Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker · 2020. 9. 8. · 1 Algemene...
Transcript of Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker · 2020. 9. 8. · 1 Algemene...
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruikerSplit-systeemairconditioners Nederlands
Uitgebreide handleidingvoor de installateur en de
gebruiker
Split-systeemairconditioners
FCAG35BVEBFCAG50BVEBFCAG60BVEBFCAG71BVEBFCAG100BVEBFCAG125BVEBFCAG140BVEB
Inhoudsopgave
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 31.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 31.2 Voor de gebruiker...................................................................... 31.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 41.3.2 Plaats van installatie ................................................... 41.3.3 Koelmiddel .................................................................. 61.3.4 Pekel ........................................................................... 61.3.5 Water .......................................................................... 61.3.6 Elektrisch .................................................................... 7
2 Over de documentatie 72.1 Over dit document ..................................................................... 7
Voor de installateur 8
3 Over de doos 83.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 83.2 Binnenunit ................................................................................. 8
3.2.1 Uitpakken en omgaan met de unit .............................. 83.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen.................. 8
4 Over de units en opties 94.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 94.2 Identificatie ................................................................................ 9
4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 94.3 Over de binnenunit .................................................................... 94.4 Systeemlay-out.......................................................................... 104.5 Units en opties combineren....................................................... 10
4.5.1 Mogelijke opties voor de binnenunit............................ 10
5 Voorbereiding 105.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 105.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 10
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunitgeïnstalleerd wordt...................................................... 10
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 115.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 115.3.2 De koelleidingen isoleren............................................ 12
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 125.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading . 12
6 Installatie 126.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 126.2 De binnenunit monteren ............................................................ 13
6.2.1 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit ......... 136.2.2 Richtlijnen bij de installatie van de binnenunit ............ 136.2.3 Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding......... 14
6.3 De koelmiddelleiding aansluiten................................................ 156.3.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ........ 156.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen .................................................... 156.3.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen 166.3.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen ................... 166.3.5 Het uiteinde van een buis verbreden .......................... 166.3.6 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten....... 17
6.4 De elektrische bedrading aansluiten ......................................... 176.4.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading...... 176.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading.................................................. 176.4.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading .................................................................... 176.4.4 Specificaties van de standaardcomponenten van de
bedrading .................................................................... 186.4.5 Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit .... 18
7 Configuratie 197.1 Lokale instelling.......................................................................... 19
8 Inbedrijfstelling 208.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 208.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 218.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 218.4 Proefdraaien............................................................................... 218.5 Foutcodes bij het proefdraaien................................................... 22
9 Aan de gebruiker overhandigen 2210 Als afval verwijderen 2211 Technische gegevens 23
11.1 Schema van de leidingen: Binnenunit ........................................ 2311.2 Bedradingsschema..................................................................... 23
11.2.1 Legende eengemaakt bedradingsschema................... 23
Voor de gebruiker 24
12 Over het systeem 2412.1 Systeemlay-out........................................................................... 2412.2 Informatievereisten voor ventilator-convectoren ........................ 24
13 Gebruikersinterface 2414 Voor het gebruik 2515 Bediening 25
15.1 Werkingsgebied.......................................................................... 2515.2 Gebruik van het systeem............................................................ 26
15.2.1 Over het gebruik van het systeem ............................... 2615.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking .................................................. 2615.2.3 Over verwarmen .......................................................... 2615.2.4 Gebruik van het systeem ............................................. 26
15.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma................................ 2615.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma............................. 2615.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma ................. 26
15.4 Luchtstroomrichting instellen...................................................... 2615.4.1 Over de luchtstroomklep .............................................. 27
15.5 Luchtstroom met actieve circulatie ............................................. 2715.5.1 Luchtstroom met actieve circulatie starten................... 27
16 Energie besparen en optimale werking 2717 Onderhoud en service 28
17.1 Voorzorgsmaatregelen voor onderhoud en service ................... 2817.2 Luchtfilter, aanzuigrooster, luchtuitblaas en buitenpanelen
reinigen....................................................................................... 2817.2.1 Luchtfilter reinigen........................................................ 2817.2.2 Aanzuigrooster reinigen ............................................... 2917.2.3 Luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen ..................... 29
17.3 Onderhoud na een lange periode van stilstand.......................... 2917.4 Onderhoud voor een lange periode van stilstand....................... 2917.5 Over het koelmiddel ................................................................... 3017.6 Dienst-na-verkoop en garantie ................................................... 30
17.6.1 Garantieperiode ........................................................... 3017.6.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie............... 3017.6.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli.................. 3017.6.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli .................. 31
18 Opsporen en verhelpen van storingen 3118.1 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ................ 32
18.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................. 3218.1.2 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen
met de instelling ........................................................... 3218.1.3 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet
overeen met de instelling ............................................. 3218.1.4 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit) .................................................................. 32
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
18.1.5 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook(binnenunit, buitenunit) ............................................... 32
18.1.6 Symptoom: Op de gebruikersinterface staat "U4" of"U5", de unit stopt, en start weer na enkele minuten .. 32
18.1.7 Symptoom: De airconditioners maken lawaai(binnenunit) ................................................................. 32
18.1.8 Symptoom: De airconditioners maken lawaai(binnenunit, buitenunit) ............................................... 32
18.1.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai(buitenunit) .................................................................. 32
18.1.10 Symptoom: Er komt stof uit de unit ............................. 3218.1.11 Symptoom: De units geven een geur af...................... 3218.1.12 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet .............................................................................. 3218.1.13 Symptoom: Op het scherm staat "88"......................... 3218.1.14 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt
niet na een korte verwarmingscyclus.......................... 32
19 Verplaatsen 3320 Als afval verwijderen 3321 Verklarende woordenlijst 33
1 Algemeneveiligheidsmaatregelen
1.1 Over de documentatie▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeerbelangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te wordennageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleidingen de uitgebreide handleiding voor de installateur beschrevenhandelingen MOETEN door een erkende installateur wordenuitgevoerd.
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen ensymbolen
GEVAARDuidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingenals gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIEDuidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDENDuidt op een situatie die brandwonden kan veroorzakenals gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAARDuidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWINGDuidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingenals gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIGDuidt op een situatie die kleine of matige verwondingen alsgevolg zou kunnen hebben.
OPMERKINGDuidt op een situatie die schade aan apparatuur ofeigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIEDuidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool VerklaringLees de montagehandleiding, degebruiksaanwijzing en het instructievel voor debedrading alvorens te beginnen met de installatie.Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds-en servicewerkzaamheden uit te voeren.Voor meer informatie, zie de uitgebreidehandleiding voor de installateur en de gebruiker.
1.2 Voor de gebruiker▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem contact
op met uw dealer.
▪ Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf een leeftijdvan 8 jaar en door personen met verminderde fysieke, zintuiglijkeof mentale mogelijkheden of een gebrek aan ervaring en kennisals het gebruik van het apparaat op een veilige manier werduitgelegd en als zij de gevaren hiervan begrijpen. Kinderen mogenNIET met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud door degebruiker mag NIET worden uitgevoerd door kinderen zondertoezicht.
WAARSCHUWINGOm elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op deunit.
OPMERKING▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Units dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat u GEEN elektrische en elektronische productenmag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer hetsysteem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van hetsysteem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en vanandere onderdelen moeten door een erkende installateur conformmet de geldende wetgeving uitgevoerd worden.De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bijeen gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Doorervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordtweggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijkenegatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voormeer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijkeoverheid.
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
▪ Batterijen dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat de batterijen NIET met ongesorteerdhuishoudelijk afval gemengd mogen worden. Indien onder hetsymbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent ditscheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevatboven een bepaalde concentratie.Mogelijke chemische symbolen: Pb: lood (>0,004%).Lege batterijen moeten voor hergebruik door eengespecialiseerde installatie worden verwerkt. Door ervoor tezorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier wordenweggeworpen, helpt u mogelijke negatieve gevolgen voor milieuen menselijke gezondheid te voorkomen.
1.3 Voor de installateur
1.3.1 AlgemeenhedenIndien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,neem contact op met uw dealer.
OPMERKINGEen foute installatie of bevestiging van apparatuur,uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, eenkortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur ofuitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelendie door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWINGZorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en detesten gebruikt worden, voldoen aan de geldendewetgeving (bovenop de instructies beschreven in deDaikin-documentatie).
VOORZICHTIGDraag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWINGScheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi dezeweg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kanspelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interneonderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuurte komen. Indien u deze toch moet aanraken, draagdan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWINGNeem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit doorkleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleinedieren die in contact komen met elektrische onderdelenkunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIGRaak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unitNIET aan.
OPMERKING▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKINGWerkzaamheden aan de buitenunit worden best geplandbij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij hetproduct een logboek te voorzien met minstens: informatie overonderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by,…
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijkeplaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachtsom onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
1.3.2 Plaats van installatie▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand istegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEENventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetischegolven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen hetbesturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kanwerken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambaregassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen ofgesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaatlekken.
Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddelIndien van toepassing.
WAARSCHUWING▪ Niet doorboren of verbranden.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen ofmanieren om het ontdooien te versnellen dan dieaanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWINGHet toestel moet worden opgeslagen waar het geenmechanische schade kan oplopen in een voldoendegeventileerde ruimte zonder ontstekingsbronnen dievoortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, eenbrandend gastoestel of een werkende elektrischeverwarming) met de hieronder beschreven afmetingen.
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
OPMERKING▪ Gebruik reeds eerder gebruikte verbindingen NIET
opnieuw.
▪ Verbindingen die bij de installatie tussen onderdelenvan het koelmiddelsysteem worden gemaakt moetentoegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
WAARSCHUWINGDe installatie, service, onderhoud en reparaties moetenovereenstemmen met de instructies van Daikin en met degeldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationalegasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personenworden uitgevoerd.
Vereisten voor de installatieruimte
OPMERKING▪ Bescherm leidingen tegen fysieke schade.
▪ Beperk de installatie van de leidingen tot een minimum.
WAARSCHUWINGAls toestellen R32-koelmiddel bevatten, dan moet devloeroppervlakte van de ruimte waarin de toestellenworden geïnstalleerd, gebruikt en opgeslagen groter zijndan de minimum vloeroppervlakte zoals bepaald in detabel onder A (m2). Dit geldt voor:
▪ Binnenunits zonder koelmiddelleksensor; in het gevalvan binnenunits met koelmiddelleksensor, zie demontagehandleiding
▪ Binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits(bijvoorbeeld: oranjerie, garage, machineruimte)
▪ Leidingen in ruimtes zonder ventilatie
Minimum vloeroppervlakte bepalen
1 Bepaal de totale koelmiddelvulling in het systeem(= fabrieksvulling koelmiddel + extra bijgevuldehoeveelheid koelmiddel).
Contains fluorinated greenhouse gases
21 1
1
2
2 kgtCO2eq1000
GWP × kg==
+
kg=
kg=GWP: xxxR32
2 Selecteer welke grafiek of tabel u wilt gebruiken.
▪ Voor binnenunits: Is de unit een plafond-, wand- ofvloermodel?
▪ Voor binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits,en lokale leidingen in ruimtes zonder ventilatie hangt dit afvan de installatiehoogte:
Bij een installatiehoogtevan…
Gebruik de grafiek of tabelvoor…
<1,8 m Vloerunits1,8≤x<2,2 m Units voor muurmontage≥2,2 m Units voor plafondmontage
3 Gebruik de grafiek of de tabel om de minimum vloeroppervlaktete bepalen.
010
2030
4050
6070
8090
100110
120130
140150
160170
180190
200210
220230
240250
260270
280290
300310
320330
340350
360370
380390
400410
420430
440450
460470
480490
500510
520530
540550
1.82
2.22.4
2.62.8
33.2
3.43.6
3.84
4.24.4
4.64.8
55.2
5.45.6
5.86
6.26.4
6.66.8
77.2
7.47.6
7.8
1.843 7.9568.0
Amin (m2)
Floor-
stand
ing un
it (c)
Wall-mounted unit (b)
Ceiling-mounted unit (a)
m (kg)
Ceiling-mountedunit(a)
4.6 13.4 4.6 1804.8 14.6 4.8 1965.0 15.8 5.0 213
≤1.842 —
5.2 17.1
≤1.842 —
5.2 230
1.843 3.64
5.4 18.5
1.843 28.9
5.4 248
2.0 3.95
5.6 19.9
2.0 34.0
5.6 267
2.2 4.34
5.8 21.3
2.2 41.2
5.8 286
2.4 4.74
6.0 22.8
2.4 49.0
6.0 306
2.6 5.13
6.2 24.3
2.6 57.5
6.2 327
2.8 5.53
6.4 25.9
2.8 66.7
6.4 349
3.0 5.92
6.6 27.6
3.0 76.6
6.6 371
3.2 6.48
6.8 29.3
3.2 87.2
6.8 394
3.4 7.32
7.0 31.0
3.4 98.4
7.0 417
3.6 8.20
7.2 32.8
3.6 110
7.2 441
3.8 9.14
7.4 34.7
3.8 123
7.4 466
4.0 10.1
7.6 36.6
4.0 136
7.6 492
4.2 11.2
7.8 38.5
4.2 150
7.8 518
4.4 12.3
7.956 40.1
4.4 165
7.956 539
m (kg) Amin (m2)
4.6 20.04.8 21.85.0 23.6
≤1.842 —
5.2 25.6
1.843 4.45
5.4 27.6
2.0 4.83
5.6 29.7
2.2 5.31
5.8 31.8
2.4 5.79
6.0 34.0
2.6 6.39
6.2 36.4
2.8 7.41
6.4 38.7
3.0 8.51
6.6 41.2
3.2 9.68
6.8 43.7
3.4 10.9
7.0 46.3
3.6 12.3
7.2 49.0
3.8 13.7
7.4 51.8
4.0 15.1
7.6 54.6
4.2 16.7
7.8 57.5
4.4 18.3
7.956 59.9
Wall-mountedunit(b)
m (kg) Amin (m2)
Floor-standingunit(c)
m (kg) Amin (m2)
m Totale hoeveelheid koelmiddel in het systeemAmin Minimum vloeroppervlakte(a) Ceiling-mounted unit (= Units voor plafondmontage)(b) Wall-mounted unit (= Units voor muurmontage)
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
(c) Floor-standing unit (= Vloerunit)
1.3.3 KoelmiddelIndien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg deinstallatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor deinstallateur) van uw toepassing.
OPMERKINGControleer of de installatie van de koelmiddelleidingenvoldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldtEN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKINGZorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIETworden belast.
WAARSCHUWINGZet, tijdens testen, het product NOOIT onder een drukhoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op hetnaamplaatje van de unit).
WAARSCHUWINGNeem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zoulekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgaslekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een geslotenruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gasontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAARAfpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wilafpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van deunit die al het koelmiddel uit het systeem naar debuitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:Zelfontbranding en explosie van de compressor doorlucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat decompressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWINGTap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeksvrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om deinstallatie leeg te pompen.
OPMERKINGControleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingenheeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uitte voeren.
OPMERKING▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet wordengeopend, MOET het koelmiddel worden behandeldzoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWINGZorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadater een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure isuitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden.Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommigesystemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van deleidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soortkoelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnengaranderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeemterechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als DanEr is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Metvloeistofvulsifon” op de flesmoeten staan)
Vul bij met rechtopstaande fles.
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de onderstebovenstaande fles.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel ingasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIGWanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid ofwanneer u even pauzeert, moet u de kraan van hetkoelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klepNIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddelworden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijkgevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
1.3.4 PekelIndien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg deinstallatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor deinstallateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWINGDe gekozen pekel MOET voldoen aan de geldendewetgeving.
WAARSCHUWINGNeem voldoende maatregelen voor het geval pekel zoulekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone enneem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWINGDe omgevingstemperatuur in de unit kan veel hogeroplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van eenpekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijkesituatie creëren.
WAARSCHUWINGHet gebruik en de installatie van de toepassing MOETENvoldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelengespecificeerd in de relevante reglementering.
1.3.5 WaterIndien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg deinstallatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor deinstallateur) van uw toepassing.
2 Over de documentatie
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
OPMERKINGControleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU-richtlijn 98/83 EC.
1.3.6 Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrischebedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1 minuut uiten meet de spanning op de aansluitklemmen van decondensatoren of elektrische onderdelen van dehoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. Despanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijnvooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats vande aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met nattehanden.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer hetservicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWINGIn de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of eenander middel om uit te schakelen worden voorzien als ditnog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaarMOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dienthet contact van alle polen volledig te verbreken en tevoldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldendewetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met hetproduct meegeleverd bedradingsschema wordenuitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleerof ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact(kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordtuitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIETvia een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of deaarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kaneen elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. GebruikNOOIT een elektrische voeding die met een andertoestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen ofstroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaathet gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt ofdat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer ofdeze met de inverter compatibel is (bestand tegenhoogfrequente elektrische ruis), zodat deaardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
VOORZICHTIGBij het aansluiten van de voedingskabel moet de aardingvóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bijhet losmaken van de voedingskabel moeten destroomvoerende draden vóór de aarding wordenlosgemaakt. De lengte van de geleiders tussen detrekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrookmoet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strakzitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat devoedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKINGVoorzorgsmaatregelen bij het leggen vanvoedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan opde klemmenstrook voor de voeding (speling in devoedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit dezestevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buitengeen druk op het klemmenbord kan wordenuitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor hetvastdraaien van de schroeven van de klemmen. Meteen schroevendraaier met kleine kop beschadigt u deschroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vastkunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kuntu ze breken.
WAARSCHUWING▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in deelektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unitaan te zetten.
OPMERKINGAlleen van toepassing als de elektrische voeding driefasigis en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkerenen de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem inbedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuittegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerdefase te laten draaien, kunnen de compressor en andereonderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie
2.1 Over dit documentBedoeld publiekErkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIEDit apparaat is bedoeld om in werkplaatsen, in de lichteindustrie en in boerderijen door deskundige of geschooldegebruikers gebruikt te worden of, in de handel en inhuishoudens, door niet gespecialiseerde personen.
3 Over de doos
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
DocumentatiesetDit document is een onderdeel van een documentatieset. Devolledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot deveiligheid:▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing binnenunit:▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies enachtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen opde regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alleandere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar ophet Daikin Business Portal (authenticatie vereist).
Voor de installateur
3 Over de doos
3.1 Overzicht: Over de doosDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met debinnenunit on-site werd geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de unit
▪ Accessoires van de unit verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden opbeschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijkaan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeldworden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijkeinstallatieplaats om beschadiging tijdens het transport tevoorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen opvoorhand klaar.
3.2 BinnenunitWAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAALHet koelmiddel R32 (indien van toepassing) in deze unit isweinig ontvlambaar. Zie de handleiding van de buitenunitvoor het te gebruiken type koelmiddel.
3.2.1 Uitpakken en omgaan met de unitGebruik een draagband van zacht materiaal of beschermende platenmet een touw om de unit op te heffen. Zo voorkomt u dat de unitbeschadigd of gekrast wordt.
1 Bij het uitpakken van de unit of bij het verplaatsen van de unitna het uitpakken, moet u de unit opheffen aan deophangbeugel zonder druk uit te oefenen op andere delen, metname de koelmiddelleidingen, afvoerleidingen en andereharsonderdelen.
1 2
3.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen
1×1× 1×
8× 4×1×1× 1×a
4×1× 1×
7×e fdcb
h i
m
g
j
k l
a Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking)b Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheidc Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing binnenunitd Installatiegidse Pakkingringen voor ophangbeugelsf Schroeven (om het schemablad voor montage tijdelijk op
de binnenunit te bevestigen)g Kabelbinders
4 Over de units en opties
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
h Metalen klemi Afdichtingskussens: Groot (afvoerleiding), middelgroot 1
(gasleiding), middelgroot 2 (vloeistofleiding), klein(elektrische bedrading)
j Afvoerslangk Isolatiedeel: Klein (vloeistofleiding)l Isolatiedeel: Groot (gasleiding)
m Isolatiedeel (afvoerleiding)
4 Over de units en opties
4.1 Overzicht: Over de units en optiesDit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De binnenunit identificeren
▪ Buiten- en binnenunits combineren
▪ De binnenunit combineren met opties
INFORMATIENeem contact op met uw dealer of raadpleeg hetengineering databook of de servicehandleiding voorkoeltoepassingen gedurende het hele jaar bijomstandigheden met een lage binnenvochtigheidsgraad.
4.2 IdentificatieOPMERKINGWanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd ofonderhouden worden, let op de servicepanelen NIET teverwisselen tussen verschillende modellen.
4.2.1 Identificatielabel: BinnenunitPlaats
4.3 Over de binnenunitGebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- envochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking teverzekeren.
In combinatie met R410A-buitenunitsBuitenunits Koelen Verwarmen
RR71~125 –15~46°C drogebol
—
12~28°C natte bol —
RQ71~125 –5~46°C droge bol –10~15°C natte bol
12~28°C natte bol 10~27°C droge bol
RXS35~60 –10~46°C drogebol
–15~18°C natte bol
14~28°C natte bol 10~30°C droge bol
In combinatie met R410A-buitenunitsBuitenunits Koelen Verwarmen
3MXS40~68
4MXS68~80
5MXS90
–10~46°C drogebol
–15~18°C natte bol
14~28°C natte bol 10~30°C droge bol
RZQG71~140 –15~50°C drogebol
–20~15,5°C nattebol
12~28°C natte bol 10~27°C droge bol
RZQSG71~140 –15~46°C drogebol
–15~15,5°C nattebol
14~28°C natte bol 10~27°C droge bol
RZQ200~250 –5~46°C droge bol –15~15°C natte bol
14~28°C natte bol 10~27°C droge bol
AZQS71 –15~46°C drogebol
–15~15,5°C nattebol
14~28°C natte bol 10~27°C droge bol
AZQS100~140 –5~46°C droge bol –15~15,5°C nattebol
14~28°C natte bol 10~27°C droge bol
Binnenvochtigheid ≤80%(a) Binnenvochtigheid
In combinatie met R32-buitenunitsBuitenunits Koelen Verwarmen
RXM35~60 –10~46°C drogebol
–15~24°C droge bol
–15~18°C natte bol14~28°C droge bol 10~30°C droge bol
3MXM40~68
4MXM68~80
5MXM90
–10~46°C drogebol
–15~24°C droge bol
–15~18°C natte bol18~37°C droge bol
14~28°C natte bol
10~30°C droge bol
RZAG35~60 –20~52°C drogebol
–20~24°C droge bol
–21~18°C natte bol17~38°C droge bol
12~28°C natte bol
10~27°C droge bol
RZAG71~140 –20~52°C drogebol
–20~24°C droge bol
–20~18°C natte bol17~38°C droge bol
12~28°C natte bol
10~27°C droge bol
RZASG71~140 –15~46°C drogebol
–15~21°C droge bol
–15~15,5°C nattebol
20~38°C droge bol
14~28°C natte bol
10~27°C droge bol
AZAS71~140 –5~46°C droge bol –15~21°C droge bol
–15~15,5°C nattebol
20~38°C droge bol
14~28°C natte bol
10~27°C droge bol
Binnenvochtigheid ≤80%(a)
Symbool VerklaringBuitentemperatuur
5 Voorbereiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
Symbool VerklaringBinnentemperatuur
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en wateruit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheidbuiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerdworden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
4.4 Systeemlay-outOPMERKINGHet systeem mag niet worden ontworpen bij eentemperatuur van minder dan –15°C.
a
b
c
de
if
g
h
a Binnenunitb Buitenunitc Gebruikersinterfaced Aangezogen luchte Uitgeblazen luchtf Koelmiddelleiding + verbindingskabelg Afvoerleidingh Aardingsbedradingi Luchtaanzuigfilter en luchtfilter
4.5 Units en opties combineren
4.5.1 Mogelijke opties voor de binnenunitControleer of de volgende verplichte opties aanwezig zijn:
▪ Gebruikersinterface: Bedraad of draadloos
▪ Sierpaneel: Standaard, zelfreinigend of design
5 Voorbereiding
5.1 Overzicht: VoorbereidingIn dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moetweten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden
5.2 Installatieplaats voorbereidenInstalleer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordtgebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerdwaarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit wordenafgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uitde site te kunnen dragen.
WAARSCHUWINGHet toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonderontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld:open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiendeelektrische verwarming).
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar debinnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIELees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Ziehoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte,hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over devoorbereiding.
INFORMATIEHet geluidsdrukniveau is lager dan 70 dBA.
VOORZICHTIGToestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het opeen beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voorcommerciële als kleinindustriële toepassingen.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in delucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van hettoestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen teinstalleren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnenverkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
OPMERKINGDe in deze handleiding beschreven apparatuur kanelektronische ruis veroorzaken afkomstig vanradiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aanspecificaties die een redelijke bescherming moeten biedentegen dergelijke interferentie. De garantie dat in eenspecifieke installatie geen interferentie zal optreden, kanechter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrischedraden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's,enz. te installeren.
5 Voorbereiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
b
a
c
df e
(mm)
≥1500≥1500
≥100
0≥1
000
≥100
0≥1
000
a Aardlekbeveiligingb Zekeringc Buitenunitd Binnenunite Gebruikersinterfacef Pc of radio
▪ In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3 m ofmeer bedragen om elektromagnetische storingen van andereapparatuur te voorkomen en moeten de voedings- entransmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
▪ Fluorescentielampen. Let op de volgende punten voor deinstallatie van een draadloze gebruikersinterface in een kamermet fluorescentielampen:
▪ Installeer de draadloze gebruikersinterface zo dicht mogelijk bijde binnenunit.
▪ Installeer de binnenunit zo ver mogelijk van defluorescerentielampen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schadekan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of hetlawaai ervan NIEMAND stoort.
▪ Luchtstroom. Zorg ervoor dat de luchtstroom niet geblokkeerdwordt.
▪ Afvoer. Zorg ervoor dat het condenswater goed kan wordenafgevoerd.
▪ Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking)(accessoire). Gebruik het schemablad voor de keuze van deinstallatieplaats. Op dit blad vindt u de afmetingen van de unit envan de vereiste plafondopening.
▪ Luchtstroomrichtingen. U kunt verschillende richtingen kiezenvoor de luchtstroom. Kies de richting die het best geschikt is voorde kamer. Controleer ook of de lokale instelling"Luchtuitblaasrichting" juist is ingesteld (zie "7.1 Lokaleinstelling" [4 19]).Voorbeeld:
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
a b c
a Luchtuitblaas in alle richtingenb 4-wegs luchtuitblaas (met gesloten hoeken) (optionele
afsluitplaatkit vereist)c 3-wegs luchtuitblaas (optionele afsluitplaatkit vereist)
▪ Plafondisolatie. Wanneer de temperatuur in het plafond hoger isdan 30°C en er een relatieve vochtigheid van meer dan 80%heerst, of wanneer er verse lucht in het plafond wordt geleid, is erextra isolatie nodig (polyethyleenschuim met een dikte vanminstens 10 mm).
▪ Afstand. Let op de volgende vereisten:
(mm)
≥1500≥2000
≥4000
≥1500 A
B
C
ba dac
A Minimumafstand tot de muur (zie hieronder)B Minimum- en maximumafstand tot de vloer (zie hieronder)C Klasse 35~71:
≥214 mm: In het geval van installatie met standaardpaneel≥256 mm: In het geval van installatie met design paneel≥294 mm: In het geval van installatie met zelfreinigendpaneel≥263 mm: In het geval van installatie met kit voor invoervan verse luchtKlasse 100~140:≥256mm: In het geval van installatie met standaard paneel≥298mm: In het geval van installatie met design paneel≥306mm: In het geval van installatie met kit voor invoervan verse lucht≥316mm: In het geval van installatie met zelfreinigendpaneel
a Binnenunitb Verlichting (op de afbeelding ziet u plafondverlichting, maar
verzonken verlichting is ook toegestaan)c Luchtventilatord Statisch volume (bijvoorbeeld: tafel)
▪ A: Minimumafstand tot de muur. Afhankelijk van deluchtuitblaasrichtingen in de richting van de muur.
≥1500 ≥500 ≥200
a
A A A
b c
a Luchtuitblaas en hoeken openb Luchtuitblaas gesloten, hoeken open (optionele
afsluitplaatkit vereist)c Luchtuitblaas en hoeken gesloten (optionele afsluitplaatkit
vereist)
▪ B: Minimum- en maximumafstand tot de vloer:▪ Minimum: 2,7 m om onopzettelijk aanraken te voorkomen.
▪ Maximum: Afhankelijk van de luchtuitblaasrichtingen en decapaciteitsklasse. Controleer ook of de lokale instelling"Plafondhoogte" juist is ingesteld. Zie "7.1 Lokaleinstelling" [4 19].
Als deluchtuitblaasrichting…
Dan BFCAG35~71 FCAG100~140
Rondom ≤3,5 m ≤4,2 m4-wegs(a) ≤4,0 m ≤4,5 m3-wegs(a) ≤3,5 m ≤4,2 m
(a) Optionele afsluitplaatkit vereist
5.3 De koelmiddelleidingenvoorbereiden
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen
INFORMATIELees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten inhoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
6 Installatie
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
OPMERKINGDe leidingen en andere drukvoerende delen moetengeschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuurgedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voorkoelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens defabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 mbedragen.
Diameter koelmiddelleidingenGebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen op debuitenunits:
Model L1 vloeistofleiding L1 gasleidingFCAG35 Ø6,4 Ø9,5FCAG50~60 Ø6,4 Ø12,7FCAG71~140 Ø9,5 Ø15,9
Materiaal koelmiddelleidingen▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter(Ø)
Hardingsgraad Dikte (t)(a)
6,4 mm (1/4") Gegloeid (O) ≥0,8 mmt
Ø
9,5 mm (3/8")12,7 mm (1/2")15,9 mm (5/8")
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en demaximale bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op hetnaamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingenvereist.
5.3.2 De koelleidingen isoleren▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Omgevingstemperatuur
Vochtigheid Minimumdikte
≤30°C 75% tot 80% RV 15 mm>30°C ≥80% RV 20 mm
5.4 De elektrische bedradingvoorbereiden
5.4.1 Over het voorbereiden van de elektrischebedrading
INFORMATIELees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten inhoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET viaeen nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of deaarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kanelektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,zodat deze NIET in contact kan komen met scherperanden of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochtengeleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingenvan een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen vooroververhitting of elektrische schokken of brandveroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdatdeze unit een inverter bevat. Eenfasecompensatiecondensator vermindert de prestatiesen kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldendewetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigdebedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alleelektrische constructies MOETEN voldoen aan degeldende wetgeving.
WAARSCHUWINGGebruik ALTIJD een meeraderige kabel alsstroomtoevoerkabel.
6 Installatie
6.1 Overzicht: InstallatieIn dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen enweten om het systeem te installeren.
Typische werkstroomEen typische installatie bestaat uit de volgende stappen:1 De buitenunit monteren.2 De binnenunit (+ sierpaneel) monteren.3 De koelmiddelleiding aansluiten.4 De koelmiddelleiding controleren.5 Koelmiddel bijvullen.6 De elektrische bedrading aansluiten.7 De installatie van de buitenunit voltooien.8 De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIEIn dit hoofdstuk worden alleen de instructies voor installatiespecifiek voor de binnenunit beschreven. Voor de overigeinstructies, zie:
▪ De montagehandleiding van de buitenunit
▪ De montagehandleiding van de gebruikersinterface
▪ De montagehandleiding van het sierpaneel
6 Installatie
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
OPMERKINGNa de installatie van het sierpaneel:
▪ Controleer dat de unit en het sierpaneel goedaansluiten. Mogelijk gevolg: Anders kan er luchtlekken en dauwvorming veroorzaken.
▪ Zorg ervoor dat er geen olie achterblijft op de plasticonderdelen van het sierpaneel. Mogelijk gevolg:Aantasten en beschadigen van plastic onderdelen.
6.2 De binnenunit monteren
6.2.1 Voorzorgen bij het monteren van debinnenunit
INFORMATIELees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in devolgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot deveiligheid
▪ Voorbereiding
6.2.2 Richtlijnen bij de installatie van debinnenunit
INFORMATIEOptionele apparatuur. Lees ook de installatiehandleidingvan de optionele apparatuur bij de installatie hiervan.Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse, kan hetgemakkelijker zijn om eerst de optionele apparatuur teinstalleren.
▪ In het geval van installatie met kit voor invoer van verselucht. Installeer de kit voor aanvoer van verse lucht altijd vóór ude unit installeert.
▪ Sierpaneel. Installeer het sierpaneel altijd nadat u de unit hebtgeïnstalleerd.
▪ Sterkte van het plafond. Controleer of het plafond sterk genoegis om het gewicht van de unit te kunnen dragen. Als er enig risicobestaat, versterk dan eerst het plafond en installeer dan pas deunit.
▪ Gebruik bij een bestaand plafond ankers.
▪ Gebruik bij een nieuw plafond verzonken inzetstukken,verzonken ankers of andere lokaal voorziene onderdelen.
A
cb
de
a
A 50~100 mm: In het geval van installatie met standaardpaneel100~150 mm: In het geval van installatie met kit voorinvoer van verse lucht of design paneel130~180 mm: In het geval van installatie met zelfreinigendsierpaneel
a Plafondtegelb Ankerc Lange moer of koppelingsschroefd Ophangboute Verlaagd plafond
▪ Ophangbouten. Gebruik M8~M10 ophangbouten voor demontage. Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout.Bevestig de bout goed met een moer en vulring aan de boven- enonderzijde van de ophangbeugel.
(mm)
780
710
a1b
ba2
c
4×
a1 Moer (lokaal te voorzien)a2 Dubbele moer (niet meegeleverd)b Pakkingring (accessoires)c Ophangbeugel (bevestigd aan de unit)
▪ Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking).Gebruik het schemablad om de juiste horizontale positie tebepalen. U vindt hierop de nodige afmetingen en middelpunten. Ukunt het schemablad op de unit bevestigen.
a cb d
a Midden van de unitb Midden van de plafondopeningc Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking)d Schroeven (accessoires)
▪ Plafondopening en unit:▪ Controleer of de plafondopening binnen de volgende limieten
valt:
Minimum: 860 mm zodat de unit erin past.
Maximum: 910 mm zodat het sierpaneel voldoende overlaptmet het verlaagd plafond. Als de plafondopening groter is, moetu extra plafondmateriaal aanbrengen.
▪ Controleer of de unit en de ophangbeugels in het midden vande plafondopening hangen.
(mm)
710
840
860~910
950
cdef
780
840
860~
910
950
c d e f
a
b
a Afvoerleidingenb Koelmiddelleidingc Afstand ophangbeugel (ophanging)d Unite Plafondopeningf Sierpaneel
6 Installatie
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
Voorbeeld Als A DanB C
A
CB
860 mm 10 mm 45 mm910 mm 35 mm 20 mm
A PlafondopeningB Afstand tussen de unit en de plafondopeningC Overlapping tussen het sierpaneel en het verlaagd plafond
▪ Installatiegids. Gebruik de installatiegids om de juiste verticalepositie te bepalen.
2
1
2
12
1 2
1
A B
11
2
Ca b c
2
12
D
A In het geval van installatie met standaard sierpaneelB In het geval van installatie met kit voor invoer van verse
luchtC In het geval van installatie met zelfreinigend sierpaneelD In het geval van installatie met design sierpaneela Verlaagd plafondb Installatiegids (accessoire)c Unit
▪ Waterpas. Controleer met behulp van een waterpas of een plasticbuis met water of de unit op alle 4 hoeken waterpas staat.
c
bbaa Waterpasb Plastic buisc Waterpas
OPMERKINGInstalleer de unit NIET scheef. Mogelijk gevolg: Als deunit tegen de richting van de condenswaterstroom inscheef hangt (de kant van de afvoerleidingen hangt hoger),kan de werking van de vlotterschakelaar verstoord rakenen kan er water gaan lekken.
6.2.3 Richtlijnen bij de installatie van deafvoerleiding
Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd. Ditomvat:
▪ Algemene richtlijnen
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit
▪ Controleren op waterlekken
Algemene richtlijnen▪ Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk.
▪ Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan deverbindingsleiding zijn (plastic buis met een nominale diametervan 25 mm en buitendiameter van 32 mm).
▪ Helling. De afvoerleiding moet afhellen (minstens 1/100) om tevoorkomen dat er lucht in de leiding blijft zitten. Gebruikhangstaven zoals afgebeeld.
1~1.5 m a
a OphangstaafO ToegelatenX Niet toegelaten
▪ Stijgleiding. Indien nodig kunt u een stijgleiding installeren om ineen helling te voorzien.
▪ Helling afvoerslang: 0~75 mm om belasting op de leiding enluchtbellen te voorkomen.
▪ Stijgleiding: ≤300 mm van de unit, ≤675 mm loodrecht op deunit.
≤675
≤300
0~75
1000~1500
(mm)
ba
b ca dda Metalen klem (accessoire)b Afvoerslang (accessoire)c Stijgende afvoerleiding (plastic buis met een nominale
diameter van 25 mm een buitendiameter van 32 mm)(lokaal te voorzien)
d Ophangstaven (lokaal te voorzien)
▪ Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer devolledige afvoerleiding in het gebouw.
▪ Afvoerleidingen combineren. Afvoerleidingen kunnen wordengecombineerd. Gebruik afvoerleidingen en T-stukken met dejuiste diameter voor de werkingscapaciteit van de units.
≥100
≤675
(mm)
a
a T-stuk
Afvoerleiding aansluiten op de binnenunit
OPMERKINGEen slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekkenveroorzaken en schade berokkenen aan deinstallatieruimte en de omgeving.
1 Duw de afvoerslang zo ver mogelijk over de aansluiting van deafvoerleiding.
2 Draai de metalen klem vast tot er minder dan 4 mm tussen deschroefkop en het metalen klemdeel zit.
6 Installatie
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
3 Controleer op waterlekken (zie "Controle opwaterlekken" [4 15]).
4 Installeer het isolatiedeel (afvoerleiding).
5 Draai het grote afdichtingskussen (= isolatie) rond de metalenklem en de afvoerslang, en bevestig het met kabelbinders.
6 Sluit de afvoerleiding aan op de afvoerslang.
≤4 mm
A
A'
A-A'
A
A'
f652
ce4
ba d
ba
dc 3
1
2~61
a Aansluiting afvoerleiding (bevestigd aan de unit)b Afvoerslang (accessoire)c Metalen klem (accessoire)d Groot afdichtingskussen (accessoire)e Isolatiedeel (afvoerleiding) (accessoire)f Afvoerleiding (lokaal te voorzien)
Controle op waterlekkenDe procedure verschilt afhankelijk van of de elektrische bedrading alvoltooid is of niet. Als de elektrische bedrading nog niet is voltooid,moet u de gebruikersinterface en de voeding tijdelijk aansluiten opde unit.
Als de elektrische bedrading nog niet is voltooid
1 Sluit de elektrische bedrading tijdelijk aan.
▪ Verwijder het deksel van de schakelkast (a).▪ Sluit de gebruikersinterface aan (b).▪ Sluit de voeding (1~ 220-240 V 50/60 Hz) en de aarding (c)
aan.▪ Breng het deksel van de schakelkast (a) weer aan.
b
a
c
2 Schakel de voeding IN.
3 Begin te koelen (zie "8.4 Proefdraaien" [4 21]).
4 Giet ongeveer 1 l water langzaam in de uitlaat van deluchtuitblaas en controleer op lekken.
≥100
mm
ed
c
b
a
a Plastic gieterb Serviceafvoeruitlaat (met rubberen blindprop). Gebruik
deze uitlaat voor de afvoer van water uit de lekbak.c Locatie condenswaterpompd Aansluiting afvoerleidinge Afvoerleiding
5 Schakel de voeding UIT.
6 Koppel de elektrische bedrading los.
▪ Verwijder het deksel van de schakelkast.▪ Koppel de voeding en de aarding los.▪ Koppel de gebruikersinterface los.▪ Breng het deksel van de schakelkast weer aan.
Als de elektrische bedrading al is voltooid
1 Begin te koelen (zie "8.4 Proefdraaien" [4 21]).
2 Giet ongeveer 1 l water langzaam in de uitlaat van deluchtuitblaas en controleer op lekken (zie "Als de elektrischebedrading nog niet is voltooid" [4 15]).
6.3 De koelmiddelleiding aansluiten
6.3.1 Over het aansluiten van dekoelmiddelleidingen
Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluitenControleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Typische werkstroomDe koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten
▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪ De koelmiddelleiding isoleren
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Leidinguiteinden optrompen
▪ Gebruik van de afsluiters
6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluitenvan koelmiddelleidingen
INFORMATIELees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in devolgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot deveiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
6 Installatie
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
VOORZICHTIG▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde
van de koelmiddelleiding.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze unit om zijnlevensduur te kunnen garanderen. Het droogmateriaalkan oplossen en het systeem beschadigen.
VOORZICHTIG▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde
van de koelmiddelleiding.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze R32-unit om zijnlevensduur te kunnen garanderen. Het droogmateriaalkan oplossen en het systeem beschadigen.
OPMERKINGHoud rekening met de volgende voorzorgen metbetrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan hetaangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclusvermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik uitsluitend R32 of R410A om koelmiddel bij tevullen. Zie de handleiding van de buitenunit voor het tegebruiken type koelmiddel.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleenvoor R32- of R410A-installaties bedoeld is, zodat hetde druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen(zoals minerale oliën en vocht) in het systeem kunnenterechtkomen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haarverbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningenonderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgendetabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in deleiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheenmuren schuift (zie afbeelding hieronder).
Toestel Installatieperiode Beschermingsmethode
Buitenunit >1 maand De leidingdichtknijpen
<1 maand De leidingdichtknijpen of metkleefband afdichten
Binnenunit Ongeacht de periode
INFORMATIEOpen de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer dekoelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer ukoelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluitervan het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
6.3.3 Richtlijnen bij het aansluiten vankoelmiddelleidingen
Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u leidingenaansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esteroliewanneer u een flaremoer aansluit. Draai eerst 3 of 4 toeren metde hand vast vooraleer stevig vast te draaien.
▪ Gebruik ALTIJD 2 sleutels tezamen om een flaremoer los tedraaien.
▪ Gebruik ALTIJD samen een moersleutel en een momentsleutelom deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op diemanier zal de moer niet scheuren en lekken.
a b
c
d
a Momentsleutelb Moersleutelc Leidingverbindingd Flaremoer
Leidingmaat(mm)
Aanhaalmoment (N•m)
Flareafmetingen (A) (mm)
Flarevorm(mm)
Ø6,4 15~17 8,7~9,1
R=0.4~0.8
±245°90°±2
ØAØ9,5 33~39 12,8~13,2Ø12,7 50~60 16,2~16,6Ø15,9 62~75 19,3~19,7
6.3.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingenGebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochtenmoeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mmbedragen of meer zelfs).
6.3.5 Het uiteinde van een buis verbreden
VOORZICHTIG▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas
veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruiknieuwe getrompte buizen om ervoor te zorgen dat geenkoelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werdenmeegeleverd. Andere getrompte moeren gebruiken kankoelgaslekken veroorzaken.
1 Snijd het uiteinde van de leiding af met een pijpensnijder.
2 Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naarbeneden zodat er GEEN bramen in de leiding kunnen komen.
a ba Snijd precies in rechte hoeken af.b Verwijder de bramen.
3 Verwijder de flaremoer van de afsluiter en zet de flaremoer opde leiding.
4 Verbreed de leiding. Verbreed exact op de plaats zoals getoondop de volgende afbeelding.
A
6 Installatie
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
Flaregereedschapvoor R410A of
R32(koppelingstype)
Conventioneel flaregereedschapKoppelingstype
(Ridgid-type)Vleugelmoertype
(Imperial-type)
A 0~0,5 mm 1,0~1,5 mm 1,5~2,0 mm
5 Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
a b
c
a De binnenkant van de verbreding mag GEEN gebrekenvertonen.
b Het uiteinde van de leiding MOET gelijkmatig en in eenperfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer is aangebracht.
6.3.6 De koelmiddelleidingen op binnenunitaansluiten
VOORZICHTIGInstalleer koelmiddelleidingen of componenten zo dat zeniet worden blootgesteld aan stoffen die componenten metkoelmiddel kunnen corroderen, tenzij de componentengemaakt zijn van een materiaal dat inherent bestand istegen corrosie of beschermd is tegen corrosie.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAALHet koelmiddel R32 (indien van toepassing) in deze unit isweinig ontvlambaar. Zie de handleiding van de buitenunitvoor het te gebruiken type koelmiddel.
▪ Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk.
▪ Flareverbindingen. Sluit de koelmiddelleiding metflareverbindingen aan op de unit.
▪ Isolatie. Isoleer de koelmiddelleiding op de binnenunit als volgt:A B
a dc e fb b a dc e fb b
24
3g
1 234g
AB
1
A GasleidingB Vloeistofleiding
a Isolatiemateriaal (lokaal te voorzien)b Kabelbinder (accessoire)c Isolatiedelen: Groot (gasleiding), klein (vloeistofleiding)
(accessoires)d Flaremoer (bevestigd op de unit)e Aansluiting koelmiddelleiding (bevestigd op de unit)f Unitg Afdichtingskussens: Middelgroot 1 (gasleiding),
middelgroot 2 (vloeistofleiding) (accessoires)
1 Draai de naden van de isolatiedelen naar boven.2 Bevestig ze aan de basis van de unit.3 Maak de kabelbinders vast rond de isolatiedelen.4 Draai het afdichtingskussen van de basis van de unit tot de
bovenkant van de flaremoer rond de koelmiddelleiding.
OPMERKINGZorg ervoor dat de hele koelmiddelleiding is geïsoleerd.Blote leidingen kunnen condensatie veroorzaken.
6.4 De elektrische bedradingaansluiten
6.4.1 Over het aansluiten van de elektrischebedrading
Typische werkstroomDe elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit devolgende stappen:1 Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.2 De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit.3 De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit.4 De hoofdvoeding aansluiten.
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluitenvan elektrische bedrading
INFORMATIELees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in devolgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot deveiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWINGGebruik ALTIJD een meeraderige kabel alsstroomtoevoerkabel.
WAARSCHUWINGGebruik een alpolige schakelaar met een contactscheidingvan minstens 3 mm om het contact volledig te verbrekenonder overspanningscategorie III.
WAARSCHUWINGAls het netsnoer beschadigd is, MOET de fabrikant, zijnvertegenwoordiger, zijn servicevertegenwoordiger ofgelijkaardige bevoegde personen het snoer vervangen omeen gevaarlijke situatie te voorkomen.
6.4.3 Richtlijnen voor het aansluiten van deelektrische bedrading
Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oogop het uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan hetbekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschiktwerktuig.
b aa Gevlochten geleiderb Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
6 Installatie
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
Draadtype MethodeÉénaderige draad c b
c
aa
AAA´
A´
a Éénaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitringGevlochten geleidermet rond oog
c b ba c
a
BB
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
O Toegelaten
X NIET toegelaten
AanhaalmomentenBedrading Schroefmaat Aanhaalmoment
(N•m)Kabel tussen de units(binnen↔buiten)
M4 1,18~1,44
Kabel gebruikersinterface M3,5 0,79~0,97
6.4.4 Specificaties van destandaardcomponenten van de bedrading
Onderdeel SpecificatieKabel tussen de units(binnen↔buiten)
4-aderige kabel1,5 mm2~2,5 mm2 en geschikt
voor 220~240 V
H05RN-F (60245 IEC 57)Kabel gebruikersinterface Plastic snoeren met mantel
van 0,75 tot 1,25 mm² ofkabels (2-aderige draden)
Maximum 500 m
H03VV-F (60227 IEC 52)
6.4.5 Elektrische bedrading aansluiten op debinnenunit
OPMERKING▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Voor instructies over de aansluiting van het sierpaneelen de sensorkit, zie de bji het paneel of de kitgeleverde montagehandleiding.
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodathet servicedeksel nadien weer goed kan wordenaangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moetenafzonderlijk worden gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJDop minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventueleelektrische storingen te voorkomen.
OPMERKINGZorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabelvan elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading ende voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogenNIET parallel lopen.
1 Verwijder het servicedeksel.
2 Kabel gebruikersinterface: Geleid de kabel door het frame,sluit hem aan op het klemmenblok en maak hem vast met eenkabelbinder.
3 Verbindingskabel (binnen↔buiten): Geleid de kabel door hetframe, sluit hem aan op het klemmenblok (controleer of denummers overeenstemmen met die op de buitenunit en sluit deaardingskabel aan) en maak hem vast met een kabelbinder.
4 Verdeel de kleine afdichting (accessoire) in kleinere delen endraai ze rond de kabels om te voorkomen dat er water in de unitkan. Dicht alle openingen af om te voorkomen dat kleine dierenin het systeem terechtkomen.
WAARSCHUWINGNeem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit doorkleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleinedieren die in contact komen met elektrische onderdelenkunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
5 Breng het servicedeksel weer aan.
OPMERKINGLet er bij het sluiten van het deksel op dat hetaanhaalmoment voor de schroeven ≤1,5N•m is.
▪ Paartype of multi-systeem. 1 gebruikersinterface bestuurt 1binnenunit.
1~ 50 Hz220-240 V
b
a
e1
cd
▪ Systeem voor simultane werking. 1 gebruikersinterface bestuurt2 binnenunits (binnenunits werken op dezelfde manier)
1~ 50 Hz220-240 V
b
a
e1
cd
7 Configuratie
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
▪ Groepsbesturing. 1 gebruikersinterface bestuurt tot 16binnenunits (alle binnenunits werken overeenkomstig degebruikersinterface).
1~ 50 Hz220-240 V
b
a
e1
1~ 50 Hz220-240 V
b
a
1~ 50 Hz220-240 V
b
a
cd
cd
cd
▪ Besturing met 2 gebruikersinterfaces. (2 afstandsbedieningenbesturen 1 binnenunit)
1~ 50 Hz220-240 V
b
a
e2e1
cd
a Verbindingskabelb Voedingskabelc Aardlekschakelaard Zekering
e1 Hoofdgebruikersinterfacee2 Optionele gebruikersinterface
a
(mm)
e
e
bc
10~1
5
70~9
010
~20
d
c b
10~15d
70~90
7
a Servicedeksel (met bedradingsschema op de achterkant)b Opening voor kabelsc Aansluiting verbindingskabel (inclusief aarding)d Kabelbindere Aansluiting kabel gebruikersinterface
7 Configuratie
7.1 Lokale instellingVoer de volgende lokale instellingen uit zodat ze overeenstemmenmet de echte installatie en met de behoeften van de gebruiker:
▪ Plafondhoogte
▪ Design sierpaneel (indien van toepassing)
▪ Luchtuitblaasrichting
▪ Luchtvolume bij uitgeschakelde thermostaatregeling
▪ Tijd om filter te reinigen
Instelling: PlafondhoogteDeze instelling moet overeenstemmen met de echte afstand tot devloer, capaciteitsklasse en luchtuitblaasrichtingen.
▪ Voor een 3-wegs en 4-wegs luchtuitblaas (waarvoor een optioneleafsluitplaatkit vereist is), zie de montagehandleiding van deoptionele afsluitplaatkit.
▪ Zie de tabel hieronder voor luchtuitblaas in alle richtingen.
Bij een afstand tot de vloer van (m) Dan(1)
M C1 C2≤2,7 13 (23) 0 012,7<x≤3,0 023,0<x≤3,5 03
Instelling: Type sierpaneelControleer bij de installatie of bij het vervangen door een ander typesierpaneel ALTIJD of de juiste waarden zijn ingesteld.
Als het … sierpaneel is gebruikt Dan(1)
M C1 C2Standaard of zelfreinigend 13
(23)15 01
Design 02
Instelling: LuchtuitblaasrichtingDeze instelling moet overeenstemmen met de echt gebruikteluchtuitblaasrichtingen. Raadpleeg de montagehandleiding van deoptionele afsluitplaatkit en de handleiding van degebruikersinterface.
Standaard: 01 (= luchtuitblaas in alle richtingen)
Voorbeeld:
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
a b c
a Luchtuitblaas in alle richtingenb 4-wegs luchtuitblaas (alle luchtuitblazen open, 2 hoeken
gesloten) (optionele afsluitplaatkit vereist)c 3-wegs luchtuitblaas (1 luchtuitblaas gesloten, alle hoeken
open) (optionele afsluitplaatkit vereist)
Instelling: Luchtvolume bij uitgeschakelde thermostaatregelingDeze instelling moet overeenstemmen met de behoeften van degebruiker. Zij bepaalt de ventilatorsnelheid van de binnenunit bijthermostaat UIT.
1 Als u de ventilatoren op werking hebt ingesteld, stel dan ook deluchtvolumesnelheid in:
(1) Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd:• M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit• C1: Eerste codenummer• C2: Tweede codenummer• : Standaard
8 Inbedrijfstelling
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
Als u wilt Dan(1)
Buitenunit M C1 C2Algemeen 3MXM, 4MXM,
5MXMTijdens koelen LL(2) 12
(22)6 01
Instelvolume(2) 02Tijdens verwarmen LL(2) Monitoring 1(2) 12
(22)3 01
Instelvolume(2) Monitoring 2(2) 02
Instelling: Tijd om filter te reinigenDeze instelling moet overeenstemmen met de luchtvervuiling in dekamer. Zij bepaalt het interval waarop de melding TIME TO CLEANAIR FILTER (tijd om het luchtfilter te reinigen) op degebruikersinterface verschijnt. Bij gebruik van een draadlozegebruikersinterface moet u ook het adres instellen (zie demontagehandleiding van de gebruikersinterface).
Voor een interval van…(luchtvervuiling)
Dan(1)
M C1 C2±2500 u (licht) 10 (20) 0 01±1250 u (zwaar) 02Geen aanduiding 3 02
Individuele instelling in een simultaan werkend systeemWe raden aan de slave-unit in te stellen met de optionelegebruikersinterface.
Voer de volgende stappen uit:
2 Verander het tweede codenummer in 02 voor een individueleinstelling op de slave-unit.
Als u de slave-unit wil instellen als… Dan(1)
M C1 C2Groepsinstelling 21(11) 01 01Individuele instelling 02
3 Voer de lokale instelling uit voor de master-unit.
4 Zet de hoofdschakelaar uit.
5 Maak de gebruikersinterface los van de master-unit en sluit zeaan op de slave-unit.
6 Verander naar individuele instelling.
7 Voer de lokale instelling uit voor de slave-unit.
8 Schakel de hoofdvoeding uit of, in het geval van meer slave-units, herhaal de vorige stappen voor alle slave-units.
9 Maak de gebruikersinterface los van de slave-unit en sluit zeweer aan op de master-unit.
U hoeft de gebruikersinterface niet opnieuw vanaf de master-unit tebedraden als de optionele gebruikersinterface wordt gebruikt. (Maarverwijder wel de draden die bevestigd zijn aan het klemmenbord vande gebruikersinterface op de master-unit)
1~ 50 Hz220-240 V
b
a
e1
A B
e2
cd
A Master-unitB Slave-unita Verbindingskabelb Voedingskabelc Aardlekschakelaard Zekering
e1 Hoofdgebruikersinterfacee2 Optionele gebruikersinterface
8 InbedrijfstellingOPMERKINGAlgemene checklist inbedrijfstelling. Naast deinstructies voor inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, is er eenalgemene checklist inbedrijfstelling beschikbaar op hetDaikin Business Portal (authenticatie vereist).
De algemene checklist inbedrijfstelling vormt eenaanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan wordengebruikt als richtlijn en als basis voor de rapporteringtijdens de inbedrijfstelling en bij overhandiging aan degebruiker.
8.1 Overzicht: InbedrijfstellingIn dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moetweten om het systeem na de installatie in gebruik te stellen.
Typische werkstroomHet in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.2 Het systeem testen.
(1) Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd:• M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit• C1: Eerste codenummer• C2: Tweede codenummer• : Standaard
(2) Ventilatorsnelheid:• LL: Lage ventilatorsnelheid• Instelvolume: De ventilatorsnelheid komt overeen met de door de gebruiker met de ventilatorsnelheidsknop op de gebruikersinterface
ingestelde snelheid (laag, middelmatig, hoog).• Monitoring 1, 2: De ventilator staat UIT, maar draait om de 6 minuten even met lage ventilatorsnelheid (1) of instelvolume (2) om de
kamertemperatuur te detecteren.
8 Inbedrijfstelling
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij deinbedrijfstelling
INFORMATIEGedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan hetnodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeldop het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordtveroorzaakt door de compressor, die een continue looptijdvan 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking enstabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKINGVooraleer het systeem te starten MOET de unit minstens6 uur onder spanning staan om te voorkomen dat decompressor schade oploopt bij het opstarten.
OPMERKINGLaat de unit ALTIJD draaien met thermistoren en/ofdruksensoren/-schakelaars. Anders kan er brand in decompressor ontstaan.
OPMERKINGWerk de koelmiddelleiding van de unit ALTIJD volledig afvoordat u de unit gebruikt. Anders raakt de compressordefect.
OPMERKINGKoelstand. Laat het systeem proefdraaien in de koelstandom afsluiters die niet openen te detecteren. Zelfs als degebruikersinterface was ingesteld op verwarmen, werkt deunit gedurende 2‑3 minuten in de koelstand (terwijl hetverwarmingssymbool op de gebruikersinterface staat),waarna zij automatisch overschakelt naar deverwarmingsstand.
OPMERKINGAls u de unit niet kunt laten proefdraaien, zie"8.5 Foutcodes bij het proefdraaien" [4 22].
WAARSCHUWINGAls de panelen van de binnenunits nog niet geïnstalleerdzijn, moet u de voeding na het proefdraaien uitschakelen.Schakel hiervoor het systeem UIT via degebruikersinterface. Leg de unit NIET stil met destroomonderbrekers.
8.3 Checklist voor de inbedrijfstellingControleer na de installatie van de unit eerst de hierna vermeldepunten. Sluit de unit nadat alle controles zijn uitgevoerd. Start de unitnadat u ze gesloten hebt.
U leest de volledige installatie-instructies, zoalsbeschreven in de uitgebreide handleiding voor deinstallateur.De binnenunits zijn goed geïnstalleerd.
Bij gebruik van een draadloze gebruikersinterface: Hetsierpaneel van de binnenunit met infrarood ontvanger isgeïnstalleerd.De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Er zijn GEEN ontbrekende fasen of omgekeerde fasen.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en deaardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijnovereenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIEToverbrugd.De voedingsspanning komt overeen met de spanning ophet identificatieplaatje van de unit.Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen ofbeschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.De isolatieweerstand van de compressor is OK.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen dietegen de binnenkant van de binnen- of buitenunit gedruktworden.Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingenzijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staanvolledig open.
8.4 ProefdraaienDeze taak is alleen van toepassing bij gebruik van degebruikersinterface BRC1E52 of BRC1E53. Zie demontagehandleiding of servicehandleiding van degebruikersinterface wanneer een andere gebruikersinterface wordtgebruikt.
OPMERKINGOnderbreek het proefdraaien niet.
INFORMATIEAchtergrondverlichting. Om de unit met degebruikersinterface IN/UIT te schakelen, moet deachtergrondverlichting niet branden. Voor alle andereacties moet ze wel ingeschakeld zijn. Deachtergrondverlichting brandt ±30 seconden wanneer u opeen knop drukt.
1 Voer de voorbereidende stappen uit.
# Actie1 Verwijder het deksel en draai de klep met een
zeskantsleutel volledig linksom om de vloeistofafsluiteren de gasafsluiter te openen.
2 Sluit het servicedeksel om elektrische schokken tevoorkomen.
3 Schakel de unit minstens 6 uur vóór gebruik IN; dit omde compressor te beschermen.
4 Zet de unit in de koelstand op de gebruikersinterface.
2 Begin het proefdraaien
# Actie Resultaat1 Ga naar het thuismenu.
Koelen Instellen
28°C
2 Druk minstens4 seconden.
Het menu Serviceinstelling lokaal wordtweergegeven.
9 Aan de gebruiker overhandigen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
# Actie Resultaat3 Selecteer Test werking.
Terug Instelling
Service instelling lokaal 1/3Test werkingContact OnderhoudLokale instellingenVraagMinimaal verschil setpointGroepsadres
4 Druk. Test werking wordtweergegeven in hetthuismenu.
Koelen
Terug InstellingTest werking
5 Druk binnen de10 seconden.
Het proefdraaien begint.
3 Controleer de werking gedurende 3 minuten.
4 Controleer de werking van de luchtstroomrichting (alleen voorbinnenunits met draaikleppen).
# Actie Resultaat1 Druk.
Terug InstellingTerug Instelling
Luchtdebiet/richting
Snelheid RichtingPositie 0Laag
2 Selecteer Positie 0.
Terug InstellingTerug Instelling
Luchtdebiet/richting
Snelheid RichtingLaag Positie 0
3 Verander de stand. Als de luchtstroomklep vande binnenunit beweegt,werkt alles zoals het moet.
Anders is het niet in orde.4 Druk. Het thuismenu wordt
weergegeven.
5 Stop het proefdraaien.
# Actie Resultaat1 Druk minstens
4 seconden.Het menu Serviceinstelling lokaal wordtweergegeven.
2 Selecteer Test werking.
Terug Instelling
Service instelling lokaal 1/3Test werkingContact OnderhoudLokale instellingenVraagMinimaal verschil setpointGroepsadres
3 Druk. De unit werkt weernormaal, en het thuismenuwordt weergegeven.
8.5 Foutcodes bij het proefdraaienAls de buitenunit NIET juist is geïnstalleerd, kunnen de volgendefoutcodes verschijnen op de gebruikersinterface:
Foutcode Mogelijke oorzaakNiets weergegeven
(de momenteelingestelde temperatuurwordt nietweergegeven)
▪ Losse of verkeerde bedrading (tussenvoeding en buitenunit, tussen buitenuniten binnenunits, tussen binnenunit engebruikersinterface).
▪ De zekering op de printplaat van debuitenunit of binnenunit is doorgebrand.
E3, E4 of L8 ▪ De afsluiters zijn dicht.
▪ De luchtinlaat of luchtuitlaat isgeblokkeerd.
E7 Ontbrekende fase bij driefasige voedingen.
Let op: Het toestel kan niet wordengebruikt. Schakel het toestel UIT,controleer de bedrading opnieuw enverwissel twee van de drie elektrischedraden.
L4 De luchtinlaat of luchtuitlaat is geblokkeerd.U0 De afsluiters zijn dicht.U2 ▪ Spanningsonbalans.
▪ Ontbrekende fase bij driefasigevoedingen. Let op: Het toestel kan nietworden gebruikt. Schakel het toestel UIT,controleer de bedrading opnieuw enverwissel twee van de drie elektrischedraden.
U4 of UF De aftakbedrading tussen de units is nietjuist.
UA De buitenunit en binnenunit zijn nietcompatibel.
9 Aan de gebruikeroverhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juistemanier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goedbegrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft envraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnenraadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledigedocumentatie kan vinden op de eerder in deze handleidingbeschreven URL.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier tebedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich eenprobleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
10 Als afval verwijderenOPMERKINGProbeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: hetontmantelen van het systeem en het behandelen van hetkoelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETENconform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.De units MOETEN voor hergebruik, recyclage enterugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijfworden behandeld.
11 Technische gegevens
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
11 Technische gegevens▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar ophet Daikin Business Portal (authenticatie vereist).
11.1 Schema van de leidingen:Binnenunit
b
a
c
a Aansluiting vloeistofleidingb Aansluiting gasleidingc Warmtewisselaar
11.2 Bedradingsschema
11.2.1 Legende eengemaakt bedradingsschemaVoor gebruikte onderdelen en nummering, zie hetbedradingsschema op de unit. De onderdelen zijn genummerd metArabische cijfers in oplopende volgorde en wordt in het overzichthieronder aangegeven door "*" in de onderdeelcode.
Symbool Betekenis Symbool BetekenisOnderbreker Aarding
Verbinding Beschermendeaarding (schroef)
, Connector A Gelijkrichter
Aarde Relaisconnector
Lokale bedrading Kortsluitconnector
Zekering Aansluitklem
INDOOR
Binnenunit Klemmenstrook
OUTDOOR
Buitenunit Kabelklem
Symbool Kleur Symbool KleurBLK Zwart ORG OranjeBLU Blauw PNK RozeBRN Bruin PRP, PPL PaarsGRN Groen RED RoodGRY Grijs WHT Wit
YLW Geel
Symbool BetekenisA*P PrintplaatBS* Drukknop aan/uit,
bedrijfsschakelaarBZ, H*C ZoemerC* CondensatorAC*, CN*, E*, HA*, HE*, HL*,HN*, HR*, MR*_A, MR*_B, S*, U,V, W, X*A, K*R_*
Aansluiting, connector
D*, V*D DiodeDB* DiodebrugDS* DIP-schakelaarE*H VerwarmingFU*, F*U, (voor kenmerken, zieprintplaat in uw unit)
Zekering
FG* Connector (randaarding)
Symbool BetekenisH* HarnasH*P, LED*, V*L Controlelamp, ledHAP Led (servicemonitor groen)HIGH VOLTAGE HoogspanningIES Intelligent eye sensorIPM* Intelligente voedingsmoduleK*R, KCR, KFR, KHuR, K*M MagneetrelaisL Onder spanningL* SpoelL*R ReactievatM* StappenmotorM*C CompressormotorM*F VentilatormotorM*P AfvoerpompmotorM*S DraaimotorMR*, MRCW*, MRM*, MRN* MagneetrelaisN Neutraaln=*, N=* Aantal doorgangen door
ferrietkernPAM PulsamplitudemodulatiePCB* PrintplaatPM* VoedingsmodulePS SchakelvoedingPTC* PTC-thermistorQ* Bipolaire transistor met
geïsoleerde poort (IGBT)Q*DI AardlekschakelaarQ*L OverbelastingsbeveiligingQ*M Thermische schakelaarR* WeerstandR*T ThermistorRC OntvangerS*C LimietschakelaarS*L VlotterschakelaarS*NPH Druksensor (hoog)S*NPL Druksensor (laag)S*PH, HPS* Drukschakelaar (hoog)S*PL Drukschakelaar (laag)S*T ThermostaatS*RH Vochtigheidssensor
12 Over het systeem
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
Symbool BetekenisS*W, SW* BedrijfsschakelaarSA*, F1S SpanningsbeveiligingSR*, WLU SignaalontvangerSS* KeuzeschakelaarSHEET METAL Klemmenstrook vaste plaatT*R TransformatorTC, TRC ZenderV*, R*V VaristorV*R DiodebrugWRC Draadloze afstandsbedieningX* AansluitklemX*M Klemmenstrook (blok)
Symbool BetekenisY*E Spoel elektronische expansieklepY*R, Y*S Spoel elektromagnetische
omkeerklepZ*C FerrietkernZF, Z*F RuisfilterA*P PrintplaatBS* Drukknop aan/uit,
bedrijfsschakelaarBZ, H*C ZoemerC* CondensatorAC*, CN*, E*, HA*, HE*, HL*,HN*, HR*, MR*_A, MR*_B, S*, U,V, W, X*A, K*R_*
Aansluiting, connector
Voor de gebruiker
12 Over het systeemDe binnenunit van deze split-systeemairconditioner kan wordengebruikt voor toepassingen met verwarmen/koelen.
OPMERKINGGebruik het systeem NIET voor andere doeleinden.Gebruik de unit NIET voor het koelen van precisie-instrumenten, voedsel, planten, dieren of kunstwerken, omte voorkomen dat de kwaliteit ervan wordt aangetast.
OPMERKINGVoor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voorlatere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data enmoet worden geraadpleegd. Neem contact op met uwinstallateur voor meer informatie en professioneel advies.
12.1 Systeemlay-outa
b
c
de
if
g
h
a Binnenunitb Buitenunitc Gebruikersinterfaced Aangezogen luchte Uitgeblazen luchtf Koelmiddelleiding + verbindingskabelg Afvoerleidingh Aardingsbedrading
i Luchtaanzuigfilter en luchtfilter
12.2 Informatievereisten voorventilator-convectoren
Item Symbool Waarde
Unit
Koelcapaciteit (voelbaar) Prated,c A kWKoelcapaciteit (latent) Prated,c B kWVerwarmingscapaciteit Prated,h C kWTotaal elektrisch opgenomenvermogen
Pelec D kW
Geluidsvermogensniveau (persnelheidsinstelling, indien vantoepassing)
LWA E dB
Contactdetails:
DAIKIN INDUSTRIES CZECH REPUBLIC s.r.o. U Nové Hospody1/1155, 301 00 Plzeň Skvrňany, Czech Republic
A B C D EFCAG125 8,71 3,39 13,50 0,17 58FCAG140 8,68 4,72 15,50 0,17 58
13 GebruikersinterfaceVOORZICHTIG▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan.
▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelenin het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemenmet het toestel veroorzaken. Neem contact op met uwdealer voor controle en afstelling van de interne delen.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van debelangrijkste functies van het systeem.
Voor meer informatie over de gebruikersinterface, zie degebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde gebruikersinterface.
14 Voor het gebruik
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
14 Voor het gebruikWAARSCHUWINGDeze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWINGControleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werdgeïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIGLangdurige blootstelling van uw lichaam aan deluchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIGZorg voor een goede verluchting van de ruimte als samenmet het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt;dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIGGebruik het systeem NIET wanneer een rookvormiginsecticide in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden dechemische stoffen zich in de unit kunnen ophopen, metgevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoeligzijn voor chemische stoffen.
OPMERKINGSchakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om decarterverwarming van stroom te voorzien en decompressor te beschermen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen metstandaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op metuw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt metuw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie isuitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden:
▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht).
▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).
15 Bediening
15.1 WerkingsgebiedGebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- envochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking teverzekeren.
In combinatie met R410A-buitenunitsBuitenunits Koelen Verwarmen
RR71~125 –15~46°C drogebol
—
12~28°C natte bol —
RQ71~125 –5~46°C droge bol –10~15°C natte bol
12~28°C natte bol 10~27°C droge bol
RXS35~60 –10~46°C drogebol
–15~18°C natte bol
14~28°C natte bol 10~30°C droge bol
3MXS40~68
4MXS68~80
5MXS90
–10~46°C drogebol
–15~18°C natte bol
14~28°C natte bol 10~30°C droge bol
In combinatie met R410A-buitenunitsBuitenunits Koelen Verwarmen
RZQG71~140 –15~50°C drogebol
–20~15,5°C nattebol
12~28°C natte bol 10~27°C droge bol
RZQSG71~140 –15~46°C drogebol
–15~15,5°C nattebol
14~28°C natte bol 10~27°C droge bol
RZQ200~250 –5~46°C droge bol –15~15°C natte bol
14~28°C natte bol 10~27°C droge bol
AZQS71 –15~46°C drogebol
–15~15,5°C nattebol
14~28°C natte bol 10~27°C droge bol
AZQS100~140 –5~46°C droge bol –15~15,5°C nattebol
14~28°C natte bol 10~27°C droge bol
Binnenvochtigheid ≤80%(a) Binnenvochtigheid
In combinatie met R32-buitenunitsBuitenunits Koelen Verwarmen
RXM35~60 –10~46°C drogebol
–15~24°C droge bol
–15~18°C natte bol14~28°C droge bol 10~30°C droge bol
3MXM40~68
4MXM68~80
5MXM90
–10~46°C drogebol
–15~24°C droge bol
–15~18°C natte bol18~37°C droge bol
14~28°C natte bol
10~30°C droge bol
RZAG35~60 –20~52°C drogebol
–20~24°C droge bol
–21~18°C natte bol17~38°C droge bol
12~28°C natte bol
10~27°C droge bol
RZAG71~140 –20~52°C drogebol
–20~24°C droge bol
–20~18°C natte bol17~38°C droge bol
12~28°C natte bol
10~27°C droge bol
RZASG71~140 –15~46°C drogebol
–15~21°C droge bol
–15~15,5°C nattebol
20~38°C droge bol
14~28°C natte bol
10~27°C droge bol
AZAS71~140 –5~46°C droge bol –15~21°C droge bol
–15~15,5°C nattebol
20~38°C droge bol
14~28°C natte bol
10~27°C droge bol
Binnenvochtigheid ≤80%(a)
Symbool VerklaringBuitentemperatuur
Binnentemperatuur
15 Bediening
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en wateruit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheidbuiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerdworden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
15.2 Gebruik van het systeem
15.2.1 Over het gebruik van het systeem▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordtingeschakeld.
15.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventilerenen automatische werking
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan dekamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit isechter geen storing.
15.2.3 Over verwarmenHet kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereiktvoor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat deverwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
OntdooienBij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde warmtewisselaar vande buitenunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energiekan worden overgebracht naar de warmtewisselaar van debuitenunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moetontdooien om het ijs van de spiraal van de buitenunit te kunnenverwijderen. Tijdens het ontdooien neemt de verwarmingscapaciteitaan de binnenunitzijde tijdelijk af tot het ontdooien beëindigd is. Nahet ontdooien krijgt de unit weer haar volledigeverwarmingscapaciteit.
De ventilator van de binnenunit wordt stilgelegd, dekoelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouwwordt gebruikt om de warmtewisselaar van de buitenunit teontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met op het display vande binnenunit.
Warme startOm te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uiteen binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilatorautomatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterfacewordt aangegeven. Het kan even duren voordat deventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
INFORMATIE▪ De verwarmingscapaciteit neemt af wanneer de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dat geval eenander verwarmingstoestel in combinatie met de unit.(Wanneer u een toestel met een open vlam gebruikt,moet u de kamer constant verluchten). Plaats geenapparatuur met een open vlam op plaatsen dieblootgesteld zijn aan de luchtstroom van de unit ofonder de unit.
▪ Het duurt even voordat de kamer is opgewarmd nadatu de unit hebt gestart, aangezien de unit de volledigekamer verwarmt met een warmeluchtcirculatiesysteem.
▪ Als de warme lucht naar het plafond stijgt, en de luchtboven de vloer koud blijft, raden wij aan de circulator tegebruiken (= binnenventilator voor het circuleren vanlucht). Neem contact op met uw dealer voor meerinformatie.
15.2.4 Gebruik van het systeem1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen
Verwarmen
Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken.
15.3 Gebruik van hetontvochtigingsprogramma
15.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling(minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en deventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met degebruikersinterface).
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur(<20°C).
15.3.2 Gebruik van hetontvochtigingsprogramma
Starten1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint tewerken.
Stoppen3 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKINGSchakel de voeding niet meteen uit nadat de unit isgestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
15.4 Luchtstroomrichting instellenRaadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
16 Energie besparen en optimale werking
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
15.4.1 Over de luchtstroomklepDubbelstroomunits+multi-stroomunits
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd dooreen microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op hetdisplay.
Koelen Verwarmen▪ Wanneer de
kamertemperatuur lager is dande ingestelde temperatuur.
▪ Bij het starten.
▪ Als de kamertemperatuurhoger is dan de ingesteldetemperatuur.
▪ Bij het ontdooien.▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting.
▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij hetkoelen met een aan het plafond opgehangen of aan de wandbevestigde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichtingsturen, en verandert ook de aanduiding op degebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van devolgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld.
▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische en gewenste stand .
WAARSCHUWINGRaak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijlde draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemdgeraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.(alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek,plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontalestand . Anders kan er zich vocht of stof gaanafzetten op het plafond of op de klep.
15.5 Luchtstroom met actieve circulatieGebruik luchtstroom met actieve circulatie om de kamer sneller teverwarmen of te koelen.
15.5.1 Luchtstroom met actieve circulatie starten1 Stel de luchtstroom met actieve circulatie in
1 Ga naar het thuisscherm.Cool Set to
28°C
2 Druk.
Return Setting
Main Menu 1/2Circulation AirflowIndividual Air DirectionEnergy Saving OptionsScheduleMaintenance InformationConfiguration
3 Selecteer "Ciculationairflow" (luchtstroom metcirculatie)
Return Setting
Main Menu 1/2Circulation AirflowIndividual Air DirectionEnergy Saving OptionsScheduleMaintenance InformationConfiguration
4 Kies "enable" (aan) enbevestig.
Return SettingReturn Setting
Circulation Air�ow
Enable/Disable
Enable
5 Bevestig de instelling.
Return SettingReturn Setting
Circulation Air�ow
Save the settings?
Yes No
6 Ga naar het thuisscherm.Cool Set to
28°C
7 Controleer of "Air Volume/direction" (luchtvolume/-richting) op automatisch isingesteld. Zo niet, stel hetdan in op automatisch. Return SettingReturn Setting
Air Volume/direction
Air Volume DirectionAuto Auto
2 Schakel de unit in met de gebruikersinterface.
16 Energie besparen en optimalewerking
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor eenoptimale werking van het systeem te zorgen.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op deaanwezige personen wordt geblazen.
▪ Pas de kamertemperatuur aan voor een aangename omgeving.Voorkom te sterk verwarmen of koelen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulpvan gordijnen of jaloezieën.
▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voorverluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen openblijven, zal er lucht uit de kamer stromen, met een kleiner koel- ofverwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm NIET te sterk. Om zuinig om te gaan met energiehoudt u de temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats NOOIT voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaatvan de unit. Anders kan het verwarmings-/koeleffect afnemen ofhet systeem uitgeschakeld worden.
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unitgedurende langere tijd NIET zal worden gebruikt. Zolang dehoofdvoedingsschakelaar niet uitgeschakeld is, verbruikt de unitstroom. Zet de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aanalvorens de unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werkingte garanderen.
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laatu de filters door een erkend servicetechnicus schoonmaken (zie"17.2.1 Luchtfilter reinigen" [4 28]).
▪ Houd de binnenunit en de gebruikersinterface op minstens 1 mvan televisie-, radio-, stereotoestellen of dergelijke. Anders zijnstatische storingen of vervormde beelden mogelijk.
▪ Plaats GEEN voorwerpen onder de binnenunit; anders kunnen zeschade oplopen door water.
17 Onderhoud en service
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaatverstopt is, kan condensvorming optreden.
17 Onderhoud en service
17.1 Voorzorgsmaatregelen vooronderhoud en service
VOORZICHTIG: Kijk uit voor de ventilator!De unit inspecteren met een draaiende ventilator isgevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorensonderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIGSteek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in deluchtinlaat of -uitlaat. Wanneer de ventilator met hogesnelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
OPMERKINGVoer nooit zelf een inspectie van ofservicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier eenerkend servicetechnicus voor. Als eindgebruiker mag u welhet luchtfilter, het aanzuigrooster, de luchtuitblaas en debuitenpanelen reinigen.
WAARSCHUWINGVervang nooit een zekering door een zekering met eenandere waarde of andere draden als een zekering isdoorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraadkan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIGControleer na langdurig gebruik of de staander enbevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt deunit te vallen en letsel te veroorzaken.
OPMERKINGVeeg het bedieningspaneel van de controller NIET af metbenzine, thinner, reinigingsdoeken met chemischeproducten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coatingkan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuildbedieningspaneel een doek in met water verdund neutraaldetergent, wring de doek goed uit en veeg er dan hetpaneel mee schoon. Veeg het daarna af met een anderedroge doek.
VOORZICHTIGSchakel de voeding volledig uit voordat u de klemmenaanraakt.
OPMERKINGVergeet voor het schoonmaken van de warmtewisselaarniet de schakelkast, ventilatormotor, afvoerpomp envlotterschakelaar te verwijderen. De isolatie van deelektronische componenten kan door water ofschoonmaakmiddel worden aangetast, waardoor dezecomponenten kunnen doorbranden.
17.2 Luchtfilter, aanzuigrooster,luchtuitblaas en buitenpanelenreinigen
VOORZICHTIGSchakel de unit uit alvorens het luchtfilter, hetaanzuigrooster, de luchtuitblaas en de buitenpanelen tereinigen.
17.2.1 Luchtfilter reinigenWanneer het luchtfilter reinigen:▪ Vuistregel: Eens om de 6 maand reinigen. Reinig vaker als de
lucht in de kamer heel sterk vervuild is.
▪ Afhankelijk van de instellingen, kan op de gebruikersinterface deaanduiding "TIME TO CLEAN AIR FILTER" (tijd om het luchtfilterte reinigen) verschijnen. Reinig het luchtfilter wanneer deaanduiding op het scherm verschijnt.
▪ Als het vuil niet meer verwijderd kan worden, moet u het luchtfiltervervangen (= optionele uitrusting).
Luchtfilter reinigen:
OPMERKINGGebruik GEEN water van 50°C of warmer. Mogelijkgevolg: Verkleuring en vervorming.
1 Open het aanzuigrooster.
Standaard paneel:
1
Design paneel:
1
1
2
2
2 Verwijder het luchtfilter.
Standaard paneel:
1
23
Design paneel:
1
23
17 Onderhoud en service
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
3 Reinig het luchtfilter. Gebruik een stofzuiger of was hetluchtfilter met water. Als het filter heel vuil is, gebruik dan eenzachte borstel en een mild schoonmaakmiddel.
4 Laat het luchtfilter drogen in de schaduw.
5 Plaats het luchtfilter terug en sluit het aanzuigrooster.
6 Schakel de voeding IN.
7 Druk op de knop FILTER SIGN RESET.
Gevolg: De aanduiding TIME TO CLEAN AIR FILTERverdwijnt van de gebruikersinterface.
17.2.2 Aanzuigrooster reinigen
OPMERKINGGebruik GEEN water van 50°C of warmer. Mogelijkgevolg: Verkleuring en vervorming.
1 Open het aanzuigrooster.
Standaard paneel:
1
Design paneel:
1
1
2
2
2 Verwijder het aanzuigrooster.
Standaard paneel:
45°
1 2
Design paneel:
1
2
3 Verwijder het luchtfilter.
1
23
4 Reinig het aanzuigrooster. Was het met een zachte borstel enwater of een neutraal reinigingsmiddel. Als het aanzuigroostererg vuil is, laat dan gedurende 10 minuten een typischekeukenreiniger inwerken op het rooster, en was het dan metwater.
5 Plaats het luchtfilter en het aanzuigrooster terug en sluit hetaanzuigrooster.
17.2.3 Luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen
WAARSCHUWINGLaat de binnenunit NIET nat worden. Mogelijk gevolg:Elektrische schokken of brand.
OPMERKING▪ Gebruik GEEN benzine, benzeen, verdunner,
schuurpoeder of vloeibaar insecticide. Mogelijkgevolg: Verkleuring en vervorming.
▪ Gebruik GEEN water of lucht van 50°C of warmer.Mogelijk gevolg: Verkleuring en vervorming.
▪ Schrob NIET te hard wanneer u de lamel wast metwater. Mogelijk gevolg: Anders kan de coating erafkomen.
Reinig ze met een zachte doek. Als sommige vlekken moeilijk teverwijderen zijn, gebruik dan water of een neutraalschoonmaakmiddel.
17.3 Onderhoud na een lange periodevan stilstand
Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen.
▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningenvan de binnen- en buitenunits zou kunnen blokkeren.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits (zie"17.2.1 Luchtfilter reinigen" [4 28] en "17.2.3 Luchtuitblaas enbuitenpanelen reinigen" [4 29]).
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,dit om een vlotte werking te verzekeren. Zodra de voeding wordtingeschakeld, verschijnt het displays van de gebruikersinterface.
17.4 Onderhoud voor een lange periodevan stilstand
Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen.
▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de standalleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie"15.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren enautomatische werking" [4 26] voor meer informatie over de standalleen ventileren.
▪ Schakel de voeding uit. Het display van de gebruikersinterfacegaat uit.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits (zie"17.2.1 Luchtfilter reinigen" [4 28] en "17.2.3 Luchtuitblaas enbuitenpanelen reinigen" [4 29]).
17 Onderhoud en service
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
17.5 Over het koelmiddelDit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassenNIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R32
Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 675
Koelmiddeltype: R410A
Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKINGDe geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerdebroeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van deunit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2-equivalent.
Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent teberekenen: GWP-waarde koelmiddel × totalekoelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAALHet koelmiddel R32 (indien van toepassing) in deze unit isweinig ontvlambaar. Zie de handleiding van de buitenunitvoor het te gebruiken type koelmiddel.
WAARSCHUWINGHet toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonderontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld:open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiendeelektrische verwarming).
WAARSCHUWING▪ Doorboor of verbrand GEEN onderdelen van de
koelmiddelcyclus.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen ofmanieren om het ontdooien te versnellen dan dieaanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat het koelmiddel in het systeem geurloosis.
WAARSCHUWINGR410A is een niet-brandbaar koelmiddel, en R32 eenmatig ontvlambaar koelmiddel; normaal lekken zij niet. Alshet koelmiddel in de kamer lekt en in contact komt metvuur van een brander, een verwarming of een fornuis, dankan er brand ontstaan (in het geval van R32), of kan eenschadelijk gas worden gevormd.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit,verlucht de kamer en neem contact op met de dealer waaru de unit hebt gekocht.
Gebruik de unit niet totdat iemand van de servicedienstheeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellekgerepareerd is.
17.6 Dienst-na-verkoop en garantie
17.6.1 Garantieperiode▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaartcontroleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet wordengerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u degarantiekaart klaar.
17.6.2 Aanbevelingen voor onderhoud eninspectie
Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopenin de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Hetdemonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereisteen zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoudvan uw units te zorgen, raden wij aan de normaleonderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- eninspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot eenpermanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo langmogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voormeer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer omeen interventie vraagt:▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit NIET zelf aangezien een verkeerde demontageof installatie een elektrische schok of brand kanveroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval vaneen koelmiddellek. Het koelmiddel is volledig veilig enniet giftig. R410A is een niet-brandbaar koelmiddel, enR32 een matig ontvlambaar koelmiddel, maar er zalwel een giftig gas vrijkomen wanneer ze per ongeluklekken in een kamer met lucht van een ventilatorkachel,gasfornuis, enz. Laat de reparatie van een lek altijdcontroleren door erkend servicepersoneel voordat u deunit weer in gebruik neemt.
17.6.3 Aanbevolen onderhouds- eninspectiecycli
De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van degarantieperiode van de onderdelen.
Onderdeel Inspectiecyclus
Onderhoudscyclus(vervangingen en/of
reparaties)Elektromotor 1 jaar 20.000 uurPrintplaat 25.000 uurWarmtewisselaar 5 jaarSensor (thermistor, enz.) 5 jaarGebruikersinterface enschakelaars
25.000 uur
Lekbak 8 jaarExpansieklep 20.000 uurMagneetklep 20.000 uur
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgendegebruiksomstandigheden:
▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meerdan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/jaar.
18 Opsporen en verhelpen van storingen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
OPMERKING▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voormeer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodesaan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te latenmeegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroegermoet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnenworden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerpvoor wat betreft de budgettering van kosten vooronderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud vanhet onderhouds- en inspectiecontract, kunnen deinspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korterzijn dan vermeld.
17.6.4 Verkorte onderhouds- envervangingscycli
De volgende omstandigheden kunnen aanleiding geven tot eenkortere "onderhoudscyclus" of "vervangingscyclus":
De unit wordt gebruikt op een plaats waar:▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen.
▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie,golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als destroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen).
▪ Er vaak schokken en trillingen zijn.
▪ De lucht stof, zout, schadelijke gassen of olienevel zoalszwavelzuur en waterstofsulfide bevat.
▪ Het toestel frequent wordt gestart en gestopt of lange tijd blijftdraaien (sites met airconditioning rond de klok).
Aanbevolen vervangingscyclus voor slijtageonderdelenOnderdeel Inspectiec
yclusOnderhoudscyclus(vervangingen en/of
reparaties)Luchtfilter 1 jaar 5 jaarFilter met hoog rendement 1 jaarZekering 10 jaarOnderdelen onder druk Neem ingeval van
corrosie contact op metuw plaatselijke verdeler.
OPMERKING▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voormeer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallenaan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te latenmeegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroegermoet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnenworden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerpvoor wat betreft de budgettering van kosten vooronderhoud en inspectie. Neem contact op met uwdealer voor meer informatie.
INFORMATIEHet is mogelijk dat schade veroorzaakt door hetdemonteren of schoonmaken van de binnenkant van unitsdoor iemand anders dan onze erkende dealers niet onderde garantie valt.
18 Opsporen en verhelpen vanstoringen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem danonderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWINGStop de werking en schakel de voeding uit als er zichiets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laatwerken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok ofbrand. Neem contact op met uw dealer.
ALLEEN een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren.
Storing MaatregelAls een beveiliging zoals een zekering,onderbreker of aardlekschakelaar vaakin werking treedt, of als de AAN/UIT-schakelaar NIET goed werkt.
Schakel de hoofdvoedingUIT.
Als water uit de unit lekt. Stop de werking.De bedrijfsschakelaar werkt NIET goed. Schakel de voeding UIT.Als het unitnummer op het display vande gebruikersinterface staat, hetbedrijfslampje knippert en destoringscode wordt aangegeven.
Verwittig uw installateuren geef hem destoringscode door.
Als het systeem NIET goed werkt, behalve voor de hiervoorvermelde gevallen, en geen van de vermelde storingen vantoepassing is, dient u de volgende procedure te volgen om na tegaan wat er misloopt.
Storing MaatregelIndien het systeemhelemaal niet werkt.
▪ Controleer of er geenstroomonderbreking is. Wacht tot destroom is hersteld. Als de stroom tijdensde werking uitvalt, zal het systeemautomatisch herstarten direct nadat devoedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering isdoorgebrand of een onderbreker inwerking is gesteld. Vervang indien nodigde zekering of stel de onderbreker terug.
Het systeem werkt,maar koelt of verwarmtonvoldoende.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat vande buitenunit of de binnenunit nietgeblokkeerd is. Verwijder eventueleobstakels en zorg voor voldoendeventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstoptis (zie "17.2.1 Luchtfilter reinigen" [4 28]).
▪ Controleer de temperatuurinstelling.
▪ Controleer de instelling van deventilatorsnelheid op uwgebruikersinterface.
▪ Controleer of er geen deuren of ramenopenstaan. Sluit alle deuren en ramenom te voorkomen dat er windbinnenkomt.
▪ Controleer of er niet te veel mensenaanwezig zijn in de kamer tijdens hetkoelen. Controleer of de warmtebron inde kamer niet te groot is.
▪ Controleer of er geen rechtstreekszonlicht in de kamer schijnt. Gebruikgordijnen of jaloezieën.
▪ Controleer of de luchtstroomhoek goedis.
18 Opsporen en verhelpen van storingen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
Neem contact op met uw installateur als u na controle van allebovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geefhem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (metindien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum(mogelijk vermeld op de garantiekaart).
18.1 Symptomen die geen storingenvan het systeem zijn
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
18.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, istoestand van het systeem normaal. Om overbelasting van decompressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ooktoegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterfacestaat, knippert het display enkele seconden wanneer u op dewerkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat degebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
18.1.2 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemtniet overeen met de instelling
De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voorde ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij hetverwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stilen gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Ditvoorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamerwordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u opde knop drukt.
18.1.3 Symptoom: De luchtstroomrichting stemtniet overeen met de instelling
De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van degebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komtdoordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.
18.1.4 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook(binnenunit)
▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als debinnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal detemperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is hetnodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken.Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken vande unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lagekamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomtterug in de binnenunit en produceert stoom.
18.1.5 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook(binnenunit, buitenunit)
Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld opverwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom enwordt uitgeblazen.
18.1.6 Symptoom: Op de gebruikersinterfacestaat "U4" of "U5", de unit stopt, en startweer na enkele minuten
De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andereelektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de unitsonmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatischhervat zodra de interferentie ophoudt.
18.1.7 Symptoom: De airconditioners makenlawaai (binnenunit)
▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelenvan de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunitbegint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveeréén minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeemkoelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer deafvoerpomp draait.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer hetsysteem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerddoor het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door hettemperatuurverschil.
18.1.8 Symptoom: De airconditioners makenlawaai (binnenunit, buitenunit)
▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer hetsysteem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelgas datdoor zowel binnen- als buitenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na hetstoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaaktdoor het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.
18.1.9 Symptoom: De airconditioners makenlawaai (buitenunit)
De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordtveroorzaakt door de frequentiewijziging.
18.1.10 Symptoom: Er komt stof uit de unitWanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordtgebruikt. Dit komt door stof in de unit.
18.1.11 Symptoom: De units geven een geur afDe unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten,enz., en die dan weer afgeven.
18.1.12 Symptoom: De ventilator van debuitenunit draait niet
Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met hetoog op een optimale werking van het product.
18.1.13 Symptoom: Op het scherm staat "88"Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld enbetekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Ditduurt 1 minuut.
18.1.14 Symptoom: De compressor in debuitenunit stopt niet na een korteverwarmingscyclus
Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na5 tot 10 minuten stoppen.
19 Verplaatsen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33FCAG35~140BVEBSplit-systeemairconditioners4P561448-1A – 2019.09
19 VerplaatsenNeem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderenen opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist eenzekere technische kennis.
20 Als afval verwijderenOPMERKINGProbeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: hetontmantelen van het systeem en het behandelen van hetkoelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETENconform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.De units MOETEN voor hergebruik, recyclage enterugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijfworden behandeld.
21 Verklarende woordenlijstDealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateurTechnisch bekwame persoon met een erkenning om hetproduct te installeren.
GebruikerPersoon die de eigenaar is van het product en/of die hetproduct gebruikt.
Geldende wetgevingAlle geldende internationale, Europese, nationale enplaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/ofvoorschriften betreffende een bepaald product of domein.
OnderhoudsbedrijfBedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor hetproduct uit te voeren of te coördineren.
InstallatiehandleidingHandleiding met instructies betreffende het installeren, hetconfigureren en het onderhouden van een bepaald productof een bepaalde toepassing.
GebruiksaanwijzingInstructiehandleiding voor een bepaald product of eenbepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe hetproduct of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoudInstructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product ofeen bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe ditproduct (indien van toepassing) dient gemonteerd,geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
AccessoiresLabels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur enuitrustingen die met het product worden meegeleverd endie volgens de instructies in de meegeleverde documentatiegeïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuurDoor Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur enuitrustingen die met het product volgens de instructies in demeegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzienNIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen diemet het product volgens de instructies in de meegeleverdedocumentatie gecombineerd mogen worden.
4P561448-1A 2019.09
Cop
yrig
ht 2
018
Dai
kin