Visie op Sectoren Agrarisch 2012
-
Upload
abn-amro -
Category
Economy & Finance
-
view
2.244 -
download
3
description
Transcript of Visie op Sectoren Agrarisch 2012
Sectorupdate 2012 ▶ Interview ▶ Trends & ontwikkelingen ▶ Sectorvisie
visie opagrarisch
Geachte relatie,
Voor u ligt Visie op Sectoren (VOS), de jaarlijkse dwarsdoorsnede van het
Nederlandse bedrijfsleven. In VOS worden de actuele stand van zaken en de
vooruitzichten van een groot aantal sectoren en branches besproken. Aan de
hand van dit rapport kunt u uw onderneming spiegelen aan de trends en
actuele branchecijfers, kijken hoe het met de branche van uw toeleveranciers
is gesteld en zien wat de verwachtingen van ABN AMRO zijn voor uw eigen
branche.
Als bank anno nu publiceren wij VOS ook op onze nieuwe ABN AMRO Market Insights app voor de
iPad. Op deze app vindt u tevens onze andere sectorgerelateerde en macro-economische publicaties.
Aan het begin van het jaar werd het Nederlandse bedrijfsleven geconfronteerd met, helaas
wederom, een lichte recessie. De impact van deze nieuwe recessie wordt voor een belangrijk deel
bepaald door de mate waarin een sector herstel heeft laten zien na de dip in 2009. Precies de reden
waarom nu sectoren als bouw, retail, horeca en zakelijke dienstverlening het zwaar hebben.
Het lijkt er op dat mondiaal de economie zich herstelt en dit zal een positieve uitwerking hebben op
de Nederlandse export. Ook kan de verwachte daling van de grondstoffenprijzen een positieve
bijdrage leveren. In Nederland ligt echter de belangrijkste sleutel tot structureel herstel in handen van
de consument. Het consumentenvertrouwen is ongekend laag en gaat waarschijnlijk pas stijgen als
de onzekerheden over de Europese schuldencrisis, de eigen woning, pensioenen en de overheids-
financiën uit de lucht zijn. Met het onlangs door een aantal politieke partijen gesloten akkoord wordt
er geprobeerd om het overheidstekort terug te dringen. Hoe de maatregelen zullen uitpakken op de
economie, het consumentenvertrouwen en bijvoorbeeld de sector agrarisch is op moment van
schrijven van deze publicatie nog onduidelijk.
De meeste land- en tuinbouwsectoren kennen een heel eigen dynamiek die vaak sterker is dan de
economische conjunctuur. Een goed voorbeeld hiervan is het herstel in de legpluimveesector en de
varkenshouderij, beide veroorzaakt door een lager aanbod als gevolg van nieuwe Europese wet-
geving op het gebied van dierenwelzijn. De mate waarin agrarische sectoren daarnaast worden
geraakt door de economie, hangt vooral samen met de economische groei in afzetlanden, koers-
verhoudingen met deze landen, de prijselasticiteit van producten en ten slotte mogelijke
handelsbeperkingen of landenrisico’s.
Hopelijk stimuleert deze publicatie u om met ABN AMRO en uw collega-ondernemers van gedachten
te wisselen over de uitdagingen voor uw bedrijf en uw sector in Nederland. Wij denken graag met u
mee en zijn u graag van dienst. Namens alle collega’s van ABN AMRO wens ik u en uw bedrijf alle
succes toe!
Met vriendelijke groet,
Joop Wijn Lid Raad van Bestuur ABN AMRO
1Visie op agrarisch
Visie op agrarischSectorupdate 2012
2
4 6
10 12 14 16 18 20 22 24
26 28 30 32 34 36 38 40 42
visie op Nederland
interview
akkerbouw
bloembollenteelt
champignonteelt
fruitteelt
geitenhouderij
groenteteelt onder glas
groothandel in bloemen en planten
kottervisserij
legpluimveehouderij
melkveehouderij
mengvoederindustrie
sierteelt onder glas
teelt van boomkwekerijgewassen
varkenshouderij
vleeskuikenhouderij
leeswijzer
colofon
3Visie op agrarisch
visie op NederlandNederlandse economie
krabbelt in 2012 weer op Vorig jaar is de economische groei sterk vertraagd en belandde de economie in een
recessie die in het begin van 2012 nog voortduurde. Er zijn echter aanwijzingen dat de
economie in het tweede halfjaar weer groei zal vertonen – waarschijnlijk dankzij een
aantrekkende uitvoer. De consumptieve bestedingen dalen naar verwachting opnieuw.
In 2011 groeide de economie met 1,2%. Ten opzichte van de groei
in 2010 (+1,7%) leek de afzwakking beperkt, maar achter die 1,2%
gaat een forse afkoeling van de economie schuil in de loop van het
jaar. In het eerste kwartaal van 2011 steeg het bruto binnenlands
product (bbp) nog met 0,75% ten opzichte van de voorgaande peri-
ode. In de daaropvolgende kwartalen viel dat cijfer steeds lager uit.
In het derde en vierde kwartaal was zelfs sprake van krimp (respec-
tievelijk -0,4 en -0,6% kwartaal-op-kwartaal). Deze ontwikkeling stak
ongunstig af bij die van de eurozone als geheel. In het derde kwar-
taal kromp de Nederlandse economie al, terwijl de eurozone-econo-
mie nog een plus liet optekenen en in het slotkwartaal van 2011 viel
het groeicijfer (-0,6%) opnieuw lager uit dan dat voor de eurozone
als geheel (-0,3%). Jaar-op-jaar viel de groei van het bbp terug van
+2,2% in het begin van het jaar naar -0,2% in het laatste kwartaal.
Afzwakking groei economie voorbij?
-6
-3
0
3
6
1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 201160
75
90
105
120
bbp (% j-o-j; l.as)Economisch-sentimentindicator (r.as)
%
Bron: Thomson Reuters Datastream
Uitvoergroei sterk vertraagd, maar eerste lichtpuntjes zichtbaar Kijken we naar het verloop van de verschillende bestedingscompo-
nenten, dan valt op dat de uitvoer (de kurk waar de economie op
drijft) in de loop van het jaar per saldo niet is toegenomen (0,0%
j-o-j in vierde kwartaal). Na bescheiden kwartaal-op-kwartaal-plus-
sen in het eerste halfjaar, was daarna sprake van minnen. Dat de
gemiddelde jaargroei toch op 3,8% is uitgekomen, is dan ook gro-
tendeels toe te schrijven aan het stevige groeitempo tegen het eind
van 2010.
De forse afkoeling bij de uitvoer komt grotendeels, of zelfs hele-
maal, op het conto van de afzetmarkten. Driekwart van de goede-
renuitvoer blijft in de EU en daarvan blijft het overgrote deel binnen
de eurozone (krap 59% van de totale goederenuitvoer). De totale
goedereninvoer van de eurozone is zelfs nog wat meer terug-
gevallen dan de Nederlandse uitvoer. We zien hier de gevolgen van
diverse groeivertragende factoren. Denk aan de hoge olieprijzen
begin 2011, bezuinigingen door overheden en de grote onrust als
gevolg van de staatsschuldencrisis in de eurozone. Met name die
laatste factor heeft het vertrouwen in de economie in de tweede
helft van het afgelopen jaar stevig doen slinken.
De economie van de eurozone is naar verwachting in het eerste
kwartaal van 2012 opnieuw gekrompen. Dat kan worden afgeleid
uit de begin april beschikbare indicatoren. ABN AMRO verwacht dat
de eurozone-economie in het tweede kwartaal stabiliseert, om
vanaf het midden van het jaar weer wat te gaan groeien. Dit be-
scheiden herstel kan vooral worden toegeschreven aan de opleving
van de wereldhandel. De binnenlandse bestedingen in de eurozone
staan echter onder druk van bezuinigingsmaatregelen. Duitsland
lijkt hierop overigens een uitzondering te vormen.
De laatste Nederlandse uitvoercijfers lijken (al) wat minder ongun-
stig. In de jaar-op-jaarvergelijking zagen we eind vorig jaar en begin
dit jaar weer enige stijging van het groeicijfer. Ook de indicatie van
de inkoopmanagersindex (PMI) is beter: de deelindex voor de ex-
portorders lag in januari en vooral in februari boven de 50, dat is het
niveau dat het verschil markeert tussen krimp en groei. Hoewel we
in maart weer een daling zagen, bleef deze deel-PMI in die maand
nog duidelijk boven de 50.
4
Uitvoergroei lijkt dal gepasseerdPMI >50 wijst op groei; <50 – krimp
-20
-10
0
10
20
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 201230
40
50
60
70
Uitvoer goederen (% j-o-j; l.as)PMI exportorders (index; r.as)
%
Bron: CBS, Markit NEVI
Binnenlandse bestedingen onder drukDe zwakke stee van de Nederlandse economie is de particuliere
consumptie. Deze is al vier kwartalen achtereen gekrompen met
als dieptepunt een terugval van 0,9% kwartaal-op-kwartaal eind
2011. Daarmee lag de consumptie op het laagste niveau sinds eind
2003! Gemiddeld kromp de consumptie vorig jaar met 1%. Dat is
beduidend meer dan de daling van het reëel beschikbaar inkomen
met bijna een half procent. Factoren die verantwoordelijk zijn voor
deze sterkere daling van de consumptie, zijn het vermogensverlies
op de aandelen- en de huizenmarkt en het sterk gedaalde consu-
mentenvertrouwen. Dat vertrouwen stond vorig jaar ook elders in
de eurozone onder druk vanwege de staatsschuldencrisis, maar in
ons land speelden nog meer factoren. Zo was er onzekerheid over
de hoogte van de pensioenen vanwege de gedaalde, en te lage,
dekkingsgraden van pensioenfondsen. Verder is er het hete hangij-
zer van de hypotheekrenteaftrek. Ten slotte wijzen we op de extra
bezuinigingen. Omdat het begrotingstekort in 2013 flink te hoog
dreigt uit te vallen, moet fors extra worden bezuinigd. Ook dat kan
van invloed zijn op de stemming van de consument.
In 2012 neemt de koopkracht opnieuw af: door bezuinigingsmaatre-
gelen én omdat de brutoloonstijging (al is deze iets hoger dan in
2011) weer achterblijft bij de inflatie. Alles overziend, gaan we ervan
uit dat de consumptie dit jaar opnieuw krimp zal vertonen.
Hoewel we voor het tweede halfjaar – vooral dankzij de voorzichtig
aantrekkende uitvoer – weer wat economische groei verwachten,
zal het bbp dit jaar (gemiddeld) toch duidelijk dalen. Maar voor 2013
wordt weer een positief cijfer voorzien.
Particuliere consumptie daalt verder
- 3
- 2
- 1
0
1
2
3
Reëel beschikbaar inkomen Particuliere consumptie
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
%
Bron: CBS, ABN AMRO Economisch Bureau
Bedrijven die overwegend op de binnenlandse markt georiënteerd
zijn (zie ook hieronder), zullen het in 2012 in doorsnee moeilijker
hebben dan bedrijven die meer exportgericht zijn.
Huizenmarkt zit vastDe huizenmarkt zit in het slop en er is weinig vertrouwen dat de si-
tuatie spoedig verbetert. De marktindicator van Vereniging Eigen
Huis bereikte in maart een nieuw dieptepunt. Het gebrek aan ver-
trouwen draagt bij aan de verwachting dat de huizenprijzen verder
zullen dalen. Deze verwachting wordt verder gevoed door de ont-
wikkeling van het transactievolume. Het teleurstellend lage aantal
transacties in de eerste maanden van het jaar laat zien dat de hui-
zenmarkt volledig is verkrampt. Dit lage aantal woningtransacties
valt deels terug te voeren op de minder ruimhartige verstrekking van
hypotheken. De beperkingen op de leencapaciteit vanuit de regelge-
ving, zoals de strengere Gedragscode Hypothecaire Financieringen,
de verlaagde Nibud-woonquote en de internationaal aangescherpte
kredietvoorwaarden van banken, zijn verantwoordelijk voor een
minder ruimhartige kredietverlening. Daarnaast speelt de discussie
over de toekomst van de hypotheekrenteaftrek. ABN AMRO houdt
er rekening mee dat de huizenmarkt voorlopig vast blijft zitten.
Hoewel de beperkte omvang van de woningvoorraad een prijsval
helpt voorkomen, dient rekening te worden gehouden met een ver-
dere daling van de huizenprijzen. We schatten dat de huizenprijzen
dit jaar met 5% dalen. Ook het aantal transacties blijft laag.
InflatieDe inflatie liep in 2011 geleidelijk op van 2% in het begin van het
jaar naar een piek van 2,7% in september. De toename van het
prijsstijgingstempo was het gevolg van onder meer hogere arbeids-
kosten en energieprijzen. Daarna viel het cijfer wat terug naar 2,5%
in de eerste drie maanden van 2012. Gemiddeld kwam de inflatie in
2011 uit op 2,3%.
In de loop van 2012 kan het inflatietempo verder afnemen. Deze
verwachting baseert ABN AMRO op de aanname dat de olie-
prijzen verder dalen, aangezien het risico van een escalatie in het
Midden-Oosten is afgenomen. Echter, door de aangekondigde
BTW-verhoging kan in het vierde kwartaal de inflatie een sprong
maken.
Risico’sDe risico’s voor het scenario van ABN AMRO liggen vooral aan de
‘onderkant’. In ons scenario gaan wij ervan uit dat de Europese be-
leidsmakers erin slagen de staatsschuldencrisis verder te bedwin-
gen, maar dit is verre van zeker. Een nieuwe escalatie van de
staatsschuldencrisis in de eurozone is niet ondenkbaar. Verder
zouden de olieprijzen kunnen stijgen. De economische groei zou in
beide gevallen worden gedrukt; en de inflatie valt - bij stijgende olie-
prijzen - hoger uit. Ook bestaat het risico dat de situatie op de hui-
zenmarkt verder verslechtert.
5Visie op Nederland
Links: Pierre Berntsen, directeur Agrarische Bedrijven ABN AMRO. Rechts: Henk Bleker, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Henk Bleker, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie:
‘Groeiende neiging tot handels- belemmeringen is zorgelijk‘
Laat aan de stranden van Rio de Janeiro het woord Holland vallen, en de associaties die
bij de mensen opkomen, zullen over voetbal en Gullit gaan, over molens en koeien - die
mede gevoed worden met Braziliaanse soja. De agrarische sector van Nederland kan een
belangrijke rol spelen in de opkomende economieën. De exportmarkten in de eurozone, die
voor de sector van grote importantie blijven, zijn echter - vanwege de eurocrisis - in mineur.
Wat is wijsheid in deze omstandigheden? Staat de ruimte voor agrarisch ondernemen
onder (maatschappelijke) druk? En wordt, zoals sommigen menen, de succesformule van
symbiotische samenwerking tussen de primaire sector en de agribusiness ondermijnd?
Henk Bleker, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Pierre
Berntsen, directeur Agrarische Bedrijven ABN AMRO, geven hun visie. (Dit interview is
gehouden toen Bleker nog geen demissionair staatssecretaris was.)
6
Welke invloed heeft de economische crisis op de afzet van
land- en tuinbouwproducten, zowel in Nederland als in het
buitenland?
Henk Bleker: ‘Ik merk dat de crisis op de land- en tuinbouw veel
minder impact heeft dan op andere economische sectoren als
bijvoorbeeld de bouw. De recessie van 2008 heeft in de agro-
sectoren hooguit een lichte dip veroorzaakt, waarop snel een
herstel volgde. En het jaar 2011 vormde, met een groei van EUR
67 miljard naar EUR 73 miljard, zelfs een top-exportjaar voor de
Nederlandse agrofoodsector.’
Pierre Berntsen: ‘Het klopt dat de meeste land- en tuinbouw-
sectoren een eigen dynamiek hebben, die sterker is dan de
economische conjunctuur. Al wijkt het beeld per sector sterk af.
Dat heeft verschillende oorzaken. De cyclus van prijsvorming
bijvoorbeeld: het huidige herstel van de varkenshouderij en
pluimveehouderij volgt op een reeks van slechte jaren. En in de
akkerbouw is de belangrijkste prijsbepalende factor: hoe hoog is
de hectare-opbrengst in grote productiegebieden? Export hangt
ook af van de ontwikkeling van economie en consumenten-
vertrouwen in belangrijke afzetmarkten. Kijk naar de crisis in Zuid-
Europa. De export van bloemen en planten daar naartoe is
gedaald. De wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar,
het pond of de roebel, heeft grote invloed op de Nederlandse
concurrentiekracht. En ons succes wordt mede bepaald door de
mate van beschikbaarheid van handelsfinancieringen ten behoeve
van politiek instabiele landen.’
Wat kunt u doen om de export te ondersteunen?
Om bijvoorbeeld iets te doen aan landenrisico’s en
debiteurenrisico’s en zo?
Bleker: ‘Nou kijk, exporteren is natuurlijk vooral een zaak van
ondernemers zelf. Maar ik wil daar wel bij helpen. Door bijvoor-
beeld zo veel mogelijk veterinaire en fytosanitaire belemmeringen
op te ruimen. Of door onze landbouwattachés in te zetten. Verder
vind ik dat handelsmissies deuren kunnen openen voor Neder-
landse exporteurs in kansrijke afzetgebieden. Eind vorig jaar ben
ik bijvoorbeeld met veertig bedrijven uit allerlei sectoren, ook uit
de landbouw, op handelsmissie naar Brazilië geweest. Dat is
naast China en India één van de sterk opkomende markten waar
we ons extra op richten. We hebben actief de glastuinbouw bij
die missie betrokken. Bij zo’n missie hoort ook een overleg met
de Braziliaanse minister van Landbouw, Veeteelt en Voedsel-
voorziening.’
Welke invloed hebben de bezuinigingsplannen op de
Nederlandse afzetmarkt?
Bleker: ‘Ik geloof niet dat de overheidsbezuinigingen veel invloed
zullen hebben op de afzet van de agrofoodsector. De mensen
moeten blijven eten. Eén van de laatste dingen waar huishoudens
in krappe tijden op zullen bezuinigen, is voedsel. Wel kan het zijn
dat de afzet van wat luxere producten, en bijvoorbeeld snij-
bloemen en potplanten, onder druk komt te staan.‘
Berntsen: ‘Ja, de Nederlandse markt wordt denk ik beperkt
beïnvloed. De boomkwekerij is een sector die wél last heeft van
verslechterende binnenlandse afzetmogelijkheden. Dat komt door
gemeenten die zich genoodzaakt zien te bezuinigen op openbaar
groen. Maar de meeste sectoren zijn vooral gericht op export. De
hele eurozone staat onder druk, veel exportmarkten zijn in mineur.
Positief is dat de crisis zich beperkt tot de eurozone; de wereld-
economie groeit wél. Dat zie je terug in de stijgende afzet naar
niet-eurolanden.’
Steeds meer landen lijken met nationaal beleid
handelsbelemmeringen op te werpen. Die kunnen veterinair
of fytosanitair van aard zijn. Soms gaat het om
exportbeperkingen pur sang. Wat doet u hiertegen?
Bleker: ‘Het klopt, die groeiende tendens tot handels-
belemmeringen zie ik ook. Ik vind dat zorgelijk. Ik doe hier twee
dingen aan. In de eerste plaats stel ik dit soort beperkingen
voortdurend aan de orde bij de Europese Commissie, die met veel
exportlanden onderhandelt over handelsakkoorden en ook
belemmeringen aanpakt. Ten tweede neem ik zo nodig zelf het
initiatief om de grens weer open te krijgen. Bij de EHEC-crisis ben
ik onmiddellijk persoonlijk naar Rusland afgereisd om de export
van groente en fruit weer op gang te krijgen. En in Brussel heb ik
mij stevig ingezet om de betrokken bedrijven niet de dupe te laten
worden van omstandigheden waar zij niks aan konden doen.’
‘Nederland koploper duurzame landbouwtechnologie’
7Interview
De agrarische sector is goed voor 60% van ons
handelsoverschot en 10% van ons bbp. Ergo: een belangrijke
economische factor. Tegelijkertijd is er sprake van een
afnemend draagvlak voor agrarische productie in Nederland.
De ruimte om te ondernemen staat onder druk. Wat doet u
eraan om die ondernemersruimte te vergroten?
Bleker: ‘Dat is waar: op sommige punten staat de ruimte voor
agrarisch ondernemen onder druk. En maatschappelijk draagvlak
is wel een must. Vandaar dat ik in mijn visie op de veehouderij ook
heb aangegeven dat er grenzen zijn aan de groei. Bedrijven
moeten wel passen in hun omgeving. Geen ongebreidelde groei.
Maar we hebben het over een belangrijke economische sector. Er
wordt nog volop ondernomen in de land- en tuinbouw. Ik zie in het
landelijk gebied nog veel initiatieven om te investeren, waarbij
vaak jonge, innovatieve ondernemers betrokken zijn. Dat geeft
hoop.
Vorig jaar is het kabinet begonnen met het topgebiedenbeleid,
waarbij we onze inspanning concentreren op de negen top-
sectoren van onze economie. Agrofood en Tuinbouw & Uitgangs-
materialen zijn twee prominente topsectoren waarvoor, samen
met het bedrijfsleven en de onderzoeksinstellingen, een
toekomstagenda is gemaakt.’
Ziet u mogelijkheden om duurzame productiemethoden te
exporteren?
Bleker: ‘Nederland is koploper voor duurzame landbouw-
technologie. Ik noem als voorbeeld onze energiezuinige tuin-
bouwkassen, duurzame stalsystemen en onze pluimveeslacht-
machines. Er is veel vraag naar deze technologie in opkomende
landbouwlanden, dus exportkansen te over zou ik zeggen. Ik merk
dit ook als ik op werkbezoek ben in landen als Vietnam of Kenia:
Nederland wordt gezien als een leidend kennisland voor de land-
en tuinbouwsectoren.’
Berntsen: ‘We produceren nu al duurzaam en het vermarkten van
duurzaamheid in het buitenland is vooralsnog geen gemakkelijke
opgave. Het lukt mondjesmaat, bijvoorbeeld met Rondeel eieren
in Duitsland, met Welfare Bacon in Engeland en biologische
groente en fruit van Nature and More in diverse landen. Betere
exportargumenten liggen er op het gebied van smaak,
topkwaliteit, maatwerk, imago en betrouwbaarheid. Onze basis is
sterk, en duurzaamheid kan het imago daarbij prima verder
versterken.’
De Nederlandse agribusiness is groot geworden met dank
aan de primaire sector. Er is symbiose tussen de twee.
Nederland is daarbij de proeftuin en springplank voor deze
bedrijven. Omdat veel agribusinessbedrijven zich in
toenemende mate op het buitenland richten, en de
agribusiness en de primaire sector in Nederland uit elkaar
lijken te groeien, wordt de succesformule ondermijnd. Ziet u
mogelijkheden voor een nieuwe versterking van deze
symbiose?
Bleker: ‘Ik zie die trend niet zo. Ik vind dat die symbiose nog volop
bestaat. De grotere agribusinessbedrijven zijn steeds vaker multi-
nationaal actief, en hebben daarbij vaak een sterke thuisbasis,
zoals bijvoorbeeld de coöperatieve zuivelindustrie. De Neder-
landse land- en tuinbouw zijn sterk coöperatief georganiseerd en
deze bedrijven zijn bepaald niet footlose. De bloemenveilingen, de
vleesverwerkende industrie en de zuivel die ik net noemde,
hebben sterke wortels in Nederland en nauwe banden met hun
boerenleveranciers.’
Berntsen: ‘Nederland gaat de groeiende wereldbevolking niet zelf
voeden. Toch: ons agrocomplex speelt mondiaal wél een vooraan-
staande rol op het gebied van kennis, uitgangsmateriaal,
productiesystemen en efficiënte productie van voedsel. Boeren
en tuinders spelen hierbij een cruciale rol. Agribusinessbedrijven
profiteren van de kunde van Nederlandse ondernemers. Veel
kinderen van boeren en tuinders zijn werkzaam in het agrarisch
onderzoek, onderwijs, of bedrijfsleven. Samen vormen ze een
sterk team. Zonder vitale primaire sector boet het agrocomplex in
aan kracht.’
‘Geen ongebreidelde groei: bedrijven moeten in omgeving passen’
‘Eurozone onder druk, veel exportmarkten in mineur’
8
Denkend aan de Nederlandse boeren en tuinders die
grotendeels voor exportmarkten produceren, welke vier
belangrijke adviezen zou u hen willen geven?
Bleker: ‘Ten eerste: blijf investeren in de vernieuwing van uw
bedrijf, want voortdurende innovatie is de sleutel tot uw succes.
Twee: luister goed naar maatschappij en markt, want de burger en
de consument worden steeds kritischer. Met duurzame producten
valt bovendien geld te verdienen. Drie: werk als boer en tuinder
goed samen; samenwerking versterkt je positie in de afzetmarkt.
Vier: organiseer samenwerking in de keten, zodat ieder een faire
prijs krijgt.’
Berntsen: ‘Mijn eerste advies is: ken jezelf en ga uit van eigen
kracht. Twee: maak producten van wereldklasse die iedereen wil
hebben. Drie: investeer ook in jezelf. Vier: houd in alles rekening
met markt en afnemers.’
9Interview
Intensieve productie kenmerkend voor Nederlandse akkerbouw
Mondiale vraag naar akkerbouwproducten neemt toe
Kracht akkerbouw ligt in flexibele en betrouwbare productie van goede kwaliteit
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
In de akkerbouw worden gewassen als aardappelen, suikerbieten,
granen en uien in de vollegrond geteeld. Naast de traditionele gewassen
nemen akkerbouwers ook andere hoogsalderende gewassen, zoals
vollegrondsgroenten, in het bouwplan op. Het EU-landbouwbeleid
speelt een belangrijke rol in de Nederlandse akkerbouw. Akkerbouwers
houden zich steeds meer bezig met multifunctionele landbouw, waarbij
activiteiten worden ontplooid op het gebied van recreatie,
boerderijverkoop en dergelijke.
De akkerbouw wordt op 4.668 bedrijven met een areaal groter dan
30 hectare uitgevoerd. Daarnaast worden akkerbouwgewassen op een
groot aantal bedrijven als nevenactiviteit geteeld. Circa 960 bedrijven
hebben een areaal groter dan 100 hectare. Kenmerkend voor de Neder-
landse akkerbouw zijn de intensieve productie en de schaalvergroting.
Er wordt in de akkerbouw veel nadruk gelegd op gewassen die een
hoog saldo genereren, zoals aardappelen, suikerbieten en vollegronds-
groenten. De gewassen worden gebruikt als voedingsmiddelen voor
mens of dier. In Nederland is de teelt van gewassen voor de productie
van biobrandstoffen van ondergeschikt belang. De productie is sterk
afhankelijk van de ontwikkeling van het areaal en van de productie per
hectare. De laatste factor kan jaarlijks sterk fluctueren door de weers-
omstandigheden tijdens het groeiseizoen. Een kleine wijziging van vraag
of aanbod kan tot grote prijsfluctuaties leiden. In 2011 zijn de oogsten
groot geweest, ondanks de grillige weersomstandigheden tijdens het
groei- en oogstseizoen. Deze ontwikkelingen hebben voor een aantal
producten tot fors lagere prijzen geleid. Vooral de prijzen van consumptie-
aardappelen en uien zijn sterk gedaald. De individuele bedrijfsresultaten
worden sterk bepaald door de kwaliteit van de producten, het moment
van verkoop en de markttoeslagen. De grondprijzen zijn in 2011 verder
gestegen ondanks de ontwikkelingen in de bouw en de verminderde
aankoop van grond door de overheid voor natuurdoeleinden.
In 2012 kan de akkerbouwproductie in Nederland en omringende landen
zich handhaven op de huidige hoge niveaus, mits er geen uitzonderlijke
weersomstandigheden optreden. Bij enkele producten zal de grote
productie leiden tot druk op de prijzen. Bij andere producten, zoals
granen en suikerbieten, hebben de goede vraag en de lage voorraden
op de wereldmarkt een gunstige uitwerking op de prijsvorming.
Ondernemers kunnen meer zekerheid verkrijgen door prijsrisico’s af te
dekken. De vooruitzichten voor de akkerbouw zijn door de toename van
de mondiale vraag, op langere termijn goed. Afnemers stellen hogere
eisen aan de kwaliteit van akkerbouwproducten. Het is van groot belang
om als teler te sturen op kwaliteit, bijvoorbeeld door spreiding van
rassen, rotatie in het bouwplan en een optimale organisatie van het
bedrijf. Akkerbouwers kunnen meerwaarde aan hun producten geven
door te telen voor bepaalde deelsegmenten, marktspecialisatie, samen
te werken met verwerkende bedrijven en door het bewerken,
verwerken of verpakken van de producten. Schaalvergroting moet op
een beheerste wijze plaatsvinden, waarbij de kwaliteit van het product
voorop moet staan. De kracht van de Nederlandse akkerbouw ligt niet in
bulkproductie, maar in een flexibele en betrouwbare productie en
aflevering van de kwaliteit waar de markt om vraagt.
Aantal gespecialiseerde akkerbouwbedrijven:
9.470
Areaal akkerbouwgewassen: 535.042 ha
▶ waarvan areaal aardappelen: 159.686 ha
▶ waarvan areaal suikerbieten: 73.329 ha
▶ waarvan areaal granen: 213.832 ha
▶ waarvan areaal zaaiuien: 23.295 ha
www.lto.nlwww.akkerbouw.comwww.aardappelinfo.nlwww.lei.wur.nl
akkerbouw
10
Akkerbouw groenten
Uien
Overige akkerbouwgewassen
Granen
Aardappelen
Suikerbieten
5%
40%
30%
14%
6% 5%
8,7 9,3 8,9
52,4 51,8 49,4
37,8 34,737,734,7
74,878,9
72,2
57,562,660,7
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
2008 2009 201 2011
x 1
ton
Tarwe Consumptieaardappelen
Pootaardappelen Suikerbieten
Zaai-uien
7,8
53,4
79,9
68,2
925
716
994
902855
870
662654679725
0
200
400
600
800
1000
1200
2011/12r2006/07 2007/08 2008/09 2009/10
x 1,
000
ton
Consumptie aardappelen Pootaardappelen
2010/11
1057
788
Inkomen uit bedrijf (l.as) Opbrengsten kostenverhouding (r.as)
104.300
32.400
50.50043.200
73.500
57.400
37.600
111%
91%
88%
98%
91%
91%87%
0
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011r
EUR
50%
70%
90%
110%
Akkerbouwareaal (exclusief voedergewassen) verder afgenomen
Productie per hectare omhoog
Exportontwikkeling aardappelen
Inkomen uit bedrijf fors lager
Bron: LEI, CBS
Bron: CBS
Bron: HBAG, NAO
Bron: LEI
▶ De trendmatige daling van het areaal akkerbouwgewassen heeft in
2011 doorgezet met een daling van 7.029 hectare tot 535.042
hectare.
▶ Het areaal granen is met bijna 5.000 hectare gedaald.
▶ Het areaal aardappelen is met 1.416 hectare gestegen. De
toename kan worden toegeschreven aan het grotere areaal
zetmeelaardappelen. Het areaal consumptieaardappelen en
pootaardappelen is gedaald.
▶ In 2011 is de productie per hectare van de meeste akkerbouw-
producten gestegen, ondanks het grillige verloop van de
weersomstandigheden tijdens het groei- en het oogstseizoen.
▶ De productie per hectare van consumptieaardappelen en uien is
op het hoogste niveau van de afgelopen 20 jaar uitgekomen.
▶ Bij sommige producten zijn er grote regionale verschillen in de
productie per hectare.
▶ De export van consumptieaardappelen laat in het seizoen 2011/12
een sterke daling zien. Voor een belangrijk deel wordt deze daling
veroorzaakt door de kleinere vraag uit Rusland en - in mindere
mate - uit Polen.
▶ In het begin van 2011/12 is de export van pootaardappelen zeer
goed verlopen. In de tweede helft valt de export terug door de lage
prijzen voor consumptieaardappelen, de economische crisis en de
verminderde beschikbaarheid van pootaardappelen.
▶ Het inkomen uit bedrijf laat jaarlijks sterke fluctuaties zien.
Hieraan liggen vooral schommelingen in de prijzen van een
aantal producten ten grondslag.
▶ Het inkomen uit bedrijf is in 2011 sterk gedaald voornamelijk
door fors lagere prijzen voor consumptieaardappelen en uien.
De suikerbietenteelt kon profiteren van hogere prijzen en van
een hoge suikeropbrengst per hectare.
▶ De kosten van meststoffen namen in 2011 sterk toe door
prijsstijgingen.
11akkerbouw
bloembollenteelt Tijdstip van (voor)verkoop bepaalt resultaat
Nieuwe markten en distibutiekanalen stimuleren export
Bloemenmarkt steeds belangrijker
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
In de bloembollenteelt worden voorjaarsbloeiers als tulpen, narcissen
en hyacinten, en zomerbloeiers als lelies en gladiolen geteeld.
Bloembollen zijn een meerjarig gewas. De teelt van bloembollen vindt
zowel voor de droogverkoop (consumentenmarkt) als voor de broeierij
(professionele markt) plaats. De belangrijkste teeltgebieden zijn Texel
en het Land van Zijpe, West-Friesland, de Bollenstreek, de
Noordoostpolder en Noord-Limburg.
De dominante positie van Nederland in de mondiale bloembollenteelt
is verkregen door gunstige fysiologische en klimatologische
omstandigheden, het aansprekende assortiment, het hoge
kennisniveau, de clustering van activiteiten en de eveneens sterke
positie van Nederland in de mondiale bloementeelt. De jarenlange
trend van schaalvergroting binnen de bloembollenbranche heeft in
2011 doorgezet. Sinds 2000 is het aantal bloembollenbedrijven met
tweederde afgenomen, terwijl het totale areaal zelfs iets is gestegen.
De productie per hectare fluctueert weliswaar jaarlijks door het weer,
maar stijgt op de lange termijn door veredeling, schaalvergroting en
een toenemende mechanisering. De totale bloembollenexport en
-productie is in 2011 verder gestegen. Toch stond de export van
bloembollen vorig jaar onder druk, doordat de vraag van buitenlandse
broeiers vanwege financieringsproblemen met ongeveer 10% afnam.
De bollenexport richting de opkomende landen buiten de eurozone is
verder gestegen. Bij de afzet neemt het belang van broeierijen toe. De
afzet naar droogverkoop stagneert. De afzet naar de broeierijen wordt
vooral bepaald door de ontwikkelingen op de bloemenmarkt. De
bloemenmarkt kenmerkte zich in 2011 door een grillig marktbeeld met
grote verschillen in de afzet per product en land. Er zijn steeds meer
mogelijkheden voor nieuwe markten en andere distributiekanalen via
grootwinkelbedrijven, zoals bouwmarkten en woonwarenhuizen.
De afgelopen tien jaar was het Nederlandse bloembollenareaal stabiel.
De productie per hectare stijgt verder, doordat er steeds betere rassen
worden gebruikt, de plant- en oogstmachines steeds beter worden en
er steeds efficiënter wordt gespoten met gewasbeschermingsmiddelen.
Regelmatig is hierdoor het evenwicht tussen vraag en aanbod verstoord.
Omdat het bloembollenareaal ook de komende jaren niet substantieel
zal krimpen, is de ontwikkeling van bloemenprijzen cruciaal voor
bollenkwekers. Weersomstandigheden en economische ontwikkelingen
bepalen de bloemenprijzen. Vanwege de sterk fluctuerende prijzen is
het tijdstip van (voor)verkoop belangrijk voor de individuele resultaten
van bollenkwekers. De samenstelling van het assortiment speelt hierin
ook een grote rol. In de broeierij neemt de invloed van het
grootwinkelbedrijf als afzetkaneel steeds verder toe. Door gezamenlijke
verkoopconcepten wordt de afzet gestimuleerd. De combinatie van
teelt met broeierij van eigen bollen neemt in belang toe bij alle
bloembolgewassen. Het toerisme blijft belangrijk voor het imago en de
afzet. De bollenvelden, de Keukenhof en de Floriade zijn in 2012
belangrijke trekpleisters die de droogverkoop kunnen stimuleren.
Volgens ABN AMRO kan de export verder toenemen bij economisch
herstel in de belangrijkste exportlanden. Op langere termijn geven
nieuwe markten en alternatieve distributiekanalen een positieve impuls
aan de export.
Aantal bedrijven: 1.660
Aantal gespecialiseerde bedrijven: 720
Areaal op bloembollenbedrijven: 24.126 ha
Productiewaarde: EUR 575 mln
Export 2010/2011: EUR 624 mln
Export 2010/2011: 5.952 mln stuks
www.bkd.euwww.kavb.nlbloembollen.groenweb.nlwww.bloembollenvisie.nl
12
0
2.500
5.000
7.500
10.000
12.500
x1 h
ecta
re
Tulpen Lelies Narcissen Hyacinten
10.7
40 11.3
90
11.7
28
11.3
99 11.8
61
5.009 4.9704.266
4.6845.082
1.773 1.974 1.877 1.802 1.8121.329 1.383 1.389 1.382 1.446
2007 2008 2009 2010 2011r
0
1.000
2.000
3.000x
1 m
ln s
tuks
Tulpen Lelies Gladiolen Narcissen
2006/07 2007/08 2008/09 2009/10 2010/11
2.0721.951 1.902 1.944
1.213 1.199 1.122 1.114
747 710 641 678465 442 446 416 426
1.936
1.168
657
Verenigde Staten
15%
12%
6%
8%
7%
43%
4% 5%
Duitsland
Verenigd Koninkrijk
Japan
FrankrijkItaliëChina
Overigen
1.440
1.692
1.3491.254 1.201
1.386
0
500
1.000
1.500
2.000
2006 2007 2008 2009 2010 2011r
x 1
mln
stu
ks
Areaalontwikkeling laat groei zien
Exportontwikkeling bloembollen
Marktaandeel exportbestemmingen onveranderd
De tulpenbroei is in 2011 gestegen
Bron: CBS
Bron: Productschap Tuinbouw
Bron: Productschap Tuinbouw
Bron: CBS
▶ Het areaal bloembollen varieert de afgelopen jaren tussen 23.000
en 24.500 hectare. In 2011 is het areaal licht gegroeid.
▶ De belangrijkste bollensoort is de tulp. Op de helft van het
bollenareaal worden tulpen geteeld. Het areaal tulpen is in 2011
licht gestegen.
▶ Na wisselende ontwikkelingen in de laatste jaren, zijn in 2011 de
arealen van de vier grootste bollensoorten gegroeid.
▶ In het seizoen 2010/11 werden bijna 6,0 miljard bloembollen geëx-
porteerd ter waarde van EUR 624 miljoen. Zowel het aantal geëx-
porteerde bollen als de export naar waarde liet een lichte stijging
zien. De stijging bleef beperkt door financieringsproblemen bij
buitenlandse broeiers.
▶ Eenderde van de bollenexport bestaat uit tulpen. De export van
tulpen is in het seizoen 2010/11 heel licht gedaald.
▶ Nederland bekleedt een belangrijke positie in de wereldhandel in
bloembollen, met een marktaandeel van circa 80%.
▶ Ongeveer de helft van de geëxporteerde bloembollen wordt binnen
de EU afgezet, waarbij Duitsland en het Verenigd Koninkrijk de
belangrijkste exportlanden zijn.
▶ In de Verenigde Staten worden de meeste bloembollen afgezet,
maar buiten de EU zijn Japan, Rusland en China ook van groot
belang.
▶ De tulpenbroei is vanaf 2000 gegroeid en bereikte in 2006 een
recordniveau. Ook in 2011 groeide de tulpenbroei weer, dit keer
met bijna 4%.
▶ Ruim de helft van de uitgevoerde bloembollen betreft tulpen.
▶ De belangstelling van de consument voor bolbloemen is de
afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen.
13bloembollenteelt
champignonteelt Licht prijsherstel voor champignons in 2012
Polen blijft belangrijkste concurrent
Nederlandse champignonteelt heeft goede uitgangspositie
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
De champignonteelt vindt plaats in cellen. Als voedingsbodem wordt
compost gebruikt, afgedekt met een laag dekaarde. Compost wordt
gemaakt uit gips, paarden- en kippenmest en stro. Bij aflevering is de
compost doorgroeid met champignonschimmels. In de teelt worden
pluk- en snijbedrijven onderscheiden. De plukbedrijven oogsten de
champignons handmatig en zetten het product af als verse
champignons. De snijbedrijven oogsten de champignons machinaal,
waarna de champignons door de conservenindustrie worden verwerkt.
De champignonteelt wordt gekenmerkt door schaalvergroting. Het
areaal champignons is gedurende de afgelopen tien jaar met 28% ge-
krompen, terwijl het aantal bedrijven zelfs met tweederde is afgeno-
men. Snijbedrijven telen door mechanisatie gemiddeld op een vier keer
zo groot areaal dan plukbedrijven. De productie laat een wisselend
beeld zien met een dip in 2010. Naast areaalontwikkelingen vormen de
kwaliteit van de compost en ziekten belangrijke invloedsfactoren op de
productie. Op langere termijn staat de export van champignons onder
druk. Verse champignons worden in continentaal Europa afgezet, terwijl
verwerkte champignons mondiaal worden verhandeld. Sterke concur-
rentie vanuit Polen (vers en conserven) en China (conserven) en een
licht lagere Europese consumptie zijn de belangrijkste oorzaken van de
exportdaling. De concurrentie vanuit Polen is vooral sterk door de lagere
arbeidskosten. Tevens wordt de Poolse concurrentiekracht bepaald door
de koers van de Poolse zloty. De productie in Polen wordt echter belem-
merd door minder moderne productiefaciliteiten en een minder goed
ontwikkelde infrastructuur. Daarnaast is er niet altijd voldoende compost
van een goede en constante kwaliteit beschikbaar. De distributie van
verse champignons verloopt in de EU veelal via het supermarktkanaal,
waarbij grote volumes en een constante kwaliteit van belang zijn. Grote
en goed georganiseerde plukbedrijven profiteren hiervan.
Investeringen in schaalvergroting, automatisering en nieuwe teelttech-
nieken blijven een belangrijke strategie in de champignonteelt, die leidt
tot een hogere productie en een verlaging van de kostprijs. In 2012
kunnen de champignonprijzen licht aantrekken door vraagherstel. Op de
versmarkt wordt de concurrentie uit Polen kleiner, doordat Polen de
export meer richt op andere Oost-Europese landen. De voorraden van
de conservenindustrie zijn voor een deel afgebouwd, waardoor in dit
segment ook ruimte ontstaat voor prijsherstel. De continue productie
van een goede kwaliteit compost tegen een aantrekkelijke prijs is in
2012 lastig, doordat er onvoldoende paardenmest beschikbaar is en stro
relatief duur is. Op de lange termijn is de uitgangspositie van de Neder-
landse champignonteelt volgens ABN AMRO goed. Op de industriële
markt dragen mechanisering, een grote productie per vierkante meter,
een uniforme en hoge kwaliteit en een goed georganiseerde verwer-
kende industrie hieraan bij. Op de versmarkt is Nederland in staat op
ieder moment een kwalitatief goed en uniform product aan te bieden.
De hoge arbeidskosten vormen een belemmering voor de Nederlandse
productie. Een breed en diep assortiment, verschillende sorteringen, be-
werkingsvormen en verpakkingen tezamen met productontwikkeling en
marketing werken afzetbevorderend. Aandacht voor duurzaamheid en
arbeid blijft de komende jaren randvoorwaarde voor het succes van de
champignonteelt.
Aantal bedrijven: 160
▶ waarvan plukbedrijven: 129
▶ waarvan snijbedrijven: 32
Aantal bedrijven >2.000 m2: 75
Areaal champignons: 697.436 m2
Export: 69.520 ton
www.mushroombusiness.comwww.degroentenenfruit.nlwww.tuinbouw.nlwww.agf.nl
14
733755772
704
366404372 389368
332
0
100
200
300
400
500
600
700
800
20112007 2008 2009 2010
x 1.
000
m2
Totaal Machinaal geoogst Handmatig geoogst
697
399
299
362 371
260
225
210
250
230 230
250
100
150
200
250
20112005 2006 2007 2008 2009 2010
x 1.
000
ton
30,8 30,6 27,920,1 18,3 17,8
11,5 12,4 14,7 15,7
70,9 70,5 67,7 67,7
24,719,3
0
20
40
60
80
100
20112007 2008 2009 2010
x 1.
000
ton
Verenigd Koninkrijk Duitsland Frankrijk Totaal
28,4
19,314,6
69,5
131
172
147 145
160
171
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
x 1.
000
ton
151
Verdere daling areaal in 2011
Productieherstel
Verenigd Koninkrijk grootste exportbestemming
Verwerking van champignons fluctueert
Bron: CBS
Bron: Productschap Tuinbouw
Bron: Productschap Tuinbouw, KCB
Bron: Productschap Tuinbouw
▶ Het areaal champignons is in 2011 in Nederland met 36 hectare
gedaald.
▶ Het areaal handmatig te oogsten champignons bevindt zich in een
opgaande lijn, met een onderbreking in 2010.
▶ Bij de machinaal te oogsten champignons is het areaal gedurende
de afgelopen drie jaar met een kwart gedaald. In 2011 was de
daling relatief groot (-63 hectare).
▶ Na een dip in 2010 is de productie van champignons in 2011 weer
hersteld. Areaalontwikkelingen, de kwaliteit van compost en ziek-
ten zijn belangrijke factoren die invloed hebben op de productie.
▶ De productie kan door de bedrijven worden gestuurd, door de
teeltschema’s te verkorten of te verlengen. Schimmelziekten beïn-
vloeden de productie in negatieve zin.
▶ De kwaliteit en beschikbaarheid van compost is in 2011 geen be-
lemmering geweest voor de productie van champignons.
▶ De export van champignons heeft in 2011 weer een stijging laten
zien na een daling in de jaren ervoor.
▶ Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk zijn de belangrijkste
exportlanden met een gezamenlijk aandeel van bijna 90%.
▶ De export naar het Verenigd Koninkrijk staat al een aantal jaren
onder druk, maar laat in 2011 herstel zien.
▶ De verwerking van champignons laat de afgelopen jaren sterke
fluctuaties zien. Polen en China zijn belangrijke concurrenten bij de
champignonverwerkende industrie.
▶ In de industrie worden champignons verwerkt tot conserven. Ze
worden ook diepgevroren en als ingrediënt voor andere levensmid-
delen gebruikt.
15champignonteelt
fruitteelt Perenareaal in 2012 naar verwachting voor het eerst groter dan appelareaal
Het jaar 2011 was een heel goed oogstjaar
Trend naar schaalvergroting en aandacht voor clubrassen onverminderd
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
Fruitteelt omvat de teelt van pitvruchten (appelen en peren), steen-
vruchten (pruimen en kersen) en kleinfruit. Onder kleinfruit horen
bijvoorbeeld bessen, frambozen en bramen. Kleinfruit speelt een vrij
beperkte rol in de fruitteelt. Appels en peren zijn verreweg de
belangrijkste producten in de branche. Naast de bekende ‘vrije’ appel-
en perenrassen als Elstar, Jonagold en Conference staan exclusieve
clubrassen steeds meer in de belangstelling.
Sinds 2009 daalt het totale fruitareaal jaarlijks weer licht, na een korte
periode van lichte toename. De laatste tien jaar is het totale fruitareaal
licht afgenomen. De samenstelling van het areaal is behoorlijk aan ver-
andering onderhevig. Bij een licht afnemend areaal neemt de peer een
steeds belangrijke positie in bij de teler, ten koste van de appel. Deze
trend is al jarenlang gaande en maakt nog steeds opgeld. Waar twintig
jaar geleden het appelareaal drie keer zo groot was als het perenareaal,
gaat in 2012 de peer waarschijnlijk de appel in areaalgrootte verslaan.
Een hoger verwacht rendement voor peren is de belangrijkste reden dat
het areaal perenbomen groeit ten koste van appelbomen. De productie-
omstandigheden voor peren zijn in Nederland ten opzichte van andere
landen relatief gunstiger dan voor appels. Ook zijn er kostenvoordelen
bij de perenteelt. Zo gaan de bomen langer mee en is er dus minder
vaak nieuwe aanplant nodig. De appelteelt ondervindt meer concurren-
tie dan de perenteelt, onder andere vanuit landen op het zuidelijk half-
rond. Meer nog dan bij peren, is daarom de ontwikkeling van clubrassen
voor de appelteelt in Nederland van belang. De consumptie van fruit in
Nederland ten opzichte van andere landen kan als gemiddeld worden
bestempeld. Veel telers zijn voor een belangrijk deel afhankelijk van de
export van fruit. De oogst komt in 2012 waarschijnlijk op een flink lager
niveau uit dan in 2011, door de strenge vorst begin van het jaar. Met
name de perenoogst is in bepaalde delen van het land hard getroffen.
De verwachting is dat een aantal bestaande trends zal doorzetten in
de fruitteelt. Het totale fruitareaal neemt naar verwachting beperkt in
omvang af. Het aantal telers vermindert verder door een proces van
schaalvergroting, en de opmars van de perenteelt ten opzichte van de
appelteelt zet ook door. Schaalvergroting is om meer redenen een
goede zaak. Het maakt het beter mogelijk om investeringen te doen in
bewaarfaciliteiten en gewasbescherming en de positie in de keten
wordt sterker. Ook het belang van clubrassen zal verder (moeten) toe-
nemen. Dit is, vanwege de concurrentie, met name voor de appelteelt
van groot belang. In de traditionele ‘vrije’ rassen is het moeilijk om op
prijs te concurreren met buitenlandse telers. De uitbreiding van het
perenareaal ten koste van het appelareaal lijkt zowel voor individuele
telers als voor de sector als geheel een goede keuze, vanwege het
eerder aangegeven relatieve concurrentievoordeel. Maar voor de toe-
nemende perenoogst moeten natuurlijk wel nieuwe afzetmogelijkhe-
den worden gevonden. Het is voor individuele telers vrijwel onmogelijk
om de consumptie van fruit te beïnvloeden, maar uit diverse onderzoe-
ken blijkt wel dat er nog voldoende ruimte is om de fruitconsumptie te
verhogen. Met een toename van de aandacht voor clubrassen en sa-
menwerking in de gehele keten voor gerichte marketing moet het mo-
gelijk zijn de consument tot meer ‘fruitmomenten’ te verleiden.
Aantal bedrijven met fruit: 2.574
Export appelen: 88.757 ton
Export peren: 203.276 ton
Areaal fruit: 19.230 ha
▶ waarvan areaal appelen: 8.720 ha
▶ waarvan areaal peren: 8.200 ha
▶ waarvan areaal kleinfruit: 1.720 ha
www.nfofruit.nlwww.fruitteelt.infowww.degroentenenfruit.nlwww.frugiventa.nl
16
974 993 1.017 1.0311.3001.549 1.634 1.667
8.6809.1329.3029.380
7.9907.8007.4767.296
0
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
2007 2008 2009 2010 2011
ha.
Appelen Peren Overige pit- en steenvruchten Kleinfruit
1.040
1.720
8.270 8.200
334
274
418
336
402375
391
301
172
260
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
2007 2008 2009 2010 2011
x 1.
000
ton
Appelen Peren
88.757
116.704 116.844104.188 104.263
203.276210.593
180.310
152.040
216.668
0
40.000
80.000
120.000
160.000
200.000
240.000
2.007 2008 2009 2010 2011
ton
Appelen Peren
42.700
12.700
56.000
35.900
24.000
86%
79%
92%
85%90%
0
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
2007 2008 2009 2010 2011
EUR
60%
80%
100%
Inkomen uit bedrijf (l.as) Opbrengsten kostenverhouding (r.as)
Areaal nauwelijks veranderd
Grote oogsten appels en peren
Export van Nederlands fruit in 2011 gedaald
Inkomen uit bedrijf wisselt sterk
Bron: LEI, CBS
Bron: CBS
Bron: Productschap Tuinbouw, KCB
Bron: LEI
▶ Het totale fruitareaal is in het afgelopen decennium nauwelijks
veranderd.
▶ De samenstelling van het areaal is wél veranderd. Het areaal
appels loopt al jaren terug ten gunste van peren. Samen nemen ze
ruim 85% van het areaal in beslag. Het areaal aardbeien is de
afgelopen jaren sterk gestegen.
▶ In 2012 zal het areaal peren naar verwachting voor het eerst het
areaal appels overtreffen. De verwachting is dat de opkomst van
clubrassen de krimp van het appelareaal zal temperen.
▶ De bruto fruitproductie beleefde na een slecht 2010, in 2011 een
uitzonderlijk goed jaar. De appelproductie lag het afgelopen jaar maar
liefst 25% hoger dan in 2010.
▶ De bruto perenproductie beleefde een recordjaar in 2011. Voor het eerst
werd een productie behaald van 336.000 ton. De toename ten opzichte
van 2010 was met bijna 23% een stuk kleiner dan die bij de
appelproductie.
▶ Er wordt steeds meer hardfruit via de online marktplaats Service2Fruit
verkocht.
▶ De export van appels en peren is in 2011 afgenomen met
respectievelijk 15% en 6%. Dit heeft te maken met de slechte
oogst van 2010, waardoor de export sterk terugliep in het begin van
het jaar. De laatste maanden van 2011 kon met de nieuwe oogst
nog wat van het verlies goedgemaakt worden.
▶ Voor de export van appels is Duitsland, met een aandeel van 41%
in 2011 verreweg de belangrijkste exportbestemming.
▶ Voor peren is Rusland (25% aandeel in 2011) de belangrijkste
exportmarkt. Daarnaast heeft de Nederlandse peer in het VK een
goede positie.
▶ Het inkomen van fruittelers is zeer volatiel. Dit komt door
schommelingen in de oogsten en opbrengstprijzen.
▶ Na een relatief goed 2010, is het inkomen uit bedrijf in 2011 fors
gedaald. Dit was het gevolg van de slechte oogst in 2010, die
onder andere doorwerkte in lagere exporten in 2011.
▶ Goede bewaarfaciliteiten, sorteren, koelen en verpakken kunnen
leiden tot een hogere toegevoegde waarde.
17fruitteelt
Melkgeitenhouderij groeit weer
Geitenmelkprijs veert op
Kansen voor afzet hoogwaardige geitenmelkproducten als geitenkaas
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
Geiten worden in Nederland voor de melkproductie gehouden; de
vleesproductie is van ondergeschikt belang. De melkgeitenhouderij is
een jonge branche. Met de introductie van de melkquotering voor
koemelk in 1984, heeft de melkgeitenhouderij een impuls gekregen.
De EU heeft geen quoteringsregeling voor geitenmelk. Geitenhouders
ontplooien nevenactiviteiten op het gebied van boerderijverkoop en
recreatie & toerisme. De melkgeitenhouderij is vooral geconcentreerd
in Noord-Brabant, Gelderland en Limburg.
Melkgeiten worden in Nederland op een professionele wijze gehouden,
waarbij de schaalgrootte van de bedrijven een stijgende trend laat zien.
Bedrijven met meer dan 2.500 melkgeiten zijn geen uitzondering. De
ontwikkelingen in de melkgeitenhouderij werden de afgelopen jaren
overschaduwd door de maatregelen ter bestrijding van de Q-koorts.
Sinds het laatste kwartaal van 2011 zijn de maatregelen versoepeld. De
overheid tracht de Q-koorts momenteel onder controle te houden door
een vaccinatieprogramma. Meer dan 80% van de geproduceerde
geitenmelk wordt verwerkt tot geitenkaas en halffabrikaten van kaas.
De rest wordt verwerkt tot consumptiemelk, melkpoeder en andere
halffabrikaten en eindproducten. Door de hoge kwaliteit van de
producten, de ontwikkeling van nieuwe producten en het grotere aantal
consumenten met voedselallergieën en –intoleranties voor koemelk
neemt de consumptie van geitenmelk in Nederland toe. Geitenmelk is
een goed alternatief voor koemelk. De export van rauwe melk,
halffabrikaten en eindproducten is van groot belang voor de branche.
Sinds 2010 is de export van rauwe melk en van halffabrikaten naar
Frankrijk, de belangrijkste exportbestemming, sterk gedaald door de
toename van de eigen productie van dat land. De bedrijfsresultaten in
de melkgeitenhouderij zijn gevoelig voor voerprijsstijgingen. De
gemiddelde krachtvoerprijs is in 2011 met circa 18% gestegen, terwijl
stro en hooi ook substantieel duurder zijn geworden.
De melkgeitenhouderij bevindt zich in een opbouwfase na de Q-koorts.
De stallen zijn voor een belangrijk deel weer herbevolkt door geiten-
lammeren. Niet alle bedrijven hebben de bedrijfsactiviteiten voortgezet.
In de komende jaren groeit de productie van geitenmelk verder door de
toename van de gemiddelde bedrijfsgrootte. De afzet van geitenmelk
trekt aan door de grotere afzetmogelijkheden van geitenkaas en door
een verdere rationalisering van de geitenzuivelindustrie. De markt-
positionering van geitenmelk kan worden verbeterd door product-
ontwikkeling en door beter gebruik te maken van het thema ‘op
duurzame wijze geproduceerd’. Door productontwikkeling kunnen
hoogwaardigere en meer onderscheidende zuivelproducten uit de melk
worden gemaakt en wordt de afhankelijkheid van de export van
halffabrikaten en onbewerkte grondstoffen minder groot. Nederlandse
geitenmelk heeft de potentie om zich in het bovenste segment van de
markt te positioneren. De melkgeitenhouderij heeft een positief imago
bij de consument. Het is van belang om tot een duurzame afzet van
boventallige geitenlammeren te komen en om aandacht aan de afzet
van geitenvlees te besteden.
Aantal bedrijven: 551
Aantal melkgeiten: 220.140
Gemiddelde melkgift per geit per jaar:
circa 830 kg
Productie geitenkaas (2010): 18.665 ton
Productie geitenmelkpoeder (2010): 1.653 ton
www.lto.nlwww.prodzuivel.nlwww.vakbladgeitenhouderij.nlwww.qkoortsinnederland.nl
geitenhouderij
18
222231
208189
177172
220
0
40
80
120
160
200
240
280
20112005 2006 2007 2008 2009 2010
x 1.
000
stuk
s
208
372
504
299 306286
2235 46 32 24 23
321326 312 321 325303
0
100
200
300
400
500
600
20102005 2006 2007 2008 2009
1 - 19 Melkgeiten 20 - 99 > 100
182,000
135.600148000
162.000177.000
199.000
181.951
0
40.000
80.000
120.000
160.000
200.000
2011r2005 2006 2007 2008 2009 2010
x 1
ton
37,80 40,77
43,6043,73
40,8338,36
34,69
29,12
32,00
37,66
47,74
25
30
35
40
45
50
55
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
EUR
per
100
kg,
exc
l. BT
W
Aantal melkgeiten van 1 jaar en ouder neemt in 2011 licht af
Bijna alle melkgeiten op grotere bedrijven
Geitenmelkproductie stabiel
Geitenmelkprijzen weer stijgende
Bron: CBS
Bron: Productschap Zuivel
Bron: Productschap Zuivel, ABN AMRO Sector Research
Bron: KWIN, Productschap Zuivel
▶ De melkgeitenhouderij is een jonge branche die tot 2010 continue
is gegroeid. Deze groei is in 2010 onderbroken door ruimingen ter
bestrijding van de Q-koorts.
▶ In 2011 steeg de melkgeitenstapel door een toename van het
aantal geitenlammeren. Het aantal melkgeiten van 1 jaar en ouder
neemt licht af.
▶ De maatregelen tegen de Q-koorts zijn versoepeld, waardoor uit-
breidingen weer mogelijk zijn. Noord-Brabant houdt tot juni 2013
vast aan een verbod op uitbreiding.
▶ Het aantal bedrijven waar melkgeiten als hoofdactiviteit worden
gehouden is de afgelopen jaren afgenomen, doordat verschillende
bedrijven de activiteiten hebben gestaakt na ruimingen vanwege
de Q-koorts.
▶ Bijna alle melkgeiten worden op bedrijven met meer dan
100 melkgeiten gehouden. Circa 320 bedrijven hebben meer dan
100 melkgeiten.
▶ In de melkgeitenhouderij treedt schaalvergroting op; het aantal
bedrijven met minder dan 100 melkgeiten neemt af.
▶ De productie is in 2011 gestabiliseerd.
▶ De melkgift per geit varieert per bedrijf. Goede verzorging en
goede voeding hebben een positieve uitwerking. Topbedrijven
kunnen een melkgift van 1.200 kilogram per geit per jaar behalen.
▶ Nederlandse geitenmelk heeft een gemiddeld vetgehalte van 4,1%
en een gemiddeld eiwitgehalte van 3,4%. Gedurende het seizoen
variëren deze gehaltes.
▶ De geitenmelkprijs stijgt weer na een dieptepunt in 2010. De
export van rauwe melk en halffabrikaten naar Frankrijk is in 2010
sterk teruggelopen door de grotere binnenlandse productie in dat
land.
▶ Er bestaan grote verschillen in de melkprijs die verwerkende
bedrijven uitbetalen.
▶ Ondanks de hogere melkprijs was 2011 voor de meeste bedrijven
een verliesgevend jaar door voerprijsstijgingen en hogere prijzen
voor stro en hooi.
19geitenhouderij
groenteteelt onder glas 2011 teleurstellend jaar
Exportgroei, vooral naar Oost-Europa
Afzetpositie kan worden versterkt door sturing op versheid, smaak en volume
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
De groenteteelt onder glas vormt een belangrijk onderdeel van de
glastuinbouw. De belangrijkste kasgroenten zijn tomaat, paprika en
komkommer. Deze drie producten nemen driekwart van het
kasgroenteareaal voor hun rekening. De belangrijkste productielocaties
liggen in het Westland, Oostland en de omgeving van Venlo. Daarnaast
is in de Wieringermeer het grootschalige glastuinbouwgebied Agriport
A7 ontwikkeld. Handelshuizen, telersverenigingen en veilingen hebben
een groot aandeel in de distributie van de groenten.
Het jaar 2011 is voor alle groentegewassen onder glas een moeilijk jaar
geweest. De EHEC-crisis in Duitsland heeft een grote impact op de
export van groente gehad. De weersomstandigheden in de zomer van
2011 waren ongunstig voor de consumptie van een aantal
glasgroenten. In het begin van het seizoen ondervonden telers sterke
concurrentie op de exportmarkten van Spaanse producten door
gunstige weersomstandigheden en teeltverlenging in Spanje. De
economische ontwikkelingen in een aantal afzetlanden hebben ook
hun sporen achtergelaten. De opbrengstprijzen van veel
groentegewassen hebben hierdoor in 2011 onder druk gestaan. Op de
Europese markt is Spanje naast Nederland een belangrijke leverancier.
Het grootste deel van het Spaanse aanbod is beschikbaar in een
periode dat de Nederlandse productie klein is. De West-Europese
groentemarkt laat nauwelijks groei zien, maar er zijn nog veel
mogelijkheden voor de export naar Oost-Europa. Schaalvergroting gaat
onverminderd door, maar vindt in kleinere stappen plaats. Het aantal
bedrijfsovernames neemt toe. Het sterkst treedt de schaalvergroting
op in de tomatenteelt. De aandacht in de branche voor energie-
efficiency is groot. Veel bedrijven hebben de afgelopen jaren
geïnvesteerd in WKK-installaties met teruglevering van elektra,
warmte-koude-opslag en schermen. Investeringen in Het Nieuwe Telen
en - in mindere mate - in diffuus glas en aardwarmte zijn in opkomst.
Het marktevenwicht op de internationale groentemarkt is fragiel en de
concurrentie blijft sterk. Er is sprake van prijsdruk. Kwaliteit leveren
tegen een goede prijs is niet meer voldoende om een product op de
internationale groentemarkt te verkopen. De afzetpositie van Neder-
landse groentetelers is matig door het versnipperde aanbod en een
gebrek aan regie en samenwerking. Er vinden wel initiatieven plaats
om door intensievere samenwerking met branchegenoten of andere
schakels in de keten de afzet marktgerichter te organiseren. Investe-
ringen in nieuwe producten, verkoopconcepten, verpakkingen, service
en onlinediensten versterken de verkooppositie, waarbij veel aandacht
aan smaak en duurzaamheid wordt geschonken. De branche kan daar-
bij optimaal profiteren van de sterke punten van het Nederlandse top-
product, zoals de goede en uniforme kwaliteit, het brede en diepe
assortiment, de grote aandacht voor voedselveiligheid, het gebrek aan
residuen van gewasbeschermingsmiddelen en een snelle en efficiënte
logistiek. Schaalvergroting en specialisatie kunnen hierbij een hulpmid-
del zijn. Kostprijsbeheersing door teelttechnische innovaties en ener-
giebesparing blijft voor alle telers van groot belang. De GMO-regeling
van de EU is nu vooral gericht op aanbodstimulerende investeringen
en beperkt de flexibiliteit van telers. Volgens ABN AMRO moet de
GMO-subsidie op een effectievere en meer marktgerichte wijze
worden ingezet.
Aantal bedrijven: 1.694
Aantal bedrijven in tomaten: 349
Aantal bedrijven in paprika’s: 300
Aantal bedrijven in komkommers: 274
Areaal glasgroenten: 4.989 ha
▶ - waarvan areaal tomaten: 1.702 ha
▶ - waarvan areaal paprika’s: 1.357 ha
▶ - waarvan areaal komkommers: 656 ha
www.gfactueel.nlwww.groentennieuws.nlwww.groeiservice.nlwww.apxendex.com
20
4.989
4.571 4.647
4.826 4.986
1.7021.545 1.600 1.628 1.676
1.3571.187 1.1841.331 1.403
656617 622 626 664
1.2741.222 1.241 1.241 1.243
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
2007 2008 2009 2010 2011
ha.
Totaal Tomaat Paprika Komkommer Overig
365430430 425 435 435
685730
800 815
365
815
320 335370
0
100
200
300
400
500
600
700
800
20112007 2008 2009 2010
x 1.
000
ton
Tomaat Paprika Komkommer
1.7291.671 1.689
1.747 1.814 1.821
738
624 630 666747 758
285
335 328 323 333 328 319282 287 300
329 321
0
200
400
600
800
1.000
1.200
1.400
1.600
1.800
2.000
20112006 2007 2008 2009 2010
x 1.
000
ton
Verse groente, excl. uien Tomaat Komkommer Paprika
-350.200
192.300
-169.500
-47.00047.40077.800
28.10081%
95%
81%
89%
97%
91%
-400.000
-300.000
-200.000
-100.000
0
100.000
200.000
300.000
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011r
EUR
60%
70%
80%
90%
100%
110%
Inkomen uit bedrijf (l.as) Opbrengsten-kostenverhouding % (r.as)
Stabiel areaal in 2011
Oogst belangrijkste glasgroenten
Terugval in export door EHEC
Inkomen uit bedrijf naar dieptepunt in 2011
Bron: CBS
Bron: CBS
Bron: Productschap Tuinbouw, KCB
Bron: LEI
▶ De trendmatige groei van het areaal van de groenteteelt onder glas
is in 2011 onderbroken: het areaal bleef stabiel.
▶ Het tomatenareaal is gedurende de afgelopen acht jaar met
gemiddeld 3,9% toegenomen. In de Nederlandse tomatenteelt ligt
de nadruk op de teelt van trostomaten.
▶ Het areaal met paprika is in 2011 met 46 hectare afgenomen. Naar
verwachting zal deze daling in 2012 verder door gaan.
▶ De tomatenproductie en de paprikaproductie zijn in 2011 gelijk
gebleven.
▶ In de tomatenteelt neemt de productie op langere termijn toe door
een groter areaal, meer assimilatiebelichting, productievere rassen
en een modernisering van de glasopstanden. Jaarlijks kan de
productie variëren door de lichtintensiteit en de
weersomstandigheden.
▶ De productie van komkommer schommelt jaarlijks rond 435.000
ton, maar is in 2011 op een lager niveau uitgekomen.
▶ De groente-export is in 2011 met 5% gedaald. De impact van de
EHEC-crisis op de export is groot geweest.
▶ Driekwart van de export van groente wordt in de lidstaten van de
EU afgezet. De belangrijkste afzetmarkten zijn Duitsland en het
Verenigd Koninkrijk.
▶ De belangrijkste afzetmarkt buiten de EU is Rusland.
▶ De slechte resultaten in 2011 kunnen voor een belangrijk deel
worden toegeschreven aan de EHEC-crisis en het slechte
zomerweer.
▶ Het gemiddelde kostenniveau is gestegen door hogere energie-
kosten.
▶ Het inkomen wordt sterk bepaald door de weersomstandigheden
in de productie- en consumptiegebieden, het areaal in Europa, de
aanvoer uit Zuid-Europa en incidentele factoren als een
voedselcrisis.
21groenteteelt onder glas
groothandel in bloemen en planten Schaalvergroting en samenwerking kenmerkend voor de branche
Export naar bestemmingen buiten de eurozone stijgt
Consolidatie bloemenhandel zet zich versneld voort
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
De groothandel in bloemen en planten bestaat uit de binnenlandse en
de exporterende groothandel. In het binnenland worden de activiteiten
zowel door cash & carry bedrijven als door lijnrijders uitgevoerd. Op
buitenlandse markten zijn verzendexporteurs, lijnrijders en
gespecialiseerde plantenexporteurs actief. De groothandel koopt in op
de veiling, bij bemiddelingsbureaus en rechtstreeks bij de kwekers.
De handel buiten de veiling om neemt sterk toe. Door de import van
bloemen en planten kan de branche gedurende het gehele jaar
beschikken over een breed assortiment.
In de groothandel in bloemen en planten zijn zowel enkele grote bedrij-
ven als een groot aantal kleinschalige bedrijven actief. De 28 grootste
exporteurs, elk met een omzet van meer dan EUR 40 miljoen, namen
in 2011 42% van de exportwaarde voor hun rekening. Deze mix aan
bedrijven biedt mogelijkheden om alle marktsegmenten optimaal te
beleveren. De branche wordt gekenmerkt door schaalvergroting, spe-
cialisatie en een grotere professionalisering. De concurrentie tussen
de bedrijven is sterk, waarbij grote volumes worden afgezet met lage
marges. De export is van groot belang voor de branche. Het grootste
gedeelte van de export wordt binnen de EU afgezet, maar landen als
Rusland, Zwitserland, Noorwegen en de Verenigde Staten zijn ook be-
langrijk. Op de lange termijn laat de export een groei zien. Het brede,
diepe en hoogwaardige assortiment, de kwaliteit van het product, het
grote aantal noviteiten, nieuwe distributiekanalen op bestaande mark-
ten, de ontwikkeling van nieuwe markten en een snelle en efficiënte
logistiek zijn belangrijke factoren voor de exportstijging. Conjuncturele
ontwikkelingen op de belangrijkste afzetmarkten hebben invloed op de
export. In 2008 en 2009 is de export teruggelopen door economische
en valutaire ontwikkelingen en de kredietcrisis. De export is in 2011
gegroeid, ondanks de aanhoudende economische onzekerheden.
De consolidatie in de bloemenhandel zet zich versneld voort. In 2012
wordt de afzet en prijsontwikkeling van bloemen en planten vooral
bepaald door de economische ontwikkelingen in de afzetgebieden, de
weersomstandigheden en de spreiding van de feestdagen. Op langere
termijn zal de marktomvang in veel exportlanden toenemen, doordat
de consument steeds meer belangstelling heeft voor bloemen en
planten. De export naar Oost-Europa biedt de grootste groeimogelijk-
heden; deze markten zijn relatief minder goed ontwikkeld en de
consument in deze landen houdt veel van bloemen. De groothandel
ondervindt een grotere concurrentie van rechtstreekse importen uit
andere producerende landen en van het lokaal geproduceerde product.
Een toenemende digitalisering speelt hierbij een rol. De marktpositie
van de groothandel en de concurrentiekracht van de bedrijven kunnen
worden versterkt door de introductie van nieuwe verkoopconcepten,
een grotere samenwerking met kwekers, het inspelen op nieuwe dis-
tributiekanalen en het voeren van een ketenstrategie waarbij wordt sa-
mengewerkt met lokale distributiekanalen. Er vindt in steeds grotere
mate een verticale integratie plaats waarbij kweker, handelsbedrijf en
retail informatie delen en afspraken maken op basis van exclusiviteit.
Kwaliteit, assortiment, service en een goede logistiek blijven de ko-
mende jaren randvoorwaarden voor het succes van de groothandel.
Aantal exporterende bedrijven: 724
Aantal bedrijven met omzet > EUR 5 mln: 183
Aantal bedrijven met omzet > EUR 40 mln: 28
Export snijbloemen: EUR 3.204 mln
Export potplanten: EUR 2.039 mln
www.hbagbloemen.nlwww.tuinbouw.nlwww.vgb.nlwww.flowercouncil.org
22
3.2043.2373.374
3.243
2.0391.777
1.859 1.854
2.9913.151
1.888 1.993
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
3.500
4.000
20112006 2007 2008 2009 2010
x 1
mln
EUR
Snijbloemen Pot- en tuinplanten
Duitsland
Verenigd Koninkrijk
Frankrijk
Italië
België
Rusland
Overige
30%29%
14%
13%6%
4%4%
2.387
1.459
379
2.194
2.4772.548 2.353
1.4021.3771.292
1.458
355316316 339
0
400
800
1.200
1.600
2.000
2.400
2.800
20112007 2008 2009 2010
x EU
R 1
mln
Snijbloemen Potplanten Tuinplanten
750
704
749827
748 733
370308
349379 358 361
70
170
270
370
470
570
670
770
870
20112006 2007 2008 2009 2010
x 1
mln
EUR
Snijbloemen Potplanten
Exportgroei bloemen en planten in 2012 op laag pitje
Export naar Rusland is smaakmaker
Veilingomzet stijgt verder
Import bloemkwekerijproducten neemt weer toe
Bron: HBAG Bloemen en Planten
Bron: HBAG Bloemen en Planten
Bron: VBN, 2011 FloraHolland
Bron: Productschap Tuinbouw
▶ De export van bloemen en planten is in 2011 met bijna 2%
gestegen tot EUR 5,2 miljard.
▶ De export van snijbloemen heeft een beperkte groei van 1,7%
laten zien. De consument is terughoudend in zijn aankoopgedrag
door onzekere economische vooruitzichten en het lage
consumentenvertrouwen.
▶ ABN AMRO verwacht in 2012 een beperkte groei van de export ten
gevolge van de economische ontwikkelingen in de wereld.
▶ De export van snijbloemen naar Duitsland, de belangrijkste export-
bestemming, is in 2011 met 1,7% gedaald. De daling is groot,
mede als de gunstige ontwikkeling van de Duitse economie in
2011 in ogenschouw wordt genomen.
▶ De export naar Zuid-Europese bestemmingen stond door
ongunstige economische ontwikkelingen in deze regio onder druk.
▶ Buiten de eurozone kent de export van snijbloemen naar het
Verenigd Koninkrijk (+4,7%) en Rusland (+32,3%) een sterke
opleving.
▶ De veilingaanvoer van snijbloemen is in 2011 met 3,1% gestegen,
voornamelijk door de grotere buitenlandse aanvoer. Het gemiddel-
de prijsniveau daalde met 1,9%. Per saldo is de veilingomzet met
1,0% toegenomen.
▶ De veilingomzet van potplanten groeit jaarlijks. In 2011 is de veiling-
omzet van tuinplanten met 5,3% gedaald.
▶ Via de veilingen worden zowel producten van Nederlandse bodem
als importproducten verhandeld.
▶ Na een dipje in 2010 is de import van snijbloemen en potplanten in
2011 met 2% gestegen.
▶ Kenia is de belangrijkste leverancier van bloemkwekerijproducten
aan Nederland met een marktaandeel van 25%. De import uit
Kenia neemt jaarlijks toe.
▶ De rechtstreekse import van bloemkwekerijproducten door de
groothandel buiten de veiling om toont een stijgende lijn.
23groothandel in bloemen en planten
kottervisserij Quota van platvis in een stijgende lijn
Hoge olieprijs zet rendementen onder druk
Nieuwe visserijtechnieken leiden tot forse brandstofbesparingen en hogere kwaliteit
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
In de kottervisserij wordt met een bepaald type vaartuig (kotter) de
visserij beoefend, waarbij relatief korte visreizen worden gemaakt,
voornamelijk op de Noordzee en de Waddenzee. De belangrijkste
vissoorten die worden gevangen zijn tong en schol, terwijl kleinere
kotters ook op garnalen vissen. Het belang van niet gequoteerde
vissoorten wordt steeds groter. In de kottervisserij wordt gebruik
gemaakt van verschillende visserijtechnieken, zoals sumwing, pulskor,
twinrig, flyshoot en de traditionele boomkor.
Vissers in de kottervisserij zijn in een turbulente omgeving werkzaam.
Visquotering, visprijzen, brandstofkosten en duurzaamheid zijn belangrij-
ke invloedsfactoren voor de branche. De visquotering, die jaarlijks op-
nieuw wordt vastgesteld, stelt grenzen aan de vangsten van de belang-
rijkste vissoorten. De huidige vlootcapaciteit is groot genoeg om de
quota van de diverse vissoorten geheel op te vissen. Toch worden de
quota niet altijd geheel gevangen. Het scholquotum bevindt zich in een
stijgende lijn. De scholvangsten zijn in 2011 toegenomen, ondanks het
feit dat het quotum niet geheel is benut. Het tongquotum is de afgelo-
pen jaren redelijk stabiel gebleven, maar neemt in 2012 weer toe. De
tongvangst is in 2011 afgenomen; slechts 75% van het quotum is ge-
vangen. De visprijzen hebben in 2011 een wisselend beeld laten zien.
De scholprijs heeft zich licht hersteld, ondanks de grotere aanvoer en de
grotere concurrentie van exotische vissoorten. De tongprijs heeft licht
onder druk gestaan door de kleinere sortering aangevoerde tong. Een
belangrijke kostenpost in de visserij is olie. De gemiddelde prijs van gas-
olie is in 2011 met circa 30% gestegen. In de branche wordt daarom
veel aandacht geschonken aan energiezuinige visserijtechnieken. In het
segment kotters met een motorvermogen tot en met 300 pk wordt veel
op garnalen gevist. De aanvoer van garnalen op de visafslag is sterk ge-
daald; een groot deel van de vangsten wordt buiten de visafslag om ver-
handeld. De garnalenprijs op de afslag is naar een dieptepunt gezakt.
Het beheer van visbestanden is van groot belang voor de kottervisse-
rij. De vooruitzichten voor de visquota van platvis zijn voor de komende
jaren gunstig. De aanvoer van vis neemt toe door een verruiming van
de quota. De tongprijs handhaaft zich op het huidige niveau. De vraag
naar tong vanuit de horeca blijft groot. De scholprijs zal volgens
ABN AMRO geen sterke stijging laten zien. De concurrentie van goed-
kope exotische vissoorten blijft groot, waarbij de consument door de
economische crisis en het lage consumentenvertrouwen vaker voor
goedkopere vissoorten kiest. Marktpositionering van vis, een belang-
rijk aandachtspunt, kan worden versterkt door vis onder een duur-
zaamheidslabel aan te bieden. In de kottervisserij zal duurzaamheid in
de toekomst belangrijker worden. Hierbij moet gedacht worden aan
meerjarenbeheersplannen, beperking van ongewenste bijvangsten en
brandstofbesparende visserijtechnieken door aanpassingen aan kotter
en vistuig (pulskor, sumwing) of het overstappen naar andere visserij-
technieken (bijv. twinrig, flyshooting). Deze laatste aspecten dragen bij
aan forse besparingen in het brandstofverbruik met een gunstige uit-
werking op het rendement. Dat deze andere visserijtechnieken ook tot
een hogere kwaliteit van de gevangen vis leiden, vormt een bijkomend
voordeel. Het Masterplan Duurzame Noordzeevisserij, waarbij nieuwe
kotters worden ontwikkeld die op een duurzame wijze vissen, kan de
branche in de toekomst nieuw elan geven.
Aantal kotters: circa 300
Gasolieprijs per ton: circa EUR 580
Besomming: EUR 210 mln
Aanvoer tong op visafslag: EUR 101,2 mln
Aanvoer schol op visafslag: EUR 68,7 mln
Aanvoer garnalen op visafslag: EUR 28,3 mln
www.pvis.nlwww.vissersbond.nlwww.visserij.nlwww.visserijnieuws.nl
24
Middelgrote kotters
Middenslag kotters
Kleine kotters
Eurokotters
50%
8%
26% 16%
* excl. ruil
22.73221.449
19.90421.680
24.347
27.734
13.732
11.88710.115 10.982 11.083 11.043
31.709
12.571
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012*
x 1
ton
Schol Tong
2,03
3,83 3,65
2,52 2,711,422,04 1,90 1,38 1,32
11,1410,08 9,84 10,03
11,48
0
2
4
6
8
10
12
14
2007 2008 2009 2010 2011
EUR/
kg.
Schol Tong Garnalen
250
205221
270247240
210
0
50
100
150
200
250
300
2011r2005 2006 2007 2008 2009 2010x EU
R 1
mln
Besomming kottervisserij
Weinig nieuwbouw in kottervloot
Visquota in een stijgende lijn
Hogere scholprijzen
Besomming met 5% gedaald
Bron: LEI
Bron: Ministerie EL&I, LEI
Bron: CBS
Bron: LEI
▶ Het aantal schepen in de Nederlandse kottervloot is de afgelopen
jaren stabiel gebleven.
▶ Nieuwe visserijtechnieken staan sterk in de belangstelling van de
branche.
▶ De investeringen in de kottervloot zijn laag en richten zich geheel
op brandstofbesparing, duurzaamheid en nieuwe visserij-
technieken. Er vindt weinig nieuwbouw plaats, waardoor de
vloot veroudert.
▶ Zowel het tongquotum als het scholquotum voor 2012 is conform
het langetermijnbeheersplan met circa 15% verhoogd.
▶ In 2011 is 91% van het scholquotum en 75% van het tongquotum
opgevist. De aanlandingen bleven aan het eind van 2011 achter
door de slechte weersomstandigheden.
▶ De visbestanden veranderen niet alleen door de visserij, maar ook
door opwarming van de zee, veranderende zeestromen en de af- of
toename van voedingsstoffen in zee.
▶ De tongprijs is in 2011 licht gedaald, vooral doordat een relatief
kleinere sortering werd aangevoerd.
▶ De scholprijs heeft in 2011 een herstel laten zien, maar ligt nog op
een relatief laag niveau. De garnalenprijs is naar een dieptepunt
gezakt.
▶ Schol ondervindt op de markt concurrentie van exotische vis-
soorten, zoals pangasius en tilapia.
▶ Ondanks de hogere scholprijs is de besomming in 2011 toch
gedaald.
▶ De hogere olieprijzen hebben een negatieve invloed op de
bedrijfsresultaten.
▶ Het aandeel van niet-gequoteerde vissoorten in de besomming
wordt jaarlijks groter.
25kottervisserij
legpluimveehouderij Europese eiermarkt is een verdringingsmarkt
Eierprijzen liggen in 2012 boven langjarig gemiddelde
Goede diergezondheid, efficiënte logistiek en beheersing kostprijs bieden kansen
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
De legpluimveebranche omvat de productie van eieren. Er wordt
onderscheid gemaakt naar leghennen voor de productie van
consumptie-eieren en vleeskuikenouderdieren voor de productie van
broedeieren voor de vleespluimveebranche. In dit rapport wordt alleen
de productie van consumptie-eieren behandeld. Binnen de legbranche
worden vier subsegmenten onderscheiden naar houderijsysteem:
scharrel, kolonie, vrije uitloop en biologisch. Huisvesting in de
traditionele kooi is niet meer toegestaan.
Het aantal bedrijven met leghennen is gedurende een groot aantal
jaren gedaald. Veel kleinere bedrijven stoppen ermee, terwijl het
aantal grotere bedrijven toeneemt. De leghennenstapel is op lange
termijn stabiel, maar laat de afgelopen jaren fluctuaties zien. In 2011 is
de stapel gedaald na een stijging gedurende de zeven jaar ervoor. Met
ingang van 2012 is de traditionele kooi als huisvestingssysteem in de
EU verboden. Gedurende de afgelopen jaren heeft er een grootschali-
ge omschakeling naar andere huisvestingssystemen plaatsgevonden.
De meeste pluimveehouders zijn overgegaan naar een volièresysteem
en produceren scharreleieren. De concurrentiepositie op de internatio-
nale markt is van groot belang voor de branche, doordat er jaarlijks
circa 9,8 miljard eieren worden geëxporteerd in de vorm van consump-
tie-eieren en eiproducten. Verreweg de meeste eieren worden op de
Duitse markt afgezet. Duitsland is in een vroegtijdig stadium overge-
schakeld naar andere huisvestingssystemen, waardoor de Duitse pro-
ductie is teruggelopen. Dit heeft een positieve invloed gehad op de
Nederlandse export. De Duitse productie is inmiddels echter hersteld
en breidt zich uit. De legpluimveehouder verkoopt de geproduceerde
eieren tegen contractprijzen of marktprijzen aan pakstations of aan de
verwerkende industrie. Pakstations sorteren en verpakken eieren in
kwaliteits-, grootte- en gewichtsklassen. In de verwerkende industrie
worden eieren tot eiproducten verwerkt.
De Europese markt voor eieren is een verdringingsmarkt. Het
legbatterijverbod heeft de markt fors verstoord. De regelgeving is in de
EU op verschillende momenten van kracht geworden. Het zal
waarschijnlijk nog tot 2014 duren voordat vraag en aanbod in balans
zijn. Op de korte termijn werkt dit in het voordeel van Nederland en
zullen de eierprijzen boven het langjarige gemiddelde liggen. Bedrijven
met koloniehuisvesting ondervinden concurrentie van verrijkte
kooieieren uit zuidelijke en oostelijke EU-landen. Scharreleieren
ervaren op termijn prijsdruk door de forse opschaling van de productie
van scharreleieren in Duitsland. Er ontstaan voor dit segment wel
grotere afzetmogelijkheden naar de eiverwerkende industrie. Voor vrije
uitloop en biologische eieren ontwikkelt de vraag zich gunstig. De
concurrentiepositie van de legpluimveehouderij wordt negatief
beïnvloed, doordat regelgeving op het gebied van milieu en mest
kostprijsverhogend werkt. De kostprijs van eieren bestaat voor meer
dan tweederde uit voerkosten. ABN AMRO verwacht dat de voer-
kosten in 2012 dalen, maar op een hoger niveau blijven dan in het
afgelopen decennium. Kansen liggen er voor de branche op het gebied
van verbetering van de diergezondheid, hoge logistieke efficiency en
beheersing van de kostprijs. Het aansluiten van de productie op de
vraag zowel qua volume als qua kwaliteit, is misschien wel de grootste
uitdaging voor de komende jaren.
Aantal bedrijven met leghennen: 1.061
▶ - waarvan bedrijven met scharreleieren: 564
▶ - waarvan bedrijven >50.000 leghennen: 187
Aantal leghennen, 18 weken en ouder: 34,1 mln
Export eieren en eiproducten: 9.767 mln stuks
Eierconsumptie per hoofd: 188 stuks
www.pve.nlwww.nop.nlwww.eepa.infowww.blijmeteenei.nl
26
34.557
32.92331.427
30.84530.513
34.134
35.310
20.000
22.000
24.000
26.000
28.000
30.000
32.000
34.000
36.000
20112005 2006 2007 2008 2009 2010
x 1.
000
stuk
s
10.170
1.285
9.7889.5209.4189.200
10.560
4.139
1.379
4.5733.498
3.205
3.9823.808
1.2301.311 1.1711.095
0
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
2006 2007 2008 2009 2010 2011
x 1
mln
stu
ks
Totaal consumptie-eieren w.o. scharreleieren w.o. vrije uitloop-eieren
7.020
2.923
6.832
5.750 5.995 6.091 6.266
2.965 3.0182.534
2.810 2.935
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
2006 2007 2008 2009 2010 2011
x 1
mln
stu
ks
Consumptie-eieren Eiproducten
Inkomen uit bedrijf (l.as) Opbrengsten-kostenverhouding % (r.as)
-3.300
-160.100
53.900
5.000
250.200
-4.000
67.700 74%
87% 84% 90%
121%
99%96%
-200.000
-150.000
-100.000
-50.000
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
300.000
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011r
EUR
0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
140%
Pluimveestapel: minder leghennen van 18 weken en ouder
Productie consumptie-eieren in opgaande lijn
Export van eieren teruggelopen
Euforische stemming in 2012 wat inkomen uit bedrijf betreft
Bron: CBS
Bron: PVE
Bron: PVE
Bron: LEI
▶ De leghennenstapel is, na een zeven jaar durende stijging, in 2011
met 3,3% gedaald.
▶ In 2011 werd 68,7% van de leghennen op een alternatieve wijze
gehouden: 51,2% scharrelhennen, 14,1% vrije uitloophennen en
3,4% biologische hennen.
▶ Met ingang van 2012 is de traditionele kooi als huisvestings-
systeem binnen de EU verboden. Enkele bedrijven hebben een
ontheffing gekregen van deze regeling en bevinden zich in een
overgangsfase. In 2011 werd 31,3% van de leghennen nog in
kooien gehouden.
▶ De opgaande lijn in de productie van consumptie-eieren heeft zich
in 2011 voortgezet.
▶ Het aandeel van scharreleieren in de productie is in 2011 sterk
toegenomen naar ruim 43%, door de omschakeling naar andere
huisvestingssystemen ten gevolge van het kooiverbod.
▶ De productie van vrije uitloopeieren neemt sinds 2008 toe. De vrije
uitloopeieren hebben een aandeel van 13,1% in de productie.
▶ De trendmatige groei in de export van eieren werd in 2011
onderbroken door een daling van de export met 2,7%. De export
van eiproducten was in 2011 stabiel.
▶ Er werden in 2011 meer dan 5 miljard eieren naar Duitsland
geëxporteerd. Duitsland neemt hiermee bijna 75% van de
Nederlandse export voor zijn rekening.
▶ In Duitsland is het kooiverbod eerder van kracht geworden en is de
branche eerder overgeschakeld op andere huisvestingssystemen.
▶ Het inkomen uit bedrijf in de legpluimveehouderij wordt vooral
bepaald door de eierprijzen en de voerkosten.
▶ Lage eierprijzen, door een te grote productie in de EU en hoge
voerkosten, hebben het inkomen uit bedrijf in 2011 sterk onder
druk gezet. De voerkosten zijn sterk gestegen door ontwikkelingen
op de wereldmarkt.
▶ In 2012 zijn er in de EU minder henplaatsen door het kooiverbod en
beperkte financieringsmogelijkheden in Zuid-Europa. Dit leidt tot
tekorten op de eiermarkt en hoge eierprijzen.
27legpluimveehouderij
melkveehouderij Inkomen uit bedrijf nam verder toe in 2011
Maatschappelijke acceptatie en milieudoelen zijn nieuwe grenzen aan groei na 2015
Verdwijnen melkquota maakt lage kostprijs crucialer
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
De melkveehouderij is de grootste grondgebruiker binnen de
agrarische sector. In 2011 waren er in Nederland 19.250
gespecialiseerde melkveebedrijven met gezamenlijk 1,4 miljoen
melkkoeien. De melk wordt grotendeels geleverd aan de
zuivelindustrie, die de melk verder verwerkt tot zuivelproducten, zoals
boter en kaas. Van oudsher spelen in de zuivelindustrie coöperaties
een grote rol.
De melkveehouderij is volop in beweging in de aanloop naar een vrije
zuivelmarkt. Het aantal bedrijven neemt jaarlijks met drie tot vier
procent af. Hierbij vindt een verschuiving plaats in de richting van ge-
specialiseerde melkveebedrijven van grotere omvang. De afhankelijk-
heid van het EU zuivelbeleid is de afgelopen jaren flink afgenomen.
De inkomensontwikkeling van de melkveehouderij wordt vooral door
factoren bepaald waar de ondernemer beperkt invloed op heeft. De
prijs van melk en krachtvoer hangt nauw samen met wereldwijde
ontwikkelingen van vraag en aanbod. Hierdoor heeft de ondernemer
met grillige marktomstandigheden en inkomensvolatiliteit te maken.
Voor de prijsvorming is de branche sterk afhankelijk van de ontwikke-
lingen op de exportmarkten. Het exportaandeel van de productie-
waarde van de zuivelindustrie bedraagt inmiddels 75%. Markten
buiten West-Europa worden meer bepalend voor afzetgroei. Met
name Azië vormt de komende jaren een kansrijke groeimarkt. De
melkprijs lag in 2011 op een hoog niveau maar ook de kosten namen
toe. Vooral de prijs van voer ging sterk omhoog; de krachtvoerprijs
vanwege stijgende grondstofprijzen en de ruwvoerprijs vanwege
ongunstige weersomstandigheden. Omdat de melkprijs sterker
toenam dan de kosten, nam het inkomen uit bedrijf met EUR 9.000
toe tot EUR 57.000 in 2011.
De wereldwijde vraag naar melk en zuivelproducten neemt toe, vooral
buiten de EU. Omdat de productie de vraag niet zal kunnen bijbenen,
bestaat er opwaartse druk op zuivelprijzen. Ditzelfde geldt voor de
kosten van veevoergrondstoffen. In toenemende mate zorgen mondia-
le vraag- en aanbodontwikkelingen voor fluctuaties in productie, prijs
en resultaten. Ook conjuncturele omstandigheden spelen hierbij een
rol. In dit verband zorgde de recessie in de eurozone in het begin van
2012 voor een terughoudende stemming bij marktpartijen. Gunstig is
dat in de rest van de wereld de economie verder groeit, wat de export
van zuivelproducten ten goede komt. In 2015, als de melkquota zijn af-
geschaft, vormen niet alleen de markt maar ook maatschappelijke ac-
ceptatie en milieudoelen de nieuwe grenzen van de productieruimte.
Fosfaatreductie en mestverwerking zijn de grootste uitdagingen en de
grondgebondenheid neemt toe. ABN AMRO heeft er vertrouwen in
dat de sector de mileudoelen weet te realiseren en daarmee de intro-
ductie van nieuwe dierrechten weet te voorkomen. De kostprijs op be-
drijven blijft een erg belangrijke succesfactor. De markt voor biologi-
sche bedrijfsvoering biedt ruimte voor groei.
Aantal gespecialiseerde melkveebedrijven: 19.250
Gemiddeld aantal koeien per melkveebedrijf: 80
Gemiddelde melkproductie per melkveebedrijf: 680.000 kg
www.lto.nlwww.prodzuivel.nlwww.lei.wur.nlwww.cbs.nl
28
0%
20%
40%
60%
80%
100%
1-50 koeien 50-100 koeien 100-200 koeien � >_ 200 koeien
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
10.200
10.400
10.600
10.800
11.000
11.200
11.400
11.600
11.800
20112006 2007 2008 2009 2010
x 1
mln
kg
0
1
2
3
4
5
6
7
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Mld
eur
o
-50.000
-25.000
0
25.000
50.000
75.000
100.000
2011r2007 2008 2009 2010
EUR
0
20
40
60
80
100
Inkomen uit bedrijf (l.as)Besparingen per bedrijf (l.as)Opbrengst per 100 euro kosten (r.as)
Schaalvergroting zet door
Melkaanvoer iets toegenomen
Export zuivelproducten groeide verder in 2011
Inkomen en eigen vermogen verbeterden in 2011
Bron: CBS
Bron: CBS
Bron: CBS
Bron: LEI
▶ Het proces van schaalvergroting zet door. Het aantal bedrijven
daalde sterker dan de veestapel in 2011. Het gemiddelde aantal
koeien per bedrijf nam daardoor toe.
▶ In 2011 vond er een verschuiving plaats van het segment 100-200
koeien (-2,9%) naar het segment 200 koeien en meer (+ 1,3%).
▶ Het aandeel van het totale aantal bedrijven met 100 en meer
koeien nam per saldo toe, namelijk van 53,9% in 2010 naar 54,5%
in 2011.
▶ Melkveehouders in Nederland leveren circa 96% van de melk aan
de zuivelfabrieken. In 2011 is de aangeleverde hoeveelheid melk
iets toegenomen.
▶ De hoeveelheid melk die binnen de EU wordt geproduceerd, is
momenteel via melkquota aan grenzen gebonden. In 2015 wordt
het quotasysteem beëindigd.
▶ Sinds het recessiejaar 2009 laat de export weer groei zien. In 2011
nam de export van zuivelproducten met 13% toe.
▶ De export bestaat vooral uit kaas. Voor kaas en boter neemt de
eurozone ongeveer 80% van de exportmarkt voor zijn rekening.
Gecondenseerde melk en melkpoeder worden overwegend in
landen buiten de eurozone afgezet.
▶ In 2011 namen de voerkosten minder sterk toe dan de melkprijs.
Tevens steeg de melkproductie per koe. Per saldo is het inkomen
van de melkveehouderij verder verbeterd.
▶ Na aftrek van alle betalingsverplichtingen, zowel privé als bedrijfs-
matig, kon het eigen vermogen in 2011 verder worden aangevuld.
29melkveehouderij
mengvoederindustrie Consolidatie zet door
Daling varkensstapel leidt tot verminderde afzet
Branche ontwikkelt zich van leverancier tot probleemoplosser
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
De mengvoederindustrie produceert voeders voor
landbouwhuisdieren. In de afgelopen decennia is het aantal bedrijven
door fusies en overnames voortdurend afgenomen. Het aantal spelers
is vrij klein met enkele grote internationaal georiënteerde
ondernemingen met een fors marktaandeel en een aantal middelgrote
bedrijven. Zowel de coöperatieve als de private eigendomsstructuur
komen voor. Nevedi vertegenwoordigt de Nederlandse producenten
en leveranciers van mengvoeders, premixen en vochtrijke diervoeders.
De Nederlandse veestapel stabiliseert waardoor de Nederlandse
markt voor diervoeders stagneert. In 2011 nam de markt in volume
gemeten af vanwege slechte resultaten in de varkenshouderij. Wel
leidden toegenomen voerprijzen als gevolg van gestegen
grondstofprijzen tot een toename van de omzet. Met de fusie van
Rijnvallei en Agruniek en de overname van Hendrix UTD door
ForFarmers heeft de consolidatieslag zich doorgezet. Uit diverse
kanten wordt de drang naar schaalgrootte ingegeven. Zo zijn
mengvoeders een commodity, wat een lage kostprijs essentieel
maakt. In toenemende mate stellen fluctuerende grondstofprijzen
hoge eisen aan de kwaliteit van sourcing, voorraadbeheer en
prijsvoorspelling. Veehouderijen worden niet alleen groter maar vragen
diervoerfabrikanten ook steeds vaker om oplossingen. Veehouders
moeten omgaan met steeds lastiger bedrijfsomstandigheden. Denk
aan de volatiliteit van vraag, opbrengstprijzen en voerprijzen, en aan de
toenemende dierenwelzijn- en milieueisen. Zij verwachten van hun
voerleveranciers producten en voerprogramma’s die de kwaliteit van
de eindproducten verhogen, de kostprijs verlagen, de gezondheid
bevorderen en de milieubelasting reduceren. Schaalvergroting biedt
een bredere basis voor investeringen in kennis en product-
ontwikkeling. Daarnaast wordt er op kosten bespaard en de
inkoopkracht vergroot.
Vanwege de verdere reductie van de varkensstapel neemt de totale
veevoermarkt in Nederland in 2012 af. De krimp van de economie in de
eurozone in de eerste maanden van 2012 komt de vraag naar het relatief
goedkope kippenvlees en daarmee de vleeskuikenhouderijen ten
goede. Bij een afnemende binnenlandse markt zal het aandeel van var-
kensvoer daarom afnemen. Gezien de verzadigde markt moet volume-
groei worden gerealiseerd in het buitenland of via fusies en overnames.
Dat laatste zal vooral onder de middelgrote en kleinere voerfabrikanten
plaatsvinden. Volgens ABN AMRO is schaalgrootte niet de enige kriti-
sche succesfactor. Kleinere en middelgrote spelers houden zich staande
door bijvoorbeeld product- of marktspecialisatie, regionale binding, toe-
gankelijkheid of persoonlijke benadering. Daarbij hebben ze minder
overhead dan de grote ondernemingen. Gezien het verloop van de
grondstofprijzen zal de prijs van veevoer op een lager niveau uitkomen
in 2012. Dit zal de veehouders meer lucht geven. Duurzaamheid blijft
een belangrijk agendapunt in de keten. Onderwerpen zijn onder meer
duurzame sojateelt, medicijngebruik in diervoeder, genetisch gemodifi-
ceerde gewassen, voedselveiligheid en de reductie van fosfaat en stik-
stof in mest. Met het laatste kan de mengvoederindustrie de veehoude-
rij helpen de milieudoelen te halen.
Aantal mengvoederproducenten: 115
Marktaandeel top-3 in Nederland: 56%
Omzet Nevedi leden: EUR 4,7 mrd
Voerafzet in Nederland: 18,3 mln ton
▶ - waarvan voor varkens: 42%
▶ - waarvan voor rundvee: 24%
▶ - waarvan voor pluimvee: 26%
www.pdv.nlwww.nevedi.comwww.lei.wur.nlwww.fefac.org
30
Varkens (l.as) Rundvee (l.as) Kippen (r.as)
per 1 april
0
5
10
15
2006 2007 2008 2009 2010 2011
x 1
mln
90
94
98
102
x 1
mln
0
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
14.000
16.000
2005 2006 2007 2008 2009 2010
x 1.
000
ton
Varkensvoer Rundveevoer Pluimveevoer Overig
150
200
250
300
350
400
jan-10 apr jul okt jan-11 apr jul okt
EUR/
ton
50
100
150
200
250
300
Sojaschroot ZA, l.as Tarwe EU, r.as
eur/t
on
10
15
20
25
30
35
40
jan-10 apr jul okt jan-11 apr jul okt
EUR/
100k
g
Vleesvarkensbrok,1.08 Standaardbrok A Vleeskuikenkorrel mac
Groei veestapel stagneert
Afname varkensstapel ongunstig voor voerproductie
Sojaprijs gedaald, tarweprijs gestegen
Voerprijzen stegen fors in 2011
Bron: CBS
Bron: FEFAC
Bron: LEI
Bron: LEI
▶ Na een jarenlange groei nam de totale veestapel af van 117 miljoen
per 1 april 2010 naar 109 miljoen per 1 april 2011. Vooral het aantal
kippen nam af.
▶ In de periode april 2005 – april 2011 is de varkensstapel het meest
gegroeid (+9,9%). Nadien is de varkensstapel geslonken vanwege
de slechte bedrijfsresultaten in de zeugenhouderij.
▶ In het recessiejaar 2009 daalde de totale productie van diervoeders
gevolgd door een herstel in 2010. Van de drie belangrijkste voeders
naar diersoort nam die van pluimveevoer het sterkst toe (+4,7%)
en die van varkensvoer het minst (+0,5%).
▶ De totale productie is naar verwachting in 2011 weer afgenomen.
Hier is de afname van de varkensstapel debet aan.
▶ Belangrijke grondstoffen zijn tarwe, maïs, soja en tapioca. De
prijzen hiervan worden op de mondiale markt bepaald.
▶ Grofweg namen de prijzen van tarwe en soja in de tweede helft
van 2010 sterk toe, waarna in 2011 een daling volgde. Uiteindelijk
nam de gemiddelde prijs van soja af met 2,3% in 2011, maar steeg
die van tarwe met 33,1% fors.
▶ Terwijl de prijzen van grondstoffen sterk kunnen fluctueren, laat het
prijsverloop van mengvoeders een veel minder volatiel patroon
zien.
▶ Prijsmutaties van de grondstoffen komen vertraagd terug in de
mengvoederprijzen. Daardoor daalden de veevoerprijzen in een
later stadium dan de veevoergrondstofprijzen. Gemiddeld namen
de prijzen van vleesvarkensbrok, standaardbrok en vleeskuiken-
korrel met respectievelijk 29%, 32% en 18% toe in 2011.
31mengvoederindustrie
Onze visie
Kerngegevens Websites
Door de economische crisis groeit het ondernemerschap in de sier-
teelt en richten kwekers zich meer op de afzet. Schaalvergroting, spe-
cialisatie en een intensievere samenwerking met branchegenoten,
kwekers van andere productgroepen en de groothandel versterken de
bedrijfsstructuur. In 2012 wordt de afzet en prijsontwikkeling van bloe-
men en planten vooral bepaald door de economische ontwikkelingen
in de afzetgebieden, de weersomstandigheden en de spreiding van de
feestdagen. De afzet neemt op de langere termijn toe. De export naar
Oost-Europa biedt de grootste groeimogelijkheden. In de assorti-
mentskeuze is voor specialiteiten en noviteiten een belangrijke rol
weggelegd. De markt is grilliger geworden wat volumes, variëteiten
en inwisselbaarheid van producten betreft. Deze ontwikkelingen
werken kostprijsverhogend voor de bedrijven. De sierteelt staat op
een tweesprong, waarbij een keuze mogelijk is uit een opbrengstver-
hogende of een kostprijsverlagende strategie. De eerste strategie
kunnen de bedrijven implementeren door in te spelen op trends en
veranderende consumptiepatronen met marktgerichte investeringen.
Kostprijsbeheersing door automatisering, energiebesparing of samen-
werking blijft voor alle telers van groot belang. Kwaliteit, service, as-
sortiment, clustervorming en innovatiekracht zijn de sterke punten
waarvan de sierteeltbranche komende jaren gebruik kan maken.
Aantal bedrijven: 3.024
Areaal sierteelt onder glas: 4.705 ha
Areaal snijbloemen: 2.428 ha
▶ - waarvan areaal rozen: 459 ha
▶ - waarvan areaal chrysanten: 510 ha
Areaal potplanten: 1.365 ha
Areaal perkplanten: 426 ha
Veilingomzet: EUR 4.150 mln
www.hortinews.comwww.vakbladvoordebloemisterij.nlwww.hbagbloemen.nlwww.apxendex.com
sierteelt onder glas Versterking bedrijfsstructuur door schaalvergroting, specialisatie en samenwerking
Export buiten eurozone groeit
Meer marktgerichte teelt, maar kostprijs blijft belangrijk
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
In de sierteelt onder glas worden snijbloemen en potplanten in kassen
gekweekt. De belangrijkste snijbloemen zijn chrysant, roos, orchidee,
lelie en gerbera. Deze producten nemen gezamenlijk tweederde deel
van het areaal voor hun rekening. Belangrijke potplanten zijn phalae-
nopsis, anthurium en ficus. De sierteelt onder glas is geconcentreerd
in de gebieden rond Aalsmeer, Rijnsburg, Bleiswijk en in het Westland.
De afzet gaat hoofdzakelijk via veilingen, bemiddelingsbureaus en ex-
porteurs. De handel buiten de veiling om stijgt.
Het areaal sierteelt onder glas daalt gestaag. De daling vindt in alle
segmenten plaats (snijbloemen, potplanten en perkplanten). De
schaalvergroting gaat onverminderd door. Het aantal bedrijven neemt
sterker af dan het areaal; het gemiddelde areaal per bedrijf is in 2011
met 5,8% gestegen tot 1,56 hectare per bedrijf. De markt ontwikkelt
zich zeer grillig. Het weer speelt een belangrijke rol bij de afzet, omdat
de straat- en markthandel een belangrijke positie heeft op de meeste
afzetmarkten. Bij slechte weersomstandigheden valt deze handel sterk
terug. De export is belangrijk voor de branche. Gedurende een groot
aantal jaren is de export gestegen. Het brede, diepe en hoogwaardige
assortiment, de kwaliteit, het grote aantal noviteiten, nieuwe
distributiekanalen, de ontwikkeling van nieuwe markten en een snelle
en efficiënte logistiek zijn belangrijke factoren voor de exportstijging.
Conjuncturele ontwikkelingen op de belangrijkste afzetmarkten
hebben ook invloed op de export. Na een aanvankelijke daling van de
export in 2008 en 2009 door economische en valutaire ontwikkelingen
en de gevolgen van de kredietcrisis, heeft de export zich in 2010
hersteld. De export is ook in 2011 licht gegroeid, ondanks de
economische onzekerheden. Het binnenlandse product heeft een
sterke positie op de internationale markt. Nederlandse telers onder-
vinden steeds meer concurrentie van snijbloementelers uit Afrika en
Zuid-Amerika.
32
0
1.000
2.000
3.000
4.000
x1 h
a.
Snijbloemen Potplanten Perkplanten
3.0032.809 2.690
2.442 2.428
1.397 1.431 1.464 1.383 1.365
486 459 475 430 426
2007 2008 2009 2010 2011
0
1.000
2.000
3.000
4.000
x EU
R 1
mln
Snijbloemen Planten Totaal
2040 1970
4062 40343789
4110 4010
2294 21721887 2110
17681862 1902 2000
2007 2008 2009 2010 2011
0
1.000
2.000
3.000
4.000
x 1
mln
EUR
Snijbloemen Pot- en tuinplanten
3.3743.243
2.9913.151 3.204
1.859 1.854 1.888 1.993 2.039
2007 2008 2009 2010 2011
-100.000
-50.000
0
50.000
100.000
EUR
0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
Snijbloemen, inkomen (l.as)Pot- en perkplanten, inkomen (l.as)Snijbloemen, opbrengst-kostenverhouding % (r.as)Pot- en perkplanten, opbrengst-kostenverhouding % (r.as)
63.900
-14.700
-83.700
17.900
-14.400
69.600 50.30042.300
109.300
35.300
96%90%
82%
94% 92%
97% 97%95%
101%98%
2007 2008 2009 2010 2011r
Inkomen uit bedrijf lager
Bron: CBS
Bron: Productschap Tuinbouw
Bron: HBAG Bloemen en Planten
Bron: LEI
▶ Het gemiddelde inkomen uit bedrijf in de snijbloementeelt is in
2011 weer onder de nullijn gedoken. Dit beeld kan per
productgroep sterk wisselen.
▶ In de pot- en perkplantenteelt heeft een daling van het inkomen uit
bedrijf plaatsgevonden na het topjaar 2010. Het inkomen uit bedrijf
was nog wel positief.
▶ Het gemiddelde kostenniveau is licht gestegen door hogere
energiekosten.
Beperkte daling areaal
Productiewaarde van bloemkwekerijproducten iets gedaald
Export bloemkwekerijproducten in de plus
▶ In 2011 zette de trendmatige daling van het areaal snijbloemen
door. De daling was echter minder groot dan in voorgaande jaren.
▶ De stijgende trend in het areaal potplanten is in 2010 omgebogen
naar een daling. De teruggang is in 2011 verder gegaan maar bleef
beperkt tot 18 hectare.
▶ Het areaal perkplanten laat een wisselend beeld zien en
schommelt rond 450 hectare.
▶ De productiewaarde van Nederlandse bloemkwekerijproducten is
in 2011 licht teruggelopen.
▶ De lichte daling van de productiewaarde van snijbloemen wordt
vooral veroorzaakt door het kleinere areaal. De gemiddelde
bloemenprijzen bleven in 2011 ongewijzigd.
▶ Hoewel de productiewaarde van potplanten over het algemeen een
stijgende lijn vertoont, is hij in 2011 licht gedaald.
▶ De export van bloemkwekerijproducten is in 2011 met bijna 2%
gestegen naar EUR 5,2 miljard. De stijging trad zowel bij
snijbloemen, als bij pot- en tuinplanten op.
▶ Economische ontwikkelingen in de afzetlanden, valutaire
ontwikkelingen en de weersomstandigheden zijn van belang voor
de ontwikkeling van de export.
▶ De export naar Duitsland is licht teruggelopen, terwijl de export
naar Zuid-Europese bestemmingen ook onder druk stond. Buiten
de EU is Rusland de grote smaakmaker.
33sierteelt onder glas
teelt van boomkwekerijgewassen Groeimogelijkheden in Oost-Europa
Economische ontwikkelingen en overheidsbezuinigingen beïnvloeden markt
Productontwikkeling en vernieuwing assortiment van groot belang
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
Boomkwekerijen telen veel producten, variërend van bos- en haag-
plantsoen, laan- en parkbomen tot sierheesters, klimplanten en vaste
planten. De productie vindt vooral in de vollegrond plaats; een klein
deel wordt onder glas geteeld. Daarnaast produceren veel onderne-
mers producten in potten op een containerveld. Belangrijke teeltcentra
zijn gebieden rond Boskoop, Kesteren en Opheusden, het westen en
midden van Noord-Brabant, oostelijk Groningen en het noordelijk deel
van Limburg.
In 2011 is het areaal boomkwekerijgewassen hersteld na een krimp in
2010. Het aantal bedrijven is verder gedaald. Er treedt schaalvergroting
in de branche op. De bedrijven specialiseren zich steeds vaker in de
teelt van een bepaald assortiment of leggen de focus op bepaalde af-
zetkanalen. De export is van groot belang. In 2011 is de export prak-
tisch gelijk gebleven. Na een aanvankelijke groei van de export naar
Duitsland, verreweg de belangrijkste exportmarkt, is de export naar dit
land in 2011 teruggelopen. De export naar het Verenigd Koninkrijk heeft
zich hersteld. Dit kwam mede door de tegenvallende Britse productie
door het winterse weer. Op de binnenlandse markt blijft de branche
profiteren van de grote belangstelling voor tuinieren. De consument
was in de tweede helft van 2011 wel terughoudend met de bestedin-
gen, door de economische onzekerheden. De afzet bij particuliere af-
nemers is impulsgevoelig en afhankelijk van de weersomstandighe-
den. Het afzetseizoen is kort, doordat afnemers steeds meer in het
voorjaar inkopen. De afzet op de institutionele markt is in 2011 moei-
zaam verlopen. Teruglopende overheidsbudgetten en de lage bouw-
productie hebben hieraan bijgedragen. Op de professionele markt kon
de branche profiteren van het winterse weer aan het einde van 2010.
Hierdoor zijn de prijsniveaus licht aangetrokken. In de branche is de
afgelopen jaren veel geïnvesteerd in arbeidsbesparende productie-
technieken.
Schaalvergroting, specialisatie en een intensievere samenwerking
waarbij bedrijven zich richten op branchegenoten, potplantentelers of
de groothandel, versterken de bedrijfsstructuur. ABN AMRO verwacht
dat de afzet in 2012 een wisselend beeld laat zien. De export laat geen
grote mutaties zien, ondanks de gematigde economische vooruitzich-
ten. Incidenteel kan de branche profiteren van grote evenementen in
het buitenland. Fytosanitaire ontwikkelingen kunnen de export nega-
tief beïnvloeden. Op de particuliere markt blijft tuinieren populair.
Vorstschade in het begin van 2012 leidt tot een vervangingsvraag bij
consumenten. Voor kwekers die zelf door de vorst getroffen zijn, is
sprake van omzetderving. Op korte termijn zijn de vooruitzichten voor
de institutionele markt gematigd door de economische ontwikkelingen
en de overheidsbezuinigingen op openbaar groen. De vraag naar klei-
nere colli en kleinere maten blijft hierdoor groot. Op langere termijn zal
de vraag op de institutionele markt weer groeien. De blijvende aan-
dacht voor openbaar groen, duurzaamheid en CO2 vastlegging zijn be-
langrijke aanjagers. Productontwikkeling blijft belangrijk in de branche.
De consument heeft interesse in visueel aantrekkelijke producten. De
ontwikkeling van nieuwe distributiekanalen, online verkopen, verkoop-
concepten en verpakkingen en de toenemende aandacht voor duur-
zaamheid bieden mogelijkheden voor een grotere afzet.
Aantal bedrijven met boomkwekerijgewassen:
3.486
Areaal boomkwekerijgewassen: 15.840 ha
Aantal bedrijven met vaste planten: 672
Areaal vaste planten: 1.344 ha
Productiewaarde: EUR 590 mln
Export: EUR 443 mln
www.nbvb.nlwww.raadvoordeboomkwekerij.nlwww.deboomkwekerij.nlwww.tuinbouw.nl
34
0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000
Bos- en haagplantsoen
Laan- en parkbomen
Vruchtbomen
Rozenstruiken
Sierconiferen
Sierheesters/klimplanten
Vaste en waterplanten
ha.
2010 2011
1.294
3.298
492
3.156
1.375
4.532
2.764
496
1.344
3.527
3.150
1.441
4.480
2.746
1.3321.288
1.1821.097
1.2031.175 1.181 1.203 1.227 1.205
1.4331.562
1.615
1.2171.2641.266
1.339
1.066
0
300
600
900
1.200
1.500
1.800
2006 2007 2008 2009 2010 2011
Tot 1 ha 1 tot 3 ha Meer dan 3 ha
0
100
200
300
400
Duitsland Verenigd Koninkrijk FrankrijkBelgië Italië overige
x EU
R 1
mln
2005/06 2006/07 2007/08 2008/09 2009/10 2010/11
Inkomen uit bedrijf (l.as)Opbrengsten kostenverhouding (r.as)
67.00067.70065.600
77.00074.300
96%95%95%95%
98%
40.000
60.000
80.000
2007 2008 2009 2010 2011r
EUR
85%
90%
95%
100%
105%
Areaal neemt verder toe
Aantal bedrijven in dalende trend, vooral kleine bedrijven
Export blijft op peil
Inkomen uit bedrijf ongewijzigd
Bron: LEI, CBS
Bron: CBS
Bron: Productschap Tuinbouw
Bron: LEI
▶ Na een onderbreking in 2010 laat het areaal boomkwekerij-
gewassen een stijgende lijn zien. Sinds 2000 is het areaal met
circa 40% gestegen.
▶ Vooral het areaal sierheesters, vruchtbomen en vaste planten is
gegroeid. De mutaties in de arealen bos- en haagplantsoen,
sierconiferen en rozenstruiken waren beperkt.
▶ Een tekort aan geschikte locaties is een belemmering voor de
branche.
▶ Het aantal bedrijven met een areaal kleiner dan één hectare is in
tien jaar met duizend stuks afgenomen.
▶ Ook het aantal middelgrote bedrijven met een areaal tussen één
en drie hectare neemt gestaag af.
▶ Het aantal grote kwekerijen met meer dan drie hectare blijft sta-
biel. 400 Bedrijven hebben een areaal van meer dan tien hectare.
▶ De export van boomkwekerijproducten is in 2011 nauwelijks
veranderd.
▶ Ongeveer 90% van de afzet vindt binnen de EU plaats. Buiten de
EU zijn Zwitserland en de VS belangrijke afzetlanden.
▶ Circa 40% van de export gaat naar Duitsland. De export naar
Duitsland is met bijna 3% gedaald. Het Verenigd Koninkrijk (+7%)
is een tweede belangrijke bestemming.
▶ Het inkomen uit bedrijf is in 2011 nauwelijks gewijzigd. Het grotere
productievolume heeft de lagere prijzen gecompenseerd.
▶ Ondanks de economische ontwikkelingen en bezuinigende
overheden heeft de afzet zich in het begin van 2011 goed
ontwikkeld, mede door het goede voorjaarsweer.
▶ De resultaten kunnen sterk wisselen per bedrijfstype. Bedrijven
die geleidelijk groeien en goed aansluiten op de afzet-markt, halen
de beste resultaten.
35teelt van boomkwekerijgewassen
varkenshouderij Resultaten varkenshouderijbedrijven in 2011 onder druk
Daling van aanbod stuwt prijzen omhoog
Milieu- en dierenwelzijneisen bepalen in toenemende mate bedrijfsvoering
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
In de gespecialiseerde varkenshouderij kunnen drie typen bedrijven
worden onderscheiden: de fokvarkensbedrijven, de vleesvarkensbedrij-
ven en de gesloten bedrijven. De eerste groep houdt zich bezig met
de productie van biggen. De vleesvarkensbedrijven leggen zich toe op
het afmesten van biggen tot slachtrijpe varkens. De gesloten bedrijven
zijn een combinatie van deze twee vormen.
Het proces van schaalvergroting zet door. Het aantal bedrijven met var-
kens daalt, vooral het aantal bedrijven met varkenshouderij als nevenac-
tiviteit. Het aantal varkens per bedrijf stijgt trendmatig. Inmiddels wordt
89% van de varkens op gespecialiseerde bedrijven gehouden. De toe-
genomen prijsvolatiliteit, de stijgende concurrentie en toenemende in-
vesteringen in dierenwelzijn en milieu stimuleren de concentratie in de
branche. In 2011 nam de export van biggen en varkens licht toe. Van de
Nederlandse productie van varkens en varkensvlees is het overgrote
deel bestemd voor de export, hoofdzakelijk binnen Noordwest-Europa.
Exporteren is lastiger geworden nu de zelfvoorzieningsgraad, vooral in
Duitsland, toeneemt. Vanwege de vrije markt is de prijs van varkens on-
derhevig aan forse fluctuaties door het jaar heen. Bij biggen zorgde het
grote aanbod in 2011 voor grote prijsdruk. Gecombineerd met hoge
voerkosten leidde dit tot een daling van het exploitatieresultaat bij de
fokvarkensbedrijven. De vleesvarkensbedrijven konden hogere voerkos-
ten compenseren door hogere vleesvarkensprijzen en lagere biggenprij-
zen. Hun inkomen steeg en flinke besparingen waren mogelijk. Ook bij
het gesloten bedrijf nam het resultaat toe, hoewel nog steeds de reser-
ves moesten worden aangesproken vanwege het lage niveau van het
resultaat. Opgemerkt moet worden dat er grote verschillen zijn tussen
de individuele bedrijven. Zelfs in de fokvarkenshouderij waren er bedrij-
ven die een positief resultaat behaalden.
De overbekende varkenscyclus bestaat nog steeds, hoewel de uitsla-
gen naar beneden en boven minder lijken te worden. Het aanbod van
zeugen, biggen en vleesvarkens in Europa lijkt in 2012 terug te vallen
als gevolg van lagere rendementen in 2011. Niet alleen de marktom-
standigheden, maar ook nieuwe regelgeving op het gebied van dieren-
welzijn (groepshuisvesting) en milieu (NH3-uitstoot) gaven hier aanlei-
ding toe. Varkensbedrijven moeten hier vanaf 2013 aan voldoen. In
2015 komt hier de aanvullende wetgeving ten aanzien van mest bij. Dit
vergt investeringen die niet alle bedrijven kunnen opbrengen, temeer
omdat varkensprijzen in toenemende mate worden bepaald door inter-
nationale vraag- en aanbodverhoudingen. Voerprijzen blijven op een
hoog niveau door de groeiende wereldbevolking en vleesconsumptie
en door alternatieve aanwendingen van gewassen, zoals biobrandstof-
fen. Hierdoor neemt het belang van goede technische resultaten toe.
Fluctuaties in de wereldvoorraden blijven zorgen voor prijsschommelin-
gen bij voergrondstoffen. ABN AMRO is tevens van mening dat het
creëren van toegevoegde waarde belangrijk is voor het behoud van de
positie van de Nederlandse varkenshouder. Hierbij vormen de voedsel-
veiligheid, het dierenwelzijn en de milieu-impact belangrijke uitgangs-
punten.
Aantal bedrijven met varkens: 6.530
Aantal varkens: 12,4 mln
Aantal gespecialiseerde fokvarkensbedrijven: 1.190
Aantal gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven: 2.160
Aantal gespecialiseerde gesloten varkensbedrijven: 900
www.pve.nlwww.agriholland.nlwww.lei.wur.nlwww.minlnv.nl
36
0
200
400
600
800
1.000
1.200
1.400
1.600
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011*
Fokvarkens per bedrijf Vleesvarkens per bedrijf
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Biggen Varkens Varkensvlees
DE BE/LU IT GR PL GB rest
110
120
130
140
150
160
2007 2008 2009 2010 20110
10
20
30
40
50
Vleesvarkens, per 100 kg, l.asBiggen, per stuk, r.asVleesvarkensbrok e.w.1.08, per 100 kg, r.as
EUR
EUR
-100.000
-75.000
-50.000
-25.000
0
25.000
50.000
75.000
100.000
EUR
0
20
40
60
80
100
Inkomen uit bedrijf (l.as)Besparingen uit bedrijf (l.as)Opbrengst per 100 euro kosten (r.as)
2007 2008 2009 2010v 2011r
Concentratieproces houdt aan
Duitsland belangrijkste exportbestemming
Voerkostenstijging bepalend
Resultaten fokvarkensbedrijf onder druk
Bron: CBS
Bron: PVE
Bron: LEI
Bron: LEI
▶ Aan de stijging van de varkensstapel gedurende de afgelopen
jaren lijkt een einde te zijn gekomen onder invloed van nieuwe
regelgeving.
▶ Het concentratieproces houdt aan. Ook in 2011 nam het aantal
bedrijven af, terwijl het aantal varkens per bedrijf toenam. De
omvang van vleesvarkensbedrijven ligt, gemeten in aantal varkens,
op een hoger niveau dan die van fokvarkensbedrijven.
▶ Bijna 80% van het aantal uitgevoerde varkens had Duitsland als
bestemming in 2010. Bij varkensvlees ligt het belang van dit land
met 22% op een aanmerkelijk lager niveau.
▶ Voor de afzet van varkensvlees namen Duitsland, Italië en het
Verenigd Koninkrijk gezamenlijk ruim 40% van de export voor hun
rekening. In vergelijking met de export van levende dieren, is de
export van varkensvlees over meer landen verspreid.
▶ De voerprijzen stegen in 2011. Zo nam de prijs van vleesvarkens-
brok met bijna 29% toe. Omdat de biggenprijs daalde, kwam het
resultaat van het fokvarkensbedrijf onder druk te staan.
▶ De vleesvarkensbedrijven konden de toename van de voerkosten
compenseren door de lagere inkoopprijs van biggen en de hogere
vleesvarkensprijzen.
▶ Wederom realiseerde de totale varkenshouderij een onbevredigend
resultaat in 2011.
▶ Dit wordt veroorzaakt door de inkomensontwikkeling bij het
fokvarkensbedrijf, waar het inkomen uit bedrijf in 2011 daalde van
EUR 8.000 naar EUR -32.000. Het inkomen van het vleesvarkens-
bedrijf steeg van EUR 18.000 naar EUR 44.000 euro en dat van het
gesloten bedrijf van EUR 13.000 naar EUR 20.000. Het gesloten
bedrijf moest overigens evengoed zijn reserves aanspreken.
37Varkenshouderij
vleeskuikenhouderij Inkomen daalde in 2011 waardoor moest worden ontspaard
Export naar landen buiten Duitsland neemt in belang toe
Vleeskuikenbesluit van beperkte invloed op rendement in 2011
Branchebeschrijving
Trends en ontwikkelingen
Onze visie
Kerngegevens Websites
De vleeskuikenhouderij neemt een belangrijke positie in binnen de
pluimveevleeskolom. De productie van vleeskuikens vindt
hoofdzakelijk plaats op gespecialiseerde vleeskuikenbedrijven. Een
belangrijk deel hiervan is te vinden in het noorden van het land en in
Noord-Brabant. De productie van vleeskuikens vindt vooral plaats op
basis van een contract tussen een pluimveehouder en een pluimvee-
integratiebedrijf (broederij, voerproducent en slachterij).
Het aantal bedrijven laat een trendmatige daling zien, waarbij het stal-
oppervlakte en het aantal vleeskuikens per bedrijf toenemen. De
schaalvergroting vloeit voort uit een toenemende mondiale concurren-
tie, dunne marges, groeiende investeringen in milieu en een daling van
de toegestane dierdichtheid. De productie van kuikenvlees is in 2011
verder toegenomen. Export van vlees is cruciaal voor de branche. Het
grootste deel daarvan gaat richting de EU, voornamelijk naar Duitsland
en het VK. De zelfvoorzieningsgraad in Duitsland neemt toe, wat nega-
tief is voor de export. In 2011 is de richtlijn voor de maximale gewichts-
bezetting per m2 hokoppervlakte ingegaan (het Vleeskuikenbesluit).
De uitbreiding van de stalcapaciteit heeft dit echter opgevangen.
Verder moeten bedrijven voldoen aan eisen op het gebied van antibio-
ticagebruik en fijnstof- en stikstofuitstoot. De nadruk op dierenwelzijn
heeft geleid tot productdifferentiatie. Inmiddels bedraagt het markt-
aandeel van scharrel- en biologisch pluimveevlees samen 5% in
Nederland. De resultaten in de vleeskuikenhouderij zijn gevoelig voor
wijzigingen van technische resultaten, vleeskuikenprijzen en voer-
prijzen. Voer maakt 70% uit van de kostprijs. De dynamiek in de bran-
che zorgt voor schommelende inkomens in de tijd. In 2011 stegen de
vleeskuikenprijzen, maar de kosten van voer en energie namen meer
toe. Het gemiddelde inkomen uit bedrijf daalde met EUR 3.000 tot
EUR 36.000.
De economische krimp in Nederland en de rest van de eurozone in de
eerste maanden van 2012, pakt gunstig uit voor de vraag naar het
relatief goedkope kippenvlees. Tevens kan, gezien de ontwikkeling van
de grondstoffenprijzen, rekening worden gehouden met een verlaging
van de voerkosten. Op de langere termijn zijn de marktvooruitzichten
voor kuikenvlees positief. Naast een gezonde uitstraling zijn er geen
culturele en religieuze taboes. Verder blijft de lage prijs van kuikenvlees
een essentieel kenmerk. Door de toenemende zelfvoorzieningsgraad
van Duitsland moet de branche zich meer gaan richten op andere
exportbestemmingen. Ongunstig is dat er in de komende jaren
wellicht een vrijhandelsovereenkomst wordt afgesloten met de
Mercusor-landen in Zuid-Amerika. Dit vergroot de concurrentie op de
Europese markt. Voor een goede concurrentiepositie zijn een goede
integratie en lage kostprijzen van groot belang. De schommelende
voerprijzen blijven om extra aandacht vragen. Op milieugebied heeft
de branche al flinke stappen gemaakt. De meeste bedrijven voldoen
aan de normen voor fijn- en stikstofuitstoot. Het gebruik van
antibiotica en de besmetting van vleeskuikens met ziekteverwekkers
moeten verder worden teruggedrongen. Dit stelt hoge eisen aan de
ketenregie, de informatie-uitwisseling en het vakmanschap van de
ondernemer.
Aantal bedrijven met vleeskuikens: 600
Aantal gespecialiseerde vleeskuikenhouderijen: 440
Aantal vleeskuikens: 45,1 mln
▶ waarvan op vleeskuikenbedrijven: 88%
Aantal vleeskuikens per bedrijf: 88.000
www.pve.nlwww.lei.wur.nlwww.pluimveehouden.nlwww.nepluvi.nl
38
200
300
400
500
600
700
800
900
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
20
30
40
50
60
70
80
90
100
x 1.
000
Aantal vleeskuikenbedrijven (l.as) Aantal vleeskuikens per bedrijf (r.as)
0%
20%
40%
60%
80%
100%
2005 2009 2010
OverigRusland Rest EU
Bel./Lux.Frankr.Ver. Kon.Duitsl.
10
20
30
40
50
jan-
10 apr
jul
okt
jan-
11 apr
jul
okt
eur/1
00kg
0
0,2
0,4
0,6
0,8
1
1,2
eur/k
g
Vleeskuikenkorrel Legmeel Tarwe Basiscontract (r.as)
-50.000
-25.000
0
25.000
50.000
75.000
100.000
2007 2008 2009 2010v 2011r
EUR
80
85
90
95
100
105
Inkomen uit bedrijf (l.as)
Besparingen per bedrijf (l.as)
Opbrengst per 100 euro kosten (r.as)
Grootte van bedrijven neemt toe
EU is belangrijkste exportbestemming
Zowel afzetprijs als voerkosten namen toe
Grote volatiliteit in inkomen
Bron: CBS
Bron: PVE
Bron: LEI
Bron: LEI
▶ Het aantal vleeskuikenhouderijen daalt jaarlijks, terwijl de grootte in
termen van oppervlakte en aantal dieren groeit.
▶ Het aantal vleeskuikens per bedrijf groeide van 83.000 in 2010 tot
88.000 in 2011. In 2000 was dit nog 55.000. Het aandeel van
bedrijven met meer dan 75.000 kuikens nam van bijna 16% in
2000, toe tot ongeveer 35% in 2011.
▶ De export van kuikenvlees is essentieel voor de branche. De EU
vormt met een aandeel van bijna 75% in 2010 de belangrijkste ex-
portbestemming. Daarbinnen voert Duitsland, met een belang van
28% in de totale kuikenvleesexport, de ranglijst aan.
▶ De branche kent prijzen voor gecontracteerde kuikens (basis-
contractprijzen) en prijzen voor ‘vrije kuikens’. Contractprijzen zijn
minder volatiel dan vrije kuikenprijzen. Op jaarbasis trad er in 2011
een toename van de afzetprijzen op, ten opzichte van 2010.
▶ Ook de voerprijzen stegen in 2011. Zo nam de prijs van de
grondstof tarwe en die van de mengvoeders legmeel en
vleeskuikenkorrel toe.
▶ Het inkomen uit bedrijf wordt vooral bepaald door de opbrengst-
prijzen, het voerverbruik per kilo groei en de voerprijzen.
▶ Kleine wijzigingen in de vleeskuikenprijs en voerprijs kunnen het
resultaat flink beïnvloeden. Hierdoor kan het inkomen uit bedrijf
jaar-op-jaar sterk variëren.
▶ In 2011 nam de kuikenprijs minder sterk toe dan de voerprijzen.
Het inkomen daalde en er vonden ontsparingen plaats.
39vleeskuikenhouderij
leeswijzer
Deze leeswijzer geeft u inzicht in de opbouw van de branche-
analyses en geeft bovendien een verklaring van enkele veel
gebruikte termen.
De brancheanalyses bestaan uit twee volledige pagina’s. Op de
eerste pagina staan achtereenvolgens de volgende onderdelen:
De eerste pagina van de brancheanalyse
▶ Drie bullets
De drie bullets bovenaan de pagina geven de kern van de analyse
weer. In drie korte zinnen wordt een kernachtige samenvatting
van de brancheanalyse weergegeven.
▶ Het blok ‘Branchebeschrijving’
Het blok ‘Branchebeschrijving’ geeft een beknopte omschrijving
en definitie van de branche. De belangrijkste karakteristieken van
de branche worden hierin beschreven.
▶ Het blok ‘Trends en ontwikkelingen’
Het blok ‘Trends en ontwikkelingen’ gaat in op de huidige
ontwikkelingen in de branche. De tijdspanne van dit blok ligt in
veel gevallen tussen maart 2011 en maart 2012. In dit blok wordt
in sommige gevallen ook enkele jaren teruggekeken om de
huidige ontwikkelingen en trends beter te kunnen begrijpen.
▶ Het blok ‘Onze visie’
Het blok ‘Onze visie’ geeft de visie over de branche weer van de
sector economen van ABN AMRO Sector Research. De analyse
heeft betrekking op het huidige jaar (2012) en in sommige
gevallen het komende jaar (2013).
▶ Het blok ‘Kerngegevens’
Het blok ‘Kerngegevens’ geeft een overzicht van de meest
relevante (economische) indicatoren die kenmerkend zijn voor de
branche. De gegevens hebben betrekking op 2011, tenzij anders
vermeld. Bij het zoeken naar de gegevens voor dit blok is gebruik
gemaakt van een veelheid van bronnen. Er is vooral gebruik
gemaakt van de gegevens van het CBS, maar tevens zijn andere
bronnen geraadpleegd, zoals brancheorganisaties, onderzoek- en
adviesbureaus, kranten, tijdschriften, internet en overheids-
instanties (waaronder product- en bedrijfschappen, ministeries).
De tweede pagina van de brancheanalyseOp de tweede pagina van de brancheanalyse staan vier
verschillende figuren. In de balk boven de figuren staat de titel van
de figuur in het betreffende blok, inclusief een bronvermelding. In
veel gevallen heeft ABN AMRO Sector Research eigen
bewerkingen en ramingen gemaakt met behulp van de gegevens
van de genoemde dataleverancier. Indien een dergelijke
bewerking heeft plaatsgevonden, dan staat dit vermeld in de balk.
De figuren op pagina 2 hebben betrekking op economische
ontwikkelingen. Onderwerpen die hier onder andere kunnen
worden behandeld zijn: omzetontwikkeling, kostenontwikkeling,
exploitatiebeeld, exportontwikkeling, aantal bedrijven,
werkgelegenheid, marktaandelen, en dergelijke.
Waar staan de letters ‘r’ en ‘v’ voor in de figuren?In de figuren treft u regelmatig een letter ‘r’ of ‘v’ achter het
jaartal aan. In deze gevallen staat de ‘r’ voor een raming (op basis
van beschikbare gegevens t/m bijvoorbeeld november 2011 is een
inschatting gemaakt voor de rest van het jaar). De ‘v’ staat voor
voorspelling en betreft de verwachting van de betreffende sector
econoom van ABN AMRO Sector Research.
40
Veel gebruikte termen, inclusief definitiesTot slot van deze leeswijzer een opsomming van enkele veel
gebruikte termen in deze publicatie, inclusief de definitie volgens
ABN AMRO.
▶ Definitie ZZP
ZZP staat voor ‘Zelfstandigen Zonder Personeel’. Ondernemers
die geen personeel in dienst hebben. Het begrip verwijst ook naar
de term ‘freelancer’.
▶ Definitie MKB
MKB staat voor Midden- en KleinBedrijf. In deze publicatie
hanteren we als definitie voor MKB de volgende veel gebruikte
tabel:
Categorie onderneming Werknemers Jaaromzet of jaarlijks
balanstotaal
middelgroot < 250 ≤ € 50 mln. ≤ € 43 mln.
klein < 50 ≤ € 10 mln. ≤ € 10 mln.
micro < 10 ≤ € 2 mln. ≤ € 2 mln.
▶ Definitie FTE
FTE staat voor ‘full-time-equivalent’. Eén fte staat voor een
volledige werkweek van 38 uur.
▶ Definitie BBP
Bruto Binnenlands Product is de totale waarde van alle in een land
geproduceerde goederen en diensten in een bepaalde periode.
41leeswijzer
colofon
De Visie Op Agrarisch is een uitgave van ABN AMRO. Het rapport
is geschreven door ABN AMRO Sector Research op verzoek van
ABN AMRO Sector Advisory.
Sectoranalyse Thijs Pons ([email protected])
Senior Sector Econoom
ABN AMRO Sector Research
Macro economische analyseNico Klene ([email protected])
Senior Econoom
ABN AMRO Economisch Bureau
InterviewJoep Auwerda
Journalist/tekstschrijver
Fotografie interviewRon Offermans
Commercieel contactPiere Berntsen, 020-6281265
Directeur Agrarische Bedrijven
ABN AMRO
DistributieWebsite: www.abnamro.nl/agrarisch
Telefoon: 0900-0024 (e 0,10 per minuut)
Disclaimer
De in deze publicatie neergelegde opvattingen zijn gebaseerd op door
ABN AMRO betrouwbaar geachte gegevens en informatie, die op
zorgvuldige wijze in onze analyses en prognoses zijn verwerkt. Noch
ABN AMRO, noch functionarissen van de bank kunnen aansprakelijk
worden gesteld voor in deze publicatie eventueel aanwezige onjuist-
heden. De weergegeven opvattingen en prognoses houden niet meer in
dan onze eigen visie en kunnen zonder nadere aankondiging worden
gewijzigd.
© ABN AMRO, mei 2012
Deze publicatie is alleen bedoeld voor eigen gebruik. Het gebruik van
tekstdelen en/of cijfers is toegestaan mits de bron duidelijk wordt ver-
meld. Verveelvoudiging en/of openbaarmaking van deze publicatie is niet
toegestaan, behalve indien hiervoor schriftelijk toestemming is gekregen
van ABN AMRO. Teksten zijn afgesloten op 27 april 2012.
42