Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

download Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

of 8

Transcript of Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    1/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 1 van 19

    Notitie

    Aan: CROW, t.a.v. de heer ir. A. van Leest

    Van: mr. ing. J.H. Merema en mr. D.E. van Werven

    Amersfoort/Zoetermeer, 7 maart 2016

    Betreft: UAV-GC 2005; inventarisatie knelpunten en voorstellen tot aanpassing

    Inleiding

    Eind 2014 hebben PRO6 managers en Bouwend Nederland besloten om

    functionarissen uit de adviserende, opdrachtgevende en uitvoerende

    bouwpraktijk te benaderen en bijeen te brengen om van hen te vernemen wat

    hun praktijkervaringen zijn met de UAV-GC 2005. Dit initiatief heeft de werktitel

     ‘UAV-GC 2015’ gekregen. 

    Doel van deze dialoog was enerzijds om na te gaan of, en zo ja, waar toepassing

    van de voorwaarden en de daarbij behorende Model Basisovereenkomst niet

    meer helemaal aansluiten bij de hedendaagse praktijk. Anderzijds was ook de

    doelstelling om te bezien of bepaalde onderdelen, door onevenwichtigheid,

    complexiteit of het juist niet volledig bieden van regels, in de praktijk tot

    discussies tussen partijen leiden. Niet alleen zouden knelpunten moeten worden

    aangewezen, maar ook oplossingen of in ieder geval oplossingsrichtingen

    worden aangedragen.

    Er hebben uiteindelijk 4 bijeenkomsten plaatsgevonden, waarvan twee in de

    eerste helft van 2015, één in de tweede helft van dat jaar en een

    slotbijeenkomst in februari 2016. De lijst van deelnemers aan die bijeenkomstenis als bijlage 1 aan dit memo gehecht.

    De deelnemers zijn door de initiatiefnemers benaderd op grond van hun

    betrokkenheid bij en praktijkervaring met de UAV-GC 2005. Zij hebben steeds

    op persoonlijke titel aan de dialoog deelgenomen. Hoewel in bijlage 1 is

    opgenomen waar de deelnemers werkzaam zijn, zijn de daargenoemde

    organisaties niet aan de door de deelnemers ingenomen standpunten gebonden.

    De gezamenlijke deelnemers zullen hierna worden aangeduid als “de

    werkgroep”, of als “wij” .

    In de eerste bijeenkomst zijn negen onderwerpen geïdentificeerd waarover

    nader door de werkgroep van gedachten is gewisseld. Niet ten aanzien van al

    die 9 punten was de conclusie dat er aanpassing nodig was van de voorwaarden.

    Globaal zijn er vier niveaus onderscheiden waar men in de praktijk tegen

    problemen aan loopt:

      Specifieke paragrafen/ bepalingen uit de UAV-GC 2005 danwel uit de Model

    Basisovereenkomst (het ‘linker’ boekje); 

      De uitleg/ toelichting over toepassing van de UAV-GC 2005 (het ‘rechter’

    boekje);

      De toepassing van de methodiek / structuur die de UAV-GC 2005 biedt aan

    het contractdossier, zoals standaardisatie van vraagspecificaties, Annexen

    etc.

     

    Verkeerde toepassing of interpretatie van de UAV-GC door gebrek aan

    kennis van en ervaring met het document en de werkwijze, dan wel door

    willekeur of opportunisme.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    2/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 2 van 19

    Daarnaast is een aantal andere onderwerpen vastgesteld waar nadere studie

    gewenst is. In het kader van de bijeenkomsten zijn zij echter verder niet

    inhoudelijk aan de orde geweest. Die onderwerpen zijn weergegeven in bijlage

    2 bij dit memo.

    De bevindingen van de werkgroep UAV-GC 2015 zien op de volgende punten:

    I. 

    Eisen en Informatie

    II. 

    Bodemaspecten (bodemgesteldheid, kabels en leidingen, explosieven,

    archeologie)

    III.  Standaardisatie van deel 2 van de vraagspecificatie; verhouding tot de

    UAV-GC

    IV.  Wijzigingenparagraaf beter laten aansluiten op ontwerp- en

    uitvoeringspraktijk

    V. 

    Meerjarig onderhoud & onderhoudscontracten

    VI. 

    Behouden flexibiliteit; glijdende schaal

    VII. 

    Standaardisatie & Paritaire voorwaarden

    VIII. 

    Eenduidigheid van begrippen en in de interpretatie hiervan

    IX. 

    Wederkerigheid van waarschuwingsplicht

    I. Eisen en Informatie

    In dit stuk wordt gesproken over ‘informatie’  in de breedste zin van het woord

    (en dus niet per se beperkt tot de betekenis van een document in het kader van

    de bekende Annex)

    Het is van belang om een onderscheid te maken tussen:

    A. 

    informatie in de vraagspecificatie in de vorm van eisen waaraan het Werk of

    het proces van totstandkoming moet voldoen en

    B. 

    informatie die betrekking heeft op omstandigheden waaronder of

    uitgangspunten op basis waarvan het Werk moet worden uitgevoerd.

    A.  Vraagspecificatie

    Opdrachtnemer is gehouden om aan de in de vraagspecificatie opgenomen eisen

    te voldoen. Opdrachtgever is op grond van paragraaf 3, lid 3 UAV-GC

    verantwoordelijk voor de inhoud van de vraagspecificatie. Voor het geval sprake

    is van onderlinge tegenstrijdigheid tussen onderdelen van de vraagspecificatie is

    opdrachtgever daarvoor verantwoordelijk op grond van artikel 3, lid 4 van deModel Basisovereenkomst (hierna: MBO).

    Knelpunt

    Als het goed is bevat de Vraagspecificatie alle eisen waaraan het eindproduct en

    het proces van totstandkoming minimaal aan moeten voldoen1. In de

    Vraagspecificatie behoort dus niet te zijn opgenomen informatie over de

    omstandigheden waaronder het werk moet worden uitgevoerd.

    In de praktijk wordt niet altijd in de gaten gehouden dat de eisen in de

    1 Gebruikelijk is daarbij de eisen aan het eindresultaat op te nemen in deel 1 van devraagspecificatie en de zogenaamde proceseisen in deel 2.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    3/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 3 van 19

    vraagspecificatie bijeen moeten worden gebracht en niet ook de informatie moet

    bevatten over de omstandigheden waaronder het werk moet worden uitgevoerd.

    Bij sluiting van het contract liggen immers niet zelden stukken voor die – net als

    de vraagspecificatie – eisen bevatten waaraan het werk moet voldoen. Eigenlijk

    hadden die opgenomen moeten zijn in de vraagspecificatie, maar is dat niet

    gebeurd. We komen ook voorbeelden tegen waar richtlijnen, handboeken oforganisatiestandaarden integraal ‘van toepassing’ worden verklaard via een

    Annex ‘Informatie’ . Daarmee ontstaan in de praktijk discussies over de vraag of

    een opdrachtnemer wel gehouden is om ook aan uit dergelijke documenten

    voortvloeiende eisen te voldoen. Soms zien wij dat dit door Opdrachtgevers

    wordt ‘opgelost’  doordat de vraagspecificatie uitdrukkelijk naar (eisen in) andere

    stukken verwijst.

    Omgekeerd zien wij ook voorbeelden waarin de vraagspecificatie informatie

    bevat die de omstandigheden betreffen waaronder het werk moet worden

    uitgevoerd, zoals gegevens over de bodemgesteldheid. Dit werkt verwarrend,

    zeker in het kader van verificatie en validatie.

    Voorstel

    Omdat het niet altijd mogelijk blijkt om alle eisen waaraan het werk of het

    totstandkomingsproces moet voldoen, bijeen te brengen in één document - de

    vraagspecificatie - wordt voorgesteld om in de definitie van vraagspecificatie

    expliciet tot uitdrukking te laten komen dat eisen ook kunnen zijn opgenomen in

    andere met name te noemen stukken. Die andere stukken behoren dan zoals

    men wel zegt te worden “aangeroepen” vanuit de vraagspecificatie.

    Om ervoor te zorgen dat de eisen ook daadwerkelijk alle in de vraagspecificatie

    worden opgenomen, zou ook dat in de definitie van Vraagspecificatie tot

    uitdrukking moeten komen2.

    De definitie van de Vraagspecificatie zou dan als volgt kunnen luiden:

    “Vraagspecificatie: het als zodanig in de Basisovereenkomst aangemerkte

    contractdocument, met inbegrip van de onlosmakelijk daarvan onderdeel uit

    makende schriftelijke documenten, dat  door of namens de Opdrachtgever is

    vervaardigd en dat alle eisen bevat waaraan het Werk en de wijze waarop dat

    tot stand wordt gebracht, moet voldoen, op basis waarvan de Opdrachtnemer

     zijn Aanbieding heeft opgesteld en ingediend.”  

    Hierdoor maken de aangeroepen stukken dus expliciet deel uit van de

    vraagspecificatie en zijn geen onderdeel van annexen3.

    In de vraagspecificatie zelf dient dan uiteraard te worden verwezen naar de in

    andere schriftelijke stukken opgenomen eisen. Wat de werkgroep betreft kan ditdoor bijvoorbeeld het volgende op te nemen:

    “De volgende documenten maken onlosmakelijk onderdeel uit van deze

    Vraagspecificatie:

    -  (volgt opsomming van die stukken)”

    2 De werkgroep heeft daarbij uitdrukkelijk onder ogen gezien dat het gevolg daarvan is datopdrachtnemer in beginsel niet gehouden is te voldoen aan eventuele eisen die niet zijnopgenomen in de vraagspecificatie en de daardoor “aangeroepen”  stukken.3 Een annex heeft ook een andere rangorde dan de vraagspecificatie, zie artikel 3, lid 2van de MBO.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    4/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 4 van 19

    B.  Voor de totstandkoming relevante informatie

    De tweede categorie gegevens is relevant voor het door Opdrachtnemer leveren

    van diens prestatie (en het kunnen opstellen en beprijzen van de Aanbieding).

    Het is de informatie die bedoeld wordt in paragraaf 3, lid 1 sub a UAV-GC. Het

    gaat daarbij dus niet om de in de Vraagspecificatie opgenomen eisen.

    Belangrijk verschil met de hierboven onder A bedoelde informatie is dat

    opdrachtnemer gebruik kan maken van de hier bedoelde informatie, terwijl hij

    opdrachtnemer aan eisen moet  voldoen.

    Voor de juistheid van de voor de totstandkoming van het werk relevante

    informatie staat opdrachtgever in op grond van paragraaf 3 lid 2. Op grond van

    artikel 3 lid 4 van de MBO is hij verantwoordelijk voor het geval de door hem

    versterkte informatie tegenstrijdigheden bevat.

    Knelpunten

    Met betrekking tot de hier bedoelde gegevens doet zich de merkwaardige

    situatie voor dat de UAV-GC enerzijds in paragraaf 3, lid 1 sub a een zeer

    beperkte verplichting voor de Opdrachtgever inhouden om aan de

    Opdrachtnemer informatie te verstrekken. Dit terwijl wij zien dat

    Opdrachtgevers in de praktijk juist een veelheid  aan informatie verstrekken

    (waarvan de relevantie niet altijd duidelijk is) maar– in afwijking van het

    bepaalde in paragraaf 3, lid 2 – in heel wat gevallen daarbij hun

    verantwoordelijkheid voor de juistheid van een groot deel van de verstrekte

    gegevens uitsluiten, of althans beogen dat te doen4.

    Opdrachtgevers voelen in die gevallen dus blijkbaar wel dat Opdrachtnemers

    meer informatie nodig hebben dan waartoe de UAV-GC hen minimaal verplicht

    die te verstrekken, maar willen bij het verstrekken van die informatie niet

    volledig verantwoordelijk gehouden worden voor eventuele onjuistheden in de

    gegevens.

    Overigens zien we ook dat Opdrachtgevers er dan maar voor kiezen heel weinig

    informatie verstrekken.

    Apart probleem is nog dat als informatie verstrekt wordt – al dan niet voorzien

    van voorbehouden – die vaak over een groot aantal verschillende stukken

    verspreid is. Dit verhoogt het risico dat een Opdrachtnemer wezenlijke

    informatie mist, doordat die niet op het eerste oog zichtbaar relevant is, maar

    dat later in het ontwerp- of uitvoeringsproces wel blijkt te zijn.5 

    Wij constateren dus de volgende knelpunten:

    a. de in de UAV-GC te beperkte verplichting van Opdrachtgever tot hetverstrekken van informatie,

    b. het in de praktijk door Opdrachtgevers bij het verstrekken van informatie

    maken van algemene voorbehouden wat betreft de juistheid van gegevens en

    4 Dit door bijvoorbeeld door de kwalificatie dat de gegevens “slechts ter informatie” zijn,door een onderscheid te maken tussen “bindende documenten” en “niet bindende” of dooreen bepaling dat indien de opdrachtnemer geen opmerkingen over de verstrekte stukkenmaakt, eventuele tegenstijdigheden en fouten daarin vervolgens voor diens rekeningkomen. Zie voor het onderscheid tussen documenten ook onderdeel 3 van deze notitieover de standaardisatie van de vraagspecificatie. Een beroep op een uitsluiting wordt doorde rechtspraak overigens lang niet altijd gehonoreerd.5 Regelmatig wordt die informatie al gemist onder druk van het in beperkte tijd opstellenvan de Aanbieding, waardoor bijvoorbeeld het ontwerp onvolledig is en/of risico’s nietgoed ingeprijsd kunnen worden.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    5/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 5 van 19

    c. het op veel verschillende plaatsen in het dossier opnemen van relevante

    informatie.

    Voorstellen

     Ad a. Verduidelijking en verruiming verplichting tot het verstrekken vangegevens

    De werkgroep is voorstander van verduidelijking en uitbreiding van de thans in

    paragraaf 3, lid 1 sub a geformuleerde verplichting van de Opdrachtgever tot

    het verstrekken van informatie. Zij is van mening dat die thans te terughoudend

    is geformuleerd. Die terughoudendheid blijkt met name uit de uitleg die in de

    Toelichting wordt gegeven aan het in par. 3, lid 1 sub a opgenomen

    noodzakelijkheidscriterium.

    De toelichting zegt namelijk dat Opdrachtgevers verplichting tot het ter

    beschikking stellen van gegevens alleen bestaat “indien de Opdrachtnemer zelf

    niet over de mogelijkheid beschikt die informatie zelfstandig via andere kanalen

    te verkrijgen” . In lijn daarmee is de daaraan voorafgaande zin uit de toelichtingdie luidt: “Het is niet in alle gevallen zo dat wanneer de Opdrachtgever zelf

    beschikt over informatie die de Opdrachtnemer nodig heeft om zijn prestatie te

    kunnen uitvoeren, die informatie vervolgens ook door de Opdrachtgever ter

    beschikking moet worden gesteld aan de Opdrachtnemer.”  

    De werkgroep meent dat deze beperkende interpretaties in de toelichting

    onterecht en dus niet wenselijk zijn, omdat er geen goede reden is waarom de

    Opdrachtgever de voor het werk relevante gegevens waarover hij beschikt, niet

    ter beschikking stelt aan de Opdrachtnemer.

    Op zijn minst dient par. 3, lid 1 sub a dan ook zodanig te worden verduidelijkt

    c.q aangepast dat de opdrachtgever gehouden is om:

    - gegevens te verstrekken die door Opdrachtgever zijn verzameld met hetspecifieke doel om het Werk te laten uitvoeren, en

    - gegevens te verstrekken die bij Opdrachtgever beschikbaar zijn en in

    beginsel (dus afgezien van ongebruikelijke uitvoeringstechnieken) van belang

    zijn voor de uitvoering van het werk.

    Dit is evenwel wat de werkgroep betreft de minimumoptie6.

    Een groot deel van de werkgroep acht het namelijk redelijk om de verplichting

    van Opdrachtgever tot het verstrekken van informatie aan opdrachtnemer

    daarnaast uit te breiden tot informatie waarover de opdrachtgever redelijkerwijs

    kan komen te beschikken, voor zover opdrachtnemer deze nodig heeft voor het

    doen van een verantwoorde inschrijving.7

     

     Ad b. Tegengaan onnodige exoneraties

    In de praktijk wordt naar ons oordeel veel te lichtvaardig de

    verantwoordelijkheid uitgesloten voor de juistheid van (grote delen van)

    verstrekte informatie. Het zou goed zijn wanneer die praktijk wordt ingedamd.

    Opdrachtgevers zouden zich veel vaker moeten afvragen of het maken van een

    voorbehoud werkelijk nodig is. Zij lijken zich tot op heden te weinig te beseffen

    6 De formulering van deze minimumoptie is ontleend aan R.G.T. Bleeker, UAV-GC 2005,Over de uitleg van enkele conflictgevoelige paragrafen, TBR 2014, p. 605.7 Dit standpunt van een deel van de werkgroep sluit overigens aan bij de opvatting vanVan Dam, De Groot en Orobio de Castro in De UAV-GC 2005, tijd voor een herziening?,TBR 2015, p. 30

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    6/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 6 van 19

    welke onzekerheden daardoor voor Opdrachtnemers ontstaan.

    De geschetste praktijk lijkt de werkgroep evenwel niet te kunnen worden

    bestreden door een aanpassing van de UAV-GC zelf. Een verbod tot het

    opnemen van dergelijke exoneraties zou hoogstwaarschijnlijk op gespannen

    voet staan met de contractsvrijheid.

    Ons voorstel is dan ook om in de toelichting op de nieuwe UAV-GC op te nemen

    dat de Opdrachtgever geen voorbehouden behoort te verbinden aan verstrekte

    informatie, behalve voor zover dat in redelijkheid niet anders kan. Indien er dan

    door Opdrachtgever een voorbehoud wordt gemaakt, behoort door hem expliciet

    te worden aangegeven waarom dat voorbehoud gemaakt wordt. Een en ander

    zal ertoe leiden dat een eventueel voorbehoud ook een specifiek - en dus niet

    algemeen – karakter heeft en duidelijk geformuleerd is.

    In het verlengde daarvan stelt de werkgroep voor om in paragraaf 3, lid 2 UAV-

    GC te bepalen dat de daar omschreven verantwoordelijkheid van de

    Opdrachtgever geldt, behalve voor zover de Opdrachtgever te dien aanzien een

    uitdrukkelijk voorbehoud heeft gemaakt.

    Daarbij moet er overigens op gewezen worden dat, ook indien een voorbehoud

    gemaakt wordt, een beroep daarop door rechters of arbiters niet altijd wordt

    gehonoreerd. Denk aan het geval waarin het voor Opdrachtnemer bij het

    aangaan van de overeenkomst niet goed mogelijk is om na te gaan of de

    verstrekte informatie juist is. Een opmerking van die strekking behoort naar

    onze overtuiging in de toelichting te worden opgenomen.

    Tot slot is hetgeen hier wordt voorgesteld in lijn met de onder 1 voorgestelde

    verruiming van de informatieplicht van de opdrachtgever, want het is niet de

    bedoeling dat de als gevolg daarvan extra te verstrekken informatie alsnog van

    exoneraties wordt voorzien.

     Ad c. Verspreide informatie

    Zoals hierboven aangegeven zien wij projecten waarbij Opdrachtgevers weinig

    informatie ter beschikking stellen, maar ook opdrachtgevers die te veel

    informatie verstrekken. In dat laatste geval is lang niet altijd de relevantie van

    alle informatie meteen duidelijk. Vaak is bovendien - zie hierboven - sprake van

    exoneraties ten aanzien van de juistheid van verstrekte gegevens. Daarnaast is

    de informatie over vele stukken verspreid. Dat vergroot niet alleen de kans op

    onderlinge tegenstrijdigheden tussen verstrekte gegevens, maar ook dat de

    Opdrachtnemer een voor de vervulling van zijn opdracht relevant gegeven over

    het hoofd ziet.

    Wat dat laatste betreft zou het goed zijn wanneer de informatie volgens een

    vast stramien wordt gegroepeerd. Dit zal herkenbaarheid en toepassingverbeteren. Een aantal leden van de werkgroep heeft bepleit om bij dat alles

    een onderscheid te maken tussen niet-bindende en bindende informatie en aan

    dat onderscheid ook in definities in de UAV-GC aandacht te besteden. Een ander

    deel van de werkgroep meent evenwel dat daarvan ten onrechte een stimulans

    uit kan gaan tot het verstekken van niet-bindende informatie, hetgeen op

    gespannen voet staat met het hierboven reeds genoemde uitgangspunt dat

    opdrachtgever verantwoordelijk is voor verstrekte informatie.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    7/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 7 van 19

    II. Bodemaspecten (bodemgesteldheid, kabels en leidingen,

    explosieven, archeologie)

    Knelpunten

    a. 

    Opdrachtnemer is op grond van par. 13, lid 1 UAV-GC gehouden om zijnwerkzaamheden af te stemmen op de bodemgesteldheid. Daartoe moet

    Opdrachtnemer dan wel weten hoe die is. Opdrachtgever heeft onder

    paragraaf 3, lid 1 sub a UAVGC– zie hierboven - een beperkte plicht om

    Opdrachtnemers omtrent de bodemgesteldheid te informeren. De werkgroep

    bepleit niet voor niets om die te verruimen. De noodzaak van een

    verruiming is er nog meer wanneer sprake is van een aanbesteding.

    Wanneer daar een tekort aan informatie is, zouden individuele

    opdrachtnemers elk afzonderlijk de benodigde gegevens moeten

    verzamelen, iets dat buitengewoon onpraktisch is.

    De UAV-GC bevatten ten onrechte ook niet een bepaling à la par. 29, lid 3,

    welke bepaling uitkomst zou kunnen bieden wanneer een opdrachtgeverminder informatie verstrekt dan waartoe hij gehouden is.

    b.  Onder de bestaande UAV-GC wordt de aansprakelijkheid van Opdrachtnemer

    voor schade door onvoldoende afstemming beoordeeld op grond van

    paragraaf 13 lid 2. Opdrachtnemers aansprakelijkheid vervalt als hij

    aantoont dat hij ter voorkoming van schade alle voorzorgsmaatregelen heeft

    genomen die, gegeven de aard en de inhoud van de overeenkomst en van

    het werk en de overige omstandigheden van het geval, van een zorgvuldig

    Opdrachtnemer verwacht mogen worden. In concrete projecten leidt deze

    maatstaf meer dan eens tot discussies tussen partijen. Het zou goed zijn te

    proberen deze maatstaf te concretiseren.

    c. 

    Paragraaf 13 UAV-GC kent een apart regime, voor zover sprake is vanverontreinigingen en archeologische vondsten. Het aantreffen van niet

    gesprongen explosieven en kabels en leidingen zorgt in de praktijk echter

    ook voor problemen en niet is in te zien waarom daarvoor niet hetzelfde zou

    kunnen gelden als bij bodemverontreiniging.

    Voorstellen 

     Ad a. 

    Bij vrijwel elk bouwproject is het voor de Opdrachtnemer van cruciaal belang te

    weten hoe de bodemgesteldheid is ter plekke van het werk. Een overgroot deel

    van de werkgroep is van mening dat het risico voor tegenvallers als gevolg van

    de bodemgesteldheid in beginsel bij de Opdrachtgever ligt. Dat is in

    overeenstemming met het bepaalde in artikel 7.760 BW.8 De regeling van par.

    13 UAV-GC is met dat uitgangspunt niet in overeenstemming, behalve waar het

    8 De eerst twee leden van artikel 7:760 BW luiden (cursivering toegevoegd):

     “ 1. De gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering van het werk, die te wijten is aan

    gebreken of ongeschiktheid van door de aannemer gebruikte materialen of hulpmiddelen,

    komen voor rekening van de aannemer.

    2. Is de ondeugdelijke uitvoering echter te wijten aan gebreken of ongeschiktheid van

    zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond  waarop hij een werk

    laat uitvoeren, dan komen de gevolgen voor zijn rekening, voor zover de aannemer niet

    zijn in artikel 754 bedoelde waarschuwingsplicht heeft geschonden of anderszins met

    betrekking tot deze gebreken in deskundigheid of zorgvuldigheid tekort is geschoten.”  

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    8/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 8 van 19

    gaat om het risico van het aantreffen van verontreinigingen en – kort gezegd– 

    archeologische vondsten.

    Los daarvan, heeft een groot deel van de werkgroep bepleit om de verplichting

    van opdrachtgever tot het verstrekken van informatie, uit te breiden tot

    informatie waarover de opdrachtgever redelijkerwijs kan komen te beschikken,

    voor zover opdrachtnemer deze nodig heeft voor het doen van eenverantwoorde inschrijving (zie hierboven).

    Voor het geval Opdrachtgever, afgemeten naar die verplichting, te weinig

    gegevens heeft verstrekt, pleit de werkgroep ervoor om te bekijken hoe alsnog

    op een efficiënte manier kan worden gezorgd dat Opdrachtnemers voldoende

    gegevens over de bodemgesteldheid tot hun beschikking krijgen.

    Daarbij kan bijvoorbeeld tot uitgangspunt dienen de aanpak van het

    Havenbedrijf Rotterdam als opgenomen in het door hem gehanteerde D&C

    contract en de bijbehorende inschrijvingsleidraad.

    Die aanpak komt er in het kort gezegd op neer dat Opdrachtgever voor de

    aanbesteding eigen milieutechnisch en geotechnisch bodemonderzoek laat

    verrichten en de gegevens daarvan aan de inschrijvers verstrekt. Nietteminworden inschrijvers tijdens de aanbestedingsprocedure in de gelegenheid

    gesteld aanvullend onderzoek te doen op kosten van Opdrachtgever.

    Opdrachtgever stelt daartoe toereikend budget ter beschikking. Opdrachtgever

    initieert een overleg tussen inschrijvers en het bodemonderzoeksbureau.9 

    Inschrijvers en bodemonderzoeksbureau gezamenlijk stellen het plan van

    aanpak voor het aanvullende onderzoek op, dat door het onderzoeksbureau zal

    worden uitgevoerd. Opdrachtgever stelt enkel de financiële middelen voor dit

    onderzoek ter beschikking. Inschrijvers ontvangen de uitkomsten van het

    aanvullend onderzoek. Voor het geval tijdens het werk de bodemgesteldheid

    toch nog blijkt af te wijken, komt dat voor risico van Opdrachtnemer.10 

    Deze procedure kost uiteraard tijd in de aanbestedingsprocedure. Voor het geval

    er tijdens de aanbestedingsprocedure niet voldoende tijd is om dat aanvullendonderzoek te laten doen, wordt in het HbR modelcontract de volgende weg

    bewandeld.

    Opdrachtnemer wordt direct na sluiting van de overeenkomst - en dus voor

    aanvang van de uitvoeringswerkzaamheden - in de gelegenheid gesteld worden

    om binnen een door de opdrachtgever ter beschikking gesteld budget nader

    geodetisch, geotechnisch en/of milieuhygiënisch onderzoek te laten verrichten.

    Indien de resultaten van dit onderzoek een wezenlijke afwijking laten zien ten

    opzichte van de geodetische, geotechnische en milieuhygiënische toestand die

    opdrachtnemer redelijkerwijs had kunnen verwachten op basis van de door de

    opdrachtgever verstrekte informatie en opdrachtnemer kan aantonen dat dit

    leidt tot een structurele en onvoorzienbare aanpassing van de door

    opdrachtnemer verkozen ontwerpoplossing en/of uitvoeringswijze van het Werk,heeft Opdrachtnemer recht op kostenvergoeding en/of termijnsverlenging.

    De werkgroep pleit ervoor de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden

    rondom bodemgesteldheid aan te passen, en in de procedure te voorzien in een

    mogelijkheid om het risico van afwijkingen in de ondergrond beter te beheersen

    door onderzoek op verzoek van Opdrachtnemer in te bedden.

    9 Dat is het bureau dat gewoonlijk de onderzoeken voor het havenbedrijf uitvoert.10 Artikel 15, lid 2 van het D&C modelcontract van HbR bepaalt dat is anders is “indien er,ondanks de resultaten van alle uitgevoerde onderzoeken, sprake is van een fundamenteelafwijkende bodemgesteldheid die tot kennelijk onredelijke situaties leidt. Pas indien ookOpdrachtgever van mening is dat van een dergelijke situatie sprake is, treden Partijen inoverleg om de consequenties daarvan te bespreken.”  

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    9/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 9 van 19

    Een vangnet zou nog kunnen zijn dat Opdrachtgever in de Overeenkomst een

    (stel)post opneemt, bestemd voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden,

    waarvan de omvang op voorhand niet voldoende nauwkeurig bepaald kan

    worden.11 

     Ad b.

    Voor de vraag wat aan voorzorgsmaatregelen van een zorgvuldig handelend

    opdrachtnemer mag worden verwacht, beveelt de werkgroep aan dat aansluiting

    wordt gezocht bij internationaal aanvaarde onderzoeksrapporten.

    Daarin wordt – zij het steeds met inachtneming van bandbreedten - aangegeven

    onder welke omstandigheden welke soort bodemonderzoek in welke intensiteit

    behoort te worden verricht ten einde een redelijk representatief beeld van de

    bodemgesteldheid te verkrijgen.

    De daaruit voortvloeiende eisen kunnen naar de mening van de werkgroep

    evenwel niet als rechtstreekse norm in de nieuwe UAV-GC worden opgenomen,

    omdat hetgeen van een zorgvuldig handelend opdrachtnemer mag worden

    verwacht, behalve van de aard en de inhoud van de opdracht, ook afhankelijk is

    van de overige omstandigheden van het geval.

    Toch zou in de toelichting op deze paragraaf naar die rapporten moeten worden

    verwezen en aangegeven welke omstandigheden tot een verlichting of

    verzwaring van de uit bedoelde rapporten voortvloeiende eisen kunnen leiden.

    Bij die rapporten gaat het om de Geotechnical Baseline Reports, alsmede om het

    daarop gebaseerde rapport CUR 105 ‘Risicoverdeling Geotechniek (RV-G)’ .

     Ad c.

    In de praktijk veroorzaakt het aantreffen van kabel en leidingen, obstakels enniet gesprongen explosieven veel discussie op de werkvloer, te meer waar een

    duidelijke regeling dienaangaande ontbreekt.

    Paragraaf 13 UAV-GC bepaalt dat het risico voor verontreiniging van de bodem

    in beginsel bij de opdrachtgever ligt. Dat sluit aan bij de regel van artikel 7:760

    lid 2 BW die een conformiteitseis bevat voor alle door de opdrachtgever ter

    beschikking gestelde zaken, waaronder de grond. Voor het aantreffen van

    archeologische vondsten geldt hetzelfde op grond van par. 13, lid 7 UAV-GC.

    De werkgroep beveelt aan om voor het aantreffen van niet gesprongen

    explosieven, obstakels en kabels en leidingen, in de nieuwe UAC-GC dezelfde lijn

    te volgen als geldt bij verontreinigingen en archeologische vondsten12.

    Opdrachtgever is daarvoor dan in beginsel verantwoordelijk.

    11 Dit in de trant van hetgeen is voorgesteld door Van Dam, De Groot en Orobio de Castroin TBR 2016, p. 30.12 Dat is ook in lijn met de rechtspraak van de RvA waarin bij het aantreffen van obstakelswerd geoordeeld dat de aanwezigheid van obstakels in de grond ́ niet onderbodemgesteldheid (kan) worden gerangschikt´. Zie RvA 30 maart 2010, no 31.703. Bijhet aantreffen van niet gesprongen explosieven oordeelden arbiters in RvA 22 februari2008, no. 28.942 dat aannemer niet behoeft te veronderstellen dat de bodem is gevuldmet niet gesprongen explosieven en dat onder deze omstandigheden opdrachtgever nietzijn verplichting is nagekomen tot het ter beschikking stellen van het werkterrein, zoalsbedoeld in par. 3 lid 1 sub b UAV-GC.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    10/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 10 van 19

    III. Standaardisatie van deel 2 van de vraagspecificatie;

    verhouding tot de UAV-GC

    Knelpunt

    De vraagspecificatie bij een UAV-GC project bestaat altijd uit ten minste tweedelen. Deel 1 bevat de eisen waaraan het werk moet voldoen om in aanmerking

    te komen voor oplevering. Deel 2 bevat de eisen die voor het proces van

    totstandkoming van het werk gelden, de zogenaamde proceseisen.

    Verschillende adviesbureaus en opdrachtgevers hebben hun eigen standaarden

    voor het tweede deel van de vraagspecificatie, zodat sprake is van een

    wisselende opzet van het document en van uiteenlopende proceseisen. Dat leidt

    ertoe dat opdrachtnemers bij ieder project worden geconfronteerd met een

    tweede deel van de vraagspecificatie dat steeds anders kan zijn ingedeeld en

    afwijkende proceseisen bevat.

    Daarnaast bevat de vraagspecificatie nogal eens bepalingen die een uitwerking

    zijn van bepalingen uit de UAV-GC, dan wel daarvan afwijken.

    Voorstellen 

    Het zou wat de werkgroep betreft goed zijn om te proberen te komen tot

    standaardisering van deel 2 van de vraagspecificatie, zowel qua opzet als

    inhoud. De praktijk bij Rijkswaterstaat laat zien dat dat mogelijk is. Dat leidt dus

    niet meteen tot aanpassing van de UAV-GC zelf.

    De werkgroep stelt voor om in de praktijk gehanteerde standaarden voor

    vraagspecificatie deel 2, na te gaan op ‘bepalingen’ waaraan blijkbaar in de

    praktijk behoefte is, die hun waarde over langere tijd hebben bewezen en

    daarom redelijk consistent zijn gebleven, en daarom wellicht beter in de UAV-GCzelf kunnen worden opgenomen.

    Hetzelfde geldt voor bepalingen over het ‘hoe’ van het bouwen, zoals die nogal

    eens in delen 2 van vraagspecificaties voorkomen. Ook dat hoort wat ons betreft

    in beginsel niet in een vraagspecificatie thuis.

    Verder zou kunnen worden overwogen om een apart onderdeel van deel 2 van

    de vraagspecificatie te wijden aan enkele belangrijke vormen van interactie

    tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, zoals toetsen en accepteren.

    IV. Wijzigingenparagraaf beter laten aansluiten op ontwerp- en

    uitvoeringspraktijk

    Knelpunten 

    De werkgroep maakt hier onderscheid al naar gelang het gaat om Wijzigingen

    op initiatief van Opdrachtgever en Wijzigingen op initiatief van Opdrachtnemer.

    Over beide groepen van gevallen is de werkgroep van mening dat geprobeerd

    zou moeten worden om die in eenvoudiger bewoordingen te regelen. De huidige

    teksten worden door de praktijk als ingewikkeld ervaren waardoor er regelmatig

    discussie ontstaat over de vraag welke situatie nu aan de orde is.13 

    13 Zie hierna ook knelpunt d.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    11/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 11 van 19

    Wijzigingen opdrachtgever

    a. 

    In bouwprojecten leidt de snelheid van de uitvoering en de relatieve

    traagheid van het proces waarmee verzoeken tot wijzigingen worden

    behandeld tot het achteraf door Opdrachtgever en Opdrachtnemer

    overeenkomen van prijs en tijdsconsequenties van Wijzigingen. Weliswaarkan Opdrachtnemer weigeren om tot uitvoering van een wijziging over te

    gaan zolang er geen prijsovereenstemming is, maar in de praktijk van

    alledag komt het daar niet van. Gevolg hiervan is dat Opdrachtnemer vaak

    Wijzigingen uitvoert zonder vastgelegde afspraken over prijs en

    (bouw)tijdgevolgen. En ook dat de werkzaamheden door Opdrachtnemer

    worden voorgefinancierd.

    Daar komt bij dat het niet benoemd zijn van een Raad van Deskundigen ook

    al niet bijdraagt aan het binnen een redelijke termijn kunnen bereiken van

    overeenstemming. De UAV-GC gaan uit van de aanwezigheid van een Raad

    van Deskundigen, maar de werkgroep ziet die maar zeer zelden

    geïnstalleerd.

    b. 

    De werkgroep vraagt aandacht voor de in de praktijk vaak voorkomende

    situatie waarin Opdrachtnemer meent dat Wijziging van producten van

    Opdrachtgever (bijvoorbeeld van een of meer eisen in de vraagspecificatie)

    nodig is om de opdracht te kunnen uitvoeren, maar Opdrachtgever niet wil

    wijzigen omdat hij die eisen anders interpreteert. De werkgroep herinnert in

    dit verband aan de constatering van Bleeker dat het initiatief tot wijziging

    van door de opdrachtgever opgestelde eisen vaak afkomstig is van

    Opdrachtnemer.14 

    c. 

    Gelet op het aantal wijzigingen opdrachtgever dat in de praktijk plaatsvindt,

    zou sprake kunnen zijn van een niet onaanzienlijk saldo aan minder werk. In

    de UAV-GC ontbreekt een bepaling in de trant van par. 35, lid 5 UAV-GC.

    Wijzigingen opdrachtnemer

    d.  In de praktijk hoort men nogal eens dat de regeling over Wijzigingen

    opdrachtnemer erg ingewikkeld wordt gevonden. Met name gaat het dan om

    te bepalen met welke van de in paragraaf 15 beschreven situaties men in

    een concreet geval te maken heeft. Te bedenken is daarbij dat al naar

    gelang de situatie, sterk uiteenlopende rechtgevolgen aan de orde zijn. Zie

    bijvoorbeeld het geval van par. 15, lid 3 sub a (met daarbij par. 15, lid 4) en

    het geval als bedoeld in par. 15, lid 3 sub c.

    e.  De werkgroep constateert dat de regeling van de wijzigingen van paragraaf

    15 UAV-GC in de praktijk veelal wordt gehanteerd voor het administratiefafhandelen van claims, dus van gevallen waarin Opdrachtnemer aanspraak

    maakt op kostenvergoeding en of termijnsverlenging. Claims echter zijn iets

    anders dan de in par. 15 bedoelde wijzigingen en daarop zou die regeling

    dus niet toegepast moeten worden. Claims moeten worden afgewikkeld

    conform het bepaalde in par. 44 UAV-GC.

    f.  In de praktijk ontstaan meer dan eens discussies over de vraag of

    opdrachtgever aanspraak heeft op (een deel van) de kostenbesparingen die

    voortvloeien uit door de opdrachtnemer gewenste optimalisaties. Daarbij

    14 R.G.T. Bleeker, UAV-GC 2005, Over de uitleg van enkele conflictgevoelige paragrafen,TBR 2014, p. 602 e.v., i.h.b. p. 710.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    12/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 12 van 19

    bestaat soms ook onduidelijkheid over de vraag hoe optimalisaties volgens

    de UAV-GC moeten worden gekarakteriseerd.

    Voorstellen

    Wijzigingen opdrachtgever

     Ad a.

    De werkgroep weet dat in het geval waarin de Opdrachtgever een Wijziging

    wenst, waarover nog geen overeenstemming is bereikt, Opdrachtnemer aan de

    slag gaat onder een voorafgaand schriftelijk voorbehoud van zijn aanspraak op

    een bepaalde vergoeding. Hoewel Bleeker daarvan zegt dat de UAV-GC voor

    deze veel voorkomend situatie een betere regeling zou moeten geven, vormt

    deze praktijkoplossing naar de mening van de werkgroep wel het goede

    vertrekpunt voor een regeling.

    Overigens dient die dan wel een subsidiair karakter te hebben in die zin dat

    partijen primair de verplichting hebben om vóór daadwerkelijke uitvoering totovereenstemming te komen over prijs en tijdsconsequenties van de wijziging.

    Voor het geval die overeenstemming er onverhoopt niet op tijd is en

    opdrachtgever verlangt dat opdrachtnemer zonder prijsovereenstemming aan de

    gang gaat, zou de regeling erin moeten voorzien dat opdrachtnemer de daarmee

    gepaard gaande kosten niet behoeft voor te financieren. Dat zou bijvoorbeeld

    kunnen gebeuren door voorlopig af te rekenen op regiebasis.

    Tenslotte merkt de werkgroep op dat in het kader van de onderhandelingen over

    de prijs van wijzigingen, opdrachtnemer recht heeft op redelijke opslagen voor

    algemene kosten, winst en risico. Zie par. 45, lid 2 sub a UAV-GC.

    In de praktijk hebben opdrachtgevers de neiging om daarvoor tevoren onredelijk

    lage percentages te willen vaststellen, waardoor lang niet altijd meer sprake is

    van redelijke opslagen. De werkgroep acht dat geen juiste handelwijze en meentbovendien dat die in strijd is met tekst en doel van de regeling. Ook opslagen

    dienen voorwerp te zijn van overleg tussen partijen.

     Ad b.

    De werkgroep is er voorstander van om – zoals ook is voorgesteld door

    Bleeker15 - in de nieuwe UAV-GC een procedure op te nemen waarmee

    opdrachtnemer schriftelijk een aanspraak op vergoeding of uitstel kenbaar kan

    maken, wanneer een technisch noodzakelijke of door de opdrachtgever geëiste

    uitvoeringswijze, naar de mening van opdrachtnemer een wijziging van de

    contractuele eisen betekent.

     Ad c.

    De werkgroep heeft van gedachten gewisseld over de vraag of het goed zijn om

    – met het oog op gevallen waarin als gevolg van wijzigingen sprake is van een

    saldo minderwerk - in de UAV-GC een regel op te nemen in de trant van par. 35,

    lid 5 UAV 2012. De leden van de werkgroep verschillen van mening of een

    dergelijke regel past binnen de filosofie van de UAV-GC.

    15 TBR 2014, p. 710

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    13/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 13 van 19

    Wijzigingen opdrachtnemer

     Ad d.

    De werkgroep stelt voor dat in het kader van een herziening wordt bekeken of

    de verschillende situaties die bij een wijziging opdrachtnemer aan de orde

    kunnen zijn, in tekst en toelichting duidelijker kunnen worden omschreven dannu het geval is.

    Overigens is de werkgroep er voorstander van om ten aanzien van de in par. 15,

    lid 3 sub a bedoelde wijzigingen, in het vierde lid van die paragraaf niet langer

    te bepalen dat de weigering om die te accepteren, zonder opgave van redenen

    mag gebeuren. In plaats daarvan zou moeten worden bepaald dat de

    opdrachtgever de wijziging kan weigeren, maar dat de weigering niet zal

    gebeuren op onredelijke gronden.

    Omgekeerd komt het wel eens voor dat door de opdrachtnemer een wijziging

    wordt voorgesteld waarmee maar een heel klein financieel belang gemoeid is,

    zoals een bedrag van € 300. De werkgroep kan zich voorstellen dat in de nieuwe

    voorwaarden wordt opgenomen dat wijzigingen van een dergelijke geringe

    omvang niet behoren te kunnen worden voorgesteld, een de minimis regeling.

    Keerzijde daarvan is dat zoiets dan ook zou moeten gelden voor geringe door de

    opdrachtgever verlangde wijzigingen.

    Daarnaast acht de werkgroep het tegen de achtergrond van par. 15, lid 3 sub a

    wenselijk dat, indien de aanbieding van opdrachtnemer meer kwaliteit biedt dan

    besloten ligt in de eisen, de opdrachtgever na sluiting van de overeenkomst

    aangeeft op welke punten dat naar zijn mening het geval is. De leden van de

    werkgroep verschillen van mening over de vraag of in aanvulling daarop ook nog

    zou moeten worden bepaald dat opdrachtnemer zich daar vervolgens ook over

    mag uitlaten en dat overleg tussen partijen uitkomst zal moeten brengen

    wanneer sprake zou zijn van verschillende opvattingen.

     Ad e.

    Het ten onrechte gebruiken van de wijzigingsregeling in geval van claims, is

    geen tekortkoming in de UAV-GC, maar van degenen die hem – verkeerd -

    toepassen. Dat is dus geen reden voor aanpassing van de regeling zelf. De

    werkgroep ziet echter in de praktijk dat tekortkomingen ten aanzien van de

    Overeenkomst vrij snel verrekend worden als Wijziging, en dus als VTW.

    Hierover zou in ieder geval in de Toelichting iets moeten worden gezegd.

     Ad f.

    De werkgroep beveelt aan om in de toelichting eveneens aandacht te geven aan

    de gevolgen van door opdrachtnemers geïnitieerde optimalisaties. Naar de

    mening geldt ten aanzien van optimalisaties het volgende.

    In lijn met het streven van de UAV-GC om innovatie te bevorderen, is dat de

    opdrachtnemer ook tijdens de uitvoering van de opdracht de vrijheid heeft om

    optimalisaties door te voeren in hetgeen hij eerder heeft voorgesteld.

    Dat geldt zolang een optimalisatie niet tot gevolg heeft dat het werk niet meer

    voldoet aan de eisen c.q. niet meer beantwoordt aan de bepalingen van de

    overeenkomst. Een dergelijke optimalisatie zal op grond van par. 15 lid 2 echter

    wel ter toetsing aan opdrachtgever moeten worden voorgelegd. De andere

    voorwaarde is dat dit nooit een optimalisatie kan betreffen van een

    ontwerp(onderdeel), document of object dat al geaccepteerd is door de

    opdrachtgever.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    14/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 14 van 19

    De door een dergelijke optimalisatie gerealiseerde besparingen komen geheel

    ten goede van opdrachtnemer. De UAV-GC biedt geen aanknopingspunten voor

    de stelling dat opdrachtgever in dit geval aanspraak zou kunnen maken op een

    deel van die besparingen.

    Indien als gevolg van een voorgenomen optimalisatie evenwel niet meer zou

    worden voldaan aan de eisen, gaat het om een wijziging als bedoeld in par. 15lid 3 UAV-GC. Zo een wijziging - inhoudende een afwijking van de eisen -

    behoeft acceptatie door opdrachtgever. De gevolgen van een dergelijke wijziging

    worden wel tussen partijen verrekend.

    V. Meerjarig onderhoud & onderhoudscontracten

    Knelpunten

    a. 

    De UAV-GC 2005 biedt de mogelijkheid om meerjarig onderhoud te

    contracteren na de afronding van de ontwerp- en bouwfase. In de praktijk

    wordt deze mogelijkheid nauwelijks gebruikt en wordt het onderhoud veelalin een separaat onderhoudscontract geregeld. De werkgroep acht niet

    uitgesloten dat deze aanpak mede wordt ingegeven omdat de mogelijkheid

    van het langdurig onderhouden van het werk in de UAV-GC slechts summier

    geregeld is. Dat doet de vraag rijzen of het onderhouden van een eerst

    ontworpen en gebouwd object niet uitvoeriger in de UAV-GC zou moeten

    worden geregeld dan thans het geval is. De werkgroep meent overigens dat

    bij hele grote UAV-GC projecten, onderhoud juist wel weer relatief vaak

    onderdeel uitmaakt van de opdracht.

    b. 

    In de praktijk ziet men evenwel ook een tegengestelde beweging, namelijk

    dat de UAV-GC wordt toegepast bij opdrachten die alleen bestaan uit het

    onderhouden van een object, zonder dat van die opdracht ook hetontwerpen en bouwen van het object deel uitmaken. In feite gaat het dan

    dus om het separate onderhoudscontract als hierboven bedoeld. Dat is een

    situatie waar de UAV-GC niet voor bedoeld is, maar de vraag is opgekomen

    of de UAV-GC niet voor deze situatie geschikt zou moeten worden gemaakt.

    c. 

    Soms is binnen een onderhoudscontract voor een object, waaraan geen

    ontwerp- of bouwwerkzaamheden vooraf zijn gegaan, voorzien dat binnen

    de onderhoudsperiode nog werkzaamheden aan het object worden

    uitgevoerd, waardoor sprake is van een upgrade van het object. Ook voor

    dat soort opdrachten wordt de UAV-GC wel gehanteerd. Ook dan rijst de

    vraag of de UAV-GC daarvoor in zijn huidige vorm eigenlijk wel geschikt zijn.

    Voorstellen 

     Ad a.

    De werkgroep vindt het een gemiste kans dat, als gevolg van een te summiere

    regeling van de onderhoudscomponent in de UAV-GC, opdrachtgevers tot een

    UAV-GC opdracht aan opdrachtnemers niet ook het meerjarig onderhoud

    opdragen. De werkgroep beveelt dan ook aan om na te gaan op welke punten

    de huidige regeling zou moeten worden aangepast, c.q. uitgebreid om in de

    behoefte te voorzien.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    15/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 15 van 19

     Ad b en c.

    Voor de hier aan de orde zijnde situaties, waarbij het gaat om het meerjarig

    onderhouden van een bestaand object, zijn de UAV-GC in hun huidige vorm

    niet geschreven. De werkgroep begrijpt de behoefte aan een modelcontract

    voor dergelijke situaties, maar het lijkt de werkgroep te ver te gaan om dezefiguur in te passen in de UAV-GC. Dat lijkt namelijk een zeer ingrijpende

    aanpassing te vergen. De werkgroep meent dat het meer voor de hand ligt om

    voor deze situaties een apart model te ontwikkelen, waarbij zoveel mogelijk

    gebruik wordt gemaakt van de nieuwe UAV-GC.

    VI. Behouden flexibiliteit; glijdende schaal

    Wij hebben uitdrukkelijk stilgestaan bij de vraag of behouden moet blijven de in

    de UAV-GC 2005 aanwezige mogelijkheid om binnen één project de daarin te

    onderscheiden delen op een verschillend detailniveau te specificeren.

    De werkgroep vindt het behouden van flexibiliteit om binnen één opdracht,

    zowel op functioneel als op detailniveau (of niveaus daartussenin) de

    oplossingsruimte te specificeren, zeer waardevol. De werkgroep wenst daar dus

    niets aan te veranderen.

    VII. Standaardisatie & Paritaire voorwaarden

    In de werkgroep hebben enkele vertegenwoordigers van aanbestedende

    diensten aangegeven dat zij, ook na aanpassing van de UAV-GC, waarschijnlijk

    de behoefte zullen blijven behouden om van de voorwaarden af te wijken.

    Tegen die achtergrond vragen zij zich af of het wel verstandig is om de nieuwe

    UAV-GC als paritaire voorwaarden tot stand te brengen. Dat belemmert hen

    immers in de mogelijkheid om van de voorwaarden af te wijken. Paritair tot

    stand gebrachte UAV-GC sluiten dus mogelijk minder aan op hun wensen met

    betrekking tot het contracteren van D&C contracten. Intussen erkennen deze

    leden van de werkgroep wel het belang van evenwichtigheid van de

    voorwaarden en van draagvlak.

    Het andere deel van de werkgroep kan zich in deze gedachtegang niet vinden.

    Met het oog op draagvlak onder opdrachtnemers én opdrachtgevers is

    evenwichtigheid van de voorwaarden juist van groot belang. Partijen hebben

    ook behoefte aan een echte standaard en niet aan een veelvoud van contracten

    voor hetzelfde type opdracht. Niet voor niets verplicht de Gids Proportionaliteitaanbestedende diensten tot het onverkort toepassen van in twee- of meerzijdig

    overleg tot stand gekomen voorwaarden. Dat heeft ermee te maken dat de

    overheid ten opzichte van haar contractspartijen gehouden is tot het hanteren

    van proportionele – dus redelijke – contractsvoorwaarden.

    In de discussie over deze twee verschillende gezichtspunten is als een mogelijke

    tussenoplossing genoemd om voor echt controversiële onderwerpen de

    mogelijkheid te bieden om daarvoor alternatieve regelingen te maken, waaruit

    partijen (in de praktijk waarschijnlijk de opdrachtgever) dan kunnen kiezen in de

    MBO.16 Het kunnen kiezen voor de ene of de andere regeling is immers niet te

    zien als een afwijking van de voorwaarden. Overigens zal bij het formuleren van

    die alternatieve regelingen wel in het oog moeten worden gehouden dat hun

    16 Deze systematiek wordt ook toegepast bij zgn. NEC3 contracten.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    16/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 16 van 19

    inhoud voldoet aan de eisen die de Gids Proportionaliteit ten aanzien van

    contracten met aanbestedende diensten stelt. Draagvlak en breed begrip is

    essentieel.

    VIII. Eenduidigheid van begrippen en in de interpretatie hiervan

    Knelpunt

    Binnen projecten bestaat vaak verwarring over de precieze betekenis van

    termen die in de UAV-GC voorkomen. Daarnaast bevat deel 2 van de

    vraagspecificatie – het deel bevattende de proceseisen - vaak gedefinieerde

    begrippen waarvan de vraag rijst of die niet ook in de UAV-GC zouden moeten

    worden opgenomen.

    Voorstel

    Ervan uitgaande dat de in de UAV-GC opgenomen definities dekkend zijn (datwil zeggen dat er in de voorwaarden niet ook andere te definiëren begrippen

    voorkomen), zou in de eerste plaats gekeken moeten worden naar de inhoud

    van die definities.

    Wat betreft begrippen die uitsluitend voorkomen in een te ontwikkelen

    standaardvraagspecificatie – zie hierboven onder 3 – geldt dat die daar

    gedefinieerd moeten worden en dus niet in de UAV-GC. Voor zover in de

    standaard vraagspecificatie begrippen voorkomen die ook in de UAV-GC worden

    gebruikt, moet de definitie in de vraagspecificatie de definitie als opgenomen in

    de UAV-GC volgen.

    IX. Wederkerigheid van waarschuwingsplicht

    Knelpunt

    De UAV-GC legt in artikel 3, lid 5 MBO en in par. 4, leden 7 en 8 aan de

    opdrachtnemer de plicht op om opdrachtgever te waarschuwen voor

    tegenstrijdigheden c.q. fouten en gebreken in de door opdrachtgever opgestelde

    stukken. Het gaat dan om klaarblijkelijke fouten en gebreken. Bovendien

    moeten die fouten en gebreken zodanig zijn dat daarover zwijgen in strijd met

    redelijkheid en billijkheid zou zijn. Opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de

    schadelijke gevolgen van het niet waarschuwen, als hij niet gewaarschuwd

    heeft, maar wel had behoren te waarschuwen.

    De UAV-GC kennen ook een verplichting voor opdrachtgever om te

    waarschuwen. Daarbij gelden evenwel andere normen. Opdrachtgever is

    namelijk bij de toetsing van ontwerp- en uitvoeringswerkzaamheden, alsmede

    bij de acceptatie van documenten, gehouden om opdrachtnemer schriftelijk te

    informeren wanneer hij daadwerkelijk  een tekortkoming heeft opgemerkt. Zie

    par. 20, lid 4, par. 21, lid 10 en par. 22, lid 3 UAV-GC. Als de opdrachtgever een

    gebrek niet ziet, hoeft hij ook niet te waarschuwen. Anders dan bij de

    opdrachtnemer gaat het hier dus niet om een normatieve waarschuwingsplicht.

    Probleem daarbij is dat het voor opdrachtnemer ondoenlijk om te bewijzen dat

    de opdrachtgever een tekortkoming daadwerkelijk heeft opgemerkt als

    opdrachtgever betwist dat hij de tekortkoming daadwerkelijk heeft gezien.

    Hier is derhalve sprake van een incongruentie in de formulering van dewederzijdse waarschuwingsplichten.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    17/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 17 van 19

    Voorstel

    Een groot deel van de werkgroep meent dat de beschreven incongruentie dient

    te worden opgeheven door in de genoemde bepalingen, de informatieplicht van

    de opdrachtgever te wijzigen naar een waarschuwingsplicht voor opdrachtgever

    met daarin hetzelfde normatieve element als de waarschuwingsplicht van deopdrachtnemer bevat.

    Een ander deel kijkt daar anders tegen aan, en wijst erop dat het verschil in

    normering samenhangt met het onverplichte karakter van het door de

    opdrachtgever verrichten van toetsingen en acceptaties.17 Dit deel van de

    werkgroep merkt daarover op dat beoordelingen in het kader van de acceptatie

    nu juist geen onverplicht karakter hebben. Dit deel voegt daaraan toe dat,

    omdat de opdrachtnemer het ontwerp maakt en de opdrachtgever op afstand

    zit, de informatiepositie van partijen dermate verschilt dat de informatieplicht

    van de opdrachtgever nooit dezelfde kan zijn als die van de opdrachtnemer.

    Duidelijk moge in elk geval zijn dat bij een herziening van de UAV-GC aan de

    gesignaleerde incongruentie – of die nu terecht is of niet – aandacht moetworden besteed.

    17 In de juiste termen: Het gebruik maken danwel uitoefenen van haartoetsingsbevoegdheid.

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    18/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 18 van 19

    Bijlage 1 bij het memo aan CROW d.d. 11 februari 2016

    De initiatiefnemers danken onderstaande personen voor hun bijdrage aan één of

    meerdere van de overleggen. Deze personen hebben op persoonlijke titel hun

    bijdrage geleverd.

    Ad Van Leest (CROW)Annemagreet Schouten (Havenbedrijf Rotterdam)Dick van Werven (Bouwend Nederland)Ed Klein (PRO6 managers)Erik Kruizenga (VolkerInfra)Erwin Piet (Havenbedrijf Rotterdam)Gerard Buunk (Witteveen + Bos)Herman Bosma (Dura Vermeer Beton en Waterbouw)Jaap de Koning (Witteveen + Bos)Joost Fijneman (Aanbestedingsinstituut)Joost Merema (PRO6 managers)Malcolm Aalstein (Gemeente Amsterdam)Marcel van Herten (Dra Vermeer Beton en Waterbouw)

    Matthijs Kuhlmann (Mott McDonald)Peter Kanninga (Boskalis)René Rozendal (Heijmans Infra)Sandra Bos (Havenbedrijf Rotterdam)Tim Duits (gemeente Amsterdam)Willem Mauser (BESIX)

  • 8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07

    19/19

    20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten

    Pagina 19 van 19

    Bijlage 2 bij het memo aan CROW d.d. 11 februari 2016

    Aandachtspunten voor verdere studie 

    1. 

    Contractbeheersing

    Opstart van het contract PSU

    Samenwerking / PFU

    2. 

    Value Engineering irt Wijzigingen

    o  Ervaringen van bestaande contracten

    o  Grijze lijst creeeren; besparingen uit Value Engineering gebruiken om

    tegenvallers op te vangen.

    3. 

    Special topics: in hoeverre moeten deze benoemd worden?

    SE

    BIM

    4.  Status Ontwerp: UO / DO?

    o

     

    Set begrippen voor UAVGC (zie boven)

    5. 

    Tips voor vervolgproces

    Keuzeopties voor clausules die uitgaan van risicodeling ipv risicoverdeling

    bijv par 9/10 of par 13.1-3: Inspiratie NEC3, de “Z-clauses”  

    6.  Onderwerpen ‘restpost’ (overgenomen as-is)

    o  Coördinatieregeling

      Actief – passief?

    o  Verschillen tussen infra en bouw tav UAVGC?

    Opleveren

    Regeling rondom vergunningen par 10

    Aansprakelijkheid

    Rol aanbesteding -> bilateraal overleg