Begint elke ontmoeting met een dagdroom?
Verslag van een gedachtenwandeling
1 september 2013 – 1 mei 2014
Aisha Fouad
Docent en begeleider: Vibeke Gieskes
Gerrit Rietveld Academie
Inter-‐Architecture
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
2
‘Een ervaring is iets waaruit men veranderend tevoorschijn komt. Ik zou nooit de moed hebben mij aan
het schrijven van een boek te zetten, waarin ik zou meedelen wat ik al heb gedacht. Ik schrijf juist omdat
ik nog niet weet wat ik van een onderwerp dat mijn belangstelling trekt moet denken. Terwijl ik schrijf,
verandert het boek mij; het wijzigt wat ik denk.’1
1 Foucault (2002), p. 171.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
3
i. Reist u met mij mee door mijn gedachten? ........................................................................................................................................ 4
ii. Missie........................................................................................................................................................................................................... 4
iii. Ik ga op reis en ik neem mee .............................................................................................................................................................. 5
iv. Ontmoeten ................................................................................................................................................................................................ 6
i. Wevend te werk.......................................................................................................................................................................................... 6
Stroom 1. De tijdschrijver tegenover de dagdromer................................................................................................................ 8
Stroom 2. Kan een dagdroom leiden tot vrijheid?..................................................................................................................... 9
Stroom 3. Is mijn verlangen naar vrijheid een verlangen naar authenticiteit? ............................................................11
Stroom 4. Dagdromen zijn de spiegel van het zelf ...................................................................................................................12
Stroom 5. Alles wat we willen.........................................................................................................................................................14
Stroom 6. Een dagdroom is niet enkel positief .........................................................................................................................16
Stroom 7. Is levenskunst de werkelijke betekenis van mijn dagdromen?......................................................................17
Stroom 8. Dagdromen, handelen en de Polis.............................................................................................................................19
Stroom 9. De Keten der Levenskunst ...........................................................................................................................................21
Stroom 10. Het keuzemoment: dagdromen is een voorwaarde om Kairos te vinden................................................22
Stroom 11. Dagdromen en vriendschap in relatie tot levenskunst en het zelf.............................................................22
Pauze 1. ...............................................................................................................................................................................................................23
Hervatting van de tocht ..................................................................................................................................................................................24
Stroom 12. Vluchtelingstatus? Vooroordelen en misverstanden over dagdromers ..................................................24
Stroom 13. Besluiteloosheid en onverschilligheid.................................................................................................................24
Stroom 14. Egoïsme...........................................................................................................................................................................25
Stroom 15. Vluchtgedrag of escapisme ......................................................................................................................................26
Stroom 16. Kan een dagdromer zich vervelen?.......................................................................................................................26
Stroom 17. Verdwaalsporen en routes.......................................................................................................................................28
Stroom 18. Is dagdromen ‘verdwalend plannen maken’? ...................................................................................................29
Stroom 19. Tijdsbeeld: is een dagdroomtijdperk noodzakelijk voor het ‘zelf’.............................................................29
Stroom 20. Treedt in stilte een trede hoger .............................................................................................................................31
Tweede Rust .......................................................................................................................................................................................................32
Pauze 2. De gevulde knapzak...........................................................................................................................................................32
Wandeling 2 - weg van de rivieren, de woestijn in!................................................................................................................................33
Spoor 1. En dan nu: ruimte is noodzakelijk om te handelen! ...............................................................................................33
Spoor 2. Dagdromen en externe ruimte: dagdroomplekken? ..............................................................................................33
Spoor 3. Dagdromen in de ‘Polis’ ....................................................................................................................................................35
Spoor 4. Dagdromen in de openbare ruimte of thuis? ............................................................................................................37
Spoor 5. Huidige tijdsgeest vraagt toch om bescherming dagdromers in de openbare ruimte................................37
Spoor 6. Zijn dagdromen ook ruimten?........................................................................................................................................38
Spoor 7. Het oneirische huis van Bachelard ...............................................................................................................................40
Spoor 8. Dagdromen zijn gedachten, maar gedachten zijn nog geen dagdromen .........................................................40
Spoor 9. In het ‘hier en nu’ zijn: Zen, externe ruimte en het ‘Open’ ....................................................................................41
Spoor 10. Ruimte die tot de verbeelding spreekt en suggestieve ruimte........................................................................43
Einde van de expeditie: wat zit er nu in mijn Rugzak? ..........................................................................................................................46
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
4
i. Reist u met mij mee door mijn gedachten?
De tekst die nu voor u ligt is geen scriptie of thesis. Het woord ‘thesis’ komt uit het Grieks en betekent
‘een te bewijzen of te verdedigen stelling’. Ik kies ervoor om helemaal niets te bewijzen of te verdedigen.
Veel liever nodig ik u uit om met mij mee te gaan op gedachtenreis, waarbij ik rechtstreeks verslag doe
van mijn zoektocht.2 De dwaalsporen die ik achterlaat vormen één lange inleiding tot mijn fascinatie(s),
waarbij ik nu nog niet weet of er uitkomsten zijn, en zo ja, wat deze dan zullen zijn. Eigenlijk geeft dit
schrijven enkel inzicht in hoe ik denk, en hoe ik theorie inzet om een beeldend werk te kunnen maken.
Deze tekst representeert een momentopname van een veranderend proces, het is een stuk in beweging.
U kunt mijn gedachten zien als een uitwaaierende rivierbedding, waarbij ik steeds verder stroom, zijnde
de rivier. Onderweg hoop ik voetsporen van anderen tegen te komen -‐ die ik even kan volgen -‐ en weer
kan achterlaten. Ik hoop aanwijzingen te vinden die mij kunnen helpen met het vinden van antwoorden
op mijn vragen. In het beste geval kan ik onderweg al vruchten plukken. Maar ook onrijpe vruchten die ik
niet meteen kan opeten zal ik niet laten liggen, soms neem ik ze mee ze om ze thuis te laten rijpen voor
later gebruik. De dwaalsporen die ik achterlaat zal ik in deze tekst voor u optekenen en nummeren. De
voetsporen van anderen die ik onderweg tegenkom houd ik voor u bij in een voetsporenlegenda dat u
steeds onderaan elke pagina kunt vinden.
Ik ben er zeker van dat de tocht na het ‘inlevermoment’ van deze tekst zal voortduren, totdat ik echt tot
de kern kom van waar ik naar op zoek ben. Want voor mij is het juist deze zoektocht die belangrijk is om
te delen. Het voelt alsof ik steeds dichter bij de bron kom van mijn rivier, maar of ik deze werkelijk zal
vinden? Al mijn hele leven, ben ik gefascineerd door de activiteit van het dagdromen. Toen ik begon aan
deze tekst, besefte ik dat ik eigenlijk nooit eerder precies onderzocht heb waarom het dagdromen zo
belangrijk voor mij is. Terwijl het onderwerp veelal inspiratie of uitgangspunt is voor mij om een
beeldend werk te maken. Het wordt tijd om op zoektocht te gaan.
ii. Missie
In deze gedachtenwandeling ga ik op zoek naar het geheim dat heeft aangezet tot de ontmoeting3 van
mijzelf en waarvan ik vermoed dat het met dagdromen te maken heeft. Een belangrijk onderdeel van
mijn taak is dat ik van deze persoonlijke zoektocht de vertaalslag maak naar een ruimtelijk ontwerp.
Want pas aan de (externe)4 ruimte kunnen anderen wellicht ook gedachten ontlenen. Deze zoektocht en
de ruimtelijke vertaalslag zie ik dan als mijn eindexamenproef aan deze academie.
Als een meanderende rivier stroom ik steeds dichter naar daar waar ik wil zijn: de oorsprong van mijn
fascinatie. Daarom kies ik ervoor om de inhoud van deze tekst ook vorm te geven als een rivier, of een
stad, waar gaandeweg steeds nieuwe wijken bijkomen. De oude wijken blijven staan, ook al worden het 2 Een zoektocht waarmee ik mij, mocht het nodig zijn, de komende tien jaar wel wil bezig houden. 3 Ik ga in Stroom 1 in op mijn betekenis van ‘ontmoeten’. 4 De sporen over externe en interne ruimte vindt u verderop in het reisverslag.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
5
ruïnes. De ruïnes zijn belangrijk omdat ik erop terug kan kijken. Zo laat ik mijn rivier meanderen en
bouw ik mijn eigen stad.
Aan de hand van mijn persoonlijke missie - om mijzelf en mijn leven volledig te ’ontmoeten’5- ga ik (1)
op zoektocht naar de ware en diepere betekenis van dagdromen in mijn leven. Daarbij navigeer ik af en
toe mee op theorieën waarin wordt uitgegaan van de essentie dat dromen en verlangens als
voorwaarde en beginpunt gelden voor het bereiken van een staat van het pure zelf (de ‘Stromen’).
Omdat ik denk dat het dagdromen een handeling6 is, die wordt uitgeoefend door de mens, en omdat al
het menselijk handelen zich voordoet in de ruimte, wil ik (2) onderzoeken wat de verhouding is tussen
het dagdromen en de ruimte (de ‘Sporen’).
Zoals genoemd, hoop ik gedurende mijn zoektocht aanwijzingen te vinden – bijvoorbeeld in de literatuur
en/of beeldende kunst -‐ die mij kunnen helpen met het maken van beeldend werk. Op de kaart op pagina
27 kunt u alvast zien dat ik in ieder geval twee rode stippen heb gemarkeerd. Na de wandelingen zal ik
deze rode stippen nader verklaren – daar laat ik mijn belangrijkste vondsten zien. Tegen het einde kan ik
hopelijk al de eerste uitkomsten van het fysieke ontwerponderzoek tonen.
Ik kan mij voorstellen dat ik tijdens de wandeling hardop vragen stel die alsnog onbeantwoord kunnen
blijven. Als dat zo is, zal ik dat aangeven.
iii. Ik ga op reis en ik neem mee
Een lege rugzak en een lege knapzak. In mijn knapzak verzamel ik alles wat ik tegenkom dat mij zou
kunnen helpen met het beantwoorden van de eerste vraag: waarom het dagdromen mij zo fascineert. In
mijn andere zak -‐ de rugzak –verzamel ik de vruchten die ik onderweg hoop te vinden en die ik ofwel
meteen kan opeten, ofwel nog even bij me houd om te laten rijpen: ik hoop met deze vruchten de
ontwerpaanwijzingen en ruimtelijke voorwaarden te vinden voor dagdroomplekken. Hier, aan het begin
van deze wandeling weet ik nog niet of ik anderen wil ,of überhaupt kan, aanzetten tot dagdromen. Want
daarvoor moet ik eerst andere, diepere vragen voor mijzelf beantwoorden. Mijn tocht is een
(zelf)onderzoek en ik hoop onderweg de oorsprong van mijn inspiratiebronnen te vinden. De urgentie
van deze twee vragen is enkel gerechtvaardigd door mijn eigen fascinatie voor dagdromen en het feit dat
ik wordt opgeleid tot vormgever van ruimte:
1. Waarom dagdromen nou zo belangrijk voor mij is? (De Stromen)
2. Hoe verhoudt het dagdromen zich tot de ruimte? (De Sporen)
5 Ik ga in voorbereiding iv en Stroom 1 nader in op mijn betekenis van ‘ontmoeten’. 6 Deze gedachte wordt gesterkt door een voetspoor van Hannah Arendt waarover u verderop kunt lezen.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
6
Tussendoor zullen er rustpauzes zijn waar ik de inhoud van de rugzak en/ of de knapzak zal bekijken en
bespreken. Steeds na elke 10 stromen of sporen zal ik even pauzeren en terugkijken op mijn
bevindingen.
iv. Ontmoeten
‘De dag dat ik mijzelf ontmoet heb, was de dag dat ik mijn leven ontmoet heb’. 7
Ik spreek hier niet over een ontmoeting in de zin van een ander treffen of wederzien, maar over –
ont‘moeten’ -‐ het bevrijden van mijzelf van al het ’moeten’ in mijn leven. Ik heb dit ontmoeten van mijzelf
altijd toegeschreven aan mijn dagdromen. Langs de eerste stroom zal ik meer over mijn specifieke
ontmoeting vertellen; over hoe ik mijn baan als advocaat heb opgezegd. Maar dat ontmoeten ging verder
dan alleen een gedachte: het was een actie, een daad. Ik had – op het juiste moment een daad gevoegd bij
fantasie. Kan ik hieruit concluderen dat het dankzij mijn dagdroom was dat ik mijn leven ‘ontmoet’ heb?
Als ik niet eerst talloze keren had gefantaseerd over hoe het zou zijn als ik naar mijn baas zou lopen om
mijn baan op te zeggen, had ik het dan ook op deze manier en op dat (juiste) moment gedaan? Begint elke
ontmoeting met een dagdroom?
i. Wevend te werk
Mijn vier jaren aan de Gerrit Rietveld Academie staan in directe verhouding tot mijn persoonlijke
ontmoeting. Ik heb een nieuwe richting gekozen in mijn leven -‐ in plaats van in de rechtszaal staan
wil ik mijn gedachten visueel vormgeven. Aan de academie heb ik geleerd om mijn gedachten in
beeld te brengen in de ruimte door als een wever te werk te gaan. Verschillende verhalen en
inspiratiebronnen weef ik in elkaar door ze gelijktijdig te onderzoeken en even in mijn rugzak mee te
dragen. In mijn rugzak vervormen sommige gedachten, of verkruimelen ze onderweg. Aan het einde
van de wandeling begin ik met strepen – zodat ik alleen de essentie overhoudt. Dat kunt u ook zien
aan de linkerkant van het reisverslag. Uiteindelijk streef ik een duidelijk, holistisch en coherent werk,
waarin van alle verhalen iets te voelen of ervaren is. Een voorbeeld is mijn werk ‘Stills’ uit 2012. Ik
had veel plannen tegelijkertijd, veel over elkaar buitelende gedachten.8 Ik wilde een ode brengen aan
mijn grootvaders, die elkaar nooit hebben ontmoet, omdat ze in andere werelddelen leefden. Ik
fantaseerde wat er zou gebeuren als ik de twee beroepen mijn twee opa’s met elkaar zou verenigen.
Wat zouden een scheikunde professor uit Alexandrië en een hovenier die verantwoordelijk was voor
de inrichting van de bos en plantsoenen in Assen samen produceren? Beiden opa’s hielden wel van
een alcoholische versnapering – vooral mijn Egyptische opa had daar een passie voor. Ik fantaseerde
dat ze samen de bloemen uit de tuin van mijn Nederlandse opa zouden destilleren tot likeuren met
de chemische apparatuur van mijn Egyptische opa. Ik kende veel verhalen van de bloementuinen
7 ‘Ontmoeten’: ‘Het ontdoen van elementen die niet passen bij het zelf’ 8 Net als in deze gedachtenwandeling.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
7
maar ik had er nooit één gezien. Dit was mijn kans om te leren over taxonomie van bloemen en
planten en om een droom van mij, zelf likeuren maken, in vervulling te laten gaan. Ik wilde bloemen
leren herkennen aan de geur, wat mij weer helpt bij een andere fascinatie, namelijk het proeven en
herkennen van geuren in wijn. Het liefst wilde ik mijn familie betrekken in het werk, bijvoorbeeld
door mijn oma te vragen naar de bloementuinen en mijn moeder te vragen om er tekeningen van te
maken. Ook wilde ik een werk maken dat andere zintuigen aanspreekt dan de visuele, zoals de
zintuigen ruiken en proeven. Meerdere denk-‐ en werkprocessen heb ik toen gelijktijdig in gang gezet
en uiteindelijk in elkaar geweven.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
8
Langs de rivieren
Ik ben geen zeiler.9 Veel liever wandel ik langs de oevers van de rivieren. Voor dit eerste deel is het ook
grotendeels de rivier die mij heeft geleid. Langs rivieren, zijstromen en beken liggen voetsporen van
anderen, die ik kan onderzoeken en volgen. Af en toe dwarrelt er ook een blaadje op mijn pad of spreekt
een vogel mij toe. Ik probeer met behulp van deze losse aanwijzingen mijn eigen weg te vinden.
Stroom 1. De tijdschrijver tegenover de dagdromer
Tijdschrijven is een begrip dat ik dagelijks gebruikte in mijn advocatentijd. Advocaat zijn is een vrij
beroep, maar er gelden uiteraard wel regels, opgelegd door de Orde van Advocaten. Een van die regels is
dat je naar de cliënt toe moet verantwoorden waar je je tijd aan besteedt. Op het kantoor waar ik werkte,
werd – na vijf jaar ervaring -‐voor mijn advies een gemiddeld tarief van 280 Euro per uur in rekening
gebracht. Naar de cliënt toe werd dat gespecificeerd in eenheden van zes minuten. Omdat mijn
werkgever wilde weten hoeveel van mijn gewerkte tijd daadwerkelijk gefactureerd kon worden – ik was
immers ‘fee earner’, werd van mij verwacht dat ik gedurende de hele dag op kantoor met een ‘time-
keeping app’ elke zes minuten bijhield waar ik mee bezig was. Niet alleen per dossier, maar ook de niet-‐
declarabele tijd: zoals koffiemomenten, lunch en activiteiten zoals borrels, ondernemingsraad en
salariscommissie. En als je op het toilet toch nadenkt over een dossier dan kan het alsnog in rekening
worden gebracht, ook al is dat maar 12 minuten (want 12 minuten = 0,2 tijdseenheden en dan geldt de
rekensom 280: 60 x 12 = 56 Euro).10 Dit verhaal is belangrijk, omdat er iets gebeurde met mijn ‘zelf’ en
mijn tijdsconcept na vijf jaar lang, elke dag nauwkeurig elke 6 minuten te moeten bijhouden wat ik deed,
meestal tot een uur of 23:00. Toen iemand mij vroeg waarom ik altijd naar de printer rende wist ik dat
het tijd was om mijn zelf te ontmoeten. Tijd was enkel nog maar een leefeenheid geworden, of beter
andersom: leven was voor mij een grote klok geworden. Elk moment werd gepland, geteld en
herberekend. Nooit verloor ik ook maar een moment uit het oog. Ik was een tijdschrijver met als gevolg
dat het onmogelijk was om te verdwalen in mijn gedachten, of te dagdromen. Een eerste oplossing die ik
bedacht, was om het werk dat ik moest doen nog sneller en efficiënter te doen, bijvoorbeeld twee keer zo
snel. Zo was ik voor de lunch klaar, en had ik de tweede helft van de dag om achter stapels dossiers net te
doen alsof ik heel hard aan het werk was. Ik typte mijn dagdromen en fantasieën uit en e-‐mailde deze
naar mijzelf. De laatste dagdroom die ik naar mijzelf had ge-‐e-‐maild was een gedetailleerd verhaal over
hoe ik naar het bureau van mijn baas liep en hoe ik hem vertelde dat ik ontslag nam. In de fantasie had ik
9 Op zesjarige leeftijd nam mijn vader mij mee uit zeilen op de Perzische Golf. Na een tocht van twee uur was er geen land meer in zicht. Mijn vader probeerde voor mij te verbergen dat hij nooit eerder had gezeild en op mijn beurt deed ik net alsof ik dat niet wist. Vurig hoopte ik op een glimp van het fonkelende strand waar mijn moeder lag te zonnen, de zwarte rotsen waarop mijn broer naar hagedissen aan het zoeken was. Na een reddingsactie van de Saoedische Kustwacht waarbij onze boot op volle zee ook nog eens kapseisde besloot ik het zeilen voortaan maar aan anderen over te laten . 10 Het was trouwens vooral voor klanten in het grotere bankwezen dat we op de w.c. veel nadachten over zaken.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
9
ook zijn reactie opgeschreven. Ik las diezelfde dag de email terug en besloot het script uit te voeren11. Het
was als een déjà vu, ik had hier immers al over gedagdroomd! Dat was de dag dat ik mijzelf had ‘ontmoet’.
Stroom 2. Kan een dagdroom leiden tot vrijheid?
Een grote vraag, want wat heeft vrijheid met dagdromen te maken? Kan ik een pad vinden dat laat zien of
en zo ja hoe dagdromen kan leiden tot vrijheid? Daarvoor zal ik eerst moeten onderzoeken wat vrijheid
eigenlijk is. Ik begin bij voetsporen van Michel Foucault, Søren Kierkegaard en Jacob Voorthuis.
Michel Foucault richt zich in zijn latere werk op de filosofische levenskunst, die de mens wil leren om zelf
een goed leven te leiden door in te gaan op de vraag ‘Hoe moet je leven’. Foucault geeft een
vrijheidsbegrip dat mij aanspreekt omdat het praktisch is. Hij construeert een vrijheidsethiek, waarin de
‘zorg voor zichzelf’ centraal staat en dat uitgaat van de Helleens-‐Romeinse filosofie, waar de ervaring van
vrijheid het uitgangspunt is; een vrijheid die tot ontplooiing komt in een ‘techniek’, een meesterschap
over het lichaam – over gedrag, emoties en gedachten.12 Voor deze zelftechniek zijn verschillende
vormen van kennis vereist. Het gaat om de relatie die je tot jezelf inneemt; om je zelf te ‘kennen’ en om je
eigen leefregels te kennen en toe te passen. Daarbij is het ook belangrijk om je doelen te kennen. Met
andere woorden: Foucault verkondigt een zorgvuldige vormgeving van het ‘zelf’ als voorwaarde voor
vrijheid. Langs een volgende stroom hoop ik dieper in te gaan op het begrip levenskunst. Ik zie het
dagdromen als een simpele en praktische manier om de noodzakelijke kennis te vergaren die
noodzakelijk is voor de zelftechniek van Foucault. Dagdromen kan als medium worden ingezet om te
weten ‘wat’ je wilt; om je ‘zelf’ te kennen. Maar ik zie meer voetsporen die naar dit inzicht leiden.
Ook Kierkegaard spreekt van een vrijheid die is gerelateerd aan het zelf.13 In zijn artikel ontvouwt Jelmer
Mommers het vrijheidsbegrip van Kierkegaard als belofte: namelijk dat iedereen een authentiek individu
kan worden. In zijn artikel citeert hij Pia Søltoft, directeur van het Søren Kierkegaard Research Centre in
Kopenhagen als volgt over de vrijheid van Kierkegaard:
‘Het is niet de vrijheid om jezelf elke dag opnieuw uit te vinden, maar de vrijheid om je op zo’n
manier tot jezelf te verhouden dat je jezelf wordt.’14
Hoe verhoud je je op zo’n manier tot jezelf dat je jezelf wordt? Is dat wat Foucault zou noemen de zorg
voor zichzelf? In het gedachtengoed van Kierkegaard is het herkennen van vertwijfeling de sleutel tot het
11 Ingold, Up, across and along, p. 46. 12 Foucault (2009), p. 230 13 Het was een Groene Amsterdammer die mijn jongste broer per ongeluk bij mij had laten liggen, waarin ik het eerst over Kierkegaard las. Mijn jongste broer noem ik met reden, hij overhandigt mij vaak – dan wel bewust of onbewust - inspirerende teksten, waarvoor ik hem dankbaar ben. Een mooi begin van de tocht. 14 Mommers, Jelmer, ‘200 jaar Kierkegaard, de Socrates van Kopenhagen’, in: De Groene Amsterdammer, mei 2013, pp. 24-‐29
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
10
zelf. Het zelf is alleen dan gezond en vrij van vertwijfeling door te hebben vertwijfeld.15 En om te kunnen
bepalen wat de vertwijfeling is, moet je kijken naar de reflectie van het zelf: het fantastische. Daarover
schrijft hij:
‘Het fantastische verhoudt zich uiteraard het nauwst tot de fantasie. Maar de fantasie verhoudt zich
weer tot gevoel, kennis, wil zodat een mens een fantastisch gevoel, een fantastische kennis of wil kan
hebben. Wat voor gevoel, kennis, wil een mens heeft, berust uiteindelijk op wat voor fantasie hij heeft,
dat wil zeggen op de wijze waarop dat alles zich reflecteert, met name de fantasie. De fantasie is de
oneindig makende reflectie.’16
Betekent dit dan dat als er sprake is van twijfel, dat de twijfel dan ongedaan gemaakt kan worden met
behulp van fantasie? En dat dagdromen helpt met het beantwoorden van de vraag ‘wat wil ik’? En dat je
dan dichter bij jezelf komt, dichter bij vrijheid? Deze gedachte sluit aan bij mijn vermoeden, dat
dagdromen – of Kierkegaard’s woorden – de fantasie, helpt bij het beantwoorden van de vraag ‘wat wil
ik’.
Ik kijk nog even verder rond.
Ik stuit op een boek van Jacob Voorthuis, universitair docent Urban Design aan de TU in Eindhoven.17
Voorthuis poogt daarin de discipline van het ontwerpen te verwetenschappelijken en is vooral op zoek
naar bruikbare begrippen. Hij begint met het definiëren van kernbegrippen als vrijheid en authenticiteit.
Om een ontwerp te kunnen rechtvaardigen moeten we – volgens Voorthuis -‐ weten wat we moeten
willen, anders is er sprake van willekeur.18 Hij omschrijft vrijheid als een zoektocht naar je eigen
verantwoordelijkheid. Als het om ontwerpen gaat ben je vrij om te ontwerpen wat je wilt, en daarin
schuilt een bepaalde verantwoordelijkheid dat je moet weten wat je wilt voordat je begint.19 Daarbij zegt
hij, dat je precies en zorgvuldig moet willen en niet zomaar kunt ‘wild willen’ – want ‘als je weet wat je wilt,
zegt hij, dan weet je waar je op hoopt’.20 Voor mij is dat ‘hopen’ van Voorthuis een sleutelwoord, en gelijk
aan wat Foucault bedoelt met ‘zorg voor zichzelf’, en het ‘fantastische als reflectie van het zelf’. Het helpt
ons met het zoeken naar ‘wat je wilt’. En dagdromen is het perfecte medium hiervoor.
Voorlopig is mijn definitie van vrijheid gerelateerd aan een meesterschap over het zelf waarbij de zoektocht
naar het antwoord op de vraag ‘wat wil ik’ centraal staat. De zoektocht zelf is de weg naar vrijheid. Het
moment dat een antwoord wordt gevonden betekent mogelijke vrijheid. Op het moment dat het antwoord
ook deel gaat uitmaken van de werkelijkheid, ontstaat er werkelijke vrijheid.
15 Kierkegaard (2010), p. 44. 16 Ibidem. 17 ‘Het ontwerpgesprek; een filosofie van het ontwerpen’, nai010, 2012. 18 Voorthuis (2012), p. 19-20. 19 Ibidem, p. 14. 20 Ibidem.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
11
Eén van mijn eerste grootste vragen is of en zo ja hoe we ons serieus kunnen openstellen voor de vraag
'wat wil ik' om vervolgens onze dromen, onze hopen te leren kennen en de mogelijkheden te (her)kennen
om de stap te kunnen maken naar de werkelijkheid. Ik ben ervan overtuigd dat de staat van dagdromen
hierbij een cruciale rol speelt.
Kan ik van mijn vermoeden een meeslepende overtuiging maken? En zo de urgente noodzakelijkheid van
het dagdromen kunnen aantonen? Ik sla even af op Stroom 3, die parallel loopt aan deze rivier en over
authenticiteit gaat. Daarna hoop ik weer bij de voetsporen van Kierkegaard terecht te komen.
Stroom 3. Is mijn verlangen naar vrijheid een verlangen naar authenticiteit?
Net als vrijheid is het begrip authenticiteit een woord dat meer uitleg behoeft. Het is overigens ook een
trendy woord begrijp ik uit recente gesprekken met praktisch filosofen. Het is hip om op zoek naar
authenticiteit en zichzelf.
Wat is authenticiteit en jezelf zijn? Ik vind een spoor van Joep Dohmen, hoogleraar wijsgerige en
praktische ethiek aan de Universiteit voor Humanistiek. Dohmen schrijft in zijn boek ‘Tegen de
onverschilligheid’ over de huidige filosofische levenskunst als een reactie op de zogeheten ‘malaise van de
moderniteit’.21 Daarbij gaat het hem om de levenskunst als filosofische levenskunst, hetgeen filosofen de
afgelopen decennia hebben gezegd over de levenskunst als bestaansethiek. Hij waarschuwt daarbij over
misvattingen die het woord levenskunst kunnen oproepen: het gaat niet luxueus leven met overvloedig
eten en bepaalde vormen van ontspanning. Dohmen richt zich op het late werk van Foucault en zijn ‘zorg
dragen voor het zelf – een bestaansethiek waar wordt uitgegaan van een vorm van zorgzaamheid ten
opzichte van de relatie tot zichzelf. Dohmen omschrijft authenticiteit als een holistische levenshouding
binnen de levenskunst:
‘Iemand is authentiek als hij een doorleefde levenshouding heeft gevonden waarin hij gaandeweg zijn
eigen waardenschaal heeft ontwikkeld en op grond daarvan zijn eigen autoriteit is geworden.
Uitgangspunt van zo’n levenshouding is de norm van persoonlijke verantwoordelijkheid, op grond
waarvan iemand het besluit neemt om zich in verregaande mate voor zijn eigen leven verantwoordelijk
te houden. Vervolgens ontwikkelt zo’n levenskunstenaar samenhangende keuzes op grond van bewust
aanvaarde waarden, houdt vast aan sommige keuzes en herziet andere, niet op grond van
opportunisme maar omdat een eerdere keuze niet langer in overeenstemming is met het
21 Daarbij uit Dohmen als actuele cultuurkritiek zich voornamelijk richt op de uitwassen van de moderne vrijheid en de gevolgen daarvan voor de individu en samenleving. Wij hebben als moderne mens recht op zelf-‐beschikking en niet-‐inmenging, waar we echter niet mee om weten te gaan. Dit uit zich in een schertsvertoning: we zijn uit op directe behoeftebevrediging en we kunnen geen onderscheid maken tussen onze verlangens en hoe deze aan een kritisch zelfonderzoek te onderwerpen. Door keuzevrijheid en waardepluralisme raken we innerlijk verdeeld en wordt ons de kans ontnomen om een intens leven te leiden. (Dohmen 2007, p. 10-‐11).
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
12
voortschrijdend inzicht op basis van de ervaringen van het geleefde leven. Authenticiteit is zelf noch
uitgangspunt, noch het proces, maar het resultaat, een levenshouding als tweede natuur. ’22
Authenticiteit is een opbrengst van een manier van leven.
Daarbij vallen de woorden: ‘doorleefde levenshouding’, ‘gaandeweg’, ‘eigen waardeschaal’, ‘eigen
autoriteit’, ‘persoonlijke verantwoordelijkheid’ en ‘voortschrijdend inzicht’ mij op. Het is een veranderend
en progressief proces, en beweging is daarbij belangrijk. Het gaat om leven vanuit jezelf en niet gestuurd
of gedwongen worden door een ander. Dat is precies wat ik bedoel met ontmoeten; namelijk het ontdoen
van een moeten in lijn met een zelf vastgestelde waardeschaal. Het moment van een ontmoeting getuigt
van een eigen autoriteit en het nemen van persoonlijke verantwoordelijkheid. Zo kan een ontmoeting
leiden naar een vrijheid van het zelf. Het gaat om bewust kiezen voor het zelf.
Ik tover het ‘wilde willen’ van Voorthuis23 om naar wetend willen. Dat is een weg naar de vrijheid. Dit
past mooi bij de definitie van authenticiteit van Dohmen hierboven: hij specificeert daar nauwkeurig hoe
je wetend zou kunnen willen. Maar ik vraag mij nu af wat het betekent om authenticiteit als
levensleidraad te nemen? Zoals Dohmen omschrijft: als opdracht, taak in het leven. Is authenticiteit iets
wat ik wil? Is mijn persoonlijke ‘ontmoeting’ een symptoom geweest van authenticiteit. Is mijn verlangen
naar nog meer ontmoetingen een legitiem verlangen?
En kan ik nu de activiteit van dagdromen verkondigen als noodzakelijke activiteit voor de mensheid, of
projecteer ik dan mijn persoonlijke verlangen op de samenleving: want verlangt niet iedereen naar
authenticiteit? Ik weet het antwoord niet. Misschien is het een utopisch denkbeeld van mij. Ik voel mij
genoodzaakt de vraag waarom ik verlang naar authenticiteit vanuit mijzelf te beantwoorden. Alleen voor
mijzelf kan ik het antwoord legitimeren. Want in plaats van het leven zomaar te ondergaan, probeer ik in
mijn verlangen naar authenticiteit mijn eigen keuzes te maken, niet iets te kiezen omdat een ander zo
kiest, maar omdat iets mijn eigen voorkeur heeft.
Stroom 4. Dagdromen zijn de spiegel van het zelf
Recht voor mijn neus strijkt een vogel neer, – Milan Kundera genaamd. In zijn roman vertelt Kundera dat
dromen onze diepste behoeften verbeelden:
‘De droom is er het bewijs van dat verbeelding, het dromen van iets dat niet gebeurd is, tot de diepste
behoeften van de mens behoort’.24
22 Dohmen (2007), pp. 171 – 175. 23 Voorthuis (2012), p. 207. 24 Kundera, Milan ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ vert. Jana Beranová, 2007, Ambo Uitgeverij, p.
75.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
13
En ja hoor, ik hervind nu weer de rivier van zo-‐even, met grote voetsporen van Kierkegaard. Kierkegaard
die zegt dat het verlies van het ‘zelf’ heel onopmerkzaam gaat; er is geen haan die ernaar kraait als er te
midden van ons iemand is die zijn zelf is verloren. Ik citeer:
‘Zonder zelf kan een mens naar alle schijn mens zijn, bezig met trouwen, werken, kinderen – en dan valt
het niet eens op dat hij een zelf mist. (...) Het grootste gevaar, namelijk zichzelf verliezen, kan in de
wereld zo stil verlopen als was het niets. Geen verlies kan zo stil verlopen. Elk ander verlies, een arm ,
een rijksdaalder, een echtgenote, etc. wordt wel opgemerkt’.25
Ik sta even stil bij dit voetspoor: zou er bij een verlies van het zelf ook sprake zijn van een gebrek aan
dagdromen? Iets dat er niet is heeft immers ook geen reflectie. Iemand die niet dagdroomt, is dat dan
wellicht als symptoom te herkennen van iemand die zichzelf is verloren? Ik loop weer verder.
Kierkegaard bevestigt dat fantasie een weergave is van onszelf en van datgene wat we mogelijkerwijs
willen: ‘Het zelf is reflectie, en de fantasie is reflectie; is de weergave van het zelf die de mogelijkheid van het
zelf is.26 Daarbij merkt hij wel op dat het van belang is dat je uit het fantastische weer terugkeert naar het
zelf, want anders kun je je verliezen in het fantastische.27 De fantasie is een spiegelbeeld (reflectie) van
het zelf, in mijn eigen woorden.
Nog een dagdromer waar ik voetsporen van volg is Gaston Bachelard, een Franse denker die stierf in
1962. Bachelard benadrukt in zijn ‘Poetica van de ruimte’ het belang van dagdromen voor het
zelfbewustzijn. Hij concludeert dat door het feit dat de dagdromer zich bewust in de dagdroom plaatst,
hij zich van zichzelf bewust is.28 En dagdromen is een daad van vrijheid, hij kiest er zelf voor om zich op
dat moment af te zonderen. Daarbij maakt hij onderscheid tussen de nachtdromer en de dagdromer -‐
namelijk dat:
‘De nachtdroom een schaduw is van degene die zichzelf is verloren29, en de dagdromer, de dromer van
de rêverie, bewust aanwezig is in zijn eigen dagdroom’.30
Zelfs al lijkt de rêverie een vlucht uit de werkelijkheid, weet de dagdromer dat het zijn eigen keuze is om
zich te ‘verafwezigen’.
25 Kierkegaard (2010), p. 46. 26 Ibidem. 27 Ibidem. 28 Bachelard (1971), p. 22. 29 Bachelard (1971), pp. 21-23: Daar verwijt hij ook dat ‘psychologen ten onrechte enkel ingaan op de nachtdroom; die voor hen slechts verwarde dromen zijn zonder structuur, geschiedenis of mysterie’. 30 Bachelard (1971), p. 15: ‘And here is a radical difference for us between the nocturnal dream (reve) and rêverie, the radical difference, a difference deriving from phenomenology; while night dream is a shadow who has lost his self (moi), the dreamer of reverie, if he is a bit philosophical, can formulate a cogito at the center of his dreaming self (son moi reveur). Put another way, reverie is an oneiric activity in which a glimer of consciousness subsists. The dreamer of reverie is present in his reverie. Even when the reverie gives the impression of a flight out of the real, out of time and place, the dreamer of reverie knows that it is he who is absenting himself. He in flesh and blood, who is becoming a ‘spirit’ a phantom of the past or of voyage.’
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
14
Nu kan ik afleiden dat dagdromen een aanzet is tot een ontmoeting van onszelf en zou kunnen leiden tot
een authentiek leven en tot mijn ‘vrijheid’. Namelijk: wat Foucault bedoelt met ‘zorg voor zichzelf’, wat
Kierkegaard bedoelt met het onder ogen zien van de vertwijfeling als sleutel tot het zelf, het ‘hopen’ van
Voorthuis, het ‘dromen’ van Kundera en het ‘bewuste dagdromen’ van Bachelard leiden tot de conclusie
dat dagdromen het ultieme middel is om ‘te weten wat je wilt’. Dagdromen verleent de sleutel naar onze
eigen waardenschaal, naar onze persoonlijke verantwoordelijkheid die helpen met het maken van
keuzes. Daarin vind ik mijn betekenis van het dagdromen. Ben ik er dan al? Dit was mijn eerste – niet
ruimtelijk gerelateerde vraag, en we zijn nog maar op pagina 14. Het antwoord op mijn waarom-vraag
begint echter wel vorm te krijgen! Vol goede moed stap ik verder.
Stroom 5. Alles wat we willen
Langs Stroom 2 stelde ik mijzelf de vraag waarom een dagdroom belangrijk is en wat het met vrijheid te
maken heeft . Dagdromen vertellen ons over onszelf, over wie we echt zijn. Langs Stroom 3 ontdekte ik
wat het betekent om authenticiteit als levensleidraad te hebben. Langs Stroom 4 vond ik een spoor die de
dagdroom beschrijft als onthulling van het zelf. Ik ben nog steeds benieuwd naar dat ‘wetend willen’ wat
zo belangrijk is om authenticiteit te vinden. Ik heb altijd gedacht dat alles wat we willen, onze potentie is
-‐ de mogelijkheden. Deze mogelijkheden kunnen pas realiteit worden (1) als we het echt willen, en (2) als
de mogelijkheid ons geboden wordt, of nog beter: wordt gecreëerd. Hiermee bedoel ik niet te zeggen dat
men verantwoordelijk is voor zijn eigen geluk. Maar men is wel verantwoordelijk voor zijn eigen
zelfinzicht. Dat is een risico, waarvan ik het zou kunnen begrijpen als iemand dat niet wil nemen. Daarom
kan ik eigenlijk niemand dwingen tot dagdromen. Dat mag iedereen voor zichzelf bepalen.
Vier jaar gelden las ik ‘De Wereld een Hel’ van Schopenhauer.31 Hoewel ik dat boek nooit als geheel heb
gelezen, herinner ik mij dat Schopenhauer daarin construeert hoe verlangen de ultieme vorm van lijden
is. Op het moment dat een verlangen wordt vervult, komen daarvoor in de plaats meteen 10 andere
verlangens. En die kunnen nooit allemaal bevredigd worden.32 Schopenhauer beweert dat we maar één
ding tegelijkertijd kunnen willen. Hij bedoelt denk ik dat je maar één ding tegelijk kunt kiezen of zijn,
want je kunt best heel veel willen tegelijk. ‘Ook al zijn we het één, hebben we altijd ook de innerlijke aanleg
om iets anders te zijn: kiezen we voor een heilig leven, dan kunnen we geen genietend leven leiden. Op deze
manier is er nooit harmonie met onszelf mogelijk en leven we altijd in tegenstelling.’33 Schopenhauer
overtuigt mij, want deze dualiteit is altijd aanwezig: de ene keuze sluit weer de andere mogelijkheid uit.34
Mijn gedachte hierover is dat als we een stil verlangen hebben, dat er iets is wat we missen. Soms is dat
stille verlangen onverenigbaar met de werkelijkheid. Er kunnen obstakels zijn, bijvoorbeeld als je
verlangt naar iets dat sociaal niet is geaccepteerd. Wellicht kun je dan een oplossing in het probleem
31 Ook weer een boek dat mijn broertje bij mij liet liggen. 32 Schopenhauer (2002), p. 162: de passage ‘harmonie met zichzelf’. 33 Schopenhauer (2002), p. 162. 34 Ook Kierkegaard zegt dat een keuze zonder toewijding geen echt keuze is, in Kierkegaard (2013), p. 27.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
15
zoeken: kun je bijvoorbeeld de kaders waarin het probleem zich bevindt aanpassen? Misschien is de
verwerkelijking van de droom (en het zelf) dan heel dichtbij. ‘Wo aber Gefahr ist, wachst das Rettende
auch’35. Hier past een schets van mijn goede vriendin en illustrator Sue Doeksen. Zij ging in haar werk
‘The Great Escape’ op zoek naar manieren om te ontsnappen en illustreert in haar schetsen op een
poëtische wijze heel duidelijk hoe de oplossing om te ontsnappen ligt in het probleem zelf (in haar
preliminaire schetsboekschetsen laat ze het principe zien: een hek wordt een ladder, een muur een
vliegend tapijt, een knapzak wordt een luchtballon, etc.):
‘The concept of the escape tactic is that the solution is hidden in the problem. The element that is
keeping you in or stuck and preventing you from taking action is often the key to escape’.36
Kundera schrijft dat een mens nooit kan weten wat hij wil -‐ niet omdat we maar een ding tegelijk kunnen
kiezen (zoals Schopenhauer zegt) -‐ maar omdat we alles voor het eerst meemaken en onze keuzes nooit
kunnen toetsen aan een eerdere keuze:
‘Een mens kan nooit weten wat hij wil, omdat hij maar één leven heeft dat hij niet aan voorgaande
levens kan toetsen, noch in zijn volgende levens kan herstellen. (...) Er bestaat geen mogelijkheid om na
te gaan welke beslissing beter is, want er is geen vergelijking. Wij maken alles zomaar voor het eerst en
onvoorbereid mee, (…).37
35 Vuyk, die Heidegger aanhaalt die versregels van Holderling aanhaalt, in ‘Machinatie en imaginatie’, in ‘Kunst en technologie: the beauty and the beast’, p. 62. 36 Doeksen, S, ‘The Great Escape’, op www.suedoeksen.nl, geraadpleegd op 18 december. 37 Kundera (1983), p. 12.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
16
Schets van Sue Doeksen voor ‘The Great Escape’
Wat ik uit Schopenhauer, maar ook uit Kundera haal, is dat je het leven gewoon moet ondergaan, en een
einde moet maken aan de besluiteloosheid door een beslissing te nemen. Daarbij kun je wel in gedachten
onderzoeken naar wat je het liefste wil door zowel je verlangens en de realistische mogelijkheden te
onderzoeken. Van al mijn dromen kan ik de mogelijkheden onderzoeken. Maar bijvoorbeeld ook de vraag
waarom ik ervan droom. Als ik niet eerst een dergelijk ‘wilsonderzoek’ uitvoer dan valt wat ik wil in de
categorie ‘wild willen’ zoals Voorthuis zou zeggen.38
Stroom 6. Een dagdroom is niet enkel positief
Is dagdromen altijd aangenaam? Bergson spreekt over hopen, dromen en verlangen als intens plezier:
’What makes hope such an intense pleasure is the fact that the future, which we dispose of to our liking,
appears to us at the same time under a multitude of forms, equally attractive and equally possible. Even
if the most coveted of these becomes realized, it will be necessary to give up the others, and we shall
have lost a great deal. The idea of the future, pregnant with an infinity of possibilities, is thus more
38 Voorthuis (2012), p. 207.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
17
fruitful than the future itself, and this is why we find more charm in hope than in possession, in dreams
than in reality.’39
Waar Bergson spreekt over intens plezier, kan een dagdroom, of een herinnering mijn inziens ook iets
negatiefs zijn. We plaatsen onszelf immers bewust in de dagdroom, zoals ik eerder duidelijk maakte via
Bachelard.40 Positief of negatief, in beide gevallen zegt de fantasie ons iets over het zelf: over onze
angsten en wat we niet willen. Door onze angsten te visualiseren zouden we ons ook kunnen beseffen
wat ons lief is.
Stroom 7. Is levenskunst de werkelijke betekenis van mijn dagdromen?
In stroom 1 heb ik het begrip levenskunst al geïntroduceerd. Mag deze gedachtenwandeling hier en
daar uit al dan niet samenhangende dwaalsporen bestaan, er is een ontdekking waar ik in ieder geval
één zekere conclusie uit kan trekken. Dagdromen is een middel, geen einddoel.41 Als middel blijft het
dagdromen er niet minder belangrijk om en er zijn nog steeds redenen om te onderzoeken wat de
verhouding is tussen dagdromer en ruimte. Mijn huidige leven en de beslissingen die ik heb genomen,
heb ik niet zeker alleen aan het dagdromen te danken maar net zo goed aan de daadkracht en de
handelingen die ik heb verricht na het dagdromen. En de voortdurende zielespiegel die ik mij voorhoud
tijdens zowel het dagdromen als het handelen. Ook heeft het dagdromen mij geholpen in het
herkennen van de juiste momenten om acties te ondernemen: de gebeurtenissen waar ik naar
verlangde hadden zich reeds enkele malen in mijn hoofd afgespeeld.
Kan ik het dagdromen nu een plek geven als essentieel onderdeel van de levenskunst, in de zin van een
actie die valt onder Foucaults‘zorg dragen voor zichzelf’? De urgentie van mijn missie om te ontdekken
‘hoe we onszelf zijn en wat we willen’ blijkt in ieder geval van alle tijden te zijn, want het is het
denkonderwerp van veel van de grote denkers.
Ik lees verder in Dohmen, over Foucault’s notie ‘zorg voor zichzelf’. Foucault gaat terug in de tijd en
vertelt over de geschiedenis van de ‘zelftechnieken’ in de late Griekse oudheid:
‘Deze praktijken (zelftechnieken) werden aangeduid als ‘epimelesthai sautou‘ - zorg dragen voor
zichzelf’. Dit was voor de Grieken een van de voornaamste beginselen van de polis, een van de
voornaamste regels voor de sociale en persoonlijke gedragsregels en de basis voor de levenskunst.42
Foucault zegt dat je ‘bekommeren om je eigen ziel’ de voornaamste activiteit is die zorg voor jezelf
inhoudt:
39 Bergson (1910), p. 10. 40 Bachelard (1971), p. 22. 41 Een middel om dichter te komen bij het zelf. In het ontwerpen van mijn eindopdracht is dit een belangrijke aanwijzing. Doel van de installatie zal niet zijn dagdromen, maar dichter bij het zelf komen. 42 Foucault (1982), pp. 116 e.v., Dohmen (2007), p. 112.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
18
‘De ziel kan zichzelf alleen maar leren kennen door in iets vergelijkbaars, een spiegel, naar zichzelf te
kijken.’ 43
Foucault verwijst onder andere naar Plinius, die een vriend aanraadt om enkele ogenblikken per dag, zo
niet verscheidene weken of maanden uit te trekken om tot zichzelf in te keren.44 In Foucault vind ik zelfs
iets dat lijkt op een stappenplan:
‘Tot de voornaamste kenmerken van zorg voor zichzelf behoorden het maken van aantekeningen over
zichzelf om te herlezen, het schrijven van verhandelingen en brieven om vrienden bij te staan en het
bijhouden van aantekeningen om benodigde waarheden voor de geest te halen.’ 45
In de inleiding van het boek Breekbare Vrijheid wordt verwezen naar de Helleense filosofie, die de
ervaring van vrijheid kiest als uitgangspunt:
‘Vrijheid komt tot ontplooiing in een techniek, een meesterschap over gedrag, emoties en gedachten’.46
Foucault laat zien dat voor de Grieken niet de techne van het zelf centraal stond, maar de techne van het
leven, de techne tou biou, - hoe te leven.
Dohmen bespreekt ook Nietzsche en zijn traject naar de vrijheid – ofwel ‘autotherapie’, wat vooraf ging
aan Foucault’s ‘zorg voor zichzelf’. Bij het ontdekken van deze noties van zowel Nietzsche als Foucault
ging mijn hart sneller kloppen. Nietzsche omschrijft een losbreken uit een vast patroon, om vervolgens
de vrije geest in te zetten om een nieuwe identiteit te ontwikkelen:
‘het individu maakt zich los uit overgeleverde patronen en verbanden, om in een experimentele
levenswandel op basis van een nieuw verworven waardehiërarchie een tweede natuur, een nieuwe
identiteit te ontwikkelen, waarbij de vrije geest de inzet is van het hele vormingsproces.’47
Dat losbreken is herkenbaar voor mij. Nietzsche roept op: ‘Word wie je bent’!
Dit is precies wat ik mijzelf toeroep als ik op het punt sta om belangrijke keuzes te maken in het leven.
Het verklaart ook waarom ik zo opkom voor mezelf als dagdromer: het gaat om dagelijkse
heroverwegingen waar ik mijzelf de vraag stel of ik die dag mijn principes ben nagekomen en of er
voortschrijdende inzichten zijn waar ik mijn principes aan zou kunnen aanpassen.48
Maar wat is levenskunst? Een kunstwerk maken van je leven? Wat houdt dat in? Het heeft in ieder geval
niets te maken met geneugten van het leven zoals goed eten, mooie jongens en verre reizen. Dohmen
43 Foucault (1982), p. 122. 44 Ibidem. 45 Ibidem. 46 Foucault (1982, ), Inleiding. 47 Dohmen (2007), p. 112. 48 Net zoals in een architectonisch ‘ontwerp’ het maakproces ook steeds wordt getoetst en wordt aangepast aan voortschrijdende inzichten.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
19
schrijft dat dit het geval is ‘wanneer de levenskunstenaar erin slaagt om uit alle elementen een vorm te
creëren’.49 Het gaat daarbij om filosofische levenskunst – wat filosofen over levenskunst zeggen. Het is
een bestaansethiek dat zich verhoudt tot de relatie met het zelf, een persoonlijke moraal. Het is een
holistisch concept waarbij je je steeds verhoudt tot de regels, de codes, de context waarin je leeft en
waartoe je je moet verhouden, en daarin de meest vloeiende vorm te vinden. Ik maak graag een
vergelijking met marathonlopers. Er zijn lopers die een marathon volbrengen alsof het niets is. Ze rennen
elegant, maken optimaal gebruik van elementen zoals helling en wind, zetten de juiste timing in en
hebben de juiste houding, ze kennen de sterke en zwakke punten van hun lichaam en geest houden daar
rekening mee. Na elke marathon rennen ze een beetje beter dan de vorige. En je hebt marathonlopers die
rennen met de grootste moeite. Het doet al pijn als je ernaar kijkt, zo hoekig bewegen ze zich voort. Ze
hebben het juiste tempo niet gevonden, zetten te hard in, houden geen rekening met weer en wind en
tegen het einde verliezen ze daardoor onnodig tijd. Ze hebben geen kennis van hun eigen grenzen en
daardoor is de tocht niet optimaal. Wellicht was een betere voorbereiding opportuun geweest: een ander
dieet of een andere trainingswijze. Maar de moeilijke marathonloper neemt niet de moeite om erachter
te komen hoe zich te kunnen verbeteren. Een levenskunstenaar leeft zoals de elegante marathonloper
rent. Hoe kunnen we leven als de elegante marathonloper? Ik heb het gevoel dat ik die vraag dit jaar nog
niet zal kunnen beantwoorden. Gelukkig hoeft dat ook niet. Dit is maar een zoektocht aan de
kunstacademie om tot een ruimtelijk ontwerp te kunnen komen, geen wetenschappelijke verhandeling
waarin ik mij behoef te verantwoorden of heel diep hoef in te gaan op kernbegrippen zoals vrijheid,
levenskunst of authenticiteit.
Waar was ik gebleven?
Net als Kierkegaard, Schopenhauer en Kundera gaan ook Nietzsche en Foucault uit van de vertwijfelde
mens die verlichting vindt in de zoektocht naar zichzelf. Nu heb ik voor mijzelf uitgemaakt dat het
dagdromen deel uitmaakt van een groter geheel: om zo dicht mogelijk bij jezelf te staan. En een
kunstwerk te maken van het leven – een samenhangende vorm vinden waarin alle elementen
samenkomen.
Het spoor dat ik volgde langs Stroom 4 deed mij beseffen dat vrijheid voor mij een streven is naar een
authentiek leven. In de levenskunst gaat het erom dat vrijheid van binnenuit komt, en steeds terugkomt
in al het menselijk zijn en handelen. Maar wat is handelen eigenlijk? En is dagdromen ook handelen?
Stroom 8. Dagdromen, handelen en de Polis
Ik kom op een pad waar ik kan onderzoeken wat ‘handelen’ eigenlijk is. Ik vraag de weg en er wordt
gewezen in de richting van Hannah Arendt, een Duits-‐Amerikaanse denker die leefde tot 1975. Zij heeft
al het menselijk handelen en zijn in drie categorieën, ingedeeld, te weten: arbeiden, werken en
49 Dohmen (2007), p. 124.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
20
handelen.50 Arbeiden is datgene dat nodig is om in het leven te blijven, zoals het verzamelen van eten,
werken is de activiteit die bijdraagt aan het bestendig maken van het leven en houdt verband met het
natuurlijk aspect van het menselijke bestaan, zoals het in leven blijven door kleding te maken of huizen te
bouwen. Handelen vindt plaats in de politieke arena en is de enige activiteit die zich rechtstreeks, en niet
via dingen of materie, voltrekt, zoals communicatie. Politiek bedrijven valt daar ook onder.51
Vervolgens geeft Arendt aan dat het handelen plaatsvindt in de Polis, de publieke Arena. De Polis van
Arendt is geen fysieke stad, maar:
‘Ze is de plaats der ontmoeting in de ruimste zin van het woord, namelijk het platform waarop we
verschijnen aan anderen zoals anderen aan ons verschijnen, waar mensen (...) nadrukkelijk aanwezig
zijn’.52
De Polis is een publieke ruimte die voorziet in de sfeer van interactie en deelname: daar is geen sprake
van plicht of dwang. Daar mag men zich kenbaar maken; handelen. Dit is de ruimte waar per definitie
politiek handelen plaatsvindt, aldus Van Dijk.53 Ik zou dit omschrijven als de openbare ruimte, waarin wij
ons verhouden tot anderen en actief deelnemen aan de maatschappij.
Valt het dagdromen onder handelen, werken of arbeiden? Het is in ieder geval geen handelen, want ik
schaar het niet onder een politieke bezigheid. Om te dagdromen is geen interactie, geen ander individu,
nodig. Dit verklaart waarom het dagdromen in de openbare ruimte niet altijd ongestoord kan
plaatsvinden: iedereen mag daar zichzelf zijn en staat het een ieder vrij om de dagdromer uit de droom te
arresteren. Dagdromers moeten zich neerleggen bij het feit dat ze in de openbare ruimte ‘gearresteerd’
kunnen worden uit hun dagdroom, of er zou een ‘verlichting’ plaats moeten vinden waar dagdromen in
de openbare ruimte algemeen wordt geaccepteerd. Dit lijkt mij, wederom, een utopie en ook niet
wenselijk in de Polis van Arendt, want daar is iedereen vrij om zichzelf te zijn -‐ ook degenen die graag
dagdromers arresteren. Ik zou dagdromen ook niet scharen onder arbeiden, want het ik durf het niet te
benoemen als primaire levensbehoefte. Zou het dan vallen onder werken? Het lijkt de enige optie. Het
bouwen van een huis valt ook onder werken. En laat een huis nou een goede ruimte zijn om ongestoord
te kunnen dagdromen. Arbeid voorziet het dagdromen, zou ik kunnen afleiden.
Verderop in mijn wandeling hoop ik meer aanwijzingen te vinden over het dagdromen in de openbare
ruimte en dagdromen in de particuliere ruimte.
50 Dijk, van, (2013), p. 36. 51 Ibidem. 52Arendt (1994), p.197, zie ook Dijk, van, (2013), p. 33. 53 Dijk, van, (2013), p. 37.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
21
Stroom 9. De Keten der Levenskunst
Na het lezen van Kierkegaard (vertwijfeling en zelf), Schopenhauer (wil), Nietzsche, Foucault en Dohmen
(levenskunst) begin ik te geloven dat er een onlosmakelijk verband bestaat tussen verlangen en het zelf.
Ik breng dit onder in een ‘stappenplan’, of een pad dat ik de ‘Keten Der Levenskunst’ noem: de keten
verlangen-droom-mogelijkheid-werkelijkheid. Ik heb een overzicht gemaakt dat op deze pagina te vinden
is.
Over de Keten der Levenskunst dacht ik al na toen ik vier jaar geleden voor het eerst Schopenhauer las,
maar toen had ik het nog geen naam gegeven. Ik werd er pas weer aan herinnerd toen ik deze zomer
Kierkegaard las. Werkelijkheid is de vervulde mogelijkheid, aldus Kierkegaard.54 Ook Bergson noemt de
woorden hoop, droom en realiteit in één zin.55 Een symptoom van authenticiteit is wanneer er een
transitie plaats van de interne ruimte naar de externe ruimte, zoals blijkt uit het schema. Langs de
volgende stroom vertel ik over de betekenis van ‘Kairos’.
54 Kierkegaard (1849), pp. 29 e.v. 55 Bergson (1910), p. 10: ‘Even if the most coveted of these becomes realized, it will be necessary to give up the others, and we shall have lost a great deal. The idea of the future, pregnant with an infinity of possibilities, is thus more fruitful than the future itself, and this is why we find more charm in hope than in possession, in dreams than in reality’.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
22
Stroom 10. Het keuzemoment: dagdromen is een voorwaarde om Kairos te vinden
In de literatuur die ik heb gelezen over levenskunst staat dat tijd wel degelijk belangrijk is voor de
dagdromer.56 Dohmen omschrijft levenskunst zelf als een soort kairologie:
‘een zoektocht naar het juiste moment (kairos of momentum) om iets te doen of te laten’.57
Kairos koppelt een intern plan aan een ‘fysieke actie’ en betekent: ‘de timing van het juiste moment om
iets te doen of te laten’. De zoektocht naar het juiste moment om de mogelijkheid om te zetten in
werkelijkheid is essentieel. Kairos kan prima worden herkend middels het dagdromen. Deze zoektocht
vindt plaats in onze dagdromen. Daarbij is het niet de bedoeling om alleen maar te leven in
verwachtingen, maar actief op zoek te gaan naar Kairos. Dat kan met gewetensonderzoeken,
gedachtenexperimenten, verwoordingen, maar ook door simpelweg te dagdromen. Door te fantaseren
vergroot je de kans om mogelijkheden te herkennen op het moment dat ze zich voordoen in de
werkelijkheid.
Stroom 11. Dagdromen en vriendschap in relatie tot levenskunst en het zelf
Hierboven schrijf ik dat levenskunst de zoektocht is naar het authentieke leven, naar onszelf. Deze
stroom is wellicht een olifantenpaadje dat de weg afsnijdt van het pad levenskunst naar geluk.58 Het
paadje vertelt mij over het belang van vriendschap en liefde in de levenskunst. Kundera schrijft: ‘Liefde is
het verlangen naar de verloren helft van onszelf’.59 Kundera verwijst hier naar Plato’s ‘Symposium’: de
mensen zouden aanvankelijk hermafrodiet geweest zijn en God heeft hen in tweeën gedeeld. De verloren
helften blijven de rest van hun levens dwalen en zoeken naar elkaar. Ik dagdroom dat dagdromen voor
mij belangrijk is als onderdeel van de zoektocht naar wie ik ben. Eigenlijk ligt dit paadje parallel aan de
rivier dagdromen: dagdromen vertellen iets over onszelf, maar zo ook vertellen vriendschappen ook iets
over wie we zijn. Dohmen bevestigt dat vriendschap belangrijk is in de levenskunst, hij beschouwt
vriendschap als een voorwaarde om gelukkig te leven.60 Er is een verschil tussen liefde en vriendschap
schrijft hij, want geliefden delen vaak een gezamenlijk opgezet levensplan. Vrienden leiden echter een
individueel leven, zij hebben geen gedeelde agenda en geven de voorkeur aan de vrijheid. Vrienden zijn
echt vrij, aldus Dohmen.61 Ik dwaal wat ver af van mijn hoofdrivier, maar vraag mij desondanks af of het
samen ontwerpen met vrienden kan leiden tot een versterkte authentieke ruimte. Ik zou hier graag mee
experimenteren.62
56 Dohmen (2007), pp. 203-222. 57 Dohmen (2007), p. 213. 58 Als dit een scriptie was geweest dan had ik deze stroom niet aangegeven op mijn kaart. Gelukkig is dit een gedachtenwandeling. 59Kundera (1983), p. 275. 60 Dohmen (2007), p. 264. 61 Ibidem. 62 Deze kleine stroom is de aanleiding geweest voor de start van mijn tweede eindexamenproject.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
23
Tijd voor een pauze: even uitrusten en terugkijken
Mijn knapzak is inmiddels behoorlijk zwaar, de rugzak daarentegen nog niet. Ha! Een bankje. Ik moet echt
even uitrusten en ik heb ook zin om te kijken wat ik nou allemaal heb verzameld. Langs welke plekken heeft
mijn reis me tot nu toe geleid? Huppakee, ik heb zojuist mijn verzamelde buit omgekieperd.
Pauze 1.
Tijdens mijn gedachtenwandeling ontdekte ik dat mijn fascinatie om meer gaat dan alleen dagdromen.
Dagdromen als activiteit blijkt voor mij geen einddoel te zijn, zoals ik eerst dacht, maar een middel.
Dagdromen helpt mij namelijk met het beantwoorden van de vraag ‘wat wil ik’: de activiteit van het
dagdromen is onderdeel van mijn zoektocht naar authenticiteit.63 Authenticiteit is een urgent streven om
een oprecht leven te leiden dat bij je past. De eerste stap in de keten der levenskunst. Levenskunst is
leven voor jezelf, op basis van je eigen keuzes, en niet handelen omdat anderen dat doen of omdat de
autoriteiten dat voorschrijven. Ik formuleerde de ‘keten der levenskunst’. Om te weten wat bij je past
moet je 1] weten wat je wilt en 2] weten wat er mogelijk is en 3] weten wat er voor jou en jouw situatie
mogelijk is. Daarvoor zijn wilsonderzoeken nodig.64 Binnen de levenskunst speelt ‘Kairos’65 een
belangrijke rol: dat betekent ‘het ultieme moment’. Het is het moment waar mogelijkheid wordt omgezet
in werkelijkheid met authenticiteit tot gevolg. Kairos is moeilijk te duiden. Kierkegaard zegt dat je Kairos
niet ‘zelf’ kunt creëren, het overkomt je, als een plotselinge ingeving, een wending. Het zou creativiteit
kunnen zijn: dat overkomt je ook. Mijn ontmoeten is een onderdeel van de levenskunst. Dagdromen zou
een eerste aanzet kunnen zijn tot een ontmoeting met onszelf en zou dan kunnen leiden tot een
authentiek leven en vervolgens tot ‘vrijheid’. Daarbij is vrijheid voor mij gerelateerd aan een
meesterschap over het zelf waarbij de zoektocht naar het antwoord op de vraag ‘wat wil ik’ centraal
staat. De zoektocht zelf is de weg naar vrijheid. Het moment dat het antwoord wordt gevonden betekent
mogelijke vrijheid. Op het moment dat het antwoord ook deel gaat uitmaken van de werkelijkheid,
ontstaat er werkelijke vrijheid.
De eerste rode stip die ik op mijn kaart kan zetten: ik heb mijn noodzakelijkheid van het dagdromen
gevonden – niet als doel maar als medium om te kunnen weten wat je wilt – om vervolgens de weg naar
een leven waarin we ons kunnen verhouden tot onszelf (authenticiteit) en zo de sleutel naar vrijheid
kunnen vinden.
63 waarbij dromen dus ook negatief kunnen zijn, bijvoorbeeld angsten. 64 Een ‘wilsonderzoek’ is een confrontatie met de dagdroom, waarbij de mogelijkheden naast de realiteit worden gelegd, voordat een ontmoeting plaatsvindt. 65 Kairos: het ultieme moment om te handelen conform zorgvuldig uitgevoerde wilsonderzoeken.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
24
Hervatting van de tocht
Stroom 12. Vluchtelingstatus? Vooroordelen en misverstanden over dagdromers
Zijn dagdromers welkom in de openbare ruimte? En is dit een actuele vraag of is het een kwestie van alle
tijden? Kan het zijn dat we onszelf, ons individu en ons karakter verliezen, bijvoorbeeld door alle
technologische ontwikkelingen, door nieuwe ‘multifunctionele’ ruimten die ontstaan door smartphones
en steeds vollere agenda’s? Ik ga op zoek naar stromen die me leiden langs openbare ruimte als begrip,
de vluchtelingstatus van de dagdromer in het algemeen.
De dagdromer lijkt in onze westerse cultuur echter altijd al vluchteling geweest van de heersende sociale
normen, ongeacht het tijdsbeeld. Het uiterlijk vertoon van iemand die dagdroomt kan namelijk
gemakkelijk verward worden met onverschilligheid of luiheid, egoïsme, vluchtgedrag of verveeldheid.
Dat is een groot nadeel, want dat zijn eigenschappen die in onze maatschappij niet worden
geapprecieerd, sterker nog; ze worden beschouwd als zonde. Het verklaart waarom dagdromers hoe dan
ook vluchteling zijn uit de openbare ruimte.
Stroom 13. Besluiteloosheid en onverschilligheid
Besluiteloosheid is een tricky beschuldiging voor de dagdromer. Want grote kans dat een dagdromer die
niet daadkrachtig is ook besluiteloos is. Persoonlijk geef ik dagdromers het voordeel van de twijfel, maar
ik besef mij goed dat ik als advocaat in de rechtszaal een moeilijke zaak zou hebben als ik zou moeten
opkomen voor ‘de dagdromer die nooit handelde’. Dat deze vorm van onverschilligheid een zonde is, haal
ik bijvoorbeeld uit het proefschrift ‘Uit verveling’ , van Prins. Hij citeert uit de ‘Divina Commedia’ van
Dante. Deel één van deze Commedia is gewijd aan de ‘Inferno’ -‐ Dantes tocht door de hel, waar hij van
Vergilius een rondleiding krijgt. In het voorhof, ‘de vestibule’ vertelt Vergilius over de onverschilligen, die
nooit levend waren, omdat ze goed noch kwaad deden:
‘De lamlendige zielen, de rampzaligen die nooit levend waren, omdat zij goed noch kwaad deden. Deze zijn
niet eens welkom in de hemel of de hel, ze waren noch actief noch passief’.66
Deze ‘besluitelozen’, zoals Vergilius ze noemt, zijn zowel verworpen door de hemel als door de hel.67 Mijn
pleidooi voor de dagdromer die van besluiteloosheid wordt beticht zou ik op de volgende manier
vormgeven. Eerder verwees ik naar het feit dat ik het dagdromen inzet in mijn streven naar een
authentiek leven, waarbij ik mijn keuzes en principes zorgvuldig afweeg. Dat is het tegenovergestelde
van onverschilligheid. Ik ben het er mee eens dat een dagdromer die na alle zorgvuldige afwegingen en
wilsonderzoeken geen keuze maakt als besluiteloos zou kunnen worden aangemerkt. Echter, als ik als
66 Prins (2007), p. 52. 67 Ibidem.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
25
‘besluiteloze’ niet handel naar mijn dagdroom, is dat een keuze. Dan kan er – in beide gevallen -‐ nimmer
sprake zijn van besluiteloosheid.
In Dante’s hel, is de straf voor degenen die zich schuldig maken aan ‘acedia’ (bewuste onverschilligheid)
in de vijfde ring van de hel erger, omdat ze bewust onverschillig waren. In de stinkende modder baggeren
ze eeuwig achter een draaiend vaandel aan en roepen naar Dante:
‘Nijdig waren we; In de zoete lucht, die vrolijk is van zon, Dragend in ons trage, luie rook; Nu liggen we
bedroefd in de zwarte modder’.68
Ik wandel weer verder, want er zijn meer misvattingen over dagdromers.
Stroom 14. Egoïsme
Ik wil onderscheid maken tussen de dagdromer en de egoïst. Want een dagdromer die zich afsluit van de
externe ruimte wordt wel eens als asociaal of egoïstisch benoemd. Eerlijk zijn tegenover jezelf, je
vasthouden aan je eigen waarden is niet hetzelfde als egoïstisch handelen. Probleem is echter dat er van
buitenaf geen onderscheid kan worden gemaakt tussen de twee vormen van handelen. Wat een
misverstand! De mensen die zorgen voor zichzelf moeten we juist koesteren. Het is niet zo dat ze alleen
maar met zichzelf bezig zijn, een dagdroom of verlangen kan ook een altruïstisch verlangen zijn, een
hoop of wens om de wereld beter te maken. Maar dat is dan wel een eigen verlangen, een verlangen dat
van binnenuit komt, uit het zelf. Een daad van verzet en een daad van gehoorzaamheid kunnen beide
zowel authentiek als inauthentiek zijn, maar van de buitenkant zie je geen verschil, schrijft ook
Dohmen69:
‘Dat conservatieven ten onrechte menen dat authenticiteitsdenkers hun sociale verplichtingen uit de
weg gaan onder het motto: ‘als ik mezelf wil zijn, kan ik onmogelijk aan jouw eisen of aan die van de
samenleving voldoen.’70
De levenskunstenaar handelt naar eigen keuzes en heeft een zorgvuldig overwogen levenshouding.
Autoriteit wordt waar nodig in twijfel getrokken en als er van de norm wordt afgeweken kan dat worden
gelegitimeerd. Daarbij kan het streven naar een authentiek leven ook sociale, altruïstische motieven
hebben. Dat is iets anders dan egoïsme, waarbij hebzucht of verslaving motief is van handelen.71 Dat
betekent niet dat er geen egoïstische dagdromers zijn. Een daad verricht vanuit authenticiteit is geen
egoïstische daad, daarvan ben ik zeker.
68 Ibidem. 69 Zie ook Dohmen (2007), p. 180. 70 Dohmen (2007), p. 176. 71 Geparafraseerd uit Dohmen (2007), p. 176.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
26
Stroom 15. Vluchtgedrag of escapisme
Als ik over dagdromen spreek zijn er ook veel vooroordelen dat het zou gaan om een vlucht uit de
werkelijkheid, escapisme, omdat men niet kan omgaan met de harde feiten van het leven, of omdat men
even wil ‘vergeten’. Er zijn talloze manieren om te vluchten uit de werkelijkheid, bijvoorbeeld door uit te
gaan of verdovende middelen te gebruiken. Maar dagdromen is juist een manier om te reflecteren op de
realiteit van het zelf. Bachelard onderstreept dit, hij gaat in op de kritiek uit de psychiatrie dat
dagdromen een vlucht zou zijn:
‘Drunken with realism, the psychologists insist too heavily on the escape element of our reveries. They do
not always recognize that reverie weaves soft bonds around the dreamer, that reverie is a ‘binding’ and,
in short, that in the strictest sense of the term, it ‘poetizes’ the dreamer.’72
Bachelard ontkent dat het dagdromers alleen maar zou gaan om vluchten uit de werkelijkheid. De
‘poëtiserende verwevenheid’ van de rêverie om de dagdromer heen, is een andere benadering. Het woord
‘verwevenheid’ spreekt mij aan, omdat je door het dagdromen verschillende verhalen en inspiraties in
elkaar kunt weven. Dat staat een soort gelaagdheid toe in het denken van de dagdromer.
Stroom 16. Kan een dagdromer zich vervelen?
Kan ik een profiel schetsen van een dagdromer? Ik kan enkel uitgaan van mijzelf. Zelf vind ik het
bijvoorbeeld nooit erg als een trein vertraging heeft, of als ik vijf minuutjes te vroeg arriveer op een
afspraak. Kan ik a contrario redeneren dat veel mensen soms net iets te laat komen omdat er een angst is
om te moeten wachten, angst voor tijdsverspilling – ofwel verveling? Als dagdromer grijp ik juist elke
extra kans om te gedachtendwalen. Is verveling – of een gebrek hieraan – een profielkenmerk van de
dagdromer? Prins meent dat verveling met tijdsbeleving te maken heeft en dat je kunt spreken van
‘verstoord tijdsbeleven’.73 Is dagdromen dan het tegenovergestelde daarvan: onverstoord tijdsbeleven?
Ik denk dat de dagdromer helemaal geen tijd beleeft. Ik weet niet of je het kunt omschrijven als
onverstoord tijdsbeleven. Iemand in een dagdroom is zich niet bewust van de tijd. Op dezelfde pagina
citeert Prins Nietzsche:
‘Voor de denker en iedere fijngevoelige geest is de verveling de onaangename ‘windstilte’ der ziel, die
aan een voorspoedige vaart en aan de onbekommerde winden voorafgaat; hij moet haar verdragen, hij
moet haar uitwerking bij zich zelf afwachten.
Nietzsche insinueert hier dat verveling voorafgaat aan dagdromen: een dagdromer kan zich wel degelijk
vervelen. Echter, het woord windstilte bevestigt dat verveling en dagdromen niet samengaan.
72 Bachelard (1971), p. 16. 73 Prins (2007), p. 102.
Kaart gedachtenwandeling / map of mind wandering journey
1.2.
3.
4. 5.
9.
10.
11.
11.
12.13.
13.
14.15.
16.
17.
1.
2.
3.4.
5.
5.
6.
6.
9.
10.12.
7.
7.
8.
8.
(Translation of map)
Flows I followed along the river in my mission:1. Why is daydreaming important to me?2. Is it my desire for Freedom?3. Authenticity: what do I want?4. Daydreaming is the mirror of the self.5. Is the solution not hidden in the problem?6. Daydreaming is a tool, not a goal7. Isitthefirststepinthechainof‘levenskunst’ (artofliving)?8. Theartoflivingistoaddactionafterday dream: do!9. Kairos: the supreme moment.10. Decisiveness(daadkracht)isrelevant.11. Refugeestatus of the daydreamer: prejudices and misunderstandings.12. Contrast:daydreamersvstimewriters.13. Wandering or following a route? 14. Daydreamingismakingplanswhile wandering.15. Zeitgeist: is Daydream erra neccesary for the self?16. Modern embezzlement: austerity of space for the self.17. Stepping a tread higher in silence.
Trails I found regarding the relation between daydreaming and space.1. How is daydreaming connected to space?2. Daydreams are legitimate internal spacesW.3. Daydreams are thoughts, but thoughts are not daydreams.4. Physical space is external space.5. Actiontakesplaceinexternalspace.6. External space does not exist without internal space: dialogue.7. NotionsofZenandthe‘Open’mayleadto freedom, but oppose to daydreaming.8. DaydreamingBachelard’soneirichouse.9. in the Polis is a challenge as daydreaming is not acting.10. Daydreaming in the house is safe.11. The concept of house and polis is tainting.12. Modern embezzelment creates need for daydreamstimulation & protection in the Polis.13. Suggestivespaceanddreamingwithsub stances not form objects.
Stromen/Flows
Sporen/Trails
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
28
Stroom 17. Verdwaalsporen en routes
Wat is het belang van het tegenover elkaar zetten van de dagdromer en de tijdschrijver in Stroom 1? In
de teksten van Tim Ingold ben ik enkele noties tegengekomen die ik parallel kan leggen naast het
contrast dat ik constateer tussen dagdromen en tijdschrijven.74 Het identificeren van dergelijke
contrasten zou mij wellicht aanwijzingen kunnen geven om ruimte te ontwerpen voor de dagdromer.
In ‘Up, across and along zet hij ‘trails’ (sporen) tegenover ‘routes’. Daarmee zet hij ‘verdwalen’ tegenover
‘je laten transporteren’, waarbij transport een passieve manier is om te verplaatsen van punt naar punt,
en je je als passagier laat leiden van plaats naar plaats. Pas bij de haltes is het de passagier toegestaan om
te bewegen, de lijnen tussen de haltes zijn vooraf vastgesteld. Tegenover het ‘transport’ staan de ‘trails’
die een resultaat zijn van het ‘verdwalen’. Er ontstaat een wirwar van lijnen die in elkaar geweven lijken -‐
de sporen van de dwaaltochten:
‘Like the line that goes out for a walk, the path of the wayfarer wends hither and thither, and may even
pause here and there before moving on. It has no beginning or end’.75
In een andere tekst van Ingold blijkt dat hij zich heeft laten inspireren door een contrast dat eerder is
geconstateerd door Guattari en Deleuze.76 In deze tekst verwijst Ingold eerst naar de ‘lines of flight’ en
‘lines of becoming’ van Guattari en Deleuze.77 Een line of flight is een handeling waarbij een van tevoren
uitgestippeld plan nauwgezet en zonder afwijking wordt uitgevoerd. De line of becoming is ook een
handeling, maar daar wordt tijdens het uitvoeren ervan het pad bepaald: meer experimenterend
handelen dat onderhavig is aan verandering. De line of flight noemt Ingold transitief -‐ is de verbinding
van punt naar punt, het plannen, het ‘van tevoren bedenken wat je gaat doen en het vervolgens
uitvoeren’. De line of becoming noemt hij intransitief, het doen terwijl je bezig bent, zonder plan, en het
proces gaat maar door. En ook schrijft Ingold:
‘Om te zijn, is niet op een plaats te zijn maar om langs paden te gaan’.78
Hier kan ik wat mee. Ik kan deze contrasten gebruiken als inspiratie bij het ‘ont-‐moetend’ ontwerpen. Ik
kan me verdiepen in de overgang van transitief naar intransitief, van tijdschrijven naar dagdromen, van
plannen naar ontplannen, van het tevoren tot in de puntjes uitdenken van een plan naar een proces van
creatief vormgeven.
74 Ingold over Deleuze en Guattari, p.14. 75 Ingold, Up, across and along, p. 46. 76 Ingold over Deleuze en Guattari. 77 Ingold (2011), p.14. 78 Ingold (2011), p.14.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
29
Stroom 18. Is dagdromen ‘verdwalend plannen maken’?
Ook al onderscheid ik tijdschrijvers en dagdromers, dat betekent niet dagdromers nooit plannen
maken.79 Het is in de levenskunst juist noodzakelijk om te plannen, zoals ik eerder heb gezien langs
Stroom 10 over Kairos. Ik denk dat dagdromen het plannen zelf is. Le Corbusier schrijft in ‘Towards a
new architecture’ over de illusie van plannen maken:
‘Een plan maken is de determinatie en het vastleggen van ideeën. Het is het gehad hebben van ideeën’.80
Daarbij zijn intentie en motief uitgangspunt van een plan en is exterieur afhankelijk van interieur. Hij
heeft het over plannen als illusie omdat er bij veel architecten sprake is van een transgressie van een plan
dat gaat ‘from within to without’ naar een plan dat van buiten naar binnen wordt opgesteld:
‘De architect die van buiten naar binnen werkt heeft niet in termen van ruimte nagedacht, maar enkel
sterren op papier gezet en vanuit deze sterren assen getekend. Terwijl het eigenlijk zou moeten gaan om
oppervlakken die met elkaar in verbinding staan om licht te mogen ontvangen.81
Deze passage is belangrijk omdat het mij een aanwijzing geeft dat een dagdromer – of een dagdromende
architect -‐ wel degelijk plannen moet maken als het gaat om ontwerpen. Dagdromen hoeft niet iets te zijn
wat je overkomt, je kunt het ook inzetten als middel bij het ontwerpen. Voordat er een plan is, moet er
eerst een intentie en een motief zijn. Je moet weten wat je wilt. Aan elk plan gaat – als ik Le Corbusier
interpreteer – een behoorlijke sessie dagdromen vooraf. Daarna, kan overgegaan worden tot een
experimenterend plan: er moet voortdurend geijkt worden of het plan nog in overeenstemming is met de
intentie en het motief. Dit zou ik omschrijven als het ‘dagdromend ontwerpen’. De dagdroom gaat vooraf
aan het plan – de tekening. En vervolgens wordt tijdens het maken steeds opnieuw ‘geijkt’ of het ontwerp
nog wel trouw is aan de intentie. In de ontwerppraktijk komt dit tot uiting door te werken met oneindig
veel schetsmaquettes. De dagdromen worden meteen getest op mogelijkheden. Tijdens het testen van de
maquettes worden de plannen aangepast, maar steeds wordt gekeken of het plan nog voldoet aan de
authentieke motieven. Het zou kunnen gebeuren dat er tijdens het maken iets ontstaat dat wel volledig
tot de verbeelding spreekt maar niet meer helemaal in overeenstemming is met de oorspronkelijke
intentie. Een dergelijk ontwerp is denk ik eveneens authentiek. Het komt immers voort uit de
voedingsbodem van een dagdroom en is in zichzelf al authentiek.
Stroom 19. Tijdsbeeld: is een dagdroomtijdperk noodzakelijk voor het ‘zelf’
Ik heb het gevoel dat ik iets harder moet gaan lopen, ook al weet ik niet geheel zeker waarom. Weet ik al
of ik wel of geen ruimte wil ontwerpen die uitnodigt tot het dagdromen? Ik ben nog steeds bezig ben met
de waarom-vraag. Ik heb voornamelijk de aandacht gevestigd op het belang van dagdromen voor onszelf
en het individu. Ik wil eigenlijk onderzoeken of dagdromen als activiteit voor de hele maatschappij 79 In de levenskunst is plannen zelfs een noodzaak en nauw verbonden aan Kairos, zie Stroom 10. 80 Le Corbusier, (1986), p. 179. 81 Le Corbusier, (1986) p. 196.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
30
belangrijk zou kunnen zijn. Is er in ons huidige tijdsbeeld bijvoorbeeld sprake van een tendens waarin
onze identiteit op het spel staat? Dat zou een aanwijzing kunnen zijn om het dagdromen te ‘verkondigen’
als noodzakelijke activiteit.
Want ik zal toch niet de enige zijn die zo naarstig op zoek is naar het antwoord op de vraag ‘wat wil ik’? Ik
ben oprecht benieuwd of er iemand is die deze 'Wat wil ik- vraag' adequaat kan beantwoorden. Bent u
daartoe in staat?
Als ik dagdroom, wat gebeurt er dan? Mijn gedachten dwalen niet af naar nieuwe, ongekende of
onontdekte mogelijkheden. Eigenlijk vinden heroverwegingen plaats van dat wat er al is. Alsof ik de
puzzelstukjes in gedachten uit elkaar haal en op een andere manier weer in elkaar probeer te zetten. Een
reconstructie van de werkelijkheid, of een recontextualisatie. Soms ontstaan er dan andere
mogelijkheden uit dezelfde bouwstenen – er ontstaan mogelijkheden die reeds lang werkelijk waren. Dat
is een manier om iets nieuws te ontdekken. Denk aan de vele gerechten die je met dezelfde ingrediënten
zou kunnen bereiden. Door met dezelfde ingrediënten te experimenteren, iets weg te laten of toe te
voegen kun je vervreemd raken van de vertrouwde gerechten: en iets geheel nieuws ontdekken.
Als we goed ingaan op de vraag 'wat wil ik' , dan kunnen we onze aandacht verleggen van ‘Hoe bereiken
we het onmogelijke?’ naar ‘Wat is er reeds allemaal mogelijk?’.82 We hoeven geen nieuwe kleding meer te
produceren, laten we kijken naar wat we hebben en dat hergebruiken. We hoeven geen nieuwe
gebouwen meer te bouwen, laten we eerst werken met alle leegstaande ruimten. Zo hoeven we wellicht
ook geen ‘nieuwe’ technologie meer te ontwikkelen, laten we werken met wat er al is voordat we met
verstand op nul doorstomen zonder ons te realiseren wat we al kunnen. Want we hebben bijna alle
middelen al, laten we nu even stilstaan om ons af te vragen waar we heengaan. En vervolgens kunnen we
de reeds beschikbare technieken en kennis verder uitdiepen. Ik kondig een dagdroomtijdperk aan!
82 Deze redenatie volgt ook Kees Vuyk (1992), pp. 59 - 65.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
31
Stroom 20. Treedt in stilte een trede hoger
In de beginstromen constateerde ik de noodzaak voor het dagdromen om te kunnen weten wat je wilt.
Vooral in onze moderne tijd is er een veelheid aan keuzes en is het lastig om te weten wat je wilt. Daar
bovenop weerhoudt de technologie ons ervan om daadwerkelijk te kunnen komen tot de actie van het
dagdromen. Dohmen parafraseert Nietzsche die constateert dat er sprake is van een ‘moderne
verduistering’ (in tegenstelling tot ‘verlichting’):
‘(...) waarbij de moderne mens niet weet wat hij wil door een algeheel gebrek aan zelfrespect door
onzekerheid en innerlijke verwarring, de onderdompeling in de roes, het opgaan in een beroep, het
toneelspelen en de vlucht in het consumentisme.’83
Er zijn zoveel indrukken: Nietzsche heeft het over een ‘kosmopolitisme van spijzen, literatuur, kranten,
vormen en smaken, ja zelfs van landschappen’.84 We moeten maar sterk en flexibel genoeg zijn om onszelf
overeind te houden in deze veelheid van externe prikkels. Het uitgangspunt van Nietzsches visie is dat
het de mens hieraan ontbreekt:
‘We weten nog maar net wat we niet willen en al helemaal niet wat we wel willen’.85
Dit nihilisme is eigenlijk het tegenovergestelde van authenticiteit. Waar Nietzsche op aanstuurt is
wellicht een ruimte van soberheid: als je tot rust komt, kun je echt je eigen gedachtenwereld in. Is het dan
een praktische oplossing dan om sobere ruimtes te voorzien die kunnen uitnodigen tot het dagdromen?
Dan kunnen de dagdromen die in alle rust tot je komen de drijfveren zijn die het ‘onderbewuste’
aantasten. Ik zal dit spoor verderop hopelijk weer tegenkomen.
83 Dohmen (2007), p. 110. 84 Ibidem. 85 Ibidem.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
32
Tweede Rust
Pauze 2. De gevulde knapzak.
Tijd om even mijn achterom te kijken. Langs stromen 11 tot en met 15 begon ik te begrijpen waarom de
dagdromer het soms moeilijk heeft: uiterlijk vertoon van een dagdromer kan verward worden met
zonden die ook nu nog niet acceptabel zijn in de openbare ruimte. Daarna treed ik in de voetsporen van
Ingold door een contrast vast te stellen tussen de ‘tijdschrijver en de ‘dagdromer’. Een tijdschrijver is
iemand die zijn tijd zo efficiënt mogelijk indeelt zodat er geen ruimte is om te dagdromen. Het sluit aan
bij het contrast dat Ingold maakt tussen routes volgen en verdwalen. Voor mij is dagdromen als
verdwalen: je gaat op reis zonder dat je weet waar je eindigt. Bij Stroom 19 heb ik onderzocht of de
dagdromer in onze huidige tijd bijzondere aandacht verdient. Hebben externe prikkels -‐ wat Nietzsche
bijvoorbeeld bedoeld met zijn ‘moderne verduistering’86 hier iets mee te maken? Is er behoefte aan
ruimtelijke stilte om tot het zelf te kunnen komen?
Heb ik nu voldoende onderzocht of het noodzakelijk is om ruimtes te creëren voor het zelf?
Als we onszelf verliezen, en onszelf weer terug willen vinden, zou een ruimte waar ruimte is voor
fantasie dan een oplossing zijn?
Stel nou dat ik mij zou bekommeren om de mensen die niet in de gelegenheid zijn om te dagdromen in de
gelegenheid zou willen stellen om – in alle vrijheid – zichzelf te ontmoeten. Hoe zou ik dan ruimte
kunnen geven aan dit zelf? Als ik ruimte om te dagdromen zou creëren, zou dat dan betekenen dat dat
een ruimte is waar de mogelijkheid ontstaat om het zelf te ontmoeten? Heeft het te maken met
versobering? Ik zou eerst verder moeten onderzoeken hoe dagdromen zich verhoudt tot ruimte. Los van
de vraag of dat wenselijk is, bestaan er ruimtelijke kwaliteiten die uitnodigen dagdromen, of beter nog:
om dichter bij het zelf te komen?
86 Zie Stroom 19.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
33
Wandeling 2 - weg van de rivieren, de woestijn in!
Ik krijg maar geen genoeg van de eindeloze wandeltochten lans de talloze beken en rivieren, de vele
voetsporen die mijn pad kruisen trekken mij steeds verder, maar waarheen? Ik besef mij dat het tijd is
om vaarwel te zeggen tegen het stromende water. Ik besluit om mijn rivierendelta te verlaten en de
woestijn in te lopen. Ik wil zelf onderzoeken of ik mijn eigen voetsporen kan zetten.
Spoor 1. En dan nu: ruimte is noodzakelijk om te handelen!
Hoe verhoudt de activiteit dagdromen als ‘interne gedachtenruimte’ zich tot onze leefomgeving als
‘externe werkelijke ruimte’? Om tot concrete ontwerpaanwijzingen te kunnen komen hoop ik sporen te
vinden die mij vertellen hoe we ruimte ervaren tijdens het dagdromen, en of er ruimtes zijn die aanzetten
tot het dagdromen. Hopelijk vind ik ook wat aanwijzingen over tijdsbeleving en ruimte. Een vriend van
mij attendeerde mij op een tekst van George Harrison:
‘Without going out of my door, I can know all things of earth.
Without looking out of my window, I could know the ways of heaven.
The farther one travels, the less one knows.
Arrive without traveling, see all without looking.
Do all without doing.’
Spoor 2. Dagdromen en externe ruimte: dagdroomplekken?
Ik stop even met denken en voer een experiment uit. Want het is de laatste zin uit de quote van George
Harrison die mij eigenlijk niet bevalt, en die ook niet thuishoort in de levenskunst: ‘Do all without doing’.
Het doen en laten in de externe ruimte, na de gedachtenwandeling blijkt immers minstens zo belangrijk
als de gedachtenwandeling zelf. Ik besluit in stilte een trede hoger te stappen. Niet in een stilteruimte of
thuis, maar in de openbare, niet particuliere ruimte, daar waar de meeste uitdagingen liggen voor de
dagdromer, zoals ik tijdens mijn eerdere wandelingen ontdekte. Voor het experiment raakte ik ook
geïnspireerd door een foto die mijn schoonzus Anouk maakte in Sri Lanka van vissers in de zee (zie
volgende pagina). Als ik de visserspalen uit deze context zou halen, en zou plaatsen in de openbare
ruimte: bijvoorbeeld op een druk kruispunt, zou dat dan een uitnodiging kunnen zijn om te gaan
dagdromen?87
87Het thema recontextualisatie in de kunst en wat dat doet met ons brein is overigens de inzet van mijn tweede eindexamen project.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
34
foto: Anouk van der Burg
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
35
Uit dit ruimtelijk experiment, waar ik in de openbare ruimte ging onderzoeken naar de beste
dagdroomplekken, bleek dat het eigenlijk niet uitmaakt waar je dagdroomt. Het maakte voor mij geen
verschil of ik op een ladder op een druk kruispunt zat, of dat ik op het water stond. Wat George Harrison
zegt is waar: dagdromen gebeurt van binnen uit. Let wel: ik ben een geoefend dagdromer, en ik weet nog
niet zeker of dat voor iemand anders, een beginnend dagdromer bijvoorbeeld ook geldt. Wellicht kan een
beginner wel een externe prikkel gebruiken om te kunnen dagdromen. Toen ik het experiment uitvoerde
met iemand anders, die zichzelf niet als dagdromer beschouwde, bleek echter dat het voor hem weer
anders was. Hij vertelde dat hij beter kan dagdromen als hij in beweging is. Tijdens een wandeling
bijvoorbeeld. In plaats van dagdroomplekken, zou ik moeten onderzoeken of een dagdroomroute beter
is. Hierboven heb ik tenslotte al gezien dat er verschil is tussen een route en een dwaalspoor.
De activiteit van het dagdromen zelf is interne ruimte. Ik ben benieuwd naar de verhouding tussen
dagdromen en externe ruimte. Ik denk dat de dagdromer zich bevindt in de externe ruimte, en ben
benieuwd of het verschil uitmaakt of de dagdromer zich bevindt in de openbare ruimte of thuis.
Spoor 3. Dagdromen in de ‘Polis’
Maar ook een geoefend dagdromer kan in de openbare ruimte niet overal ongestoord zijn gang gaan,
weet ik uit ervaring. Dat zou te maken kunnen hebben met de uiterlijke kenmerken van het dagdromen
en de vooroordelen die ik hierboven in Stroom 12 bespreek, of met de ‘moderne verduistering’ waarin
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
36
een dagdromer zich moet weren tegen de maatschappelijke verwachtingen van constante sociale
paraatheid.
Het komt zelfs voor dat wanneer iemand weet dat ik aan het dagdromen ben, die persoon zich alsnog
gerechtvaardigd voelt om mij uit die dagdroom te halen. Het komt u wellicht bekend voor: iemand staart
voor zich uit voor u het weet knipt u in uw vingers, vlak voor de neus van ‘de heilige dromer’. De
onderstaande foto van mijzelf is een reconstructie van een recent moment waar ik werd ‘gearresteerd uit
mijn dagdroom’. Waar een ander het wachten op voltooiing van de printopdracht zou ervaren als
verstoorde tijdsbeleving, herkende ik in dit ‘wachtmoment’ juist een uitnodiging om te dagdromen.
Omdat ik mij bewust was van mijn situatie, plaatste ik mijn handen voor mijn gezicht, zodat het voor een
ieder duidelijk mocht zijn dat ik in gedachten verzonken was. Echter, mijn afdelingsgenoot Marinus liep
achter mij langs en gaf mij een compliment, wat ik niet hoorde (omdat ik in mijn eigen interne ruimte
bevond). Vervolgens nam hij een stap terug en sprak mij erop aan dat ik wel heel erg aan het dagdromen
moest zijn (en werd uit mijn dagdroom gearresteerd).
Wat gebeurt hier? Er is duidelijk een conflict tussen mijn belang om in vrijheid te kunnen dagdromen op
de gang tegenover het belang om te voldoen aan de sociale conventies die gelden in de openbare ruimte,
zoals het beantwoorden van een begroeting. Welk belang weegt zwaarder? Ik heb tijdens mijn
rivierentocht ontdekt dat dagdromen wel degelijk van belang is. Maar weegt dit op tegen het recht van
een ander om te worden begroet? Ik ken voorbeelden van dagdromers die in het openbaar een
begroeting van schoonfamilie niet hebben beantwoord hetgeen heeft geleid tot een gebrouilleerde
verstandhouding. Is er hier een ruimtelijke oplossing voor? Is het de verantwoordelijkheid van de
dagdromer zelf om duidelijk aan te geven dat hij zich in andere ruimte, namelijk de interne ruimte
bevindt, zodat het voor de maatschappij makkelijker te begrijpen is wanneer een begroeting uitblijft?
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
37
Hier komt duidelijk de Polis van Arendt tevoorschijn; omdat we in de Polis reageren op elkaar is er altijd
het risico dat de dagdromer wordt gearresteerd uit de dagdroom.88
Spoor 4. Dagdromen in de openbare ruimte of thuis?
Ik zoek naar concrete aanwijzingen om ruimten te kunnen ontwerpen die uitnodigen tot dagdromen. Als
het in de openbare ruimte lastig is, wil ik onderzoeken of het niet gewoon beter thuis kan. Ik kom terecht
bij Bachelard. Hij pleit voor de intimiteit van het ‘huis’ waarborg en bescherming voor de dagdromer.89
‘Het grootste voordeel van het huis is dat het ons in vrede toestaat te dromen. Het huis bezit de kracht om
alle gedachten, herinneringen en dagdromen van de mensheid te integreren,’ aldus Bachelard.90 De
dagdromer kan immers binnenshuis – in de privésfeer ongestoord zijn of haar gang gaan. Daar hoeft de
dagdromer zich namelijk niet te verhouden tot vreemden en kan hij zichzelf zijn. Dit is interessant, maar
voor mij ook een uitdaging. Ik ga in op deze gedachte in het volgende spoor.
Spoor 5. Huidige tijdsgeest vraagt toch om bescherming dagdromers in de openbare ruimte
Als het dagdromen het beste thuis kan, waarom zegt mijn intuïtie dan dat ik moet opkomen voor de
dagdromer in de openbare ruimte? Het is toch juist belangrijk dat de dagdromer zich buitenshuis vrij
voelt om zichzelf te zijn en in vrijheid te kunnen dagdromen? Net zoals geliefden elkaars handen
buitenshuis mogen vasthouden. Ik constateerde eerder dat het sinds de oudheid niet sociaal
geaccepteerd is om jezelf bewust te ‘verafwezigen’ in het openbaar.91 Er was altijd al een reden voor
dagdromers geweest om thuis te blijven.
Maar deze tijd vraagt om extra dagdromersbescherming. De ‘moderne verduistering’ van Nietzsche92
geldt nu in het kwadraat. We zijn nog mobieler geworden, door de technologie die we met ons
meedragen. Door de mobiliteit verwatert de grens tussen thuis en buitenshuis. De mobiele telefoon die
contant is aangesloten op het Internet en eist van ons een continue staat van alertheid en sociale
paraatheid. Momenten voor het zelf zijn nu crucialer dan ooit denk ik, want er is sprake van vermenging
van privé-‐ en publieke ruimten, waar interne en externe ruimten eindeloos met elkaar zijn verbonden. Er
is een soort vloeibaarheid ontstaan in ons leven, die het contact met ons zelf bedreigt en daarmee ook de
vraag ‘wat we nou echt willen’ doet vervagen.
Lieven De Cauter schrijft over technologische capsularisering: bewegingssnelheid en groei van
informatiestromen maakt ons kwetsbaar en vergroot behoefte aan bescherming. Hij zegt dat de media
een verlengstuk zijn van de mens, maar ook een capsule. Kleding en architectuur zijn de conventionele
88 Zie eerdere Stroom 8, over handelen en de Polis. 89 Bachelard (1997), p. 88. 90 Ibidem. 91 Zie Stroom 12. 92 Dohmen (2007), p. 110.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
38
capsules die ons bescherming bieden. Maar media en technologie vormen een virtuele capsule, zo schrijft
hij:
‘Een beeldscherm is een capsule: als je ernaar kijkt bevind je je in een gesloten mentale en virtuele
ruimte die ver verwijderd is van de werkelijke ruimte.’93
Als een beeldscherm een capsule is, dan is een dagdroom eveneens een capsule: je bevindt je in virtuele
en mentale ruimte die ver is verwijderd van de werkelijkheid. Het enige verschil is dat een dagdromer
geen extern kenmerk heeft dat deze capsule laat zien, de dagdromer heeft geen alibi. Dat maakt de
dagdromer erg kwetsbaar in de openbare ruimte. Tijdens het dagdromen bevinden we ons in een interne
ruimte die minstens zo legitiem is als de interne ruimte die we betreden wanneer we naar een ‘digitaal
scherm’ zoals een mobiele telefoon of computer kijken. Echter, waar de interne ruimte van het digitale
scherm is inmiddels geaccepteerd is het dagdromen nog steeds not done’. Deze constatering
rechtvaardigt de officiële verlening van een vluchtelingstatus aan de dagdromer. Vooral in de wereld
waar de definitie van ‘thuis’ verwatert door de smartphone die we bij ons dragen. Het feit dat we altijd
bereikbaar zijn, betekent dat we nergens ongestoord kunnen zijn, tenzij je bewust je telefoon uitzet. Zelfs
als je de telefoon uitzet, word je wel eens aangesproken op het feit dat je slecht bereikbaar bent. Op die
manier zie ik een noodzaak om dagdroomruimtes te creëren in de openbare ruimte. Aangezien
dagdromen niet afhankelijk is van de werkelijke ruimte, is het misschien een kwestie van tijd en niet van
ruimte? Of van uiterlijkheden, zoals mode? Moet ik de oplossing zoeken buiten de ‘architectonische
ruimte’? Ik denk na over wat het werk allemaal zou kunnen zijn en loop weer verder.
Spoor 6. Zijn dagdromen ook ruimten?
Ik wil iets dieper ingaan op de dagdroom als ruimte. Is een dagdroom ook een ruimte? Ik kom er niet uit;
een dagdroom zit immers in je hoofd. Ik vind een voetspoor van Bergson terug, over de verschillen in
intensiteitsbelevingen.94 Bergson spreekt over hopen, dromen en verlangen als intens plezier’.95 Hij
omschrijft de verschillen in intensiteit van geluksgevoelens en raakt ook de opeenvolging van ideeën en
sensaties, wat mijn inziens dagdromen zouden kunnen zijn:
‘In een situatie van extreem geluk, waar onze percepties en herinneringen worden geraakt door een
vleug van de staat van geluk of passie is het net alsof we onze staat van bewustzijn voor de toekomst
uitzetten. Dan volgen de ideeën en sensaties elkaar in toenemende snelheid op, alsof er een balletje
is gaan rollen.96
Dit roept de vraag op of een gevoelswaarde van een dagdroom vergelijkbaar is met de gevoelswaarde
van een daadwerkelijke beleving – en misschien ook een daadwerkelijke ruimte.
93 De Cauter (1998), p. 85. 94 Bergson (1910), p. 10-17. 95 Bergson (1910), p. 10. 96 Bergson (1910), p. 10-17.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
39
Foucault – die verwijst naar Bachelard – noemt het simpelweg interne ruimtes.97 De persoon die de
ruimte in gedachten betreedt is de enige die het ervaart. Eigenlijk zou je de gedachtenruimte kunnen
omschrijven als solitaire, subjectieve ruimte. Net zoals ik schrijf dat een dagdroom de eerste stap is in de
keten van de levenskunst, is een gedachtenruimte pas een werkelijke ruimte zodra het wordt
vormgegeven in de werkelijkheid, dan maakt de dagdroom als interne gedachte haar entree in de externe
ruimte.
Pallasmaa geeft een zeer treffende aanwijzing dat gedachten een voorwaarde zijn voor architectonische
ruimte:
‘Place and event, space and mind, are not outside of each other. Mutually defining each other, they
fuse unavoidably into a singular experience; the mind is in the world, and the world exists through
the mind. Experiencing a space is a dialogue, a kind of exchange - I place myself in the space and
the space settles in me’.98
Ruimte en gedachten staan niet los van elkaar. Ze fuseren en gaan in elkaar op tot één enkele ervaring.
Een ruimte ervaren is dan een dialoog, een uitwisseling tussen de ruimte en je gedachten (of
waarneming):
‘Je plaatst jezelf in de ruimte en de ruimte plaatst zich in jou.’ 99
Uit deze parafrase zou je kunnen concluderen dat er zonder gedachten ook geen ruimte kan bestaan:
gedachten zijn een conditio sine qua non voor ruimte. Ha! Ik haal uit deze passage overigens ook dat de
context van een ruimte heel essentieel is voor hoe wij de ruimte ervaren. We gaan een hele andere
dialoog aan met hetzelfde object in twee verschillende ruimten: we zouden een bijl op het strand anders
ervaren dan wanneer we een bijl in het bos zouden aantreffen. Het spelen met contexten en innerlijk
dialoog vindt ik interessant en stop ik in mijn rugzak.
Pallasmaa geeft tevens weer dat architecten anders omgaan met architectuur dan kunstenaars:
‘De essentie van een architectonische ruimte zoals vastgesteld door een kunstenaar, is vrij van
functionele eisen, technische beperkingen en professionele conventies van architecten. De architectuur
97 Foucault (1984), p. 2: ‘Bachelard’s monumental work and the descriptions of phenomenologists have taught us that we do not live in a homogeneous and empty space, but on the contrary in a space thoroughly imbued with quantities and perhaps thoroughly fantasmatic as well. The space of our primary perception, the space of our dreams and that of our passions hold within themselves qualities that seem intrinsic: there is a light, ethereal, transparent space, or again a dark, rough, encumbered space; a space from above, of summits, or on the contrary a space from below of mud; or again a space that can be flowing like sparkling water, or space that is fixed, congealed, like stone or crystal. Yet these analyses, while fundamental for reflection in our time, primarily concern internal space. I should like to speak now of external space. ‘ 98 Pallasmaa, J., (2001), ‘Lived space in architecture and cinema’, http://www.ucalgary.ca/UofC/faculties/EV/designresearch/publications/insitu/copy/volume2/imprintable_architecture/Juhani_Pallasmaa/ (geen paginanummers) geraadpleegd op 18 november 2013.
99 Ibidem.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
40
die ontspringt uit een kunstenaar is een directe reflectie van mentale beelden, herinneringen en dromen:
de kunstenaar creëert een architectuur van de geest.100
Volgens Pallasmaa heeft de kunstenaar altijd geweten dat ontmoetingen met ruimten, herinnerd dan wel
ingebeeld, gelijke ervaringen zijn in ons bewustzijn: we kunnen net zo goed ontroerd raken door iets dat
we ons inbeelden als door iets dat zich werkelijk voordoet in de ruimte.101 Nu is het gedachtencirkeltje
weer rond, want dat betekent dat een dagdroom inderdaad dezelfde intensiteitsbeleving kan hebben als
een werkelijke ruimte – zoals ik eerder uit woorden van Bergson abstraheerde. Dit gegeven zou het
belang van suggestiviteit in een kunstwerk kunnen verklaren.
Spoor 7. Het oneirische huis van Bachelard
Naast het feit dat Bachelard pleit voor het huis als de beste plek om te dagdromen, legt hij het fenomeen
dagdromen zelf ook uit aan de hand van de indeling van het huis. Hij noemt dat het ‘oneirische huis’.102
Hij geeft ons een beeld dat helpt bij het visualiseren van de ‘interne ruimte’. Daarbij zegt hij dat
dagdromen zich bevinden op zolder en mijmeringen en herinneringen bevinden zich in de kelder.
Daarnaast zijn er ook nog gangen, hoekjes en nissen waar onze herinneringen heil kunnen zoeken.
Als ik de huisindeling van Bachelard toepas op mijn eigen ‘dagdromen’: zit ik dan meer op zolder
(toekomstdromen), in de kelder (herinneringen)? Herinneringen, en familiale intimiteiten zijn vaak een
thema in mijn werk. Ik zit wel degelijk in de kelder. Maar wat gebeurt er eigenlijk op de begane grond?
Dus in het hier en nu? Ik heb eerder geconcludeerd dat het mij gaat om een doen, actie: daadkracht.
Eigenlijk zou ik ook naar buiten moeten gaan– uit het oneirische huis. Zodra ik uit het oneirische huis
stap, ontstaat er dan een werk? Ik bedoel, is dat dan daadkracht, in de zin van doen tegenover denken dat
plaatsvindt in de externe ruimte? Ik stop deze vraag in mijn rugzak en wandel rustig verder.
Spoor 8. Dagdromen zijn gedachten, maar gedachten zijn nog geen dagdromen
Bachelard begeleidt me naar een relevante gewaarwording: dagdromen is sterker dan een gedachte:
For daydreaming is more powerful than thought, and through its poetic dimension can recover
the essence of the house that has been lost ‘in a shadow of the beyond of the real past’.103
100 Ibidem. 101 Pallasmaa, J., (2001), ‘Lived space in architecture and cinema’, http://www.ucalgary.ca/UofC/faculties/EV/designresearch/publications/insitu/copy/volume2/imprintable_architecture/Juhani_Pallasmaa/, geraadpleegd op 18 november 2013.
102 Bachelard (1997), p. 85 en p. 89.
103 Ibidem.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
41
Het betekent dat ik – vanaf nu -‐ voorzichtig met het gebruik van het woord ‘gedachte’ moet zijn, terwijl ik
dagdromen bedoel. Gedachten hebben we constant, maar dagdromen nemen ons mee naar een andere
plek. Nu vindt er weer een kleine revolutie plaats: ik zou vanaf nu enkel moeten spreken van dagdromen.
Logisch, als ik aan mijn fiets denk is dat immers nog geen dagdroom. En de woorden ‘gedachtendwalen’
dan, of ‘gedachtenwandeling’? Ik denk wel dat dit synoniemen zijn voor de notie van het dagdromen
zoals Bachelard het bedoelt, omdat veel woorden al beweging impliceren. Gedachten ’wandelen’
impliceert beweging en dus ruimte. Want zonder ruimte kunnen we niet bewegen. Ik kan mijn stelling nu
beter onderbouwen: een enkele gedachte is geen ruimte maar een gedachtenwandeling wel. En als je
verdwaalt in je gedachten, dan ben je pas echt ver in de ‘interne ruimte’. Dat is misschien een
overtreffende trap van dagdromen: ‘gedachtendwalen’. Gedachtenwandelen en gedachtendwalen zijn
beiden categorieën van het dagdromen.
Spoor 9. In het ‘hier en nu’ zijn: Zen, externe ruimte en het ‘Open’
Onderweg kruiste ik nog een interessant pad, omdat ik er een aantal keren op gewezen ben om mij te
verdiepen in de relatie tussen Foucault’s ‘zorg voor zichzelf’ en zenboeddhisme. Ook omdat velen denken
dat Yoga bijvoorbeeld een oplossing is voor de ‘moderne verduisteringsproblematiek’ die ik ben
tegengekomen langs Stroom 19.
Om te beginnen, denk ik dat ‘Zen’ een duidelijker verband heeft met ruimte. Na het lezen en dwalen over
‘Zen’, kom ik erachter dat het bij Zen gaat om ‘één te worden met je omgeving’:
‘When you become you, Zen becomes Zen. When you are you, you see things as they are, and you become
one with your surroundings’.104
Ik heb mijn bedenkingen bij Zen. Want een streven van Zen is onthechting uit de maatschappij, iets dat
mij totaal niet bevalt. Het is niet ‘sociaal’. Dohmen bevestigt dat filosofische levenskunst geen oosterse
levenskunst is.105 Daarbij benoemt hij als grote overeenkomst dat bij beide levenskunsten het individu
het uitgangspunt is en dat het leven een leerproces is. Het doel van zenboeddhisme is echter om zich te
ontvlechten uit de maatschappij, waarbij geen rekening wordt gehouden met (de wil van) het individu.
Het lijkt erop dat bij beoefening van ‘Zen’ we juist uit de interne ruimte moeten komen en ons volledig
bewust moeten zijn van de externe ruimte waar we ons op dat moment bevinden. Dat is niet hetzelfde als
dagdromen. Omdat ik geen ervaring heb met Zen, kan ik niet zeggen of het kan helpen in de zoektocht
naar het zelf.
Wat ik wel een interessant pad vind, is de relatie tot Zen en ‘in het moment zijn’, juist omdat het zo lijkt te
contrasteren met het dagdromen. Kan ik dit contrast duiden? Een dagdromer bevindt zich niet in het hier
en nu: maar bevindt zich in een interne ruimte die anders is dan de werkelijke ruimte – bijvoorbeeld een
104 Suzuki (1995), p. 80. 105 Dohmen (2007), p. 50.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
42
herinnering aan het verleden of een mijmering over de toekomst. Een zenboeddhist is zich juist bewust
van de werkelijke ruimte om zich heen, is ’in het moment’ of nog beter: in het ‘hier en nu’. Dagdromen en
in het hier en nu zijn is dan per definitie een contradictie. Maar toch zegt iets mij dat ‘in het moment zijn’
belangrijk is, voor zowel de dagdromer als de niet-‐dagdromer. Misschien is ‘in het hier en nu zijn’ een
manier om gewoon te ‘zijn’, en een hele andere manier om vrijheid te bereiken. Of als ruimtelijke
uitnodiging naar het dagdromen toe bijvoorbeeld:
‘Our teaching is just to live, always in reality, in its exact sense. To make our effort, moment after
moment.’106
Ik zie een verband tussen dit Zenpad ‘hier en nu’ en een ander weggetje waar ik vorig jaar langsliep107,
namelijk het ‘Open’ van dichter Rainer Maria Rilke.108 Heidegger schrijft over een correspondentie tussen
de schrijver Rilke en een lezer, die Rilke een vraag stelt over het gebruik van de uitdrukking ‘het Open’
(das Offene) in het stuk ‘Duineser Elegie’.109 Het concept ‘Open’, zoals hij dat introduceert is:
‘het dierlijke bewustzijn in de wereld zonder dat het dier zich voortdurend tegenover zichzelf plaatst
(zoals mensen doen): het dier is in de wereld, wij staan ervoor door de merkwaardige draai die ons
bewustzijn heeft genomen.’110
Volgens Rilke is het Open niet zomaar iets dat we dagelijks ervaren of definiëren als open. De mens is
fundamenteel afgesloten van de luchtige, open dingen -‐ zoals de hemel. We kunnen er enkel tegenover
staan maar er geen deel van uitmaken. Het dier maakt echter gewoon deel uit van dit Open. Ze staan in de
wereld, zonder zichzelf verantwoordelijk te houden voor wie we ze zijn of wat ze doen. 111 Het dier is
eigenlijk ‘afgeschermd’ in het Open, omdat het er onvoorwaardelijk deel van uitmaakt.112 Alsof het dier
onzichtbaar opgaat in het Open; het is per definitie in het ‘hier en nu’. Dit in tegenstelling tot de mens die
‘voor’ het Open staat en nooit beschermd is in het ‘Open’. Het antwoord op de vraag waarom dit zo is, en
waarom de mens zo afgesloten is van het Open, ligt volgens Heidegger in het geïntensifieerde bewustzijn
van de mens:
‘Hoe hoger het menselijke bewustzijn, hoe meer de mens voor het Open staat, in plaats van er deel uit te
maken’.113
Heidegger vertelt dat de mens ‘willed in the will to will’ is114: wij denken eigenlijk gewoon teveel na. Een
zenboeddhist probeert dit juist niet te doen. Ik interpreteer dit als volgt: we willen steeds meer en gaan
106 Suzuki (1995), p. 89. 107 Tijdens mijn deelname aan het Art & research honoursprogramma schreven collega’s over het ‘Open’ van Rilke, zo ben ik op dit spoor gekomen. 108 Heidegger (1946), pp. 105 e.v. 109 Ibidem. 110 Ibidem. 111 Ibidem. 112 Heidegger (1946), p. 113. 113 Heidegger (1946), 1975 p. 106.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
43
daardoor steeds meer tegenover het ‘Open’ staan. De zenboeddhist wil zich losmaken van al dit ‘willen’
en probeert juist weer in het ‘Open’ te staan, in contact met de omgeving. Omdat een dagdromer zich
bewust is van zichzelf is er sprake van een bewustzijn, en kan een dagdromend persoon zich
waarschijnlijk nooit in het ‘Open’ begeven, zoals een zenboeddhist dat zou kunnen. Hier concludeer ik dat
in het ‘Open’ en het ‘in het hier en nu staan’ en dagdromen tegenover elkaar staan, en dat dagdromen
echt ‘interne ruimte ’ is.
Spoor 10. Ruimte die tot de verbeelding spreekt en suggestieve ruimte
Hoe zouden we gevoel kunnen uitdrukken in ruimte en tegelijkertijd genoeg overlaten tot de verbeelding
van anderen? Dat is eigenlijk wat ik de afgelopen vier jaren op de kunstacademie probeer te leren.
Bergson geeft aanwijzingen door de verschillende naturen van intensiteit aan te duiden: de intensiteit
van een gevoel, de intensiteit van een sensatie en de intensiteit van een inspanning. Daarbij is de
inspanning een spierbeweging en afhankelijk van het lichaam. Sensatie gaat altijd samen met (1) een
beweging of (2) een extern object. Sensatie en inspanning noemt hij fenomenen die plaats vinden op de
rand (surface) van bewustzijn. Aan de andere kant zijn er ‘states of the soul’ die helemaal zelfvoorzienend
zijn, niet afhankelijk van een beweging of een extern object. Dat is pure intensiteit.115
Wat zegt de bovenstaande uitleg van Bergson mij? Een zelfvoorzienende ‘State of soul’ komt – blijkbaar
uit het zelf. Een ontwerper kan hierop geen invloed hebben, denk ik. Een ontwerper kan echter wel
uitnodigen om een sensatie te ervaren: want dat is gekoppeld aan beweging of een extern object. In het
beste geval, lukt het de ideale ontwerper (of kunstenaar) om sensaties teweeg te brengen bij de
gebruiker. Of deze sensaties kunnen leiden tot intensiteit, is nog maar de vraag.
Schopenhauer zegt dat het lastig is om met bouwkunst de ‘objectificatie van de wil’ uit te beelden. Met
objectificatie van de wil bedoelt hij denk ik gewoon het uiten van emoties:
‘De eerste, eenvoudigste, minst pregnante zichtbaarheden van de wil, zijn de ‘grondtonen’ van de
natuur, met als tegenspeler het licht. Het is de taak van de bouwkunst om de strijd tussen zwaarte en
starheid ondubbelzinnig tot uiting te laten komen.’116
In de bouwkunst kunnen we onze wil of gevoelens moeilijk overbrengen omdat we alleen kunnen
werken met de eigenschappen van materialen, bijvoorbeeld van een stuk steen (zwaarte, cohesie,
114 Heidegger (1946), 1975 p. 106. 115 Bergson (1910) p. 7-8. 116 Schopenhauer (2002), p. 118: Een trede hoger staat de beeldende kunst, daarboven de poëzie116, omdat poëzie de kunst is om door middel van woorden de verbeeldingskracht vrij spel te geven. Is het dan poëzie wat het ultieme middel is om te laten verbeelden, fantaseren? Ik lees verder volgens Schopenhauer is ‘de taak van de dichter het uitbeelden van de idee van de mensheid, en kan de dichter deze taak op twee manieren uitvoeren. 1. Hij kan het dichtwerk laten samenvallen met zichzelf, dus over zijn eigen sores schrijven, of 2. Hij kan degene die wordt uitgebeeld iemand anders laten zijn, en zich achter zijn personage verbergen. Muziek is de uitbeelding van de wil en staat volledig los van de trap van de objectivicatie van de wil omdat dit een universele taal is die iedereen verstaat.’
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
44
starheid, hardheid), aldus Schopenhauer. 117 Hij zegt dat kunst een veel beter middel is om gevoel te
uiten:
‘Beeldende kunst daarentegen, en daarboven zelfs nog poëzie, zijn de beste manieren om de objectiviteit
van de wil te uiten.118
Terug naar Bergson. Hij raakt bij het ervaren van esthetische emoties en schoonheid het thema
‘dagdromen’ en verbeelding: hij spreekt namelijk over gevoelens die worden ‘gesuggereerd’ maar niet
veroorzaakt. Hij legt het uit aan de hand van muziek:
‘Het ritme, en de maat schorst de normale ‘flow’ van sensaties op omdat onze aandacht heen en weer
wordt gewiegd tussen vaste punten, en ze nemen ons zo over dat zelfs de flauwste imitatie van een
schreeuw ons vult met ultieme droefheid. Hoe kan het dat geluid van muziek ons meer kan
overmeesteren dan het geluid van de natuur? Dat komt, schrijft hij ‘omdat natuur zich enkel uitdrukt,
maar muziek suggereert gevoelens’.119
Dan raakt hij de essentie van schoonheid, de voorwaarde ervan:
‘Het gevoel van schoonheid heeft als voorwaarde dat het geen specifiek gevoel is, maar van elk gevoel
dat we ervaren zal een esthetisch karakter uitgaan, op voorwaarde dat het is gesuggereerd en niet
veroorzaakt. Nu kan begrepen worden hoe het esthetische gevoel verschillende hoogtes kan
bereiken’.120
Duidelijk. Het gaat om gesuggereerde gevoelens, en niet om veroorzaakte gevoelens die belangrijk zijn
voor het oproepen van een esthetisch gevoel (wat weer kan leiden tot een dagdroom). Geen letterlijke
vormen, maar beelden die suggereren en denken vanuit materialen.
Het loslaten van vormen is blijkbaar essentieel om een ruimte te ontwerpen die tot de verbeelding
spreekt. Die kracht van suggestie en het belang daarvan bij het dagdromen volgt ook uit de beschrijving
van de context van de schelp door Bachelard.121
In zijn gedachtenstuk ‘Shells’ heeft hij het over objecten die zo schoon zijn in hun echtheid dat het ons
‘arresteert’ van ons vermogen om te dagdromen:
‘the concept that corresponds to a shell is so clear, so hard, and so sure that a poet, unable simply to draw it
and, reduced rather to speaking of it, is at first at a loss for images. He is arrested in his flight towards
dream values by the geometrical reality of the forms. And these forms are so numerous, often so original,
117 Schopenhauer (2002), p. 117. 118 Schopenhauer 2002, p. 117. 119 Bergson (1910), p. 15. 120 Bergson (1910) p. 17. 121 Ik ga hier op in omdat het mij aanwijzingen kan geven in het ontwerpen van een ruimte die kan aanzetten tot gedachtendwalen.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
45
that after a positive examination of the shell world, the imagination is defeated by reality. Here it is nature
that imagines, and nature is very clever’.122
Het is materie – en niet vorm – die onze verbeelding het meeste aanspreekt. Ingold verwijst ook naar
Bachelard:
‘Men kan niet dromen met objecten. Om diepgaand te kunnen dromen, moet men dromen met
‘substances’.123
________________
Ik ben voorlopig aan het einde gekomen van deze wandeling. Er past voorlopig ook niets meer in mijn
rugzak.
122 Bachelard (1958), p. 105-106. 123 Ingold (2011), p. 28.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
46
Einde van de expeditie: wat zit er nu in mijn Rugzak?
Voordat ik op reis ging wist ik alleen dat ik was gefascineerd door het dagdromen. Ik wilde – in alle
rebellie – een pleidooi houden om de wereld ervan te overtuigen dat deze dagdromers heilig zijn en dat
het verstoren van de dagdromer te vergelijken is met heiligschennis.124 Ik had een voornemen om deze
missie om te zetten in een ontwerp waarmee ik anderen niet alleen kon overtuigen dat dagdromen
belangrijk is, maar ook kon aanzetten tot het dagdromen zelf. Maar dat was een denkfout. Ten eerste
omdat ik mij nog helemaal niet had afgevraagd waarom het dagdromen nou zo belangrijk is. Dat was de
aanleiding voor deze expeditie. Na een tijdje te hebben gewandeld kom ik erachter dat het eerste deel,
waarin ik het antwoord op deze ‘waarom-vraag’ probeer te vinden zeer belangrijk was voor de ‘hoe-
vraag’. Want om te komen tot een goed ruimtelijk ontwerp, moet ik eerst voor mezelf hebben uitgemaakt
wat dat goede voor mij precies is. Tijdens deze wandeling ben ik begonnen met het bouwen van de grond
waar ik als vormgever op wil staan. Een fundering.
Door dromen te benoemen onderstrepen we de mogelijkheden van onszelf en met toevoeging van moed
en daadkracht zouden deze mogelijkheden kunnen worden omgezet in realiteit. Met die mogelijkheden
bedoel ik de mogelijkheden die van binnenuit komen. In onze levens willen we altijd van alles en nog
meer. Met innovatie en techniek richten we ons op de vraag: ‘hoe krijg ik wat ik wil?’ Maar eigenlijk is er
een veel belangrijkere vraag, namelijk: Wat wil ik? Ik geloof dat we, om de vraag 'Wat wil ik?' te kunnen
beantwoorden eerst de vraag 'Wat hoop ik en waar droom ik van?' zouden moeten beantwoorden. Ik
kwam tot de keten der levenskunst:
Ik begon mij af te vragen of ik wel ruimtes wil ontdekken die kunnen aanzetten tot dagdromen. Want
daar begeef ik mij op glad ijs. Want zoals ik al eerder ondervond: het is de laatste zin uit de quote van het
gedicht van George Harrison die mij niet bevalt: ‘Do all without doing’. Zelfs al zou ik de hele wereld aan
124 Zie de foto bij Spoor 3 in waar ik probeer ongestoord te dagdromen om de gang terwijl iemand mij verstoort.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
47
het dagdromen krijgen, dan ben ik er nog niet: omdat het mij juist gaat om de daadkracht, het doen en
laten dat na het dagdromen plaatsvindt in de externe ruimte. De actie die plaatsvindt na de
gedachtenwandeling blijkt minstens zo belangrijk als de gedachtenwandeling zelf.
Deze ontdekking zie ik als een obstakel – ik wil helemaal niet dat iedereen in een eindeloze dagdroom
terecht komt -‐ los nog van de vraag of het überhaupt in het vermogen van een ruimtelijk vormgever om
enige invloed uit te oefenen op de staat van het bewustzijn, laat staan het mentale proces dat
mogelijkerwijs leidt tot een moment van mentale elevatie, of gedachtenwandeling?
Ook ontdekte ik gaandeweg een derde obstakel: dat mijn doel niet is het aanzetten van anderen tot
‘zelfontmoetingen’. Iedereen is vrij om dat zelf te bepalen, niemand ‘moet’ ook maar iets. Graag wil ik
anderen vrijlaten om hun eigen levenspad te bepalen en te kiezen. Wil ik mensen dan uitnodigen tot
dagdromen?
Of wil ik de maatschappij er enkel op attent maken dat dagdromen belangrijk is, juist in deze tijd?
Met deze vraag in mijn hoofd besloot ik om de andere kant op te lopen, weg van de rivieren en de
woestijn in. En mij te richten op mijn tweede vraag: hoe verhoudt het dagdromen zich tot ruimte? En wat
is de waarde van gedachten ruimten in de ruimtelijke vormgeving?
Ik kwam erachter dat gedachtenruimten ook legitieme ruimten zijn: maar dat het wel interne ruimten
zijn: het zijn solitaire, subjectieve ruimten. Deze ruimte is evenzo legitiem als de interne ruimte die we
betreden als we opgaan in een telefoon, televisie of computerscherm. Op een ander spoor vond ik dat in
het ‘Open’ en het ‘in het hier en nu staan’ en dagdromen lijnrecht tegenover elkaar staan.
Daarnaast zijn de voorwaarden om te kunnen dagdromen voor iedereen verschillend; de actie
dagdromen is immers niet afhankelijk van tijd en plaats, maar is iets dat binnenin gebeurt. Ik ontdekte
dat de Polis van Arendt niet per se de beste plek is om te dagdromen, omdat mensen in de Polis handelen
en zich verhouden tot elkaar, en dagdromen niet valt onder Arendt’s handelingsbegrip. Dagdromers
kunnen zich neerleggen bij het feit dat ze in de openbare ruimte ‘gearresteerd’ kunnen worden uit hun
dagdroom... De andere mogelijkheid is dat een ‘verlichting’ plaatsvindt waar dagdromen in de openbare
ruimte algemeen wordt geaccepteerd, en dat is een utopie.
Bachelard zegt dat we beter gewoon thuis kunnen dagdromen: daar zijn we veilig. Ook legt het fenomeen
dagdromen uit aan de hand van het oneirische huis.125 Op zolder mijmeren we over de toekomst en in de
kelder waarborgen we herinneringen uit het verleden. Pallasmaa onderschrijft dat er zonder ‘mind’ geen
‘space’ is, dat het onlosmakelijk is verbonden.126 Ik noemde al eerder dat Bergson spreekt over
125 Bachelard (1997), p. 85. 126 Pallasmaa, (2001), ‘Lived space in architecture and cinema’, http://www.ucalgary.ca/UofC/faculties/EV/designresearch/publications/insitu/copy/volume2/imprintable_architecture/Juhani_Pallasmaa/, geraadpleegd op 18 november 2013.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
48
hopen, dromen en verlangen als intens plezier.127 Je zou kunnen zeggen dat de gevoelswaarde van een
dagdroom vergelijkbaar is met de gevoelswaarde van een daadwerkelijke beleving – en ook een
daadwerkelijke ruimte. Het loont zich wellicht om te onderzoeken of een dagdroom dezelfde
belevingsintensiteit kan hebben als een werkelijke ruimte.
Bergson en Bachelard geven beiden de aanwijzing dat onze meest intense gevoelens worden
gesuggereerd en niet veroorzaakt.128 En dat je hierbij vormen moet loslaten en zoveel mogelijk moet
werken met materialen. Om te dromen, dient men te dromen met substanties niet met objecten. Voor mij
betekent dit dat ik voor mijn ontwerp aan de slag zou willen gaan met elementen als lucht, water, aarde
of licht.
Bergson zou zeggen dat een ontwerper kan uitnodigen om een staat van sensatie te ervaren want dat is
gekoppeld aan beweging of een extern object. Dit kan dan eventueel leiden tot een staat van intensiteit.
Dat zou de staat van dagdromen kunnen zijn.
Na mijn tweede wandeling krijg ik weer het gevoel dat ik mij op glad ijs begeef. Want ik heb allemaal
aanwijzingen gevonden die zouden kunnen leiden tot een staat van dagdromen, terwijl ik tijdens mijn
eerste wandeling langs de stromen ontdekte dat dagdromen niet het doel is. Toch ben ik er nieuwsgierig
naar en wil ik met de dagdroomontwerpaanwijzingen aan de slag. Ik kan het immers inzetten als middel.
Welke aanwijzingen zal ik destilleren uit de zoektocht zodat ik er mee kan gaan experimenteren?
Op de eerste rode stip heb ik de noodzakelijkheid van het dagdromen gevonden – niet als doel maar als
medium om te kunnen weten wat je wilt – om vervolgens de weg naar een leven waarin we ons kunnen
verhouden tot onszelf (authenticiteit) en zo de sleutel naar vrijheid kunnen vinden. Op de tweede stip
stel ik vast dat we ons tijdens het dagdromen bevinden in een interne ruimte die minstens zo legitiem is
als de interne ruimte die we betreden wanneer we naar een ‘digitaal scherm’ zoals een mobiele telefoon
of computer kijken. Echter, waar de interne ruimte van het digitale scherm inmiddels is geaccepteerd, is
het dagdromen nog vaak not done’. Zij die in het openbaar een dagdroomruimte betreden worden veelal
met een vingerknip gearresteerd uit hun dagdroom. Deze constatering rechtvaardigt de officiële
verlening van een vluchtelingstatus aan de dagdromer.
Ik besluit: deze twee rode stippen vormen de fundering van mijn installatie ‘Voor de Lucht’. (1)
Dagdromen is een middel (voor het zelf), en geen doel, en (2) dagdromen zijn legitieme ruimtes. De
materiële aanwijzing waar ik van uitga is (3) dat ik wil onderzoeken of ik kan ontwerpen met substanties
(in plaats van objecten) en (4) dat een staat van sensatie bereikt kan worden door middel van beweging.
Wat er na mijn experimenten van deze fundering over zal blijven kan ik niet voorspellen. Maar er is in
ieder geval een begin.
127 Bergson (1910), p. 10. 128 Bergson (1910) p. 10 en 17.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
49
In deze installatie heb ik geprobeerd een vertaalslag te maken naar een ontwerp door gebruik te maken
van de ‘dagdroomontwerpaanwijzingen’ die ik tijdens mijn wandeling heb verzameld. Enkele van deze
aanwijzingen heb ik gevonden door intuïtief op de linkerpagina woorden weg te strepen die niet
essentieel of ruimtelijk zijn. Zo houdt ik een associatieve lijst van aanwijzingen over die mij kunnen
inspireren met het maken van werk. Voorbeelden van deze ‘intuïtieve’ zinnen die mij hebben
geïnspireerd:
‘dagdromen is een middel, geen doel’
‘het is een veranderend en progressief proces, en beweging is daarbij belangrijk’
‘verveling is windstilte der ziel, die voorafgaat aan een voorspoedige vaart en onbekommerde winden’
‘treedt in stilte een trede hoger’
‘het huis is een veilige plek voor de dagdromer’
‘the solution is hidden in the problem’
‘wanneer de levenskunstenaar erin slaagt om uit alle elementen een vorm te creëren’
‘om te dromen moet men dromen met substanties en niet met objecten’
‘een ontwerper kan echter wel uitnodigen om een sensatie te ervaren: want dat is gekoppeld aan beweging
of een extern object’
‘gesuggereerde emoties in plaats van veroorzaakte emoties’.
Ik heb geprobeerd een ruimtelijke stilte neer te zetten, waarbij ik de drang om iemand aan te zetten tot
dagdromen volledig heb losgelaten. Dagdromen is immers geen doel, maar een middel. Via het huis als
veilige plek kwam ik eerst terecht bij het ‘raam’ als logische plek, als metafoor voor een digitaal scherm
of capsule, waar interne ruimte wel legitiem kan worden betreden. In mijn ouderlijk huis zag ik een foto
van de moskee in Cairo waar mijn ouders zijn getrouwd: er was een rond glas-‐in-‐lood raam. Ik besloot
gekleurd glas te verzamelen, zodat ik daarmee de lucht kon ‘verven’ met gekleurd licht. Ik ontdekte dat ik
hetzelfde effect kon bereiken met gekleurd cellofaan en kalkpapier. In een proces van eliminatie hield ik
alleen het materiaal kalkpapier over. Dit materiaal is zo licht dat het zachtjes heen en weer deint: het
maakt de lucht circulatie zichtbaar. Ik had helemaal geen kleuren of glas nodig. Kalkpapier als
materiaalkeuze past ook beter in het principe dat een oplossing vaak ligt in het probleem: waar ik aan het
worstelen was met de technische tekeningen op de rol kalkpapier (ook wel architectuurpapier
genoemd), lag het voor de hand om dit alledaagse materiaal anders te gebruiken: als graadmeter voor de
onzichtbare lucht. Ik heb de installatie ook wel getest met luxueuzere soorten papier, maar dergelijke
papiersoorten maakten het te ‘bedacht’ en complex, dat paste niet in het concept van een ‘eenvoudige
oplossing’. Dat ik het werk betitel ‘Voor de lucht’ is ook omdat ik in de eerste plaats wilde ontwerpen met
Eerste schetsen en experimenten, voordat ik ontdekte dat het kalkpapier beweegt door de lucht, zodat het niet nodig is om zelf te bewegen.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
50
één substantie: de lucht. ‘Om te dromen moet men dromen met substanties, niet met objecten’ was
immers één van de dagdroomontwerpaanwijzingen van Ingold. Daarbij is de windstilte (verveling) die
voorafgaat aan onbekommerde winden van Nietzsche een passend metafoor. Daarbij ben ik mij ervan
bewust dat ik kies voor een materiaal en onderwerp om mee te dromen terwijl ik juist had losgelaten om
dromen als doel te nemen. De echte uitnodiging van de installatie is om stil te zitten, alleen dan kun je het
zachte deinen van de stroken het beste ervaren. En net zo min als ik controle heb over de windstilte of de
onbekommerde winden, heb ik niet in de hand wat er gebeurt na het zitten en het ervaren van de
beweging.
Het resultaat is een compositie voor de lucht als metafoor voor de onzichtbare, interne ruimte. Ik heb de
installatie bewust niet gemaakt om alleen te zijn – je kunt er met meerderen tegelijk zijn. Je hoeft niet
alleen te zijn om tot jezelf te komen. Ik wilde in het midden laten of het nou gaat om een openbare
ruimte, een huis of de Polis in de zin van Arendt. Het eerste prototype had ik bewust in een doorgang
geplaatst, zodat je niet afgezonderd bent van de externe ruimte. Op deze plek werd de installatie ook niet
op een voetstuk geplaatst, het kreeg niet de belangrijkheid die het zou krijgen als het een ‘eigen kamer’
zou krijgen. Ik ben benieuwd hoe dat eruit gaat zien op het eindexamen, waar de installatie op een
andere plek zal worden opgebouwd.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
50
één substantie: de lucht. ‘Om te dromen moet men dromen met substanties, niet met objecten’ was
immers één van de dagdroomontwerpaanwijzingen van Ingold. Daarbij is de windstilte (verveling) die
voorafgaat aan onbekommerde winden van Nietzsche een passend metafoor. Daarbij ben ik mij ervan
bewust dat ik kies voor een materiaal en onderwerp om mee te dromen terwijl ik juist had losgelaten om
dromen als doel te nemen. De echte uitnodiging van de installatie is om stil te zitten, alleen dan kun je het
zachte deinen van de stroken het beste ervaren. En net zo min als ik controle heb over de windstilte of de
onbekommerde winden, heb ik niet in de hand wat er gebeurt na het zitten en het ervaren van de
beweging.
Het resultaat is een compositie voor de lucht als metafoor voor de onzichtbare, interne ruimte. Ik heb de
installatie bewust niet gemaakt om alleen te zijn – je kunt er met meerderen tegelijk zijn. Je hoeft niet
alleen te zijn om tot jezelf te komen. Ik wilde in het midden laten of het nou gaat om een openbare
ruimte, een huis of de Polis in de zin van Arendt. Het eerste prototype had ik bewust in een doorgang
geplaatst, zodat je niet afgezonderd bent van de externe ruimte. Op deze plek werd de installatie ook niet
op een voetstuk geplaatst, het kreeg niet de belangrijkheid die het zou krijgen als het een ‘eigen kamer’
zou krijgen. Ik ben benieuwd hoe dat eruit gaat zien op het eindexamen, waar de installatie op een
andere plek zal worden opgebouwd.
Experiment gericht op een ontwerp dat de luchtlirculatie laat zien.
Begint elke ontmoeting met een dagdroom? Verslag van een gedachtenwandeling
51
Literatuur
Arendt, Hannah, ‘Vita Activa : de mens, bestaan en bestemming’, vert. Van ‘The Human Condition’ door C.
Houwenaard, 1994, Boom, Amsterdam
Bachelard, Gaston, ‘The Poetics of Rêverie’, ‘Chapter IV ‘Cogito of the Dreamer’, 1971, Beacon Press
Bachelard, Gaston, ‘Poetics of Space’, vert. M. Jolas ‘La Poétique de l'Espace’, 1959, Presses Universitaires,
France
Bachelard, Gaston, ‘Poetics of Space (Extract)’, in: ‘Rethinking Architecture, a reader in cultural history’, pp.
85-‐97, Leach, Neil, 1997 Routledge, Londen
Bergson, Henri, ‘Time and Free Will: An Essay on the Immediate Data of Consciousness’, 1910, Kessinger
Publishing Company, Montana
Cauter de, Lieven, ‘De capsule en het netwerk: notities voor een algemene theorie, De capsulaire beschaving:
over de stad en het tijdperk van de angst’, p. 80-‐94, 2009, Nai Uitgevers, Rotterdam
Corbusier, le , "Towards a New Architecture", 1986 Frederick Etchells (Trad.), Dover Publications Inc.
Dijk, Puck van ‘Het vermogen tot veerkracht: Invulling van het begrip ‘veerkracht’ aan de hand van Arendt’s
handelingsbegrip en Foucault’s notie van de zorg voor zichzelf.’ 2013 VU, Amsterdam
Foucault, Michel Of Other Spaces: Utopias and Heterotopias, vert. Jay Miskowiec (‘Des Espace Autres’), 1982,
Architecture /Mouvement/ Continuité, geraadpleegd op http://web.mit.edu/allanmc/www/foucault1.pdf
op 21 december 2013.
Foucault, Michel, Breekbare ‘Vrijheid: teksten en interview’s, 2009, Boom, Amsterdam.
Heidegger, Martin ‘What Are Poets For?’ in: ‘Poetry, Language, Thought’, vert. Albert Hofstadter, 1946, Harper
Colophon, New York
Kierkegaard, Søren ‘De Ziekte tot de dood’, vert. Lineke Buijs en Andries Visser, 2008, uitgeverij Boom
Ingold, Tim, ‘Being Alive: Essays on Movement, Knowledge and Description’, 2011, Taylor & Francis e-‐library
Ingold, Tim, ‘Up, Across and Along’, http://www.eki.ee/km/place/pdf/kp5_02_ingold.pdf, geraadpleegd op 16
december 2013
Ingold, Tim, ‘Bringing to life: creative entanglements in a world of materials’, 2008, University of Aberdeen
Kundera, Milan ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ vert. Jana Beranová, 2007, Ambo Uitgeverij
Mommers, Jelmer, ‘200 jaar Kierkegaard, de Socrates van Kopenhagen’, in: De Groene Amsterdammer, mei
2013, pp. 24-‐29.
Pallasmaa, Juhani, ‘Hapticity and time, notes on fragile architecture’, The Architectural Review, May 2000, pp.
78-‐84
Pallasmaa, Juhani, ‘Lived space in architecture and cinema’,
http://www.ucalgary.ca/ev/designresearch/publications/insitu/copy/volume2/imprintable_architecture/J
uhani_Pallasmaa/index.html, geraadpleegt op 18 november 2013
Prins, Awee,‘Uit verveling’, 2007, Klement, Kampen
Schopenhauer, Arthur ‘De wereld een hel’, vert. H.J. Pott, 2002, Boom, Amsterdam
Suzuki, Shunritu, ‘Zen mind, Beginners mind’, 1977 Weatherhill, New York & Tokyo
Voorthuis, Jacob: ‘Het ontwerpgesprek, een filosofie van het ontwerpen’, 2012, nai10 uitgevers, Rotterdam
Vuyk, Kees, ‘Machinatie en imaginatie’ in: ‘Kunst en technologie: Beauty and the Beast?’, pp. 59-‐ 65. 1992,
Eburon, Delft.
www.aishafouad.com
Top Related