Correctiesleutels derde leerjaar
25 – 29 mei 2020
Ter herinnering
1) Ik kijk mijn oefeningen na met de verbetersleutel:
Ik doorstreep de fouten met groen.
Ik zet een vinkje bij de juiste antwoorden.
2) Ik leg de correctiesleutel terug weg.
3) Ik maak de foute oefeningen opnieuw.
Misschien moet je even je Rakkertje of een
filmpje opnieuw bekijken.
4) Ik kijk de oefeningen opnieuw na met de
verbetersleutel.
Correctie taal ‘Bubbels in het water’
De school loopt onder
Kwallen op het droge of in de zee
Water is niet altijd water
De school loopt onder
1. Zet de namen bij de personages uit het verhaal.
Kies uit: papa, buurman, Jeroen
2. Schrijf op de juiste plaats: rivier, dijk
Jeroen buurman
papa
dijk dijk
rivier
3. Wat is de oorzaak? Wat is het gevolg?
Oorzaak Gevolg
Er valt heel veel regen. De mensen maken de dijk hoger.
De buurman vraagt om te helpen. Jeroen en vader vullen
zandzakken.
Het schoolplein is veranderd in
één grote plas.
De directeur heeft een somber
gezicht.
Het water dreigt de tuin van de buurman
te overspoelen.
Hij bouwt een dijk van
zandzakken.
4. Over wie of waarover gaat het?
r. 5,6 Ze sjouwen af en aan met zakken zand. de mensen
r. 24,25 … mag je me helpen met zakken vullen. papa
r. 25,26 Ik wil een dijk rond de tuin maken. buurman
r. 26, 27 Misschien dat die de ergste troep een beetje… de dijk
5. Extra: r. 28,29 “Kijk maar eens naar onze voordeur!”, zegt Jeroen.
Hoe ziet die deur er volgens jou uit? Teken ze!
meerdere juiste antwoorden
Kwallen op het droge of in de zee
Daar in een diepe plas aan hun voeten zien ze twee
kwallen. Ze zijn heftig in gesprek. Polle en Lars
gaan op hun hurken zitten om het beter te
verstaan.
“Dat krijg je ervan als je nooit slijmt”, zegt de ene
kwal, “alle kwallen mochten mee, behalve wij.”
“Kwalgelijk!”, vindt de andere kwal. “Als huisbaas
heeft ze vele kwaliteiten, dat is zeker waar, maar
ons zó op straat zetten! Neem me niet kwalijk,
maar…”
Op dat moment slaakt de andere kwal een gilletje.
“Bah, wat zijn dat nou?”, vraagt ze aan de ene kwal.
De ene kwal ziet Polle en Lars nu ook.
Deze tekst is om
x plezier te beleven.
O iets te weten komen.
O de lezer iets laten doen.
Deze tekst kun je
vinden
O in een krant.
O in een weetboek.
x in een verhalenboek.
Deze tekst is
O echt gebeurd.
x verzonnen.
Deze tekst is om
O plezier te beleven.
x iets te weten komen.
O de lezer iets laten doen.
Deze tekst kun je vinden
O in een krant.
x in een weetboek.
O in een verhalenboek.
Deze tekst is
x echt gebeurd.
O verzonnen.
Een kwal is een weekdier, het dier heeft geen
mond en ogen. Het is een ongewerveld dier, dus als
het niet in het water is, zakt het als een
drilpudding in elkaar. Sommige soorten kunnen
steken.
Zodra je wordt gebeten door een kwal, is die plek
eerst rood en zwelt langzaam op; dat gebeurt in
een halve seconde
De kwal eet grote vissen van ongeveer 1 meter, die
hij verdooft met zijn netelcellen.
Teksten die over dingen gaan die echt gebeurd zijn, die dingen vertellen die we
zeker weten noemen we non-fictie.
Dit zijn vooral teksten om dingen bij te leren, informatie te weten te komen.
Teksten die verzonnen zijn, die dingen vertellen die niet echt gebeurd zijn,
noemen we fictie. Deze teksten dienen vooral om te ontspannen. Dit zijn meestal
verhalen.
Zijn deze teksten fictie of non-fictie? Duid aan.
Er was eens een koning en die werd zo ziek,
dat niemand dacht, dat hij er het leven nog af
bracht. Maar hij had drie zonen, en die waren
er heel bedroefd over, ze gingen naar de tuin
van 't kasteel en huilden. Daar kwamen ze een
oude man tegen en die vroeg naar de oorzaak
van hun verdriet. Ze vertelden hem, dat hun
vader zo ziek was, dat hij wel zou sterven,
want niets hielp hem. Toen zei de oude: "Dan
weet ik nog één middel, en dat is het
levenswater; drinkt hij daarvan, dan wordt hij
weer gezond, maar het is moeilijk te vinden."
x verzonnen: fictie
O waargebeurd: non-fictie
Overzonnen: fictie
x waargebeurd: non-fictie
Bijna alles op deze wereld bevat wel water.
Wij zelf bijvoorbeeld. Toch denken mensen
bij water meestal aan het water uit de
kraan of de rivier door de stad. Je hebt
verschillende soorten manier waarop water
stroomt. Je hebt bijvoorbeeld: beken,
rivieren, meren, zeeën, oceanen, grachten,
kanalen enz. Sommige zijn ontstaan in de
natuur. Er zijn ook waterwegen die door
mensen gemaakt zijn. Je hebt bijvoorbeeld
kanalen en meren die door de mens zijn
gemaakt. Het IJsselmeer is daar een
voorbeeld van. Dit meer was eerst een zee
en is dus door mensen gemaakt.
Waarom doet een dom blondje water in haar
computer?
Om op internet te surfen.
x verzonnen: fictie
O waargebeurd: non-fictie
O fictie
x non-fictie
Dag ventje met de fiets op vaas met de
bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel,
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag
Daa-ag vis
dag lieve vis,
dag klein visselijn mijn
x fictie
O non-fictie
Water is niet altijd water
Wat is de betekenis van de uitdrukking in de fragmenten.
Kies uit: Ze kunnen het niet goed met elkaar vinden. – Hij heeft al veel
meegemaakt. – Hij is heel snel. – Ik moet naar het toilet. – Van stille
mensen kun je soms schrikken.
Vreselijk! Die jongen kan echt niet stilzitten. Hij is zou gauw als water.
Hij is heel snel.
Joost en Bram zijn als water en vuur. Wat is er gebeurd dat zij zo boos zijn op
elkaar?
Ze kunnen het niet goed met elkaar vinden.
Denk je echt dat Emma dat niet durft? Pas maar op, stille waters hebben diepe
gronden.
Van stille mensen kun je soms schrikken.
Papa, alsjeblieft, kun je even stoppen? Ik heb hoog water!
Ik moet naar het toilet.
Ik vraag het vanavond aan mijn opa, hij zal ons zeker kunnen helpen. Hij heeft al veel
watertjes doorzwommen.
Hij heeft al veel meegemaakt.
Verbind de uitdrukking met de juiste afbeelding en de betekenis.
O Op water en O Ze lijken als twee O Water bij de wijn doen.
brood zitten. druppels water op
elkaar.
O Ze lijken heel O Verdraagzaam zijn, O In de gevangenis zitten
erg goed op wat toegeven.
elkaar.
Extra:
Schrijf één van deze bovenstaande uitdrukkingen in een tekstje zodat de betekenis
duidelijk wordt. Net zoals bij de eerste oefening.
_________________________________________________________________
_________________________________________________________________
_________________________________________________________________
_________________________________________________________________
_________________________________________________________________
_________________________________________________________________
Correctie spelling
Verdubbelen
Verenkelen
Verdubbelen
1) Welke woorden staan hier?
ridder letter kapper
modder korrel bakken
pennen mokken tussen
2) Sorteer deze woorden in de juiste kolom.
kinnen – brokken – passen – opletten – schubben – etter – kussen – ruggen –
pakket – zinnen – klokken – getallen – dobbelsteen – gesprekken – hippe
zatte vette kippen
passen
pakket
getallen
opletten
etter
gesprekken
kinnen
zinnen
hippe
stoppen bussen
brokken
klokken
dobbelsteen
schubben
kussen
ruggen
ridderletterkappermodderkorrelbakkenpennenmokkentussen
3) Onderstreep de woorden met korte klanken.
redden emmer maker
waken vissen nummer
tafel poten rubber
water middel koffer
4) Luister naar de gedicteerde woorden en zinnen via deze link of
QR-code. Noteer.
https://youtu.be/rlYi4nfD0ZA
de juffrouw de ongelukken
de boomstammen het plannetje
Ik hoorde de wekker niet dus was ik te laat vertrokken.
Ga je graag klimmen of vind je voetballen leuker?
5) Doorstreep de fout geschreven woorden en schrijf ze opnieuw juist.
apel bussen druppel kipen bakker
kamen mussen stallen grotten brugen
oter biber wekker lekker tellen remen
appel
kippen
kammen
bruggen
otter
bibber
remmen
Verenkelen
1) Welke woorden staan hier?
benen staren lopen
bomen veren oven
buren water tomaten
2) Sorteer deze woorden in de juiste kolom.
woonkamer – rekenen – pistolen – kleven – laten – beneden – turen – geloven –
vrolijk – duwen – kranen - muziek
apen zweven
woonkamer
laten
kranen
rekenen
kleven
beneden
over muren
pistolen
geloven
vrolijk
turen
duwen
muziek
benenstarenlopenbomenverenovenburenwatertomaten
3) Onderstreep de woorden met lange klanken.
redden honing maker
waken vissen nummer
tafel poten rubber
water middel roven
4) Luister naar de gedicteerde woorden en zinnen via deze link of
QR-code Noteer.
https://youtu.be/4scebTBqts4
de boterham de geweren
we toveren het hotel
Hij schrok en viel bijna achterover.
De telefoon die in de woonkamer ligt, rinkelt.
5) Doorstreep de fout geschreven woorden en schrijf ze opnieuw juist.
kaamer bomen beren ruuzie speelen water haren
stuuren gapen raken buren vaaren vuuren delen
jager vraagen
kamer
ruzie
spelen
sturen
varen
vuren
vragen
Correctie rekenen
Target 6 les 17
Target 6 les 18
Target 6 les 21
klok les 10
Herhaling schatten en meten
kloklezen les 10
5 minuten – digitaal
Hoe laat is het op deze klokken? Noteer digitaal.
STAP 1: Noteer het uur: Welk is uur is bezig?
STAP 2: Noteer de minuten: Hoeveel minuten (streepjes) zijn er na het uur?
Noteer nu de tijdstippen na de middag.
UUR op de klok + 12
+ 12 + 12
09 50 06 20
21 50 18 50
09 05
21 05
06 55
18 55
Hoe laat is het op deze klokken? Noteer digitaal voor en na de middag.
09 35
21 35
01 05
13 05
03 05
15 05
02 35
14 35
04 35
16 35
02 55
14 55
10 05
22 05
08 05
20 05
03 25
15 25
Herhaling schatten en meten
LENGTE: Hoe lang is iets?
Ken je dit nog?
= 1meter of 1 m. = 1 decimeter of dm. = 1 centimeter of cm.
1 m = 10 dm 1 m = 100 cm 1 dm = 10 cm
Inoefenen maar…
Vul in. Kies uit : m, dm en cm.
De foto is 15 cm breed.
De tv is 7 dm breed .
De klas is 40 dm lang.
Mijn brooddoos is 20 cm breed.
Mijn blad is 21 cm breed.
Mijn lat is 3 dm lang .
Een giraffe is 50 dm groot.
De deur is 100 cm breed.
De trampoline is 3 m breed.
Het potlood is 15 cm lang.
INHOUD: Hoeveel kan er in iets?
Ken je dit nog?
= 1 liter of 1 l . = 1 deciliter of 1 dl . = 1 centiliter of 1 cl .
1 l = 10 dl 1 l = 100 cl 1 dl = 10 cl
Inoefenen maar…
Vul in. Kies uit : l, dl en cl.
Een fles frituurolie bevat 3 l .
Een gieter uit de tuin bevat 12 l .
Een grote fles cola bevat 15 dl .
Een toiletspoeling is 10 l .
Een kop koffie bevat 20 cl .
Een glas wijn bevat 1 dl .
Onderstreep de juiste maat.
Een glazen fles water: 100 cl halve l kwart l anderhalve l
Een colablik: 1 liter 33 cl 25 dl 20 cl
Een fles wijn: halve liter 60 cl 75 cl 8 dl
Een emmer: 10 dl 10 l 15 l anderhalve l
GEWICHT: Hoeveel weegt iets?
Ken je dit nog?
= 1 kilogram of 1 kg . = 1 gram of 1 g .
1 kg = 1000 g
Inoefenen maar…
Vul in. Kies uit : kg of g
Een auto weegt meer dan 1 000 kg .
Een potje yoghurt weegt 125 g .
Een bakje aardbeien weegt 250 g.
Een kleuter weegt 15 kg .
Een baby’tje weegt 3000 g .
Een watermeloen weegt 2,5 kg .
Onderstreep de juiste maat.
Een fiets: 15 kg 150 g kwart kilo anderhalve kg
Een boek: anderhalve g halve kg 25 kg 100 g
Een gewone koek: halve kg 60 g anderhalve g 10 g
Een volle emmer: 300 g 100 g 10 kg anderhalve kg
Correctie Mag-taken
Zet de kraan maar open
De gevangen prinses
Geheimen aan het eind
Top Related