Voeding en Leeftijd
-
Upload
anon-549503 -
Category
Documents
-
view
2.263 -
download
0
Transcript of Voeding en Leeftijd
Voeding en leeftijd
1.Inleiding
Cultuur en plaats hebben een bepalende invloed op wat de mens eet. Wat wij
hier als voeding nemen wordt bepaald door overlevering en invloeden van
buiten af. Maar die overlevering en invloeden zijn zeer veranderlijk. Wat een 20
jarige Vlaming als “gewone voeding” ervaart, zal dat hoogstwaarschijnlijk door
zijn grootouders niet als “gewoon” ervaren zijn. Wij weten nog niet hoe onze
dagelijkse voeding er over pakweg 25 jaar uit zal zien, maar dat zal vrijwel zeker
anders zijn dan onze dagelijkse maaltijden van nu.
De hierboven getoonde vruchten kan men zien als vertegenwoordigers van
verleden en toekomst. Een appel als fruit kennen wij al eeuwen lang. Jackfruit
daarentegen is voor ons iets nieuw en zelfs veel jonge mensen die hier wonen
zullen dit fruit nog nooit gegeten hebben. De appel verdwijnt niet maar zal een
veel minder prominente rol op onze fruitschaal gaan innemen, terwijl het
exotische fruit steeds “gewoner wordt.
Behalve dat onze voedingsgewoonten met de tijd veranderen en we dus te
maken hebben met generaties die andere eetgewoonten hebben, spelen de
voorkeuren per leeftijd ook een zeer belangrijke rol.
Niet enkel smaakvoorkeuren hebben hier een belangrijke functie, ook met de
“eetmogelijkheden” van een bepaalde leeftijdscategorie zal men rekening
moeten houden. Zo is het vanzelfsprekend dat men aan kleine kinderen geen
zware en scherp gekruide gerechten zal opdienen, dat zieken en bejaarden een
ander voedingspatroon hebben dan avontuurlijk ingestelde jong volwassenen.
2. Baby’s, peuters en kleuters
De voeding van deze leeftijdsgroep gaat van uitsluitend melkvoeding over pap,
gepureerde voeding naar kleine hoeveelheden gemakkelijk te eten in kleine
stukjes verdeelde gemengde voeding waarin stilaan alle bestanddelen van de
voedingsdriehoek worden in gebracht.
Baby = 0 tot 1 jaar
Peuter = 1 tot 3 jaar
Kleuter = 3 tot 6 jaar
De voeding voor deze leeftijdscategorie wordt bepaald door een beperkt kauw-
en slikvermogen. Bij de jongste groep is nog helemaal geen gebit aanwezig en
bij de peuters en kleuters waarin het melkgebit zich begint te vormen of
gevormd heeft zijn de mogelijkheden nog zeer beperkt.
De smaakvoorkeur is hoofdzakelijk neutraal – zoet, al kunnen er bij kleuters
zich al smaakvoorkeuren voordoen die zeer uitgesproken en specifiek zijn.
Vanaf de peuterleeftijd gaat men kinderen stimuleren om te wennen aan
hartige (niet zoete) smaken en gerechten.
Kinderen in deze leeftijdscategorie groeien en ontwikkelen zich zeer snel en
hebben in verhouding tot hun gewicht en lengte een grotere energiebehoefte
dan volwassenen.
Alhoewel de vetten ook voor kinderen een zeer belangrijke energiebron zijn, en
dus zeker niet mogen ontbreken in hun voeding, zal men toch oppassen voor
een te vetrijke samenstelling van de maaltijden, omdat dit te hoge eisen stelt
aan de spijsvertering van deze kinderen.
Kruiden en specerijen worden vermeden. In de latere kleuterleeftijd kan men
beginnen met in zeer beperkte mate wat niet al te scherpe kruiden te
gebruiken .
3. Schoolkinderen (6 tot 12 jaar)
Deze leeftijd kenmerkt zich door het ontwikkelen van een eigen wil en dus ook
smaakvoorkeur. De uitdrukking die zo kenmerkend is voor deze leeftijd “dat
lust ik niet” geeft aan dat men van de volwassenen verwacht dat zij goed
genoeg weten wat zij graag eten en dat men daaraan geen concessies wil doen.
Anderzijds is dit ook de periode dat de kinderen hun smaakpalet sterk gaan
uitbreiden, ze leren de smaken bewust van elkaar te onderscheiden. Ook
textuur en structuur van het voedsel gaat nu een belangrijke rol spelen.
De sterke groei van het lichaam blijft een belangrijke rol spelen en de behoefte
naar een evenwichtige gezonde voeding met voldoende voedingsstoffen is dan
ook van uitzonderlijk belang. Ouders en verzorgers dien hierop toe te zien. Te
gemakkelijk toegeven aan de eenzijdige voorkeur van een kind kan leiden tot
een onevenwichtige voeding met teveel of te weinig calorieën of
voedingstoffen.
Van sommige voedingsmiddelen is bekend dat kinderen ze over ’t algemeen
niet lusten of er op een andere manier een afkeer van hebben. Voorbeelden
zijn: sommige groenten zoals spruitjes en witlof, vis waarin nog graten zitten
enz.
Belangrijk voor deze groep jongeren is om ze gevarieerd en evenwichtig te
leren eten, daarbij rekening houdend met hun nog niet volledig ontwikkelde
smaakzin en hun duidelijke voorkeuren op een positieve manier te benaderen.
4. Adolescentie (10 tot 19 jaar)
Een spreekwoord zegt : de jeugd moet voorbij gaan. De “ondankbare leeftijd”,
zoals vele adolescenten graag deze periode bestempelen, luidt voor de jonge
adolescent een levensfase in waarbij hij zich een nieuw zelfbeeld vormt. Twee
periodes staan met elkaar in conflict, enerzijds wat voorbij is (kind zijn) en
anderzijds wat nog niet is (volwassene zijn). Dit “generatieconflict” heeft ook
een invloed op de wijze waarop hij zich voedt.
Zo worden melkproducten systematisch achterwege gelaten, in het bijzonder
door de jonge adolescente. Niet zelden nemen ze hun toevlucht tot zeer
beperkende diëten om op het “perfect lichaam” te lijken dat in tijdschriften
wordt afgebeeld of door een of andere kinderpop wordt voorgesteld.
Zuivelproducten zouden te rijk zijn aan vetten en dus opgeofferd in naam van
de slankheid.
Om nog niet van de kazen te spreken, die om die reden nog vlugger dan melk
van het menu geschrapt worden. Bij de jongens is de situatie helemaal anders.
Ze weigeren melk omdat melk in hun ogen als “een voeding voor baby’s”
doorgaat. Het is daarom niet gemakkelijk een adolescent aan te zetten
melk te drinken, wat een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan
betekenen omdat het de gezondheid op volwassen leeftijd ernstig in
gevaar kan brengen. Het is daarom belangrijk een ‘melkcultuur’ bij de kinderen
aan te leren.
Voor de adolescent(e) is de houding van de volwassenen belangrijk. Als
kwetsbaar individu, op zoek naar een seksuele en sociale identiteit, moet de
adolescent(e) zijn/haar eerste proeven van bekwaamheid als volwassene
afleggen. Dit veronderstelt enig geduld en een voortdurende
maar discrete aandacht van de familiale omgeving. Vergeten we niet
dat we allemaal adolescent zijn geweest !
Luisteren, van gedachten wisselen en praten zijn de sleutelelementen om de
relaties tussen volwassenen en adolescenten te vergemakkelijken. Laat ruimte
voor dialoog!
Voedingstoffen die problematisch zijn bij adolescenten die niet zoveel aandacht
geven aan een evenwichtige voeding:
• Calcium
• IJzer
• Vitamine van de B-groep
• Vitamine D
• En in mindere mate vitamine C
Naast voeding is het voor adolescenten van bijzonder groot belang dat zij
voldoende lichaamsbeweging hebben. Sport moet op deze leeftijd
Tijdens de adolescentie moet het beoefenen van sport aangemoedigd worden,
het geeft vorm aan het lichaam door de ontwikkeling van spiermassa. Sport
zorgt ook voor een evenwicht tussen vetvrije massa (spieren), vetmassa en
beenderen.
Een adolescent, om uit het even welke omgeving, zit gemiddeld twee uren per
dag voor de buis.
Fast food moet niet als duivels aanzien worden, op voorwaarde dat men er zijn
leven niet slijt. Vergeet niet dat een gezonde voeding over verschillende
dagen wordt opgebouwd en niet met één maaltijd. Hier zoals elders, mag er wel
eens een bokkensprongetje gemaakt worden. Niets belet echter dat een sla en
een yoghurt naast de traditionele hamburger-friet-cola genomen worden;
hiermee kan men ook een gezonde voeding samenstellen.
5. Volwassenen
Bij deze groep is het lichaam volgroeid en dient de voedingsopname in
evenwicht te zijn met het energieverbruik. De toepassing van het principe van
de Voedingsdriehoek blijft onverminderd van belang!
Het is de leeftijdscategorie die het meest open staat voor wijzigende invloeden
op het voedingspatroon. Men reist veel en gaat regelmatig uit eten en
daardoor komt men meer in contact met andere (voedings)culturen.
Dit kan ook een positief effect hebben op de voedingswaarde van de
maaltijden, al was het alleen maar dat men op deze manier meer gevarieerd
eet.
Het gevaar dat voor volwassenen op de loer ligt is dat van het verminderde
energieverbruik door afnemende lichamelijke activiteit. Men verandert van
baan waardoor de arbeid minder fysiek wordt, men gaat het aantal uren sport
verminderen enz. Als men zijn eetpatroon dan niet aanpast aan het
verminderde energieverbruik, dan neemt het gewicht toe met de bekende
gevolgen voor de gezondheid.
6. Bejaarden
De ouder wordende mens heeft in toenemende mate te maken met
gezondheidsklachten en een minder actief leven. Dit kan ingrijpende gevolgen
hebben voor het voedingspatroon van deze mensen.
Een verminderd kauw- en slikvermogen, een gevoeliger spijsvertering kan de
voeding voor bejaarden danig beïnvloeden.
Met het ouder worden, wordt men vaak ook wat conservatiever in zijn
voedingsgewoonte. Men houdt zich vast aan wat gekend is en wat men veilig
waant. Men staat minder open voor vernieuwende tendensen en vreemde
invloeden.
Wanneer de omstandigheden het vereisen, dient men de voeding voor deze
bevolkingsgroep enigszins aan te passen:
• Minder stukvlees, meer gehakt vlees.
• Minder uitheemse gerechten
• Minder vetrijke maaltijden.
• Minder gekruide gerechten.
• Gepureerde en vloeibare voeding indien nodig.