Zeven posities tactisch bekeken door de profvoetballer...bepalen het verschil tussen winst en...
Transcript of Zeven posities tactisch bekeken door de profvoetballer...bepalen het verschil tussen winst en...
www.devoetbaltrainer.nl
Zeven posities tactisch bekeken door de profvoetballer
SpitsSam Hendriks
VleugelaanvallerRuben Schaken
Aanvallende middenvelderWillem Janssen
Verdedigende middenvelderMaikel Kieftenbeld
Centrale verdedigerJoost Broerse
VleugelverdedigerPelé van Anholt
KeeperJasper Cillissen
Nieuw van De VoetbalTrainer: alle informatie over training, coaching en andere relevante thema’s nu op je mobiel, iPad of desktop.Gratis voor abonnees van het blad De VoetbalTrainer of voor € 4 per maand.Coachvak voor de Pupillentrainer voor € 2 per maand.
Download nu de gratis app!
voetbaltrainer.nl/coachvak
Download nu de gratis app!
www.devoetbal trainer.nl
Masterclass: spitsWekelijks maakt hij zijn doelpunten voor Go Ahead Eagles, staat bovenin het topscorerslijstje van de Jupi-
ler League én kreeg ook nog eens de Bronzen Stier voor beste speler van de eerste periode in het seizoen
2017/2018. In een tot zover teleurstellend seizoen voor de Deventenaren is Sam Hendriks (23) een licht-
puntje. De bij De Graafschap opgeleide spits nam tot dusverre ongeveer de helft van de doelpuntenpro-
ductie voor zijn rekening. Hendriks geeft De Voetbaltrainer aan de hand van diverse scenario’s een inkijkje
in de wereld van het strafschopgebied.
Sam Hendriks (Go Ahead Eagles)
T A C T I E K
Verstoppen‘Tijdens het opbouwen is het maken
van contact belangrijk. Contact met
je medespelers, maar ook met de
tegenstander. Zodra we aan het op-
bouwen zijn, probeer ik me tussen of
net achter de beide centrale verdedi-
gers op te stellen en me eigenlijk wat
te verstoppen. Want door net achter
ze te gaan staan, kunnen ze me niet
goed zien en ik merk dat verdedigers
daar moeite mee hebben. Omdat ze
niet precies weten waar ik zit of wat
ik ga doen, twijfelen ze tussen dekken
of aan elkaar overgeven. Af en toe kij-
ken ze over hun schouder, waardoor
ze minder kunnen letten op de bal. Ik
houd vervolgens in de gaten of een 2
of een middenvelder de bal ‘vrij heeft
liggen’ om mij in te spelen. Precies op
dát moment kom ik achter de verde-
digers vandaan en loop met een boog-
je om één van hen heen de diepte in
(zie tekening 1). Want in de diepte,
daar ligt mijn kracht. Als het goed
is heb ik een voorsprongetje, omdat
ik op het moment van inspelen door
de 2 al iets ingedraaid sta, terwijl de
verdedigers nog met hun rug naar het
doel staan.’
Kaatsen‘Het is overigens niet altijd zo dat ik
Tekst: Gerjos Weelink
Paspoort:Sam Hendriks
Geboortedatum: 25 januari 1995
Geboorteplaats: Doetinchem
Clubs: VIOD, De Graafschap,
Ajax, Go Ahead Eagles
Scenario 1: Er wordt opgebouwd en de bal is bij de 2, op de eigen helft. Wat doe je?
1
Er wordt opgebouwd en de bal is bij de 2, op de eigen helft. Wat doe je?
72-73-74-75-76_spitspositie.indd 72 13-02-18 09:43
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 3 2 2 0 1 87372
de diepte in ga, soms kan het niet.
Dit ligt onder andere aan de manier
waarop de laatste lijn van de tegen-
partij staat opgesteld. Staat die hoog,
dus iets meer tegen de middenlijn
aan zoals in tekening 1, dan kan het
wél omdat de ruimte er ligt. Maar
wanneer hun laatste lijn wat verder
inzakt, is er niet altijd ruimte om diep
te gaan. Dan kan ik ervoor kiezen
om in de bal te komen en te kaatsen
(zie tekening 2), waarna we verder
kunnen voetballen. Het zoeken naar
diepte geldt trouwens ongeacht de
formatie waarin we spelen. In 1:4:3:3
of in 1:4:4:2, dat maakt niet uit. Het
verschil zit ‘m in het feit dat je in
1:4:4:2 goed met de andere spits moet
afstemmen wie diep gaat en wie in de
bal komt. Ook kom je in 1:4:4:2 wat
vaker aan de buitenkant uit, maar dat
ligt mij wel. Je ziet dat de topteams
tegenwoordig meerdere systemen
kunnen spelen, zowel met drie, twee
of één spits. Bij De Graafschap heb ik
in de jeugd wel in 1:4:4:2 gespeeld, en
denk ook dat het goed is om jeugd-
spelers al kennis te laten maken met
het spelen met twee spitsen. Je komt
toch in nieuwe situaties terecht, het
spel is nét even anders en daar leer
je van.’
Overslaan‘Nog even terug naar het ‘verstoppen’
tussen de beide centrale verdedigers.
Met behulp van een middenvelder die
diep staat en in de bal komt, kan ik
ook vrij voor de keeper worden gezet.
Een centrale verdediger wil niet dat
zo’n middenvelder wordt ingespeeld
en kan besluiten om door te stappen
op de middenvelder. In zo’n geval
duik ik in de ruimte die daarachter
vrijkomt (zie tekening 3) en kan ik
worden aangespeeld via een steekbal.
Deze situaties ontstaan soms zomaar
in de wedstrijd, dus je moet daar erg
scherp op zijn. Die diepe middenvel-
der heeft in dit geval een belangrijke
rol, want het ligt voor de hand dat
hij door de 2 wordt ingespeeld. Daar-
naast moet je dus zelf verdedigers of
middenvelders hebben die de diepte
kunnen bespelen en een mannetje
durven overslaan. Want dat overslaan
zorgt voor dreiging. Op trainingen
zou je dit in partijvormen kunnen
benadrukken. Als je met buitenspel
speelt, ontstaat er ook meer ruimte
voor de spits. In dit geval komt de bal
vanaf de 2, maar in de praktijk zijn
het ook vooral middenvelders die dit
soort diepteballen geven. Ongeacht of
de 2 of een middenvelder de steekbal
geeft, in beide gevallen kom je schuin
voor de keeper uit, in een één-op-
éénsituatie. En dat zijn situaties die
ik op de training ook veelvuldig oefen
en daardoor merk ik dat ik vertrou-
wen krijg, zodra ik in de wedstrijd in
een soortgelijke situatie terecht kom.’
(zie beelden: https://tinyurl.com/
yd63ds8g)
‘Bal is speelklaar. Precies op dát moment kom ik achter de
verdedigers vandaan’
Wanneer hun laatste lijn wat verder inzakt, is er niet altijd ruimte om diep te gaan.
Als een centrale verdediger doordekt op een middenvelder, kan de spits in de ruim-
te daarachter via een steekbal aangespeeld worden.
2
3
72-73-74-75-76_spitspositie.indd 73 13-02-18 09:43
www.devoetbal trainer.nl
T A C T I E K
Afspraken‘Door de jaren heen heb ik geleerd
om gretiger te worden voor het doel.
Ik leer van trainers, maar ook van
andere spelers. Het dóórlopen na
een schot van een medespeler, zodat
de rebound misschien binnengetikt
kan worden, is daar een voorbeeld
van. Maar ook scherp zijn op ballen
die vanaf de zijkant komen, waarbij
ik bijvoorbeeld bij de tweede paal
kan scoren door er een voetje tegen-
aan te zetten. Dergelijke situaties
bepalen het verschil tussen winst en
verlies, dus het is heel belangrijk dat
je scherp bent. Naast het feit dat hier
ook de factor geluk meespeelt, kun
je zaken ook afdwingen door goede
afspraken met elkaar te maken. Als je
1:4:4:2 speelt, maak ik afspraken met
de andere spits, of in 1:4:3:3 met de-
gene die de voorzet geeft.’
Bezetting‘In het voorbeeld dat de 7 de bal heeft
(zie tekening 4) ga ik als spits naar de
eerste paal. De buitenspeler die op
links staat kiest de tweede paal. De
8, hier ook wel contramiddenvelder
genoemd, meldt zich ook in het straf-
schopgebied. We bespreken dit van
tevoren en ook doordeweeks op de
training. In dit geval ga ik ervan uit
dat we dus met drie man sterk in het
strafschopgebied zijn. In de praktijk
kunnen dit er ook twee zijn of soms
zelfs eentje. Zijn we met twee, ga ik
niet per se naar de eerste paal maar
zoek de ruimte op. En in mijn eentje
ga ik doorgaans juist niet naar de
eerste paal, omdat je daar dan haast
niet tot scoren kunt komen vanwege
de verdediger die tussen jou en het
doel staat. Dat je als spits naar de
eerste paal gaat, hoeft niet per se te
betekenen dat je zelf wilt scoren. Je
trekt een verdediger mee, waardoor er
ruimte ontstaat voor een medespeler
die achter je vrijkomt. Aan de ene
kant wil je zelf scoren, maar tegelij-
kertijd gun je de bal ook aan een spe-
ler die er beter voor staat.
Een goede bezetting voor het doel
is zó belangrijk! In de eerste plaats
vergroot je daarmee de kans op een
goal. Maar ook al scoor je niet, dan
zorgt het hebben van veel mensen in
het strafschopgebied voor onrust bij
de verdedigers van de tegenstander.
Ze proberen ballen weg te werken en
wie weet staat er rond de zestienme-
ter wel iemand van ons klaar om de
tweede bal op te pakken en binnen te
schieten.’
Scenario’s‘Bij de voorzet van de 7 zijn er diverse
scenario’s en worden er zoals ge-
zegd afspraken gemaakt. Als de 7 de
achterlijn haalt, moet hij als het kan
eerst kijken waar ik sta. Meestal volgt
er een voorzet naar de eerste paal,
‘Als de 7 de achterlijn haalt, moet hij als het kan eerst kijken
waar ik sta’
Scenario 2: De bal is bij de 7, die een voorzet geeft
‘In het voorbeeld dat de 7 de bal heeft ga ik als spits naar de eerste paal. De buitenspeler die op links
staat kiest de tweede paal.’
‘Als de 7 opkijkt, ziet hij dat ik bewust iets inhoud waardoor ik de teruggetrokken bal kan binnen-
schieten’
4
5
72-73-74-75-76_spitspositie.indd 74 13-02-18 09:43
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 3 2 2 0 1 87574
omdat voorzetten vanaf de achterlijn
die naar de tweede paal gaan, meestal
gepakt worden door de keeper. Maar
als ik alleen in het strafschopgbied
ben, loop ik normaal gesproken niet
naar die eerste paal. De kans dat er
een verdediger meeloopt en me het
scoren belet is erg groot. Als de 7
opkijkt, ziet hij dat ik bewust iets in-
houd waardoor ik de teruggetrokken
bal kan binnenschieten.’ (zie tekening
5)
Vroege voorzet‘Wat misschien nog wel vaker voor-
komt, is dat de 7 een vroege voorzet
geeft (zie tekening 6). En dat zijn be-
langrijke situaties waar ik al vaak uit
gescoord heb. Als de bal vrij is, moet
5b
die voorzet komen. Dat klinkt logisch,
toch zie je dat veel spelers geneigd
zijn om hun mannetje buitenom uit
te spelen en de achterlijn willen ha-
len. Maar dat is vaak helemaal niet
nodig. Die vroege voorzet, gegeven
vanaf zo’n positie, is juist enorm
gevaarlijk. Mits ‘ie maar tussen de
verdediger en de keeper in gegeven
wordt en dat ‘ie hard is, zodat ook
iemand bij de tweede paal de bal nog
binnen kan tikken. De 7 zou zo’n bal
in principe blind kunnen geven.’
Aanvoelen‘In het geval van een vroege voorzet,
ligt het er ook een beetje aan hoe de
verdedigers in het strafschopgebied
Een vroege voorzet moet gegeven worden als de bal vrij is.
‘Als de bal vrij is, moet die
voorzet komen’
6
72-73-74-75-76_spitspositie.indd 75 13-02-18 09:43
www.devoetbal trainer.nl
T A C T I E K
DVD‘Toen ik nog een stuk jonger was,
adviseerde een jeugdtrainer bij
De Graafschap me ooit eens om
beelden van Dennis Bergkamp te
bekijken en hij gaf me een DVD.
Mij viel toen al op dat van de hon-
derd doelpunten, Bergkamp er bij
wijze van spreken 99 met de bin-
nenkant van zijn voet maakt. Door
bij andere spitsen af te kijken heb
ik veel geleerd. Naast Bergkamp
ook van Torres in zijn goede jaren,
of Lewandowski en Huntelaar. Hoe
Huntelaar loopacties maakt rond of
in het strafschopgebied, daar kan
elke spits van leren. Wat ik bij hen
zie, probeer ik eerst zelf bewust toe
te passen, waarna ik het na verloop
van tijd als het ware ook onbewust
ga doen.’
staan opgesteld. Want het komt voor
dat ze me juist niet kort dekken. Dat
doen ze bewust, omdat ze bang zijn
dat ik achter ze opduik (zie het geel
gearceerde gebied in tekening 7). Als
je geluk hebt, en als de 7 het ziet,
geeft ‘ie de bal niet tussen de laatste
lijn en de keeper maar legt hij de bal
in één keer op je af en kun je zo af-
werken (zie tekening 7). Als spits pro-
beer je een inschatting te maken waar
de bal gaat komen. Aan de ene kant
leer je dat aanvoelen, maar ook door
er veel op te trainen kun je beter wor-
den. Bijvoorbeeld in afwerkvormen,
waarbij je ballen vanaf de zijkant af-
werkt, met of zonder verdediger erbij.’
ringen. Bijvoorbeeld als de bal ineens
stil voor je voeten valt in de zestien
en je vanaf een meter of twaalf kunt
uithalen. Als die bal hard ingeschoten
wordt, gaat ‘ie er vaak toch in, ook al
mik je minder nauwkeurig.’
Rustiger‘Net als met de buitenspeler, praat
ik over het afwerken in een één-op-
éénsituatie met onze keepers. Wat
vinden zij moeilijk? Daar leer ik weer
van. Dat afwerken met de binnen-
kant, in situaties één-op-één, is train-
baar. Ik heb gemerkt dat ik dankzij
veel oefenen rustiger ben geworden.
Eigenlijk zou je veel van deze tekenin-
gen ook als een oefenvorm kunnen
beschouwen. Misschien moet de trai-
ner er een paar spelers afhalen, maar
het nabootsen van wedstrijdsituaties,
daar gaat het om bij spitsentraining.
Het schuin op de keeper uitkomen
zoals bij scenario 1 beschreven is. Of
die voorzetjes vanaf de zijkant uit
scenario 2. Want met name door veel
te herhalen kweek je vertrouwen en
word je beter.’
Scenario 3: Je komt in het strafschop-gebied in een één op één situatie met de keeper. Hoe handel je?
7
‘Als je geluk hebt, en als de 7 het ziet, geeft ‘ie de bal niet tussen de laatste lijn en de keeper maar legt hij de bal in één keer op
je af en kun je zo afwerken.’
Binnenkant‘In situaties waarin ik, bijvoorbeeld
na een steekbal, één-op-één met de
keeper kom kijk ik even kort op waar
de keeper staat. Vervolgens druk ik
heel snel af, zodat de keeper niet veel
tijd heeft om te beslissen. Net als
Bergkamp, probeer ik vooral met de
binnenkant af te werken om te zorgen
dat die bal in elk geval tussen de pa-
len belandt. Tuurlijk, er zijn uitzonde-
‘Ik probeer vooral met binnenkant voet af te werken’
72-73-74-75-76_spitspositie.indd 76 13-02-18 09:43
Oefenstof van toptrainers?
Die vind je in de TrainersPlanner!
Complete trainingen en oefeningen voor alle leeftijdscategorieën Oefenstof en trainingen van toptrainers Samengesteld door experts van De Voetbaltrainer 40% van de oefeningen voorzien van video Al vanaf €50 per jaar! Ga naar voetbaltrainer.nl/abonneren
Zoals deze opbouwvorm
van Pep Guardiola
Handig! ook als
video en pdf.fi le
voetbaltrainer.nl/tp
Tekst: Gino van den Broecke en Paul Geerars
Masterclass: De flankaanvallerElk nummer van De Voetbaltrainer staat vol met goedbedoelde coachopmerkingen. Termen als doordek-
ken, uithalen, kantelen, knijpen worden vaak gebruikt. Maar is het wel zo terecht dat die coachopmerkin-
gen gemaakt worden? In sommige situaties is het bijvoorbeeld misschien beter om juist niet door te dekken
of om niet te knijpen. De Voetbaltrainer spreekt daarom nu eens met iemand die voetbalsituaties vanuit de
praktijk meemaakt. Ruben Schaken, rechtsbuiten bij ADO Den Haag, geeft ons een inkijkje in de wereld van
de ‘klassieke’ vleugelspeler.
Ruben Schaken (ADO Den Haag)
T A C T I E K
www.devoetbal trainer.nl
24-25-26-27-28-29_schaken7.indd 24 03-12-15 08:24
2524
Masterclass:De flankaanvaller
Ik ga als rechtsbuiten (7) op dat mo-
ment diep weg aan de zijlijn om de
ruimte groot te houden én de passlijn
naar de spitsen open te laten. Daarna
kom ik van buiten naar binnen in de
bal met mijn rug naar het doel van de
tegenstander. Als de pass komt kan ik
hem vasthouden. Dat is het moment
dat we lopende mensen moeten heb-
ben. De 2 zal langs de lijn de diepte
inlopen, terwijl de 6 en de 10 proberen
eronder te komen. Dan heb ik in die
situatie als 7 twee vervolgopties: de
bal meegeven aan de opkomende 2 die
vervolgens de voorzet geeft op de spit-
sen óf de kaats terug op de bijsluitende
6. Deze kan dan de crossbal spelen op
onze 11 omdat de back van de tegen-
stander in die situatie iets naar binnen
geknepen moet staan, zodat bij de 11
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 4 2 0 1 5
Rol tijdens opbouwBeschrijving van de situatie: De keeper
speelt vanuit een doeltrap een centrale
verdediger in. Wat is de rol van de rechts-
buiten op het moment dat de opbouw van
het eigen team begint? Is het dan zaak om
vrij te lopen, weg te blijven of in de bal te
komen? Wat is het verschil qua rol van de
rechtsbuiten ten opzichte van de wijze van
drukzetten door de tegenstander?
Ruben Schaken: “In onze speelwijze
willen we in de opbouw graag probe-
ren om een van de centrale verdedi-
gers in te laten dribbelen richting het
middenveld óf via een pass een van de
aanvallers te bereiken. Wanneer onze
keeper de centrale verdediger aan-
speelt, dan gaan automatisch de backs
(2 en 5) breed staan. De centrale verde-
digers (3 en 4) proberen dan eerst, door
zelf breed uit elkaar te staan, de diepe
spits van de tegenpartij te ‘frustreren’
door de 2:1 uit te spelen. Dit door de
bal enkele keren van kant naar kant
te spelen. Uiteindelijk zal de spits een
kant kiezen en dát is het moment voor
bijvoorbeeld de 3 om in te dribbelen
richting het middenveld.
Onze 2 gaat hoog waardoor hun bui-
tenspeler gedwongen wordt om mee
te lopen. De middenvelder aan de kant
waar de centrale verdediger indribbelt,
in dit geval de 6, beweegt weg van de
bal terwijl ook de andere twee mid-
denvelders van de bal weg bewegen
en de linksback (5) hoger gaat spelen.
Dat houdt automatisch in dat onze
11 (Eduard Duplan) en 9 (Mike Have-
naar) dieper gaan weglopen en op die
manier ruimte maken en hun directe
tegenstanders dwingen tot het maken
van keuzes.
26
9
4
8
3
11
5
10
7
1
24-25-26-27-28-29_schaken7.indd 25 03-12-15 08:24
T A C T I E K
www.devoetbal trainer.nl
ruimte ontstaat.
Wil je het dan echt goed uitspelen,
dan zal onze 8 op het moment voor
de crossbal een opofferende loopactie
moeten maken om de 2 van de te-
genstander naar het centrum weg te
lokken en de passlijn voor de crossbal
op de 11 open te spelen. Die hoeft dan
niet eens een duel aan te gaan met
hun 2, maar kan direct de bal aanne-
men en de aanvallende actie maken of
voorzet geven.”
Voorwaarden creëren Ruben Schaken: “Bij een fysiek min-
dere tegenstander kan ik ook kiezen
al meer aan de binnenkant in positie
te gaan staan met hun back in mijn
rug op het moment dat onze 3 indrib-
belt. Heb ik te maken met een directe
tegenstander die fysiek wél sterk is,
zoals bijvoorbeeld Mitchell Dijks van
Ajax, dan moét ik juist wel vanuit de
beweging de vooractie maken om uit-
eindelijk echt los te komen van mijn
tegenstander. Voorwaarden creëren
is daarbij van groot belang. Daarmee
bedoel ik dat ik als 7 ervoor moet zor-
gen dat door een gerichte loopactie we
kunnen doorvoetballen. Dan moeten
natuurlijk in dat geval ook onze 6, 8
en 10 op het goede moment eronder
komen zodat ik voldoende afspeelmo-
gelijkheden heb én moet onze 2 over
me heen gaan voor nog een extra af-
speeloptie.
Vragen om de bal in de diepte is vaak
moeilijk en is te veel gebaseerd op
toevalsvoetbal in deze spelsituatie.
Wat je soms ziet in wedstrijden die
we met ADO Den Haag spelen, is dat
tegenstanders ook proberen om mij
te ‘dubbelen’. Het is voor mij dan na
mijn loopactie van buiten naar bin-
nen niet mogelijk om door te draaien
of mijn actie te maken. Ook in die
situatie is het dan wel mogelijk om
door te voetballen, mits onze 2 op het
juiste moment de loopactie maakt en
de diepte zoekt langs de lijn. Ik kan
hem dan de bal meegeven waarna hij
de diepte zoekt en de voorzet geeft op
onze 9 of eventueel de 11 die dan door
een loopbeweging hun positie kiezen
voor de goal richting eerste en tweede
paal. Het is overigens wel een gegeven,
dat de rol van de 7 in het hedendaagse
voetbal, met vaak toch opkomende
backs, sterk is veranderd en er nu ook
in defensief opzicht soms veel meer
wordt verwacht. Dat is in mijn geval bij
ADO Den Haag en binnen onze speel-
wijze ook het geval.”
Inworp (tekening 2a/2b)Beschrijving van de situatie: De rechtsback
mag een inworp nemen. Hoe positioneer jij
2
6
9
10
7
2
9
7
‘Bij een inworp maak ik bijna altijd de contrabeweging als
buitenspeler’
2a 2b
24-25-26-27-28-29_schaken7.indd 26 03-12-15 08:24
26 27 D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 4 2 0 1 5
jezelf als rechtsbuiten en wat is je speci-
fieke rol? Wat zijn je verschillende opties
ten opzichte van de wijze waarop de tegen-
stander jullie in die spelsituatie vastzet?
Ruben Schaken: “Meestal ga ik achter
de 5 van de tegenstander staan of een
beetje tussen de 4 en de 5 in (zie teke-
ning 2a). Voor mij is het dan van be-
lang om een goede vooractie te maken.
Dat wissel ik af. Wanneer ik van buiten
naar binnen ga en hun back uitstapt,
dan kom ik in de bal voor de ingooi óf
ik maak de loopactie andersom en loop
naar buiten om daar de ingooi te ont-
vangen. Bij een spelsituatie zoals een
inworp doe ik altijd de contrabeweging
als buitenspeler. Dit om de tegenstan-
der te misleiden en uiteindelijk vrij
te komen om aangegooid te kunnen
worden. Zo kan ik de bal controleren,
vasthouden en wachten op bijslui-
tende mensen zoals de ingooiende 2
of onze lopende middenvelders 6, 8 en
10. Wanneer hun 5 mij kort dekt en
druk geeft, dan kaats ik de bal meestal
direct terug.
Wat we vaak zien, is dat tegenstanders
me ook bij een inworp vaak proberen
te dubbelen. Hun 8 komt vaak voor
me staan, terwijl ik door de 5 word
vastgezet. In dat geval zijn ze afhanke-
lijk van coaching. Vooral hun 8 moet
afgaan op de coaching van de back. Ze
moeten elkaar nu coachen zonder uit
positie te lopen of te veel ruimte vrij
te geven. Het is voor mij van belang
om die coaching te verstoren en met
een goede vooractie in beweging te
komen. Is deze vooractie goed, dan
zal bij een inworp de coaching van de
5 op de 8 altijd te laat zijn en kom ik
vrij aan de bal, ongeacht welke keuze
van vrijlopen ik maak. Als dan na de
inworp de druk komt van hun 8 moet
ik zorgen voor de juiste keuze van han-
delen. Een goede keuze maken tussen
doordraaien, kaatsen, passen of zelf de
actie inzetten dus.”
VariatieRuben Schaken: “Er zijn echter ook
momenten in een wedstrijd dat de
tegenstander ons bij een inworp com-
pleet vastzet. In dat soort specifieke
situaties ga ik als 7 stijf aan de zijlijn
staan (zie tekening 2b). We hebben met
Mike Havenaar een kopsterke spits.
Wanneer hij de inworp dan doorkopt,
maak ik de loopactie om de bal op te
pikken voor de vervolgactie, terwijl
onze 9 en 11 kruislings positie zullen
kiezen voor doel. In de vervolgactie
heb ik verschillende opties zoals het
zestienmetergebied binnen dribbelen
en eventueel zelf schieten, de bal te-
rugleggen op de inlopende 10 of een
goede voorzet afleveren op een van
onze twee aanvallers voor het doel.
Het is natuurlijk wel zo, dat je met het
2
9
7
‘Als de bal aan de andere kant is, ben ik soms te veel een
slaapmuts’
Fo
to:
Pro
Sh
ots
24-25-26-27-28-29_schaken7.indd 27 03-12-15 08:24
T A C T I E K
www.devoetbal trainer.nl
doorkoppen van veel factoren afhanke-
lijk bent om te kunnen doorvoetballen.
Allereerst moet het kopduel worden
gewonnen en daarna ligt het eraan of
de bal na het doorkoppen goed valt.”
Voorzet andere kant(tekeningen 3a/3b)Beschrijving van de situatie: De bal is aan
de andere zijde van het speelveld. Wat is
de rol van de rechtsbuiten bij een voorzet
door de opkomende 5 of na een actie van de
11? Kom je in de zestienmeter of kies je er
soms ook voor bewust weg te blijven?
Ruben Schaken: “Dit is een spelsitu-
atie die tijdens wedstrijden heel vaak
voorkomt. Wat je dan bij ons ziet is dat
onze 5, Aaron Meijers, opkomt en onze
11 iets uitzakt om de bal te ontvangen.
In het geval van Duplan, die een heel
goede individuele actie heeft, zal hij er
vaak langs gaan en de voorzet geven.
Dan moet onze 9 de eerste paal opzoe-
ken, de 10 moet de zestienmeter pak-
ken en ik moet als 7 richting de tweede
paal gaan en elke bal die daarachter
valt of blijft liggen moet voor mij zijn.
Het komt echter veel vaker voor, dat
niet onze 11 maar onze 5 vanaf de lin-
kerkant de voorzet geeft (zie tekening
3b). Hij loopt dan op met de bal, speelt
aan de binnenkant onze 11 aan die
hem teruggeeft op onze back die de
voorzet geeft. Je ziet dan dat de twee
centrale verdedigers onze 9 afdekken
en ik daar als 7 in de rug kortbij moet
komen. Al is deze spelsituatie met de
zogenaamde ‘vroege voorzet’ niet altijd
ideaal en vaak ook erg opportunistisch
en is wellicht meer geduld en kiezen
voor een beter moment qua voorzet
verstandiger.
Soms is gewoon voetballen beter en
blijf je sowieso in balbezit. Zeker als
je, zoals in ons geval, 1:4:3:3 speelt.
Dan is het van belang om steeds van
kant naar kant het spel te verleggen,
net zolang tot je als buitenspeler in de
één-tegen-één komt. Anderzijds is het
wel zo dat áls de vroege voorzet komt,
ik als 7 er veel korter in de zestienme-
ter bij moet zijn. In dat soort situaties
moet ik dat nog veel meer zijn, omdat
ik wel eens een ‘slaapmuts’ kan zijn,
waar ik in het verleden, maar ook nu
nog bij ADO regelmatig op gewezen
ben. Via videoanalyse worden die
momenten dan besproken en wordt
er gekeken waar en op welke wijze ik
daar nog gerichter aan te kan werken
op trainingen. Ik ben me daar wel be-
wust van, maar als rechtsbuiten moet
je in die specifieke situaties simpelweg
alerter zijn en er korter bij zitten dan
kan je doelpunten ‘snoepen’, net zoals
in de wedstrijd tegen FC Twente. Zeker
wanneer je zoals wij met een kop-
sterke 9 speelt. Dan moét je als de bal
na het duel of een voorzet erachter valt
als 7 in de zestien zijn. Maak je als bui-
tenspeler in zo’n situatie die loopactie
niet en sta je buiten de zestienmeter,
dan kom je niet eens in die positie en
maak je dat soort goals niet.
Er zijn bij dit soort voorzetten ook mo-
menten waarbij ik als rechtsbuiten een
andere keuze maak. Je moet ook niet te
vroeg de loopactie in de zestienmeter
maken. Bewust wegblijven kan soms
ook een goede optie zijn omdat je dan
wel de tweede bal kunt oppikken en
een vervolg aan de aanval geven. Ben
je te vroeg met inlopen, dan valt de
bal achter je en is het heel moeilijk
anticiperen. Je staat dan vaak met je
rug naar de situatie toe of moet in het
slechtste geval zeventig meter in de
omschakeling omdat de tegenstander
kan uitverdedigen en counteren.”
Belabberde voorzetRuben Schaken: “Het is voor een 7 toch
belangrijk dat hij de actie durft maken
tijdens een wedstrijd als de spelsitu-
atie goed is uitgevoerd. Je moet dan
voldoende lopende mensen rond je
hebben, in ons geval de aanvallers en
bijsluitende middenvelders. Zij moeten
goed positie kiezen. Afhankelijk van
de druk die de 5 van de tegenstander
geeft, kan of moet ik de bal vroeg, eer-
ste óf tweede paal geven. Daar trainen
we veel op, al is het in de wedstrijd
vaak van meerdere factoren afhan-
kelijk. Maar wanneer er voldoende
beweging is voor de goal van de spits
kan het zo zijn, dat een niet zo beste
voorzet van de buitenspeler alsnog een
kans of goal oplevert. Wanneer hij een
voorzet kreeg met een stuit bijvoor-
beeld zei Graziano Pellè bij Feijenoord
regelmatig: ‘Ruben, shit became choco-
late today’. Hij wilde daarmee zeggen
‘de voorzet was niet best, maar ik heb
er wat van gemaakt.’ En zo is het ook.
Als de spits zijn loopactie maakt kan
het altijd wat opleveren.
Wat dat betreft is het ook als buiten-
speler wel belangrijk met welk type
spits je in je team te maken hebt. Met
Havenaar hebben we nu een iets meer
statische spits dan we met Michiel Kra-
mer hadden. Dat heeft gevolgen voor
mijn rol als 7. Een goede voorzet is van
nóg groter belang. Wanneer je een 9 in
‘Graziano Pellè vertelde me bij Feyenoord vaker dan eens: “Shit became chocolate”’
PaspoortNaam: Ruben Schaken
Geboortedatum: 3 april 1982
Geboorteplaats: Amsterdam
2002 – 2005: Cambuur
2005 – 2008: Veendam
2008 – 2010: VVV-Venlo
2010 – 2015: Feyenoord
2015 – 2015: Inter Bakoe
2015 – heden: ADO Den Haag
Nederlands elftal
2012 – 2013: 6 interlands
9
11
5
10
7
3a
24-25-26-27-28-29_schaken7.indd 28 03-12-15 08:24
28 29 D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 4 2 0 1 5
je elftal hebt die constant in beweging
is, van wie Pellè voor mij de allerbeste
is waarmee ik heb samengespeeld, dan
kan er ongeacht een goede of kwali-
tatief mindere voorzet altijd wat ge-
beuren. Maar gelukkig kan ik met mijn
karakteristieke kenmerk voldoende ac-
ties en voorzetten herinneren die uit-
eindelijk tot doelpunten hebben geleid.
Het ontvangen van de crossbal, de bal
opdrijven, de 5 opzoeken, schaar met
links en dan voorzet met rechts. Als al
die elementen samenvallen dan komt
de rol van de klassieke rechtsbuiten in
aanvallend opzicht ultiem tot uiting.”
Samenvatting:• De 7 moet tijdens de opbouw
altijd voorwaarden creëren omdoor te voetballen, door op hetgoede moment de juiste loopac-tie te maken.
• De 7 moet met een contrabewe-ging proberen om de coachingtussen de 5 en 8 bij de tegen-stander te verstoren.
• Soms is voor de 7 bewust weg-
blijven uit de situatie een juiste keuze om beter te kunnen anti-ciperen.
• De rol van de 7 in het heden-daagse voetbal is sterk veran-derd, mede door mee opkomendebacks.
• De 7 moet vooral gericht zijn opde voorzet richting de spits.
Positie sterft uitRuben Schaken: “Ik ben een echte, klassieke rechtsbuiten. Actie buitenom,
snelheid en voorzet. Dat zijn belangrijke basiskwaliteiten. Mijn scorend
vermogen kan beter. Qua assists heb ik als profvoetballer een goede score
behaald. Tegenwoordig wordt er zelden ‘klassiek’ 1:4:3:3 gespeeld. De op-
komende backs zorgen voor een andere rol van de rechtsbuiten. Ons soort
wordt dus met uitsterven bedreigd. Heb ik te maken met een heel dominante
rechtsback die opkomt, dan zal dat per definitie ten koste gaan van mijn
aantal assists. En daar zou je dan op afgerekend kunnen worden, als er on-
voldoende oog is voor de opofferende loopjes en het bal vasthouden dat ik
wel degelijk doe. Het is dus zaak om een goede wisselwerking te bewerkstel-
ligen met de back.”
MediatheekAbonnees op deze service kunnen
in de mediatheek van De Voet-
baltrainer videobeelden zien van
de uitleg van Ruben Schaken over
een aantal tactische situaties.
9
11
5
10
7 9
11
5
10
7
3a 3b
24-25-26-27-28-29_schaken7.indd 29 03-12-15 08:24
www.devoetbal trainer.nl
Tekst: Gerjos Weelink
Masterclass: De aanvallende middenvelder
Fo
to:
Pro
Sh
ots
Elk nummer van De Voetbaltrainer staat vol met (goedbedoelde) coachopmerkingen. Termen als doordek-
ken, uithalen, kantelen en knijpen worden vaak gebruikt. Maar is het wel zo terecht dat die coachopmerkin-
gen gemaakt worden? In sommige situaties is het bijvoorbeeld misschien beter om juist niet door te dekken
of om niet te knijpen. De Voetbaltrainer spreekt daarom nu eens met iemand die voetbalsituaties vanuit de
praktijk meemaakt. Willem Janssen, aanvallende middenvelder bij FC Utrecht, geeft ons een inkijkje in de
wereld van de schaduwspits.
Willem Janssen (FC Utrecht)
T A C T I E K
GeduldigTekening 1
Beschrijving van de situatie: De bal gaat
van de 4 naar de 3 en er wordt getracht
diep te spelen. Wat is de rol van de 10
tijdens de opbouw van achteruit? Biedt hij
zich aan of blijft hij juist weg?
Willem Janssen: “We willen graag dat
een van onze verdedigers kan inschui-
ven naar het middenveld. Dat mag
een back aan de zijkant zijn of een
centrale verdediger in het centrum.
In mijn rol, spelend op 10, is het van
belang dat ik vooral lang wegblijf van
de bal en tussen de linies probeer te
spelen. Je kunt het speelveldgedeelte
waarin ik me beweeg zien als de ruim-
te achter de 6 en 8 van de tegenpartij,
maar onder Ruud Boymans, onze 9 (zie
het gearceerde gedeelte in tekening
1a). Ik probeer steeds schuin onder de
9 te komen. Als de 3 de bal naar de 6
16-20_willemjansen.indd 16 27-01-15 09:29
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 0 9 2 0 1 51716
speelt, schuift de 9 normaal gespro-
ken wat naar de balkant toe. Ik loop
tegendraads weg en probeer zo lang
mogelijk diagonaal te blijven staan
ten opzichte van onze 3. Bovenal moet
ik hier het geduld opbrengen om niet
naar de bal toe te bewegen. Als het
positiespel wat stroef gaat, ben je wel
eens geneigd om de bal te gaan halen.
Maar je speelt daarmee de tegenstan-
der juist in de kaart, omdat je het mid-
denveld op gaat lopen. Zij kunnen dan
ook iemand doorschuiven en het veld
kleiner maken. Dus het is de kunst om
in 1:4:3:3 juist lang weg te blijven, ook
al betekent wegblijven dat je de bal
soms een tijdje niet raakt.”
Over de schouderWillem Janssen: “Tijdens de opbouw
houd ik goed in de gaten hoe de tegen-
stander mij wil verdedigen. Als ik na-
melijk te ver zak en het middenveld op
kom, kan de 6 mij gemakkelijk verde-
digen. Als ik te diep sta, pakt hun vrije
verdediger mij op en dan kan hun 6
doorstappen om druk te zetten. Tegen-
standers durven in zo’n geval wel een-
op-een te gaan spelen, omdat men com-
pact staat (zie tekening 1b). Wat ik dus
moet voorkomen is een situatie waarin
hun 3 tegen hun 6 zegt dat hij me wel
kan laten lopen. Als dat gebeurt, sta ik
dus te diep. Hun 6 kan doorstappen op
onze 8 en hun 10 kan doorstappen op
onze 4, waardoor de 3 of de 6 in de pro-
blemen komt doordat er vol drukgezet
wordt en er niet meer teruggespeeld
kan worden op de 4 (zie de looplijnen
in tekening 1b). Oftewel: ik moet me
weer wat laten inzakken op het mid-
denveld, waardoor hun 3 eigenlijk wél
weer wil dat de 6 mij oppakt. We praten
hier dus over afstanden van zo’n tien
meter in de diepte waarin ik me beweeg
en over fracties van seconden waarin
beslissingen genomen worden. Het écht
tussen de linies spelen betekent dus dat
ik enerzijds de 6 dwing om als het ware
over zijn schouder te kijken waar ik sta
en anderzijds dat ik ervoor zorg dat de 3
1
5
7 10 9 11 2
3
68
754
9
11
2
10
3
86
4
1b
1
1
4 31
2
6
11
2
79
5
108
8
6
5
7
11
2 39 4
10
3
1a
mij niet overneemt. Het is mijn taak om
te voorkomen dat hun 6 mee kan doen
in het drukzetten. Ik kan dit bereiken
door zó te gaan lopen dat de 3 mij niet
kan oppakken en de 6 dus moet blijven
staan.”
OvertalWillem Janssen: “Als het mij lukt om
zó weg te blijven dat hun 6 niet mee
kan doen bij het drukzetten, staan we
bij ons achterin met een overtal. Onze
3, 4, 6 en 8 staan tegen hun 9, 10 en
8 te spelen. Als er druk wordt gezet
op de centrale verdediger in balbezit
zijn onze 6 en 8 degenen die helpen
om onder die druk uit te voetballen.
Doordat ik schuin onder de 9 sta, zijn
er in het centrum meestal wel twee
afspeelmogelijkheden. Men kan de 9
inspelen of ik kan ingespeeld worden
tussen de linies. Met een korte draai
‘Ik houd in de gaten hoe de tegenstander mij wil verdedigen’
16-20_willemjansen.indd 17 27-01-15 09:29
www.devoetbal trainer.nl
T A C T I E K
spelers van ons de diepte in kunnen
lopen.”
DiepteTekening 2
Beschrijving van de situatie: De bal gaat
van de 4 naar de 9. Wat is dan jouw rol?
Kom je onder de 9 om de kaats te ontvan-
gen en probeer je vervolgens een steekbal
te geven?
Willem Janssen: “Zoals gezegd pro-
beer ik tijdens de opbouw vooral heel
diagonaal te staan ten opzichte van de
9. Dit betekent dat er in wedstrijden
niet veel situaties ontstaan waarin
de 9 een bal op mij terug kan leggen,
omdat ik te veel naast hem sta. Bij
ons zorgen juist de 6 en 8 ervoor dat
ze een kaats van 9 op kunnen vangen.
Zij kunnen dan een steekbal geven op
7 of 11 en ik kan me richten op het
voor de goal komen. Stel dat ik wel
een kaats van 9 ontvang en de 7 diep
stuur, dan gaat bij ons de 8 meestal de
diepte in (zie tekening 2a). Voor mij-
zelf is het namelijk lastiger om én de 7
weg te sturen én op tijd in bij het doel
te zijn. In de praktijk is het dus zo dat
wanneer de 7 de diepte in wordt ge-
stuurd, er wat wordt verwacht van de
8. Als ik tussen de linies sta (zoals al
beschreven bij de eerste tekeningen)
is een korte draai voor mij al genoeg
om een buitenspeler aan het werk te
zetten. Dit is echter wel afhankelijk
van de positie waar hij de bal krijgt. In
thuiswedstrijden staan we wat hoger
op en dan kan de 7 eerder de voorzet
geven na een steekbal. In uitwedstrij-
den zakken we iets meer in en dan is
de afstand tot het doel nog te groot.
Dan merk ik dat ik ook wat vaker on-
der de 9 kan komen dan dat in thuis-
wedstrijden het geval is.”
5
11
87
2
9
2
7
4
3
1
34
4
1
1
93
26
10
5
5
6
8
11
2a
567
8
9
41
211
2
11
23
10 6
9
10 87
5
3
1c
‘Ik probeer diagonaal te staan ten opzichte van de 9’
kan ik een buitenspeler wegsturen,
maak de combinatie met de 9 of geef
een steekbal.”
DoorstappenWillem Janssen: “In oktober 2014
speelden we de uitwedstrijd bij FC
Dordrecht, een ploeg die heel snel
door wil stappen op het middenveld
en een-op-een wil gaan spelen. We
hadden ons hier heel goed op inge-
steld, doordat ik juist in de breedte
steeds wegliep en hun vrije man (de 4
in dit geval) daarom niet de mogelijk-
heid gaf om op mij door te stappen
(zie tekening 1c). Als ik me ten op-
zichte van onze 9 aan de rechterkant
had opgesteld, had de 4 me eerder
kunnen oppakken. Anders gezegd: des
te verder ik bij hun vrije verdediger
wegbleef, des te minder mogelijkheid
FC Dordrecht had om een-op-een te
gaan spelen. Ze konden niet doordek-
ken op het middenveld. Bovendien
kozen we ervoor om met de punt naar
achteren te gaan spelen met de 6 als
controleur, wat het doordekken op
het middenveld voor de tegenstander
nog moeilijker maakt omdat er meer
16-20_willemjansen.indd 18 27-01-15 09:29
www.devoetbal trainer.nl D e V o e t b a l t r a i n e r 2 0 9 2 0 1 51918
AfstemmingWillem Janssen: “De afstemming van
loopacties tussen de 9 en 10 is ook be-
langrijk als je praat over het inspelen
van de 9 door een van onze verdedi-
gers. Tegen een ploeg die snel een-
op-een wil gaan spelen kun je het de
verdedigers erg lastig maken. Als onze
3 de bal heeft, maakt 9 een loopactie
richting hun 4. Vervolgens komt hij in
de bal door het middenveld op te lo-
pen. Ik kijk dan wat hun 4 doet. Loopt
de 4 mee? Dan kan ik de ruimte inlo-
pen die de 4 achterlaat en een diepe
bal krijgen van de 3 (zie tekening 2b).
Loopt de 4 niet mee? Dan staat 9 vrij
op het middenveld, kan draaien en
een buitenspeler wegsturen. Hij kan er
dan trouwens ook voor kiezen om de
bal terug te leggen op 6 of 8, waarna
de bal alsnog diep gespeeld kan wor-
den. Ik zorg er dan voor dat ik op tijd
in het zestienmetergebied kom (zie
tekening 2c).
Belangrijk bij het inspelen van de 9 is
dus in elk geval dat er contact is tus-
sen 9 en 10. Je kunt hier gaandeweg de
wedstrijd ook keuzes in maken. Al bij
een eerste loopactie van de 9 kijk ik hoe
hun 4 reageert. Als de 4 meeloopt, komt
er zoals gezegd ruimte voor mij. In zo’n
geval coach ik de 9 in volgende situaties
ook om in de bal te komen, omdat ik
weet hoe hun 4 reageert en hoop dat
onze 3 dan een diepe bal geeft. Hoe
complex deze situaties kunnen zijn,
blijkt uit het feit dat onze 3 moet weten
waarom onze 9 in de bal komt. Onze 3
kan ervoor kiezen om de 9 gewoon in te
spelen (tekening 2c), maar ook om mij
de diepte in te sturen (tekening 2b). Het
gaat er daarbij om dat onze 3 doorheeft
wat hun 4 doet. Het is ook in deze fase
van het aanvallen zo dat we proberen
1
1
57
9
6
8
6
1
2
112
97
5
43
810
1011
2
3
4
2c
1
34
9
11
2
5
7
5
11
23
6
10
7
810
49
8
6
2b
‘Bij een loopactie van 9 kijk ik hoe hun 4 reageert’
Paspoort
Naam: Willem Janssen
Geboortedatum: 4 juli 1986
Geboorteplaats: Nijmegen
2004-2007: VVV Venlo
2007-2011: Roda JC
Kerkrade
2011-2013: FC Twente
2013-heden: FC Utrecht
Erelijst2011: Johan Cruijff
Schaal
16-20_willemjansen.indd 19 27-01-15 09:30
www.devoetbal trainer.nl
T A C T I E K
om de tegenstander zo veel mogelijk
voor een keuze te stellen. Van belang
is het vervolgens dat de man aan de
bal de goede keuze maakt en dat ik de
diepte zoek om voor de goal te komen.”
OpofferingsloopTekening 3
Beschrijving van de situatie: De bal wordt
naar een buitenspeler (7) gespeeld. Hoe is
de onderlinge afstemming vervolgens tus-
sen de 9 en 10?
Willem Janssen: “Voordat je hier iets
zinnigs over kunt zeggen, zul je eerst
moeten bepalen wáár de bal op de zij-
kant precies is. Een situatie waarin de
bal hoog is (zie tekening 3) vergt ande-
re handelingen van 9 en 10 dan wan-
neer de bal rond de middenlijn is. Ook
de vraag of de tegenstander inzakt en
compact speelt is van belang, want in
zo’n situatie kom je in de bal voor de
combinatie en om de 7 te helpen. In
het geval dat de bal hoog is, zijn 9 en
10 eigenlijk alleen maar bezig met het
voor de goal komen. We kruisen hier-
bij altijd. In het geval dat de 7 al hoog
staat, gaat de 9 naar de eerste paal
en kom ik bij de tweede paal. Dit zijn
automatismen. Als de 9 ziet dat ik nog
te ver weg ben om de loopactie naar
de tweede paal te maken, dan gaat hij
volledig voor zijn eigen kansen en be-
slist zelf waar hij heen loopt.
Ook hierbij zie je dus weer dat het
contact tussen 9 en 10 heel belangrijk
is. We hoeven niet eens meer te over-
leggen over onze looplijnen, want dat
zijn vaste afspraken geworden. We
hopen op een vroege voorzet van de 7,
omdat die bal dan achter de verdedi-
ging kan belanden waar we alleen nog
maar tegenaan hoeven te lopen. Als
de 7 eerst een actie maakt en vanaf de
achterlijn een voorzet geeft, is de situ-
atie ook weer anders, want dan komt
de bal meestal wat meer achterin.
In dat geval is de loop van 9 naar de
eerste paal meestal een opofferings-
loop. De kans dat de bal bij de 9 komt
is kleiner dan de kans dat 10 de bal
krijgt. Deze opofferingslopen worden
door zowel de 9 als de 10 wel eens
gemaakt in een wedstrijd. Belangrijk
hierbij is dat je vol voor die eerste paal
gaat en je loopactie volledig in dienst
stelt van degene achter je. Een verde-
diger zal namelijk wel mee moeten
lopen naar die eerste paal.”
Samenvatting:• De10istijdenshetopbouwen
vooral bezig met positie kiezen tussen de linies.
• De9en10dwingendetegen-stander steeds tot het maken van keuzes.
• Deafstemmingtussenlooplijnenvan9en10iswaarmogelijkge-automatiseerd.
• De10isvoornamelijkbezigmethet voor de goal komen.
1
1
5
9
4
8
8
3
7
10
5
2
6
11
112 6 10
34
9
7
3
16-20_willemjansen.indd 20 27-01-15 09:30
DE VOETBALTRAINER, HÉT VAKPORTAAL VOOR EN DOOR TRAINERS
DeVoetbal Trainer
34 e JAARGANG | APRIL 2017 | www.devoetbaltrainer.nl
De VoetbalTrainer225num
mer
De JeugdVoetbalTrainer
KNVB-katern
Hoe speel je 6:6?Nieuwe wedstrijdvorm
Wedstrijdvideo’sInstructiebeelden Mediatheek
TalentontwikkelingGo Ahead Eagles
Omgaan met tegenslagAffi ches
Thema: Jeugdopleiding FC Utrecht
Marcel van der NetScouting
Jack BijsterveldOnder 9
Nick VreemanOnder 10
Mourad El IdrissiOnder 12
Hoe speel je 6:6?Nieuwe wedstrijdvorm
Wedstrijdvideo’sInstructiebeelden Mediatheek
TalentontwikkelingGo Ahead Eagles
Omgaan met tegenslagAffi ches
Thema: Jeugdopleiding FC Utrecht
Marcel van der NetScouting
Jack BijsterveldOnder 9
Nick VreemanOnder 10
Mourad El IdrissiOnder 12
6e JAARGANG | APRIL 2017 | www.devoetbaltrainer.nl
De Jeugd VoetbalTrainer48nu
mm
er
33_coverjvt.indd 31
10-04-17 15:32
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 2 5 2 0 1 7
SAMEN TALENT ONTWIKKELEN
VoetbaltalentIedereen heeft
38num
mer
trainers.voetbal.nl
Maurice HagebeukJeugdplan Nederland Jongens
Minke Booij en Roos BrouwerMeiden- en vrouwenvoetbal
Paul Koster en Marco NeuvelJeugdvoetbalbeleidsplan
55_coverknvb.indd 55
10-04-17 15:33
John van den BromStrijden op drie fronten
Alain CasanovaHoofdtrainer RC Lens
AnalyseConte’s Chelsea
Mischa VisserDe week van Be Quick 1887
Omgaan met tegenslagRudy Heylen
Belang van slapenPraktische tips
01_cover.indd 1
12-04-17 16:28
Vakblad De VoetbaltrainerAl 35 jaar hét vakblad voor voetbaltrainers. Verschijnt acht keer per jaar op de mat. Abonnement € 115 p.j. Inclusief gratis abonnement op CoachVak, het digitale kennisplatform van De Voetbaltrainer.
De TrainingsPlannerOnline trainingsplanner met 1475+ oefenvormen
en trainingen. Kies voor een individueel trainersabonnement of een clubabonnement. Vanaf € 50 p.j.
Tactics ManagerTeken je eigen opstellingen! Ideaal tekenprogramma voor trainers. Eenmalig € 79,50
De MediatheekOnline database met wedstrijdvi-deo’s en interviewsOnline database. Vanaf € 37,50 p.j.
www.voetbaltrainer.nl
TrainingsPlanner
1
31
Mediatheek
www.devoetbaltrainer.nl
Tekst: Gerjos Weelink
Masterclass: De verdedigende middenvelder
Fo
to’s
: P
ro S
ho
ts
Elk nummer van De Voetbaltrainer staat vol met (goedbedoelde) coachopmerkingen. Termen als doordek-
ken, uithalen, kantelen en knijpen worden vaak gebruikt. Maar is het wel zo terecht dat die coachopmerkin-
gen gemaakt worden? In sommige situaties is het bijvoorbeeld misschien beter om juist niet door te dekken
of om niet te knijpen. De Voetbaltrainer spreekt daarom nu eens met iemand die voetbalsituaties vanuit de
praktijk meemaakt. Maikel Kieftenbeld, verdedigende middenvelder bij FC Groningen, geeft ons een inkijkje
in de wereld van de controleur.
Maikel Kieftenbeld (FC Groningen)
T A C T I E K
PaspoortNaam: Maikel
Kieftenbeld
Geboortedatum: 26 juni 1990
Geboorteplaats Lemelerveld
2008-2010: Go Ahead Eagles
2010-heden: FC Groningen
12-15_kieftenbeld.indd 12 03-12-14 11:24
13 D e V o e t b a l t r a i n e r 2 0 6 2 0 1 412
Tekening 1Beschrijving van de situatie: De keeper
neemt een doeltrap en speelt een centrale
verdediger in. Wat is de rol van de ver-
dedigende middenvelder op het moment
dat de opbouw van de eigen partij begint?
Is het altijd nodig om vrij te lopen en zo
ja, hoe kom je los van je tegenstander en
waar loop je heen? En in hoeverre is dit
afhankelijk van de wijze waarop de tegen-
stander druk zet?
Maikel Kieftenbeld: “Tijdens het op-
bouwen willen we de tegenstander
zoveel mogelijk keuzes geven. Des te
meer keuzes de tegenstander heeft,
des te moeilijker het voor ze is. We
gaan voor het gemak even uit van
twee situaties: een tegenstander die
hoog druk zet en ons dus vastzet en
een tegenstander die laag druk zet en
ons laat opbouwen.
Om met die laatste te beginnen: als de
tegenstander niet veel druk zet op het
moment dat een centrale verdediger
wordt ingespeeld, gaat de back (2) hoog
staan en zak ik (in dit geval de 6) wat
in op zijn positie. Ik kom dan dus wat
naast de 4 te spelen. De 8 die aan de
linkerkant staat komt wat naar binnen,
want we willen de centrale positie op
het middenveld bezet houden. De 10
blijft in eerste instantie diep weg omdat
hij anders de ruimte voor de 7 dicht-
loopt. Doordat ik inzak, komt er meestal
een middenvelder van de tegenpartij
met me mee en ontstaat er centraal op
het middenveld extra ruimte. Zelf ben
ik, wanneer ik de bal krijg op de positie
naast de 4, minder kwetsbaar. Ik sta
vaak al opengedraaid en heb voldoende
afspeelmogelijkheden. Ik kan de kee-
per inspelen, de centrale verdediger of
vooruit kijken en een middenvelder of
een back proberen in te spelen.
Voor een verdedigende middenvelder
is het niet gunstig om een rechte bal
ingespeeld te krijgen van de 4, want
als het goed is heb je een directe te-
genstander dicht op je staan. Tegelij-
kertijd betekent het uitzakken dat je
je directe tegenstander voor een keuze
stelt: meelopen of blijven staan? Ik
merk bij directe tegenstanders nog
wel eens wat twijfel. Lopen ze met me
mee naar die positie naast de 4 of la-
ten ze me lopen? Het feit of ik al dan
niet de bal krijg op die positie heeft
dus te maken met hoe de tegenstan-
der druk zet. Als ze laag druk zetten
krijg ik er de bal. Als er hoog druk
wordt gezet is de situatie weer anders.
In dat geval zal de 8 dus helemaal met
mij meelopen en het is maar de vraag
of ik me telkens zo laat uitzakken.
Tegen teams die hoog druk zetten
hebben we de afspraak dat de 6 of 8
tussen onze centrale verdedigers gaat
spelen. De tegenstander moet dan
kiezen: gaan we met z’n allen door en
laten we ruimte op het middenveld?
Of wachten we toch af? Doordat een
verdedigende middenvelder tussen de
centrale verdedigers zakt, hebben we
er geregeld een overtal waardoor we
ons onder de druk uit kunnen voet-
ballen. We proberen in dat geval een
back te bereiken, die wat hoger staat
opgesteld. Meestal weten we van te-
voren wel hoe een tegenstander druk
zet, omdat we beelden hebben gezien.
Maar eigenlijk is er nooit één oplos-
sing in dit soort situaties. Elke situ-
atie is weer anders en ook tijdens de
wedstrijd passen teams hun manier
van druk zetten wel aan. Als wij op-
bouwen gaat het er vooral om dat we
snel herkennen wat een tegenstander
doet.”
1
3 4
11
5
23 4
59
7
10
8
9
76 10
211
2
86
1
12-15_kieftenbeld.indd 13 03-12-14 11:24
www.devoetbal trainer.nl
T A C T I E K
1
1
2
11
5
4
7
10
112
3
9
6
5
78
610
8
43
9
Tekening 2Beschrijving van de situatie: Er wordt
door het eigen team aangevallen over
de linkerkant van het veld. Wat is in dit
soort situaties de rol van de verdedigende
middenvelder? Kan hij diep gaan en
ondersteunen, of blijft hij staan om een
eventuele counter van de tegenpartij te
verijdelen?
Maikel Kieftenbeld: “Bij ons is het
belangrijk om de centrale positie op
het middenveld bezet te houden. De
trainer hamert daar op. Als controleur
ben je daar verantwoordelijk voor en
je bewaakt dat samen met de 3 en
4. In deze situatie blijf ik (de 6 in dit
geval) dus achter de bal. Dit heeft in
elk geval twee redenen. Ten eerste sta
ik goed opgesteld, mochten we de bal
kwijtraken. Ik kan lopende mensen
van de tegenpartij oppakken of een
ballijn er uithalen. Daarnaast sta ik,
aanvallend gezien, vrij omdat de 10
van de tegenpartij toch iets meer in-
zakt. Mijn medespelers kunnen me in-
spelen en ik kan het spel verplaatsen
naar de andere kant.
Voor een controleur is het ook niet
nodig om nu dieper te gaan staan,
want dan loop je de ruimte achter
de spitsen dicht. Dit soort situaties
is voor een controleur erg belangrijk.
Hij moet rekening houden met het
moment dat de bal wordt verloren,
maar tegelijkertijd ook zo gaan staan
dat je ballen kunt uithalen en door
kunt voetballen. In dit soort situaties
proberen we trouwens zoveel moge-
lijk te voorkomen dat ballen van de 5
rechtstreeks naar de 11 gaan, omdat
de 11 dan met zijn rug naar de tegen-
stander staat. Om de 11 schuin aan
te spelen is er dus ook actie van een
middenvelder nodig en dat kan een
taak van de controleur zijn. Dit be-
tekent dat we met ons drieën op het
middenveld erg op elkaar letten. Daar
komt bij dat we alle drie onze spe-
cifieke kwaliteiten hebben. Tjaronn
Chery maakt achter de spitsen betere
keuzes dan ik. En omgekeerd willen
we liever niet dat Chery voor onze
verdediging komt te spelen. Dus je let
op je eigen positie in het veld, maar
ook zeker op die van je medespelers.” 2
12-15_kieftenbeld.indd 14 03-12-14 11:24
15 D e V o e t b a l t r a i n e r 2 0 6 2 0 1 414
1
1
2
1
5
7
75
8
11
23
43
2
6
9
10
4
10
11
8
9
6
Tekening 3ABeschrijving van de situatie: De tegen-
stander bouwt op en probeert de spits te
bereiken. De verdedigende middenvelder
(de 8 in dit geval) heeft een directe tegen-
stander, maar heeft ook een mogelijkheid
om de ballijn naar de 9 eruit te halen. Zijn
hier afspraken over gemaakt wat voor-
rang heeft? Blijf je bij je man of haal je
ballijnen eruit?
Maikel Kieftenbeld: “Als de tegenstan-
der opbouwt proberen wij ze naar een
kant te dwingen. Dus de 3 of 4 van de
tegenpartij dwingen om de bal naar de
zijkant te spelen en vooral niet door het
midden, naar een middenvelder of de 9.
In het begin van het seizoen verloren we
van Cambuur en op de beelden zagen
we dat ze te veel en te vaak wél door
het midden konden inspelen. Dus van
de 3 naar de 10 en/of van de 4 naar de 8.
De afspraak bij ons is dat we aan de
balkant geen ballijnen eruit halen.
Oftewel: als de bal van de 4 naar de
3 gaat blijft de 8 bij zijn man en gaat
hij geen ballijn naar 9 eruit halen.
Andersom geldt dit principe ook. Als
de 3 naar de 4 speelt blijft de 6 bij zijn
man. De controleur die niet aan de
balkant speelt (in dit geval de 6) komt
naar binnen en kan wél ballijnen er
uit halen. Hij vult als het ware de
ruimte voor de verdediging op. In deze
tekening kan de 8 dus geen ballijnen
eruit halen, maar kan de 6 dat wel
doen. Als de 6 naar binnen komt staat
de 8 van de tegenpartij vrij. Onze 7
knijpt en dekt de 8 van de tegenpartij
wat aan de buitenkant af. Hij hoeft
niet helemaal aan de binnenkant te
komen, maar moet de 8 wel binnen
zijn bereik hebben mocht die inge-
speeld worden.”
Tekening 3BMaikel Kieftenbeld: “Vorig seizoen
speelden we in de play-offs tegen
Vitesse. Davy Pröpper (10) was mijn
directe tegenstander. Hun 7 zakte in,
waardoor onze 5 mee naar voren ging.
Pröpper liep dan bij mij weg de diepte
in. Onze 4 zei tegen me dat ik Pröpper
kon laten lopen, want hij pakte hem
wel op. Het is dus een kwestie van
heel goed met elkaar communiceren.
Met Pröpper kon dit, omdat hun spits
op onze rechter centrale verdediger (3)
stond. Als de 4 al in de mandekking
staat en Pröpper zou diep gaan, moet
ik meelopen omdat aan elkaar over-
geven niet meer kan. Door dus van
tevoren goed te gaan staan probeer je
dit soort situaties te voorkomen.
Dat goed staan betekent achterin dus
dat de centrale verdediger aan de bal-
kant (4) vrij blijft en dat de 9 door de
andere centrale verdediger (3) wordt
opgepakt. We trainen veel op dit soort
situaties, ook al ontbreekt dan wel de
echte druk zoals je die in wedstrijden
ervaart. In trainingen zie je dat spelers
meer risico nemen dan in bijvoorbeeld
een volle ArenA. Ze geven op trainin-
gen wél die risicovolle pass of maken
wél die kapbeweging. Daarom zeggen
we wel eens: als je dit overgeven op
de training beheerst, zou je het ook in
de wedstrijd moeten kunnen.”
1
5
7
2 9
7 5
4
11 6
1010
89
3
8
6
2
11
43
3a
3b
12-15_kieftenbeld.indd 15 03-12-14 11:24
www.devoetbal trainer.nl
Tekst: Gerjos Weelink
Elk nummer van De Voetbaltrainer staat
vol met (goedbedoelde) coachopmerkin-
gen. Termen als doordekken, spelers aan
elkaar overgeven en knijpen worden vaak
gebruikt. Maar is het wel zo terecht dat
die coachopmerkingen gemaakt worden?
In sommige situaties is het bijvoorbeeld
misschien beter om juist niet door te dek-
ken. De Voetbaltrainer spreekt daarom nu
eens met iemand die voetbalsituaties van-
uit de praktijk meemaakt. Joost Broerse,
centrale verdediger bij PEC Zwolle, geeft
ons een inkijkje in de wereld van een ver-
dediger.
T A C T I E K
Aan de hand van drie situaties (een
aanvallende en twee verdedigende)
vertelt Broerse wat hij doet en wat
mogelijke oplossingen zijn. Iedere
keer komt een belangrijk aandachts-
punt voor trainers terug: Staar je
vooral niet blind op coachmomenten
die bij een oefenvorm staan. De han-
delingen van een speler en de keuzes
die hij maakt zijn afhankelijk van der-
mate veel factoren, dat het moeilijk is
om vooraf een standaard te ontwik-
kelen.
Tekening 1Beschrijving van de situatie: De bal is
achter gegaan en de keeper haalt de bal
op om een doeltrap te nemen. De aan-
vallende partij wil graag via de centrale
verdedigers opbouwen. Wanneer en
hoe biedt de verdediger zich aan en in
hoeverre is dit afhankelijk van de wijze
waarop de tegenstander druk zet?
Joost Broerse: “Zodra de bal achter is
gegaan probeer ik zo snel mogelijk
de situatie in te schatten. Waar staan
de spelers die betrokken zijn bij het
opbouwen? Dan doel ik op onze eigen
verdedigers, de middenvelders, maar
ook zeker de tegenpartij. Wat zijn zij
van plan? Door beelden van de tegen-
stander te bekijken hebben we in de
aanloop naar de wedstrijd vaak al een
beeld gekregen van hoe de tegenstan-
der druk wil zetten. Maar ook tijdens
Naam: Joost BroerseGeboortedatum: 8 mei 1979
Geboorteplaats: De Bilt
Carrière als speler:
1997-2003 FC Groningen
2003-2007 FC Utrecht
2008-2011 Apoel Nicosia
2011-2012 Excelsior
2012-heden PEC Zwolle
1995-1997 Nederlands elftal
onder 18
2000-2001 Nederlands elftal
onder 21
Erelijst: KNVB-beker (FC Utrecht,
2003/2004), Johan Cruijff Schaal
(FC Utrecht, 2004/2005).
P A s P o o r T
Masterclasscentraleverdediger
Joost Broerse (PEC Zwolle)
26-27-28-29-30_broerse.indd 26 15-04-14 11:32
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 0 1 2 0 1 42726
Fo
to’s
: P
ro S
ho
ts
de wedstrijd kijk ik hoe het gaat. In
het opbouwen hebben we bepaalde
uitgangspunten. We proberen in de
ruimte kort voor de verdediging een
3:2-situatie te krijgen. Dus de 3 en 4
samen met de 6 of 8, tegen twee spe-
lers van de tegenstander. De tegen-
stander wacht meestal totdat er een
back wordt ingespeeld, kantelt vervol-
gens heel snel naar de balkant en zet
alles vast. Tegen een tegenstander die
dat druk zetten goed beheerst, is het
lastig opbouwen, zeker via de zijkan-
ten. Voor een centrale verdediger be-
tekent dit gegeven nog iets anders. Je
zult je goed moeten afvragen wat het
gevolg is als je bijvoorbeeld een back
inspeelt. Kan de back daadwerkelijk
iets met de door jou ingespeelde bal,
of komt hij in de problemen? Dus ook
hier maak ik weer een inschatting.
Als een back geen vervolg kan geven,
speel ik hem niet in. Want stel je doet
dat wél en de tegenstander verovert
de bal, dan staan ze binnen twee pas-
ses voor ons doel. Beter is het om, in
het geval dat je een back niet goed
kunt inspelen, de bal in het centrum
wat vaker naar elkaar toe te spelen
en te kijken of er een middenvelder
ingespeeld kan worden. Ook, en dat is
eigenlijk de mooiste oplossing, kun je
de bal wel eerst naar een zijkant spe-
len, waarna de tegenstander kantelt.
Als de back dan kaatst of terugspeelt
op de keeper, kun je snel openen naar
de andere kant. Daar staat de andere
back misschien wel vrij met de nodige
ruimte voor zich. Sowieso geven wij
de 2 of de 5 wel eens de opdracht om
diep te gaan lopen terwijl onze keeper
de bal heeft. De back trekt dan een
aanvaller mee en dat geeft de ach-
terhoede meer ruimte om de opbouw
te verzorgen. Samen met de keeper
staan we dan namelijk in een 4:3, in
1
5
4
3
268
9
7
9
11
1
54
32
68
10
7
10
11
‘Als een back geen vervolg heeft, speel ik hem niet in’
1
26-27-28-29-30_broerse.indd 27 15-04-14 11:32
www.devoetbal trainer.nl
plaats van 5:4. De afweging tussen het
geven van een lange bal of het spelen
van positiespel hangt af van meerdere
factoren. In het begin van de wedstrijd
nemen we doorgaans iets minder risi-
co en kiezen dan eerder voor de lange
bal als we onder druk worden gezet.
Als een keeper lang speelt, heeft de
achterhoede als opdracht om aan te
sluiten en het veld klein te houden.”
Tekening 1c Schuin uitzakkenJoost Broerse: “Als een tegenstander
met twee spitsen speelt, heb ik de
mogelijkheid om schuin uit te zakken.
De 6 of 8 heeft dan meer ruimte om
ingespeeld te worden door onze kee-
per, omdat de spits van de tegenpartij
ruimte laat doordat hij in mijn rich-
ting is gelopen.”
1
5
4 3
2
6
8
10
7
9
11
5
4
32
6
8
10
7
9
11
1
2
1
1
5
43
2
68 10
7
9
11
1
5
43
2
6
8
10
7
9
11
1
Tekening 1b Naar binnen lopenJoost Broerse: “In sommige gevallen
stap ik wat naar binnen, terwijl de
keeper de bal heeft. Hierdoor ontstaat
er ruimte voor de 5 om in te zakken
en de bal op te vragen. Van daaruit
proberen we een opening te vinden,
door bijvoorbeeld de combinatie te
zoeken met de zich aanbiedende 8.”
1b 1c
26-27-28-29-30_broerse.indd 28 15-04-14 11:32
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 0 1 2 0 1 428 29
Stam zei dat hier bij PEC Zwolle ook
geregeld: ‘De laatste vier spelers dicht
bij elkaar houden en zo min of zo laat
mogelijk instappen.’ Als je namelijk
instapt, komen er lijnen vrij in de
diepte en dat wil je voorkomen. Een
tegenstander heeft dan meer ruimte
voor een steekbal. Aan de andere kant,
als je wél instapt en de bal verovert,
dan kun je gelijk op de counter spelen.
Daarom is het ook zo lastig om met
een standaard te komen voor dit soort
situaties. In Nederland zijn er veel
trainers die roepen dat er vooral door-
gedekt moet worden. In mijn ogen ligt
dat dus echt aan de situatie. Is er wel
of geen druk op de bal? Als er wel druk
is op de bal en er is rugdekking, dan
dekken we vol door. Als speler maak je
dus steeds inschattingen. Welke han-
deling is op dit moment de beste?
Wat mij betreft is in deze situatie
de bal in de diepte veel gevaarlijker
dan dat de 9 de bal vrij zou kunnen
aannemen, dicht bij de middenlijn.
Zeker als je de linies kort op elkaar
hebt, kan zo’n 9 in dat laatste geval
ook door een middenvelder onder
druk gezet worden en is doorstappen
minder noodzakelijk. De 4 zou in dit
geval tegen de 3 moeten zeggen dat
hij rugdekking moet geven op 2 en
zijn directe tegenstander kan overge-
ven. De 4 neemt dan zelf de plek van
3 over en gaat in de dekking spelen.
Met een beetje geluk kan een midden-
velder de ballijn naar de inzakkende
9 eruit halen. Dan is een 9 alleen nog
maar te bereiken door een stiftbal en
dat gebeurt niet. Maar lukt het uit-
halen van die ballijn niet? Dan laat
je de 9 aanspelen ter hoogte van de
middenlijn en probeer je daar spelers
druk te laten geven. Je zorgt boven al-
les dat de tegenstander de bal niet in
de diepte achter de verdediging kan
leggen. Wij geven tegenstanders pas
aan elkaar over op het moment dat er
gecoacht wordt. Dit is gemakkelijker
gezegd dan gedaan. Want als iemand
begint met het overgeven van een
tegenstander, heeft dat ook gevolgen
voor andere spelers.”
‘Ophouden is in feite niets anders dan je medespelers de mogelijkheid geven weer mee te doen in het verdedigen’
‘Je moet proberen om zo lang mogelijk in de organisatie
te blijven staan’
1
5
4
3 4
3
68
107
9
11
1
5
43
2
6
8
10
7
9
11
2
1
2 1
5 4 3
2
6
8 10
7
9
11
1
543
2
6
10
7
9
11
8
1d 2
Tekening 1d Doorlopen na inspelen 5Joost Broerse: “Nadat ik een back heb
ingespeeld wil ik nog wel eens bewust
het middenveld oplopen. De back
wordt namelijk onder druk gezet en
kan dan de bal vrij eenvoudig terug-
spelen op de keeper, die dan op de an-
dere kant kan openen. Stel dat ik on-
der de back kom is de mogelijkheid tot
terugspelen op de keeper alweer veel
kleiner, omdat ik ook een tegenstander
meeneem naar die ruimte. Bovendien
staan we dan gelijk onder druk.”
Tekening 2Beschrijving van de situatie: De te-
genstander bouwt op via de 3 en 4. De
spits van de tegenpartij (9) laat zich
inzakken om aanspeelbaar te zijn. Op
hetzelfde moment zoekt de 11 van
de tegenpartij de diepte, waardoor
er voor onder andere het centrale
duo van de verdedigende partij een
belangrijke keuze gemaakt moet wor-
den. Doordekken, aan elkaar overge-
ven of gewoon blijven staan?
Joost Broerse: “Persoonlijk zou ik
zeggen dat je zo lang mogelijk in de
organisatie moet blijven staan. Jaap
26-27-28-29-30_broerse.indd 29 15-04-14 11:32
www.devoetbal trainer.nl
Tekening 3Na een corner (aanvallend) wordt de
bal afgeslagen en opgepikt door een
speler (7) van de tegenpartij. De ach-
terhoede van de verdedigende partij
komt in een situatie 3:3 terecht, waar-
bij de verdedigers een keuze moeten
maken. Instappen en een aanval doen
op de speler die aangespeeld gaat
worden of ophouden en wachten op
versterking?
Joost Broerse: “Bij corners heb je ver-
dedigend gezien spelers nodig die de
afvallende bal pakken. Die spelers
staan zo rond de zestienmeterlijn.
Het kan natuurlijk voorkomen dat je,
na een afgeslagen bal, in de situatie
komt dat je in een ondertal of in een
gelijk aantal moet verdedigen met
veel ruimte in je rug. De tegenstan-
der is dan in voorwaartse beweging
en wij lopen achteruit. Als achterste
verdediger heb je dan grofweg gezegd
drie opties. Of je stapt in en probeert
de bal af te pakken zodra de spits
wordt ingespeeld. Je maakt een over-
treding, waardoor het spel stil komt
te liggen. Of je loopt drie meter ach-
teruit en laat de diepste speler in de
voet aanspelen. Wat die laatste optie
betreft: je vertraagt het spel als je bij
een counter de tegenstander min of
meer kunt dwingen een speler in te
spelen die met zijn rug naar de goal
staat. De 9 van de tegenpartij krijgt
een bal aangespeeld, moet een aan-
name doen en ook nog eens draaien.
In de tijd die je daarmee wint, geef
je medespelers de mogelijkheid om
weer terug te komen. ‘Ophouden’ is
in feite niets anders dan je mede-
spelers de mogelijkheid geven weer
mee te doen in het verdedigen. Het
afstand nemen van je directe tegen-
stander heeft nog een functie. Als je
zelf niet snel bent en je directe tegen-
stander wel, zijn er situaties denk-
baar waarin je dus juist niet kort bij
je tegenstander moet gaan staan. Des
te meer ruimte je geeft, des te groter
de kans is dat de tegenstander die
speler in de voeten gaat aangespelen.
Stel dat ik kort op een snelle speler
ga staan, is de kans groot dat er een
dieptebal volgt. En dat laatste is een
situatie die ik probeer te voorkomen.
Maar ook hier geldt weer dat je uit-
stappen moet zien als een laatste
redmiddel. Je moet zeker weten dat
je, in het geval dat je uitstapt, de bal
hebt.”
Samenvatting:• PersituatiekijktBroersewatde
beste handeling is.• Doorloopactiestemakenhelpt
hijzijnmedespelerstijdensdeopbouw.
• Doordekkenopeeninzakkendespeleriszekernietaltijddebes-te optie.
• Broersewildeverdedigendeor-ganisatiezolangmogelijkintacthouden.
• Dooreentegenstanderruimtetegeven,voorkomjedatjeopsnelheidgekloptwordt.
1
5
4
3 2
68
107
9 11
1
5
43
2
6
8
10
7
9
11
3
26-27-28-29-30_broerse.indd 30 15-04-14 11:32
Nieuw! CoachVak appOnline kennisplatform voor alle (jeugd-)trainers. Gratis voor abonnees van het vakblad of voor € 4 per maand. CoachVak voor pupillentrainers € 2 per maand.
TrainersmaterialenVan coachboekjes tot trainersmappen.Verkrijgbaar in onze TrainersShop. Vanaf € 5,95
eBooksVan pupillenvoetbaltot voorbereidings-periode senioren. Keuze uit ruim 50 eBooks. Vanaf € 2,50 per eBook.
www.devoetbal trainer.nlEBM_2017_03_Flipover.indd 1
17-03-17 11:09
DeVoetbal Trainerwww.voetbaltrainer.nl
DE VOETBALTRAINER, HÉT VAKPORTAAL VOOR EN DOOR TRAINERS
www.devoetbal trainer.nl
Masterclass: De vleugelverdediger
Elk nummer van De Voetbaltrainer staat vol met coachopmerkingen. Termen als doordekken,
spelers aan elkaar overgeven en knijpen worden vaak gebruikt. Maar is het wel zo terecht dat die
coachopmerkingen gemaakt worden? De Voetbaltrainer spreekt met iemand die voetbalsituaties
vanuit de praktijk meemaakt: de speler. Pelé van Anholt, speler van SC Heerenveen, geeft ons
een inkijkje in de wereld van een vleugelverdediger.
Pelé van Anholt (sc Heerenveen)
Situatie 1: De keeper neemt een doeltrap.
Wat is op dat moment jouw rol? Wan-
neer blijf je diep weg en wanneer bied je
je aan?
LoerenPelé van Anholt: “Zodra de keeper
de bal neerlegt om een doeltrap te
nemen, let ik vooral op wat mijn di-
recte tegenstander doet. Soms speel
ik tegen een 11 die echt loert op het
moment dat de 3 wordt aangespeeld
en er dan als het ware tussen gaat
spelen. Eljero Elia van Feyenoord doet
dat bijvoorbeeld. De 3 kan in zo’n ge-
val kaatsen op de keeper, maar kan
er ook voor kiezen om wat meer naar
binnen te dribbelen met de bal (zie te-
kening 1). Dan dwingt hij de 11 tot een
keuze: dóórlopen naar het centrum of
blijven staan. Als de 11 doorloopt, zak
ik in om aanspeelbaar te zijn. Als de 3
wat naar binnen dribbelt, zal de 4 ook
wat naar links moeten gaan en de 5
gaat wat dieper.”
T A C T I E K Tekst: Gerjos Weelink
PaspoortKingsley Pelé van Anholt
Geboortedatum: 23 april 1991
Geboorteplaats: Sneek
Clubs: CAB Bolsward (jeugd)
SC Heerenveen (jeugd)
FC Emmen (2010-2011)
SC Heerenveen (2011-heden)
Pelé van Anholt speelde voornamelijk als aanvaller en middenvelder in de
jeugd van CAB uit Bolsward. Op zijn elfde kwam hij bij SC Heerenveen bij de
voetbalschool en tekende in 2009 zijn eerste contract bij de club. Van Anholt
debuteerde op 22 oktober 2011 in de met 1-4 gewonnen wedstrijd tegen FC
Utrecht. Trainer Marco van Basten zag in de geboren Sneker een vleugelver-
dediger. Ondanks dat het uitschakelen van de directe tegenstander volgens
Van Anholt nog steeds de prioriteit is voor een vleugelverdediger, kan hij op
die positie door zijn aanvallende kwaliteiten inmiddels ook goed uit de voe-
ten.
Fo
to’s
: P
ro S
ho
ts
26-27-28-29-30_anholt.indd 26 03-03-16 09:04
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 7 2 0 1 62726
1 2
3 4
DieperPelé van Anholt: “Een tweede optie is
dat ik een diepere beginpositie aan-
neem (zie tekening 2). Als de 11 dan
kort gaat zitten op een 3, kan de kee-
per een lange bal op mij geven. Ook
in deze situatie zullen andere spelers
moeten opletten wat er gebeurt. Zodra
de keeper de lange bal op mij geeft,
gaat onze 6 wat meer naar links om
ruimte te maken voor mijn aanname.
De 8 van de tegenpartij zal waar-
schijnlijk meelopen met de 6 in plaats
van gelijk druk te zetten op mij. Ook
de 7 zal diep moeten blijven staan om
ervoor te zorgen dat de 5 van de te-
genpartij niet doorstapt op mij om het
duel aan te gaan.”
UitlaatPelé van Anholt: “Bij een tegenstan-
der die wat meer inzakt, willen wij de
bal zo lang mogelijk in de as houden,
omdat we van daaruit de meeste af-
speelmogelijkheden hebben. Voor mij
heeft het dan geen zin om gelijk al uit
te zakken. Pas als de 3 naar het mid-
denveld dribbelt en geen opties ziet
om vooruit te spelen, kan ik me laten
inzakken en eventueel de keeper weer
inspelen. We noemen dat de uitlaat.
De keeper kan vervolgens weer ope-
nen op links, omdat daar de ruimte
ligt (zie tekening 3).”
Situatie 2: Je hebt de bal aan de zijkant
van het veld. Wat kun je vertellen over
het vervolg? Op welke afspeelmogelijkhe-
den richt je je?
CrossenPelé van Anholt: “Het ligt misschien
voor de hand om de 7 aan te spelen,
maar omdat die een tegenstander in
de rug heeft, doe ik dat maar zelden.
Ik probeer in de aanname de bal al zó
neer te leggen dat ik schuin naar vo-
ren verder kan voetballen. Ik richt me
daarbij op de 9 of, afhankelijk van hoe
hoog de verdediging van de tegenpar-
‘Door naar binnen te dribbelen, dwing ik hun 2 om meer te
knijpen’
‘De 3 kan in dit geval kaatsen op de keeper, maar kan er ook voor
kiezen om wat meer naar binnen te dribbelen met de bal.’
‘Pas als de 3 naar het middenveld dribbelt en geen opties ziet om vooruit te
spelen, kan ik me laten inzakken en eventueel de keeper weer inspelen.’
‘Ik probeer in de aanname de bal al zó neer te leggen dat ik schuin naar
voren verder kan voetballen.’
‘Een tweede optie is dat ik een diepere beginpositie aanneem. Als de 11
dan kort gaat zitten op een 3, kan de keeper een lange bal op mij geven.’
26-27-28-29-30_anholt.indd 27 03-03-16 09:04
www.devoetbal trainer.nl
tij staat, eventueel de crosspass op de
11 (zie tekening 4). Bij die laatste vari-
ant dribbel ik als het kan eerst naar
binnen, zodat de 2 van de tegenpartij
ook wat naar binnen komt. Dat lijkt
een detail, maar is wel degelijk van in-
vloed op het vervolg. Door mijn drib-
bel naar binnen is bij de tegenpartij de
noodzaak tot knijpen groter, omdat ik
door naar binnen te komen de kans
op een steekbal vergroot. Er ontstaat
dan in elk geval ruimte bij onze 11,
waardoor de crosspass een goede op-
tie is geworden.”
Situatie 3: Als een 3 of 4 doorstapt naar
het middenveld, kom je achterin 1-op-1 te
spelen. Wat is er bij dat 1-op-1 belangrijk
en hoe lossen jullie dat op?
AlertPelé van Anholt: “In situaties dat we
1-op-1 komen te spelen is alertheid
erg belangrijk. Als de 3 de bal krijgt
en indribbelt (zie tekening 5), ga ik
gelijk wat naar binnen. Onze eerste
taak is dan om niet te veel ruimte weg
te geven aan de tegenstander en dat
betekent dat we met de achterste drie
dicht bij elkaar gaan spelen. Maar het
heeft onze voorkeur dat onze 6 zich
laat inzakken zodat we toch met vier
verdedigers achterop spelen. Bij het
1-op-1 spelen is het inschatten van
situaties belangrijk, waarbij je let op
de kwaliteiten van je directe tegen-
stander. Stel dat mijn 11 snel is, moet
ik zorgen dat ik niet te dicht op hem
sta omdat de kans groot is dat ik dan
in de diepte geklopt word. Tegelijker-
tijd moet ik juist wel kort zitten op
het moment dat de 11 in de voeten
aangespeeld wordt, zodat ik bij de eer-
ste aanname het duel kan aangaan.
Na die eerste aanname moet je wél
zorgen dat je in het duel komt, want
anders kan een 11 op snelheid komen
en dat mag je niet laten gebeuren.”
Situatie 4: De 7 krijgt aan de rechterkant
van het veld de bal. Wat zijn dan voor jou
momenten om ‘er overheen’ of ‘eronder’ te
komen?
VoorwaartsPelé van Anholt: “Om te bepalen of
ik onder of bij de 7 kan komen, is
de vraag of hij de bal onder controle
heeft van belang. Als de 7 nog in
duel is, mag ik niet inlopen. Want als
ik wél onder de 7 kom en hij de bal
kwijtraakt, staat mijn 11 nog vrij (zie
tekening 6). Niet elke buitenspeler
verdedigt mee. Dat kan een voordeel
zijn als je de bal in bezit houdt en dus
een overtalsituatie hebt gecreëerd,
maar een nadeel als de bal verloren
wordt en ik in een voorwaartse bewe-
ging ben.”
VerrassenPelé van Anholt: “In wedstrijden ge-
beurt het wel dat ik naast of schuin
onder de 7 in balbezit kom op het
middenveld. Wanneer de bal bij ons
T A C T I E K
5
6
‘Als de 3 de bal krijgt en indribbelt, ga ik gelijk wat naar binnen.’
‘Als de 7 nog in duel is, mag ik niet inlopen. Want als ik wél onder de 7 kom en hij de bal kwijtraakt, staat
mijn 11 nog vrij.’
26-27-28-29-30_anholt.indd 28 03-03-16 09:04
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 7 2 0 1 628 29
via de 5 naar de 4 en de 3 gaat, pro-
beren we de 7 in te spelen ter hoogte
van de middenlijn (zie tekening 7). Ik
maak dan een schuine loopactie naar
het middenveld, waarbij ik uit de rug
van de 11 probeer weg te lopen. Onze
7 staat rondom de middenlijn geregeld
vrij, omdat de 5 van de tegenpartij
het lang niet altijd aandurft om zover
door te dekken. De 5 gaat namelijk erg
ver uit positie lopen als hij helemaal
meeloopt tot aan de middenlijn. De 7
kan de bal op mij afleggen en ik kan
op het middenveld een overtalsituatie
uitspelen of een steekbal geven op een
aanvaller. De middenvelders moeten
dan ruimte maken voor mij. Dus in
plaats van buitenom te gaan bij onze
7, ga ik juist voor de actie binnendoor.
We merken dat we tegenstanders hier
geregeld mee verrassen.”
Situatie 5: De tegenstander bouwt op via
hun rechterkant. Jij moet kantelen, maar
tegelijkertijd moet je ook je directe tegen-
stander en je medeverdedigers in de gaten
houden. Hoe doe je dat en waar let je op?
AfwachtenPelé van Anholt: “In eerste instantie
let ik op diepgaande middenvelders.
Die zijn gevaarlijker dan mijn directe
tegenstander, want de afstand die ze
nog hebben te overbruggen tot aan
het doel is korter. In het geval dat de
bal nog bij de back is, heb ik liever dat
hij de bal cross speelt op de 11 dan
dat hij de diepe bal op een diepgaande
8 geeft (zie tekening 8). De afspraak
is dat ik in elk geval vóór de 3 en 4
moet blijven om buitenspel niet op te
heffen. Door te knijpen wil ik voor-
komen dat de 8 diep gaat en tegelij-
kertijd raak ik het contact met de 11
niet kwijt, want ik weet wel ongeveer
hoe ver hij van mij afstaat. Als ik dus
geknepen heb en hun 2 besluit om
de crossbal op 11 te geven, heb je als
verdediger twee opties: het duel aan-
gaan op het moment dat de 11 de bal
wil aannemen of even wachten totdat
die eerste aanname is geweest. Ik kies
zelf meestal voor het laatste, omdat ik
me daar het prettigst bij voel. Ik wacht
totdat de 11 de bal aanneemt en zit
er dán gelijk heel kort op. Dat kan na
een aanname met de voet, borst of
hoofd zijn. Als een aanname niet he-
lemaal goed is, heb ik de meeste kans
om het duel te winnen. Je hebt ook
verdedigers die niet willen dat een 11
aanneemt en er gelijk bovenop zitten.
Natuurlijk is dat een optie, maar stel
dat je het duel dan verliest kan de 11
vrij de diepte in lopen.”
Situatie 6: De tegenstander bouwt op via
hun linkerkant. Hoe kort sta je op je di-
recte tegenstander en waar let je op?
DrukPelé van Anholt: “De mate van dek-
ken heeft hier onder andere te maken
met het type speler dat tegenover mij
staat. Is de 11 heel snel, dan neem ik
7
8
‘Ik maak hier een schuine loopactie naar het middenveld, waarbij ik uit de rug van de 11 probeer weg te lopen.’
‘In het geval dat de bal nog bij de back is, heb ik liever dat hij de bal cross speelt op de 11 dan
dat hij de diepe bal op een diepgaande 8 geeft.’
26-27-28-29-30_anholt.indd 29 03-03-16 09:04
www.devoetbal trainer.nl
eerst even wat afstand en ga er kort
op zitten zodra hij in de voeten wordt
aangespeeld (zie tekening 9). Zodra
die aanname geweest is, ga ik heel
kort zitten. Natuurlijk kun je al in
een eerder stadium kiezen om korter
op de 11 te gaan staan. Een absolute
voorwaarde voor mij is dan wel dat er
voorin druk is op de bal. In tekening 9
is dat bijvoorbeeld niet het geval. Als
er geen druk is en ik zit kort op de 11,
kan ik in de diepte verslagen worden
op snelheid. Dus bij het kort zitten let
je ook op de bal en op de mate van
druk die we geven.”
Samenvatting:• Bij het positie kiezen in de op-
bouw let Van Anholt op wat de 11 doet.
• Als een centrale verdediger in-dribbelt, laat Van Anholt zich zakken om de bal uit te kunnen halen.
• Aan de bal zoekt hij de 9 of geeft een crosspass op de 11.
• Door met de bal aan de voet naar binnen te dribbelen, dwingt hij de tegenstander tot het ma-ken van keuzes.
• Van Anholt wacht de aanname van de 11 af en gaat dan gelijk kort zitten.
T A C T I E K
9
‘Natuurlijk kun je al in een eerder stadium kiezen om korter op de 11 te gaan staan. Een absolute voorwaarde
voor mij is dan wel dat er voorin druk is op de bal. In deze tekening is dat niet het geval.’
26-27-28-29-30_anholt.indd 30 03-03-16 09:04
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 0 8 2 0 1 54140
Tekst: Paul Geerars en Gerjos Weelink
Masterclass: De keeperElk nummer van De Voetbaltrainer staat vol met coachopmerkingen, ook ten aanzien van de keeper. Ter-
men als uitkomen en jezelf groot maken. Maar is het wel zo terecht dat die coachopmerkingen gemaakt
worden? In sommige situaties is het bijvoorbeeld misschien beter om juist niet uit te komen maar gewoon
te blijven staan. De Voetbaltrainer spreekt daarom nu eens met iemand die voetbalsituaties vanuit de prak-
tijk meemaakt. Jasper Cillessen, keeper bij Ajax en het Nederlands elftal, geeft ons een inkijkje in de wereld
van de man tussen of voor de palen.
Jasper Cillessen (Ajax)
VoorzetBeschrijving van de situatie: De tegen-
stander valt aan via de vleugels. De 7
krijgt de bal en staat op het punt om een
voorzet te geven. Waar liggen op dat mo-
ment de accenten bij de keeper?
Jasper Cillessen: “Bij voorzetten vanaf
de zijkant ben ik in eerste instantie al
voorwaardelijk bezig. Dit voorwaar-
delijke betekent dat ik ervoor zorg dat
de back al kort zit op de vleugelspits
in balbezit en dat die probeert om de
voorzet eruit te halen. Ook zorg ik
dat de overige verdedigers én onze 6
goed staan. Hierbij zijn de onderlinge
afstanden belangrijk. De verdedigers
moeten dicht bij elkaar blijven, de 2
komt naar binnen toe en blijft aan de
binnenkant van hun linksbuiten. Ook
al zijn dit afspraken die we gemaakt
hebben, toch controleer ik ze. Ik doe
er zo veel mogelijk aan om te voorko-
men dat die voorzet gegeven kan wor-
den en om te zorgen dat we, indien
de voorzet toch komt, organisatorisch
goed staan.
Of ik uitkom of niet hangt af van de
manier waarop de voorzet gegeven
wordt. Als hun rechtsbuiten de bal
met rechts voor gaat zetten sta ik
ongeveer op de vijfmeter, tussen het
midden van die vijfmeterlijn en de
eerste paal (zie tekening 1). Vanuit
mijn ooghoeken let ik wel op inlo-
pende mensen, maar het belangrijkste
is dat ik op de bal let. Ik sta wat open-
gedraaid zodat ik zowel naar de zij-
kant kan bewegen als naar voren kan
lopen. Soms, en dat merk je dan al
wel in de warming-up, waait het erg
op een veld en daar houd je dan reke-
ning mee. Je weet dat ballen kunnen
blijven hangen en daar stel je je op in.
De keuze tussen vangen of stompen
maak ik pas op het allerlaatste mo-
ment. Instinctief besluit ik of het beter
is om te vangen of te stompen.
Zojuist vertelde ik hoe ik me positio-
neer zodra de rechtsbuiten met zijn
rechterbeen een voorzet geeft. Stel
die 7 komt naar binnen en geeft een
indraaiende bal met links, dan let ik
iets meer op het afdekken van de eer-
ste paal. Je ziet nogal eens dat iemand
die naar binnen komt in de korte hoek
probeert te schieten.”
De Jeugd VoetbalTrainer
1
2
3
4
1
41-42-43-44-45_cillessen.indd 41 03-03-15 10:39
www.devoetbal trainer.nl
voren of naar achteren. Ik kan wat
verder naar voren lopen zodra ik zie
dat de middenvelder, mits hij kort
gedekt wordt, de bal niet in één keer
over mij heen kan spelen (zie tekening
2).
Net als in het voorbeeld van de voor-
zet is communiceren met mijn achter-
ste linie erg belangrijk. De verdedigers
moeten er, in samenwerking met het
middenveld, voor zorgen dat die diepe
bal niet gegeven kan worden. En, in
het geval dat de diepe bal wél komt,
moeten ze zo lang mogelijk meelopen
met de aanvaller. Ik maak daarbij een
inschatting en bepaal dan wat ik doe.
Want als er een diepe bal komt en
onze 5 loopt nog vóór de 7, dan stel ik
mij naast het doel op om een terug-
speelbal te ontvangen. Het kan ook
voorkomen dat de 5 in duel kan ko-
men met de 7. Dan wacht ik af, of - als
ik zeker weet dat ik de bal kan hebben
- kom ik uit en laat verbaal merken
dat die bal voor mij is. In zo’n geval is
het de taak van de 5 om de 7 zoveel
mogelijk te blokken, door bijvoorbeeld
voor hem te gaan lopen of door hem
wat af te houden.
Uitkomen of nietBeschrijving van de situatie: De tegen-
stander heeft de bal op het middenveld in
bezit en geeft een diepe bal of een steek-
bal. Wanneer en hoe bepaal je of je uit-
komt om de diepe bal te onderscheppen?
Wat is je uitgangspositie?
Jasper Cillessen: “In dit geval is het
lezen van de situatie heel belangrijk.
Het is in eerste instantie belangrijk of
de middenvelder die in balbezit komt,
gedekt is. Stel dat is niet zo en hij kan
gelijk open draaien, dan blijf ik zo
rond de vijf- of elfmeter staan. Som-
mige spelers proberen je van afstand
dan te verrassen. Denk aan Memphis
Depay van PSV, Albert Rusnák of Tja-
ronn Chery van FC Groningen. Bij die
laatste is het bovendien nog afhanke-
lijk van of hij de bal voor zijn linker-
of rechterbeen heeft liggen.
Tegelijkertijd let ik ook op de positie
van hun aanvallers. Stel dat een mid-
denvelder open kan draaien en de 7 in
de diepte wegstuurt, bepaal ik in een
fractie van een seconde of ik uit kan
komen. Belangrijk is daarbij in ieder
geval mijn uitgangspositie. Waar sta
ik op dat moment? Meestal begin ik
in dit soort situaties tussen de elf- en
zestienmeter. Al naar gelang die mid-
denvelder gedekt is, stap ik wat naar
De Jeugd VoetbalTrainer
‘Ik probeer te voorkomen dat er een voorzet gegeven wordt’
‘De keeper moet goed samenwerken met in het bijzonder
de laatste linie’
1
2
3
2
41-42-43-44-45_cillessen.indd 42 03-03-15 10:39
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 0 8 2 0 1 54342
Uiteraard zijn er situaties waarin je
twijfelt wat de juiste keuze is. Bij
twijfel blijf ik staan, maar dat beslis
ik al vóórdat ik uitloop. Als ik uitkom
en vervolgens blijf staan, ben ik ge-
zien. Tijdens het WK 2014 in Brazilië
hebben we over dit onderwerp veel
gesproken. Op trainingen hebben we
die onderlinge afstanden ook bewust
opgezocht. Centraal stond daarbij de
vraag: Wat is de balans tussen mijn
positie én de positie van de achterste
linie? Wanneer sta ik dicht genoeg
bij mijn doel om me niet te laten ver-
rassen en sta ik ver genoeg uit mijn
doel om de diepe bal op te kunnen
vangen? Het bleek dat als we met de
laatste lijn op de middenlijn kwamen
te spelen, ik voor mijn gevoel iets te
ver mijn doel uit moest komen om de
diepe bal eruit te halen. Als de laatste
linie op de rand van de cirkel ging
spelen hoefde ik iets minder ver uit te
stappen. Ik voelde mij daar prettiger
bij. Je bent die onderlinge afstanden
dan echt op elkaar aan het afstem-
men, waarbij opnieuw blijkt dat de
keeper goed moet samenwerken de
rest van het team en in het bijzonder
met de laatste linie.”
De onzichtbare keeperJasper Cillessen: “Voor mij is het neer-
zetten van je laatste lijn misschien
wel het belangrijkste in het keepen.
Als je er als keeper voor zorgt dat je
je verdedigers goed hebt gepositio-
neerd, heb je zelf minder handelingen
nodig om doelpunten te voorkomen.
Bij het Nederlands elftal noemde kee-
perstrainer Frans Hoek dit ook wel:
‘Onzichtbaar keepen’. Edwin van der
Sar (tegenwoordig Directeur Marketing
bij Ajax, red.) was daar een kei in. Hij
hoefde niet altijd de meest spectacu-
laire reddingen te verrichten, maar
dat kwam grotendeels doordat hij er
in het voortraject al voor zorgde dat
hij zo min mogelijk in situaties te-
rechtkwam waarin reddingen verricht
moesten worden.”
Duel 1:1Beschrijving van de situatie: De tegen-
stander valt aan door het midden en hun
9 komt vrij voor de keeper te staan. Wat
doe je op dat moment om ervoor te zorgen
dat die 9 in het duel 1:1 niet kan scoren?
(zie tekening 3)
Jasper Cillessen: “In de Champions
League-thuiswedstrijd tegen FC Bar-
celona (5 november 2014, red.) kwam
Luis Suarez in een dergelijke situ-
atie op mij af. Er is een aantal zaken
waar ik bij duels 1:1 op let. In eerste
instantie probeer ik zo kort mogelijk
op de spits te komen. Dit kort op de
tegenstander komen heeft meerdere
doelen. Als eerste zorgt het ervoor dat
de spits minder ruimte heeft om in de
hoeken te schieten. Daarnaast heeft
hij minder mogelijkheden om op snel-
heid langs me heen te gaan, omdat ik
dichter op de bal ben gekomen.
Zodra ik wat uitgekomen ben, blijf ik
zo lang mogelijk staan, waardoor ik
de 9 dwing om na te denken. Stel dat
hij om mij heen wil gaan, probeer ik
op de bal te duiken. Of ik dwing hem
verder naar de zijkant, waardoor een
verdediger misschien terug kan ko-
men om het doel af te schermen. In
het geval van Suarez bij FC Barcelona
bleef ik lang staan, waarna hij uitein-
delijk tegen mij op schoot. Hierbij is
toch elke situatie weer anders, want
de ene spits kijkt op voordat hij schiet
en een andere spits schiet op gevoel,
zonder te kijken waar ik sta. Suarez is
daar een voorbeeld van en ook ex-Aja-
cied Dmitri Bulykin was zo’n type. Die
krijgen de bal onder zich en schieten
gewoon, zonder dat je een idee hebt
in welke hoek de bal zal gaan. Maar,
of ze nu wel kijken naar de bal of niet,
ik probeer kort op ze te komen en de
9 tot een keuze te dwingen. Als ik te
snel ga liggen wordt het voor de spits
alleen maar gemakkelijker.”
Tijdens de eerste wedstrijd van het Ne-
derlands elftal op het afgelopen WK werd
Spanje met 1-5 verslagen. Nadat de
Spanjaarden op 1-0 waren gekomen had
David Silva kort voor rust de 2-0 op zijn
schoen. Oog in oog met Jasper Cillessen
probeerde hij de keeper met een stiftbal te
verschalken.
Jasper Cillessen: “In de voorbereiding
op de wedstrijd tegen Spanje liet
Frans Hoek al merken dat de kans niet
groot was dat ik door het midden in
een 1:1-situatie terecht zou komen.
Dit had natuurlijk te maken met het
feit dat wij met vijf verdedigers speel-
den en dat er weinig tot geen ruimte
in het centrum lag. Aan de zijkanten
echter lag wel wat ruimte voor de
Spanjaarden om door te komen. We
hebben het van tevoren gehad over
het ‘blijven staan’ bij een duel 1:1, zo-
als ik al eerder aangegeven heb. Toen
David Silva het strafschopgebied bin-
nen kwam bleef ik lang rechtop staan,
zodat híj een keuze moest maken.
Bij dat maken van een keuze speelt
tempo ook een rol. In eerste instantie
komt een speler op snelheid op je af,
waardoor hij je kan passeren omdat
je zelf bijna stil staat. Zodra de spe-
ler een keuze moet maken, houdt hij
automatisch wat in, waardoor je qua
tempo vrijwel gelijk bent gekomen.
Dat is in het voordeel van de keeper.
Bij dat uitkomen moet je ervoor wa-
ken dat de bal niet langs je gespeeld
kan worden, dus je zult ook met je
voeten moeten kunnen redden. Daar-
om moet je in dit soort situaties op je
De Jeugd VoetbalTrainer
‘Ik probeer zo kort mogelijk op de spits te komen’
1
1
23
23
94
5
7
6
11
3
41-42-43-44-45_cillessen.indd 43 03-03-15 10:39
www.devoetbal trainer.nl
De Jeugd VoetbalTrainer
Tegelijkertijd is het ook zo dat ik let
op degene die de vrije trap neemt. Als
de bal voor mij aan de linkerkant ligt
(zie tekening 4a) en een linksbenige
speler staat klaar, dan zet ik de twee
langste spelers aan de rechterkant in
de muur. Dit doe ik omdat de kans
het grootst is dat de bal daaroverheen
zal gaan. Bij indraaiende vrije trap-
pen die echt vanaf de zijkant worden
genomen (zie tekening 4b), is er altijd
een zoneman die de indraaiende bal
weg moet proberen te koppen. Bij het
Nederlands elftal vervulde Robin van
Persie die rol en hij deed dat uitste-
kend.”
Indraaiende vrije trappenJasper Cillessen: “Bij situaties dat de
bal dicht bij de zijlijn ligt en er inge-
draaid wordt, is een eenmansmuur
vaak wel genoeg. De zoneman is dan
wel belangrijk om de indraaiende bal
weg te koppen. Bij dit soort vrije trap-
pen is mijn startpositie essentieel. Je
ziet geregeld situaties waarbij zo’n
vrije trap er in één keer in gaat. Dit
heeft er onder andere mee te maken
voorvoeten staan, zodat je beweeglijk
bent. Je sluit je benen omdat je niet
wilt dat ze de bal ertussendoor spe-
len. Nu had ik het geluk dat Silva die
bal niet goed genoeg stifte, waardoor
ik die redding kon maken. Maar dat
geluk dwong ik wel af doordat hij tot
nadenken werd aangezet.”
Vrije trap tegenBeschrijving van de situatie: De tegen-
stander krijgt een vrije trap. Wanneer zet
je een muur neer en wat zijn daarbij de
meest gangbare afspraken?
Jasper Cillessen: “Voordat ik inga op
de verschillende vrije trappen, eerst
even een stukje over de organisatie.
In alle gevallen wil ik zicht houden
op de bal. Ongeacht of de bal recht of
schuin voor het doel ligt. Daarnaast
is het steeds de buitenste speler in de
muur die contact met mij heeft over
de positie. Ook heb ik met deze speler
contact over het feit of er al dan niet
gesprongen mag worden.”
Recht voor het doelJasper Cillessen: “Laten we begin-
nen bij vrije trappen die recht voor
het doel liggen. Sommige spelers,
denk aan Luis Suarez, Mario Balotelli
en Zlatan Ibrahimovic, hebben een
vervelende zwabberbal. Ze schieten
recht en hard over de muur, waarbij
de bal op het laatste moment nog
van richting kan veranderen. Voor
keepers zijn deze ‘snelle ballen’ erg
lastig. Het is de taak van de muur om
die snelle bal er zoveel mogelijk uit te
halen. Ik kies, zeker op afstanden zo
rond de twintig meter, voor een vier-
mansmuur. Dan houd ik voldoende
spelers over om rondom die muur
te verdedigen of om zelfs voorin te
houden, waardoor een tegenstander
gedwongen wordt om spelers achter
te houden. Naast de muur zet ik altijd
een speler die ervoor moet zorgen dat
een steekbal onderschept wordt.”
Schuin voor het doelJasper Cillessen: “Afhankelijk van
wie de vrije trap neemt, bepaal ik
wie op welke positie in de muur gaat
staan. Meestal staan de langste twee
spelers in het midden van de muur.
1
4a 4b
41-42-43-44-45_cillessen.indd 44 03-03-15 10:39
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 0 8 2 0 1 54544
De Jeugd VoetbalTrainer
dat keepers twijfelen bij het uitlopen
of te lang in het doel blijven staan.
Des te langer je in het doel blijft staan,
des te meer je de aanvallers van de te-
genpartij de kans geeft om in te lopen.
Vaak is een kleine aanraking van de
bal, of juist helemaal geen aanraking,
dan al genoeg om een doelpunt te ma-
ken. Ik kom in elk geval iets uit mijn
doel zodat ik de ruimte voor me kan
bespelen. Hoe meer ruimte ik voor
mezelf maak, des te meer tijd heb ik
om een inschatting te maken.”
Samenvatting:• Cillessenistijdenshetkeepen
vooral bezig met het neerzetten
van een goede organisatie.• Bijvoorzettenvanafdezijkant
beslist hij op het laatste momentof hij vangt of stompt.
• Bijeendiepebalisdestartposi-tie van de keeper belangrijk omeengoedekeuzetekunnenma-ken.
• Bijéén-tegen-éénsituatiesblijfthijzolangmogelijkstaan,waar-door de spits aan het twijfelenwordt gebracht.
• Bijvrijetrappentegenwordter altijd een zoneman naast demuur gezet.
In de mediatheek van De Voetbaltrainer vinden
abonnees op deze service oefenstof van Carlo l’Ami
met keeper Jasper Cillessen.
Fo
to:
Pro
Sh
ots
41-42-43-44-45_cillessen.indd 45 03-03-15 10:39
Handige trainersmaterialen voor jezelf of voor je club!Bestel ze online via devoetbaltrainer.nl/winkel
€ 6,95A5 formaat
€ 5,95A6 formaat
€ 18,-
Trainersmappen
vanaf
Coachboekjes ‘Wedstrijdregistratie’
- Praktisch, met ringband- Bevat veldjes en schema’s- Veel ruimte voor notities- Keuze uit A5 en A6 formaat
Coachboekjes ‘Trainingsregistratie’
- Praktisch, met ringband - Overzichtslijst trainingsbezoek - Veel ruimte voor notities - Keuze uit A5 en A6 formaat
Veldenblok, A4 formaat
- Velden op A4 formaat- Eenvoudig af te scheuren- Volop ruimte voor notities
DeVoetbalTrainerwww.devoetbaltrainer.nl
Veldenblok
veldenblokomslagnieuw_NW_veldenblokomslag.qxd 01-10-12 13:35 Pagina 1
€ 5,50A4 formaat
€ 6,95A5 formaat
Coachboekjes ‘Wedstrijdregistratie’
Abonnees ontvangen
7,5%
korting
devoetbaltrainer.nl/winkelDe TrainerDeVoetbal Trainer
Flipover blok ‘Voetbaltrainer’
- Formaat 70 x 100 cm- Met voorbedrukt veld- Bevat 20 vel per blok- Handig met 5 boorgaten- Past op veel fl ipover systemen
www.devoetbal trainer.nl
EBM_2017_03_Flipover.indd 1
17-03-17 11:09
€ 9,95
NIEUWVeldenblok
fl ipover