Fossielen uit de miocene afzetting van Miste bij Winterswijk
Winterswijk Plangebied Schoolstraat 1...HEVO B.V. Contactpersoon; dhr. W.M.J. Verploegen Postbus...
Transcript of Winterswijk Plangebied Schoolstraat 1...HEVO B.V. Contactpersoon; dhr. W.M.J. Verploegen Postbus...
Winterswijk Auteur:
Plangebied Schoolstraat 1 mw. E.A.M de
Boer, MSc., MA.
Archeologisch Bureauonderzoek en
Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) Status:
definitief
BAAC Rapport V-13.0087 augustus 2013
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 2
3
ColofonColofonColofonColofon
ISSN: 1873-9350
Auteur(s): mw. E.A.M de Boer, MSc., MA.
Veldmedewerkers: dhr. drs. M.J. van Putten
Cartografie: mw. E.A.M de Boer, MSc., MA.
Redactie: mw. drs. M.C. Brouwer
Copyright: Gemeente Winterswijk te Winterswijk / BAAC bv te
's-Hertogenbosch
Autorisatie (senior archeoloog): drs. M.C. Brouwer
16 mei 2013
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of
op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente Winterswijk en/of BAAC
bv.
BAAC bv
Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en
Cultuurhistorie
Graaf van Solmsweg 103
5222 BS ‘s-Hertogenbosch
Tel.: (073) 61 36 219
Fax: (073) 61 49 877
E-mail: [email protected]
Postbus 2015
7420 AA Deventer
Tel.: (0570) 67 00 55
Fax: (0570) 61 84 30
E-mail: [email protected]
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 4
5
Inhoud
InhoudInhoudInhoudInhoud 5555
SamenvattingSamenvattingSamenvattingSamenvatting 7777
1111 InleidingInleidingInleidingInleiding 9999
1.1 Onderzoekskader 9
1.2 Ligging van het gebied 12
1.3 Administratieve gegevens 13
2222 BureauonderzoekBureauonderzoekBureauonderzoekBureauonderzoek 15151515
2.1 Werkwijze 15
2.2 Landschappelijke ontwikkeling 15
2.3 Bewoningsgeschiedenis 20
2.3.1 Historie 20
2.3.2 Archeologie 22
2.4 Archeologische verwachting 26
3333 Inventariserend veldonderzoekInventariserend veldonderzoekInventariserend veldonderzoekInventariserend veldonderzoek 27272727
3.1 Werkwijze 27
3.2 Veldwaarnemingen 28
3.3 Verkennend booronderzoek 29
3.3.1 Lithologie en bodemopbouw 29
3.3.2 Archeologische indicatoren 30
4444 Conclusie en aanbevelingenConclusie en aanbevelingenConclusie en aanbevelingenConclusie en aanbevelingen 31313131
4.1 Conclusie 31
4.2 Aanbevelingen 33
5555 GeraadplGeraadplGeraadplGeraadpleegde bronneneegde bronneneegde bronneneegde bronnen 35353535
BijlagenBijlagenBijlagenBijlagen 39393939
Bijlage 1 Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken
Bijlage 2 Boorbeschrijvingen
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 6
7
Samenvatting
In opdracht van de gemeente Winterswijk heeft het onderzoeks- en adviesbureau
BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek
met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied
Schoolstraat 1 te Winterswijk.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uit maakt van een hoger
gelegen plateau dat is afgedekt met keileem en dekzand. Door het ondiepe
voorkomen van keileem kwamen op het plateau plaatselijk natte gebieden voor
die onaantrekkelijk waren voor bewoning. Het plangebied ligt echter in een
gebied met een dik pakket dekzand, dat lange tijd deel uit maakte van de
bouwlandgronden rond Winterswijk. Uit historische bronnen zijn geen
aanwijzingen voor bewoning in het gebied naar voren gekomen. In de omgeving
van het plangebied zijn echter aanwijzingen voor bewoning vanaf de steentijd.
Het plangebied is in het begin van de twintigste eeuw grotendeels bebouwd
geraakt. Bebouwing uit deze periode had echter over het algemeen een beperkte
funderingsdiepte, waarbij bovendien niet het gehele bouwvlak werd
uitgegraven. Desondanks kan het gebied door het intensieve gebruik in min of
meerdere mate verstoord zijn geraakt. Onderzoeken in de omgeving lijken te
wijzen op een sterke verstoring van het bodemprofiel en daarmee de mogelijk
archeologische waarden.
Op basis van deze gegevens wordt een middelhoge verwachting toegekend voor
onverstoorde archeologische waarden uit het laatpaleolithicum tot en met de
vroege middeleeuwen (vuursteenvindplaatsen, nederzettingsresten, grafvelden).
Deze resten kunnen worden verwacht in de top van het dekzand direct onder de
humeuze (antropogeen beïnvloedde) bovengrond. Voor de late middeleeuwen
en nieuwe tijd geldt een lage verwachting. Theoretisch gezien zouden in de top
van het keileem archeologische resten (vuursteenvindplaatsen) uit het
middenpaleolithicum aanwezig kunnen zijn. Dergelijke resten zijn echter zeer
zeldzaam en zullen in het Weichselien verspoeld zijn geraakt. Derhalve wordt
hieraan een lage verwachting toegekend.
Uit het veldonderzoek blijkt dat in het plangebied een 95 tot 145 cm dikke,
geroerde humeuze bovengrond aanwezig is met direct daaronder de C-horizont
(verspoeld dekzand). Er werden geen relevante archeologische indicatoren
aangetroffen. Op basis van deze resultaten is geconcludeerd dat mogelijk
aanwezige archeologische waarden niet meer intact zijn en is geen
vervolgonderzoek aanbevolen.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 8
9
1 Inleiding
1.1 Onderzoekskader
In opdracht van de gemeente Winterswijk heeft het onderzoeks- en
adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en
inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende
fase) uitgevoerd in het plangebied Schoolstraat 1 te Winterswijk.
Aanleiding voor het onderzoek is het plan de bestaande school te slopen en
te vervangen door nieuwbouw (zie figuur 3.1). Volgens de huidige plannen
zal tot de draagkrachtige laag met een minimum van 80 cm –mv worden
gefundeerd. Door de bouwwerkzaamheden bestaat een gerede kans dat
eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd
worden.
Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie over
bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven
gebied aan de hand van bestaande bronnen. Met behulp van de verworven
informatie wordt een specifiek archeologisch verwachtingsmodel
opgesteld.
Het inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend
booronderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van
het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het
verleden en om de intactheid van het bodemprofiel te bepalen. Met deze
informatie kan de tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologische
verwachting worden getoetst en waar mogelijk aangevuld.
Tijdens het onderzoek dienen de volgende onderzoeksvragen uit het Plan van
Aanpak1 te worden beantwoord:
Algemeen:
1. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging en c) ouderdom van
de relevante natuurlijke afzettingen in het omringende gebied (binnen
een afstand tot circa 200 m van het plangebied) en in de ondiepe
ondergrond? d) Hoe dik is de holocene deklaag?
2. Wat is a) de aard (ontstaanswijze en classificatie) b) diepteligging, c)
genese en d) gaafheid van natuurlijke bodemhorizonten in het
omringende gebied?
3. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging, c) genese en d)
gaafheid van eventueel aanwezige antropogene bodemhorizonten
(akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d.) in het
omringende gebied?
1 Bergman & Emaus 2013. Onderzoeksvragen zijn conform Normblad archeologisch
vooronderzoek Gemeenten Regio Achterhoek (in: Willemse & Kocken 2012).
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 10
4. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) dikte, en c) omvang van eventueel
in het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de
(geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium,
kleidek, afvallaag, ophogingslaag)?
5. Wat is het historisch landgebruik van de plangebied en het omringende
gebied geweest, uitgaande van a) kaarten van de Man, b) de
Hottingerkaart, c) het kadastraal minuutplan, d) de Topografisch
Militaire Kaart 1850 en e) het Bonneblad?
6. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen
(‘waarnemingen’ inclusief uitkomsten historisch kaartonderzoek uit 5)
zijn reeds binnen het plangebied en/of binnen de landschappelijke
eenheden rondom het plangebied bekend? Vermeld per vondst- en/of
spoorcomplex minimaal: a) bronvermelding (onderzoeksrapportages,
ARCHIS-gegevens), b) de materiaal categorieën, c) ouderdom, d)
ruimtelijke (geografische) verspreiding, e) stratigrafische verspreiding
(diepteligging en/of dikte vondstlaag), f ) fragmentatie, g)
waarnemingsmethode, h) interpretatie, dat wil zeggen zowel systemisch
(indien redelijkerwijs uit de gegevens af te leiden) als volgens het
principediagram in figuur 2 op pagina 52 van het beleidsdocument
Achterhoek (zo gespecificeerd mogelijk (top-down typering) op basis van
de waarnemingen).
7. Gegeven eerste vier vragen; welke (primaire) natuurlijke
formatieprocessen (fasen van sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing,
bodemvorming, degradatie e.d.) kunnen worden onderscheiden in het
plangebied?
8. Gegeven vijfde en zesde vraag; welke (primaire) culturele
formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding,
percelering, [de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en
materiaaldepositie e.d.) kunnen worden onderscheiden in het
plangebied [inclusief (sub)recente bodemverstoring als gevolg van
(sub)recent landgebruik/inrichting]?
9. Gegeven vorige twee vragen; welke kunnen een rol hebben gespeeld bij
de totstandkoming (geografisch en stratigrafisch) van eventuele
aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en
spoorniveaus (stratigrafisch), en de fysieke kwaliteit van eventueel
aanwezige archeologische resten?
10. Wat is de aard (mobilia materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden,
immobilia, ruimtelijke en stratigrafische spreiding, etc.) van (mogelijk)
aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen?
11. Hoe manifesteren deze zich tijdens prospectieonderzoek
(prospectiekenmerken, geografisch en stratigrafisch)?
12. Welke vondst- en/of spoorcomplexen (conform het principediagram)
kunnen binnen het plangebied aangetoond worden? Licht
beargumenteerd toe.
13. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm,
monsterbehandeling en zoekstrategieën) kunnen deze vondst- en/of
spoorcomplexen (indicatoren) systematisch opgespoord worden
(zoeksleuven, booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.)? Licht
beargumenteerd toe met verwijzing naar de verschillende KNA-
leidraden.
Inventariserend veldonderzoek (verkenning):
1. Wat is a) de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), b) diepteligging en c)
ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in de ondiepe
11
ondergrond ter plaatse van het plangebied? d) hoe dik is de holocene
deklaag?
2. Wat is a) de aard (kleur, textuur, samenstelling), b) diepteligging, c)
genese en d) gaafheid van natuurlijke en eventueel antropogene
bodemhorizonten (akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’,
bemestingslagen e.d.), ter plaatse van het plangebied?
3. Wat is a) de aard, b) dikte en c) omvang van eventueel ter plaatse van
het plangebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte)
ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag,
ophogingslaag)?
4. Indien er afdekkende lagen voorkomen; wat is a) de aard
(ontstaanswijze, kleur, textuur, samenstelling), b) gaafheid en c) dikte
van het onderliggende afgedekte bodemprofiel (natuurlijke en
antropogene bodemhorizonten zoals oude akkerlagen) en/of
afzettingen?
5. Wat is a) de diepte tot waarop artefacten van recente ouderdom
(‘modern’ afvalmateriaal) in het bodemprofiel voorkomen en/of b) tot
welke diepte in het bodemprofiel is sprake van een ‘recente’
bodemverstoring (bodemgaafheid)?
Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie versie 3.22, het archeologisch beleid van de gemeente
Winterswijk en het onderzoeksspecifieke Plan van Aanpak.
2 SIKB 2010.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 12
1.2 Ligging van het gebied
Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Winterswijk in de gelijknamige
gemeente (provincie Gelderland). Het plangebied wordt gevormd door het
perceel aan de Schoolstraat 1 en wordt in het zuiden door deze straat begrensd.
De oppervlakte bedraagt circa 1800 m2. In figuur 1.1 is de ligging van het
plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied.
13
1.3 Administratieve gegevens
Provincie: Gelderland
Gemeente: Winterswijk
Plaats: Winterswijk
Toponiem: Schoolstraat 1
Kadastrale gegevens: Kadastrale gemeente Winterswijk, sectie L,
3967
Datum opdracht: 11 april 2013
Datum veldwerk: 1 mei 2013
Datum rapportage: 23 augustus 2013
BAAC-projectnummer: V-13.0087
Coördinaten: 246.241/ 443.423
246.294/ 443.418
246.291/ 443.385
246.236/ 443.391
Kaartblad: 41E
Oppervlakte: 1800 m2
Datering: Laatpaleolithicum – vroege
middeleeuwen
Onderzoeksmeldingsnummer: 56825
Onderzoeksnummer: 46060
AMK-terrein: N.v.t.
Waarnemingnummer(s): N.v.t
Vondstmeldingsnummer(s): N.v.t
Type onderzoek: Bureauonderzoek en Inventariserend
veldonderzoek (verkennende fase)
Opdrachtgever: Gemeente Winterswijk
Contactpersoon namens
opdrachtgever:
HEVO B.V.
Contactpersoon; dhr. W.M.J. Verploegen
Postbus 70501
5201 CB ’s-Hertogenboch
Tel. 073-6409521
Bevoegde overheid: Gemeente Winterswijk
Postbus 101
7100 AC Winterswijk
Tel. 0543-543543
Adviseur namens bevoegd gezag Regio Achterhoek
Contactpersoon: dhr. M. Kocken
(regioarcheoloog)
Tel. 06-52565855
Beheer documentatie: Bibliotheek Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed en archief BAAC bv.
Uitvoerder: BAAC bv, vestiging 's-Hertogenbosch
Graaf van Solmsweg 103
5222 BS 's-Hertogenbosch
Tel. 073-6136219
Projectleider: Mw. E.A.M. de Boer
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 14
15
2 Bureauonderzoek
2.1 Werkwijze
Tijdens het bureauonderzoek is aan de hand van bestaande bronnen een
archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld. Bij de inventarisatie
van de archeologische waarden is gebruik gemaakt van gegevens uit het Centraal
Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), evenals de Indicatieve Kaart van
Archeologische Waarden (IKAW). Hierbij is het Archeologisch Informatie Systeem
(ARCHIS) gebruikt, aangevuld met gegevens van lokale heemkundigen. De
gemeentelijke archeologische verwachtingskaart is geraadpleegd. Met name voor
de recentere archeologische periodes zijn diverse historische bronnen
geraadpleegd. Tevens is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand
Nederland alsmede oude topografische kaarten. Literatuur over de geologie,
geomorfologie en de bodemopbouw van het onderzoeksgebied is eveneens
bestudeerd om op basis van locatiekeuze-theorieën een uitspraak te doen over de
kans op aanwezigheid van archeologische resten.
In navolgende paragrafen worden de resultaten van het bureauonderzoek
beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een synthese in de vorm van
een specifieke archeologische verwachting. Een opsomming van de
geraadpleegde literatuur en gebruikte kaarten is terug te vinden in de
literatuurlijst. Voor een tabel met een overzicht van geologische en
archeologische tijdvakken wordt verwezen naar bijlage 1.
2.2 Landschappelijke ontwikkeling
Algemeen
Het onderzoeksgebied ligt in het bekken van Münster in het Oost-Nederlandse
dekzandgebied. In dit gebied komen Tertiare kleien en Mesozoïsche gesteenten
(kalksteen) op geringe diepte voor. Het landschap is echter voornamelijk gevormd
tijdens het Pleistoceen. Gedurende het Pleistoceen3 zijn er verscheidene zeer
koude perioden geweest (glacialen/ijstijden), afgewisseld met warmere perioden
(interglacialen). In de voorlaatste ijstijd, het Saalien, was de noordelijke helft van
Nederland gedeeltelijk met een dik pakket landijs bedekt. In deze periode vond
als gevolg van het zich verplaatsende landijs in verschillende stadia erosie en
afvlakking van oudere afzettingen en gesteenten plaats, die vervolgens door het
ijs werden opgestuwd tot stuwwallen. Het zand en de stenen die direct onder de
ijskap lagen, werden door het schuiven van de zware ijsmassa fijngewreven.
Hierbij ontstond een lemige laag met veel keien erin, de keileemlaag (Laagpakket
van Gieten; Formatie van Drente). Door het gewicht van het landijs is het keileem
3 Zie bijlage 1 voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 16
zeer sterk samengedrukt, waardoor het een vrij ondoorlatende laag vormt, die
een grote invloed heeft op de grondwaterstanden.
Gedurende de laatste ijstijd (Weichselien, 115.000 - 11.755 jaar geleden) heeft het
landijs Nederland niet bereikt. Wel is het klimaat tijdens de laatste ijstijd van
invloed geweest op het huidige landschap. Door het ontbreken van vegetatie
werd in de droge en zeer koude glacialen door de wind sediment verplaatst en
elders weer afgezet. In het Pleniglaciaal (middenweichselien) werd zo het Oudere
dekzand als een deken over het vrijwel vegetatieloze landschap afgezet. Het
Oudere dekzand is vaak horizontaal gelaagd met lemige banden. Door de
aanwezigheid van een grindrijk niveau, de zogenaamde Laag van Beuningen, dat
is ontstaan door uitblazing van fijnere delen4, kan onderscheid worden gemaakt
in het Ouder dekzand I en II (Laagpakket van Wierden; Formatie van Boxtel).
Doordat de ondergrond permanent bevroren was moest het smeltwater in de
zomermaanden oppervlakkig afstromen. Dit water werd afgevoerd door een
systeem van verwilderde geulen en beken, waarbij oudere afzettingen (dekzand-
en rivierafzettingen) werden meegevoerd. De fluvioperiglaciale afzettingen
(Formatie van Boxtel) die hierbij tot stand kwamen, bestaan uit min of meer
gelaagde zanden, met eventueel leemlagen en/of planten- en houtresten.
In het laatglaciaal (laatweichselien) was de begroeiing weer wat dichter waardoor
de verstuiving een meer lokaal karakter had en het zogenaamde Jonger dekzand
werd afgezet in de vorm van langgerekte, voornamelijk ZW-NO georiënteerde
ruggen. Het Jonger dekzand is meestal niet gelaagd. Gedurende de
interstadialen5 zijn plaatselijk leemlagen, veenlaagjes of bodems gevormd. Zo
vond gedurende het Allerød-interstadiaal op de hogere terreindelen
bodemvorming plaats, die nu nog te herkennen is als een grijswitte laag met
houtskoolresten. Deze zogenaamde Laag van Usselo bevindt zich tussen het
Jonger dekzand I6 en het Jonger dekzand II (Laagpakket van Wierden; Formatie
van Boxtel).7
Aan het einde van het Weichselien en in het Holoceen werd het klimaat een stuk
milder. Het systeem van ondiepe, verwilderde geulen en beken veranderde
hierdoor in meanderende beken, die zich aanvankelijk in het landschap insneden
(zie bijvoorbeeld de Wehmerbeek ten oosten van het plangebied). In de
beekdalen werden zand en klei afgezet en vond lokaal veenvorming plaats
(Boxtel Formatie; Singraven Laagpakket). Door de toenemende vegetatie kwam
een eind aan de natuurlijke zandverstuivingen en raakten de dekzandruggen
gefixeerd. Onder invloed van het mildere klimaat vond op grote schaal
bodemvorming plaats, die op veel plekken antropogeen is beïnvloed.8
Specifieke situatie plangebied
Van het plangebied is geen gedetailleerde geologische kaart beschikbaar. Op de
geologische overzichtskaart van Nederland ligt het plangebied op de overgang
van een gebied in het noordwesten waar fluvioperiglaciale afzettingen (leem en
zand; Formatie van Boxtel) met een zanddek (laagpakket van Wierden)
voorkomen naar een gebied in het zuidoosten dat is opgebouwd uit
4 Een zogenaamde desert pavement.
5 Relatief warme periode binnen een glaciaal.
6 Afgezet in het Oude Dryas-stadiaal.
7 Afgezet in het Jonge Dryas-stadiaal.
8 Berendsen 2004, Berendsen 2005, Harbers & Rosing 1983.
17
grondmorene (Laagpakket van Gieten) met een zanddek (Formatie van Boxtel;
kaarteenheid Dr2).9
Op de geomorfologische kaarten is het plangebied vanwege de ligging in de
bebouwde kom niet gekarteerd. Op basis van extrapolatie van de beschikbare
gegevens blijkt dat het plangebied ligt op een plateau-achtig vereffeningsrest
(kaarteenheid 5F13) met daarop plaatselijk geïsoleerde dekzandruggen al dan
niet met oud-bouwlanddek (kaarteenheid 3K14). Op circa 350 m ten oosten van
het plangebied wordt het vereffeningsrest begrensd door het beekdal van de
Wehmerbeek, dat gekarteerd is als een laaggelegen beekdalbodem zonder veen
(kaarteenheid 2R5)10
Op de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) wordt het
hoogteverloop in en rond het plangebied sterk beïnvloed door de aanwezige
bebouwing. Desondanks is te zien dat het plangebied deel uitmaakt van een
noordoost-zuidwest georiënteerde hoogte, die op circa 350 m ten oosten van het
plangebied wordt doorsneden door het beekdal van de Wehmerbeek. Het
plangebied ligt op circa 36,1 m +NAP.11
Figuur 2.1 Ligging van het plangebied op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand
Nederland (AHN 2013). Hierop wordt met het kleurverloop blauw-groen-geel-rood het
hoogteverloop van lage naar hoog gelegen gebied aangeduid.
Op de bodemkaart van Nederland is het plangebied vanwege de ligging in de
bebouwde kom niet gekarteerd. Op basis van extrapolatie van de omringende
gekarteerde gebieden blijkt dat in gelijksoortige geomorfologische context als
het plangebied van nature veldpodzolgronden voorkomen, die zijn ontstaan in
leemarm en zwak lemig fijn zand (kaarteenheid Hn21) met grondwatertrap III-VI.
Plaatselijk komt zeer ondiep keileem (keileem beginnend tussen 40 en 120 cm en
9 Geologische overzichtskaart van Nederland 2010.
10 ARCHISII 2013.
11 AHN 2013.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 18
ten minste 20 cm dik) voor, waardoor de bodem plaatselijk is geclassificeerd als
zogenaamde oude kleigronden (kaarteenheid KX) met grondwatertrap V. Gezien
de ligging in een oud bouwlandgebied nabij een oude kern zal het natuurlijke
bodemprofiel zijn afgedekt met een esdek, waardoor hoge bruine
enkeerdgronden zijn ontstaan in leemarm en zwak lemig fijn zand (kaarteenheid
zEZ21) met grondwatertrap VIII*.12
Met behulp van booronderzoeken die in de omgeving van het plangebied zijn
uitgevoerd, is een gedetailleerder beeld van de geologische en bodemkundige
gesteldheid van het plangebied te krijgen. Op ruim 200 m ten noorden van het
plangebied is in het DINOLoket een boring gedocumenteerd. Uit deze boring
blijkt dat in het gebied een dik pakket zand aanwezig is, waar van de bovenste 5
m relatief fijn is en daaronder grindige afzettingen voorkomen. De beschrijving
van deze boring is echter te globaal om een beter beeld van de ondergrond te
krijgen.13
Uit een archeologisch booronderzoek dat direct ten zuiden van het plangebied is
uitgevoerd blijkt dat zich op een diepte van 80 à 90 cm –mv de top van de
natuurlijke afzettingen bevinden, die bestaan uit matig fijn zand van het
Laagpakket van Wierden (dekzand van de Formatie van Boxtel).14
Bij een
archeologisch onderzoek op circa 75 m ten oosten van het plangebied zijn op 120
à 150 cm –mv beekafzettingen aangetroffen (zwak tot matig siltig, matig fijn tot
matig grof zand).15
Op 150 m ten noordwesten van het plangebied is bij een
archeologisch onderzoek op een diepte van 45 à 170 cm –mv de top van een
pakket zwak siltig, matig fijn dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van
Boxtel) aangetroffen.16
Uit archeologisch onderzoek in de omgeving blijkt, evenals uit de Bodemkaart,
dat van nature in de omgeving van het plangebied veldpodzolgronden
voorkomen.17
Door het intensieve gebruik van het gebied als gevolg van de
ligging in de bebouwde kom lijkt het er op dat de natuurlijke bodem
overwegend tot in de top van de C-horizont is verstoord. De diepte waarop de
natuurlijke bodemhorizonten voorkomen, kan hierdoor op korte afstand sterk
variëren van circa 45 cm tot meer dan 150 cm -mv.18
Toelichting bodemtypes
In het plangebied komen van nature veldpodzolgronden voor. Deze bodems zijn
onder natte omstandigheden ontstaan, maar hebben tegenwoordig voor een
deel een diepe ontwatering. In een natuurlijke situatie hebben deze gronden
meestal een humushoudende bovengrond van circa 10 cm dik. Door verploeging
in gebieden die in gebruik zijn als akker of weide, is de E-horizont en/of een deel
van de B-horizont opgenomen in de humeuze A-horizont, waardoor na verloop
van de tijd een homogene, circa 30 cm dikke bouwvoor is ontstaan. Onder de A-
horizont bevindt zich bij grondwatertrap VI of hoger over het algemeen een
12
Bodemkaart van Nederland 1:50.000 (kaartblad 41O) 1982, ARCHISII 2013. 13
DINOLoket 2013. 14
Kremer 2008. 15
Holl, Blom & Huizer 2008. 16
Kremer (red.) 2007. Op 150 m ten noorden van het plangebied is in 2012 door de
Grontmij een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn nog niet
openbaar beschikbaar (onderzoeksmeldingsnr. 54041; ARCHISII 2013, Dans Easy 2013). 17
Het restant van het podzolprofiel (B-horizont) werd op 45 cm –mv aangetroffen (Kremer
(red.) 2007). 18
Kremer (red.) 2007, Kremer 2008, Holl, Blom & Huizer 2008.
19
grijze E-horizont (uitspoelingshorizont). Hieronder komt een vrij compacte, scherp
begrensde, donker(rood)bruine Bh-horizont voor met vrij veel organische stof. Als
de grondwaterstand hoger is (en de grondwatertrap dus lager), dan is de E-
horizont over het algemeen dunner of ontbreekt. De B-horizont is in deze situatie
dikker en gaat geleidelijk via een geelbruine BC-horizont over in de C-horizont.19
Veldpodzolgronden behoren tot de humuspodzolen en zijn in de zeer arme
gronden (met een leemgehalte van 10% of lager) van het Pleistocene zandgebied
direct vanaf het begin van het Holoceen ontstaan (primaire podzolisatie). Op de
iets rijkere gronden vormden zich in eerste instantie moderpodzolen. Door
ontbossing voor de landbouw zijn plaatselijk echter ook de rijkere
moderpodzolgronden tot de voedselarmere humuspodzolgronden gedegradeerd
(secundaire podzolisatie). Deze ontwikkeling vond over het algemeen in
toenemende mate vanaf het laatneolithicum plaats.20
Keileemgronden worden gekenmerkt door een 10 à 30 cm duidelijke donkere
bovengrond, die bestaat uit sterk lemig, matig fijn dekzand of licht zavelig
keizand met grind en stenen. Soms ligt onder de humeuze bovengrond nog een
dun laagje dekzand voordat de keileem begint. Plaatselijk wordt in dit zand nog
een zwak podzol aangetroffen. Onder het keileem komt vaak binnen 120 cm –mv
tertiaire klei voor. De klei is plaatselijk afgegraven voor lokale steenbakkerijen.
Hoge zwarte enkeerdgronden bevinden zich over het algemeen rondom oude
dorpen en worden gekenmerkt door een humeuze bovengrond, het esdek, van
50 cm of dikker. Het esdek is ontstaan door eeuwenlange bemesting met
potstalmest. Door variaties in de aard (soort plaggen, percentage minerale
bestanddelen) en de hoeveelheid van de gebruikte mest, de duur van de
ophoging en de oorspronkelijke ligging (nat of droog) vertoont het esdek grote
verschillen in dikte, kleur, humusgehalte en textuur. Het esdek is vaak
opgebouwd uit meerdere lagen. De bouwvoor (Aap-horizont), de recent
geploegde laag, is meestal 20 à 30 cm dik en bestaat uit donkergrijsbruin tot
zwart matig humeus zand. Daaronder bevindt zich vaak een of meerdere lagen
(Aa-horizont), die over het algemeen lichter is en minder organische stof bevat.
Op de overgang van het plaggendek naar de onderliggende natuurlijke
ondergrond kan een lichtgrijsbruin gekleurde fossiele cultuurlaag (Ab-horizont)
voorkomen van voor de introductie van de plaggenbemesting. Deze laag wordt
gekenmerkt door een vuilgrijze, onnatuurlijke kleur en de aanwezigheid van
scherven en is vaak sterk aangetast door latere grondbewerking of grotendeels
opgenomen in het plaggendek.
Vaak is onder het esdek nog een restant van het oorspronkelijke bodemprofiel
aanwezig. Indien sprake is geweest van een snelle ophoging, bijvoorbeeld als
gevolg van egalisatiewerkzaamheden ten tijde van de ontginning, dan zal onder
het esdek nog een intacte A-horizont aanwezig zijn van het oorspronkelijke
bodemprofiel (het oude loopvlak). Deze laag onderscheidt zich door een hoger
humusgehalte en een wat donkerder kleur. Door verploeging is de
oorspronkelijke A-horizont echter meestal opgenomen in het esdek. Indien de
oorspronkelijke bodem bestond uit een podzolbodem kunnen dieper nog een
onverstoorde B- en/of BC- horizont voorkomen. Op grotere diepte gaat de B- of
BC-horizont over in het moedermateriaal (de C-horizont).21
19
De Bakker & Schelling 1989, Damoiseaux 1982, Harbers & Rosing 1983. 20
Spek 2004. 21
De Bakker & Schelling 1989, Damoiseaux 1982, Harbers & Rosing 1983, Spek 2004.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 20
2.3 Bewoningsgeschiedenis
2.3.12.3.12.3.12.3.1 HistorieHistorieHistorieHistorie
Het plangebied lag in de tweede helft van de achttiende eeuw en de eerste helft
van de negentiende eeuw22
in een akkergebied23
genaamd Balinks Enk direct ten
noordwesten van de oude stadskern van Winterswijk (zie figuur 2.2). Deze enk
werd omgeven door wegen, waarvan de Gasthuisstraat in het westen, de
Schoolstraat in het zuiden, de Wilhelminastraat in het noorden en de
Burgemeester Bosmastraat in het oosten de moderne opvolgers zijn. Het
plangebied was onbebouwd. De dichtstbijzijnde bebouwing bevond zich op circa
70 m ten zuiden van het plangebied en bestond uit de oude kern van
Winterswijk. De oudste vermelding van ‘Winterswic’ dateert uit het begin van de
elfde eeuw. De nederzetting is ontstaan bij een hof, dat in bezit was van de St.
Mauritskapel in Münster, op de rand van een hoger gelegen gebied langs het
beekdal van de Wehmerbeek.24
Op circa 200 m ten noorden van het plangebied
bevond zich de boerderij Balink, die in het begin van de negentiende eeuw werd
aangeduid als Pasantenhuis.25
Figuur 2.2 Indicatieve ligging van het plangebied op een uitsnede van de Hottingeratlas
1773-1794 (uit: Versfelt 2003).
In het derde kwart van de negentiende eeuw is op circa 70 m ten oosten van het
plangebied, achter het bebouwinglint van Winterswijk, langs de Schoolstraat
bebouwing verrezen.26
In het vierde kwart van de negentiende eeuw zijn ten
22
Hottinger-atlas 1773-1794, Kadasterkaart 1811-1832. 23
Het plangebied wordt in de OAT’s van de kadastrale kaart van 1811-1832 evenals de
omringende percelen door middel van een ‘dito’-teken aangeduid als tuin. Gezien het
ontbreken van bebouwing in de directe omgeving en de ligging in de Balinks Enk is hier
vermoedelijk een fout gemaakt en moet het bouwland zijn. 24
ARCHISII 2013. 25
Kadasterkaart 1811-1832. 26
Topographische en Militaire kaart 1843-1845.
21
zuidwesten van de oude kern van Winterswijk twee spoorlijnen aangelegd (zie
figuur 2.3). Als gevolg hiervan ging de nederzetting zich in deze richting
uitbreiden. Hierbij is onder andere ten westen van het plangebied langs de
Gasthuisstraat bebouwing verrezen.27
Figuur 2.3 Ligging van het plangebied op een uitsnede van een vroeg-twintigste eeuwse
kaart (Bonneblad 1911).
In de het eerste kwart van de twintigste eeuw namen de uitbreidingen sterk toe,
waardoor het plangebied werd opgenomen in een uitbreidingswijk. In het
plangebied werd in 1907 een school, de St. Jozef, gebouwd, die vervolgens in
1914, 1919 en 1929 werd uitgebreid. De school had in eerste instantie een L-
vormige plattegrond, waarbij de korte vleugel tot aan de Schoolstraat grensde
(zie figuur 2.4).28
In 1953 werd de school uitgebreid, waarbij een verdieping is
aangebracht en de korte vleugel is gesloopt. De school kreeg hierdoor een rechte
plattegrond met aan de achterzijde (noordzijde) drie zijvleugels.29
In 1983 heeft
nog een grootschalige renovatie van het gebouw plaatsgevonden.30
Hierbij zijn
aan de achterzijde van het gebouw nieuwe uitbreidingen toegevoegd tussen de
oude zijvleugels.31
In het plangebied bevindt zich momenteel nog steeds de
school St. Jozef omringd door een schoolplein.32
De huidige bebouwing is niet
onderkelderd en tot circa 80 cm –mv gefundeerd.33
Voor zover bekend hebben in
het plangebied geen grootschalige bodemverstoringen als ontgrondingen of
saneringen plaatsgevonden.34
27
Bonneblad 1892. 28
Bonneblad 1911, 1928, Basisschool St. Jozef Winterswijk 2013. 29
Topografische kaart 1955, Basisschool St. Jozef Winterswijk 2013, Oudwinters. 30
Basisschool St. Jozef Winterswijk 2013. 31
Kwak 1982, Topografische kaart 1966, 1975 en 1988. 32
Topografische kaart 1994, ANWB 2004, Bing maps 2013, veldinspectie 1 mei 2013. 33
Kwak 1982. 34
AHN 2013, Bodemloket 2013.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 22
Figuur 2.4 Aanzicht van het plangebied vóór de verbouwing van de school in 1953
(Oudwinterswijk.nl 2013).
2.3.22.3.22.3.22.3.2 ArcheologieArcheologieArcheologieArcheologie
Voor veel gebieden in Nederland zijn op verschillende niveaus (landelijk,
provinciaal, gemeentelijk en/of regionaal) in het verleden archeologische
verwachtingskaarten opgesteld. Ook het plangebied valt binnen de kartering van
enkele van deze kaarten. Het huidige beleid, dat van toepassing is op het
plangebied, is in de gemeente Winterswijk gebaseerd op de gemeentelijke
verwachtingskaart.
Figuur 2.5 Uitsnede van de archeologische waarden- en verwachtingskaart vaan de
gemeente Winterswijk (Neefjes & Willemse 2009).
In 2009 is door RAAP de Cultuurhistorische Atlas van Winterswijk opgesteld,
waarin onder andere een archeologische waarden- en verwachtingskaart is
opgenomen (zie figuur 2.5). Het plangebied maakt deel uit van een gebied met
23
droge kampontginningen, essen. Dit gebied wordt op ruim 350 m ten oosten van
het plangebied doorsneden door een noord-zuid georiënteerde beekdal
(beekgeleidende broeken). De Schoolstraat langs de zuidgrens van het
plangebied behoort tot een oude weg met aangepast tracé te relateren aan
topografie 1850. Op deze kaart is aan het plangebied een hoge verwachting voor
archeologische resten uit alle perioden toegekend met vanwege een >50 cm
dikke conserverende laag waarschijnlijk goede conservering.35
Voor deze
gebieden geldt dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen
groter dan 100 m2 en dieper dan 40 cm –mv.
36
Naast deze verwachte archeologische waarden zijn in en rond het plangebied in
het verleden ook daadwerkelijk archeologische waarden aangetroffen. In de
database van het RCE, ARCHIS II, zijn rond het plangebied binnen een straal van
500 m diverse archeologische vondsten bekend.37
Bepaalde gebieden zijn
vanwege hun archeologische waarden vermeld op de Archeologische
Monumentenkaart. In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse
archeologische monumenten (zie figuur 2.6).
Figuur 2.6 Het plangebied met onderzoekmeldingen, ARCHIS-waarnemingen en AMK-
terreinen (ARCHISII 2013).
35
Neefjes & Willemse 2009. 36
Gemeente Winterswijk 2010. 37
Bij de lokale cultuurhistorische vereniging is geen aanvullende informatie bekend over
archeologische waarden in en in de omgeving van het plangebied (schriftelijke mededeling
dhr. J. Goorhuis (het Museum Winterswijk), 13 mei 2013).
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 24
Vrijwel direct ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich een terrein van
archeologische waarde (monumentnr. 13224) waar zich de oude stadskern van
Winterswijk bevindt. In dit gebied bevinden zich sporen van bewoning uit de
middeleeuwen en nieuwe tijd. Binnen de oude stadskern zijn op diverse plaatsen
archeologische waarnemingen gedaan. De meeste aangetroffen (mogelijke)
vindplaatsen hebben betrekking op de ligging in de oude stadskern en zijn
derhalve minder relevant voor het plangebied, waardoor ze slechts globaal zullen
worden behandeld.
Zo is in 2010 door RAAP op 240 m ten zuidoosten van het plangebied een
proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnr. 38809). Uit dit
onderzoek bleek dat het gebied in de periferie van een nederzetting lag. Er zijn
geen sporen aangetroffen, maar wel aardewerkfragmenten, fragmenten
baksteen uit de nieuwe tijd en dan met name de achttiende eeuw (ARCHIS-
waarnemingsnr. 432358).
Op 380 m ten zuidoosten van het plangebied is in 2010 een archeologisch
booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnr. 42575), waarbij meerdere
stedelijke ophogingslagen zijn aangetroffen met aardewerkfragmenten uit de
vijftiende en zeventiende/achttiende eeuw en funderingsresten uit de nieuwe
tijd. Op basis van oud kaartmateriaal kan worden aangenomen dat het gebied
vanaf de achttiende, mogelijk de zeventiende eeuw bebouwd, is geweest
(ARCHIS-waarnemingsnr. 425575 en 427122). In het daarop volgende jaar heeft
ARC een archeologische opgraving uitgevoerd op de locatie
(onderzoeksmeldingsnr. 46805). Bij dit onderzoek zijn drie niveaus aangetroffen.
Op het hoogste niveau werden (sub)recente structuren en funderingsresten
waargenomen. Op het tweede en derde vlak zijn een gracht, een kuil en een
greppel aangetroffen. Het vondstmateriaal bestond uit aardewerkfragmenten uit
de vijftiende tot negentiende eeuw, bouwmateriaal uit de zeventiende tot
twintigste eeuw en houten palen en planken (ARCHIS-waarnemingsnr. 436535).
Op 350 m ten oosten van het plangebied zijn in de jaren zeventig bij een
opgraving aardewerkfragmenten uit de ijzertijd, de Romeinse tijd, de vroege en
de late middeleeuwen gevonden, alsmede vuursteenartefacten (paleolithicum-
ijzertijd) (ARCHIS-waarnemingsnr. 3490). Nadere gegevens over de opgraving
ontbreken in ARCHISII. Iets zuidelijker is in 2008 door SOB Research een
archeologische begeleiding van de aanleg van een bouwput uitgevoerd
(onderzoeksmeldingsnr. 31508). Bij het onderzoek werd een ophoogpakket
aangetroffen met aardewerkfragmenten met een datering vanaf de eerste helft
van de vijftiende eeuw. Tevens zijn een negentiende-eeuwse put en restanten van
een muurtje en vloertje (vermoedelijk achttiende-eeuws) aangetroffen. De
graafwerkzaamheden beperkten zich tot 60 cm –mv, waardoor geen (eventueel
aanwezige) oudere archeologische resten zijn aangetroffen (ARCHIS-
waarnemingsnr. 412696). Nog zuidelijker is in 2010 door RAAP een archeologische
opgraving uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnr. 433490). Bij dit onderzoek is een
gracht met aardewerkfragmenten uit de tiende tot en met de dertiende eeuw
aangetroffen, die vermoedelijk de begrenzing van het domaniale hof van
Winterswijk. Aan de westzijde van de gracht zijn een aantal grondsporen en
muurresten aangetroffen, die dateren uit de zeventiende en achttiende eeuw. Op
het terrein zijn aardewerk- en baksteenfragmenten, bot e.d. uit de
middeleeuwen en nieuwe tijd gevonden (ARCHIS-waarnemingsnr. 433490). Direct
ten oosten van dit onderzoek, op ruim 400 m ten zuidoosten van het plangebied,
is door RAAP een inspectie van een sleuf voor de aanleg van riolering uitgevoerd.
25
Bij dit onderzoek is een dubbele gracht van het hof van Winterswijk met diverse
gebruiksvoorwerpen uit de zestiende tot en met de achttiende eeuw
aangetroffen (ARCHIS-waarnemingsnr. 433834)
Op 260 m ten noordoosten van het plangebied is in 2001 door ADC
ArcheoProjecten een archeologische opgraving uitgevoerd
(onderzoeksmeldingsnr. 2429). Bij dit onderzoek zijn sporen uit de Romeinse tijd
en de middeleeuwen en muurresten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd
gevonden. Tevens zijn aardewerkfragmenten uit de Romeinse tijd–nieuwe tijd en
bot en houtskool uit de middeleeuwen-nieuwe tijd aangetroffen (ARCHIS-
waarnemingsnr. 45800 en 57200). De vondsten en sporen wijzen op een
nederzettingsterrein vanaf de tiende eeuw.
Op 360 m ten noordoosten van het plangebied is door een particulier een
kogelpot uit de vroege middeleeuwen-C/-D gevonden (ARCHIS-waarnemingsnr.
3483). De vondstomstandigheden zijn onbekend.
Op circa 400 m ten noordoosten van het plangebied is door Archeodienst
Gelderland bv een archeologisch booronderzoek uitgevoerd
(onderzoeksmeldingsnr. 41964). Bij dit onderzoek zijn fragmenten bouwmateriaal
uit de periode vanaf 1650, dierlijk bot (datering onbekend), metaal, steenkool
e.d. uit de nieuwe tijd en aardewerkfragmenten uit de late bronstijd tot en met
vroege middeleeuwen en nieuwe tijd gevonden. Op basis hiervan zijn twee
mogelijke vindplaatsen aangewezen (ARCHIS-waarnemingsnr. 426851). Op basis
hiervan is in 2012 door RAAP een opgraving uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnr.
53287). De resultaten hiervan zijn nog niet openbaar beschikbaar. Op een iets
zuidelijker gelegen terrein is in 1998 een booronderzoek uitgevoerd, waarbij
aardewerkfragmenten uit de Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd,
handgevormd aardewerk uit het neolithicum-ijzertijd, baksteenfragmenten en
andere gebruiksvoorwerpen uit de late middeleeuwen-nieuwe tijd zijn gevonden
(ARCHIS-waarnemingsnr. 1386307).
Buiten de stadskern is in de directe omgeving van plangebied slechts één
waarneming bekend. Op bijna 300 m ten zuiden van het plangebied is in 2004
door Synthegra een archeologisch booronderzoek uitgevoerd
(onderzoeksmeldingsnr. 7049). Bij dit onderzoek is een fragment roodbakkend
aardewerk gevonden uit de nieuwe tijd-B (ARCHIS-waarnemingsnr. 400242). Dit
aardewerk zal echter vermoedelijk met de bemesting op de akker zijn gebracht.
Er waren geen aanwijzingen voor (pre)historische occupatie in het verleden,
terwijl bovendien bleek dat de bodem dermate verstoord was dat eventuele
archeologische waarden (grotendeels) verstoord zullen zijn. Derhalve is geen
vervolgonderzoek aanbevolen.
In de directe omgeving van het plangebied, zoals direct ten zuiden
(onderzoeksmeldingsnr. 27354), op circa 75 m ten oosten (onderzoeksmeldingsnr.
28230) en op 150 m ten noordwesten van het plangebied (onderzoeksmeldingsnr.
25447), zijn een aantal archeologische bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Uit
deze onderzoeken blijkt de bodem diep is verstoord en er bovendien geen
archeologische indicatoren aanwezig zijn. Derhalve is op basis van deze
onderzoeken geconcludeerd dat er geen (intacte) vindplaatsen aanwezig zijn.38
38
Kremer 2008, Kremer (red.) 2007, Holl, Blom & Huizer 2008.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 26
Het plangebied ligt buiten de oude stadskern. De meeste hierboven beschreven
vindplaatsen hebben betrekking op vindplaatsen die onderdeel uitmaken van de
ontwikkeling van Winterswijk vanaf de tiende eeuw. Deze vindplaatsen zijn
derhalve minder relevant voor het plangebied. De beschreven vondsten wijzen er
op dat de omgeving van het plangebied ook voorafgaand aan de ontwikkeling
van Winterswijk werd bewoond; er zijn aanwijzingen voor bewoning uit de late
bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen. Het betreffen meestal losse
vondsten of een enkel spoor, waardoor het niet mogelijk is om nadere uitspraken
te doen over de aard van de vindplaatsen.
2.4 Archeologische verwachting
Het plangebied maakt deel uit van een hoger gelegen plateau dat is afgedekt
met keileem en dekzand. Door het ondiepe voorkomen van keileem kwamen op
het plateau plaatselijk natte gebieden voor die onaantrekkelijk waren voor
bewoning. Het plangebied ligt echter in een gebied met een dik pakket dekzand,
dat lange tijd deel uit maakte van de bouwlandgronden rond Winterswijk. Uit
historische bronnen zijn geen aanwijzingen voor bewoning in het gebied naar
voren gekomen. In de omgeving van het plangebied zijn echter aanwijzingen
voor bewoning vanaf de steentijd.
Het plangebied is in het begin van de twintigste eeuw grotendeels bebouwd
geraakt. Bebouwing uit deze periode had echter over het algemeen een beperkte
funderingsdiepte, waarbij bovendien niet het gehele bouwvlak werd
uitgegraven. Desondanks kan het gebied door het intensieve gebruik in min of
meerdere mate verstoord zijn geraakt. Onderzoeken in de omgeving lijken te
wijzen op een sterke verstoring van het bodemprofiel en daarmee de mogelijk
archeologische waarden.
Op basis van deze gegevens wordt een middelhoge verwachting toegekend voor
onverstoorde archeologische waarden uit het laatpaleolithicum tot en met de
vroege middeleeuwen (vuursteenvindplaatsen, nederzettingsresten, grafvelden).
Deze resten kunnen worden verwacht in de top van het dekzand direct onder de
humeuze (antropogeen beïnvloedde) bovengrond. Voor de late middeleeuwen
en nieuwe tijd geldt een lage verwachting. Theoretisch gezien zouden in de top
van het keileem archeologische resten (vuursteenvindplaatsen) uit het
middenpaleolithicum aanwezig kunnen zijn. Dergelijke resten zijn echter zeer
zeldzaam en zullen in het Weichselien verspoeld zijn geraakt. Derhalve wordt
hieraan een lage verwachting toegekend.
27
3 Inventariserend veldonderzoek
3.1 Werkwijze
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op basis van de resultaten van
het bureauonderzoek. Hierbij is de tijdens het bureauonderzoek opgestelde
archeologische verwachting in het veld getoetst en waar mogelijk aangevuld. Bij
het inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) is het plangebied
Schoolstraat 1 te Winterswijk onderzocht op de geomorfologische, geologische
en bodemkundige karakteristieken. Ook geeft het booronderzoek informatie
over het intact zijn van de bodem en daarmee informatie over de gaafheid van
een eventuele archeologische vindplaats.
Tijdens het veldwerk zijn in het plangebied 5 boringen gezet met een
Edelmanboor met een diameter van 7 cm tot minimaal 25 cm in de onverstoorde
C-horizont (minimaal 160 cm en maximaal 200 cm –mv). De locaties van de
boringen zijn ingemeten met een GPS. De hoogteligging ten opzichte van NAP is
uit het Actueel Hoogtebestand Nederland gehaald.39
Hoewel het verkennende onderzoek niet specifiek is gericht op het opsporen van
archeologische indicatoren is wel op de aanwezigheid daarvan gelet. De
bodemlagen zijn met de hand en op het oog onderzocht op de aanwezigheid van
archeologische indicatoren. Archeologische indicatoren (bv. aardewerk,
huttenleem, vuursteen, metaal, houtskool en al dan niet verbrand bot) kunnen
een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats ter
plaatse of in de nabijheid van de boring met indicator. De bodemlagen zijn
lithologisch40
en bodemkundig41
beschreven.
Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden op 1 mei 2013. In navolgende paragraaf
worden aan de hand van de onderzoeksvragen de resultaten van het
veldonderzoek beschreven. De locaties van de boringen staan weergegeven op de
boorpuntenkaart (figuur 3.1). De maaiveldhoogte (in meters t.o.v. NAP) is per
boring vermeld in de boorstaten (bijlage 2).
39
AHN 2013. 40
NEN 1989. 41
De Bakker en Schelling 1989.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 28
Figuur 3.1 Boorpuntenkaart
3.2 Veldwaarnemingen
Ten tijde van het veldwerk was het plangebied nog grotendeels bebouwd met
omringende verharding. Door de aanwezige bebouwing en verharding waren
aan het maaiveld geen aanwijzingen zichtbaar die zouden kunnen duiden op de
aanwezigheid van archeologische resten in de bodem (zie figuur 3.2).
29
Figuur 3.2 Zicht op het plangebied.
3.3 Verkennend booronderzoek
3.3.13.3.13.3.13.3.1 Lithologie en bodemopbouwLithologie en bodemopbouwLithologie en bodemopbouwLithologie en bodemopbouw
Het veldwerk diende antwoord te geven op de volgende onderzoeksvragen:
1. Wat is a) de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), b) diepteligging en c)
ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in de ondiepe
ondergrond ter plaatse van het plangebied? d) hoe dik is de holocene
deklaag?
2. Wat is a) de aard (kleur, textuur, samenstelling), b) diepteligging, c) genese
en d) gaafheid van natuurlijke en eventueel antropogene bodemhorizonten
(akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d.), ter plaatse
van het plangebied?
3. Wat is a) de aard, b) dikte en c) omvang van eventueel ter plaatse van het
plangebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom
daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)?
4. Indien er afdekkende lagen voorkomen; wat is a) de aard (ontstaanswijze,
kleur, textuur, samenstelling), b) gaafheid en c) dikte van het onderliggende
afgedekte bodemprofiel (natuurlijke en antropogene bodemhorizonten zoals
oude akkerlagen) en/of afzettingen?
5. Wat is a) de diepte tot waarop artefacten van recente ouderdom (‘modern’
afvalmateriaal) in het bodemprofiel voorkomen en/of b) tot welke diepte in
het bodemprofiel is sprake van een ‘recente’ bodemverstoring
(bodemgaafheid)?
Bovenstaande onderzoeksvragen worden hieronder in zijn geheel beantwoord:
In het plangebied bevindt zich een 5 à 10 cm dikke recente ophooglaag, die
bestaat uit stabilisatiezand en stoeptegels. Hieronder bevind zich tot 34,6 à 35 m
+NAP (oftewel 110 à 150 cm –mv) een 95 tot 145 cm dikke humeuze bovengrond.
Dit cultuurdek is over het algemeen opgebouwd uit twee lagen; een 65 tot 90 cm
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 30
dikke, sterk humeuze laag, zwak siltig, matig fijn zand met daaronder een 15 tot
55 cm dikke vlekkerige laag met matig humeus, bruin, matig fijn zand. Alleen in
boring 1 is tussen deze twee lagen nog sprake van een 15 cm dikke, matig
humeuze, bruine tussenlaag (Aa-horizont). In boring 5 ontbreekt de menglaag en
is alleen een homogene sterk humeuze donkerbruine grijze laag aangetroffen. In
het gehele humeuze dek is bijmenging van recent aardewerk,
baksteenfragmenten en kachelslak aangetroffen.
Het humeuze pakket is ontstaan door verploeging van het natuurlijke
bodemprofiel gecombineerd met plaggenbemesting. Dit esdek of plaggendek is,
gezien de heterogene karakter en het voorkomen van (sub)recent antropogeen
materiaal tot in de basis van het pakket, als gevolg van de bouw- en
sloopwerkzaamheden in het plangebied omgewerkt, waarbij de top van de C-
horizont is geraakt. Door de omwerking en het ontbreken van ouder dan
(sub)recent vondstmateriaal is het niet mogelijk een indicatie te geven van de
ouderdom van het esdek. Het aangetroffen antropogene materiaal zal deels door
plaggenbemesting, maar voornamelijk bij de bouw- en sloopwerkzaamheden in
de ondergrond terecht zijn gekomen.
Direct onder de humeuze bovengrond, d.w.z. vanaf 110 à 150 cm –mv oftewel
34,6 à 35 m +NAP, bevindt zich de C-horizont (moedermateriaal). De C-horizont
bestaat uit (oranje)geel, slecht tot matig gesorteerd, zwak siltig, matig fijn
(verspoeld) dekzand met oxidatievlekken. Het voorkomen van oxidatievlekken
wijst op relatief natte omstandigheden.
3.3.23.3.23.3.23.3.2 Archeologische indicatorenArcheologische indicatorenArcheologische indicatorenArcheologische indicatoren
Tijdens het onderzoek werd uitsluitend recent antropogeen materiaal, zoals
recent aardewerk, baksteenfragmenten en kachelslak, aangetroffen dat met de
bemesting en door de bouw- en sloopwerkzaamheden in het plangebied terecht
is gekomen.
3.4 Archeologische interpretatie Uit het veldonderzoek blijkt dat zowel de natuurlijke bodem als het esdek door
antropogene ingrepen is verstoord tot in de C-horizont, waardoor een AC-profiel
is ontstaan. Gezien het heterogene karakter van de basis van het esdek en het
voorkomen van recent antropogeen materiaal in de basis van het esdek, heeft de
verstoring (sub)recent plaatsgevonden. Het voorkomen van oxidatievlekken in de
C-horizont wijst op relatief natte omstandigheden, die minder geschikt waren
voor bewoning, dan wel een substantiële aftopping van de natuurlijke bodem.
Gezien het gebruik als akker in het verleden zal het hier gaan om aftopping van
de bodem. Hieruit kan worden afgeleid dat het archeologische niveau is
verstoord, waarbij eventueel aanwezige archeologische waarden zijn verdwenen.
31
4 Conclusie en aanbevelingen
4.1 Conclusie
Hieronder volgt de (beknopte) beantwoording van de onderzoeksvragen zoals
gesteld in het Plan van Aanpak42
. Voor een uitgebreidere beschrijving van
historische, landschappelijke en bodemkundige gesteldheid van het plangebied
wordt verwezen naar hoofdstuk 2 en 3 van dit rapport:
1. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging en c) ouderdom van de
relevante natuurlijke afzettingen in het omringende gebied (binnen een
afstand tot circa 200 m van het plangebied) en in de ondiepe ondergrond? d)
Hoe dik is de holocene deklaag?
In het plangebied bevinden zich op een diepte van 110 à 150 cm –mv (verspoelde)
dekzanden (slecht tot matig gesorteerd, zwak siltig, matig fijn), die in het
Weichselien zijn afgezet. Er zijn geen natuurlijke holocene afzettingen aanwezig
(zie paragraaf 3.3.1).
2. Wat is a) de aard (ontstaanswijze en classificatie) b) diepteligging, c) genese
en d) gaafheid van natuurlijke bodemhorizonten in het omringende gebied?
In het plangebied waren vermoedelijk van oorsprong veldpodzolen aanwezig (zie
paragraaf 2.2). De veldpodzolen zijn in het plangebied echter tot in de top van de
C-horizont afgetopt, waardoor hiervan geen resten meer aanwezig zijn (zie
paragraaf 3.3.1).
3. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid
van eventueel aanwezige antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en
overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d.) in het omringende gebied?
4. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) dikte, en c) omvang van eventueel in
het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte)
ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag,
ophogingslaag)?
In het plangebied is een 95 tot 145 cm dikke humeuze bovengrond, die
vermoedelijk is ontstaan door verploeging van natuurlijke bodemhorizonten,
plaggenbemesting in met name de nieuwe tijd en (recente) ophoging. Door
verstoring in, met name de twintigste eeuw, is dit dek tot in de top van de
natuurlijke ondergrond doorwoeld en verstoord geraakt (zie paragraaf 3.3.1).
5. Wat is het historisch landgebruik van de plangebied en het omringende
gebied geweest, uitgaande van a) kaarten van de Man, b) de Hottingerkaart,
c) het kadastraal minuutplan, d) de Topografisch Militaire Kaart 1850 en e)
het Bonneblad?
42
Bergman & Emaus 2013.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 32
Het plangebied behoorde in de achttiende en negentiende eeuw tot de
bouwlanden rond Winterswijk en was onbebouwd. Pas in 1907 is het plangebied
bebouwd geraakt (zie paragraaf 2.3.1).
6. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen
(‘waarnemingen’ inclusief uitkomsten historisch kaartonderzoek uit 5) zijn
reeds binnen het plangebied en/of binnen de landschappelijke eenheden
rondom het plangebied bekend? Vermeld per vondst- en/of spoorcomplex
minimaal: a) bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens), b)
de materiaal categorieën, c) ouderdom, d) ruimtelijke (geografische)
verspreiding, e) stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte
vondstlaag), f ) fragmentatie, g) waarnemingsmethode, h) interpretatie, dat
wil zeggen zowel systemisch (indien redelijkerwijs uit de gegevens af te
leiden) als volgens het principediagram in figuur 2 op pagina 52 van het
beleidsdocument Achterhoek (zo gespecificeerd mogelijk (top-down
typering) op basis van de waarnemingen).
Het plangebied ligt direct ten noordwesten van de historische kern van
Winterswijk waar nederzettingsresten uit de (late) middeleeuwen en nieuwe tijd
zijn gevonden. Er zijn echter ook aanwijzingen voor bewoning uit de steentijd tot
en met de vroege middeleeuwen (zie paragraaf 2.3.2).
7. Gegeven eerste vier vragen; welke (primaire) natuurlijke formatieprocessen
(fasen van sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing, bodemvorming,
degradatie e.d.) kunnen worden onderscheiden in het plangebied?
In het plangebied is in het Saalien keileem afgezet, dat vervolgens in het
Weichselien bedekt is geraakt met dekzand. Hierin heeft zich in het Holoceen een
veldpodzol gevormd (zie paragraaf 2.2).
8. Gegeven vijfde en zesde vraag; welke (primaire) culturele formatieprocessen
(grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding, percelering, [de-
]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en materiaaldepositie e.d.)
kunnen worden onderscheiden in het plangebied [inclusief (sub)recente
bodemverstoring als gevolg van (sub)recent landgebruik/inrichting]?
Het natuurlijke bodemprofiel is door eeuwenlange beakkering (deels)
opgenomen in de bouwvoor. Gedurende de nieuwe tijd is het gebied afgedekt
geraakt met een esdek (plaggenbemesting). Door de bouw van de school en het
daarmee gerelateerde gebruik is de bodem tot in de top van de C-horizont
verstoord geraakt (zie paragraaf 2.2, 2.3.1 en 3.3.1).
9. Gegeven vorige twee vragen; welke kunnen een rol hebben gespeeld bij de
totstandkoming (geografisch en stratigrafisch) van eventuele aanwezige
vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus
(stratigrafisch), en de fysieke kwaliteit van eventueel aanwezige
archeologische resten?
Door de verstoring van het bodemprofiel in met name de twintigste eeuw zullen
eventueel aanwezige vindplaatsen zijn verstoord en niet meer in situ aanwezig
zijn.
10. Wat is de aard (mobilia materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden,
immobilia, ruimtelijke en stratigrafische spreiding, etc.) van (mogelijk)
aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen?
11. Hoe manifesteren deze zich tijdens prospectieonderzoek
(prospectiekenmerken, geografisch en stratigrafisch)?
33
12. Welke vondst- en/of spoorcomplexen (conform het principediagram) kunnen
binnen het plangebied aangetoond worden? Licht beargumenteerd toe.
13. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm,
monsterbehandeling en zoekstrategieën) kunnen deze vondst- en/of
spoorcomplexen (indicatoren) systematisch opgespoord worden (zoeksleuven,
booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.)? Licht beargumenteerd toe
met verwijzing naar de verschillende KNA-leidraden.
Uit het veldonderzoek blijkt dat de bodem tot in de C-horizont is verstoord,
waardoor eventueel aanwezige archeologische waarden eveneens (vrijwel
geheel) verstoord zullen zijn.
4.2 Aanbevelingen
Uit het onderzoek blijkt dat de bodem in het plangebied sterk is verstoord,
waardoor eventueel aanwezige archeologische waarden niet meer (onverstoord)
aanwezig zullen zijn. Op basis van deze resultaten wordt de verwachting voor het
plangebied bijgesteld naar een lage verwachting voor alle perioden en wordt
geen vervolgonderzoek aanbevolen.
Bovenstaand advies dient beoordeeld te worden door de bevoegde overheid
(gemeente Winterswijk) en leidt tot een selectiebesluit. Het rapport is op 7
augustus 2013 door mw. Lugtigheid-Hendriks van de Omgevingsdienst
Achterhoek beoordeeld, waarbij bovenstaand advies is overgenomen.43
Hoewel getracht is een zo zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden
(zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden
dient men hiervan melding te maken bij de Minister van OCW (in de praktijk de
RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
43
Lugtigheid-Hendriks 2013.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 34
35
5 Geraadpleegde bronnen
Bakker, H. de & J. SchellingBakker, H. de & J. SchellingBakker, H. de & J. SchellingBakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland.
De hogere niveaus. Wageningen: Staring Centrum.
Berendsen, H.J.A.Berendsen, H.J.A.Berendsen, H.J.A.Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Inleiding in de geologie en
geomorfologie.(Fysische geografie van Nederland). Assen: Koninklijke Van
Gorcum.
Berendsen, H.J.A.Berendsen, H.J.A.Berendsen, H.J.A.Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische
regio’s. (Fysische geografie van Nederland). Assen: Koninklijke Van Gorcum.
Bergman, W. & A. EmausBergman, W. & A. EmausBergman, W. & A. EmausBergman, W. & A. Emaus, 2013. Onderzoeksvoorstel – plan van aanpak
Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)
plangebied Schoolstraat 1 te Winterswijk. BAAC bv, ’s-Hertogenbosch.
Damoiseaux, J.H.Damoiseaux, J.H.Damoiseaux, J.H.Damoiseaux, J.H., 1982. Bodemkaart van Nederland. Schaal 1:50.000. Toelichting
bij kaartblad 49 Oost Bergen op Zoom. Stichting voor Bodemkartering,
Wageningen.
Gemeente WinterswijkGemeente WinterswijkGemeente WinterswijkGemeente Winterswijk,,,, 2010. Erfgoedverordening gemeente Winterswijk 2010.
http://www.winterswijk.nl/cvdr.jsp?id=59617_1, 1 mei 2013.
Harbers, P. & H. RosingHarbers, P. & H. RosingHarbers, P. & H. RosingHarbers, P. & H. Rosing, 1983. Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Toelichting bij
de kaartbladen 41 West Aalten en 41 Oost Aalten. Stichting voor
Bodemkartering, Wageningen.
Holl, J., J.M. Blom, J. HuizerHoll, J., J.M. Blom, J. HuizerHoll, J., J.M. Blom, J. HuizerHoll, J., J.M. Blom, J. Huizer, 2008.Winterswijk, Schoolstraat 26-30. Een
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een
verkennend booronderzoek. ADC Rapport 1240. ADC ArcheoProjecten,
Amstersfoort.
Kremer, H.Kremer, H.Kremer, H.Kremer, H. (red.)(red.)(red.)(red.),,,, 2007. Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek
d.m.v. een booronderzoek, Tuunterstraat te Winterswijk, gemeente Winterswijk.
Synthegra bv, Doetinchem.
Kremer, H.,Kremer, H.,Kremer, H.,Kremer, H., 2008. Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen,
Plangebied ’t Sprekende te Winterswijk. Synthegra bv, Doetinchem.
LugtigheidLugtigheidLugtigheidLugtigheid----Hendriks, A.Hendriks, A.Hendriks, A.Hendriks, A., 2013. Beoordeling Archeologisch bureauonderzoek en
verkennend booronderzoek, Schoolstraat 1 in Winterswijk. Omgevingsdienst
Achterhoek.
Neefjes, J. & N. WillemseNeefjes, J. & N. WillemseNeefjes, J. & N. WillemseNeefjes, J. & N. Willemse, 2009. Cultuurhistorische Atlas Winterswijk.
RAAP/Bureau Overland, Weesp/Wageningen.
NENNENNENNEN, 1989. Classificatie van onverharde grondmonsters. NEN 5104. Nederlands
Centrum van Normalisatie, Delft.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 36
SIKBSIKBSIKBSIKB, 2010. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2. Gouda: SIKB.
Spek, T.Spek, T.Spek, T.Spek, T., 2004. Het Drentse esdorpenlandschap. Een historisch geografische studie.
Utrecht: Uitgeverij Matrijs.
Willemse,Willemse,Willemse,Willemse, N.W. & M.H.J.M. KockenN.W. & M.H.J.M. KockenN.W. & M.H.J.M. KockenN.W. & M.H.J.M. Kocken, 2012. Archeologie met beleid.
Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek ‘Archeologie met
Beleid’. RAAP.
KaartenKaartenKaartenKaarten
AHNAHNAHNAHN, 2013. Actueel Hoogtebestand Nederland. http://www.ahn.nl, 13 mei 2013.
ANWBANWBANWBANWB, 2004. Topografische Atlas Gelderland 1:25.000. ANWB bv, Den Haag.
ARCHIS IIARCHIS IIARCHIS IIARCHIS II, registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed. Te raadplegen via http://archis2.archis.nl, 1 mei 2013.
Bodemkaart van Nederland 1:50.000Bodemkaart van Nederland 1:50.000Bodemkaart van Nederland 1:50.000Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Kaartblad 41 Oost Aalten. 1982.
Wageningen: Staring Centrum.
Bonneblad Bonneblad Bonneblad Bonneblad (Chromo-topographische kaart van het Koninkrijk der Nederlanden).
Kaartblad 496 Winterswijk 1892, 1898, 1911, 1928 en 1936. Te raadplegen via
http://watwaswaar.nl.
Dienst van het kDienst van het kDienst van het kDienst van het kadaster en de openbare registers, adaster en de openbare registers, adaster en de openbare registers, adaster en de openbare registers, 2013. Apeldoorn.
Geologische overzichtskaart van NederlandGeologische overzichtskaart van NederlandGeologische overzichtskaart van NederlandGeologische overzichtskaart van Nederland, 2010.NITG-TNO. Te raadplegen via
http://www.dinoloket.nl/.
HottingerHottingerHottingerHottinger----atlas 1773atlas 1773atlas 1773atlas 1773----1794179417941794. In: Versfelt, H.J. 2003. De Hottinger-atlas van Noord-
en Oost-Nederland 1773-1794. Groningen: Heveskes Uitgevers.
KadasterkaartKadasterkaartKadasterkaartKadasterkaart (minuutplan en OAT). 1811-1832. Kaartblad Winterswijk, sectie K
Het Dorp, blad 1 en sectie H, West Dorpbuurt, blad 3. Te raadplegen via
http://watwaswaar.nl.
KwaKwaKwaKwak, E.k, E.k, E.k, E., 1982. Bouwtekeningen Integratie St. Jozefschool- St. Vincentiusschool.
Schoolstraat 1 – Winterswijk. Buro voor bouwkunst Edy Kwak, Winterswijk.
Schooneveldt, R.,Schooneveldt, R.,Schooneveldt, R.,Schooneveldt, R., 2013. Nieuwbouw St. Jozefschool te Winterswijk. Jorissen
Simonetti architecten.
TopogTopogTopogTopografische kaartrafische kaartrafische kaartrafische kaart 1:25.000. Kaartblad 41E Winterswijk. 1955, 1966, 1975, 1987
en 1994. Te raadplegen via http://watwaswaar.nl.
Topographische en Militaire kaartTopographische en Militaire kaartTopographische en Militaire kaartTopographische en Militaire kaart van het Koninkrijk der Nederlanden. In: P. van
Dun, T. Caspers & H. Stam (red.), 2008. Historische topografische Atlas ±1843-1845
Achterhoek, Liemers, Rijk van Nijmengen. Uitgeverij Nieuwland, Tilburg.
37
Overige bronnenOverige bronnenOverige bronnenOverige bronnen
Basisschool St. Jozef WinterswijkBasisschool St. Jozef WinterswijkBasisschool St. Jozef WinterswijkBasisschool St. Jozef Winterswijk, historie, http://jozefww.skbg.nl/index.php?q=de-
school, 14 mei 2013.
Bing MapsBing MapsBing MapsBing Maps, http://www.bing.com/maps, 1 mei 2013.
BodemloketBodemloketBodemloketBodemloket, http://www.bodemloket.nl, 1 mei 2013.
DansEasyDansEasyDansEasyDansEasy, https://easy.dans.knaw.nl/ui/home, 1 mei 2013.
DINOLoketDINOLoketDINOLoketDINOLoket, Data Informatie Nederlandse Ondergrond, http://www.dinoloket.nl, 1
mei 2013.
Schriftelijke mededeling dhr. J. Goorhuisdhr. J. Goorhuisdhr. J. Goorhuisdhr. J. Goorhuis (Het Museum Winterswijk), 13 mei 2013.
Oudwinterswijk.nlOudwinterswijk.nlOudwinterswijk.nlOudwinterswijk.nl, Sint Jozefschool, http://www.oudwinterswijk.nl, 14 mei 2013.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 38
Bijlage 1
Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdomin jaren Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie
Holoceen 1Formaties: Naaldwijk(marien), Nieuwkoop(veen), Echteld (fluviatiel)
Late Dryas(koud)Allerød(warm)
Vroege Dryas(koud)
Laat-Weichselien
(Laat-Glaciaal)
Bølling(warm)
2
Laat-Pleniglaciaal
Midden-Pleniglaciaal
3Midden-
Weichselien(Pleniglaciaal)
Vroeg-Pleniglaciaal 4
5a5b5c
Vroeg-Weichselien
(Vroeg-Glaciaal)
5dEemien
(warme periode) 5e EemFormatie
Formatievan
Kreftenheye
Formatievan Drente
Saalien (ijstijd) 6
Holsteinien(warme periode)
Elsterien (ijstijd)
FormatievanUrk
Formatievan Peelo
Formatievan
Boxtel
Cromerien(warme periode)
Pre-Cromerien
Formatievan
Sterksel
Formatievan
Beegden
11.755
12.745
13.675
14.025
15.700
29.000
50.000
75.000
115.000
130.000
370.000
410.000
475.000
850.000
2.600.000
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Cal. jarenv/n Chr.
14C jaren Chronostratigrafie Pollenzones Vegetatie Archeologische
perioden
Nieuwe tijdVb2
MiddeleeuwenVb1 Romeinse tijd
IJzertijd
Subatlanticumkoeler
vochtiger
Va
Loofboseik en hazelaar
overheersenhaagbeuk
veel cultuurplantenrogge, boekweit,
korenbloem
IVb Bronstijd
Subboreaalkoelerdroger IVa
Loofboseik en hazelaar
overheersenbeuk>1% invloed
landbouw(granen) Neolithicum
Atlanticumwarm
vochtigIII
Loofboseik, els en hazelaar
overheersenin zuiden speelt
linde een grote rol
Boreaalwarmer II
den overheersthazelaar, eik, iep,
linde, es
Mesolithicum
Preboreaalwarmer I
eerst berk en laterden overheersend
Late Dryas LW III parklandschap
Allerød LW II dennen- enberkenbossen
Vroege Dryas openparklandschap
Laat-Weichselien
(Laat-Glaciaal)
BøllingLW I open vegetatie met
kruiden enberkenbomen
Laat-Paleolithicum
Midden-Weichselien
(Pleniglaciaal)
perioden met eenpoolwoestijn en
perioden met eentoendra
Vroeg-Weichselien
(Vroeg-Glaciaal)
perioden met bosen perioden meteen subarctischopen landschap
Eemien(warme periode) loofbos
Midden-Paleolithicum
Saalien (ijstijd)
Vroeg-Paleolithicum
2650
5000
8000
9000
10.150
10.800
11.800
12.000
13.000
0
815
3755
7020
8240
11.755
12.745
13.675
14.025
15.700
1950
75.000
115.000
130.000
300.000
35.000
8800
5300
4900
2000
800
120450
1500
Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder . (2003). Lithostratigrafievolgens De Mulder . (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot . (1994). Atmosferische data volgens Stuiver . (1998).Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen.Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB).Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
et alet al et al et al
Bijlage 2
Boorbeschrijvingen
boring: 13087-1beschrijver: MVP, datum: 1-5-2013, X: 246.243, Y: 443.419, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 41E, hoogte: 36,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Winterswijk, plaatsnaam: Winterswijk, opdrachtgever: Hevo B.V., uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 36,10 m +NAPAlgemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn, kalkloosOpmerking: Stoeptegel
5 cm -Mv / 36,05 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, matig fijn, kalkloosBodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, volledig geoxideerdArcheologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment aardewerk, enkel fragment bouwpuin (onbepaald)Opmerking: Bevat recent aw, glas en kachelslak
80 cm -Mv / 35,30 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, bruin, matig fijn, kalkloosBodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, fase 2, volledig geoxideerdArcheologie: enkel fragment aardewerkOpmerking: Bevat recent aw
95 cm -Mv / 35,15 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, matig fijn, kalkloos, interpretatie: verspoeld dekzandBodemkundig: AC-horizont, volledig geoxideerdOpmerking: licht vlekkerig, slecht gesorteerd
110 cm -Mv / 35,00 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: verspoeld dekzandBodemkundig: C-horizont, volledig geoxideerdOpmerking: Slecht gesorteerd
160 cm -Mv / 34,50 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, oranjegeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: verspoeld dekzandBodemkundig: C-horizont met roestvlekken, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselenOpmerking: Slecht gesorteerd
Einde boring op 200 cm -Mv / 34,10 m +NAP
boring: 13087-2beschrijver: MVP, datum: 1-5-2013, X: 246.245, Y: 443.393, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 41E, hoogte: 36,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Winterswijk, plaatsnaam: Winterswijk, opdrachtgever: Hevo B.V., uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 36,10 m +NAPAlgemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn, kalkloosOpmerking: Stoeptegel
5 cm -Mv / 36,05 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, matig fijn, kalkloosBodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, volledig geoxideerdArcheologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment aardewerk, enkel fragment bouwpuin (onbepaald)Opmerking: Bevat recent aw en kachelslak
95 cm -Mv / 35,15 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, bruin, matig fijn, kalkloosBodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, fase 2, volledig geoxideerdArcheologie: enkel fragment aardewerkOpmerking: Bevat recent aw
130 cm -Mv / 34,80 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, oranjebruin, matig fijn, kalkloosBodemkundig: AC-horizont, oxidatie en reductie verschijnselen, interpretatie: verstoordOpmerking: zeer vlekkerig
150 cm -Mv / 34,60 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, oranjegeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzandBodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
170 cm -Mv / 34,40 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzandBodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd
Einde boring op 200 cm -Mv / 34,10 m +NAP
boring: 13087-3beschrijver: MVP, datum: 1-5-2013, X: 246.261, Y: 443.400, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 41E, hoogte: 36,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Winterswijk, plaatsnaam: Winterswijk, opdrachtgever: Hevo B.V., uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 36,10 m +NAPAlgemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn, kalkloosOpmerking: Stoeptegel
5 cm -Mv / 36,05 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, geelwit, matig grof, kalkloosBodemkundig: volledig geoxideerd, interpretatie: opgebrachte grondOpmerking: Ophoogzand
10 cm -Mv / 36,00 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, matig fijn, kalkloosBodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, volledig geoxideerdArcheologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)Opmerking: Recent bk
75 cm -Mv / 35,35 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzandBodemkundig: AC-horizont, volledig geoxideerd, interpretatie: verstoordOpmerking: zeer vlekkerig, bevat kachelslak. matig gesorteerd
130 cm -Mv / 34,80 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, oranjegeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzandBodemkundig: C-horizont met roestvlekken, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselenOpmerking: matig gesorteerd
Einde boring op 160 cm -Mv / 34,50 m +NAP
boring: 13087-4beschrijver: MVP, datum: 1-5-2013, X: 246.276, Y: 443.390, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 41E, hoogte: 36,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Winterswijk, plaatsnaam: Winterswijk, opdrachtgever: Hevo B.V., uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 36,10 m +NAPAlgemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn, kalkloosOpmerking: Stoeptegel
5 cm -Mv / 36,05 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, geelwit, matig grof, kalkloosBodemkundig: volledig geoxideerd, interpretatie: opgebrachte grondOpmerking: Ophoogzand
10 cm -Mv / 36,00 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, matig fijn, kalkloosBodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, volledig geoxideerdArcheologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)Opmerking: Recent bk
90 cm -Mv / 35,20 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, bruin, matig fijn, kalkloosBodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, fase 2, volledig geoxideerd, interpretatie: verstoordArcheologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)Opmerking: licht vlekkerig, matig gesorteerd
130 cm -Mv / 34,80 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, oranjegeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzandBodemkundig: C-horizont met roestvlekken, oxidatie en reductie verschijnselenOpmerking: matig gesorteerd
Einde boring op 170 cm -Mv / 34,40 m +NAP
boring: 13087-5beschrijver: MVP, datum: 1-5-2013, X: 246.289, Y: 443.405, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 41E, hoogte: 36,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Winterswijk, plaatsnaam: Winterswijk, opdrachtgever: Hevo B.V., uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 36,10 m +NAPLithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn, kalkloosOpmerking: Stoeptegel
5 cm -Mv / 36,05 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, geelwit, matig grof, kalkloosBodemkundig: volledig geoxideerd, interpretatie: opgebrachte grondOpmerking: Ophoogzand
10 cm -Mv / 36,00 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, matig fijn, kalkloosBodemkundig: volledig geoxideerd, interpretatie: verstoordArcheologie: veel fragmenten bouwpuin (onbepaald)Opmerking: zeer vlekkerig, bevat kachelslak en recent bk
125 cm -Mv / 34,85 m +NAPAlgemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzandBodemkundig: C-horizont, volledig geoxideerdOpmerking: matig gesorteerd
Einde boring op 160 cm -Mv / 34,50 m +NAP