B R O O D
Ja, dat dacht u.
2
Ingrediënten
Voorwoord 3
Panis Angelicum 4
Pain Couronne 6
Het verhaal van de slimme koster 8
Krombroodjes bakken 10
Receptuur 13
Het brood als vredestichter 14
Pepernoten 21
Het Stalinorgel 24
Receptuur 25
Le pain de la resistance 26
Gespreksstof 29
Broodtransport 30
Een ooggetuigeverslag van de Tour de France 32
Vreuger - in Maastricht 34
Tip voor later! 36
3
Voorwoord
door ir. Arjan Kirowakian, panoloog en publicist.
Deze zoon van een Armeense vader en een Nederlandse moeder werkt en woont in
Dresden, waar hij verbonden is aan de Landwirtschäftliche Hochschule.
Momenteel verblijft hij in het Midden-Oosten waar hij een onderzoek leidt naar de
herintroductie van historische graansoorten.
Naast een indrukwekkende hoeveelheid wetenschappelijke publicaties, verschenen
van zijn hand ook tientallen artikelen in agrarische periodieken en culinaire
vakbladen. Tevens verscheen er onder het pseudoniem ‘Tenebrio Molitor’ tussen 1992
en 1995 een maandelijkse column in ‘Die Feine Küche’.
Kirowakian publiceert in het Armeens, Duits en Nederlands; zo ook in onderstaande,
ons toegezonden, tekst.
Waarde Kollegen,
Vanzelfsprekend en met veel genoegen voldoe ik aan Uw verzoek en
behaast ik mij, mijn waardering over Uw jongste Geisteskind uit te
spreken.
Het is verfrissend ervaren te mogen hoe ons vakgebied, wederom en
vanuit een uiterst originale invalshoek, met nieuwe inzichten verrijkt
geworden is.
Met name wil ik mijn waardering uitspreken voor Uw Kulturhistorische
benadering en wijze waarop U vele Kruisverbanden, vaak letterlijk, voor
een groot Publikum inzichtelijk maakt.
De heldere manier waarop U voor de lezer verklaringen biedt en
verbanden blootlegt voor en van verschijnselen die meestens als ‘gewoon’
ervaren worden, maar waarvan de herkomst tot op heden volkomen
duister was, verdient aller Anerkennung.
De transparantie waarmee U aantoont, dat de dingen lang niet
immer dat zijn waar zij ogenschijnlijk op lijken, prikkelt onze blik
en scherpt onze geest. Dit werk verdient de waardering van een
ieder, ook niet-panoloog, die kwaliteit en kennis op prijs weet te
stellen.
Ich wünsche Ihnen viel Erfolg!
Arjan
Damascus, 12/2007
4
De mens, zo staat geschreven, leeft niet van brood alleen.
Heeft de mens dan nog iets meer van node?
De Schrift beweert van wel.
Een soort onstoffelijk voedsel ter spijziging van de geest.
Wat moet je je daar bij voorstellen?
Een etherisch halfje bruin?
Panis Angelicum
Het lichaam, dat spreekt vanzelf, heeft voedsel nodig om gezond te blijven.
Wat eist het lijf? De schijf van vijf!
Echter wat verlangt de ziel? Een gebod of tien?
Is dat wel eten, of ‘geschopt geweten’?
Bestaat er zoiets als het Panis Angelicum? Wat is dat precies?
Waar leven die engelen van?
Bestaat het brood der engelen uit geloof, hoop en liefde?
Het eerste is voor engelen vanzelfsprekend. Als zij niet in zichzelf geloven, wie
anders zou dat dan nog doen?
‘Hoop’ is voor hen ook geen probleem. Johannes heeft reeds de Endsieg op de
jongste dag beschreven, de Hoop is slechts het ongeduld om in actie te komen.
Onzekerheid kent men daarboven niet.
Het is de Liefde die overblijft.
Maar is liefde niet blind? Noties als ‘een blind geloof’ en ‘ziende blind zijn’ getuigen
daarvan.
Engelen zijn blind, dat staat vast.
Horen zij? Nooit van gehoord! De bijbel getuigt slechts van sprekende engelen.
Rest de conclusie dat hun reukvermogen vorm geeft aan hun leefomgeving.
Engelen, onstoffelijk als ze zijn, leven op de geur van brood, met hooguit een
vleugje wierook als beleg: de latere boterham met tevredenheid.
5
Het Boek der Boeken
blijft, als het gaat
om dit onderwerp,
uiterst vaag.
Brood is brood
en daarmee is de
kous af. Nergens
is er sprake
van volkoren,
harde wener,
meergranenbrood
of rogge, laat staan van
devianten als puntjes, cadetjes,
croissants of brood met pitten,
vruchten of andere exotische
additieven.
Natuurlijk, het Boek is geen
kookboek. Een culinair verslag van de
reis uit Egypte, via de Sinaï naar het
Beloofde land, komt er niet in voor.
Hoewel, als de locale middenstand
geen brood te bieden had, zo leert
het verhaal, kwam het gewoon uit de
hemel vallen.
Het blijft een wonder dat die
engelen in staat waren
om met slechts hun
reukorgaan als
richtsnoer (hoe rook
het uitverkoren
volk?) zulke precisie-
bombardementen
uit te voeren.
Waarschijnlijk lagen de
oefeningen ten tijde van
de Zeven Plagen van Egypte
hieraan ten grondslag (Exodus 7:x).
Over de kwaliteit van het
brood rept de bijbel niet.
Het gebod “Gij zult eten
wat de God schaft”
stamt uit die dagen.
Mozes had de sociale
zekerheid voor zijn volk
goed voor elkaar, toen hij,
klaar voor de picknick, beladen
met de stenen tafelen (de voedselbank
van de oudheid) de berg afkwam.
Hij had het Woord en de engelen
begrepen: “liefde gaat door de maag”.
Voor ons aardbewoners blijkt het brood
des engelen dus uiterst substantieel te
zijn.
“Ora et edete” was eeuwenlang het
motto.
Even telecommunicatie met de hemel en
er volgde weer een volle aflaat.
Het hemelse voorraaddepôt leek
onuitputtelijk te zijn.
Kom daar heden ten dage
maar eens om bij de
Sociale Dienst: wie niet
werkt, zal niet eten.
Bidden helpt niet
meer.
Bureaucratie,
formulieren, criteria...
Liefde? Nooit van
gehoord.
Van de liefde leven?
Vergeet het maar!
Voor receptuur: pagina 13
Tulb
and-
Stappenp lan
6
‘Rare jongens’, zeggen Astrix en Obelix, telkens als ze geconfronteerd worden met gebruiken die
afwijken van hun eigen gewoonten.
U kent dat gevoel vast ook wel: in den vreemde ontdekken dat dingen, waarvan u
aannam dat ze overal hetzelfde zijn, er plots anders uitzien.
U wilde een brood kopen, had de Nederlandse ‘turf’ voor ogen en dan bleek er iets
heel anders over de toonbank te gaan. Het rook als brood, het voelde zo aan,
men noemde het ook zo. Maar waarom die wonderbaarlijke vorm?
Rare jongens.
Brood in de vorm van een scooterbandje? Wie verzint dat nou? Velen
hebben zich het hoofd gebroken over dit wonderlijk fenomeen, zelfs
panologen verzonnen de meest fantastische verklaringen.
Nu eindelijk, is het historisch verband blootgelegd en leert
de geschiedenis ons dat het ‘pain couronne’ van Arabische
oorsprong is. Dank zij de miniaturen die verleden jaar in het
West-Vlaamse Wevelgem plotseling opdoken in de nalatenschap
van René d’Outremeuse.
Die geschriften dateren waarschijnlijk uit de 11e eeuw, maar
zijn als losse bladen bewaard gebleven, waardoor de preciese
herkomst vooralsnog niet te traceren valt. De miniaturen
spreken echter boekdelen.
Nu pas wordt de vraag beantwoord, die vele geleerden reeds
decennialang bezig houdt: hoe gelukte het de Arabische
legers om, in barre omstandigheden, zulke enorme tochten te
ondernemen? Hoe overleef je in de verzengende hitte van
Noord-Afrika?
Welnu, dat raadsel is
eindelijk opgelost.
Het ‘pain couronne’ geeft
antwoord op de vraag hoe je
te paard of kameel kunt zitten, je
handen vrij houdt voor het zwaard en
de teugels, en er toch zeker van kunt zijn dat
hongerige rijdieren niet stiekem aan je proviand
knabbelen.
Pain Couronne
Broo
dver
koop
, Mal
ta
Tulb
and-
Stappenp lan
7
De afbeeldingen laten aan duidelijkheid niets te wensen over en
daarom hierbij het Tulband-Stappenplan. Want daarin schuilt de
verklaring die velen vergeefs zochten, echter nooit konden bevroeden:
• stap 1: men kope een brood, ‘couronne’ welteverstaan, betaalt en
verlaat de bakkerij.
• stap 2: buiten (en liefst zo snel mogelijk) zoeke men een ronde
steen van ongeveer 20 cm. doorsnee, in ieder geval zo groot dat
het brood eromheen past.
• stap 3: de juiste steen wordt met een grote doek bedekt,
waarna het brood om de bestaande bolling gelegd wordt en
de punten van het doek naar binnen geslagen en stevig
verknoopt.
• stap 4: de tulband is geboren en de verre reis vangt aan.
Hiermee is ook de enorme variëteit in tulbandgrootten
verklaard. Want het spreekt vanzelf, dat er samenhang
bestaat tussen de verwachte duur van de reis en het
formaat van de tulband.
De moderne transportmiddelen maakten een einde aan die
enorme hoofddeksels.
Het huidige Arabische straatbeeld toont dat het volume geslonken
is tot een rudimentaire maat. Het vliegtuig en de auto maakten die
kolossale dingen overbodig en wat overbleef is zoiets als ‘Fast Food in
je Hoed’.
Uit:
‘Pet
it La
rous
se U
nive
rsel I
llustr
é’, 1
922
Foto
uit
fold
er, A
bu D
habi
8
Reeds eeuwenlang wordt tijdens de roomse liturgie
wijn gedronken en brood gegeten. Een ritueel dat de tand des
tijds heeft doorstaan en nog dagelijks voltrokken wordt.
Deze liturgie herdenkt het laatste avondmaal van Jezus
van Nazareth met zijn discipelen op de avond vóór zijn
terechtstelling.
Het Nieuwe Testament spreekt nadrukkelijk over een
maaltijd (Matheus 26 en Marcus 14: 22-23). De oervorm van
de Heilige Mis is dus het gezamenlijk eten en drinken, heden
gestileerd tot een slok wijn voor de priester en hosties voor de
gelovigen.
Vanzelfsprekend is het niet handig om, als je het brood ter
deling wilt breken (zie voetnoot p.44: ‘Het Gewone der Mis’),
gebruik te maken van ongedesemde matzes of van die rare
ronde broodjes zoals Leonardo da Vinci die schilderde. Het
duurt nogal lang voordat iedereen zijn portie heeft en het
gaat gepaard met veel geknoei. En let wel, ook de kruimels
maken deel uit van het Corpus Christi!
Paus Sergius signaleerde die problemen reeds, maar
de oplossing liet nog een millenium op zich wachten.
Die kwam niet uit de Heilige Stad zelf, maar van het ver
daarvandaan liggende Corsica, wier van oudsher diepgelovige
eilandbevolking tijdens de eerste helft van de 17e eeuw
getroffen werd door een langdurige periode van droogte met
o.a. desastreuse gevolgen voor de graanoogst. Uit:
‘Pet
it La
rous
se U
nive
rsel I
llustr
é’, 1
922
Het verhaal van
De slimme koster
9
De hongerige katholieken -de hele
bevolking dus- zochten massaal steun
en troost, maar ook voeding in de
kerken.
Helaas deed ook daar de nood zich
gevoelen. Ondanks de traditioneel
grote parochiële voorraden, werd het
steeds moeilijker om tijdens de Heilige
Mis een substantiële hap brood te
verstrekken. Het was de koster van de
Santa Luciakerk te Sartène, die op het
idee kwam om een twee weken oud en
door de schaarste zeer dun uitgevallen
stokbrood, met een vlijmscherp mes
in ragdunne plakjes te snijden zodat
iedereen tenminste íets te eten kreeg.
Hiermee was de hostie geboren en werd
in korte tijd gebruikelijk in de gehele
Roomse wereld.
De schipbreuken –tijdens zware
storm in de herfst van 1642– van
twee met graan beladen Cypriotische
schepen nabij de baai van Porto
Vecchio, maakten een einde aan de
hongersnood. En de regens aan de
droogte.
Literatuur:
• F. Pegolotti, ‘La practica della mercature’,
Cambridge (Mass.) 1936
• A. Fliche, ‘Histoire de l’Eglise depuis les origines
jusqu’a nos jours’, 21 delen, Paris 1934-1952
• F. Curschmann, ‘Hungersnöte im Mittelalter’,
Leipzig 1900
10
Zoals liefhebbers van lekker eten in
Frankrijk zweren bij de Michelingids,
zo kan hij die iets weten wil over de
herkomst van de croissant, niet om
Père Bartholomé heen.
Die eerwaarde pater, die op de
gezegende leeftijd van 87 jaar met korte
teugjes van zijn sigaar en zijn emeritaat
geniet, zochten wij onlangs op.
Het klooster van zijn orde ligt op
een heuvel die, samen met enkele
straten, het dorpje Seillons Source
d’Argens vormt; gelegen temidden
van wijngaarden, zo’n 65 km. ten
noordoosten van Marseille.
Met de auto vijftien minuten over de
D560 vanuit St. Maximin.
Ook is er een busverbinding richting
Brue Auriac en verder naar Barjols,
halte Chapelle St. André.
Ons gesprek vond plaats op de
stemmige kloosterhof, waar de
middagzon getemperd werd door
een weelderig begroeide pergola.
Midden onder zorgvuldig gesnoeide
laurierboompjes hing de koele
vochtigheid van een eeuwenoude
waterput. Hier genoten enkele bejaarde
monniken onderuitgezakt van hun
middagdutje. Anderen babbelden over
koetjes en kalfjes, over de kwaliteit
van het middagmaal, de zegeningen
van de Nouvelle Cuisine of over de
–in hun ogen nog jonge– abt, die
geheelonthouder was. De mix van een
voldane terugblik op het verleden met de verwondering over
het heden. Over de toekomst maakte niemand zich zorgen.
Die lag achter de kloosterkerk en in Gods handen.
Onze gastheer, die duidelijk genoot van onze belangstelling,
verzocht om glazen en een kruik koele witte wijn. Hij ging
er eens goed voor zitten, prees zich gelukkig met zoveel
interesse in zijn specialisme en kondigde aan het liefst bij het
begin te beginnen.
Met groot genoegen stelde hij zijn aanschuivende confraters
aan ons voor. Natuurlijk kenden die het verhaal al lang, maar
dat gaf niet. Daarbij kwam dat de verleiding van de kruik
ook een rol speelde, waarvoor wij, na geproefd te hebben, alle
begrip hadden.
Met van plezier glimmende oogjes keek Père Bartholomé de
kring rond, nam een slok en stak van wal.
Krombroodjes bakken
11
“Zoals zoveel Fransen van mijn generatie, ben ik van origine
een Pied-Noir1 en als zodanig kwam ik reeds op jonge leeftijd
in contact met andere gewoontes en overtuigingen. Reeds
op het kleinseminarie viel mij op hoe toch zeer verschillende
culturen en religies overal op aarde, verrassend gelijkvormige
symbolen hanteren.
Tijdens de lessen kerkgeschiedenis werd ons verteld hoe
het geloof zich over de wereld verspreid had. Over de
apostelen, de eerste kloosterorden, via de kruistochten en
de ontdekkingsreizen ter zee, tot aan de kerstening van
Centraal-Afrika. Ons seminarie te Oran lag recht tegenover
de moskee op de Boulevard d’Oriënt en de Rue Victor Raskin,
van waaruit vijf maal per dag de islamitische boodschap over
onze hoofden luidkeels verkondigd werd:
La ilaha illa Allah, Muhammandur rasoola Allah”. 2
“Zoals jullie weten” sprak hij, “wordt elke moskee, waar ook
ter wereld, bekroond met de halve maan ofwel de croissant.
“Maar halve manen kun je niet eten”, merkten wij op. “Waar
komt toch dat wonderlijke broodje vandaan dat dezelfde
naam draagt? Men zegt dat u daarvoor een verklaring heeft”.
“Welzeker, welzeker”, zei de monnik, “die heb ik ook. Het
eetbare croissant stamt uit de tijd van het eerste kalifaat
van Cordoba, dat in 766 gesticht werd en tot 1192 zou stand
houden, in het deel van de Roomse wereld dat nu Spanje
heet. Het werd gesticht door Abderameh de Eerste, ook
wel de Rechtvaardige genoemd. Ondanks die bijnaam was
de druk op de bevolking om zich tot de Islam te bekeren,
bijzonder groot. Velen bekeerden zich onder dwang van het
kromzwaard, of deden op zijn minst alsof.
Maar ook het ware geloof kruipt waar het niet gaan kan.
Men was van christelijke kant gewiekst genoeg om het
islamitische symbool ten eigen voordele aan te wenden”.
Jung
: ‘De
men
s en
zijn
sym
bolen
’ (Am
sterd
am, 1
972)
Rolze
gel: ‘
The
art o
f the
anc
ient N
ear E
ast’
(T
ham
es a
nd H
udso
n, 1
961)
Mus
kat,
Oman
Godi
n Ish
tar u
it ‘Ju
ng e
n zij
n sy
mbo
len’ (
Amste
rdam
, 197
2)
12
Père Bartholomé schonk nog eens bij en proostte
op de vindingrijkheid van de gelovigen. “Onder
het mom van culinaire verfijning” vervolgde
hij “ging men halvemaanvormige broodjes
bakken3, en liep er demonstratief mee over
straat. Dat zij in werkelijkheid een opgerolde
crucifix droegen wisten de moslims niet en men
prees de christenen om hun geloofsijver. Dit tot
jaloezie van hun joodse medeburgers die met
hun ongedesemde matzes een dergelijke truc niet
konden uithalen.
Natuurlijk werden er in hoofdzaak
gewone croissants gebakken, die bij alle
bevolkingsgroepen in de smaak vielen. Na de
Reconquista door de koningen van Castilië en
Aragon, stak het broodje de Pyreneeën over en
begon z’n triomftocht, tot op de dag van vandaag”.
“Zo is dat”, besloot de monnik.
Ademloos hadden wij geluisterd. Eindelijk was dit
culinaire raadsel opgelost en verrijkt met zoveel
nieuwe inzichten togen wij huiswaarts.
Dit artikel is met toestemming van de uitgever overgenomen uit
het novembernummer 1992 van ‘Cuisine Contemporain’, vert.
Roderick van Duyvenstein.
1 een Pied-Noir is een in Algerije geboren Fransman.2 Vert.: “Er is maar één God en Mohammed is zijn profeet”3 Hiertoe wordt, een op een, aan het meel ook boter toegevoegd,
maar zo dat het maar ten dele vermengd word. Tijdens het bak-
ken smelt de boter en vormen zich blaasjes welke het brood zijn
kenmerkende luchtigheid verschaffen.
Le croissant Le croix-saint
Plak bladerdeeg met daarin
soepele crucifix
Flappen naar binnen vouwen
(is netter)
Bij de voetjes beginnen met
oprollen
Helemaal opgerold, de
punten naar binnen buigen
ORIËNTAALS ‘PAIN COURONNE’
Voor drie broden voegt men, aan het basisrecept voor luchtig
witbrood, per kilo de volgende ingrediënten toe:
2 eetlepels za’atar
1 theelepel knoflookgranulaat (Al Jazeera)
2 eetlepels pijnboompitten
1 eetlepel sesamzaad
HET ‘PANIS ANGELICUM’
Het Panis Angelicum is in feite
gebakken genade.
Genade is en blijft een risicovol product.
Enerzijds omdat de houdbaarheid van het
grillige ingrediënt moeilijk te controleren
is; anderzijds omdat de kwaliteit van
de smaakmakers zoals aflaten en
penetenties sinds Gregorius de Tweede,
niet meer zijn wat ze ooit waren.
NOOT VAN DE REDACTIE
smaaknotitie: gebakken lucht met engelenhaar
geurnotitie: ongewassen profeet
bite: overjarige marshmellows
aanbevolen voor: maaglijders, tandenlozen en de angelsaksische wereld
Het kruidenmengsel in een pan met dikke bodem en met zo weinig
mogelijk plantaardige olie licht roosteren, op keukenpapier laten uitlekken
en afkoelen (twee theelepels maximaal; eventuele olie of vet in het
basisrecept kan door dit kruidig additief achterwege blijven).
Volg verder de aanwijzingen op de verpakking, maar bak, indien het brood
in een winderige omgeving of bij hoge snelheden gebruikt gaat worden,
langs de binnenkant twee evenwijdige ijzerdraadjes mee, ter bevestiging
van een kinbandje.
13
14
‘1566’ is de datering van de houtsnede die Willem Liefrinck
maakte naar aanleiding van een schilderij van Pieter Breugel
de Oude. Het toont Ourson en Valentijn die volgens het
oeroude volksverhaal als wezen in het bos opgroeiden.
Zichtbaar op deze prent is hoe Ourson gewapend is met een
kolossaal knotsvormig stokbrood.
Gewapend dus tegen vijanden èn honger.
Deze dubbelfunctie: het voedsel als wapen kent vele
varianten.
Overbekend is natuurlijk de moord op Alphonso II van
Padua in 1432 die –na jaren schrikbewind gevoerd te hebben
over zijn onderdanen– door een tot het uiterste getergde
marktkoopman, en-plein-public werd neergestoken met een
in een brood verstopte dolk.
De dader werd prompt gearresteerd, maar al heel snel door zijn
medeburgers ontzet en tot ereburger verheven. Ook het stadswapen
werd aangepast.
Subtieler van aanpak, maar even effectief, was de eliminatie
van de complete familie Botsarini, die met woeker fortuin gemaakt
had. Zij bleken niet opgewassen tegen de in arseen gedrenkte
hosties, die tijdens de zondagsmis van 14 mei 1864 te Montreux
verstrekt werden.
Per slot het Corpus Christi.
Dat kun je niet weigeren.
Uit de Romantiek stammen woeste verhalen over maagden die zich
vampiers van het lijf wisten te houden door met twee baguettes een
kruis te vormen. Serieuzere gegevens uit die tijd en in dit kader
ontbreken vooralsnog.
Zo ook het gebruik in de Elzas om tijdens de jaarlijkse meifeesten
schijnduels uit te vechten met stokbroden. Een folkloristisch fenomeen
dat waarschijnlijk uit deze periode stamt, maar waarvan de herkomst
niet getraceerd is.
Het brood als vredestichterBr
on: ‘
De g
rafis
che
kuns
ten
door
de
eeuw
en h
een’
(Ant
wer
pen,
195
6)
15
16
Gruwelijk zijn de verhalen over de eerste
wereldoorlog. Een slachting van een tot dat
moment nooit gezien formaat, met miljoenen
doden als gevolg. Een oorlog van nationale
Bron
: ‘Pet
it La
rous
se U
nive
rsel I
llustr
é’, 1
922
In recenter dagen, vijftig jaren later, duikt
het brood wederom op als factor in de
conflictbeslechting.
De generatie van na de tweede wereldoorlog zag de
bui weer hangen. Verzette zich tegen een politiek
en tegen politieke machinaties die opnieuw
kanonnenvoer wensten te produceren. Wenste zich
niet meer te laten plooien tot monddode massa.
Geen oorlog meer, ‘make peace not war’, maak
een einde aan die nationalistische en koloniale
waanzin!
De verbeelding moest aan de macht, en die
had iedereen die zich ontworsteld had aan het
conservatieve keurslijf.
belangen die de gewone soldaat niet overzag en
hem ook koud liet.
Het was dan ook niet ongebruikelijk dat er,
dwars door de linies heen, regelmatig tijdelijke
verbroederingen plaats vonden tussen de soldaten,
oogluikend toegestaan door hun superieuren.
Het “Gij zult niet doden”, stond in alle bijbels. Aan
beide zijden van b.v. het Duits-Franse front werd
de mis gelezen, het brood gebroken en het “Dona
nobis pacem” gezongen.
Het duurde tot 11 november 1918 eer er iets van
die vrede terecht kwam.
17
Men eiste participatie.
Om deze eis kracht bij te zetten werden faculteiten
bezet, poogden de studenten de arbeiders te
mobiliseren en werden de keien uit het wegdek
gerukt, om vervolgens naar de politie geslingerd te
worden.
Les flics –zo heetten zij in Frankrijk– werden
gezien als het symbool van de conservatieve klasse
met de Gaulle als boegbeeld. Les flics vochten
meedogenloos terug met waterkanonnen en
traangas, maar ook undercover, letterlijk.
Uit:
‘Het
aan
zien
van
1968
’ (Ha
arlem
, 196
9)
Letterlijk, want de wapenstok werd door agenten in burger
niet openlijk gedragen maar verhuld. Zo werden er tijdens
die roerige dagen heren gesignaleerd die, gehuld in gabardine
en baret, de Marseillaise neuriënd, met fors uitgevallen
baguettes flinke klappen konden uitdelen. Waarschijnlijk was
het ingebakken eindje loden pijp daar debet aan.
Uit:
‘Het
aan
zien
van
1968
’ (Ha
arlem
, 196
9)
Uit:
‘Het
aan
zien
van
1968
’ (Ha
arlem
, 196
9)
Voor receptuur: pagina 25
18
19
20
21
Stelt u zich voor: u bent de koning van Engeland en
u houdt wel van een feestje.
U nodigt wat vrienden uit, slaat een voorraad
drank in, bakt de bitterballen voor en als de eerste
gasten komen, zet u een stemmig muziekje op. Niet
te hard, vooralsnog niet te hard! De Swing komt
later aan de beurt.
U hebt aan ijs gedacht en aan limoenen en
demonstreert uw nieuwste longdrinks.
Met de Bossa-nova sluit u de avond af en zwaait,
met zachte d(r)wang, uw laatste gasten uit; vult de
afwasmachine en rolt lichtelijk beschonken om half
drie in bed.
De boel de boel, opruimen komt later wel.
Stelt u zich voor, dat niet u, maar iemand anders
de koning van Engeland was en dat dan zo’n 250
jaar geleden.
Vrienden had een koning niet.
Onderdanen en/of vijanden wèl.
Drank inslaan stond voor liederlijk zuipen en bij
bitterballen doelde men op de hooghartige jonkers
uit de entourage.
Een koning tóen, stelde zich een feestje heel
anders voor.
Spontaan een partijtje bouwen was er in die
kringen niet bij. Onvoorstelbaar! Zo’n koning had
een aanleiding nodig. Een gewonnen veldslag, een
trouwpartij, doop of jubileum. Het feest was er
slechts tot meerdere eer en glorie van Hij, Zijne
Majesteit.
Er gingen vaak maanden van voorbereiding aan
Pepernoten
vooraf. Paviljoens moesten gebouwd worden,
uitnodigingen verstuurd, vee geconfisceerd en
jachtpartijen op touw gezet.
En er moest muziek zijn! Nee, nee, géén Swing of
Bossa-nova, maar gelegenheidsmuziek. Een beetje
vorst had daar in die dagen speciaal personeel
voor.
Rameau en Luly aan het hof van de Franse
Lodewijks.
Henri Purcell en George Friedrich Händel in
Engeland.
Wij willen voorstellen ons tot de laatste te
beperken; wij zijn geen broodschrijvers!
Händel (George Frederic) voor de Engelsen, was
dat wel. Hij schreef op bestelling majesteitelijke
muziek voor Zijne of Hare Majesteit. Studeerde
die in met de Hofkapel en deed, indien er
grotere bezettingen nodig waren, een beroep op
muzikanten uit het leger en op iedereen die een
instrument kon bespelen. Hij zorgde voor de
financiële afhandeling en dirigeerde de Première.
Stelt u zich voor, die aanleiding was er en u
besloot om in de kasteeltuin een groot vuurwerk te
organiseren.
De gasten, vriend en vijand, die na een dag van
plichtplegingen en een met veel drank overgoten
maaltijd neerzegen op uw koninklijk gazon
konden, voor zij hun bed inrolden, nog een
daverende apotheose tegemoet zien.
22
Bij het vallen van de avond –de
spreeuwen zochten lawaaierig een
slaapplek, konden maar niet besluiten
welke boom het lekkerste sliep– namen
de Brandmeesters en muzikanten hun
plaatsen in.
Het wachten was op de koning en zijn
gevolg. Begeleid door vierentwintig
toortsdragers en het geroffel der
trommen, besteeg hij het erepodium.
Ademloos wachtte men op zijn teken:
fire!
Eén voor één doofden de toortsen, “fire!”
klonk het.
Honderden stemmen herhaalden de
kreet: “fire, fire, fire!”
Terwijl de laatste toorts gedoofd werd,
ontstak de orkestleider, Händel himself,
zijn dirigeerstok, tikte af met zijn
verse, die dag gebakken stokbrood,
en klonken er, terwijl de vuurpijlen de
lucht inschoten, de eerste maten van de
Music for the Royal Fireworks.
Het werd een daverend succes!
1 Händel gebruikte ter directie een buitengewoon
groot knetterend stokbrood. Enerzijds omdat het
orkest zo groot was en anderzijds omdat het klas-
sieke dirigeerstokje in de duisternis onzichtbaar
zou zijn.
2 In het Franse taalgebied is niet dit gebruik maar
wel de term gemeengoed gebleven. Men spreekt er
nog steeds van, zoals: ‘L’Orchestre de Saint Martin
du Champs, sous le Baguette du Sir Neville Mari-
ner’.
Facts:
• Vulling dirigeerbrood: 1 deel zwavel,
1 deel houtskoolpoeder, 1 deel
salpeter en een snuifje kopersulfaat
voor de kleur.
• Händel (geboren te Halle, 1685;
overleden in Londen, 1759) schreef
deze muziek in 1749.
23
Händel was, dat lijdt geen twijfel, de eerste die in een daarom
vragende situatie, de hulp van het luminicente stokbrood
inriep. Zijn directie bij de vuurwerkmuziek ter gelegenheid van
de Vrede van Aken (1749) werd met knallend buskruit luister
bijgezet.
Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) knalde het
behoorlijk. De Oostenrijkse pianist Paul Wittgenstein kon
daarover meepraten. Het verhaal gaat dat hij als frontsoldaat,
in een poging de alomtegenwoordige droefgeestigheid even te
vergeten, een poging deed om dwars over de loopgraven heen
een concert van de Militaire Kapel te dirigeren.
De muzikanten, her en der verspreid en geteisterd door de
onophoudelijke beschietingen, gluurden hoopvol over de rand
van hun schuilplaatsen.
Wittgenstein had hen beloofd om bij het vallen van de
duisternis een speciaal geprepareerd, op de franse troepen
buitgemaakt stokbrood, te zullen ontsteken.
De muzikale diaspora (de chaos aan het front was enorm)
zou pogen om met dit lichtend voorbeeld tot harmonie te
geraken.
De nocturne begon en eindigde met een forse explosie.
Zijn hulpje, de tamboer 2e klasse Jean Baptiste (zijn
grootouders waren van Franse afkomst!?) bleek een
overmatige hoeveelheid buskruit
te hebben gebruikt.
Ook had hij de tijd die een
experimenterend dirigent nodig
heeft tussen het ontsteken en
het daadwerkelijk dirigeren, wat
al te zuinig ingeschat.
Tot op heden kennen wij de
uitdrukking ‘een kort lontje’.
Enfin, Jean Baptist legde de
grondslag hiervoor.
De wapenstilstand van 11 november 1918 was voor alle
betrokkenen een zegen.
Maar velen, die hun beste jaren in de loopgraven gesleten
hadden, kenden maar een vak: oorlog.
Ook Wittgensteins’ carrière, met één arm, leek geruïneerd.
Piano spelen? Werk voor één hand was uiterst schaars in de
tijd dat Ragtime en Quatremains in de mode waren.
Onder het juk van uiterste zelfdiscipline –want behoorlijk
onthand– zat Paul Wittgenstein dagelijks uren aan het
klavier, maar de uitzichtloosheid en de armoede bleven. Pas
toen in 1931 Maurice Ravel speciaal voor hem het ‘Concerto
pour le main gauche’ schreef, braken betere tijden aan.
24
Het was tijdens de laatste maanden van
het beleg van Leningrad, dat er voor het
eerst door de Sowjets van Stalinorgels
gebruik gemaakt werd.
Tot verbazing van Hitlers’ troepen,
geteisterd door de onder vijandelijk
vuur liggende aanvoerlijnen en de
moordende vrieskou, was het moreel
van de vijandelijke troepen verrassend
hoog. Voormalige Oostfrontstrijders
verhalen nog met ongeloof in hun ogen
van die ervaringen.
Over Sowjetsoldaten die, ogenschijnlijk
immuun voor kogels en koude,
blakend van gezondheid (en wodka),
strijdliederen brullend, over de bevroren
vlaktes raasden.
Het Stalinorgel
De fascistische troepen waren na de overrompeling van Polen
en de daaruit ontstane euforie absoluut niet voorbereid op de
gevaren van een langdurige landoorlog op deze enorme schaal.
Zij die dachten dat de inname van Leningrad een peulenschil
zou zijn, kwamen van een koude kermis thuis.
Kaar
t: Bo
satla
s (G
roni
ngen
, 198
3)
Bron
: Int
erne
t
Bron
: Int
erne
t
Honger werkt demotiverend
en dat werd van de kant van
het Rode Leger voorkomen
door het Stalinorgel in te
zetten, een meesterstuk van
lange-afstandsfouragering.
Bron
: Int
erne
t
Josef Stalin, 1878-1953
25
WICHTIGER HINWEIS: Zuerst das Brot backen und erst nach
vollständigen Abkühlung das Rohr abfüllen.
CLASSIC NOTE: You better don ‘t try.
But if you do, mind your family,
Protect your eyes (safety-goggles are a must)
and hands
Lock-up your and your neighbours pets.
HET ‘PAIN PLOMBÉ’
1 Bezoek een slopers- of loodgietersbedrijf en vraag om een
eindje oude loden afvoerleiding. Bevestig hierin een –liefst
essen– bezemsteel, zodanig dat die aan één kant minstens
tien centimeter uitsteekt.
2 Let er op dat het geheel in de oven past of neem
anders contact op met een te vertrouwen bakker.
3 Bekleden met een elastisch deeg en afbakken.
Gebruiksaanwijzing op pagina 17.
-FOR OUTDOOR USE ONLY!-
‘HÄNDELS HIDDEN HOMEWORK’
Noot van de redactie:
Terecht, wees uiterst voorzichtig; en realiseert
u zich dat het afsteken van vuurwerk, buiten de
daartoe wettelijk gestelde periode, verboden is.
Daarnaast is de kans groot dat de door Händel
omschreven constructie onder de
vuurwapenwet valt.
VIVE LA REPUBLIQUE!
1 Verschaf u een dikwandige stalen buis van maximaal drie voet lang en
met een doorsnede (hoe langer, hoe dikker) van 1 tot 15/8 inch. Las één
kant grondig dicht en bevestig het aan een vuurvast handvat, dat zowel
licht en elegant, als warmte-isolerend, dient te zijn. Het andere uiteinde
voorziet u van een stalen spruitstuk met een doorsnede van 1/8 inch en
een lengte van 2 tot 3 inch. Vervolgens boort u over de hele lengte van
de buis, zo om de 1,5 inch, luchtgaatjes van 3/8 doorsnee.
2 Bekleed het geheel met een dunne laag extra luchtig beslag en zie af
van een oppervlaktebehandeling van water of eiwit.
3 Test na het bakken de luchtdoorlaatbaarheid door krachtig te blazen
op het spruitstuk. Prik zonodig met een breinaald extra gaatjes in het
brood.
4 Vul de pijp –niet roken!– met een mengsel van 1 deel gemalen
houtskool, 1 deel zwavel en 1 deel salpeter. Voeg voor een gewenste
kleur zonodig een weinig sulphide toe.
5 Beproef uw eerste exemplaar door middel van een op afstand gestuurde
ontsteking en zònder dirigent.
Succes!
George-Frederick
25
26
Le pain de la resistance
Nog niet in 1941 –de situatie is dan
nog te chaotisch– maar zeker toch in
de zomer van 1942, ontstaat er op het
Franse platteland ter ondersteuning
van het verzet een efficiënte
infrastructuur van onderduikadressen,
bevoorradingspunten en
wapenarsenalen.
Om zo onopvallend mogelijk te
kunnen opereren zocht men bij
voorkeur onderdak in leegstaande
bedrijfspanden. Er was door het
oorlogsgeweld immers veel verwoest en
het herstellen van in onbruik geraakte
optrekken was schering en inslag.
Door het oog te laten vallen op
bakkerijen sneed het mes aan twee
kanten: enerzijds herstelde men een
levensnoodzakelijke schakel in de
voedselvoorziening, anderzijds schiep
men zo een perfecte dekmantel.
Deze locaties legaliseerden de
broodnodige nachtelijke tochten die
anders levensgevaarlijk zouden zijn.
Want de ovens moesten branden,
ondanks de door de bezetter ingestelde
avondklok (fr: couvre-feu). De bakkerij
was de perfecte couverture (dekmantel
in het Nederlands). Kaar
t: I.N
.G. (
Paris
361
5)
27
Slechts een deel van het netwerk dat
onder leiding stond van ‘le Grand Bob’
(Bob is de afkorting van Boulanger
natuurlijk) is heden ten dage nog
traceerbaar. Ook verzetsstrijders
hebben niet het eeuwige leven en de
papieren relicten van oorlogskwaliteit
al evenmin. Gelukkig bezit het Centre
de la Commémoration in Nancy een
handvol rudimentaire kaarten met
daarop een aantal bescheiden, maar
onmiskenbare aanduidingen.
Daarnaast is er een door de tand
des tijds en ongedierte aangevreten
exemplaar te zien van het zgn. ‘pain
complet’ (zie foto), gebaseerd op een
vernuftig, van een lange loop voorzien
pistool van Oostenrijkse herkomst.
Helaas vertoonden niet alle
‘Baguettes’ een gelijkaardige
technische perfectie. Vele waren
noodgedwongen gebaseerd op
materiaal uit de eerste wereldoorlog
of van nog oudere leeftijd. Het is dus
niet uit te sluiten dat het gebruik van
dit wapentuig niet ontbloot was van
risico’s voor de schutter!
Tot de schaars overgeleverde
wapenfeiten (vele zijn waarschijnlijk
niet als zodanig herkend) behoren zowel
Bron
: ‘Pet
it La
rous
se U
nive
rsel I
llustr
é’, 1
922
28
de liquidatie van overste
Erich von Hochstapler en
zijn staf op 12 december
1942 en de executie van de
collaborerende broers Lahor
op 26 februari 1943, beide te
Châlon sur Marne.
Maar de klap op de vuurpijl
was natuurlijk toch de door
het verzet georganiseerde
‘brooduitdeling’ aan de
arbeiders van de, voor de
Wehrmacht werkende,
staalgieterij in Hagenondance
(Lotharingen) op 14 april
1944, met fatale gevolgen
– voor zowel de directie als de
productielijn.
De op gang komende droppings van
geallieerde wapens, in combinatie met
de ontwikkelingen op de Balkan en
de schaarste aan meel, maakten in
de lente van 1944 een einde aan het
gebruik van dit wonderlijk inventieve
èn effectieve wapentuig.
Met dank aan:
• ‘Les allemandes, o la la’ (anoniem)
• ‘Nourriture dans des temps graves’
• ‘Le pain plombé’.
Afbeeldingen ‘Boulangerie’ en ‘Fusils’:
‘Petit Larousse Universel Illustré’, 1922
29
Motregen en een niet geheel rimpelloos
wegdek zijn teveel voor de bodem. Roetsj, en weg
is je brood. Ja, dat dacht je, maar dan onderschat je
de veerkracht. Het passeert met hoge snelheid op een
haar na twee parkeerwachters, suist in de richting van een
fietsende student die het projectiel
een schop verkoopt waardoor het
voorzien van nieuwe energie van
richting verandert en
als een raket op een
rolstoelrijder afvliegt. Die
ontsnapt de dans maar twee
‘gebruikers’ die alle coördinatie
missen, slaan gaten in de lucht en
komen ten val vlak voor de voeten
van een vrome dominee die
“Manna” roept hetgeen
de bestuurster van de
gloednieuwe VW-kever ontgaat door
de klap op de voorruit die de aanzet
vormt voor een fraaie looping -her
en der wordt een UFO gesignaleerd-
schiet langs de neus van
een kraanmachinist
die net een broodje had besteld, om
dan, na een sierlijke glijvlucht
tot inkeer gekomen, op je eigen
bagagedrager te landen.
Geen krasje.
Thuis blijkt de geestkracht van dit stokbrood nog niet
gedoofd. Tot op de broodplank blijft het zich
verzetten. Ontwijkt het mes door diep te buigen.
Het kartelmes kerft tot op het hout.
Toch eten we lekker, gespreksstof genoeg.
Bijna echt is niet echt, want echt is heel wat
anders.
Echt is bloem, water, gist en een mespuntje zout.
Anders is als er vet bijkomt of, erger nog, een hele
reeks broodvijandige additieven.
Echt is echter een schaars
goed.
Dat echte brood met die
prachtige onregelmatig gerezen
structuur. Die bite die niet
alleen de korst heeft, maar het
hele brood. Dat knapperige
zonder bros te zijn.
De telefoon gaat. “Ja leuk”.
“Gezellig”. “Nee, geen enkel
probleem”. “Tot straks dan”.
Een soepje? Er is nog een
mooie fond van eergisteren,
uien en oude kaas zijn er
ook. Dan pasta met anti-
pasta. Komt allemaal uit de
voorraadkast. Broccoli krijg
je bij de groenteboer om de
hoek. Vóór het opdienen even in de magnetron,
vijf minuten laten uitdampen en serveren met een
gebonden saus met knoflook, pijnboompitten en
uitgebakken, gerookte spekjes. Allemaal zo klaar
dus.
Twee dingen slechts. Broccoli, en voor bij de soep
een prima stokbrood.
Fietsen naar een ‘andere’ bakker.
Het brood ziet er betrouwbaar uit.
De verpakking blijkt dat niet.
Gespreksstof
30
Broodtransport
huiselijker dan de huidige. Kindertjes zijn handenbindertjes
en hun aantal lag beduidend hoger dan het hedendaags
gemiddelde. Die moesten allen gevoed, gekleed en gewassen.
De stofzuiger was nog geen gemeengoed en de wasmachine
was net begonnen aan een schuchtere intrede. De wringer
ook. En dan maar hopen op droog weer, want anders kwam de
strijk in de knel en bleef ook het verstelwerk liggen.
Boodschappen doen heette nog geen ‘shoppen’ en van ‘fun’
was al helemaal geen sprake als je elk dubbeltje moest
omdraaïen. Die boodschappen, dat klinkt vandaag de dag als
Stadsgezichten uit de Laat-Romantiek, zo rond de
wisseling van de 18e en 19e eeuw, leren ons dat
het bezorgen van brood een exclusief vrouwelijke
aangelegenheid was.
Het beeld van de matineuze jonge vrouwen die,
beladen met geurig brood, door de straten reden
deed de dichter Goethe niet alleen watertanden,
maar zette hem ook tot schrijven aan. Het was
niemand minder dan Franz Schubert die zijn
tekst toonzette; en het “Gretchen am Lenkrad” is
onsterfelijk geworden.
Dit vrouwelijk monopolie bleef in allerlei lokale
varianten, tot in de eerste decennia van de
twintigste eeuw gehandhaafd.
Zij die in een stedelijke omgeving en rond
het midden van de vorige eeuw zijn geboren,
herkennen dit toch allemaal: de kleinhandelaar
die, met z’n waren op een door een paard
getrokken kar, door de vrijwel autoloze straten
trekt. Ratelend, roepend, bellend, maakt hij zijn
aanwezigheid kenbaar in een straatbeeld van
fietsers, voetgangers en spelende kinderen.
Zijn signalen zouden nu, tussen de door het
gemotoriseerde verkeer geproduceerde decibellen,
hopeloos verloren gaan. Zou hij plots weer op de
straat verschijnen, dan zou dit aanleiding geven
tot overlast, ergernis en opstoppingen. Om de
twintig meter, met paard en wagen stilhouden
en een hele weghelft of meer blokkeren, lijkt nu
onvoorstelbaar.
‘Laten wegslepen, die handel!’
De huisvrouw uit die dagen –van huismannen
had nog nooit iemand gehoord en alleenstaanden
waren zonderlingen– was noodgedwongen een stuk
Oman, 2006
31
een ongekende luxe, werden voor het merendeel
niet gehaald maar aan huis bezorgd.
Zo verschenen dagelijks zowel de groentenman
als de melkboer in de straat. Wekelijks kwamen
de kruidenier, de slager en de vishandelaar.
Deels waren het de producenten zelf die hun
seizoensproducten aan de vrouw brachten.
Op straat kocht men ’s zomers aardbeien en
kersen, evenals kolen en petroleum: onmisbare
brandstoffen voor de winter.
De bakkerskar kende vele varianten.
“Want er zijn bakkers en wederverkopers van
brood” schrijven Zeguers en Hemker in ‘La
Cuisine sage’.1
Niet alleen de kar van de lokale bakker trok door
de straten, maar ook die van de coöperatieve
bakkerijen, de eersten die het fabrieksbrood
goedkoop en zgn. ‘gezond’ verkochten.
De herinnering aan een product als ‘Tarvo’, een
voorgesneden brood van een elastische substantie
vervaardigd, zonder een noemenswaardige
korst maar mèt een kunstmatig opgerekte
houdbaarheid, doet heden ten dage nog vele ouderen gruwen.
De toevoeging van een overmatige hoeveelheid dierlijk vet
zorgde ervoor dat ook de laatste snede ‘mals’ bleef.
Gelukkig keerde het tij. De naoorlogse generatie, eenmaal in
financiëel ruimer vaarwater gekomen, ontdekte tijdens hun
eerste vakanties in het buitenland dat er meer brood tussen
hemel en aarde bestond dan ‘Tarvo’.
Een wereld van geur, smaak, structuur èn variëteit ging voor
hen open. Daar ontdekte men dat het brood niet bezorgd,
maar gehaald werd. Met name in Frankrijk, met z’n fijnmazig
netwerk van bakkerijen2 werd de toerist geconfronteerd
met veel vernuftigs op het gebied van het persoonlijke
broodtransport.
Het besef dat brood meer kan zijn dan maagvulling
breekt in die dagen door bij een steeds groter wordende
groep consumenten. Al zal het waarschijnlijk een vrome
wens blijven dat de bakkers de concurrrentieslag met de
‘Wederverkopers van Brood’ ooit zullen winnen.
1 C. Hemker, J. Zeguers: ‘La Cuisine Sage’, Luiting, 19782 Zie ook ‘Le pain de la resistance’, pag. 26
Klemvast vervoerd; prototype voor heren- en damesfiets.Frankrijk, 1982
32
Een ooggetuigeverslag van de
Tour de France
“Deezen zoomer, terwijl U verkoeling zocht aan den oever van
den rivier, in den schaduw van het bosch of heerlijker nog,
aan zee, werd in Frankrijk weederom den jaarlijkschen Tour
den France gereeden.
Uw verslaggever die reedsch eerder zijne indrukken
met U deelde over den sloopende hitte tijdens
den etappes in den streek van Bordeaux en later
in den Rhône-vallei, is inmiddelsch, dank zij den
stuurkunsten van zijn trouwen chauffeur, in den
Alpen aangekomen.
Om ons heen ligt eeuwigen sneeuw en den
meegebrachte winterkleeding bewijst goeden
diensten. Halverweege den vijftiende etappe van
Grenoble naar Evian houden wij halt. Hier op
den top van den Col de L’lseran wachten wij den
dappere renners op en zullen wij getuige zijn van
een hartverwarmend tafereel. Een verbroedering
zoals die alleen in den wielerwereld plaatsvinden
kan. Een ritueel voorbehouden aan den crème de
la crème van den wielersport en waarvoor er in het
peleton geen plaats is.
Eindelijk wordt ons geduld beloond. Was tot op heden slechts
het suizen der wind te hooren, plots wordt dit vermengd met
vage flarden motorgeronk.
Daar koomen zij! Minuten tikken tergend langzaam voorbij
en het lijkt een eeuwigheid te duren eer wij, omfloerst door
mistflarden, hunne felle koplampen ontwaren.
Vergeten is het kleumend lange wachten. Daar koomen zij!
Op een tiental meeters achter den eersten motorrijder
ontwaaren wij den eerste zwoegende gestalte. Staande
in den pedalen en met het kleinste verzet, worden den
laatste meeters bedwongen. Den Gelen Trui-drager en
dan, opdoemend na enkelen seconden, drie, vier, neen vijf
anderen. Den kopgroep is compleet. Guiseppe, Jean-Paul, den
Belgischen Maurice natuurlijk, maar ook den Duitscher Kurt
Händler, op den voet gevolgd door onzen landgenoot Jacob
van Ossendrecht. Gelooft u mij, op dezen kouden top, wordt
sportgeschiedenis geschreven! Namen toegevoegd aan het
Pantheon der Sportonsterfelijken!
Maar nu. Hijgend verzaamelen zij zich. Hunne rijwielen
achteloos aan den kant gezet, rond den diepblauwen motor
met zijspan, waarvan den berijder met delicate gebaren het
dekzeil verwijdert, dromt men samen.
Hierin, warm gehouden door een zestal warmwaterkruiken,
bevindt zich den proviand voor den uitgeputte sportlieden,
overgenomen uit de ‘Katholieke lllustratie’, september 1929.
33
maar ook behaaglijk warme dekens voor elk van hen.
Den strijd, den competitie van daarnet èn straks, wordt voor
een moment vergeten. In intieme celebratie.
Hier, op hunner Olympus, weeten den wielergoden zich voor
een moment vereenigd. Deelgenoot aan dezelfden Titanenstrijd
is dat wat telt.
Uit het zijspan stijgt een geur van verschgebakken brood op,
oogenschijnlijk uit een andere wereld dan dit landschap van
steen en ijs. Hongerig sluit men den kring.
Den motorbestuurder, een Sileziër met een onuitsprekelijken
naam, kijkt den kring rond, ziet in allen oogen een
verwachtingsvollen blik, duikt dan in zijn bagage en haalt
den flesch booven, toont eenieder het veelbeloovende etiket en
ontkurkt met alle égards een Grooten Cognac. Nogmaals wordt
den lucht doorkliefd met een niet-alpine doch goddelijk aroma.
Den zintuigen krijgen een extra prikkel op deez’ hoogte.
Reuk en smaak worden intenser bij ontstentenis van
het daaglijksche bombardement van impressies. Uiterst
behoedzaam giet den in leeder gehulde gestalte den inhoud
in een op den juiste temperatuur gebrachte kom. Dan, op een
moment dat alle aroma’s vrij koomen, gaat er eenen diepen
zucht door het selecte gezelschap. Even lijkt men geheel alleen
te zijn, maar met zoveel gemeenschappelijks. Het besef, dat
niet alleen den overwinning, maar vooral den strijd, het doel
van deezen sportieve onderneming is, vervult aller harten.
Voor één moment zijn zij allen één.
Dan den ceremonie.
Een ieder neemt zijn brood, doopt dat seconden lang in den
hemelschen drank, zuigt en sabbelt, verzaaligt... Geniet een
sacrale stilte, terwijl den warmen gloed weldadig in hun
binnenste opstijcht.
Verkleumde ledematen ontspannen zich. C’est la vie!
Voor den tweeden en den derden male gaat den kom rond.
Zelfs Kurt, den sportieve ascetische Duitscher, is er van
overtuigd dat in dezen omstandigheden een goeden slok op
zijn plaats is en doopt met graagte zijn brood telkenmale in
den hem aangebooden kom.
Nog even en den afdaling begint. Beneden lokt den finish, den
warmte en den ontvangst. En nu, den remmen los!
Snelheid, behendigheid, zijn den eigenschappen welken
tellen. Gaapende klooven en onpeilbaren afgronden op luttele
centimeters van het wiel verweijderd.
Den wind, den warmer wordende lucht fluitend in den oren,
vermengd met het bewustzijn dat een platte tube fataal kan
zijn, terwijl verraaderlijk smeltwater, juist daar waar men het
niet verwachten zou, het wegdek in een glijbaan kan doen
veranderen.
Maar dan, den ontvangst is grootsch. Vlaggende straten, het
juichende publiek bij den finish. Luigi eindigt als eerste over
den streep. Wordt belaagd door pers en trouwen aanhangers.
Den krans over den schouders sluit hij even den oogen. Zoo
schoon kan het leven zijn: C’est la vie.”
In 1947, meteen na de Tweede Wereldoorlog werd het gebruik van alcohol tijdens
wielerwedstrijden ten strengste verboden door de organisatoren. Doping bleek
echter onuitroeibaar.
34
De stilte van de Zondagochtend in de 50-er jaren, werd nog
niet verstoord door buurtbewoners, uitgerust met electrische
grasmaaiers, klopboren of cirkelzaagmachines.
Slechts het gebeier der kerkklokken vulde de lucht.
Dichtbij het geklepper van het parochieklokje, van verder
weg en over de hele stad, de donkere bronzen roep der grote
kerken. Servaos en Slevrouwwe riepen beiden: “Haast U”.
Gedenk de dag des Heren, spoed u ter kerke en uw plaats in
het Paradijs is verzekerd.
Maar niet overal werd er naar geluisterd. Op veel plaatsen,
ook al was het maar voor eventjes, werd dit Roomse geweld
genegeerd. Even moest alles wijken voor de stem uit de
luidspreker van de draadomroep, die àndere litanie van de
zondagochtend, meteen na het nieuws van acht uur. Met de
nog nazingende tonen uit de kerktorens op de achtergrond,
werden, met Vlaamse tongval, de verlossende woorden
gesproken:
“Maubeuge, 12 graden, licht bewolkt, noord-noordwestelijke
wind. De duiven zijn gelost.
St.Quentin, 10 graden, half bewolkt, noordwestelijke wind.
De duiven zijn gelost.
Orleans, 14 graden, heldere hemel, westelijke wind. De
duiven zijn gelost.
Tours, 8 graden, nevel. Wachten.
Angoulème, 16 graden, zuid-zuidwestelijke wind. Nagenoeg
onbewolkt. De duiven zijn gelost.”
Eén voor één werden de namen genoemd.
Het Franse spoorwegennet van noord naar zuid afgewerkt.
Postduiven reisden per trein in die dagen.
Héén althans.
Voor de duivenmelker werd de indeling van de zondagochtend
bepaald door dit soort berichten. Dit, moest hem doen kiezen,
voor de Heilige Mis van half negen
of die van tien uur.
Soms zelfs, als het echt spande
–geld speelde bij die wedvluchten een niet onaanzienlijke rol-
werd het zieleheil en het Gregoriaans verruild voor het uren
in de lucht turen. “Dao kaome ze!” Was ook van toepassing
op de duivenmelkers. De vrijheidsdrang van de arbeidende
duivenmelker werd belichaamd in de onafhankelijke duif,
die geheel op eigen kracht, zonder de tirannie van baas of
tredmolen, zijn eigen thuisbasis opzocht.
Daar kon de pastoor best even voor wachten.
Zij, die duiven molken, behoorden tot een speciale wereld.
Voor hen was er niet één God, maar ook die van de BRT.
Een satanische verlokking die bij het Laatste Oordeel nog wel
ter sprake zou komen. Dat was een zorg voor later...
Voor de duivenmelker was zijn hobby zijn oog op de wereld.
Had de bezetter niet immers het houden van duiven
verboden? Opnieuw moest er gefokt worden in ’45, de besten
met de besten gekruist. Hiertoe moest men naar Luik, met
Vreuger - in Maastricht
35
paspoort en controle, want Holland had zich niet zo netjes
gedragen tijdens de wereldoorlogen.
Naar Luik voor veelbelovende eieren, clandestien, dat
wel. Maar in de romantiek, waarin de duivenmelker zich
identificeerde met de grenzeloosheid van de vogels, mocht dat
geen probleem zijn.
Het Waalse duivenminnende gewest werd eerst via de
zondagmarkten, later, meer thuis inmiddels, ook tijdens
Sainte Marie en de Novemberfoire op de Avenue de la
Sauvigniere, ondanks de taalbarriere, een veelbezocht gebied.
Na de offerrande werd de lucht in de Onze Lieve Vrouwe
kerk stilaan een beetje transparant. De feestelijk gekleurde
lichtstralen werden minder getemperd door wierookdampen
en kaarsenwalmen. Buiten scheen de zon. Daar was de kilte
van kerk en crypte reeds lang vergeten. Heel voorzichtig
begonnen de geuren van de sökkerbekker Fransen (het
Peperkookemenneke) in de Wolfstraat, samen met die van de
bakker uit de Steine Brög, te concurreren met die vanuit de
kerk.
Hongerig, vóór de communie moest je immers nuchter zijn,
werd er gegluurd naar de celebrant, die een grote hostie at,
er een slok wijn én alle tijd bij nam.
Gewend aan het dagelijks ontbijt voor dag en dauw werd
er gedroomd van koffie en spek met eieren. Het Panis
Angelicum fit panis hominium werd er gezongen. Zou tijd
worden ook. Maar eerst nog voerde de missiepater het woord.
Sprak over hongerige kindertjes in Kongo of Oost-Sumatra
en kondigde een collecte bij de poort aan. De collectes voor
de kerk, de armen en de bijzondere doelen (toch eens bij
Thiessen op de Grote Gracht informeren) waren allang achter
de rug. Op de achterste rijen was het eerste geschuifel reeds
hoorbaar. Van daaruit was je ook het eerst buiten (Dominus
Vobicscum), dan moet hij wel opschieten...(Ed cum Spiritu
tuo), die kwam later wel in de Struys.
Terwijl de dames zich, omstuwd door kroost, naar huis
begaven, maakten de heren goede sier door het
bestelde gebak voor de zondagmiddag op te gaan
halen. Het wachten bij de bakker, waarbij men
zichzelf een prima excuus verschafte (rieste, kronselle,
of appelekowwe). “Kronselle, dat waor besteld.” “En
è stekbroed geere, veur bij de sôp en è gesnooie
roggebroed veur bij de Rommedoe.” “ ‘n Eelske
derbij?” “Straks.”
Tegen enen, ietwat rossig, met de aangeschafte
eetwaren naar huis. Diner en dan een dutje.
Maar voor de duivenmelker moesten de café-
geneugten wachten tot zijn vogels ‘gevallen’ waren,
met voer en gefluit naar binnen gelokt, afgunstig
gekeken naar die vroege ‘witpen’ van Laurent
verderop, en de op weduwschap vliegende ‘schüllever’
van de kromme Louis, uiteindelijk ontdaan van
het rubberen wedstrijdringetje, geconstateerd in
het listig gesloten compartiment van de, van een
stempelmachine voorziene, houten klok.
Dan pas kon men achterover leunen. Titanenarbeid.
Op de fiets naar het café.
Daar zag het blauw van de rook en de grootspraak.
Heren met sigaren namen de klokken in ontvangst.
Zonder bier duurt het wachten extra lang. Uren vaak,
voor de uitslag bekend was.
Wachten maakt ook hongerig, ook toen al.
Dus iers è bruudsje met hiering en è gleeske jenever.
Straks naar huis, voorzichtig fietsend.
Kaafvleis, puree en Brussels lof.
Wee heet den ierste?
36
Indien u zich erop verheugt straks een populaire
opa of oma te zijn, tref dan nu uw maatregelen.
Dit is het moment om u te verzekeren van een
dosis verhalen die naadloos aansluit bij het
klassieke en gruwelijke sprookjesrepertoire.
En het is zo simpel!
Spaar nu de verpakkingen van uw dagelijks brood
en knip daar de lijst van ingrediënten uit. Leg een
plakboek aan: succes verzekerd.
...ui
t de
supe
rmar
kt...
Tip voor later!
Ademloos zullen de kleintjes aan uw lippen
hangen als de klassiekers verbleken bij uw
verhalen over vroeger.
Over hoe u en uw leeftijdsgenoten het waagden
om, uit puur lijfsbehoud en bij het volle
verstand1 toch over te gaan tot het consumeren
van deze tot in lengte van dagen houdbare
producten.
Brood, dat product waar toch wat in zit.
De reclame loog er niet om in die dagen.
1 Wetenschappers hebben hierbij, gezien de aard en
hoeveelheid additieven, ernstige twijfels
sponsor
Jacques Creusen, Jacqueline Wassen
en Riet de Wit: drie Maastrichtse
kunstenaars, drie verwante zielen.
Ieder met een eigen achtergrond
en eigensoortige productie,
tekenen voor dit boekje.
Informatie over hun werk is te vinden
op onderstaande websites:
www.jacquescreusen.nl
www.members.lycos.nl/jacwassen
www.rietdewit.nl
Top Related