior-archeolooggemeenteDordrecht
#12 / 2009 DiEP 27
1572 in de Grote Kerk van Dordrecht.
Officieel is het geen kaart maar een
schilderij van de gehele Groote Waard
in vogelvluchtperspectief.
Een knap meesterwerk van de schilder,
maar het geeft een zwaar vertekend beeld.
Onderlinge afstanden kloppen niet en zijn
niet af te leiden. Maar dat is dan ook niet
de opdracht aan de schilder geweest.
Opdrachtgever en uitvoerder
De afbeelding op het altaarstuk maakt
meteen duidelijk dat je eigenlijk van elke
kaart of afbeelding moet weten welke
opdracht eraan ten grondslag ligt of wie
de opdrachtgever was. Het maakt een
groot verschil of je een kaart maakt uit
het oogpunt van bijvoorbeeld defensie,
inpolderingen, grondbezit, heerlijke
rechten of geschiedenis. Bij de ene kaart
draait alles om exacte metingen en worden
‘gezworen’ landmeters ingezet en bij andere
gaat het alleen om een sfeerbeeld en wordt
een kunstenaar gevraagd.
En hiermee kom je op een ander belangrijk
aspect: hoe betrouwbaar is de maker van
de kaart en daarmee de kaart zelf? En heeft
hij de opmetingen zelf uitgevoerd of heeft
hij een kaart van een ander gekopieerd?
Een landmeter scoort als kaartmaker
uiteraard het hoogst, zeker als hij op zijn
kaarten naast zijn eigen naam en het jaar
van de metingen, ook de noordpijl en de
gebruikte lengtematen vermeldt, in beeld
brengt en beschrijft wat hij ingemeten heeft.
De Groote Waard vóór 1421
De oudste en enige(?) kaart van de Groote
Waard is een schetskaart uit 1357 waarop
de loop van de vroegere Oude Maas staat
aangegeven en een aantal plaatsen wordt
genoemd, waaronder Dordrecht.
Schetskaart zegt genoeg: het toont plaatsen
ten opzichte van de rivier, maar onderlinge
afstanden zijn niet aangegeven. Voor het
lokaliseren van de in 1421 verdronken
dorpen in de Groote Waard is de kaart niet
bruikbaar. De eerste betrouwbare kaarten
van de hand van landmeters verschijnen pas
in de 16e eeuw en laten dan vooral water-
NadeSintElisabethsvloedvan1421komentochalweervrij
sneldelenvanhetachterlandbovenwater.Deeerstedelen
liggendirecttenzuidenvanenlangsderivierdeMerwede.
Hetbetrefthierrestantenvandeouderivierdijk.
Opeenkaartuithetbeginvande16eeeuwstaatbijdit
gebiednogweldenaamHouweningenmaaralgauw
daarnastaatopdekaarteninhetgebiedenbovenophet
dijkrestanteenboomaangegevenmetdetekst‘Peerboom’
endirecttennoordendaarvan(hetnoordenligthieraan
deonderkantvandekaart!)staat(nogsteeds?)eengebouw
ofhuis.Hierligtdehuidigepolder‘Ruigtenbezuidenden
Perenboom’enhetin1421verdronkendorpHouweningen.
Desepasserbegrijpt150Suijthollantscheroeden,1624.
Deroedewaszoweleenoppervlaktealseenlengtemaat,dievan
plaatstotplaatseenverschillendemaathadvariërendvan7tot
20voet.AlslengtemaatwasdeRijnlandseroedemeteenlengte
van12voeten3,767mhetmeestgebruikelijk.
Zeeruitgebreidewindroosmetnoordpijl.(kaartuit1624) Detailvaneenkopiekaartuit1703vanlandmeterMatthijsvan
Nispen.Hetgaathieromeenkaartvan‘…alledelandeninden
poldervanWieldrecht’.Zoalshijhierkeurigvermeldisdekopie
gebaseerdopkaartenenmetingenuit1660en1671:datwil
zeggendatdeeerstelandmetingenbinneneenjaarnainpoldering
in1659uitgevoerdzijn.
De pereboom - een in het oogspringend kaartdetail
28 DiEP #12 / 2009
vlaktes zien: de Groote Waard is veranderd
in het Bergsche Veld (later de Biesbosch),
zonder duidelijke referentiepunten.
Vaste punten
Met Google Earth heeft elke internetter de
beschikking gekregen over een geweldig
instrument waarmee je elke willekeurige
kaart kunt projecteren op een recente
luchtfoto.
Door gebruik te maken van vaste referentie-
punten is het over elkaar plaatsen vrij
simpel uit te voeren.
Zodra je dit doet, merk je dat er altijd enige
onnauwkeurigheid blijft, vooral als je
weinig referentiepunten hebt. Voor kaarten
van het buitengebied van Dordrecht is er
een probleem tot 1603. Zodra in dat jaar de
eerste polder - het Oude Land van Dubbel-
dam - gerealiseerd is, heeft het buiten-
gebied weer referentiepunten gekregen
aangezien de dijkstructuur in grote lijnen
tot nu toe behouden is gebleven.
19e eeuwse minuutplans
Met name voor de historische binnenstad
en in iets mindere mate voor het buiten-
gebied zijn de minuutplans van 1832 van
zeer groot belang. De minuutplans bestaan
uit een kadastrale kaart die is voorzien van
zogenoemde ‘oorspronkelijke aanwijzende
tafels’ (OAT).
Samen geven zij per perceel gedetailleerde
informatie over bijvoorbeeld omvang en
functies van gebouwen en terreinen en
de eigenaars en gebruikers daarvan.
De bebouwing in de stad staat op de plans
exact aangegeven. Minuutplans en OAT’s
van heel Nederland zijn te bekijken via de
website van WatWasWaar.1
Voor het buitengebied zijn de minuutplans
vooral van belang omdat zij het polderland-
schap laten zien vóórdat de industriële
revolutie zijn sporen trekt én de omvang-
rijke 20-eeuwse stadsuitbreidingen
en industrie- en bedrijventerreinen de
polders opvullen.
Archeologische verwachtingskaart
De nieuwste kaart waarover het team
archeologie beschikt, is de archeologische
verwachtingskaart van Dordrecht.
En juist deze kaart brengt op basis van
de huidige stand van onderzoek zo exact
mogelijk het landschap van de Groote
Waard in beeld zoals dat eruit zag vóór
1421. Het is een dynamische (digitale) kaart
waarin de gegevens van elk nieuw archeo-
logisch onderzoek verwerkt zullen worden.
Het doel van het archeologische onderzoek
is de (re)constructie van het laatmiddel-
eeuwse landschap van de Groote Waard
met de daarin liggende rivieren en stroom-
pjes, ambachten en heerlijkheden, dorpen
en parochies.
Kaartenschat
Het scala aan kaarten van Dordrecht en
haar buitengebied is groot. Je mag rustig
spreken van een kaartenschat.
Naast Erfgoedcentrum DiEP bewaart en
beheert onder andere de Koninklijke
Bibliotheek deze omvangrijke en belang-
rijke schat.
De kaarten van de KB zijn sinds kort online
te bekijken, waarbij je tot de kleinste details
kunt inzoomen.
Het ‘spelen’ met historische kaarten is elke
keer weer een feest. Het zorgt ervoor dat je
stad en land door de eeuwen heen en tot in
details in beeld krijgt en dat je je leef- en
woonomgeving veel bewuster ervaart.
De Nederlandse dichter Willem Bilderdijk
schreef het al: ‘In het verleden ligt het
heden, in het nu wat worden zal’.
DetailuitdearcheologischeverwachtingskaartvanDordrechtmet
inpaarsdeloopvanderivierdeDubbel(lageverwachting),rood-
gestippelddeoeverzonesvanderivier(hogeverwachting),rood
omlijndhetarcheologischeterreinvanhetverdronkendorpdat
sinds2006wordtopgegravenophetGezondheidspark.Rodedrie-
hoekengevenarcheologischevindplaatsenaan.Hetgroenegebied
bestaatuiteenkomklei-op-veengebied(middelhogeverwachting).
Deprojectievanhetminuutplan1832opdeluchtfotovan
2007(GoogleEarth):linksmiddenhetSchefferspleinende
Voorstraatshaven-Wijnhaven,helemaalinhetmiddenhetplan-
gebiedVoorstraat244(vroegerBervoetsofMontiMeubel),rechts
deNieuwstraatenrechtsindehoekdeoorspronkelijkeSteenstraat.
DehuidigeSteenstraatlooptnueenstuknoordelijker.Verderis
goedteziendatdeperceleringdirectlangsdehavennauwelijks
veranderdis,ditistenzuidenvandeVoorstraatduidelijkanders.
1 www.watwaswaar.nl
#12 / 2009 DiEP 29
vARIA REGIO
van Leeuwen buizen in verhalenproject
West-Thraciërs in Alblasserdam
In het najaar wordt opnieuw een voor-
stelling van het regionale verhalen-
project Drechtsteden opgevoerd.
Op 7 november is in het bedrijf van
Van Leeuwen Buizen in Zwijndrecht
een theaterstuk over deze 85 jaar oude
familie-onderneming te zien. Voor het
verhalenproject Drechtsteden worden
verhalen verzameld en vastgelegd over
de na-oorlogse periode van industri-
alisering en migratie in de zes Drecht-
gemeenten: Alblasserdam, Dordrecht,
Hendrik-Ido-Ambacht, Sliedrecht,
Papendrecht en Zwijndrecht.
Deze verhalen worden verwerkt in een
theatervoorstelling en indien mogelijk,
op locatie opgevoerd.
Eerder al waren er de theaterstukken
van de Dordtse Sloten- en Brand-
kastenfabriek Lips, de Nederlandsche
Kabelfabriek Alblasserdam en van de
Ambachtse Scheepswerf Jonger en
Stans ‘Door schepen gegrepen’.
Als rode draad door de zes verschillende
voorstellingen loopt het thema ‘naoor-
logse industrialisering’. De komende
maanden worden oud-werknemers
van Van Leeuwen Buizen geïnterviewd
waarna regisseur Peter Marijnissen de
tekst schrijft voor de theatervoorstelling.
In de jaren 60 van de vorige eeuw kwamen de eerste West-Thracische gastarbeiders
naar Nederland. Deze bevolkingsgroep, Grieken met een Turkse achtergrond,
vestigde zich destijds voornamelijk in Alblasserdam waar ze bij de Nederlandse
Kabelfabrieken ging werken.
Op initiatief van de West-Thracische Vereniging wordt in samenwerking met
Erfgoedcentrum DiEP de komende maanden gewerkt aan een dvd en een boek over
het leven en de achtergrond van deze gastarbeiders. Het boek wordt geschreven
door Emine Osmanoglou, de vertaling naar het Turks wordt door Elvan Battalo lu
gedaan en historicus Kees Klok beschrijft de geschiedenis.
De presentatie is in februari 2010 in Landvast in Alblasserdam.
EenvandeopslagterreinenvandefirmaVanLeeuwen,genoemdWelgelegennaardegelijknamigemolenwaarvanjedeafgedektestomp
opdeachtergrondziet.DiemolenstondtegenoverhetGroothoofd.(FotocollectieDiEPuitca.1935)
LandkaartGriekenlandmetinhetnoordoosten
West-Thracië.
FatmaTopgume.publieksmedewerkerErfgoedcentrumDIEP
30 DiEP #12 / 2009
ACHTER DE GEvEL vAN ‘T vISSERTjE AAN HET WANTIj, LOSWALWEG 2
Ooit werkte dit gemaal op stoom en regelde
het waterpeil in de gehele nieuwe stadspolder.
Na elektrificatie van de oorspronkelijke
pompinstallatie, is er nu nog slechts een
klein dompelpompje dat zorgt voor de
bemaling van het stukje polder dat buiten
de Wantijdijk ligt.
Rutger Polderman komt in 1999 in dienst
bij Tak architecten uit Delft. Dit bureau
heeft dan net de opdracht gekregen van de
Nederlandse Gemalenstichting om een
inventarisatie te maken van alle gemalen in
Nederland. Op deze wijze groeit Polderman,
gewezen industrieel ontwerper, uit tot dé
gemalenspecialist van Nederland. Van 1999
tot 2002 werkt hij aan de inventarisatie en
beschrijving van zo’n 1700 gemalen.
Hij selecteert representatieve voorbeelden
en maakt een overzicht naar typologische
hoofdsoorten, zoals poldergemaal of
boezemgemaal, naar de verschillende
Gemaaldeskundige Rutger Polderman deed in opdracht van de gemeente cultuurhistorisch onderzoek naar het bijzondere Dordtse gemaalcomplex ’t Vissertje aan het Wantij.
Loswalweg2vanafdeWantijdijkzijde
RutgerPolderman
#12 / 2009 DiEP 31
IrisKnapenACHTER DE GEvEL vAN ‘T vISSERTjE AAN HET WANTIj, LOSWALWEG 2 ConnyvanNes
Dehoutenkolenloods
GemaalruimtemetpompEMFDordrecht
Loopbrugmetkrooshekaandevoorzijde
Bewaaktenbewoond
Kapconstructie
Origineledeurklinkoppaneeldeurin
gemaalruimte
manieren waarop de gemalen het water
verplaatsen en geeft de spreiding over
Nederland aan. Alles wordt samengevat
in een boek en er wordt een digitale
database gemaakt.
Zonder enige moeite kan Polderman
daarom feiten en jaartallen aanhalen:
het eerste stoomgemaal dateert uit 1776,
dit was de eerste stoommachine in
Nederland en hij functioneerde nauwelijks.
Pas vanaf 1850 ontstaan er op grotere
schaal goed werkende stoomgemalen. De
stoomgemalen functioneerden vaak naast
de molens die ook dienden om het water
uit de polder op peil te houden. Van de
circa 1000 stoomgemalen, die er verspreid
over Nederland lagen, zijn er nog 9 over.
Vanaf 1913 wordt elektriciteit in plaats van
stroom de energiebron om de pompen in
werking te zetten. Veel stoomgemalen zijn
toen vervangen, maar ze werden ook wel
gewoon omgebouwd. Zoals het gemaal aan
de Loswal-weg. Het laatste stoomgemaal
werd in 1920 gemaakt.
Wat maakt het gemaalcomplex aan de
Loswalweg bijzonder? In opdracht van de
gemeente Dordrecht ontwierp architect J.A.
van der Kloes het gemaalgebouw. Hij was
ook de architect van de Dordtse watertoren.
Het is bijzonder dat de oude houten
kolenloods naast het complex bewaard is
gebleven. Van de nog aanwezige pomp-
installatie is maar één andere aanwezig in
Nederland, in een gelijke opstelling. Het
elektrische deel is van Dordtse makelij, de
EMF tekende hiervoor. Maar het complex
ligt natuurlijk ook prachtig in het land-
schap. Polderman, die inmiddels in
Rotterdam zijn eigen bureau heeft voor
restauratieadviezen, werkt op dit moment
samen met Daan van Rijn, een voormalig
gemalenbouwer, aan een grote publicatie
over de totale geschiedenis van de bemaling
van Nederland. Dat gebeurt in opdracht van
de Nederlandse Gemalen Stichting. In mei
2010 verschijnt het boek bij Uitgeverij
Verloren uit Hilversum.
Schoorsteenwoonkamer
32 DiEP #12 / 2009
Tweeënzeventig jaar is hij inmiddels, maar
zijn fascinatie - en inzet! - voor de vormen-
rijkdom van het Nederlandse landschap is
onverminderd groot. Wie zijn Nationaal
Landschapkundig Museum aan de Reeweg
Oost binnenstapt, merkt dat snel op.
Meteen bij de ingang liggen de nieuwste
gidsjes - geschreven door Visscher zelf - die
fietsers en wandelaars wijzen op zaken in
de stad of de polders waar zij anders
argeloos aan voorbij zouden gaan. En ook
de gemeente merkt dat Visscher al haar
plannen nog altijd op de voet volgt.
Zo is dit voorjaar de uitvoering van het
plan geschorst om de Louisa- en de
Cannemanspolder (tussen Sterrenburg en
bos De Elzen) in te richten als recreatiege-
bied, omdat de rechter het eens was met de
bezwaren die Visscher namens de Stichting
Nationaal Landschapskundig Museum
had ingediend. “Men wilde de Bovenkil
vergraven tot een dertien-in-een-dozijn-
kreek met glooiende oevers, terwijl de kil
als een van de weinige een kloofachtige
vorm heeft, compleet met oeverwallen.”
FraaielandschapselementenophetEilandvanDordrecht.Hierals
voorbeeldhetwielbijdeAlloysehoeve.Foto:PietBijl,Natuur-en
VogelwachtDordrecht.
‘Nieuwe Dordtse Biesbosch mag wel iets minder nat worden’
WimvanWijk
Wat is er mis met droge natuur?,
vraagt dr. H.A. Visscher van het
Landschapkundig Museum zich af.
Zijn kritiek op de plannen voor de
Nieuwe Dordtse Biesbosch is dat er
te veel nadruk ligt op het scheppen
van moerassen en waterpartijen.
Juist het deel van het eiland dat
binnenkort wordt omgevormd tot
recreatie- en natuurterrein - de
Louisapolder, de Zuidbuitenpolder
en de Alloijsenpolder - herbergt
volgens hem veel cultuurhistorische
en fysisch-geografische elementen
die het behoud meer dan waard zijn.
DeBovenkil.Foto:RonaldvanJeveren,Natuur-enVogelwachtDordrecht.
32 DiEP #12 / 2009
#12 / 2009 DiEP 33
De grond die vrijkwam bij het verbreden zou
gebruikt worden om een terrein op te hogen.
En ook dat kon geen genade vinden in de ogen
van Visscher. “Die verhoging was gedacht pal
naast de natuurlijke verhoging die in de vorm
van de stroomrug van de prehistorische Maas
door de Louisapolder loopt. Op die manier
doe je aan landschapsvervalsing.”
Nieuwe Dordtse Biesbosch
Dit voorbeeld brengt Visscher bij zijn hoofd-
kritiek op alle plannen die vallen onder de
noemer Nieuwe Dordtse Biesbosch. Deze
beogen om een brede strook aan weerszijden,
maar vooral de zuidzijde van de Zeedijk -
tussen Sterrenburg en de Kop van ’t Land - plus
de polders oostelijk en zuidelijk van de wijken
Stadspolders en De Hoven, om te toveren in
natuur- en recreatiegebied. “Die plannen
worden gemaakt door ecologen die alleen oog
hebben voor de levende natuur, maar weinig of
niets afweten van het landschappelijk erfgoed.
En daar is dit deel van het eiland juist zo rijk
aan.” Visscher somt op: de aardhaalzone (de
strook langs de binnenzijde van de Zeedijk
waar in vorige eeuwen de grond vandaan is
gehaald om de dijk te repareren of te ver-
zwaren), de wielen (plassen aan de binnenzijde
van de dijk die zijn ontstaan bij een doorbraak
en waar de nieuwe dijk vaak met een bocht
omheen is geleid), kreekrestanten, de heuvel
met dubbele omgrachting van het - verdwenen
- buiten Groot Raij (in de Bovenpolder, ter
hoogte van de Alloijsenhoeve), restanten van
oude omkadingen en de ‘kadet-akkertjes’
(lange, enigszins bolle grasperceeltjes met
greppels ertussen). “Als je zulke elementen in
je plan verwerkt, krijg je straks een landschap
met een verhaal; zoniet dan ontstaat er een
tekentafellandschap.”
Bos
De invloed van de ecologen is volgens Visscher
het duidelijkst terug te vinden in de detaillering
van wat de ‘natte as’ van de Nieuwe Dordtse
Biesbosch is gaan heten. “Door het gebied
is van oost naar west een strook gedacht
waardoorheen water uit de Nieuwe Merwede
moet gaan stromen richting bos De Elzen en de
Schenkeldijk. Tegen Sterrenbug aan ontstaat
daardoor een grote plas water, doordat die plek
het laagst gelegen deel van de polder is. Ik vind
dat geen goed idee. Door dit deel van het eiland
weer onder water te zetten, zet je de klok een
paar honderd jaar terug. De ecologen staren
zich blind op de prilste stadia van Biesbosch,
terwijl ik meer de nadruk wil leggen op de
#12 / 2009 DiEP 33
AardhaalzonelangsdeZeedijk.(FotoD.Paalman)
34 DiEP #12 / 2009
vorming van droge natuur, het eindstadium
van de processen die de Biesbosch hebben
gevormd. Dat past beter in een polder die al
weer 250 jaar geleden op de Biesbosch is
gewonnen. Bovendien spreekt bos meer
mensen aan. Die willen kunnen wandelen,
zeker zo dicht bij de stad.”
Jeugd
“Waar je in je jeugd mee in aanraking komt,
daar kun je van onder de indruk raken,”
geeft Visscher als verklaring voor de
oorsprong van zijn belangstelling voor
landschapsvormen. “Mijn ouders brachten
hun vakantie de eerste jaren na de oorlog
altijd in Nederland door. Het ene jaar
gingen we naar de Veluwe, het andere jaar
naar Drenthe, dan weer naar Limburg,
Brabant of de Utrechtse Heuvelrug. En dan
wees mijn vader me op de bijzondere dingen
in het landschap.”
Hij heeft het dus van niemand vreemd?
“Inderdaad, mijn vader was ook fysisch
geograaf. De eerste in Nederland kan ik wel
zeggen. Maar het is niet zo dat hij me heeft
gestimuleerd om in zijn voetsporen te
treden. Het verhaal gaat, dat ik al op mijn
vierde verdiept kon zijn in atlassen en
kaarten. Waarbij het natuurlijk wel hielp
dat die thuis voorhanden waren.
Overigens maakt mijn vaders collectie
kaarten en atlassen nu deel uit van het
museum.”
Hoe dan ook, het is niet verbazingwekkend
dat Visscher besloot fysische geografie te
gaan studeren, een studie die hij in 1963
afsloot met het behalen van zijn doctors-
titel. Hij werd leraar en al snel docent aan
de universiteit van Utrecht.
Ontgrondingen
In de jaren zestig ging het Nederlandse
platteland op de schop. De ruilverkaveling
maakte een einde aan de kleinschaligheid
en de diversiteit van het landschap.
“En dan waren er nog de ontgrondingen ten
behoeve van de winning van zand of mergel.
Denk aan het Plateau van Margraten of de
aantasting van de flanken van het Gooi bij
Eemnes.” Visscher realiseerde zich dat als
deze aantasting in dat tempo doorging,
hij zijn studenten al snel niets meer kon
laten zien van de sporen die bijvoorbeeld
de ijstijden hadden achtergelaten.
“Daarom ben ik bij het rijk gaan werken.
Dat was in 1968. Mijn taak bij het ministerie
van LNV werd het om op wetenschappelijk
niveau beleid voor te bereiden dat ervoor
moest zorgen dat het landschap niet zo
maar meer kon worden aangetast.”
Zijn eerste taak werd, zoals hij het zelf
noemt: “Inventariseren wat er nog te
bederven over was, het landschappelijk
erfgoed in kaart brengen. En vervolgens in
nota’s aangeven wat behoudenswaard was
en daar de motieven voor aangeven.”
Museum
Een kleine dertig jaar heeft Visscher bij
(de voorganger van) het ministerie van LNV
gewerkt. Terugkijkend denkt hij zo te
hebben bijgedragen aan het behoud van
enkele waardevolle landschappen, zoals de
Brunsummer hei, delen van de Utrechtse
Heuvelrug en het Plateau van Margraten.
Maar hij wilde meer. “Ik wilde laten zien
welke grote variatie aan reliëfvormen het
zogenaamd platte Nederland heeft; laten
zien wat wind, water en ijs hebben ge-
vormd, uiteenlopend van oeverwallen,
stroomruggen, rivierduinen, stuwwallen
en Maasterrassen, om er maar een paar
te noemen.”
In 1985 opende hij in zijn - in art-deco-stijl
verbouwde en ingerichte - huis aan de
Reeweg Oost het Nationaal Landschap-
kundig Museum, met in de grote tuin
erachter een mini-Madurodam van het
Nederlandse landschap. Op zaterdag zijn
museum en tuin te bezoeken; op afspraak
ook op andere dagen.
Onvermoeibaar zet hij zich in om dit
museum te vervolmaken en even onver-
moeibaar blijft hij zich inzetten voor het
Nederlandse landschap en het landschap
van zijn jeugd in het bijzonder.
“Te weinig mensen beseffen hoe waardevol
het Eiland van Dordrecht is. Ik zie het als
mijn taak ze daar op te wijzen en te
behouden wat er nog is.”
Links:Dr.Visscherindestijlkamervanzijnmuseum.
Onder:HetmuseumaandeReewegOost.
‘Kadet-akkertjes’langsdeZeedijk.(FotoD.Paalman)
34 DiEP #12 / 2009
#12 / 2009 DiEP 35
De bekende Dordtenaar Simon van Gijn was een verwoed
verzamelaar. Na zijn dood liet hij schilderijen, boeken en
voorwerpen na. Een deel van zijn nalatenschap is nu voor
iedereen te bewonderen in het Simon van Gijn - museum
aan huis. Zijn beeldcollectie is te omvangrijk om tentoon te
stellen aangezien het duizenden objecten omvat. De deel-
collectie Dordracum Illustratum
beslaat meer dan 8000 historische
foto’s, prenten, reclame’s, topo-
grafische kaarten, afdrukken en
documenten over Dordrecht en
haar inwoners. In zijn collectie
zijn bijvoorbeeld diverse prachtige
tekeningen van de Dordtse kun-
stenaar Rutten opgenomen.
Fotograaf Tollens (1864-
1936) was rond de eeuw-
wisseling naar de twintig-
ste eeuw een bekende
Dordtse fotograaf. Hij
legde de stad vast in
prachtige sfeervolle foto’s.
Daarnaast deed hij ook
reclamewerk. Zijn werk
gaat over de periode 1880
tot 1923.
Beeldcollectie onlineSinds dit jaar is de beeldbank van Erfgoedcentrum DiEP op het internet
te bekijken. Erfgoedcentrum DiEP beschikt naast talloze gemeentelijke
en particuliere archieven over een uitgebreide beeldcollectie met foto’s,
negatieven, kaarten, prenten en ander beeldmateriaal. Hoog tijd om
enkele collecties nader te belichten.
TOp 10
1 DI
2 BEERmAN
4 SmIT
3 TOllENS
LisaTraarbach
Beroepsfotograaf H.G. Beerman had jarenlang een atelier
aan het Vrieseplein in de eerste helft van de twintigste eeuw.
In zijn studio maakte hij vooral portretten en pasfoto’s van
Dordtenaren, maar werd ook ingezet voor fotoreportages
voor bedrijven als Lips. De beeldbank heeft honderden
opnamen van inwoners van Dordrecht en de omgeving,
gemaakt door H.G. Beerman, zijn zoon en zijn voorganger
H.J. Tollens.
Scheepswerf Smit in Kinderdijk is van oudsher een bekend
begrip in deze regio. In de jaren van zijn bestaan maakte het
honderden schepen en scheepsonderdelen.
De gegoede familie was waarschijnlijk een van de weinigen
die aan het begin van de twintigste eeuw over een eigen
fotocamera beschikte. Zij gebruikte de camera veel voor het
fotograferen van de schepen in aanbouw en tijdens de vaart.
Uiteraard werd de camera ook gebruikt voor familiekiekjes en
vakantie-uitjes.
36 DiEP #12 / 2009
De prentbriefkaartencollectie
bestaat uit honderden
ansichtkaarten vanaf het eind
van de 19e eeuw tot nu.
Uiteraard zijn de geijkte
plekjes als Groothoofd, de
havens en zicht vanaf de Grote Kerk veelvuldig op ansichten
afgedrukt, maar u zult zien dat vroeger ook ansichtenkaarten
verschenen van onbeduidendere straten en gebouwen.
Naast de talloze ansichten die over Dordrecht zijn uitgebracht,
omvat de collectie ook historische kaarten uit de regio.
Behalve een beeldcollectie
over Turkse Dordtenaren
heeft de beeldbank ook
een collectie over
Antilliaanse en Arubaanse
Dordtenaren. De verzame-
ling die nog in opbouw is,
bevat tientallen foto’s van
Antillianen in Dordrecht en op de Antillen, maar ook fotover-
slagen van bijvoorbeeld de voorbereidingen en deelname van
Dordtse dansgroepen aan het Zomercarnaval in Rotterdam.
Naast de afgesloten fotocollecties heeft Erfgoedcentrum DiEP
ook een verzameling die jaarlijks met tientallen foto’s wordt
uitgebreid, de Gemeentelijke Prentenverzameling. Deze ver-
zameling beslaat alle foto’s die los of in kleine collecties
geschonken worden. Het gaat om foto’s van kranten, scholen
of bedrijven die ook hun archief overgedragen hebben. Als er
interessante foto’s worden geschonken door particulieren,
dan wordt de foto hierin
ondergebracht. De dui-
zenden foto’s in de deze
prentenverzameling zijn
nog niet online, maar wel
kunt u op de studiezaal
van DiEP langskomen
om te zoeken naar die
ene foto die u graag
had willen zien.
U kunt de beeldbank van Erfgoedcentrum DiEP vinden via
de website www.erfgoedcentrumdiep.nl. Bovenstaande
collecties (behalve de gemeentelijke prentenverzameling)
zijn online te doorzoeken en te bekijken. Ook kunt u de
foto’s digitaal bestellen. De beeldbank wordt dagelijks
aangevuld met nieuwe foto’s, dus houd ‘m in de gaten!
In 2001 werd het project
Turkse Dordtenaren
gestart. Het had het doel
om archiefmateriaal van
deze bevolkingsgroep te
verzamelen voor het
nageslacht. Het leverde
onder meer een uitgebreide
fotocollectie op. De collectie laat naast oude foto’s van de
eerste immigranten en hun achtergelaten familie, ook een
fotoreeks van de fotograaf Ahmet Polat zien. Hij reisde naar
Kayapinar in Turkije af om het dorp waar de meeste Turkse
Dordtenaren van oorsprong vandaan komen, vast te leggen.
W. Meijers, die in
het dagelijks leven
directeur van de
HBS was, foto-
grafeerde vanaf
het einde van de
negentiende eeuw
tot ver in de jaren
veertig het Dordtse leven. Naast gebeurtenissen legde hij
ook de uitbreiding en ontsluiting van de stad naar de nieuwe
buitenwijken als Krispijn en Staart vast. De bouw van de
Krispijntunnel in de jaren dertig bijvoorbeeld was een
belangrijk project voor de stad en werd door Meijers bijna
van dag tot dag vastgelegd.
Henk Boshoven werkte in de jaren vijftig tot zeventig bij
de afdeling Openbare Werken van de Gemeente Dordrecht.
De Dordtse binnenstad maakte toen een turbulente tijd mee.
Het modernisme verdrong de historie en de grootschalige
sloop die de sanering teweegbracht roept nog tot vandaag
de dag emoties op. Boshoven schoot een prachtige foto-
reeks waar oud en nieuw som letterlijk lijnrecht tegenover
elkaar stonden.
TOp 10 bEELDCOLLECTIE ONLINE5 TURkSE DORDTENAREN 8 ANSICHTEN
9 ANTIllIANEN
10 GPV
6 mEIJERS
7 BOSHOVEN
#12 / 2009 DiEP 37
In november 2007 kocht de gemeente
Papendrecht bij Beijers een wel heel bijzon-
der handschrift: een verzameling van 62
afschriften van oorkonden betreffende de
Ambachtsheerlijkheid Papendrecht uit de
periode 1283-1562. In dit register is in het
fraaie handschrift van dorpssecretaris
Maarten Adriaans veel van wat over het
ambacht op papier was gesteld, overge-
schreven. Zo zijn er de oorkonden en handvesten in te vinden,
waarin de rechten en plichten van de inwoners zijn vastgelegd
en de straffen voor overtreding van de regels, maar ook uit-
spraken van het gerecht, verordeningen op het veer, kwitanties,
eedformulieren van ambachtsheer, koster en schoolmeester en
liefst tien akten van overdracht van de heerlijkheid. Naar aanlei-
ding van deze bijzondere aankoop verscheen De heerlijkheid
Papendrecht, waarin H.W.G. van Blokland-Visser en Marcel
Sluijter te hooi en te gras en soms ook met reuzensprongen
een beeld schetsen van het leven in het vroege Papendrecht.
Het boekje van 36 bladzijden (ISBN 978-90-76496-41-2) wordt
door de gemeente aangekondigd als eerste in de reeks Van
heerlijkheid tot heden, waarin onderwerpen uit het handvest
nader zullen worden beschouwd. Het is te koop voor € 2,95
in de boekhandel en bij Erfgoedcentrum DiEP.
Dordrecht en het huis van Oranje-Nassau, vorstelijke bezoeken
(ISBN 978-90-76496-38-2) is de titel van het 15e deeltje uit de
succesvolle serie Verhalen van Dordrecht.
Auteur Ton Molendijk, jarenlang voorzitter
van het comité dat de viering van Koningin-
nedag organiseerde, beschrijft hierin de
bezoeken aan Dordrecht van Willem van
Oranje, de stadhouders uit de 16e, 17e en
18e eeuw, de koningen uit de 19e eeuw en
de koninginnen uit de 20e en 21e eeuw.
Meestal was de verhouding tussen de
stadsregering en het huis van Oranje-Nassau vriendschappelijk.
Uitzonderingen vormen de staatsgreep van 1650, waarin stad-
houder Willem II burgemeester Jacob de Witt op Loevestein
gevangen zet, de moord op Johan en Cornelis de Witt in 1672
met stilzwijgende instemming van stadhouder Willem III en de
patriottentijd. Die laatste twee episoden blijven in het boekje
overigens onbesproken. In het tweede deel beschrijft Molendijk
de Oranjefestiviteiten in de stad ter gelegenheid van huwelijken,
kroningen, regeringsjubilea en verjaardagen. Deze uitgave van
De Stroombaan in Alblasserdam is voor € 2,95 te koop in de
boekhandel en bij Erfgoedcentrum DiEP.
Jean Cauvin werd op 10 juli 1509 in het Franse Noyon geboren
en in 2009 wordt dus wereldwijd zijn 500ste geboortejaar herdacht.
Hij zette nooit een voet op Nederlandse, laat staan Dordtse,
bodem. Maar de Nationale Synode, gehouden in 1618 en 1619
in de Kloveniersdoelen, was bepalend voor de institutionalisering
van het calvinisme in Nederland.
Daarom wordt in de Grote Kerk de nationale Calvijnherdenking
en Calvijntentoonstelling gehouden en staat de stad bol van
Calvijnactiviteiten. Fred van Lieburg en Herman A. van Duinen
sprongen daar handig op in met de uitgave van Calvijn &
Dordrecht; plaatsen van herinnering.
De samenstellers behandelen in dit boekje
aan de hand van goed gekozen afbeeldingen
zaken als de beeldenstorm, kettervervolgin-
gen, de overgang van Dordrecht in 1572,
de eerste Vrije Statenvergadering, calvinis-
tische propaganda, de synodes, Dordtse
Bijbeluitgaven, de Afscheiding van 1834 en
de Doleantie van 1886. Een schema van
hervormde/gereformeerde gemeenten op
het eiland en afbeeldingen van kerkgebouwen (waarbij helaas
een aantal slechte foto’s) sluiten dit uiterst leesbare en voor
geïnteresseerden in de Dordtse (kerk)geschiedenis onmisbare
boekje af.
De uitgave van de Stichting Behoud Grote Kerk Dordrecht
(ISBN 978-90-803378-5-5) telt 48 pagina’s en is voor € 6,95
te koop in de Grote Kerk en in het Hof.
Karel Johannes Julianus Lotsy, geboren in
3 maart 1893 in Baltimore als zoon van een
Dordtse vader en kleinzoon van de oprichter
van de Brandverzekering-maatschappij
‘Holland van 1859’, is een van de belang-
rijkste bestuurders uit de Nederlandse
sportgeschiedenis.
Het Nederlands elftal beleefde in de crisis-
tijd onder zijn leiding gloriejaren. En als
chef de mission inspireerde hij sportbeoefenaars tijdens de
Olympische Spelen van Berlijn 1936, Londen 1948 en Helsinki
1952. Lotsy werkte tijdens de oorlog gewoon door, maar werd
door de zuiveringscommissie vrijgesproken van heulen met
de vijand.
Eind jaren 70 veranderde het beeld door publicaties van
Frits Barend en Henk van Dorp na beschuldigingen van vooral
scheidsrechter Leo Horn en het proefschrift van André Swijtink
over sport tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lotsy werd
verweten fout te zijn geweest.
In De Dordtse magiër; de val van volksheld Karel Lotsy rekent
onderzoeksjournalist Frank van Kolfschooten af met die nega-
tieve publicaties. Zijn onlangs bij uitgeverij Nieuw Amsterdam
verschenen boek (ISBN 978-90-468057-3-2, voor € 24,95 te
koop in de boekwinkel) is een rehabilitatie van deze sportbobo,
al blijft het beeld van een wat naïeve opportunist overheersen.
Jan Alleblas, bibliothecaris van Erfgoedcentrum DiEP,
signaleert nieuw verschenen boeken over de geschiedenis van Dordrecht en de regio.
bOEKENNIEUWS JanAlleblas
38 DiEP #12 / 2009
Wouw! Ververijen! Onderzoeksgebied Elfhuizen; een bureau-
onderzoek en een definitieve opgraving in de binnenstad van
Dordrecht is het derde deel van de
door Bureau Monumentenzorg en
Archeologie uitgegeven serie Dordrecht
Ondergronds. Tom Hos beschrijft hierin
de resultaten van het in 2005 uitgevoerde
veldonderzoek aan de Elfhuizen.
Bij die opgraving kon de bewoningsge-
schiedenis vanaf de Late Middeleeuwen
worden gedocumenteerd. Botanische en
dierlijke resten in verschillende ton- en beerputjes en mest-
kuilen gunnen ons een blik op de eetgewoonten en koopkracht
van de bewoners en de gewassen in hun tuin. Opmerkelijke
vondsten waren ondermeer een vrijwel compleet keuken-
servies van groen geglazuurd aardewerk, een mes met een
fraai bewerkt heft en broodversiersels van pijpaarde met de
afbeelding van een draak. Het rijk geïllustreerde rapport
kan voor € 34,50 worden aangeschaft bij Erfgoedcentrum
DiEP maar is ook te downloaden via de link literatuur op
http://cms.dordrecht.nl/archeologie
De Nederlandse Genealogische
Vereniging hield op 16 mei 2009 haar
jaarlijkse Genealogische Dag en ditmaal
was de Dordtse Wilhelminakerk aan de
Blekersdijk de plaats van samenkomst. Ter
gelegenheid daarvan verscheen een speci-
aal themanummer van het eigen tijdschrift
Gens Nostra. Liefst 222 bladzijden van dat
themanummer staan in het teken van
Dordrecht en vooral van Dordtse families. 25 auteurs leverden
bijdragen over uiteenlopende onderwerpen als huizenonder-
zoek in het havengebied, begravenen op veld A van de algemene
begraafplaats van 1829-1917, testamenten van twaalfjarigen in
de 18e eeuw, afgevaardigden naar de Nationale Synode en ver-
klaringen van bevoegd- en bekwaamheden van Rijn-schippers
in de periode 1839-1850. De nadruk ligt echter op kwartierstaten
(van o.a. Koos Bax, Kees Buddingh’, Otto Dicke, Top Naeff,
A.P. Schotel en P.L. Schotel) en stamreeksen, kwartieren en
genealogieën. Het fraai geïllustreerde themanummer
Dordrecht van Gens Nostra is te koop voor twaalf euro bij
Erfgoedcentrum DiEP.
Draaiende wieken, stappende paarden; molens op het Eiland
van Dordrecht is het jaarboek 2008 van de Historische
Vereniging Oud-Dordrecht. De auteurs Cees
Grol en Jannie Zondervan-van Heck speur-
den zeven jaar lang in archieven en biblio-
theken in het hele land naar Dordtse molens
en hun eigenaren. Na inleidende hoofdstuk-
ken over de molentypen en molenfuncties
en een algemeen hoofdstuk over de molens
op het eiland, volgt een kort hoofdstuk over
de 12 poldermolens en tenslotte de hoofdmoot: een beschrijving
van meer dan 100 industriemolens. Daarbij is gekozen voor een
alfabetische volgorde waar, gezien de vele naamswisselingen
en molens zonder naam, een indeling naar molengebied
overzichtelijker zou zijn geweest. Maar het grote verhaal over
het belang van de molens als vroege vorm van industriële
bedrijvigheid is ook met dit boek nog niet geschreven.
Het molenboek (ISBN 978-90-812135-4-7) is, met cd, voor €
€ 16,50 te koop in de boekhandel en bij DiEP.
Aan de schier
onafzienbare rij van
publicaties over de
Biesbosch zijn
onlangs weer twee
titels toegevoegd.
Kort achter elkaar
verschenen bij
Waanders Het Biesbosch Boek en bij de Stichting Zuidelijk
Historisch Contact Nijet dan water ende wolcken, de onder-
zoekscommissie naar de aanwassen in de Verdronken Waard
1521-1523. Het karakter van de twee publicaties is geheel
verschillend. In de ‘Biesboschbijbel’, zoals de eerste publicatie
in de wandelgangen al wordt genoemd, behandelt Biesbosch-
kenner Wim van Wijk 325 facetten van het natuurgebied mid-
dels een plaatje en een praatje. De zeer uiteenlopende onder-
werpen die daarbij de revue passeren zijn onderverdeeld in de
hoofdstukken historie, blikvangers, bewoners, dieren, planten,
waterwerken, beroepen, gebouwen, aan de rand, water, kop-
stukken, oorlogen, kunst, bruggen en veren, recreatie, natuur-
beheer en voorwerpen. Van Wijk bundelt in deze publicatie een
enorme hoeveelheid kennis over dit gebied en haar bewoners
en gebruikers. Helaas ontbreekt een register, zodat veel speur-
werk nodig is om iets terug te vinden. Uitgangs-punt en hoofd-
moot van Nijet dan water ende wolcken is de integrale trans-
criptie van het rapport van de onderzoekscommissie naar
de eigendomsverhoudingen in de Groote Waard, dat ruim
honderd jaar na de Sint Elisabethsvloed werd opgesteld.
Valentine Wikaart, collectiebeheerder van het Biesbosch-
museum, verzorgde de transcriptie en Hildo van Engen,
Karel Leenders, Chris de Bont, Piet Martens en Ies Zonneveld
schreven de artikelen die dit document in een ruimere context
plaatsen. Historische kaarten, fraaie foto’s van Hans Werther
en uitvoerige indices verhogen de gebruikswaarde aanzienlijk.
Dit boek is een absolute must voor geïnteresseerden in de
geschiedenis van het gebied. De bewering dat de ‘Informatie
roerende den verdroncken waert in zuythollant anno 1521’ een
onbekend, nog nauwelijks door historici gebruikt handschrift is,
laat ik graag voor rekening van de samenstellers.
Het Biesbosch boek (ISBN 978-90-400-8582-6) is voor € 14,95
te koop bij DiEP en in de boekhandel.
Nijet dan water ende wolcken (ISBN 978-90-70641-89-4) kan
worden verkregen bij het Biesboschmuseum te Werkendam
voor € 39,95.
bOEKENNIEUWS
#12 / 2009 DiEP 39
INGEZONDEN
De Dordtse kunstenaar Reinier Kennedy leefde een
groot deel van zijn leven tot zijn dood in 1960 in een
gesticht in Bergen op Zoom. In de 32 jaar dat hij er
verbleef, schreef hij een groot aantal brieven en hield
hij dagboeken bij. In zijn dagboeken beschreef hij wat
hij meemaakte, waar hij schilderde, wanneer hij naar
buiten mocht, wat hij at, met wie hij sprak.
Deze bladzijde komt uit zijn dagboek en beslaat de
dagen 28 december tot en met 1 januari 1945. Zijn
dagelijkse routine bestond jarenlang uit schilderen,
brieven schrijven en deelnemen aan activiteiten als
koorzang en taalcursussen. Na zijn dood werd zijn
archief overgedragen aan de gemeente Dordrecht.
ZieookderubriekActueel.
40 DiEP #12 / 2009
Plat
tegr
ond
van
deG
emee
nteD
ordr
echt
,191
2