Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
-
Upload
joost-merema -
Category
Documents
-
view
220 -
download
4
Transcript of Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
1/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 1 van 19
Notitie
Aan: CROW, t.a.v. de heer ir. A. van Leest
Van: mr. ing. J.H. Merema en mr. D.E. van Werven
Amersfoort/Zoetermeer, 7 maart 2016
Betreft: UAV-GC 2005; inventarisatie knelpunten en voorstellen tot aanpassing
Inleiding
Eind 2014 hebben PRO6 managers en Bouwend Nederland besloten om
functionarissen uit de adviserende, opdrachtgevende en uitvoerende
bouwpraktijk te benaderen en bijeen te brengen om van hen te vernemen wat
hun praktijkervaringen zijn met de UAV-GC 2005. Dit initiatief heeft de werktitel
‘UAV-GC 2015’ gekregen.
Doel van deze dialoog was enerzijds om na te gaan of, en zo ja, waar toepassing
van de voorwaarden en de daarbij behorende Model Basisovereenkomst niet
meer helemaal aansluiten bij de hedendaagse praktijk. Anderzijds was ook de
doelstelling om te bezien of bepaalde onderdelen, door onevenwichtigheid,
complexiteit of het juist niet volledig bieden van regels, in de praktijk tot
discussies tussen partijen leiden. Niet alleen zouden knelpunten moeten worden
aangewezen, maar ook oplossingen of in ieder geval oplossingsrichtingen
worden aangedragen.
Er hebben uiteindelijk 4 bijeenkomsten plaatsgevonden, waarvan twee in de
eerste helft van 2015, één in de tweede helft van dat jaar en een
slotbijeenkomst in februari 2016. De lijst van deelnemers aan die bijeenkomstenis als bijlage 1 aan dit memo gehecht.
De deelnemers zijn door de initiatiefnemers benaderd op grond van hun
betrokkenheid bij en praktijkervaring met de UAV-GC 2005. Zij hebben steeds
op persoonlijke titel aan de dialoog deelgenomen. Hoewel in bijlage 1 is
opgenomen waar de deelnemers werkzaam zijn, zijn de daargenoemde
organisaties niet aan de door de deelnemers ingenomen standpunten gebonden.
De gezamenlijke deelnemers zullen hierna worden aangeduid als “de
werkgroep”, of als “wij” .
In de eerste bijeenkomst zijn negen onderwerpen geïdentificeerd waarover
nader door de werkgroep van gedachten is gewisseld. Niet ten aanzien van al
die 9 punten was de conclusie dat er aanpassing nodig was van de voorwaarden.
Globaal zijn er vier niveaus onderscheiden waar men in de praktijk tegen
problemen aan loopt:
Specifieke paragrafen/ bepalingen uit de UAV-GC 2005 danwel uit de Model
Basisovereenkomst (het ‘linker’ boekje);
De uitleg/ toelichting over toepassing van de UAV-GC 2005 (het ‘rechter’
boekje);
De toepassing van de methodiek / structuur die de UAV-GC 2005 biedt aan
het contractdossier, zoals standaardisatie van vraagspecificaties, Annexen
etc.
Verkeerde toepassing of interpretatie van de UAV-GC door gebrek aan
kennis van en ervaring met het document en de werkwijze, dan wel door
willekeur of opportunisme.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
2/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 2 van 19
Daarnaast is een aantal andere onderwerpen vastgesteld waar nadere studie
gewenst is. In het kader van de bijeenkomsten zijn zij echter verder niet
inhoudelijk aan de orde geweest. Die onderwerpen zijn weergegeven in bijlage
2 bij dit memo.
De bevindingen van de werkgroep UAV-GC 2015 zien op de volgende punten:
I.
Eisen en Informatie
II.
Bodemaspecten (bodemgesteldheid, kabels en leidingen, explosieven,
archeologie)
III. Standaardisatie van deel 2 van de vraagspecificatie; verhouding tot de
UAV-GC
IV. Wijzigingenparagraaf beter laten aansluiten op ontwerp- en
uitvoeringspraktijk
V.
Meerjarig onderhoud & onderhoudscontracten
VI.
Behouden flexibiliteit; glijdende schaal
VII.
Standaardisatie & Paritaire voorwaarden
VIII.
Eenduidigheid van begrippen en in de interpretatie hiervan
IX.
Wederkerigheid van waarschuwingsplicht
I. Eisen en Informatie
In dit stuk wordt gesproken over ‘informatie’ in de breedste zin van het woord
(en dus niet per se beperkt tot de betekenis van een document in het kader van
de bekende Annex)
Het is van belang om een onderscheid te maken tussen:
A.
informatie in de vraagspecificatie in de vorm van eisen waaraan het Werk of
het proces van totstandkoming moet voldoen en
B.
informatie die betrekking heeft op omstandigheden waaronder of
uitgangspunten op basis waarvan het Werk moet worden uitgevoerd.
A. Vraagspecificatie
Opdrachtnemer is gehouden om aan de in de vraagspecificatie opgenomen eisen
te voldoen. Opdrachtgever is op grond van paragraaf 3, lid 3 UAV-GC
verantwoordelijk voor de inhoud van de vraagspecificatie. Voor het geval sprake
is van onderlinge tegenstrijdigheid tussen onderdelen van de vraagspecificatie is
opdrachtgever daarvoor verantwoordelijk op grond van artikel 3, lid 4 van deModel Basisovereenkomst (hierna: MBO).
Knelpunt
Als het goed is bevat de Vraagspecificatie alle eisen waaraan het eindproduct en
het proces van totstandkoming minimaal aan moeten voldoen1. In de
Vraagspecificatie behoort dus niet te zijn opgenomen informatie over de
omstandigheden waaronder het werk moet worden uitgevoerd.
In de praktijk wordt niet altijd in de gaten gehouden dat de eisen in de
1 Gebruikelijk is daarbij de eisen aan het eindresultaat op te nemen in deel 1 van devraagspecificatie en de zogenaamde proceseisen in deel 2.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
3/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 3 van 19
vraagspecificatie bijeen moeten worden gebracht en niet ook de informatie moet
bevatten over de omstandigheden waaronder het werk moet worden uitgevoerd.
Bij sluiting van het contract liggen immers niet zelden stukken voor die – net als
de vraagspecificatie – eisen bevatten waaraan het werk moet voldoen. Eigenlijk
hadden die opgenomen moeten zijn in de vraagspecificatie, maar is dat niet
gebeurd. We komen ook voorbeelden tegen waar richtlijnen, handboeken oforganisatiestandaarden integraal ‘van toepassing’ worden verklaard via een
Annex ‘Informatie’ . Daarmee ontstaan in de praktijk discussies over de vraag of
een opdrachtnemer wel gehouden is om ook aan uit dergelijke documenten
voortvloeiende eisen te voldoen. Soms zien wij dat dit door Opdrachtgevers
wordt ‘opgelost’ doordat de vraagspecificatie uitdrukkelijk naar (eisen in) andere
stukken verwijst.
Omgekeerd zien wij ook voorbeelden waarin de vraagspecificatie informatie
bevat die de omstandigheden betreffen waaronder het werk moet worden
uitgevoerd, zoals gegevens over de bodemgesteldheid. Dit werkt verwarrend,
zeker in het kader van verificatie en validatie.
Voorstel
Omdat het niet altijd mogelijk blijkt om alle eisen waaraan het werk of het
totstandkomingsproces moet voldoen, bijeen te brengen in één document - de
vraagspecificatie - wordt voorgesteld om in de definitie van vraagspecificatie
expliciet tot uitdrukking te laten komen dat eisen ook kunnen zijn opgenomen in
andere met name te noemen stukken. Die andere stukken behoren dan zoals
men wel zegt te worden “aangeroepen” vanuit de vraagspecificatie.
Om ervoor te zorgen dat de eisen ook daadwerkelijk alle in de vraagspecificatie
worden opgenomen, zou ook dat in de definitie van Vraagspecificatie tot
uitdrukking moeten komen2.
De definitie van de Vraagspecificatie zou dan als volgt kunnen luiden:
“Vraagspecificatie: het als zodanig in de Basisovereenkomst aangemerkte
contractdocument, met inbegrip van de onlosmakelijk daarvan onderdeel uit
makende schriftelijke documenten, dat door of namens de Opdrachtgever is
vervaardigd en dat alle eisen bevat waaraan het Werk en de wijze waarop dat
tot stand wordt gebracht, moet voldoen, op basis waarvan de Opdrachtnemer
zijn Aanbieding heeft opgesteld en ingediend.”
Hierdoor maken de aangeroepen stukken dus expliciet deel uit van de
vraagspecificatie en zijn geen onderdeel van annexen3.
In de vraagspecificatie zelf dient dan uiteraard te worden verwezen naar de in
andere schriftelijke stukken opgenomen eisen. Wat de werkgroep betreft kan ditdoor bijvoorbeeld het volgende op te nemen:
“De volgende documenten maken onlosmakelijk onderdeel uit van deze
Vraagspecificatie:
- (volgt opsomming van die stukken)”
2 De werkgroep heeft daarbij uitdrukkelijk onder ogen gezien dat het gevolg daarvan is datopdrachtnemer in beginsel niet gehouden is te voldoen aan eventuele eisen die niet zijnopgenomen in de vraagspecificatie en de daardoor “aangeroepen” stukken.3 Een annex heeft ook een andere rangorde dan de vraagspecificatie, zie artikel 3, lid 2van de MBO.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
4/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 4 van 19
B. Voor de totstandkoming relevante informatie
De tweede categorie gegevens is relevant voor het door Opdrachtnemer leveren
van diens prestatie (en het kunnen opstellen en beprijzen van de Aanbieding).
Het is de informatie die bedoeld wordt in paragraaf 3, lid 1 sub a UAV-GC. Het
gaat daarbij dus niet om de in de Vraagspecificatie opgenomen eisen.
Belangrijk verschil met de hierboven onder A bedoelde informatie is dat
opdrachtnemer gebruik kan maken van de hier bedoelde informatie, terwijl hij
opdrachtnemer aan eisen moet voldoen.
Voor de juistheid van de voor de totstandkoming van het werk relevante
informatie staat opdrachtgever in op grond van paragraaf 3 lid 2. Op grond van
artikel 3 lid 4 van de MBO is hij verantwoordelijk voor het geval de door hem
versterkte informatie tegenstrijdigheden bevat.
Knelpunten
Met betrekking tot de hier bedoelde gegevens doet zich de merkwaardige
situatie voor dat de UAV-GC enerzijds in paragraaf 3, lid 1 sub a een zeer
beperkte verplichting voor de Opdrachtgever inhouden om aan de
Opdrachtnemer informatie te verstrekken. Dit terwijl wij zien dat
Opdrachtgevers in de praktijk juist een veelheid aan informatie verstrekken
(waarvan de relevantie niet altijd duidelijk is) maar– in afwijking van het
bepaalde in paragraaf 3, lid 2 – in heel wat gevallen daarbij hun
verantwoordelijkheid voor de juistheid van een groot deel van de verstrekte
gegevens uitsluiten, of althans beogen dat te doen4.
Opdrachtgevers voelen in die gevallen dus blijkbaar wel dat Opdrachtnemers
meer informatie nodig hebben dan waartoe de UAV-GC hen minimaal verplicht
die te verstrekken, maar willen bij het verstrekken van die informatie niet
volledig verantwoordelijk gehouden worden voor eventuele onjuistheden in de
gegevens.
Overigens zien we ook dat Opdrachtgevers er dan maar voor kiezen heel weinig
informatie verstrekken.
Apart probleem is nog dat als informatie verstrekt wordt – al dan niet voorzien
van voorbehouden – die vaak over een groot aantal verschillende stukken
verspreid is. Dit verhoogt het risico dat een Opdrachtnemer wezenlijke
informatie mist, doordat die niet op het eerste oog zichtbaar relevant is, maar
dat later in het ontwerp- of uitvoeringsproces wel blijkt te zijn.5
Wij constateren dus de volgende knelpunten:
a. de in de UAV-GC te beperkte verplichting van Opdrachtgever tot hetverstrekken van informatie,
b. het in de praktijk door Opdrachtgevers bij het verstrekken van informatie
maken van algemene voorbehouden wat betreft de juistheid van gegevens en
4 Dit door bijvoorbeeld door de kwalificatie dat de gegevens “slechts ter informatie” zijn,door een onderscheid te maken tussen “bindende documenten” en “niet bindende” of dooreen bepaling dat indien de opdrachtnemer geen opmerkingen over de verstrekte stukkenmaakt, eventuele tegenstijdigheden en fouten daarin vervolgens voor diens rekeningkomen. Zie voor het onderscheid tussen documenten ook onderdeel 3 van deze notitieover de standaardisatie van de vraagspecificatie. Een beroep op een uitsluiting wordt doorde rechtspraak overigens lang niet altijd gehonoreerd.5 Regelmatig wordt die informatie al gemist onder druk van het in beperkte tijd opstellenvan de Aanbieding, waardoor bijvoorbeeld het ontwerp onvolledig is en/of risico’s nietgoed ingeprijsd kunnen worden.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
5/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 5 van 19
c. het op veel verschillende plaatsen in het dossier opnemen van relevante
informatie.
Voorstellen
Ad a. Verduidelijking en verruiming verplichting tot het verstrekken vangegevens
De werkgroep is voorstander van verduidelijking en uitbreiding van de thans in
paragraaf 3, lid 1 sub a geformuleerde verplichting van de Opdrachtgever tot
het verstrekken van informatie. Zij is van mening dat die thans te terughoudend
is geformuleerd. Die terughoudendheid blijkt met name uit de uitleg die in de
Toelichting wordt gegeven aan het in par. 3, lid 1 sub a opgenomen
noodzakelijkheidscriterium.
De toelichting zegt namelijk dat Opdrachtgevers verplichting tot het ter
beschikking stellen van gegevens alleen bestaat “indien de Opdrachtnemer zelf
niet over de mogelijkheid beschikt die informatie zelfstandig via andere kanalen
te verkrijgen” . In lijn daarmee is de daaraan voorafgaande zin uit de toelichtingdie luidt: “Het is niet in alle gevallen zo dat wanneer de Opdrachtgever zelf
beschikt over informatie die de Opdrachtnemer nodig heeft om zijn prestatie te
kunnen uitvoeren, die informatie vervolgens ook door de Opdrachtgever ter
beschikking moet worden gesteld aan de Opdrachtnemer.”
De werkgroep meent dat deze beperkende interpretaties in de toelichting
onterecht en dus niet wenselijk zijn, omdat er geen goede reden is waarom de
Opdrachtgever de voor het werk relevante gegevens waarover hij beschikt, niet
ter beschikking stelt aan de Opdrachtnemer.
Op zijn minst dient par. 3, lid 1 sub a dan ook zodanig te worden verduidelijkt
c.q aangepast dat de opdrachtgever gehouden is om:
- gegevens te verstrekken die door Opdrachtgever zijn verzameld met hetspecifieke doel om het Werk te laten uitvoeren, en
- gegevens te verstrekken die bij Opdrachtgever beschikbaar zijn en in
beginsel (dus afgezien van ongebruikelijke uitvoeringstechnieken) van belang
zijn voor de uitvoering van het werk.
Dit is evenwel wat de werkgroep betreft de minimumoptie6.
Een groot deel van de werkgroep acht het namelijk redelijk om de verplichting
van Opdrachtgever tot het verstrekken van informatie aan opdrachtnemer
daarnaast uit te breiden tot informatie waarover de opdrachtgever redelijkerwijs
kan komen te beschikken, voor zover opdrachtnemer deze nodig heeft voor het
doen van een verantwoorde inschrijving.7
Ad b. Tegengaan onnodige exoneraties
In de praktijk wordt naar ons oordeel veel te lichtvaardig de
verantwoordelijkheid uitgesloten voor de juistheid van (grote delen van)
verstrekte informatie. Het zou goed zijn wanneer die praktijk wordt ingedamd.
Opdrachtgevers zouden zich veel vaker moeten afvragen of het maken van een
voorbehoud werkelijk nodig is. Zij lijken zich tot op heden te weinig te beseffen
6 De formulering van deze minimumoptie is ontleend aan R.G.T. Bleeker, UAV-GC 2005,Over de uitleg van enkele conflictgevoelige paragrafen, TBR 2014, p. 605.7 Dit standpunt van een deel van de werkgroep sluit overigens aan bij de opvatting vanVan Dam, De Groot en Orobio de Castro in De UAV-GC 2005, tijd voor een herziening?,TBR 2015, p. 30
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
6/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 6 van 19
welke onzekerheden daardoor voor Opdrachtnemers ontstaan.
De geschetste praktijk lijkt de werkgroep evenwel niet te kunnen worden
bestreden door een aanpassing van de UAV-GC zelf. Een verbod tot het
opnemen van dergelijke exoneraties zou hoogstwaarschijnlijk op gespannen
voet staan met de contractsvrijheid.
Ons voorstel is dan ook om in de toelichting op de nieuwe UAV-GC op te nemen
dat de Opdrachtgever geen voorbehouden behoort te verbinden aan verstrekte
informatie, behalve voor zover dat in redelijkheid niet anders kan. Indien er dan
door Opdrachtgever een voorbehoud wordt gemaakt, behoort door hem expliciet
te worden aangegeven waarom dat voorbehoud gemaakt wordt. Een en ander
zal ertoe leiden dat een eventueel voorbehoud ook een specifiek - en dus niet
algemeen – karakter heeft en duidelijk geformuleerd is.
In het verlengde daarvan stelt de werkgroep voor om in paragraaf 3, lid 2 UAV-
GC te bepalen dat de daar omschreven verantwoordelijkheid van de
Opdrachtgever geldt, behalve voor zover de Opdrachtgever te dien aanzien een
uitdrukkelijk voorbehoud heeft gemaakt.
Daarbij moet er overigens op gewezen worden dat, ook indien een voorbehoud
gemaakt wordt, een beroep daarop door rechters of arbiters niet altijd wordt
gehonoreerd. Denk aan het geval waarin het voor Opdrachtnemer bij het
aangaan van de overeenkomst niet goed mogelijk is om na te gaan of de
verstrekte informatie juist is. Een opmerking van die strekking behoort naar
onze overtuiging in de toelichting te worden opgenomen.
Tot slot is hetgeen hier wordt voorgesteld in lijn met de onder 1 voorgestelde
verruiming van de informatieplicht van de opdrachtgever, want het is niet de
bedoeling dat de als gevolg daarvan extra te verstrekken informatie alsnog van
exoneraties wordt voorzien.
Ad c. Verspreide informatie
Zoals hierboven aangegeven zien wij projecten waarbij Opdrachtgevers weinig
informatie ter beschikking stellen, maar ook opdrachtgevers die te veel
informatie verstrekken. In dat laatste geval is lang niet altijd de relevantie van
alle informatie meteen duidelijk. Vaak is bovendien - zie hierboven - sprake van
exoneraties ten aanzien van de juistheid van verstrekte gegevens. Daarnaast is
de informatie over vele stukken verspreid. Dat vergroot niet alleen de kans op
onderlinge tegenstrijdigheden tussen verstrekte gegevens, maar ook dat de
Opdrachtnemer een voor de vervulling van zijn opdracht relevant gegeven over
het hoofd ziet.
Wat dat laatste betreft zou het goed zijn wanneer de informatie volgens een
vast stramien wordt gegroepeerd. Dit zal herkenbaarheid en toepassingverbeteren. Een aantal leden van de werkgroep heeft bepleit om bij dat alles
een onderscheid te maken tussen niet-bindende en bindende informatie en aan
dat onderscheid ook in definities in de UAV-GC aandacht te besteden. Een ander
deel van de werkgroep meent evenwel dat daarvan ten onrechte een stimulans
uit kan gaan tot het verstekken van niet-bindende informatie, hetgeen op
gespannen voet staat met het hierboven reeds genoemde uitgangspunt dat
opdrachtgever verantwoordelijk is voor verstrekte informatie.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
7/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 7 van 19
II. Bodemaspecten (bodemgesteldheid, kabels en leidingen,
explosieven, archeologie)
Knelpunten
a.
Opdrachtnemer is op grond van par. 13, lid 1 UAV-GC gehouden om zijnwerkzaamheden af te stemmen op de bodemgesteldheid. Daartoe moet
Opdrachtnemer dan wel weten hoe die is. Opdrachtgever heeft onder
paragraaf 3, lid 1 sub a UAVGC– zie hierboven - een beperkte plicht om
Opdrachtnemers omtrent de bodemgesteldheid te informeren. De werkgroep
bepleit niet voor niets om die te verruimen. De noodzaak van een
verruiming is er nog meer wanneer sprake is van een aanbesteding.
Wanneer daar een tekort aan informatie is, zouden individuele
opdrachtnemers elk afzonderlijk de benodigde gegevens moeten
verzamelen, iets dat buitengewoon onpraktisch is.
De UAV-GC bevatten ten onrechte ook niet een bepaling à la par. 29, lid 3,
welke bepaling uitkomst zou kunnen bieden wanneer een opdrachtgeverminder informatie verstrekt dan waartoe hij gehouden is.
b. Onder de bestaande UAV-GC wordt de aansprakelijkheid van Opdrachtnemer
voor schade door onvoldoende afstemming beoordeeld op grond van
paragraaf 13 lid 2. Opdrachtnemers aansprakelijkheid vervalt als hij
aantoont dat hij ter voorkoming van schade alle voorzorgsmaatregelen heeft
genomen die, gegeven de aard en de inhoud van de overeenkomst en van
het werk en de overige omstandigheden van het geval, van een zorgvuldig
Opdrachtnemer verwacht mogen worden. In concrete projecten leidt deze
maatstaf meer dan eens tot discussies tussen partijen. Het zou goed zijn te
proberen deze maatstaf te concretiseren.
c.
Paragraaf 13 UAV-GC kent een apart regime, voor zover sprake is vanverontreinigingen en archeologische vondsten. Het aantreffen van niet
gesprongen explosieven en kabels en leidingen zorgt in de praktijk echter
ook voor problemen en niet is in te zien waarom daarvoor niet hetzelfde zou
kunnen gelden als bij bodemverontreiniging.
Voorstellen
Ad a.
Bij vrijwel elk bouwproject is het voor de Opdrachtnemer van cruciaal belang te
weten hoe de bodemgesteldheid is ter plekke van het werk. Een overgroot deel
van de werkgroep is van mening dat het risico voor tegenvallers als gevolg van
de bodemgesteldheid in beginsel bij de Opdrachtgever ligt. Dat is in
overeenstemming met het bepaalde in artikel 7.760 BW.8 De regeling van par.
13 UAV-GC is met dat uitgangspunt niet in overeenstemming, behalve waar het
8 De eerst twee leden van artikel 7:760 BW luiden (cursivering toegevoegd):
“ 1. De gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering van het werk, die te wijten is aan
gebreken of ongeschiktheid van door de aannemer gebruikte materialen of hulpmiddelen,
komen voor rekening van de aannemer.
2. Is de ondeugdelijke uitvoering echter te wijten aan gebreken of ongeschiktheid van
zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop hij een werk
laat uitvoeren, dan komen de gevolgen voor zijn rekening, voor zover de aannemer niet
zijn in artikel 754 bedoelde waarschuwingsplicht heeft geschonden of anderszins met
betrekking tot deze gebreken in deskundigheid of zorgvuldigheid tekort is geschoten.”
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
8/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 8 van 19
gaat om het risico van het aantreffen van verontreinigingen en – kort gezegd–
archeologische vondsten.
Los daarvan, heeft een groot deel van de werkgroep bepleit om de verplichting
van opdrachtgever tot het verstrekken van informatie, uit te breiden tot
informatie waarover de opdrachtgever redelijkerwijs kan komen te beschikken,
voor zover opdrachtnemer deze nodig heeft voor het doen van eenverantwoorde inschrijving (zie hierboven).
Voor het geval Opdrachtgever, afgemeten naar die verplichting, te weinig
gegevens heeft verstrekt, pleit de werkgroep ervoor om te bekijken hoe alsnog
op een efficiënte manier kan worden gezorgd dat Opdrachtnemers voldoende
gegevens over de bodemgesteldheid tot hun beschikking krijgen.
Daarbij kan bijvoorbeeld tot uitgangspunt dienen de aanpak van het
Havenbedrijf Rotterdam als opgenomen in het door hem gehanteerde D&C
contract en de bijbehorende inschrijvingsleidraad.
Die aanpak komt er in het kort gezegd op neer dat Opdrachtgever voor de
aanbesteding eigen milieutechnisch en geotechnisch bodemonderzoek laat
verrichten en de gegevens daarvan aan de inschrijvers verstrekt. Nietteminworden inschrijvers tijdens de aanbestedingsprocedure in de gelegenheid
gesteld aanvullend onderzoek te doen op kosten van Opdrachtgever.
Opdrachtgever stelt daartoe toereikend budget ter beschikking. Opdrachtgever
initieert een overleg tussen inschrijvers en het bodemonderzoeksbureau.9
Inschrijvers en bodemonderzoeksbureau gezamenlijk stellen het plan van
aanpak voor het aanvullende onderzoek op, dat door het onderzoeksbureau zal
worden uitgevoerd. Opdrachtgever stelt enkel de financiële middelen voor dit
onderzoek ter beschikking. Inschrijvers ontvangen de uitkomsten van het
aanvullend onderzoek. Voor het geval tijdens het werk de bodemgesteldheid
toch nog blijkt af te wijken, komt dat voor risico van Opdrachtnemer.10
Deze procedure kost uiteraard tijd in de aanbestedingsprocedure. Voor het geval
er tijdens de aanbestedingsprocedure niet voldoende tijd is om dat aanvullendonderzoek te laten doen, wordt in het HbR modelcontract de volgende weg
bewandeld.
Opdrachtnemer wordt direct na sluiting van de overeenkomst - en dus voor
aanvang van de uitvoeringswerkzaamheden - in de gelegenheid gesteld worden
om binnen een door de opdrachtgever ter beschikking gesteld budget nader
geodetisch, geotechnisch en/of milieuhygiënisch onderzoek te laten verrichten.
Indien de resultaten van dit onderzoek een wezenlijke afwijking laten zien ten
opzichte van de geodetische, geotechnische en milieuhygiënische toestand die
opdrachtnemer redelijkerwijs had kunnen verwachten op basis van de door de
opdrachtgever verstrekte informatie en opdrachtnemer kan aantonen dat dit
leidt tot een structurele en onvoorzienbare aanpassing van de door
opdrachtnemer verkozen ontwerpoplossing en/of uitvoeringswijze van het Werk,heeft Opdrachtnemer recht op kostenvergoeding en/of termijnsverlenging.
De werkgroep pleit ervoor de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden
rondom bodemgesteldheid aan te passen, en in de procedure te voorzien in een
mogelijkheid om het risico van afwijkingen in de ondergrond beter te beheersen
door onderzoek op verzoek van Opdrachtnemer in te bedden.
9 Dat is het bureau dat gewoonlijk de onderzoeken voor het havenbedrijf uitvoert.10 Artikel 15, lid 2 van het D&C modelcontract van HbR bepaalt dat is anders is “indien er,ondanks de resultaten van alle uitgevoerde onderzoeken, sprake is van een fundamenteelafwijkende bodemgesteldheid die tot kennelijk onredelijke situaties leidt. Pas indien ookOpdrachtgever van mening is dat van een dergelijke situatie sprake is, treden Partijen inoverleg om de consequenties daarvan te bespreken.”
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
9/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 9 van 19
Een vangnet zou nog kunnen zijn dat Opdrachtgever in de Overeenkomst een
(stel)post opneemt, bestemd voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden,
waarvan de omvang op voorhand niet voldoende nauwkeurig bepaald kan
worden.11
Ad b.
Voor de vraag wat aan voorzorgsmaatregelen van een zorgvuldig handelend
opdrachtnemer mag worden verwacht, beveelt de werkgroep aan dat aansluiting
wordt gezocht bij internationaal aanvaarde onderzoeksrapporten.
Daarin wordt – zij het steeds met inachtneming van bandbreedten - aangegeven
onder welke omstandigheden welke soort bodemonderzoek in welke intensiteit
behoort te worden verricht ten einde een redelijk representatief beeld van de
bodemgesteldheid te verkrijgen.
De daaruit voortvloeiende eisen kunnen naar de mening van de werkgroep
evenwel niet als rechtstreekse norm in de nieuwe UAV-GC worden opgenomen,
omdat hetgeen van een zorgvuldig handelend opdrachtnemer mag worden
verwacht, behalve van de aard en de inhoud van de opdracht, ook afhankelijk is
van de overige omstandigheden van het geval.
Toch zou in de toelichting op deze paragraaf naar die rapporten moeten worden
verwezen en aangegeven welke omstandigheden tot een verlichting of
verzwaring van de uit bedoelde rapporten voortvloeiende eisen kunnen leiden.
Bij die rapporten gaat het om de Geotechnical Baseline Reports, alsmede om het
daarop gebaseerde rapport CUR 105 ‘Risicoverdeling Geotechniek (RV-G)’ .
Ad c.
In de praktijk veroorzaakt het aantreffen van kabel en leidingen, obstakels enniet gesprongen explosieven veel discussie op de werkvloer, te meer waar een
duidelijke regeling dienaangaande ontbreekt.
Paragraaf 13 UAV-GC bepaalt dat het risico voor verontreiniging van de bodem
in beginsel bij de opdrachtgever ligt. Dat sluit aan bij de regel van artikel 7:760
lid 2 BW die een conformiteitseis bevat voor alle door de opdrachtgever ter
beschikking gestelde zaken, waaronder de grond. Voor het aantreffen van
archeologische vondsten geldt hetzelfde op grond van par. 13, lid 7 UAV-GC.
De werkgroep beveelt aan om voor het aantreffen van niet gesprongen
explosieven, obstakels en kabels en leidingen, in de nieuwe UAC-GC dezelfde lijn
te volgen als geldt bij verontreinigingen en archeologische vondsten12.
Opdrachtgever is daarvoor dan in beginsel verantwoordelijk.
11 Dit in de trant van hetgeen is voorgesteld door Van Dam, De Groot en Orobio de Castroin TBR 2016, p. 30.12 Dat is ook in lijn met de rechtspraak van de RvA waarin bij het aantreffen van obstakelswerd geoordeeld dat de aanwezigheid van obstakels in de grond ́ niet onderbodemgesteldheid (kan) worden gerangschikt´. Zie RvA 30 maart 2010, no 31.703. Bijhet aantreffen van niet gesprongen explosieven oordeelden arbiters in RvA 22 februari2008, no. 28.942 dat aannemer niet behoeft te veronderstellen dat de bodem is gevuldmet niet gesprongen explosieven en dat onder deze omstandigheden opdrachtgever nietzijn verplichting is nagekomen tot het ter beschikking stellen van het werkterrein, zoalsbedoeld in par. 3 lid 1 sub b UAV-GC.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
10/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 10 van 19
III. Standaardisatie van deel 2 van de vraagspecificatie;
verhouding tot de UAV-GC
Knelpunt
De vraagspecificatie bij een UAV-GC project bestaat altijd uit ten minste tweedelen. Deel 1 bevat de eisen waaraan het werk moet voldoen om in aanmerking
te komen voor oplevering. Deel 2 bevat de eisen die voor het proces van
totstandkoming van het werk gelden, de zogenaamde proceseisen.
Verschillende adviesbureaus en opdrachtgevers hebben hun eigen standaarden
voor het tweede deel van de vraagspecificatie, zodat sprake is van een
wisselende opzet van het document en van uiteenlopende proceseisen. Dat leidt
ertoe dat opdrachtnemers bij ieder project worden geconfronteerd met een
tweede deel van de vraagspecificatie dat steeds anders kan zijn ingedeeld en
afwijkende proceseisen bevat.
Daarnaast bevat de vraagspecificatie nogal eens bepalingen die een uitwerking
zijn van bepalingen uit de UAV-GC, dan wel daarvan afwijken.
Voorstellen
Het zou wat de werkgroep betreft goed zijn om te proberen te komen tot
standaardisering van deel 2 van de vraagspecificatie, zowel qua opzet als
inhoud. De praktijk bij Rijkswaterstaat laat zien dat dat mogelijk is. Dat leidt dus
niet meteen tot aanpassing van de UAV-GC zelf.
De werkgroep stelt voor om in de praktijk gehanteerde standaarden voor
vraagspecificatie deel 2, na te gaan op ‘bepalingen’ waaraan blijkbaar in de
praktijk behoefte is, die hun waarde over langere tijd hebben bewezen en
daarom redelijk consistent zijn gebleven, en daarom wellicht beter in de UAV-GCzelf kunnen worden opgenomen.
Hetzelfde geldt voor bepalingen over het ‘hoe’ van het bouwen, zoals die nogal
eens in delen 2 van vraagspecificaties voorkomen. Ook dat hoort wat ons betreft
in beginsel niet in een vraagspecificatie thuis.
Verder zou kunnen worden overwogen om een apart onderdeel van deel 2 van
de vraagspecificatie te wijden aan enkele belangrijke vormen van interactie
tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, zoals toetsen en accepteren.
IV. Wijzigingenparagraaf beter laten aansluiten op ontwerp- en
uitvoeringspraktijk
Knelpunten
De werkgroep maakt hier onderscheid al naar gelang het gaat om Wijzigingen
op initiatief van Opdrachtgever en Wijzigingen op initiatief van Opdrachtnemer.
Over beide groepen van gevallen is de werkgroep van mening dat geprobeerd
zou moeten worden om die in eenvoudiger bewoordingen te regelen. De huidige
teksten worden door de praktijk als ingewikkeld ervaren waardoor er regelmatig
discussie ontstaat over de vraag welke situatie nu aan de orde is.13
13 Zie hierna ook knelpunt d.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
11/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 11 van 19
Wijzigingen opdrachtgever
a.
In bouwprojecten leidt de snelheid van de uitvoering en de relatieve
traagheid van het proces waarmee verzoeken tot wijzigingen worden
behandeld tot het achteraf door Opdrachtgever en Opdrachtnemer
overeenkomen van prijs en tijdsconsequenties van Wijzigingen. Weliswaarkan Opdrachtnemer weigeren om tot uitvoering van een wijziging over te
gaan zolang er geen prijsovereenstemming is, maar in de praktijk van
alledag komt het daar niet van. Gevolg hiervan is dat Opdrachtnemer vaak
Wijzigingen uitvoert zonder vastgelegde afspraken over prijs en
(bouw)tijdgevolgen. En ook dat de werkzaamheden door Opdrachtnemer
worden voorgefinancierd.
Daar komt bij dat het niet benoemd zijn van een Raad van Deskundigen ook
al niet bijdraagt aan het binnen een redelijke termijn kunnen bereiken van
overeenstemming. De UAV-GC gaan uit van de aanwezigheid van een Raad
van Deskundigen, maar de werkgroep ziet die maar zeer zelden
geïnstalleerd.
b.
De werkgroep vraagt aandacht voor de in de praktijk vaak voorkomende
situatie waarin Opdrachtnemer meent dat Wijziging van producten van
Opdrachtgever (bijvoorbeeld van een of meer eisen in de vraagspecificatie)
nodig is om de opdracht te kunnen uitvoeren, maar Opdrachtgever niet wil
wijzigen omdat hij die eisen anders interpreteert. De werkgroep herinnert in
dit verband aan de constatering van Bleeker dat het initiatief tot wijziging
van door de opdrachtgever opgestelde eisen vaak afkomstig is van
Opdrachtnemer.14
c.
Gelet op het aantal wijzigingen opdrachtgever dat in de praktijk plaatsvindt,
zou sprake kunnen zijn van een niet onaanzienlijk saldo aan minder werk. In
de UAV-GC ontbreekt een bepaling in de trant van par. 35, lid 5 UAV-GC.
Wijzigingen opdrachtnemer
d. In de praktijk hoort men nogal eens dat de regeling over Wijzigingen
opdrachtnemer erg ingewikkeld wordt gevonden. Met name gaat het dan om
te bepalen met welke van de in paragraaf 15 beschreven situaties men in
een concreet geval te maken heeft. Te bedenken is daarbij dat al naar
gelang de situatie, sterk uiteenlopende rechtgevolgen aan de orde zijn. Zie
bijvoorbeeld het geval van par. 15, lid 3 sub a (met daarbij par. 15, lid 4) en
het geval als bedoeld in par. 15, lid 3 sub c.
e. De werkgroep constateert dat de regeling van de wijzigingen van paragraaf
15 UAV-GC in de praktijk veelal wordt gehanteerd voor het administratiefafhandelen van claims, dus van gevallen waarin Opdrachtnemer aanspraak
maakt op kostenvergoeding en of termijnsverlenging. Claims echter zijn iets
anders dan de in par. 15 bedoelde wijzigingen en daarop zou die regeling
dus niet toegepast moeten worden. Claims moeten worden afgewikkeld
conform het bepaalde in par. 44 UAV-GC.
f. In de praktijk ontstaan meer dan eens discussies over de vraag of
opdrachtgever aanspraak heeft op (een deel van) de kostenbesparingen die
voortvloeien uit door de opdrachtnemer gewenste optimalisaties. Daarbij
14 R.G.T. Bleeker, UAV-GC 2005, Over de uitleg van enkele conflictgevoelige paragrafen,TBR 2014, p. 602 e.v., i.h.b. p. 710.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
12/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 12 van 19
bestaat soms ook onduidelijkheid over de vraag hoe optimalisaties volgens
de UAV-GC moeten worden gekarakteriseerd.
Voorstellen
Wijzigingen opdrachtgever
Ad a.
De werkgroep weet dat in het geval waarin de Opdrachtgever een Wijziging
wenst, waarover nog geen overeenstemming is bereikt, Opdrachtnemer aan de
slag gaat onder een voorafgaand schriftelijk voorbehoud van zijn aanspraak op
een bepaalde vergoeding. Hoewel Bleeker daarvan zegt dat de UAV-GC voor
deze veel voorkomend situatie een betere regeling zou moeten geven, vormt
deze praktijkoplossing naar de mening van de werkgroep wel het goede
vertrekpunt voor een regeling.
Overigens dient die dan wel een subsidiair karakter te hebben in die zin dat
partijen primair de verplichting hebben om vóór daadwerkelijke uitvoering totovereenstemming te komen over prijs en tijdsconsequenties van de wijziging.
Voor het geval die overeenstemming er onverhoopt niet op tijd is en
opdrachtgever verlangt dat opdrachtnemer zonder prijsovereenstemming aan de
gang gaat, zou de regeling erin moeten voorzien dat opdrachtnemer de daarmee
gepaard gaande kosten niet behoeft voor te financieren. Dat zou bijvoorbeeld
kunnen gebeuren door voorlopig af te rekenen op regiebasis.
Tenslotte merkt de werkgroep op dat in het kader van de onderhandelingen over
de prijs van wijzigingen, opdrachtnemer recht heeft op redelijke opslagen voor
algemene kosten, winst en risico. Zie par. 45, lid 2 sub a UAV-GC.
In de praktijk hebben opdrachtgevers de neiging om daarvoor tevoren onredelijk
lage percentages te willen vaststellen, waardoor lang niet altijd meer sprake is
van redelijke opslagen. De werkgroep acht dat geen juiste handelwijze en meentbovendien dat die in strijd is met tekst en doel van de regeling. Ook opslagen
dienen voorwerp te zijn van overleg tussen partijen.
Ad b.
De werkgroep is er voorstander van om – zoals ook is voorgesteld door
Bleeker15 - in de nieuwe UAV-GC een procedure op te nemen waarmee
opdrachtnemer schriftelijk een aanspraak op vergoeding of uitstel kenbaar kan
maken, wanneer een technisch noodzakelijke of door de opdrachtgever geëiste
uitvoeringswijze, naar de mening van opdrachtnemer een wijziging van de
contractuele eisen betekent.
Ad c.
De werkgroep heeft van gedachten gewisseld over de vraag of het goed zijn om
– met het oog op gevallen waarin als gevolg van wijzigingen sprake is van een
saldo minderwerk - in de UAV-GC een regel op te nemen in de trant van par. 35,
lid 5 UAV 2012. De leden van de werkgroep verschillen van mening of een
dergelijke regel past binnen de filosofie van de UAV-GC.
15 TBR 2014, p. 710
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
13/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 13 van 19
Wijzigingen opdrachtnemer
Ad d.
De werkgroep stelt voor dat in het kader van een herziening wordt bekeken of
de verschillende situaties die bij een wijziging opdrachtnemer aan de orde
kunnen zijn, in tekst en toelichting duidelijker kunnen worden omschreven dannu het geval is.
Overigens is de werkgroep er voorstander van om ten aanzien van de in par. 15,
lid 3 sub a bedoelde wijzigingen, in het vierde lid van die paragraaf niet langer
te bepalen dat de weigering om die te accepteren, zonder opgave van redenen
mag gebeuren. In plaats daarvan zou moeten worden bepaald dat de
opdrachtgever de wijziging kan weigeren, maar dat de weigering niet zal
gebeuren op onredelijke gronden.
Omgekeerd komt het wel eens voor dat door de opdrachtnemer een wijziging
wordt voorgesteld waarmee maar een heel klein financieel belang gemoeid is,
zoals een bedrag van € 300. De werkgroep kan zich voorstellen dat in de nieuwe
voorwaarden wordt opgenomen dat wijzigingen van een dergelijke geringe
omvang niet behoren te kunnen worden voorgesteld, een de minimis regeling.
Keerzijde daarvan is dat zoiets dan ook zou moeten gelden voor geringe door de
opdrachtgever verlangde wijzigingen.
Daarnaast acht de werkgroep het tegen de achtergrond van par. 15, lid 3 sub a
wenselijk dat, indien de aanbieding van opdrachtnemer meer kwaliteit biedt dan
besloten ligt in de eisen, de opdrachtgever na sluiting van de overeenkomst
aangeeft op welke punten dat naar zijn mening het geval is. De leden van de
werkgroep verschillen van mening over de vraag of in aanvulling daarop ook nog
zou moeten worden bepaald dat opdrachtnemer zich daar vervolgens ook over
mag uitlaten en dat overleg tussen partijen uitkomst zal moeten brengen
wanneer sprake zou zijn van verschillende opvattingen.
Ad e.
Het ten onrechte gebruiken van de wijzigingsregeling in geval van claims, is
geen tekortkoming in de UAV-GC, maar van degenen die hem – verkeerd -
toepassen. Dat is dus geen reden voor aanpassing van de regeling zelf. De
werkgroep ziet echter in de praktijk dat tekortkomingen ten aanzien van de
Overeenkomst vrij snel verrekend worden als Wijziging, en dus als VTW.
Hierover zou in ieder geval in de Toelichting iets moeten worden gezegd.
Ad f.
De werkgroep beveelt aan om in de toelichting eveneens aandacht te geven aan
de gevolgen van door opdrachtnemers geïnitieerde optimalisaties. Naar de
mening geldt ten aanzien van optimalisaties het volgende.
In lijn met het streven van de UAV-GC om innovatie te bevorderen, is dat de
opdrachtnemer ook tijdens de uitvoering van de opdracht de vrijheid heeft om
optimalisaties door te voeren in hetgeen hij eerder heeft voorgesteld.
Dat geldt zolang een optimalisatie niet tot gevolg heeft dat het werk niet meer
voldoet aan de eisen c.q. niet meer beantwoordt aan de bepalingen van de
overeenkomst. Een dergelijke optimalisatie zal op grond van par. 15 lid 2 echter
wel ter toetsing aan opdrachtgever moeten worden voorgelegd. De andere
voorwaarde is dat dit nooit een optimalisatie kan betreffen van een
ontwerp(onderdeel), document of object dat al geaccepteerd is door de
opdrachtgever.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
14/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 14 van 19
De door een dergelijke optimalisatie gerealiseerde besparingen komen geheel
ten goede van opdrachtnemer. De UAV-GC biedt geen aanknopingspunten voor
de stelling dat opdrachtgever in dit geval aanspraak zou kunnen maken op een
deel van die besparingen.
Indien als gevolg van een voorgenomen optimalisatie evenwel niet meer zou
worden voldaan aan de eisen, gaat het om een wijziging als bedoeld in par. 15lid 3 UAV-GC. Zo een wijziging - inhoudende een afwijking van de eisen -
behoeft acceptatie door opdrachtgever. De gevolgen van een dergelijke wijziging
worden wel tussen partijen verrekend.
V. Meerjarig onderhoud & onderhoudscontracten
Knelpunten
a.
De UAV-GC 2005 biedt de mogelijkheid om meerjarig onderhoud te
contracteren na de afronding van de ontwerp- en bouwfase. In de praktijk
wordt deze mogelijkheid nauwelijks gebruikt en wordt het onderhoud veelalin een separaat onderhoudscontract geregeld. De werkgroep acht niet
uitgesloten dat deze aanpak mede wordt ingegeven omdat de mogelijkheid
van het langdurig onderhouden van het werk in de UAV-GC slechts summier
geregeld is. Dat doet de vraag rijzen of het onderhouden van een eerst
ontworpen en gebouwd object niet uitvoeriger in de UAV-GC zou moeten
worden geregeld dan thans het geval is. De werkgroep meent overigens dat
bij hele grote UAV-GC projecten, onderhoud juist wel weer relatief vaak
onderdeel uitmaakt van de opdracht.
b.
In de praktijk ziet men evenwel ook een tegengestelde beweging, namelijk
dat de UAV-GC wordt toegepast bij opdrachten die alleen bestaan uit het
onderhouden van een object, zonder dat van die opdracht ook hetontwerpen en bouwen van het object deel uitmaken. In feite gaat het dan
dus om het separate onderhoudscontract als hierboven bedoeld. Dat is een
situatie waar de UAV-GC niet voor bedoeld is, maar de vraag is opgekomen
of de UAV-GC niet voor deze situatie geschikt zou moeten worden gemaakt.
c.
Soms is binnen een onderhoudscontract voor een object, waaraan geen
ontwerp- of bouwwerkzaamheden vooraf zijn gegaan, voorzien dat binnen
de onderhoudsperiode nog werkzaamheden aan het object worden
uitgevoerd, waardoor sprake is van een upgrade van het object. Ook voor
dat soort opdrachten wordt de UAV-GC wel gehanteerd. Ook dan rijst de
vraag of de UAV-GC daarvoor in zijn huidige vorm eigenlijk wel geschikt zijn.
Voorstellen
Ad a.
De werkgroep vindt het een gemiste kans dat, als gevolg van een te summiere
regeling van de onderhoudscomponent in de UAV-GC, opdrachtgevers tot een
UAV-GC opdracht aan opdrachtnemers niet ook het meerjarig onderhoud
opdragen. De werkgroep beveelt dan ook aan om na te gaan op welke punten
de huidige regeling zou moeten worden aangepast, c.q. uitgebreid om in de
behoefte te voorzien.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
15/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 15 van 19
Ad b en c.
Voor de hier aan de orde zijnde situaties, waarbij het gaat om het meerjarig
onderhouden van een bestaand object, zijn de UAV-GC in hun huidige vorm
niet geschreven. De werkgroep begrijpt de behoefte aan een modelcontract
voor dergelijke situaties, maar het lijkt de werkgroep te ver te gaan om dezefiguur in te passen in de UAV-GC. Dat lijkt namelijk een zeer ingrijpende
aanpassing te vergen. De werkgroep meent dat het meer voor de hand ligt om
voor deze situaties een apart model te ontwikkelen, waarbij zoveel mogelijk
gebruik wordt gemaakt van de nieuwe UAV-GC.
VI. Behouden flexibiliteit; glijdende schaal
Wij hebben uitdrukkelijk stilgestaan bij de vraag of behouden moet blijven de in
de UAV-GC 2005 aanwezige mogelijkheid om binnen één project de daarin te
onderscheiden delen op een verschillend detailniveau te specificeren.
De werkgroep vindt het behouden van flexibiliteit om binnen één opdracht,
zowel op functioneel als op detailniveau (of niveaus daartussenin) de
oplossingsruimte te specificeren, zeer waardevol. De werkgroep wenst daar dus
niets aan te veranderen.
VII. Standaardisatie & Paritaire voorwaarden
In de werkgroep hebben enkele vertegenwoordigers van aanbestedende
diensten aangegeven dat zij, ook na aanpassing van de UAV-GC, waarschijnlijk
de behoefte zullen blijven behouden om van de voorwaarden af te wijken.
Tegen die achtergrond vragen zij zich af of het wel verstandig is om de nieuwe
UAV-GC als paritaire voorwaarden tot stand te brengen. Dat belemmert hen
immers in de mogelijkheid om van de voorwaarden af te wijken. Paritair tot
stand gebrachte UAV-GC sluiten dus mogelijk minder aan op hun wensen met
betrekking tot het contracteren van D&C contracten. Intussen erkennen deze
leden van de werkgroep wel het belang van evenwichtigheid van de
voorwaarden en van draagvlak.
Het andere deel van de werkgroep kan zich in deze gedachtegang niet vinden.
Met het oog op draagvlak onder opdrachtnemers én opdrachtgevers is
evenwichtigheid van de voorwaarden juist van groot belang. Partijen hebben
ook behoefte aan een echte standaard en niet aan een veelvoud van contracten
voor hetzelfde type opdracht. Niet voor niets verplicht de Gids Proportionaliteitaanbestedende diensten tot het onverkort toepassen van in twee- of meerzijdig
overleg tot stand gekomen voorwaarden. Dat heeft ermee te maken dat de
overheid ten opzichte van haar contractspartijen gehouden is tot het hanteren
van proportionele – dus redelijke – contractsvoorwaarden.
In de discussie over deze twee verschillende gezichtspunten is als een mogelijke
tussenoplossing genoemd om voor echt controversiële onderwerpen de
mogelijkheid te bieden om daarvoor alternatieve regelingen te maken, waaruit
partijen (in de praktijk waarschijnlijk de opdrachtgever) dan kunnen kiezen in de
MBO.16 Het kunnen kiezen voor de ene of de andere regeling is immers niet te
zien als een afwijking van de voorwaarden. Overigens zal bij het formuleren van
die alternatieve regelingen wel in het oog moeten worden gehouden dat hun
16 Deze systematiek wordt ook toegepast bij zgn. NEC3 contracten.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
16/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 16 van 19
inhoud voldoet aan de eisen die de Gids Proportionaliteit ten aanzien van
contracten met aanbestedende diensten stelt. Draagvlak en breed begrip is
essentieel.
VIII. Eenduidigheid van begrippen en in de interpretatie hiervan
Knelpunt
Binnen projecten bestaat vaak verwarring over de precieze betekenis van
termen die in de UAV-GC voorkomen. Daarnaast bevat deel 2 van de
vraagspecificatie – het deel bevattende de proceseisen - vaak gedefinieerde
begrippen waarvan de vraag rijst of die niet ook in de UAV-GC zouden moeten
worden opgenomen.
Voorstel
Ervan uitgaande dat de in de UAV-GC opgenomen definities dekkend zijn (datwil zeggen dat er in de voorwaarden niet ook andere te definiëren begrippen
voorkomen), zou in de eerste plaats gekeken moeten worden naar de inhoud
van die definities.
Wat betreft begrippen die uitsluitend voorkomen in een te ontwikkelen
standaardvraagspecificatie – zie hierboven onder 3 – geldt dat die daar
gedefinieerd moeten worden en dus niet in de UAV-GC. Voor zover in de
standaard vraagspecificatie begrippen voorkomen die ook in de UAV-GC worden
gebruikt, moet de definitie in de vraagspecificatie de definitie als opgenomen in
de UAV-GC volgen.
IX. Wederkerigheid van waarschuwingsplicht
Knelpunt
De UAV-GC legt in artikel 3, lid 5 MBO en in par. 4, leden 7 en 8 aan de
opdrachtnemer de plicht op om opdrachtgever te waarschuwen voor
tegenstrijdigheden c.q. fouten en gebreken in de door opdrachtgever opgestelde
stukken. Het gaat dan om klaarblijkelijke fouten en gebreken. Bovendien
moeten die fouten en gebreken zodanig zijn dat daarover zwijgen in strijd met
redelijkheid en billijkheid zou zijn. Opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de
schadelijke gevolgen van het niet waarschuwen, als hij niet gewaarschuwd
heeft, maar wel had behoren te waarschuwen.
De UAV-GC kennen ook een verplichting voor opdrachtgever om te
waarschuwen. Daarbij gelden evenwel andere normen. Opdrachtgever is
namelijk bij de toetsing van ontwerp- en uitvoeringswerkzaamheden, alsmede
bij de acceptatie van documenten, gehouden om opdrachtnemer schriftelijk te
informeren wanneer hij daadwerkelijk een tekortkoming heeft opgemerkt. Zie
par. 20, lid 4, par. 21, lid 10 en par. 22, lid 3 UAV-GC. Als de opdrachtgever een
gebrek niet ziet, hoeft hij ook niet te waarschuwen. Anders dan bij de
opdrachtnemer gaat het hier dus niet om een normatieve waarschuwingsplicht.
Probleem daarbij is dat het voor opdrachtnemer ondoenlijk om te bewijzen dat
de opdrachtgever een tekortkoming daadwerkelijk heeft opgemerkt als
opdrachtgever betwist dat hij de tekortkoming daadwerkelijk heeft gezien.
Hier is derhalve sprake van een incongruentie in de formulering van dewederzijdse waarschuwingsplichten.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
17/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 17 van 19
Voorstel
Een groot deel van de werkgroep meent dat de beschreven incongruentie dient
te worden opgeheven door in de genoemde bepalingen, de informatieplicht van
de opdrachtgever te wijzigen naar een waarschuwingsplicht voor opdrachtgever
met daarin hetzelfde normatieve element als de waarschuwingsplicht van deopdrachtnemer bevat.
Een ander deel kijkt daar anders tegen aan, en wijst erop dat het verschil in
normering samenhangt met het onverplichte karakter van het door de
opdrachtgever verrichten van toetsingen en acceptaties.17 Dit deel van de
werkgroep merkt daarover op dat beoordelingen in het kader van de acceptatie
nu juist geen onverplicht karakter hebben. Dit deel voegt daaraan toe dat,
omdat de opdrachtnemer het ontwerp maakt en de opdrachtgever op afstand
zit, de informatiepositie van partijen dermate verschilt dat de informatieplicht
van de opdrachtgever nooit dezelfde kan zijn als die van de opdrachtnemer.
Duidelijk moge in elk geval zijn dat bij een herziening van de UAV-GC aan de
gesignaleerde incongruentie – of die nu terecht is of niet – aandacht moetworden besteed.
17 In de juiste termen: Het gebruik maken danwel uitoefenen van haartoetsingsbevoegdheid.
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
18/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 18 van 19
Bijlage 1 bij het memo aan CROW d.d. 11 februari 2016
De initiatiefnemers danken onderstaande personen voor hun bijdrage aan één of
meerdere van de overleggen. Deze personen hebben op persoonlijke titel hun
bijdrage geleverd.
Ad Van Leest (CROW)Annemagreet Schouten (Havenbedrijf Rotterdam)Dick van Werven (Bouwend Nederland)Ed Klein (PRO6 managers)Erik Kruizenga (VolkerInfra)Erwin Piet (Havenbedrijf Rotterdam)Gerard Buunk (Witteveen + Bos)Herman Bosma (Dura Vermeer Beton en Waterbouw)Jaap de Koning (Witteveen + Bos)Joost Fijneman (Aanbestedingsinstituut)Joost Merema (PRO6 managers)Malcolm Aalstein (Gemeente Amsterdam)Marcel van Herten (Dra Vermeer Beton en Waterbouw)
Matthijs Kuhlmann (Mott McDonald)Peter Kanninga (Boskalis)René Rozendal (Heijmans Infra)Sandra Bos (Havenbedrijf Rotterdam)Tim Duits (gemeente Amsterdam)Willem Mauser (BESIX)
-
8/19/2019 Werkgroep UAVGC 2015 memo aan CROW 2016-03-07
19/19
20160315 Memo werkgroep UAVGC 2015 aan CROW definitief met verbetering van schrijffouten
Pagina 19 van 19
Bijlage 2 bij het memo aan CROW d.d. 11 februari 2016
Aandachtspunten voor verdere studie
1.
Contractbeheersing
o
Opstart van het contract PSU
o
Samenwerking / PFU
2.
Value Engineering irt Wijzigingen
o Ervaringen van bestaande contracten
o Grijze lijst creeeren; besparingen uit Value Engineering gebruiken om
tegenvallers op te vangen.
3.
Special topics: in hoeverre moeten deze benoemd worden?
o
SE
o
BIM
4. Status Ontwerp: UO / DO?
o
Set begrippen voor UAVGC (zie boven)
5.
Tips voor vervolgproces
o
Keuzeopties voor clausules die uitgaan van risicodeling ipv risicoverdeling
bijv par 9/10 of par 13.1-3: Inspiratie NEC3, de “Z-clauses”
6. Onderwerpen ‘restpost’ (overgenomen as-is)
o Coördinatieregeling
Actief – passief?
o Verschillen tussen infra en bouw tav UAVGC?
o
Opleveren
o
Regeling rondom vergunningen par 10
o
Aansprakelijkheid
o
Rol aanbesteding -> bilateraal overleg