UIT ELKAAR - VNG · waren beland. "We weten niet goed hoe heftig de ruzie is, maar als deze zodanig...
Transcript of UIT ELKAAR - VNG · waren beland. "We weten niet goed hoe heftig de ruzie is, maar als deze zodanig...
1
2
UIT ELKAAR
MAAR VOOR ELKAAR Maatschappelijke kosten en baten analyse van
vechtscheidingen
In opdracht van de Vereniging Nederlandse Gemeenten
Rapportage
Juni 2016
SOCIETY IMPACT
Suzanne IJsselmuiden
Chee-Wai Chan
www.societyimpact.nl
3
Inhoudsopgave
1. INLEIDING ........................................................................................................ 4
2. THEORETISCH KADER ....................................................................................... 7
2.1 Wat is een vechtscheiding? .................................................................................................. 7
2.2 Hoeveel vechtscheidingen zijn er in Nederland? ................................................................ 8
2.3 De maatschappelijke effecten en kosten van een scheiding .............................................. 9
3. VECHTSCHEIDINGEN: ANALYE VAN 10 DOSSIERS .......................................... 11
3.1 Hypotheses, onderzoeks-aanpak en representativiteit .................................................... 11
3.2 Om wat voor gezinnen gaat het? ....................................................................................... 14
3.3 Is het een vechtscheiding en waarom?.............................................................................. 15
3.4 Wat is het effect van vechtscheidingen op de kinderen? ................................................. 17
4. VECHTSCHEIDINGEN: INTERVENTIES EN MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN ........ 22
4.1 Ingezette interventies ......................................................................................................... 22
4.2 De kosten van de interventies ............................................................................................ 24
4.3 Extrapolatie: de maatschappelijke kosten van vechtscheidingen in Nederland ............. 28
5. CONCLUSIE..................................................................................................... 29
BIJLAGE 1 - BESCHRIJVING CASES JBOV ............................................................... 32
Dossier 1 .................................................................................................................................... 32
Dossier 2 .................................................................................................................................... 33
Dossier 3 .................................................................................................................................... 34
Dossier 4 .................................................................................................................................... 35
Dossier 5 .................................................................................................................................... 36
Dossier 6 .................................................................................................................................... 37
Dossier 7 .................................................................................................................................... 39
Dossier 8 .................................................................................................................................... 40
Dossier 9 .................................................................................................................................... 42
Dossier 10 .................................................................................................................................. 44
BIJLAGE 2 - OVERZICHT GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR ............... 47
4
1. INLEIDING
ZAANSTREEK - Hoofdagent van de politie Zaanstreek doet verslag van ‘naderende vechtscheiding’: “Belooft weinig goeds als een 9-jarig kind 112 belt, omdat zijn ouders elkaar de tent uitvechten.” De hoofdagent en zijn collega krijgen via de meldkamer het verzoek om poolshoogte te nemen bij de woning. Een 9-jarig jongetje belde het alarmnummer omdat zijn ouders in een heftige ruzie waren beland. "We weten niet goed hoe heftig de ruzie is, maar als deze zodanig is dat een 9-jarig kind 112 belt, belooft dat weinig goeds." Als de agenten voor het huis staan, horen ze hoe de vader en moeder elkaar de tent uitvechten. De man beschuldigt de vrouw van overspel, de vrouw de man van rijden onder invloed. Als de ouders geen idee blijken te hebben waar de kinderen zijn, gaat de hoofdagent op onderzoek uit. Hij treft de jongen en zijn 6-jarige zusje in een van hun kamers aan. "Ik zie de twee kinderen op bed die elkaars oren bedekken met hun handen en beiden hun ogen zo hard mogelijk dicht doen." Als de agent informeert wat er aan de hand is, brandt de jongen los. ''Papa en mama zijn steeds vaker boos op elkaar en schreeuwen dan heel hard. Ze zeggen heel stomme dingen tegen elkaar. Wij proberen dan zo hard mogelijk onze oren dicht te drukken zodat we het niet horen, maar soms trekt papa of mama ons bij de ruzie zodat we het wel moeten horen." Hij neemt de kinderen mee naar beneden en dwingt de ouders om naar hun zoon en dochter te luisteren. De jongen neemt het woord. ''Papa, mama, jullie moeten stoppen. Stoppen met schreeuwen en stoppen met schelden. Stoppen met boos zijn. Wij willen ouders hebben die lief zijn en waarvoor we niet bang moeten zijn. Jullie doen stom. Allebei. Wij zijn niet blij hier. We zijn verdrietig." Het meisje maakt het af: ''Wij willen een goede papa en mama.'' Dit slaat bij de ouders in als een bom. De hoofdagent besluit: “Als er hier nog een keer wordt geschreeuwd door wie dan ook, wil ik dat er direct 112 gebeld wordt. Afgesproken?” Vier knikkende hoofden." Als de agenten teruglopen naar hun auto, komt de jongen hem achterna. Hij springt op de hoofdagent af en omhelst hem stevig. ''Dank je wel, politie.'' ''Geen dank, stoere vent. Het komt goed. Echt waar.''
Nieuwsbericht op rtvnh.nl, 6 juni 2016
De vechtscheiding is in de volksmond de term geworden voor een scheiding1 waarbij de partners veel
problemen ondervinden of conflicten krijgen bij het verdelen van de gezamenlijke boedel en / of het
regelen van de zorg, opvoeding van en omgang met hun kinderen.
Er is een brede consensus dat heftige conflicten bij scheidingen leiden tot zeer nadelige gevolgen voor
de kinderen van de scheidende ouders. Het fenomeen vechtscheidingen heeft de laatste jaren steeds
meer aandacht gekregen. De casus rond Ruben en Julian uit Zeist in 2013 heeft voor het grote publiek
inzichtelijk gemaakt hoe extreem de gevolgen van een vechtscheiding voor kinderen kunnen zijn. De
1 Een scheiding is een beëindiging van een relatie tussen twee samenlevende partners. Die relatie kan een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenwonen zijn. De term echtscheiding wordt alleen gebruikt bij de ontbinding van een huwelijk. Bron: http://www.nji.nl/Achtergronden-Definitie
5
drie adviezen2 van de Kinderombudsman in de periode 2012-2014 over de positie van kinderen in een
vechtscheiding heeft mede het beeld gevestigd dat een langdurige vechtscheiding kan worden
beschouwd als een vorm van kindermishandeling3.
Er zijn vanuit de Rijksoverheid en verschillende instanties wettelijke en programmatische maatregelen
genomen om zoveel mogelijk te voorkomen dat een scheiding escaleert tot een vechtscheiding en de
schadelijke effecten van vechtscheidingen te minimaliseren.
Uit deze maatregelen spreekt de wens om op beleid- en implementatie niveau programma's en
interventies rond het voorkomen van vechtscheidingen te ontwerpen en uit te voeren. Hierdoor
ontstaat ook een noodzaak om de effectiviteit van interventies te toetsen: wat werkt wél en waarom?
Hoe kunnen we de keten (Raad voor de Kinderbescherming, Rechterlijke macht, verschillende
gemeentelijke diensten rond Jeugdbescherming of maatschappelijk werk en zorg- en
welzijnsorganisaties beter laten ‘sluiten’? Hoe ziet het maatschappelijk rendement van een afname
van vechtscheidingen eruit? Welke interventies lenen zich voor uitwerking en opschaling?
Om de doeltreffendheid van interventies te toetsen is een eerste noodzakelijke stap om inzicht te
verkrijgen in de maatschappelijke kosten van vechtscheidingen. De bestaande maatschappelijke
kosten vormen zo het kader waarin je de effecten van interventies kunt afzetten. Leidt een nieuwe
interventie tot minder negatieve effecten bij ouders en kinderen en eveneens tot maatschappelijke
kostenbesparingen? In de uitvoering in de keten, in de effecten op gedrag van gezinsleden?
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft aan Society Impact opdracht gegeven om door
middel van een maatschappelijke kosten en baten analyse (MKBA) zicht te krijgen op de
maatschappelijke kosten van vechtscheidingen. Voor het maken van deze MKBA hebben we in eerste
instantie gekeken naar eerdere studies over de maatschappelijke kosten van scheidingen. Dit staat
beschreven in hoofdstuk 2. Deze studies benoemen een groot aantal indicatoren, die leiden tot
negatieve korte- en lange termijneffecten voor ouders en (minderjarige) kinderen. Voor een deel van
deze effecten is gepoogd een (grove) kwantitatieve schatting te maken van de maatschappelijke
kosten. Er wordt bij deze kwantificering van effecten geen onderscheid gemaakt tussen scheidingen
waarbij ouders redelijk harmonieus samenwerken en scheidingen waarbij ouders in een ernstig
conflict belanden.
Onze visie is dat vechtscheidingen maatschappelijk ‘kostbaar’ zijn, omdat dergelijke scheidingen een
groot nadelig effect hebben op kinderen en de verhoudingen binnen een gezin. Wanneer een gezin
structureel niet meer stabiel of veilig is dan leidt dat binnen afzienbare tijd bij alle gezinsleden
onherroepelijk tot een stijgende noodzaak aan begeleiding, zorg en opvang. Een substantieel deel van
deze hulpverlening en zorg wordt geleverd en gefinancierd door overheidsinstellingen.
Ter verdieping van de meer algemene cijfers hebben we in dit onderzoek - in samenwerking met
Jeugdbescherming Overijssel (JBOV) - scheidingsdossiers van tien gezinnen met minderjarige kinderen
geanalyseerd, die aantoonbaar een vechtscheiding hebben doorgemaakt. In deze gezinnen is de
2 In 2012 over de rol van bijzondere curators bij vechtscheidingen, in 2012 over de rol van ondertoezichtstellingen bij Vechtscheidingen en in 2014 over de positie van kinderen in een Vechtscheiding 3 Vechtende ouders, het kind in de knel. De Kinderombudsman, 2014. Pag 14.
6
veiligheid en stabiliteit voor de betrokken kinderen onvoldoende gewaarborgd en is de situatie zo uit
de hand gelopen dat door de rechter voor een bepaalde tijd een gezinsvoogd is aangesteld (de
ondertoezichtstelling of OTS). De rechter wijst alleen een OTS toe wanneer uit onderzoek blijkt dat de
situatie binnen een gezin dusdanig is ontwricht dat het welzijn en de ontwikkeling van kinderen gevaar
loopt. De toegewezen gezinsvoogd heeft als taak de situatie in het gezin weer te stabiliseren.
Deze vechtscheidingsdossiers zijn uiteraard niet representatief voor vechtscheidingen in het algemeen
– er komen immers ook vechtscheidingen voor waarbij geen OTS wordt uitgesproken en waar de
Jeugdbescherming niet betrokken is. De focus van dit onderzoek betreft de negatieve effecten van
vechtscheidingen voor kinderen en de maatschappelijke kosten die deze effecten en interventies met
zich meebrengen. De dossiers laten op een kwalitatieve manier zien welke effecten, interventies en
kosten specifiek dergelijke vechtscheidingssituaties met zich meebrengen. De scheidingsverhalen zijn
geanonimiseerd in Bijlage 1 samengevat.
Van deze tien scheidingszaken hebben we uitgezocht wat voor gezinnen het betreft, welke kenmerken
van vechtscheidingen deze ‘cases’ vertonen en welke effecten de vechtscheiding heeft op de kinderen
in het gezin. Dit wordt in hoofdstuk 3 toegelicht. In hoofdstuk 4 beschrijven we vervolgens welke
(zorg- en begeleidings-)interventies voor deze tien dossiers zijn ingezet door welke organisaties om de
gezinnen naar een meer stabiele gezinssituatie te brengen en welke effecten dit heeft gehad op de
kinderen en het gezin. De kosten van deze interventies en organisaties vormen de basis voor onze
berekening van de maatschappelijke kosten van dergelijke vechtscheidingen.
We danken de Jeugdbescherming Overijssel (JBOV) voor het ter inzage stellen van de dossiers en de
prettige samenwerking.
7
2. THEORETISCH KADER
In dit hoofdstuk geven wij een overzicht van de wijze waarop in verschillende onderzoeken het begrip
vechtscheiding wordt gedefinieerd en welke analyse wordt gemaakt van de effecten van een scheiding
of een vechtscheiding op ouders en kinderen. Tenslotte geven wij weer op welke wijze in eerder
gepubliceerd onderzoek de omvang en maatschappelijke kosten van (v)echtscheidingen is ingeschat.
2.1 Wat is een vechtscheiding?
Een vechtscheiding is een beëindiging van een relatie, waarbij de ouders van hun (minderjarige)
kinderen langdurig en heftig ruziën over de woonsituatie, de omgang met en / of de opvoeding van
de kinderen.
Een scheiding is over het algemeen een bron van conflicten. De partners moeten in veel gevallen over
de volgende zaken afspraken maken:
Verdeling van de boedel;
Gebruik of bestemming van het gezamenlijke huis;
Hoogte en duur van de partneralimentatie.
Wanneer er minderjarige kinderen aanwezig zijn dan dienen de partners ook de volgende zaken te
regelen:
Afspraken over de opvoeding van de kinderen (opvoedstijl, leef- en huisregels, schoolkeuze,
keuze hobby's, hoogte zakgeld, et cetera);
De omgang van de kinderen met ieder van de ouders (verdeling dagen, verdeling
schoolvakanties, afspraken over halen en brengen);
De hoogte en duur van de kinderalimentatie.
In veel relaties leveren dergelijke afspraken de nodige discussies op. De Kinderombudsman4 heeft
hierbij drie categorieën ouders onderscheiden:
1. Ouders die in (zekere mate van) harmonie en overleg (al dan niet met behulp van mediation)
komen tot afspraken over invulling van hun ouderschap, die tot (redelijke) tevredenheid is van
alle betrokkenen;
2. Ouders bij wie de emoties zo hoog oplopen dat zij het gesprek met elkaar alleen kunnen
voeren met professionele begeleiding, en bij wie de afspraken zeer moeizaam tot stand
komen. Zij bevinden zich op het randje van een vechtscheiding en
3. Ouders bij wie de onderlinge communicatie louter conflictueus verloopt en bij wie het
kwetsen van de ex-partner een doel lijkt te zijn geworden. Zij verliezen het belang van de
ander en van de kinderen uit het oog en staan continu in de vechtstand.
In de praktijk worden ook de volgende criteria gehanteerd om te bepalen of er sprake is van een
vechtscheiding5:
4 Vechtende ouders, het kind in de knel. De Kinderombudsman, 2014. Pag. 17. 5 Factsheet Vechtscheidingen. Hvdm Public Relations, 2015.
8
Vechtscheidingen verlopen zeer problematisch door slepende meningsverschillen en
wantrouwen. Ouders zijn niet in staat gezamenlijk tot goede oplossingen te komen;
Vechtscheidingen gaan gepaard met hevige spanningen en conflicten tussen ouders,
waardoor zij niet meer in staat zijn om het belang van hun kinderen voorop te stellen, of
waardoor het kind inzet wordt van de strijd;
Vechtscheidingen gaan gepaard met zeer negatieve gevoelens naar de andere ouder en ook
met acties die bedoeld zijn om de ander schade toe te brengen;
Verschillende factoren – die elkaar kunnen versterken – kunnen een rol spelen bij
vechtscheidingen zoals: langslepende juridische procedures, financiële gevolgen van een
scheiding, onverwerkt verdriet, psychologische problemen, een nieuwe partner of huiselijk
geweld;
Niet alleen de ouders en kinderen, maar ook het netwerk van de ouders raakt vaak betrokken
in een vechtscheiding;
Soms kan een vechtscheiding ook een stil gevecht zijn. De ouders zwijgen elkaar ‘dood’ en het
kind mag bijvoorbeeld niet over de andere ouder praten of zelfs diens naam niet in huis
noemen.
Een ander symptoom om te herkennen of een scheiding uitmondt in een vechtscheiding is de mate
waarin juridische instanties (advocaten, mediators, rechters) of hulpverlenings- en zorginstanties
ondersteuning moeten verlenen en juridische procedures worden gevoerd. Het lukt partners dan niet
om zaken zelfstandig op te lossen, waardoor andere instellingen ingeschakeld worden om ouders
vrijwillig of met drang en dwang te begeleiden naar een oplossing.
2.2 Hoeveel vechtscheidingen zijn er in Nederland?
In Nederland worden jaarlijks tussen 50.000-70.000 kinderen geconfronteerd met ouders die uit
elkaar gaan6. Dit aantal is opgebouwd uit de som van circa 20.000 echtscheidingen waarbij tussen de
33.000 en 35.000 minderjarige kinderen betrokken zijn en de naar schatting 18.000 kinderen van wie
de samenwonende maar niet getrouwde ouders hun relatie beëindigen7. Onderzoekers Spruijt en
Kormos schatten het aantal thuiswonende kinderen dat een scheiding meemaakt op 70.000 per jaar8.
Jaarlijks mondt circa 20% van de scheidingen uit in een vechtscheiding9. Jeugdzorg Nederland10 schat
dat circa 16.000 kinderen ernstig last hebben van de gevolgen van een vechtscheiding. Een andere
indicator voor het aantal vechtscheidingen is het aantal onderzoeken naar gezag en omgang door de
Raad voor de Kinderbescherming11. In 2014 waren dit er volgens de Raad 5.594. Een dergelijk
onderzoek wordt pas uitgevoerd wanneer ouders onderling geen afspraken kunnen maken rondom de
zorg voor hun kinderen en de kinderrechter de Raad een advies laat opstellen. Wanneer we
aannemen dat er bij ieder Raadsonderzoek bij een gezin gemiddeld 1,8 kinderen (landelijk
6 Evaluatie ouderschapsplan. WODC, 2013. 7 CBS Statline, 2015. 8 Handboek scheiden en de kinderen. Spruijt en Kormos, 2010. 9 Vechtende ouders, kind in de knel. De Kinderombudsman, 2014. 10 Vechtende ouders, kind in de knel. De Kinderombudsman, 2014. 11 Jaarbericht 2014. Raad voor de Kinderbescherming, 2014.
9
gemiddelde) betrokken zijn, zouden op basis van het aantal onderzoeken jaarlijks circa 10.000
kinderen te maken hebben met een vechtscheiding.
2.3 De maatschappelijke effecten en kosten van een scheiding
De conclusie van verschillende onderzoeken is dat (echt)scheidingen nadelige gevolgen heeft voor één
of beide partners: Emotionele en psychologische problemen, veranderingen in de financiële
huishouding of de sociaal-economische positie van een of beide partners et cetera.
Het WODC12 heeft deze effecten geïnventariseerd op basis van verschillende wetenschappelijke
studies. In dit rapport ligt de focus op vechtscheidingen waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn.
Kinderen van gescheiden ouders presteren slechter op school, hebben meer emotionele problemen,
een zwakkere band met hun moeder, minder contact met hun vader en vaker conflicten met broers
of zussen. Als kinderen van gescheiden ouders volwassen worden hebben zij ook zelf vaker problemen
in hun huwelijksleven en lopen zij een grotere kans op een scheiding.
Er zijn in zekere mate ook positieve effecten voor kinderen als ouders gaan scheiden. In gevallen waar
tenminste één van de ouders antisociaal of gewelddadig is of wanneer het huwelijksleven permanent
conflictueus is, kan een scheiding een bevrijding zijn voor de kinderen. Maar over het algemeen wegen
de negatieve effecten van een scheiding zwaarder dan de positieve effecten.
Bij al deze effecten is in het onderzoek van het WODC geen onderscheid gemaakt tussen scheidingen
waarbij ouders in enige mate van harmonie met elkaar samenwerken en vechtscheidingen. Er is wel
een brede consensus dat een conflictueus verloop van een scheiding de kansen op negatieve effecten
bij kinderen sterk vergroot. Econovision heeft in een studie getracht om de effecten van scheiding op
de ouders, de kinderen en de Nederlandse samenleving te kwantificeren13. Voor met name moeders
betekent een scheiding vaak dat zij achteruitgaan in inkomen, omdat het inkomen van de vader
wegvalt (wat slechts ten dele wordt gecompenseerd door alimentatie) en het voor de moeder lastiger
is betaald werk te vinden (door zorgtaken en door minder werkervaring). Alleenstaande moeders
12 Evaluatie ouderschapsplan. WODC, 2013. 13 Socio-economic impact of divorce and family breakdown in the Netherlands – Indicative analysis of socio-economic consequences. Econovison, 2013.
0
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
Kinderen betrokkenbij scheiding
Kinderen vangetrouwde ouders
die scheiden
Kinderen vanongetrouwde ouders
die scheiden
Aantalvechtscheidingen
Kinderen (ernstig)last van
vechtscheiding
Aantal (v)echtscheidingen per jaar
10
lopen daarmee een 5 keer zo hoog risico op (relatieve) armoede dan samenwonende stellen. De
afhankelijkheid van sociale voorzieningen is in die gevallen dan ook groot.
Voor kinderen heeft een scheiding meerdere negatieve effecten, zoals een 6% tot 13% kleinere kans
op afronding van hun school. Hun gemiddelde schoolcarrière duurt 2 maanden tot een jaar korter
dan die van kinderen van niet-gescheiden ouders. Ook een verhoogde kans op ongezond, risicovol en
delinquent gedrag leiden tot een afname van maatschappelijk succes.
Econovision heeft voor een deel van de genoemde effecten de kosten voor de Nederlandse
samenleving berekend. De gekozen methodologie is volgens hen echter ontoereikend en onvolledig
om een valide schatting te maken van de totale maatschappelijke kosten die scheidingen met zich
meebrengen. Ook heeft Econovision in haar rapport geen onderscheid gemaakt in harmonieus
verlopende scheidingen en vechtscheidingen.
The Hague Institute for Innovation of Law (Instituut HIIL) is op dit moment bezig met gedegen
onderzoek naar de kosten die rechtbanken en advocaten maken om echtscheidingszaken te
behandelen. Ook heeft HIIL surveys uitgezet onder cliënten van advocaten en mediators om meer
inzicht te krijgen in de beleefde effecten van scheiden op onder meer het welbevinden van
betrokkenen. De resultaten van deze onderzoeken zijn nog niet gepubliceerd. Society Impact en HIIL
werken samen om de resultaten van de lopende onderzoeken in te zetten in het meer breed
inzichtelijk maken van de maatschappelijke kosten die gemoeid zijn met dergelijke scheidingszaken.
11
3. VECHTSCHEIDINGEN: ANALYE VAN 10 DOSSIERS
3.1 Hypotheses, onderzoeks-aanpak en representativiteit
In deze MKBA schatten wij de maatschappelijke kosten van vechtscheidingen in op basis van de
hypothese dat gezinnen in een vechtscheiding dusdanig instabiel en onveilig zijn dat gezinsleden
(vrijwillig of gedwongen) een grotere behoefte hebben aan maatschappelijke hulpverlening, zorg en
ondersteuning. Instanties zoals de rechtelijke macht, de politie, het maatschappelijk werk, het
onderwijs en/of de (jeugd)zorg zullen logischerwijs vaker moeten interveniëren in gezinnen waar een
vechtscheiding aan de orde is dan bij een gezin dat in relatieve harmonie uit elkaar gaat. Schematisch
ziet dat er als volgt uit:
Daar voegen we de hypothese aan toe dat kinderen door de (langdurige) instabiele gezinssituatie
dusdanig negatief zijn beïnvloed dat zij hiervan op de langere termijn in enige vorm last blijven
houden.
Om de eerste hypothese (door vechtscheiding ontstaat er op korte termijn de noodzaak aan extra zorg
en begeleiding) kwalitatief te onderzoeken, hebben we in samenwerking met de Jeugdbescherming
Overijssel (JBOV) tien dossiers geanalyseerd van gezinnen met minderjarige kinderen die een ernstige
vechtscheiding hebben doorgemaakt. De gezinnen hebben allen een ondertoezichtstelling (OTS)
opgelegd gekregen, omdat de Raad voor de Kinderbescherming een instabiele en onveilige
gezinssituatie voor de kinderen heeft vastgesteld.
SCHEIDING VECHTSCHEIDING INSTABIELE SITUATIE EFFECT OP KIND INTERVENTIE STABIELE
SITUATIE
NIEUWE
ONTWIK-
KELINGEN
HERLEVING
CONFLICT
Symptomen
Onderling
wantrouwen
Negatieve
communicatie
Eigen belang eerst
Nauwelijks
overeenstemming
Voortdurend
procederen
Gespleten sociaal
netwerk
Elkaar zwart maken
Kinderen zien ruzie
Etc.
Waargenomen door
Sociaal netwerk
School
Huisarts
Politie
Maatschappelijk
werk
Etc.
Zichtbaar voor derden
Loyaliteitsconflicten
Afwijkend gedrag
Slechtere school-
prestaties
Schoolverzuim
Psychische klachten
Agressief /
delinquent gedrag
Fysieke
kindermishandeling
Etc.
Ondersteuning
AMW
Onderzoek AMK
Onderzoek
RvdK
OTS
Mediation
Gezinsgerichte
hulp
Hulp voor
ouders
Hulp voor
kinderen
Crisisopvang
Etc
12
Om de tweede hypothese (de lange termijn effecten van vechtscheiding op de kinderen) te
onderzoeken, hebben wij interviews gehouden met de gezinsvoogden. Deze medewerkers hebben het
gezin tijdens de ontwrichte gezinssituatie intensief begeleidt, kennen alle gezinsleden goed en hebben
een professionele en onafhankelijke positie ten opzichte van het gezin. Aan de gezinsvoogden hebben
we gevraagd hoe zij verwachten dat de kinderen in het gezin zich in de toekomst zullen ontwikkelen
en in hoeverre de vechtscheiding hen op de lange termijn negatief zal beïnvloeden.
De dossiers zijn opgebouwd door de gezinsvoogden die de gezinnen hebben begeleid. De dossiers
bevatten dus alle schriftelijke informatie die ieder gezinsvoogd voor het uitoefenen van zijn of haar
werk nodig heeft. Er is over de gezinnen ongetwijfeld veel meer informatie beschikbaar, bijvoorbeeld
bij politie, maatschappelijk werk of via school. Gelet op de beperking in tijd en omvang van dit
onderzoek, is niet gekozen voor een langdurig en kostbaar proces om de MKBA op deze manier te
verbreden. Daarvoor is vervolgonderzoek indien nuttig bevonden noodzakelijk.
De tien onderzochte dossiers bevatten onder meer:
Onderzoeksverslagen van de Raad voor de Kinderbescherming met een beschrijving van de
problematiek van het gezin en de motivatie om een OTS te adviseren;
Verslagen van zittingen, afkomstig van de Rechtbank;
Correspondentie tussen JBOV en de vader en moeder van ieder gezin;
Plannen van aanpak, verslagen over het verloop en (tussentijdse) evaluaties van de OTS;
Overige relevante informatie zoals werkafspraken met gezinnen, indicatiebesluiten en
verslagen van diagnostische of zorgtrajecten voor het gezin, et cetera.
De dossiers geven daarmee een goed beeld van het reilen en zeilen van het gezin gedurende de tijd
dat de gezinsvoogd actief is. In de praktijk bemoeit de gezinsvoogd zich immers met veel zaken binnen
het gezin. Door de uitgebreide onderzoeksverslagen van de Raad voor de Kinderbescherming is van
deze tien dossiers ook een goed beeld beschikbaar van de gebeurtenissen rond het gezin voordat de
gezinsvoogd met een traject gestart.
De dossiers geven geen inzicht in de gebeurtenissen rond het gezin nadat de OTS is afgelopen.
Uitgangspunt is dat het gezin dan voldoende stabiel is en het dossier wordt afgesloten. Uiteraard is dit
een bureaucratische- en uitvoeringspraktijk en betekent het niet dat conflicten dan ook daadwerkelijk
uit de wereld zijn. Gezinsvoogden horen sporadisch en bij toeval hoe het de ouders en kinderen is
vergaan na het herstellen van de ontwrichte situatie als gevolg van de vechtscheiding. Van een soort
monitoring of gestructureerde nazorg is echter geen sprake.
Het JBOV heeft ten behoeve van deze MKBA de uiteindelijke selectie van de tien dossiers gedaan; ze
variëren in duur, intensiteit en complexiteit, maar zijn tezamen wel representatief voor het
uitvoerende werk van de Jeugdbescherming Overijssel met betrekking tot ontwrichte gezinssituaties
als gevolg van vechtscheidingen. De dossiers zijn inhoudelijk niet representatief voor gevallen van
vechtscheidingen waarbij géén OTS is uitgesproken. Het gaat dan bijvoorbeeld om situaties van
vechtscheidingen waarbij:
13
1. Ouders elkaar constant (juridisch) bestoken over deelaspecten van de scheiding, maar waarbij
zij de ruzies dusdanig goed verborgen houden voor de kinderen dat de kinderen (naar de
mening van externe partijen) daar geen nadelige invloeden van ondervinden;
2. Gezinnen bij het oplossen van hun scheidingsperikelen voldoende hebben aan de inzet van
hun sociaal netwerk, van een mediator of van Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW).
Hierbij is het mogelijk dat de ouders extra ondersteuning vragen of krijgen van de huisarts of
een geïndiceerde vorm van Jeugdzorg;
3. Het gezinnen met meervoudige problematiek betreft; gezinnen die behalve de vechtscheiding
ook kampen met een opeenstapeling van problemen, zoals problematische schulden, gebruik
van verdovende middelen, gedragsproblemen van ouders et cetera.
Bij situatie 1 spreken we van een vechtscheiding die zich met name in het juridische domein voltrekt
en er weinig tot geen ondersteuning vanuit hulpverlening of jeugdzorg aan te pas komt. Deze gevallen
vallen buiten de scope van dit onderzoek.
Bij situatie 2 kunnen gezinnen met relatief geringe hulp de gevolgen van hun scheidingsproblemen
oplossen. De inzet vanuit AMW bestaat dan bijvoorbeeld uit een aantal gesprekken (eens in de drie
weken een gesprek over een periode van zes maanden) tussen een maatschappelijk werker en
verschillende gezinsleden om te komen tot een werkbare oplossing of tot een doorverwijzing naar de
tweedelijnszorg. In deze gezinnen kan er dus sprake zijn van een vechtscheiding maar is de
gezinssituatie voldoende stabiel en veilig dat kinderen en ouders met behulp van relatief lichte
vormen van opvang, zorg en begeleiding kunnen worden geholpen.
Bij gezinnen in situatie 3 is de vechtscheiding vaak een van de vele problemen waarmee het gezin
kampt. De vechtscheiding als zodanig is niet de enige factor is die een negatief effect heeft op de
kinderen. Interventies die exclusief zijn gericht op het verzachten van de effecten van een
vechtscheiding hebben bij deze gezinnen geen duurzaam effect.
"Het grote verschil tussen gewone gezinnen en gezinnen met meervoudige problematiek is
dat er bij gewone gezinnen vaak een sociaal netwerk rond het gezin staat dat het gezin kan
ondersteunen. Bij een vechtscheiding is dit sociaal netwerk vaak in kampen verdeeld, maar
je kunt als gezinsvoogd wel aan het sociaal netwerk vragen om mee te helpen dat ouders
zich meer gaan ‘gedragen’. We kijken nu dan ook hoe we bij vechtscheidingen dit sociaal
netwerk ook actiever kunnen inzetten. Gezinnen met meervoudige problematiek hebben
geen sociaal netwerk die kan interveniëren. Ze kennen weinig mensen en de mensen die
ze kennen kampen vaak met eigen problemen. Dat maakt het ook moeilijk om deze gezinnen
duurzaam te helpen."- Citaat JBOV gezinsvoogd, april 2016.
14
Bij ieder van deze dossiers hebben we de beschikbare informatie geanalyseerd op basis van de
volgende vragen:
1 2 3 4
OM WAT VOOR
GEZINNEN GAAT HET?
Algemene kenmerken
van het gezin zoals
samenstelling,
woonsituatie of
opleidingsniveau
ouders.
IS ER SPRAKE VAN EEN
VECHTSCHEIDING EN
WAAROM?
De mate waarin de
kenmerken van een
vechtscheiding zich
voordoen.
WAT IS HET EFFECT VAN DE
VECHTSCHEIDING OP DE
KINDEREN?
De voor betrokkenen
zichtbare effecten van de
vechtscheiding op de
kinderen van het gezin,
zoals het ontstaan van
loyaliteitsproblemen of van
problematisch gedrag.
WELKE INTERVENTIES
ZIJN INGEZET OM DE
ONTWRICHTE SITUATIE
ALS GEVOLG VAN DE
VECHTSCHEIDING TE
HERSTELLEN?
De interventies die zijn
gepleegd door
verschillende
organisaties om het
gezin in rustiger
vaarwater te krijgen.
De antwoorden op de eerste drie vragen geven inzicht in de context van de onderzochte
vechtscheidingen. Deze context wordt in hoofdstuk 3 beschreven. Het antwoord op de laatste vraag
vormt de basis voor onze analyse van de maatschappelijke kosten van vechtscheidingen. Deze analyse
wordt in hoofdstuk 4 gepresenteerd.
3.2 Om wat voor gezinnen gaat het?
Uit de tien dossiers hebben wij algemene kenmerken van de gezinnen gedestilleerd. Het gaat dan om
zaken als de gezinssamenstelling, de woonsituatie, het opleidingsniveau van de ouders, eventueel
aanwezige psychologische problemen bij een of beide ouders, et cetera.
GEZINSSAMENSTELLING Bij alle tien dossiers gaat het om gezinnen met een vader en moeder. De
gezinnen tellen gemiddeld 2,5 minderjarige kinderen. De onderzochte
gezinnen zijn dus groter dan het gemiddelde Nederlandse gezin dat 1,7
kinderen telt of het gemiddelde Nederlandse getrouwd gezin dat tussen
de 1,8 en 2,0 kinderen telt.
OPLEIDINGSNIVEAU
OUDERS
Bij 5 van de 10 gezinnen is het opleidingsniveau van de ouders MBO, bij 3
van de 10 ouders heeft een van de ouders minstens een HBO-
opleidingsniveau en bij 1 van de 10 gezinnen is minstens een van de
ouders academisch geschoold. Van 1 gezin is het opleidingsniveau
onbekend.
WOONSITUATIE De helft van de gezinnen woonde voor de scheiding in een koophuis en 2
gezinnen in een huurhuis. Van de overige 3 gezinnen is niet bekend of zij
hun huis bezaten of huurden.
PSYCHOLOGISCHE
PROBLEMEN
Bij 6 van de 10 gezinnen hadden vader noch moeder psychologische
problemen. Bij 3 van de 10 gezinnen had een van de ouders een
15
psychologisch probleem (ADD, agressieaanvallen, algemene
psychologische problemen) waarvoor die persoon ook werd behandeld.
Bij 1 gezin was er een vermoeden dat de moeder bekend was met een
Borderline Syndroom en van Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS)
maar zij is hiervoor nooit officieel gediagnosticeerd.
MEERVOUDIGE
PROBLEMATIEK
Geen van de 10 gezinnen kan worden beschouwd als een multiprobleem-
gezin met bijvoorbeeld overmatig middelengebruik, problematische
schulden en/of duurzame armoede of een combinatie van dergelijke
problemen. Enkele onderzochte gezinnen kampten wel met geldzorgen
als gevolg van de economische crisis rond 2010 en als gevolg van de
scheiding zelf maar dit leidde voor zover wij uit het dossier konden
opmaken niet tot ontwrichtende situaties zoals uithuiszetting of
duurzame armoede.
SOCIAAL NETWERK 7 gezinnen hebben een breed sociaal netwerk en twee gezinnen een
matig sociaal netwerk. Een gezin had een klein sociaal netwerk - dat kan
worden toegeschreven aan het feit dat dit gezin pas sinds 2000 in
Nederland woont.
Uit de kwalitatieve analyse van deze tien dossiers blijkt dat het 'doorsnee' gezinnen betreft en dat
vechtscheidingen zich niet beperken tot sociaal, psychologisch of economisch kwetsbare gezinnen.
3.3 Is het een vechtscheiding en waarom?
In hoofdstuk 2 zijn er verschillende indicatoren genoemd voor een vechtscheiding. Deze indicatoren
hebben we gebundeld tot de volgende operationele indicatoren:
1. De afwikkeling van de scheiding duurt langer dan 12 maanden;
2. Er is conflict over de zorg of de opvoeding van de kinderen;
3. Er is conflict over wie hoofdverzorger van de kinderen wordt;
4. Er is conflict over de omgangsregeling (omvang en invulling);
5. Er is conflict over de partner- of de kinderalimentatie;
6. Er is conflict over wie gebruik maakt van de woning van het gezin;
7. Conflicten worden zichtbaar voor de kinderen uitgevochten;
8. Ouder(s) maakt/maken elkaar zwart bij kinderen.
De tweede tot de zesde indicator betreffen de inhoud van het conflict. Ouders kunnen hierin juridisch
zeer ver gaan om hun gelijk te halen maar dat hoeft nog niet te leiden tot een instabiele en onveilige
gezinssituatie voor de kinderen. De laatste twee indicatoren geven aan op welke wijze ouders ruzie
maken. Wanneer ouders op deze indicatoren scoren dan heeft dit een groot negatief effect op de
kinderen.
De dossiers die zijn geanalyseerd hebben als grote inhoudelijke overeenkomst dat er in alle gevallen
wordt gestreden over de zorg / opvoeding van de kinderen en de invulling van de omgangsregeling.
16
Deze overeenkomsten zijn 'logisch' omdat het onderzoek zich richt op dossiers waarbij een
gezinsvoogd vanuit JBOV is aangesteld om de ontwrichte gezinssituatie te herstellen en
overeenstemming te bereiken over de zorg en opvoeding van de kinderen en de omgangsregeling.
Ja Nee Onbekend
De afwikkeling van de scheiding duurt langer dan 12 maanden 7 3 0
Er is conflict over de zorg of de opvoeding van de kinderen 10 0 0
Er is conflict over wie hoofdverzorger van de kinderen wordt 5 5 0
Er is conflict over de omgangsregeling (omvang en invulling) 10 0 0
Er is conflict over de partner- of de kinderalimentatie 6 3 1
Er is conflict over wie gebruik maakt van de woning van het gezin 5 4 1
Conflicten worden zichtbaar voor de kinderen uitgevochten 9 1 0
Ouder(s) maakt/maken elkaar bij kinderen zwart 10 0 0
Bij ruzies over de zorg of de opvoeding betreft het vaak zaken zoals de hoogte van het zakgeld,
bedtijden of verschillen in inzicht over opvoedstijl (streng of los, dirigerend richting kinderen of ruimte
geven aan kinderen om in discussie te gaan). In een aantal dossiers bemoeit de ene ouder zich ook
met de dagbesteding van de kinderen bij de andere ouder.
Bij ruzies over de vorm en invulling van de omgangsregeling gaat het om discussies over het aantal
dagen waarop iedere ouder de kinderen bij zich heeft, de weekdagen waarop de omgang plaats vindt,
het moment van overdracht en de locatie van overdracht (zeker wanneer ouders ver van elkaar af
wonen). Ook de exacte verdeling over de zomervakantie of kerstvakantie levert vaak ruzie op.
De afwikkeling van de scheiding duurt in 7 van de 10 gevallen langer dan 12 maanden. Het is niet altijd
precies uit de dossiers op te maken wat de precieze tijdslijn is bij juridische procedures rond de
scheiding. Dergelijke gedetailleerde zaken zijn voor een gezinsvoogd van JBOV minder relevant. Een
scheiding kan bijvoorbeeld snel worden uitgesproken, maar het is mogelijk dat ouders in aanvragen
voor nevenvoorzieningen of hoger beroep de procedure rekken.
0
2
4
6
8
10
12
Afwikkelingscheiding >12
mnd
Conflict overzorg/opvoeding
Conflict over rolhoofdverzorger
Conflict overomgangsregeling
Conflict overpartner- /
kinderalimentatie
Conflict over dewoning
Conflictenzichtbaar voor
kinderenuitgevochten
Ouders makenelkaar zwart bij
kinderen
Operationele indicatoren vechtscheiding
Ja Onbekend
17
Ruzies over alimentatie, het gebruik van het huis en / of de hoofdverzorger van de kinderen komt in
circa de helft van de dossiers voor. In deze gevallen zien we dat meestal een van de ouders tijdens het
huwelijk heeft gefunctioneerd als primaire verzorger en deze rolverdeling wordt na de scheiding
gecontinueerd. De primaire verzorger mag ook in de meeste gevallen in het ouderlijk huis verblijven.
In andere gevallen loopt een ouder weg uit de relatie en staat deze ouder meteen 'op achterstand' bij
het claimen van het gebruik van het ouderlijk huis of de rol van primaire verzorger van de kinderen.
De wijze waarop de ouders ruziën is in nagenoeg alle onderzochte dossiers nadelig voor de kinderen.
In alle 10 gevallen is ook zichtbaar dat een of meerdere ouders elkaar zwart maken bij hun kind,
zonder dat de ander daarbij is. Vaak voorkomend zijn terloops kwetsende opmerkingen van de ene
ouder over het gedrag van de ander (i.e. "Heeft papa dit weekend weer voor Sinterklaas gespeeld?").
In meer extreme gevallen worden kinderen ook onder druk gezet om te kiezen, bijvoorbeeld qua
woonplek. Niet alleen ouders maken zich schuldig aan dit gedrag maar ook ooms, tantes en andere
familieleden bezondigen zich aan negatieve uitspraken over het gedrag of de vermoede bedoelingen
van de andere ouder.
In 9 van de 10 dossiers hebben ouders ruzie gemaakt waarbij de kinderen aanwezig zijn. Dit kan
gekibbel zijn wanneer het kind wordt gehaald of gebracht, maar kan ook escaleren tot huiselijk geweld
tussen ouders dat zich voor de ogen van de kinderen afspeelt. Omgekeerd voelen kinderen zich over
het algemeen minder comfortabel wanneer ouders pertinent niet samen naar school komen voor het
10 minutengesprek met juf of meester of bij een balletvoorstelling van het kind niet naast elkaar
zitten.
Op basis van de kwalitatieve analyse van deze tien dossiers wordt geconcludeerd dat ouders in een
vechtscheiding over een breed scala van onderwerpen ruziën en dat zij met name ruziën op een
manier die zichtbaar en belastend is voor hun kinderen. Juist op deze voor kinderen zichtbare
indicatoren is het opvallend dat deze in alle onderzochte gevallen aan de orde zijn.
3.4 Wat is het effect van vechtscheidingen op de kinderen?
Bij de 10 onderzochte dossiers zijn 25 minderjarige kinderen betrokken. De gemiddelde leeftijd van de
kinderen is - op het moment dat er een scheiding door de ouders wordt aangevraagd – 7/8 jaar.
Wanneer we de leeftijdsopbouw in de dossiers vergelijken met het Nederlandse gemiddelde dan valt
op dat in de onderzochte gezinnen het aantal kleuters sterk en het aantal kinderen op de basisschool
lichtelijk is oververtegenwoordigd. Bij vechtscheidingen zijn het aantal baby's / peuters en pubers
ondervertegenwoordigd.
Leeftijd Aantal Verwacht aantal o.b.v. leeftijdsopbouw
Nederland
Leeftijd 0-3 jaar 2 5,2
Leeftijd 4-5 jaar 8 2,7
Leeftijd 6-11 jaar 10 8,4
Leeftijd 12-18 jaar 5 8,7
18
Zes van de 25 kinderen in de dossiers (24%) hebben een psychische of een gedragsaandoening
waarvoor behandeling noodzakelijk is. Te denken valt aan Anorexia Nervosa, ADHD, Asperger of
Autisme. Het zijn geen aandoeningen waarvoor een kind structureel in een zorgvoorziening hoeft te
verblijven, bijvoorbeeld in een residentiële setting.
Vijf van de 25 kinderen (20%) gaan als gevolg van deze aandoeningen naar het Speciaal onderwijs. 4
van de 18 kinderen (22%) van 4 tot en met 11 jaar gaan naar het Speciaal Basisonderwijs (SBO) en 1
van de 5 kinderen (20%) boven de 12 jaar gaat naar het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO).
Opvallend is dat een relatief hoog aantal van de kinderen (22%) naar het SBO gaat terwijl het landelijk
gemiddelde op 5% ligt14. Gezien het klein aantal dossiers dat wij hebben onderzocht doen wij geen
uitspraak of deze tendens opgeld doet voor alle gezinnen in een vechtscheiding, maar het is
zondermeer een constatering die het waard is verder uit te diepen.
14 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2014/30/70-duizend-basisschoolleerlingen-in-speciaal-onderwijs
0
2
4
6
8
10
12
Leeftijd 0-3 jaar Leeftijd 4-5 jaar Leeftijd 6-11 jaar Leeftijd 12-18 jaar
Leeftijdsopbouw in onderzochte dossiers
Kinderen en soort onderwijs in onderzochte dossiers
neutraal speciaal basisonderwijs voortgezet speciaal onderwijs
Kinderen en soort onderwijs landelijk gemiddelde
neutraal Speciaal onderwijs
19
Uit de dossiers zelf en uit gesprekken met de betrokken gezinsvoogden blijkt dat de psychische- en de
gedragsaandoeningen naar verwachting niet primair te wijten zijn aan de vechtscheiding. Er is wel
consensus over het feit dat de omstandigheden van een echtscheiding of een vechtscheiding zeer
schadelijk zijn voor juist deze kwetsbare kinderen, maar over oorzaak en gevolg kunnen geen harde
uitspraken worden gedaan. Hoe dan ook, zeker is dat bij veel van de genoemde aandoeningen een
stabiele, voorspelbare en rustige gezinssituatie dringend gewenst is. De wekelijkse wissel van vader
naar moeder en terug veroorzaakt voor deze kinderen onrust, nog daargelaten de situaties waarin
ouders openlijke ruzie maken en het niet duidelijk is wie verantwoordelijk is voor bepaalde zaken.
Onderstaande tabel beschrijft bij hoeveel kinderen in een situatie van een vechtscheiding zich effecten
voordoen die voor derden zichtbaar zijn.
Ja Nee Vermoedens Onbekend
Loyaliteitsproblemen 25 0 0 0
Effect op gedrag 25 0 0 0
Effect op schoolverzuim 7 17 0 1
Effect op schoolresultaten 12 9 0 4
Ontstaan psychologische problemen 15 10 0 0
Ontstaan agressief of delinquent gedrag 5 20 0 0
Sprake van fysieke kindermishandeling 0 16 9 0
Alle 25 kinderen in de 10 dossiers kampen met loyaliteitsproblemen. Kinderen ervaren gevoelens van
afwijzing van één van de ouders, voelen dat zij door hun gedrag verantwoordelijk zijn voor de
vechtscheiding of ervaren ze druk te moeten kiezen voor vader òf moeder.
De vechtscheiding heeft op alle 25 kinderen zichtbaar effect op hun gedrag. Wij gaan ervan uit dat dit
valt te verklaren door de selectie van dossiers (zogenaamde selection bias). Wij hebben immers alleen
dossiers onderzocht waarbij JBOV een gezinsvoogd ter beschikking stelt nadat een
ondertoezichtstelling (OTS) is ingesteld. Een OTS wordt alleen ingesteld als de Raad voor de
Kinderbescherming na een onderzoek vaststelt dat de veiligheid en ontwikkeling van kinderen gevaar
0
5
10
15
20
25
30
Loyaliteitsproblemen
Gedrag Schoolverzuim Schoolresultaten Psychologischeproblemen
Agressief ofdelinquent gedrag
Fysiekekindermishandeling
Effecten merkbaar voor derden
Ja Vermoedens Onbekend
20
loopt. Een belangrijke indicator voor een bedreigde opvoed- en thuissituatie is als alle betrokken
kinderen afwijkend gedrag vertonen ten opzichte van hun leeftijdgenoten of ten opzichte van eerdere
observaties. Daarmee is het dus verklaarbaar dat zich in alle gevallen in de dossiers
gedragsveranderingen voordoen.
Bij het effect van de vechtscheiding op het schoolverzuim maken we onderscheid in kinderen op het
basisonderwijs (jonger dan 12 jaar) en kinderen in het voortgezet onderwijs. Kinderen onder de 12
jaar kunnen in principe alleen verzuimen van school als een van de ouders ze niet op tijd brengt of hier
geen toezicht op houdt. Schoolverzuim is dan een indicator dat ouders hun kind niet goed verzorgen
en bij dit soort signalen wordt er door de school of Onderwijsinspectie snel ingegrepen. Bij de 17
kinderen die bij de start van de scheiding de basisschool bezochten werden 2 kinderen (11%)
stelselmatig te laat naar school gebracht en dit was een van de aanleidingen voor het AMK om een
onderzoek te doen naar de opvoedstijl van (een van) de ouders.
Bij kinderen boven de 12 jaar is spijbelen vaker een 'vrije' keuze en kan het een indicator zijn voor
persoonlijke problemen of problemen thuis. 5 van de 8 kinderen (63%) in de dossiers spijbelt
regelmatig. Dit is veel hoger dan het landelijk gemiddelde van ruim 9% van de kinderen dat in een
onderzoek in 2013 zelf aangaf recent minstens een lesuur te hebben gespijbeld15.
Van 12 van de 21 kinderen (57%) is vastgesteld dat de vechtscheiding een negatief effect heeft op de
schoolresultaten. Een school merkt bijvoorbeeld op dat een kind in de klas met minder aandacht de
les volgt dan voor de scheiding. Bij sommige kinderen constateert school dat het kind lagere CITO-
scores of rapportcijfers behaalt dan verwacht. Er is echter maar van 2 kinderen in een dossier bekend
dat de leerling als gevolg van de vechtscheiding een jaar heeft moeten overdoen.
Bij 15 van de 25 kinderen (60%) is sprake van psychologische problematiek die zichtbaar is voor de
buitenwereld. Dat uit zich in negatief gedrag in een groep of omdat op een vervelende manier
aandacht wordt gevraagd van onderwijzend personeel. Bij kinderen met een bestaand psychologisch-
of gedragsprobleem wordt deze aandoening verergerd. In enkele gevallen voelt de school zich
genoodzaakt om ouders door te verwijzen naar de eerste of tweedelijnszorg.
Vijf van de 25 kinderen (20%) vertonen als gevolg van de vechtscheiding delinquent of agressief
gedrag. Voor zover wij kunnen nagaan in de dossiers van JBOV is dergelijk gedrag een tijdelijk
fenomeen en verdwijnt het weer wanneer de thuissituatie voldoende hersteld is of wanneer het kind
een zorgtraject heeft gevolgd om te werken aan zijn of haar gedrag. Op zichzelf is deze vermoede
tijdelijkheid een hoopvolle gedachte. Dat neemt niet weg dat delinquent gedrag – ook al is dit
eenmalig of tijdelijk – de toekomstkansen van kinderen/ kinderen voor een lange periode kan schaden
(denk aan een strafblad).
Tot slot zijn bij 9 van de 25 kinderen (36%) vermoedens van fysieke kindermishandeling vastgesteld. In
geen van de dossiers is een ouder veroordeeld (geweest) voor fysieke kindermishandeling. Wel lezen
we in dossiers over meldingen bij de politie of bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
Dit betreft situaties waarbij een ouder hard heeft geschreeuwd of geslagen of dat kinderen
15 Bron: http://www.nji.nl/nl/Databank/Cijfers-over-Jeugd-en-Opvoeding/Cijfers-per-onderwerp-Schoolverzuim
21
doodsbenauwd zijn om langere tijd bij een ouder te verblijven. De bewijsvoering bij dit soort zaken is
echter zeer lastig omdat er vaak tegenstrijdige verklaringen zijn. Uit de dossiers rijst echter wel een
beeld op van een onveilige situatie, los van de vraag of er wel of niet voldoende juridisch bewijs zou
zijn voor strafbaar gedrag.
Onze conclusie op basis van de bestudeerde dossiers is dat dergelijke onderzochte vechtscheidingen
op korte termijn leiden tot negatieve gevolgen voor de kinderen. Kinderen krijgen loyaliteitsconflicten
en gaan zich negatief en afwijkend gedragen. Ze presteren minder op school en gaan - wanneer zij dat
kunnen - vaker spijbelen. Hierdoor neemt de noodzaak aan zorg- of hulpverlening toe en kan het op
de lange termijn negatieve gevolgen hebben voor hun toekomstperspectief. Dit wordt in hoofdstuk 4
nader geanalyseerd.
22
4. VECHTSCHEIDINGEN: INTERVENTIES EN MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de interventies die zijn ingezet om gezinnen in een
vechtscheiding toe te leiden naar een meer stabiele en veilige gezinssituatie. Daarnaast geven wij aan
hoeveel deze interventies kosten en welke instanties deze kosten dragen.
4.1 Ingezette interventies
In onderstaande tabel geven we een overzicht van de interventies die in de 10 onderzochte dossiers is
ingezet, voor zover dit in de dossiers is opgenomen.
Aantal interventies % dossiers waarin interventie
voorkomt
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming 23 100%
Ondertoezichtstelling 1116 100%
Interventie Maatschappelijk werk 5 30%
Interventie vanuit politie 6 50%
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling 217 20%
Mediation 5 40%
Zorginterventie gericht op gezin 9 50%
Zorginterventie gericht op een of beide ouders 4 20%
Zorginterventie gericht op kind/kinderen 10 70%
Crisis/noodopvang 3 20%
16 Bij alle dossiers was sprake van een OTS. Bij 1 dossier is de OTS onderbroken geweest doordat een moeder met haar kinderen naar het buitenland was verhuisd. Bij terugkomst in Nederland werd er opnieuw een OTS ingesteld. 17 Gelet op het feit dat bij 9 van de 25 kinderen uit de dossiers sprake is van vermoedens van (fysieke) kindermishandeling, zou een hoger aantal meldingen meer in de lijn der verwachting liggen. Dit hebben wij echter niet uit de beschikbare informatie uit dossiers kunnen opmaken.
0 5 10 15 20 25
Onderzoek RvK
OTS
Interventie AMW
Interventie politie
Melding AMK
Mediation
Zorginterventie gezin
Zorginterventie ouders
Zorginterventie kinderen
Crisis/noodopvang
Aantal interventies
23
Zoals te verwachten is bij alle dossiers een ondertoezichtstelling (OTS) uitgesproken en uitgevoerd. De
gemiddelde duur van een OTS in deze dossiers is 2,1 jaar geweest, maar er is een grote spreiding: 4
gezinnen hebben een OTS die minder dan 18 maanden heeft geduurd terwijl 1 gezin een OTS van 4,5
jaar heeft gekend. Door de Raad voor de Kinderbescherming zijn in totaal 23 onderzoeken uitgevoerd.
Bij drie gezinnen heeft de Raad een onderzoek uitgevoerd en direct een OTS geadviseerd. In de
overige zeven gezinnen zijn er met tussenpozen 2 tot 3 Raadsonderzoeken uitgevoerd. Het gebeurt
bijvoorbeeld dat de Raad onderzoek doet naar een gezinssituatie van een kind dat frequent verzuimt
van school of betrapt op vernieling en diefstal en er gaandeweg achter komt dat de situatie in het
gezin dusdanig ontwricht en instabiel is dat een nieuw onderzoek wordt ingesteld naar de
wenselijkheid van een OTS maatregel. Voor het eerste onderzoek brengen de onderzoekers het hele
gezinsnetwerk in kaart, inclusief de gezinshistorie. Een vervolgonderzoek kan op basis van deze
informatie verder en hoeft dit niet opnieuw in kaart te brengen.
In de onderzochte dossiers zijn relatief weinig interventies en meldingen vanuit het maatschappelijk
werk (AMW) of vanuit het Meldpunt Kindermishandeling (AMK) terug te zien. In ruim de helft van de
gezinnen is er sprake geweest van minimaal 1 interventie door de politie na een melding van huiselijk
geweld. We vermoeden dat er meer interventies door de politie zijn uitgevoerd – dit staat echter niet
expliciet in de dossiers vermeld. Wij hebben alleen de activiteiten van bijvoorbeeld het AMK
meegenomen als er in het dossier expliciet vermeld staat dat het AMK een officieel onderzoek is
gestart18. Uiteraard houdt het AMK continu meldingen van onder meer school, huisarts, buren en
wijkagent bij en bepaalt of interventie nodig is. Om een beter inzicht te krijgen in de intensiteit van
deze functie bij de gezinnen die door ons zijn onderzocht zou nader onderzoek noodzakelijk zijn.
Vier van de 10 gezinnen hebben middels mediation geprobeerd om hun conflicten op te lossen. Uit de
dossierbeschrijvingen blijkt dat geen van deze mediation-trajecten aanwijsbaar heeft geleid tot een
stabilisering van de situatie.
Bij een vechtscheiding is bij 5 van de 10 gezinnen geprobeerd om een gezinsgerichte interventie op te
zetten om de stabiliteit voor de gezinsleden te herstellen en te waarborgen. Voorbeelden hiervan zijn
trajecten zoals Families First, Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling of Kinderen Uit De
Knoop. Bij 2 van de 10 gezinnen is geprobeerd om ouders te ondersteunen door een psychologisch
onderzoek, een anti-agressietraining of een training mindfulness.
In 7 van de 10 gezinnen is er gerichte zorg geweest voor de kinderen. In de helft van die gevallen
betrof het jeugdzorg die rechtstreeks verband hield met de ontwrichte situatie vanwege de
vechtscheiding, zoals een gesprek met een GZ-psycholoog of een specifieke echtscheidingsmodule bij
een zorginstelling. In de overige helft van de gevallen betrof het jeugdzorg voor zaken waar kinderen
18 De kosten van een onderzoek bij het AMK zijn in de publicatie "Verdeling historische middelen jeugdhulp
2012" geschat op € 1.435. Het SCP heeft dit bedrag berekend door het macrobudget van alle AMK's in Nederland te delen door het aantal kinderen bij wie het AMK een onderzoek heeft uitgevoerd. https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2013/Verdeling_historische_middelen_jeugdzorg
24
los van de vechtscheiding ook tegenaan zouden zijn gelopen, zoals het leren omgaan met
verstandelijke beperkingen of gedragsstoornissen.
Bij 2 van de 10 gezinnen is sprake geweest van noodopvang. Bij 1 van de onderzochte dossiers betrof
het de moeder die na verblijf in het buitenland terugkeerde naar Nederland en een aantal maanden in
de noodopvang verbleef, alvorens zij een huurwoning kreeg toegewezen. In het andere onderzochte
dossier werden 2 kinderen door de noodsituatie uit huis geplaatst voor een periode van minimaal 3
maanden. Echter, na 14 dagen waren beide kinderen weer thuis, in hun vertrouwde omgeving, omdat
een van de kinderen niet te handhaven was in de noodopvang.
Het bovenstaande overzicht van ingezette interventies uit de 10 dossiers is niet compleet. De
interventies vanuit de rechtspraak en de interventies die door de gezinnen zelf zijn georganiseerd en
betaald zijn niet opgenomen. De rechtspraak voert interventies uit zoals formele zittingen van de
Rechtbank of (in hoger beroep) het Gerechtshof en hoorzittingen van de rechter met partijen. De
kosten die hiermee gemoeid zijn worden voor een deel betaald door eindgebruikers door middel van
griffierechten. Het andere deel komt voor rekening van de Rijksoverheid. De griffierechten die de
burger zelf betaalt betreffen € 288 voor een aanvraag echtscheiding, wijziging alimentatie of
omgangsregeling. De onderzochte dossiers bevatten geen gedetailleerd overzicht van interventies
vanuit de rechtspraak, waardoor wij de exacte inzet in deze scheidingszaken niet kunnen inschatten.
Het inschatten op basis van normtarieven is niet toereikend, omdat enige mate van inzicht in aard en
omvang van de procedures noodzakelijk is (bijvoorbeeld aanhoudingen of schorsingen van zittingen,
doorlooptijden, aantal betrokken (kinder)rechters, e.d.).
Interventies die in een aantal van de 10 dossiers door de gezinnen zelf zijn georganiseerd en betaald
betreffen onder meer relatietherapie. Ook worden er door ouders trajecten zoals creatieve therapie,
speltherapie of kindercoaching ingekocht om hun kinderen te ondersteunen bij het verwerken van de
scheiding. Deze zelf bekostigde interventies zijn niet opgenomen in het onderzoek omdat zij geen
onderdeel vormen van de maatschappelijke kosten van vechtscheidingen. Hypothetisch kan gesteld
worden dat een besparing van deze uitgaven ertoe zou kunnen leiden dat het netto besteedbaar
inkomen van partners hoger zou zijn, maar het verband van deze kosten is te ver verwijderd van de
kosten die een samenleving draagt.
4.2 De kosten van de interventies
De door de overheid georganiseerde en gefinancierde interventies bij de 10 geanalyseerde dossiers
kosten gemiddeld iets meer dan € 34.500 per gezin. Deze gemiddelde kosten zijn in onderstaande
tabel nader gespecificeerd:
Gemiddeld bedrag
per gezin % totale kosten
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 5.246 15%
Ondertoezichtstelling € 19.794 57%
Interventie Maatschappelijk werk € 338 1%
Interventie vanuit politie € 288 1%
Melding/onderzoek Advies- en Meldpunt Kindermishandeling € 287 1%
25
Mediation € 690 2%
Zorginterventie gericht op gezin € 5.146 15%
Zorginterventie gericht op een of beide ouders € 116 0%
Zorginterventie gericht op kind/kinderen € 2.044 6%
Crisis/noodopvang € 556 2%
TOTAAL € 34.504 100%
De grootste kostencomponent (€ 19.794 of 57% van het totaal) zijn de kosten voor de
Jeugdbescherming / de gezinsvoogd die de OTS uitvoert. De OTS kost in het eerste jaar na instelling
circa € 9.000 per jaar en in de volgende jaren circa € 8.000 per jaar. De kosten worden sinds 1 januari
2015 betaald door de gemeente en het tarief is vastgesteld en varieert dus niet met de complexiteit of
de grootte van het gezin.
De kosten voor onderzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming vormen 15% van de totale
kosten. Deze kosten zijn geschat op circa € 2.650 voor een eerste onderzoek en circa € 2.000 voor een
vervolgonderzoek19. Deze kosten komen voor rekening van de Rijksoverheid (het Ministerie van
Veiligheid en Justitie).
De kosten voor gezinsgerichte zorginterventies vormen eveneens 15% van de totale kosten. De
gemiddelde prijs van een gezinsgerichte interventie is € 5.146, waarbij de meest goedkope € 800 kost
en de meest dure interventie met € 8.240 ruim 10x zoveel. De uitvoering ligt in handen van
zorginstellingen in de regio en de zorg wordt gefinancierd door de gemeente die hier een vooraf
afgesproken prijs voor betaalt.
Deze interventies worden regelmatig geïndiceerd om zeer ontwrichte situaties binnen het gezin te
stabiliseren. Instrumenten zoals Families First of Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling zijn
relatief kostbaar, doordat ze:
a) Arbeidsintensief zijn;
b) Evidence based zijn, hetgeen licentiekosten en verplichte accreditering met zich meebrengt;
c) Begeleiding vragen van hoogopgeleide professionals (HBO/WO);
d) Over het algemeen exclusief voor het gezin worden uitgevoerd (en dus niet in een klas of
groep met andere gezinnen in vergelijkbare situaties);
e) In het huis van het gezin worden gegeven en niet op de locatie van een zorginstelling.
Zorginterventies gericht op de ouders zelf zijn in vergelijking substantieel goedkoper omdat veel
interventies werken met groepen ouders in plaats van 1-op-1 en de sessies minder intensief zijn. Deze
zorg wordt in de meeste gevallen betaald door de zorgverzekeraar.
Mediation is apart opgenomen: de kosten hiervan variëren van € 1.350 tot € 1.500 en worden (onder
bepaalde voorwaarden) gefinancierd door de gemeente (via gesubsidieerde rechtsbijstand, bijzondere
bijstand of korting op de eigen bijdrage).
19 Deze kosten zijn geschat aan de hand van het aantal Raadsonderzoeken dat in 2014 zijn uitgevoerd en de totale begroting van de Raad voor de Kinderbescherming. We doen de aanname dat een vervolgonderzoek 75% kost van een eerste onderzoek, omdat de Raadsonderzoekers bij een vervolgonderzoek gebruik kunnen maken van het reeds verzamelde materiaal.
26
De zorginterventies die zijn gericht op de kinderen zijn het meest kostbaar van alle ingezette
interventies. In de onderzochte dossiers komen diverse van dergelijke trajecten naar voren, zoals een
traject van 9 maanden voor een kleuter waarin zorg en onderwijs worden gecombineerd of een traject
van 2 jaar voor een tiener die kampt met Anorexia Nervosa. Veel van deze kosten werden vóór 2015
betaald uit de AWBZ maar worden nu gefinancierd door de gemeente (WMO).
Bij een aantal van de interventies hebben we niet de totale kosten meegerekend als maatschappelijke
kosten van de vechtscheiding. Kinderen met een aangeboren afwijking of bestaande psychische- en/of
gedragsproblemen hebben immers dezelfde zorg nodig - onafhankelijk van de vechtscheiding.
Tegelijkertijd kan men beargumenteren dat bestaande problemen of beperkingen bij een kind wel
degelijk versterkt kunnen worden als gevolg van een vechtscheiding; de situatie wordt immers
complexer en we kunnen aannemen dat de effectiviteit van de behandelingen ook minder is. Zo is het
voor kinderen met een vorm van Autisme heel belangrijk dat hun omgeving voorspelbaar is;
omgangsregelingen en nieuwe woonomgevingen hebben negatieve invloed op het psychische
welbevinden van een kind. In situaties als deze is te veronderstellen dat de normale zorg langer duurt
eer een hanteerbare situatie is bereikt.
Onderstaand schema laat zien welk percentage van de kosten meegenomen is in de maatschappelijke
kosten van de onderzochte dossiers.
Maatschappelijke kosten
Individuele zorgtraject voor kind dat door scheiding afwijkend gedrag
vertoont
100%
Individuele zorgtraject voor kind om te leren om te gaan met gevolgen
scheiding
100%
12 gesprekken tussen psycholoog en kind over situatie thuis 100%
Onderzoek GZ-psycholoog naar de relatie tussen kind en zijn vader na de
scheiding
100%
Kindercoaching voor een kind dat zich na de scheiding afwijkend / negatief
gedraagt op school
100%
Dagbehandeling voor kind met Asperger om te leren omgaan met zijn
woedeaanvallen richting moeder
50%
Individuele zorg voor kind vanwege Anorexia Nervosa 25%
Psychologisch onderzoek voor kind met verstandelijke beperking en
gedragsproblemen
25%
Dagbehandeling voor kind met verstandelijke beperking en
gedragsproblemen waarin zorg en onderwijs worden gecombineerd
25%
Zorgtraject voor kind met verstandelijke beperking en gedragsproblemen om
te leren omgaan met zijn beperking
25%
De kosten voor crisisopvang zijn gebaseerd op de standaard tarieven die de gemeente heeft
afgesproken met pleeggezinnen (tarief van € 53 per etmaal voor pleegzorg met begeleiding pleegzorg
plus – dit is € 1.643 per maand) of met instellingen met een crisisgroep (tarief van € 151 per etmaal
voor verblijf inclusief mentoraat – dit is € 4.681 per maand). De uitspraak voor uithuisplaatsing betrof
in het onderzochte dossier een periode 3 maanden voor 2 kinderen (kosten voor 3 maanden: €
18.768), maar vanwege een onhoudbare situatie in de noodopvang waren beide kinderen binnen 14
27
dagen weer thuis in hun vertrouwde omgeving. Daarmee vallen de kosten voor noodopvang in dit
dossier lager uit. (kosten voor 14 dagen: € 2.856)
De kosten voor noodopvang voor een alleenstaande ouder met twee minderjarige kinderen zijn
geschat op € 900 per maand. Let wel: deze kosten betreffen alleen de huur van een woning via een
woningbouwcoöperatie en de kosten van eerste levensbehoeften, zonder dat de gezinsleden
ondersteund worden met bijvoorbeeld continue begeleiding. Dit was het geval in een van de
onderzochte dossiers. Maar gelet op de wachtlijsten voor dergelijke woningen dient er meestal een
(dure) tussenoplossing gevonden te worden. Een noodopvangplaats voor een gezin kost op jaarbasis
tussen € 50.000 - € 80.00020, afhankelijk van de uitvoerende organisatie, omvang van het gezin en
uitvoerende partij. (Leger des Heils, Stichting LIMOR, etc.) Al deze kosten worden gefinancierd door de
gemeente.
De kosten voor AMW en de inzet van politie zijn (conservatief) geschat. De gezinsvoogden van JBOV
schatten in dat de maatschappelijk werker circa eens in de drie weken een gesprek voert in het gezin
gedurende een periode van zes maanden (in totaal dus negen gesprekken). De kostprijs van een
gesprek met de maatschappelijk werker is geschat op € 7521. Medewerkers van AMW geven aan dat
zij het lastig vinden om aan te geven hoeveel begeleiding door AMW wordt ingezet voor een
'gemiddelde' vechtscheiding. Hun schatting (informeel) is dat dit tussen de 3 en 15 gesprekken kunnen
zijn.
De inzet van politie is geschat op 8 uur per incident (in deze 10 dossiers betrof het 6 incidenten die
expliciet werden vermeld) met een kostprijs van € 60 per uur22.
Voor wat betreft de inzet van ketenpartners zoals de politie, het AMW en het AMK geldt dat we in het
overzicht alleen een (conservatieve) schatting hebben opgenomen op basis van de interventies en
bijbehorende kosten die expliciet in de onderzochte dossiers zijn vermeld. Het vermoeden bestaat dat
bij dergelijke vechtscheidingen het gemiddeld aantal interventies vanuit deze instanties vele malen
hoger ligt.
In onderstaande tabel tenslotte hebben we aangegeven welk deel van de totale maatschappelijke
kosten van vechtscheidingen in de onderzochte 10 dossiers voor rekening komt van welke organisaties
en instellingen.
20 Dit bedrag is op basis van de verschilt per gemeente 21 Op basis van de inzet van een ervaren maatschappelijk werker met een HBO-opleiding Sociaal Pedagogische
Hulpverlening (SPH). Hierbij past conform de CAO een functieschaal Rijksoverheid 10 met een kosten-plus tarief van € 74. ‘Handleiding Overheidstarieven 2015’. Ministerie van Financiën, 2015. 22 Op basis van de inzet van een politiesurveillant met opleidingsniveau MBO. Hierbij past conform de CAO een
functieschaal Rijksoverheid 7 met een kosten-plus tarief van € 61. ‘Handleiding Overheidstarieven 2015’. Ministerie van Financiën, 2015.
Gemeente € 28.567 83%
Ministerie van Veiligheid en Justitie € 5.821 17%
Zorgverzekeraar* € 116 0%
TOTAAL € 34.504 -
28
*In de 10 dossiers is het aandeel dat voor rekening van de zorgverzekeraar komt substantieel laag – alleen een
deel van de ondersteuning van ouders s hieruit bekostigd (i.e. cursus mindfulness); die ondersteuning wordt veelal
in groepsverband aangeboden en zijn minder intensief dan interventies gericht op het gezin en de kinderen.
De gemeente betaalt het grootste aandeel in de kosten van vechtscheiding – de gemeenten zijn
immers per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van zowel maatschappelijk werk
(WMO) als jeugdzorg.
4.3 Extrapolatie: de maatschappelijke kosten van vechtscheidingen in Nederland
Voor de 10 onderzochte dossiers hebben we een analyse van de bijbehorende maatschappelijke
kosten gemaakt. Dit is een kwalitatieve verdiepende analyse van 10 cases van vechtscheidingen,
waarbij specifiek een OTS is uitgesproken, die gemiddeld 2,1 jaar heeft geduurd. Dit valt niet zonder
meer te extrapoleren naar de maatschappelijke kosten van vechtscheidingen in Nederland.
Op basis van de bestaande onderzoeken en verkenningen (zie: Theoretisch kader) en onze resultaten
hebben we in onderstaand schema desalniettemin een (conservatieve) optelsom gemaakt van de
maatschappelijke kosten van dergelijke vechtscheidingen voor de Nederlandse samenleving. Om
enigszins gevoel te krijgen voor de omvang en urgentie van deze maatschappelijke kwestie. De
optelsom is gebaseerd op de 5.594 onderzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming naar gezag
en omgang (2014) per jaar, waarbij aangenomen wordt dat 50% van deze onderzoeken leiden tot een
OTS voor een bepaalde tijd. De bedragen zijn exclusief de kosten van de rechtspraak.
GEMIDDELDE MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN VAN VECHTSCHEIDINGEN
TOTALE MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN VAN VECHTSCHEIDINGEN*
€ 34.504
€ 96.600.000
Gebaseerd op kwalitatief dossieronderzoek van specifiek gezinnen met minderjarige kinderen, waarbij de rechter voor een bepaalde tijd een gezinsvoogd heeft aangesteld (OTS).
Gebaseerd op jaarlijks 5.594 onderzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming naar gezag en omgang (2014), waarbij aangenomen wordt dat 50% van deze onderzoeken leidt tot een OTS voor een bepaalde tijd. Dit bedrag is afgerond naar boven.
*Dit bedrag is exclusief de kosten van de rechtspraak.
Wie draagt deze kosten?
Gemeente Ministerie van Veiligheid en Justitie Zorgverzekeraar*
29
5. CONCLUSIE
Jaarlijks zijn 50.000-70.000 kinderen betrokken bij de scheiding van hun ouders, waarvan 10.000-
16.000 kinderen geconfronteerd worden met een scheiding die uitmondt in een vechtscheiding en
hier ernstig last van ondervinden. In dit rapport worden de maatschappelijke kosten van
vechtscheidingen inzichtelijk gemaakt en berekend aan de hand van beschikbare onderzoeken en een
verdiepende analyse van 10 (afgeronde) scheidingsdossiers van Jeugdbescherming Overijssel.
Deze dossiers betreffen specifiek gezinnen met minderjarige kinderen, waarbij de vechtscheiding de
veiligheid en stabiliteit in het gezin dusdanig heeft ontwricht, dat door de rechter voor een bepaalde
tijd een gezinsvoogd is aangesteld (de ondertoezichtstelling of OTS).
De verdiepende analyse betreft gezinnen, waarbij:
1) het voor buitenstaanders, zoals school, politie of maatschappelijk werk, duidelijk zichtbaar is
dat kinderen in het gezin negatief beïnvloed worden door de ontwrichtende
scheidingsproblemen van hun ouders;
2) de ouders niet in staat zijn om hun scheidingsproblemen zelfstandig op te lossen.
De dossiers zijn opgebouwd door de gezinsvoogden die de gezinnen hebben begeleidt en geven een
goed beeld van het reilen en zeilen van het gezin gedurende de periode dat de gezinsvoogd actief is.
Nadere informatie over de inzet van politie, interventies vanuit bijvoorbeeld school of maatschappelijk
werk is echter summier opgenomen in de dossiers. Gelet op de beperking in omvang en tijd van deze
analyse, is niet gekozen voor een langdurig en kostbaar proces om de MKBA op deze manier te
verbreden. Daarvoor is vervolgonderzoek nuttig.
De gezinnen uit de dossiers zijn niet significant 'anders' dan doorsnee gezinnen in Nederland. In 4 van
de 10 gezinnen heeft 1 van de ouders minstens een HBO-opleiding, minstens 5 van de 10 gezinnen
woont in een koophuis en geen van de gezinnen heeft structurele of meervoudige problemen zoals
schulden, langdurige armoede, middelengebruik of een combinatie hiervan.
De dossiers laten zien dat de vechtscheidingen minimaal de volgende kenmerken betreffen:
1) Ouders ruziën over de zorg of de opvoeding van de kinderen;
2) Ouders ruziën over de exacte invulling van de omgangsregeling met de kinderen;
3) Ouders maken elkaar zwart bij de kinderen.
In 9 van de 10 dossiers maken de ouders ruzie waar de kinderen bij zijn. Over zaken als alimentatie,
gebruik van het ouderlijk huis of de hoofdverblijfplaats van de kinderen wordt in deze dossiers minder
vaak ‘gevochten’. Bij 5 van de 10 gezinnen is de politie een of meerdere keren thuis geweest vanwege
een aangifte van huiselijk geweld en bij 2 van 10 gezinnen is er een melding geweest bij het Advies- en
Meldpunt Kindermishandeling vanwege vermoedens van fysieke kindermishandeling.
Alle 25 minderjarige kinderen uit de dossiers kampen met loyaliteitsproblemen en bij hen allemaal
heeft de vechtscheiding zichtbaar negatief effect op het gedrag. Bij 12 van de 25 kinderen (48%) heeft
dit een voor buitenstaanders zichtbaar negatief effect op de schoolresultaten en 5 van de 8 kinderen
(63%) die voortgezet onderwijs volgen laten problematisch schoolverzuim zien, significant hoger dan
30
het landelijk gemiddelde (9%). 5 van de 25 kinderen (20%) laat agressief of delinquent gedrag zien,
maar dat gedrag lijkt tijdelijk van aard te zijn en verdwijnt wanneer de ontwrichte situatie thuis weer
stabiel en hersteld is en er adequate jeugdzorg voor deze kinderen wordt ingezet.
Wanneer er signalen zijn dat het opvoedklimaat in een gezin door een vechtscheiding instabiel en
onveilig is, dan voert de Raad voor de Kinderbescherming een (of meerdere keren een) onderzoek uit.
Bij de onderzochte gezinnen hebben er gemiddeld 2,3 onderzoeken van de RvdK plaatsgevonden. Een
uitkomst van deze onderzoeken kan zijn dat de Kinderrechter een ondertoezichtstelling (OTS)
uitspreekt. Deze OTS duurt bij de onderzochte gezinnen gemiddeld 2 jaar en 1,5 maand - met een
uitschieter naar een duur van 4,5 jaar.
Op basis van de onderzochte dossiers betreffen de maatschappelijke kosten gemiddeld € 34.504 per
gezin om de ontwrichte gezinssituatie te herstellen en de effecten op de ontwikkeling en het gedrag
van kinderen te stabiliseren. De inzet van Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdzorg
(gezinsvoogden) nemen gezamenlijk 72% (circa € 25.000) van deze kosten voor hun rekening.
15% van het totaalbedrag wordt besteed aan zorginterventies om de gezinssituatie te verbeteren,
zoals Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling of Families First. Dergelijke interventies zijn
relatief ‘kostbaar’ vanwege de intensiteit van de begeleiding. Deze instrumenten worden ingezet
wanneer de gezinssituatie dermate ontwricht is dat de noodzaak van professionele ondersteuning
voor een gezin essentieel en evident is.
De dossiers laten ook zien dat er interventies worden ingezet om psychische of gedragsproblemen bij
de kinderen te behandelen. De oorzaak van deze problemen is echter in de helft van de gevallen niet
direct toe te schrijven aan de ontwrichte situatie als gevolg van de vechtscheiding, maar aan factoren
die aan het kind verbonden zijn. Gelet op het totaalbedrag zijn met zaken als mediation of zorg gericht
op ouders zelf relatief weinig kosten gemoeid.
Het overzicht van maatschappelijke kosten voor in te zetten interventies is in dit rapport niet
compleet; de rechtspraak en de interventies die door de gezinnen zelf zijn georganiseerd en betaald
zijn niet opgenomen. Deze laatste vormen geen onderdeel van de maatschappelijke kosten (ze komen
immers voor rekening van de gezinnen zelf). De onderzochte dossiers bevatten geen gedetailleerd
overzicht van interventies vanuit de rechtspraak, waardoor wij de exacte inzet in deze
vechtscheidingszaken niet kunnen inschatten.
Dit betekent dat de totaalkosten hoger zijn dan de in dit onderzoek genoemde bedragen. Dit
onderzoek maakt op basis van minutieus dossieronderzoek op casusniveau de kosten inzichtelijk. In de
meeste onderzoeken zien we een simpele toerekening van kosten op basis van macro gegevens. Het
verdient aanbeveling om ook die kosten (zoals de juridische) op basis van eenzelfde micro aanpak
inzichtelijk te maken. Daarmee kunnen gemeenten, (zorg)verzekeraars, instellingen en andere
betrokkenen ook beter alternatieve handelingen of noodzakelijke maatregelen onderzoeken.
Op basis van de beschikbare onderzoeken en verkenningen en onze resultaten van het verdiepende
dossieronderzoek hebben we een (indicatieve) optelsom gemaakt van de totale maatschappelijke
kosten van vechtscheidingen voor de samenleving. Exclusief de kosten van de rechtspraak.
31
Deze optelsom is gebaseerd op de maatschappelijke kosten die gemoeid zijn met begeleiding,
ondersteuning en zorg voor specifiek gezinnen met minderjarige kinderen, waarbij de rechter voor
een bepaalde tijd een gezinsvoogd heeft aangesteld (OTS). We hebben het aantal onderzoeken per
jaar van de Raad voor de Kinderbescherming naar gezag en omgang aangehouden om de extrapolatie
te kunnen doen, waarbij we de (conservatieve) aanname doen dat 50% van deze onderzoeken leidt
tot het uitspreken van een OTS voor een bepaalde tijd. De totale maatschappelijke kosten van
dergelijke vechtscheidingen betreffen € 96.600.000.
Dit onderzoek is consistent met bestaand onderzoek dat langdurige en openlijk uitgevochten
scheidingen op korte en lange termijn grote negatieve maatschappelijke effecten kennen voor
kinderen, ouders en de verhoudingen binnen een gezin. Dit leidt binnen afzienbare tijd tot een
stijgende noodzaak aan begeleiding, zorg en/of opvang, die voor het overgrote deel bekostigd worden
door overheidsinstellingen. De hoge maatschappelijke kosten die ontstaan wanneer een ontwrichte
gezinssituatie als gevolg van een vechtscheiding uiteindelijk uitmondt in een ondertoezichtstelling
wordt het niet alleen maatschappelijk, maar ook financieel-economisch interessant om te investeren
in interventies die voorkomen dat het zover komt. Maatschappelijke investeerders zouden hier een rol
in kunnen spelen en samen kunnen optrekken met de (lokale) overheid. De impact op gezinnen en
kinderen is immers substantieel groot en levert naar verwachting voldoende maatschappelijk (en
financieel) rendement op. Een passend (alternatief) financieringsmodel kan hiervoor ontworpen
worden.
32
BIJLAGE 1 - BESCHRIJVING CASES JBOV
In onderstaande paragrafen hebben wij de dossiers samengevat die minutieus zijn onderzocht om de
maatschappelijke kosten van vechtscheidingen inzichtelijk te maken. De dossiers zijn speciaal voor dit
onderzoek opgevraagd en waren na ondertekening van een geheimhoudingsclausule ter inzage op
locatie bij Jeugdbescherming Overijssel. De beschrijvingen zijn geanonimiseerd en de verhaallijnen zijn
aangepast om te voorkomen dat de scheidingsverhalen te herleiden zijn naar gezinnen of personen.
Dossier 1
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 8.632 Het gezin bestaat uit een vader, moeder en drie
kinderen. In 2010 hebben de ouders een
scheiding aangevraagd die pas in 2014 door de
rechtbank is uitgesproken. Een belangrijke
complicatie bij de echtscheiding is de verdeling
van de financiële boedel: De echtelieden zijn ook
zakenpartners geweest met een gezamenlijke
praktijk. Bij het aanvragen van de scheiding In
2010 zijn de dochters D1 en D2 respectievelijk 13
en 11 jaar uit. Zoon Z1 is 10 jaar oud.
Ondertoezichtstelling € 8.929
Interventie Maatschappelijk werk
Interventie vanuit politie
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Mediation
Zorginterventie gericht op gezin € 4.400
Zorginterventie gericht op een of beide ouders
Zorginterventie gericht op kind/kinderen € 7.450
Crisis/noodopvang
Totaal € 29.411
Zoon Z1 heeft een gedragsstoornis in het autisme-spectrum terwijl dochter D1 in de periode 2010 -
2012 een ernstige vorm van anorexia ontwikkelt. Hierdoor vragen deze kinderen veel aandacht.
De kinderen wonen bij moeder en hebben vaak omgang met vader. Na de scheiding begint de vader
een nieuwe relatie met een vrouw die al twee kinderen heeft. De kinderen vinden het lastig om te
wennen aan een situatie waarin zij gedurende delen van de week onderdeel vormen van een groot
samengesteld gezin.
Ook zitten de ouders niet op een lijn over de opvoeding van de kinderen. Hoe meer de kinderen in de
puberleeftijd komen, hoe meer blijkt dat de vader niet in staat lijkt om zich in te leven in de behoeftes
van pubers. Hij hamert erop dat regels strikt nageleefd moeten worden en vindt het niet nodig dat
kinderen iets in te brengen hebben. Hij wil dat de moeder deze lijn doortrekt wanneer de kinderen bij
haar zijn. Moeder is een andere mening toegedaan waardoor er constant ruzie ontstaat.
In 2013 escaleert het gedrag van de kinderen. D2 heeft in de zomervakantie een zeer heftige ruzie met
vader wanneer zij op vakantie in het buitenland zijn. De politie moet tussenbeide komen en D2 gaat
eerder terug naar haar moeder in Nederland. D2 verbreekt het contact met de vader.
Op school spijbelen D1 en D2 zeer frequent. Dit is aanleiding voor de Raad voor de Kinderbescherming
om in 2013 een onderzoek te doen naar de opvoed- en gezinssituatie bij het gezin. De Raad legt een
rechtstreeks verband tussen de perikelen van de ouders rond de scheiding en het gedrag van D1 en
D2.
De Raad formuleert verschillende doelstellingen voor het gezin. D1 zoekt hulp om te leren omgaan
met haar anorexia terwijl D2 en Z1 worden ondersteund in het verwerken van de echtscheiding. De
33
ouders wordt dringend verzocht hun echtscheiding af te wikkelen en op een lijn te komen ten aanzien
van de opvoeding.
Begin 2014 doet de Raad opnieuw onderzoek omdat er geen verandering is geconstateerd in de
opvoed- en gezinssituatie. De Raad adviseert een OTS en verplichte zorg voor het gezin. Vader is
akkoord met een OTS maar moeder niet: ook zijn beide ouders het erover eens dat er systeemzorg
moet komen om de balans in het gezin weer te herstellen en individuele zorg voor de kinderen.
De Kinderrechter houdt de OTS aan om de ouders nog een kans te geven. In september 2014 blijkt dat
er nog onvoldoende progressie is gemaakt alhoewel vader en moeder hebben geprobeerd adequate
zorg te vinden. Er wordt daarom een OTS van 1 jaar ingesteld.
Na 12 maanden OTS lijkt de situatie gestabiliseerd. De echtscheiding is geheel afgewikkeld, er zijn
afspraken over de opvoeding en de omgang en de kinderen hebben allen adequate zorg gekregen.
Dossier 2
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 4.648 Het gezin bestaat uit een vader, moeder en
drie dochters. Vader en moeder zijn niet
getrouwd maar hebben beiden ouderlijk
gezag. Het botert al enkele jaren niet tussen
vader en moeder en in maart 2014 vraagt
moeder een scheiding aan. De dochters D1,
D2 en D3 zijn dan respectievelijk 15, 13 en
10 jaar. De vader vraagt bij de scheiding co-
ouderschap aan maar de Kinderrechter wijst
dit verzoek af: de dochters komen te wonen
Ondertoezichtstelling € 8.929
Interventie Maatschappelijk werk
Interventie vanuit politie
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Mediation
Zorginterventie gericht op gezin € 8.240
Zorginterventie gericht op een of beide ouders
Zorginterventie gericht op kind/kinderen € 1.080
Crisis/noodopvang
Totaal € 22.897
bij moeder en er komt een omgangsregeling met vader. Voor de scheiding ging het al niet goed tussen
vader en moeder. Eind 2013 wordt D1 opgepakt voor vernieling en diefstal. De Raad voor de
Kinderbescherming stelt een onderzoek in en bemerkt dat alle dochters kampen met een groot
loyaliteitsconflict. Bij D1 uit zich dat doordat zij snel boos wordt om kleine dingen, zij de grenzen van
het toelaatbare opzoekt en zich sterk verantwoordelijk voelt voor haar zusjes D2 en D3. D1 voelt zich
ook afgewezen door vader.
Tegelijkertijd met het uitspreken van de scheiding brengt de Raad de bevindingen van haar onderzoek
uit. De Raad adviseert dat de drie kinderen ondersteuning krijgen bij het verwerken van de scheiding.
In de zomer van 2014 ontvangt de Kinderrechter berichten van de kinderen dat zij zich niet kunnen
vinden in de omgang met vader. De vader heeft een nieuwe relatie die veraf woont van de kinderen.
Eens in de twee weken worden de kinderen in het weekend uit hun vertrouwde omgeving met clubs
en vrienden gehaald om te verblijven bij vader en zijn nieuwe vriendin. Vader zou vooral oog hebben
voor de behoeftes van zijn nieuwe vriendin en veel minder voor zijn dochters.
De Kinderrechter organiseert een zitting met de ouders in augustus 2014. De rechter gelast een nieuw
onderzoek van de Raad. De Raad adviseert OTS voor 12 maanden waarbij de vader alleen omgang kan
krijgen met de kinderen onder toezicht van de gezinsvoogd.
34
Deze OTS blijkt te helpen zodat er weer stabiliteit terugkeert in het gezin. Wel wordt moeder
aangeraden om een traject Intensief Orthopedagogische Gezinsbehandeling te volgen om te leren
omgaan met de opvoeding van drie puberdochters.
Dossier 3
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 2.656 Het gezin bestaat uit een vader, moeder, een
zoon en een dochter. De ouders zijn getrouwd
en moeder vraagt in april 2012 een
echtscheiding aan. Z1 is dan 12 jaar en D1 is 9
jaar. De ouders zijn hoog opgeleid en zijn
financieel economisch welvarend. Z1 is
hoogbegaafd en heeft Asperger; hij volgt het
speciaal basisonderwijs en daarna het
voortgezet speciaal onderwijs. D1 volgt
regulier basisonderwijs. Het gezin kenmerkt
zich door veel echtelijke ruzies.
Ondertoezichtstelling € 16.455
Interventie Maatschappelijk werk
Interventie vanuit politie € 480
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Mediation
Zorginterventie gericht op gezin € 13.540
Zorginterventie gericht op een of beide ouders
Zorginterventie gericht op kind/kinderen € 6.379
Crisis/noodopvang € 2.856
Totaal € 42.366
In januari 2012 escaleert dit tot een aangifte van moeder tegen vader vanwege mishandeling. Er zijn
geen getuigen maar wel blauwe plekken. De politie kan niet eenduidig mishandeling vaststellen. Uit
naam van de burgemeester wordt een tijdelijk huisverbod van zeven dagen opgelegd voor vader. Over
en weer beschuldigen vader en moeder elkaar.
Door de uithuisplaatsing raken instanties als het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling), de
Raad voor de Kinderbescherming en het AMW (Algemeen Maatschappelijk Werk) in beeld. De Raad
beslist dat een OTS van 12 maanden nodig is om de veiligheid van de kinderen te garanderen en dat
de kinderen door de noodsituatie 3 maanden in de noodopvang moeten verblijven. De observaties van
de Raad zijn stevig:
Er wordt forse partnerrelatie-problematiek geconstateerd;
Er zijn sterk verschillende visies ten aanzien van de opvoeding van de kinderen;
De communicatie tussen ouders is ernstig verstoord;
Moeder heeft aangifte gedaan tegen vader van mishandeling door vader;
Vader zegt dat moeder zeer instabiel is en opgenomen moet worden in een psychiatrische
inrichting;
Beide ouders beschuldigen elkaar als gevaarlijk in omgang met kinderen vanwege gebruik van
geweld tegen kinderen.
Z1 is niet te handhaven in de crisisopvang. De zorginstelling adviseert dat het voor de kinderen beter is
als zij terugkeren naar de thuissituatie vanwege de vertrouwde omgeving met structuur en
voorspelbaarheid. Na 14 dagen zijn dus zowel Z1 als D1 weer thuis. De OTS blijft wel van kracht.
Vanaf dat moment gaan de ouders een netelig juridisch traject in waarbij zij over en weer aanvragen
bij de rechtbank doen over de zorg en de omgangsregeling voor de kinderen en de verdeling van de
boedel. Ook worden er een groot aantal mediation- en zorgtrajecten ingezet om te komen tot een
meer werkbare situatie. Een deel wordt betaald door de overheid en een deel worden door de ouders
35
zelf betaald. Een belangrijk punt hierbij is het gedrag van Z1. Hij heeft moeite om de echtscheiding te
verwerken en hij uit dit door het gezag van moeder systematisch ter discussie te stellen.
Begin 2014 is er voldoende stabiliteit in het gezin om dat de OTS te stoppen. Er is een
omgangsregeling afgesproken waar beide ouders zich aan houden, er is geen ruzie meer over de
afwikkeling van de echtscheiding en de ouders nemen hun rol van opvoeder weer op zich. Daarnaast
lukt het moeder ook om goed om te gaan met het gedrag van Z1.
Dossier 4
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 4.648 Het gezin bestaat uit een vader, moeder, een
zoon en een dochter. Vader en moeder zijn in
2005 getrouwd maar in 2006 ontstaan er
problemen in de relatie. De vader beschuldigt
moeder dat zij psychische problemen heeft en
lijdt aan borderline syndroom. Hij wil haar
doorverwijzen naar maatschappelijke opvang.
Bij een zorginstelling wordt bij moeder PTSS
(post traumatische stress stoornis) vastgesteld
maar moeder ontkent ten stelligste en vermijdt
Ondertoezichtstelling € 16.455
Interventie Maatschappelijk werk € 1.350
Interventie vanuit politie € 960
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
€ 1.435
Mediation
Zorginterventie gericht op gezin
Zorginterventie gericht op een of beide ouders
Zorginterventie gericht op kind/kinderen
Crisis/noodopvang
Totaal € 24.848
vanaf dat moment alle zorg of zorginstellingen. In 2008 is de relatie dusdanig verstoord dat er een
echtscheidingsverzoek wordt ingediend. D1 is dan 4 jaar en Z1 is 2 jaar. De primaire zorg wordt bij de
moeder neergelegd en zij blijft ook met de kinderen in het huis wonen. Vader krijgt een
omgangsregeling. Dit echtscheidingsverzoek werd echter niet doorgezet.
Vanaf december 2008 is er contact tussen gezin en politie. Vader beschuldigt moeder ervan geweld
tegen hem te gebruiken en zijn kinderen bij hem weg te houden. Deze ruzies escaleren in juni 2009
waarbij moeder een huisverbod van een maand krijgt opgelegd. Vader doet opnieuw een
echtscheidingsverzoek en bij de voorlopige voorzieningen worden de kinderen en het huis aan de
vader toegewezen en krijgt de moeder een omgangsregeling van zes dagdelen per week in het
ouderlijk huis. In oktober 2009 vindt de moeder zelfstandige woonruimte en mogen de kinderen 4
dagdelen in de week bij haar verblijven.
Gedurende deze periode zien buitenstaanders dat het gedrag van de kinderen wordt beïnvloed door
de vele ruzies. Door de klachten van vader tegen moeder en door meldingen van de peuterspeelzaal
stelt het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) een onderzoek in. Het AMK kan niet
eenduidig vaststellen dat er sprake is van kindermishandeling en verwijst de ouders door naar
ondersteuning door het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW).
Het AMW meldt in juli 2009 dat de aangeboden ondersteuning geen effect heeft gehad. De Raad voor
de Kinderbescherming stelt daarom twee onderzoeken in een onderzoek naar de opvoedsituatie van
de kinderen en de noodzaak voor een OTS en een onderzoek naar de beste hoofdverblijfplaats voor de
kinderen en de verdeling van de dagelijkse zorgtaken.
36
De Raad vindt dat OTS noodzakelijk is: de ouders maken over en weer grote verwijten, en ruziën waar
de kinderen bij zijn. Ook blijkt dat de door de Kinderrechter vastgestelde omgangsregeling niet werkt
wat leidt tot veel verwarring bij de kinderen.
Ook concludeert de Raad dat de kinderen beter bij hun vader kunnen wonen. Omgang met de moeder
is beperkt mogelijk maar het is wel mogelijk dat kinderen blijven logeren. Ook moet de moeder hulp
van zorginstellingen accepteren.
Gedurende de OTS moet de gezinsvoogd interveniëren omdat de moeder zich niet altijd houdt aan de
omgangsregeling en er nog veel ruzie is bij het halen en brengen van de kinderen. Ook lijkt het erop
dat de moeder vader zwart maakt bij de kinderen.
Na 24 maanden OTS lijkt er echter stabilisatie op te treden. De omgangsregeling wordt nageleefd, de
ouders houden ruzies uit het zicht van de kinderen en de kinderen ontwikkelen zich goed.
Dossier 5
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 6.640 Het gezin bestaat uit een vader, een
moeder, een dochter en een zoon. Vader
en moeder zijn in 1991 getrouwd en in
2006 gescheiden. Ten tijde van de
scheiding was D1 8 jaar en Z1 5 jaar. D1
heeft een verminderd cognitief vermogen
en is emotioneel kwetsbaar; zij volgt
Speciaal basisonderwijs. Ook Z1 is
emotioneel kwetsbaar maar volgt regulier
onderwijs.
Ondertoezichtstelling € 35.270
Interventie Maatschappelijk werk
Interventie vanuit politie
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Mediation
Zorginterventie gericht op gezin
Zorginterventie gericht op een of beide ouders
Zorginterventie gericht op kind/kinderen € 1.080
Crisis/noodopvang
Totaal € 42.990
Bij de echtscheiding in 2006 is bepaald dat de kinderen bij vader zouden wonen en omgang hebben
met moeder. Vader start een nieuwe relatie met een vrouw die uit een eerdere relatie ook drie
kinderen heeft die bij haar wonen. In oktober 2008 doet moeder een verzoek dat de kinderen bij haar
gaan wonen omdat zij vermoedt dat de kinderen bij het stiefgezin worden mishandeld door vader,
stiefbroer en stiefzussen. De Raad voor de Kinderbescherming merkt op dat de communicatie tussen
ouders zeer slecht is en dat ze elkaar over en weer zwart maken. Er is onvoldoende aanleiding om de
hoofdverblijfplaats te veranderen.
De Raad start in december 2008 echter een nieuw beschermingsonderzoek omdat in november 2008
uit onderzoek blijkt dat de opvoedsituatie bij het stiefgezin onvoldoende veilig is; de stiefkinderen zijn
naar aanleiding daarvan onder toezicht van een gezinsvoogd geplaatst. Ook vangt de Raad signalen
van school op dat de sociaal-emotionele ontwikkeling van D1 gevaar loopt. Opnieuw merkt de Raad op
dat ouders absoluut niet op een lijn zitten en de Raad ziet daarom af van maatregelen.
Na de zomervakantie in 2009 ontvangt de moeder concrete signalen van D1 en Z1 dat de
gezinssituatie bij vader onveilig is en zij start in september 2009 een verzoek voor OTS voor haar
kinderen. Ook doet zij melding bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling. De kinderrechter laat
opnieuw door de Raad een onderzoek uitvoeren naar de gezins- en opvoedsituatie bij het gezin van
vader. De Raad constateert nog steeds dat ouders nog steeds niet op een lijn zitten over de opvoeding
37
van de kinderen en elkaar hier actief in frustreren. De vele ruzies hebben een grote negatieve invloed
op de kinderen. De Raad adviseert nu wel OTS en de kinderrechter neemt dat advies over.
De vader is zeer verbolgen over de beschuldigingen van moeder en over de instelling van de OTS. Hij
traineert de aanstelling van een gezinsvoogd. Zonder voogd zakt de communicatie tussen ouders tot
een dieptepunt: het is niet meer mogelijk om te komen tot afspraken, de omgangsregeling wordt niet
meer strikt nageleefd en de ouders komen niet op een lijn over de schoolkeuze voor de kinderen.
Medewerkers van JBOV merken dat de kinderen zichtbaar gaan lijden onder deze ruzies en in een
loyaliteitsconflict worden geplaatst.
In de zomer van 2010 meldt JBOV aan de Kinderrechter dat de gezinssituatie ernstig is verslechterd.
D1 en Z1 zijn bang voor het 'korte lontje' van vader en vader manipuleert de loyaliteit van de kinderen.
Ook houdt hij zich niet aan de omgangsregeling. Ook de moeder van het stiefgezin geeft aan dat vader
onhandelbaar wordt. Op het moment dat JBOV een gezinsvoogd voor het gezin voorstelde bedreigde
vader medewerkers van JBOV.
JBOV adviseert dat de kinderen verhuizen naar moeder en dat vader pas omgang met de kinderen kan
krijgen wanneer hij tot een goede verstandhouding met de gezinsvoogd kan komen. De Kinderrechter
neemt dit advies over. In een door vader ingesteld hoger beroep bekrachtigt het Hof de beslissing van
de kinderrechter en bepaalt dat moeder het enkelvoudig ouderlijk gezag kan voeren.
Ook na deze beslissing blijft er veel ruzie tussen vader en moeder bestaan. Vader gedraagt zich grillig
en moeder werkt niet afdoende mee om de omgang tussen vader en de kinderen mogelijk te maken.
Medio 2013 - bijna vier jaar na instelling van de OTS - krijgt moeder een schriftelijke aanwijzing dat zij
moet meewerken aan een omgangsregeling dat uitvoerbaar is zonder dat een gezinsvoogd hoeft te
interveniëren.
Uiteindelijk wordt in april 2014 de OTS beëindigd. De relatie tussen vader en moeder is nog steeds
zeer slecht maar het lijkt erop dat ruzies niet meer worden uitgevochten waar de kinderen bij
aanwezig zijn. Ook zijn de kinderen groter en mondiger geworden en zijn zij nu in staat om aan te
geven hoe de omgang tussen hen en vader vormgegeven kan worden.
Dossier 6
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 2.656 Het gezin bestaat uit een vader, moeder en
twee zonen. Vader en moeder zijn getrouwd
maar in 2008 verlaat vader het huis omdat
hij een nieuwe relatie heeft. Z1 is dan 8 jaar
en Z2 is 4 jaar. Door de relatieproblemen
willen vader en moeder scheiden maar door
de economische crisis is het huis veel minder
waard dan het aankoopbedrag waardoor de
boedel lastig te scheiden is. De vader ziet de
kinderen eens in de 14 dagen maar hij wil de
Ondertoezichtstelling € 18.337
Interventie Maatschappelijk werk
Interventie vanuit politie € 480
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Mediation
Zorginterventie gericht op gezin
Zorginterventie gericht op een of beide ouders
Zorginterventie gericht op kind/kinderen € 3.914
Crisis/noodopvang
Totaal € 25.387
kinderen graag vaker zien. In 2009 beginnen de ruzies rond de echtscheiding ernstige vormen aan te
nemen. Er is ruzie over de boedelscheiding en over de manier van opvoeden en deze ruzies zijn
38
zichtbaar voor de kinderen. Vader komt soms onaangekondigd thuis en bemoeit zich dan met de
opvoeding en het huishouden en laat zich niet wegsturen.
Met name Z2 wordt negatief beïnvloed door deze ruzies en zijn gedrag begint onhandelbaar te
worden. Eind 2009 ondergaat hij een psychologisch onderzoek. Hieruit komt dat hij last heeft van
ADHD, een lichtelijk verstandelijke beperking en PDD-NOS. Deze gedragsstoornissen waren al
aanwezig voor de ruzies tussen ouders begonnen maar de constante wissel van vader naar moeder
verergert zijn symptomen. Z2 volgt vanaf begin 2010 een zorg-schooltraject en vanaf de zomer
stroomt hij in bij het Speciaal Basisonderwijs. Z1 wordt minder geraakt door de ruzies rond de
scheiding maar raakt wel in een loyaliteitsconflict tussen vader en moeder.
Medio juni 2010 doet moeder aangifte van huiselijk geweld bij de politie. De politie kan door gebrek
aan bewijs de zaak niet verder behandelen.
In september 2010 start de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek naar de opvoedsituatie
nadat de school meldt dat het gedrag van Z2 negatief beïnvloed wordt door de scheiding en de
onstabiele gezinssituatie.
De Raad concludeert dat de ouders niet in het belang van de kinderen handelen ondanks dat zij
ambiëren dat te willen doen. Er is veel ruzie over het huis, de boedel, de onaangekondigde bezoeken
van vader, de omgangsregeling en de opvoedstijl.
Deze ruzies worden ook in aanwezigheid van de kinderen uitgevochten. Dit heeft aantoonbaar schade
voor de kinderen. De Raad adviseert dan ook OTS voor een periode van 12 maanden.
De gezinsvoogd van JBOV heeft moeite om de omgangsregeling in goede banen te leiden. Vader
confronteert de kinderen met de onrust in zijn leven, vult de omgangsregeling naar eigen inzicht in en
wil niet meer praten met de gezinsvoogd. Moeder is erg vasthoudend in haar visie over wat het beste
is voor haar kinderen en legt adviezen van medici over Z2 naast zich neer.
Een heikel punt is de woonsituatie van vader. Hij woont bij zijn nieuwe vriendin maar als er ruzie is dan
keert hij terug naar het ouderlijk huis. Dan volgt er ruzie met moeder wat leidt tot grote
onduidelijkheid bij de kinderen. Begin 2011 eindigt de relatie tussen vader en zijn vriendin en hij wil
weer intrekken bij moeder en de kinderen. Moeder laat dat toe maar de Kinderrechter verzoekt de
vader met klem om op korte termijn zelfstandige woonruimte te zoeken.
Het gedrag van Z1 begint ook negatief beïnvloed te raken. Z1 vindt het lastig om om te gaan met de
gedragsproblemen van Z2 en de school merkt dat Z1 onder zijn niveau presteert.
Uiteindelijk vindt de vader eigen woonruimte en wordt de echtscheiding uitgesproken. In het
ouderschapsplan van oktober 2011 wordt bepaald dat ouders gezamenlijk gezag voeren maar dat het
hoofdverblijf bij moeder is; vader heeft een weekend in de 14 dagen omgang met de kinderen.
In 2012 wordt voortgang geboekt bij het vinden van adequate zorg voor Z2. In januari 2013 - 27
maanden na de start - wordt de OTS stopgezet omdat het gezin in rustiger vaarwater is gekomen.
39
Dossier 7
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 6.640 Het gezin bestaat uit een vader, moeder en twee
zonen. Vader en moeder zijn in 1993 in Iran
getrouwd en het gezin is in 2000 als politiek
vluchteling naar Nederland gekomen. In 2005
vragen de ouders een echtscheiding aan: Z1 is
dan 10 jaar en Z2 is 4 jaar. De ouders komen een
co-ouderschap overeen maar het lijkt erop dat de
relatie dan al ernstig verstoord is. Z1 krijgt
ondersteuning vanuit het AMW om te leren
omgaan met de echtscheiding.
Ondertoezichtstelling € 32.283
Interventie Maatschappelijk werk € 1.350
Interventie vanuit politie € 480
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Mediation € 1.350
Zorginterventie gericht op gezin
Zorginterventie gericht op een of beide ouders € 390
Zorginterventie gericht op kind/kinderen € 360
Crisis/noodopvang € 2.700
Totaal € 45.553
Moeder krijgt ondersteuning vanuit AMW om als alleenstaande moeder de opvoeding van haar zonen
goed te kunnen uitvoeren. In april 2006 dient moeder een verzoek bij de rechtbank in om het co-
ouderschap om te zetten naar een omgangsregeling voor vader van een dag in de twee weken. Zij
doet het verzoek op advies van de politie, de maatschappelijk werker en de schoolgericht
maatschappelijk werker van Z1. Zij betoogt dat vader de kinderen opzet tegen moeder, en de kinderen
belast met zijn eigen problemen en zijn problemen met de scheiding.
De rechter gaat in juni 2006 akkoord met het verzoek en adviseert dat de ouders mediation zoeken.
De mediation wordt ingezet maar in december 2006 beëindigd omdat de mediator geen
mogelijkheden meer ziet om de ouders op een lijn te krijgen.
Begin 2007 loopt de relatie tussen vader en moeder zo slecht dat JBOV aanstuurt op een OTS en
vraagt aan de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek in te stellen. De Raad constateert
in grote lijnen de bevindingen van eerdere hulpverleners en adviseert inderdaad een OTS zodat
communicatie tussen vader en moeder rond de omgang kan plaatsvinden via een gezinsvoogd.
Ondanks de OTS verloopt de omgang moeizaam. Z1 gaat bijna dagelijks langs bij zijn vader: wanneer
moeder deze extra omgang verbiedt gaat Z1 in het geheim langs. De gezinsvoogd bemerkt ook dat
met name Z1 door vader wordt bewerkt om kwaad te spreken over moeder en om te kiezen om bij
vader te gaan wonen. Dit legt een enorme druk bij Z1 en bij moeder. Z1 is mede hierdoor zeer
opstandig tegen moeder.
Over en weer blijven de ouders elkaar beschuldigen. Moeder zegt dat vader met name Z1 belast met
volwassenenproblemen en de problemen tussen vader en moeder. Vader zegt dat moeder de
kinderen tegen hem opzet en dat zij kwaad spreekt over zijn bedoelingen.
In december 2008 verrast moeder iedereen door te besluiten om na een familiebezoek in de
Verenigde Staten zich daar permanent met de kinderen te vestigen. De OTS wordt opgeschort.
Vader laat het hier niet bij zitten en doet een verzoek bij de Centrale Autoriteit dat moeder moet terug
keren naar Nederland omdat zij de kinderen heeft ontvoerd. In november 2009 staat de moeder voor
de Amerikaanse rechter en krijgt daar het bevel zich met de kinderen te melden in Nederland. Eind
2009 keert moeder terug naar Nederland, eerst in de noodopvang maar zij krijgt daarna een
huurwoning toegewezen.
40
De Raad voor de Kinderbescherming besluit eind 2009 om een beschermingsonderzoek te starten om
te kijken wat in het belang is van Z1 en Z2. De Raad concludeert dat het goed gaat met de ontwikkeling
van de kinderen maar dat zowel vader en moeder het belang van hun kinderen uit het oog zijn
verloren. De Raad adviseert om een nieuwe OTS in te stellen voor een periode van een jaar.
Gedurende de OTS herhaalt het gedragspatroon tussen vader en moeder zich, met alle negatieve
gevolgen voor met name Z1. De gezinsvoogd wil weten hoe het gedrag van vader en moeder Z1
beïnvloedt en vraagt in maart 2011 aan een GZ-psycholoog om een diagnostisch onderzoek te doen bij
Z1. De GZ-psycholoog bevestigt de conclusies uit het Raadsonderzoek. Vader legt een onredelijke en
ongezonde druk uit op met name Z1 waar Z1 veel last van heeft. De GZ-psycholoog adviseert in juli
2011 dan ook om de omgangsregeling tussen vader en de kinderen te stoppen. JBOV twijfelt of zij dit
advies zal overnemen. Er is een gegrond vermoeden dat vader geweld kan gaan gebruiken tegen
moeder: een medewerker van de politie die is gespecialiseerd in eergerelateerd geweld onderschrijft
dit vermoeden. Moeder is niet akkoord met het oordeel van JBOV en eist dat het advies van de GZ-
psycholoog wordt opgevolgd. In februari 2012 doet de rechter uitspraak dat de omgang met vader
inderdaad kan worden beëindigd en dat moeder het enkelvoudig ouderlijk gezag kan voeren
hangende een nieuw onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.
De Raad start in maart 2012 met een onderzoek naar de wijzigingen van het ouderlijk gezag en het
stopzetten van de omgangsregeling. De Raad bevestigt dat de huidige situatie het beste in het belang
is van Z1 en Z2. Vader stelt een hoger beroep in maar deze procedure is niet succesvol.
In juli 2012 wordt de OTS voor het gezin gestopt omdat er een stabiele gezinssituatie is ontstaan.
Dossier 8
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 4.648 Het gezin bestaat uit een vader, moeder, twee
dochters en een zoon. Moeder komt uit Zuid-
Amerika en ontmoet vader tijdens een vakantie
in Nederland in 2003. In 2005 trouwen ze en
komen de twee dochters van moeder over
vanuit Zuid-Amerika. De vader van de dochters
is niet bekend en de dochters woonden in een
sloppenwijk in een grote stad en werden
opgevoed door hun oma. Bij de overeenkomst
is D1 8 jaar en D2 is 6 jaar. In 2005 wordt Z1
Ondertoezichtstelling € 32.134
Interventie Maatschappelijk werk € 675
Interventie vanuit politie
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Mediation € 1.500
Zorginterventie gericht op gezin € 17.040
Zorginterventie gericht op een of beide ouders
Zorginterventie gericht op kind/kinderen
Crisis/noodopvang
Totaal € 55.997
geboren. In 2006 ontstaan er spanningen in het gezin omdat vader en moeder niet op een lijn kunnen
komen over de opvoeding van de kinderen. Ook is moeder soms weg en heeft zij soms tijdelijke
relaties. Vader wil scheiden maar moeder niet. Een complicerende factor is dat vader wel D1 en D2
heeft erkend maar geen ouderlijk gezag heeft omdat zoiets in Zuid-Amerika geregeld moet worden.
In december 2008 trekt moeder het huis uit en gaat elders wonen. Medio 2009 wordt er een
scheiding uitgesproken waarbij wordt bepaald dat alle drie kinderen bij vader blijven wonen. Hij zorgt
dan al sinds eind 2008 voor alle drie kinderen die dan respectievelijk 11 jaar, 9 jaar en 3 jaar zijn.
Moeder krijgt een omgangsregeling van een weekend in de 14 dagen en de helft van de
schoolvakanties. Vader wordt daarom opeens geconfronteerd met de opvoeding van drie kinderen
41
waarvan een de pubertijd ingaat. Tegelijkertijd heeft hij grote geldzorgen omdat zijn bouwbedrijfje
dreigt failliet te gaan. Hij krijgt vanuit Jeugdzorg orthopedagogische video gezinsbegeleiding om te
leren opvoeden. Moeder is hierbij niet betrokken omdat zij niet meewerkt en er snel ruzie ontstaat
tussen vader en moeder waar hun kinderen bij zijn.
In 2010 zoekt vader hulp bij AMW omdat hij merkt dat opvoeding van met name D1 niet goed
verloopt. D1 is agressief en snel boos om kleine dingen en vader kan dit niet goed corrigeren.
Ondertussen verloopt communicatie met moeder heel moeizaam. Ook komt vader vanwege een
faillissement in de WSNP en is hij afhankelijk van de Voedselbank.
In maart 2010 wordt een mediation traject bij Humanitas BOR opgestart. Deze wordt niet afgemaakt
omdat moeder niet komt opdagen bij afspraken. Per maart 2011 kondigt D1 aan dat zij bij moeder wil
wonen omdat zij zich daar beter thuis voelt. Dit lijkt goed uit te pakken voor D2 en Z1 omdat er zo
minder conflicten ontstaan tussen grote zus en de overige kinderen. De relatie tussen moeder en D1 is
echter ook niet goed maar moeder slaat elk aanbod van opvoedhulp af. Vader begint in 2011 een
nieuwe relatie met een vrouw die al twee kinderen heeft uit een eerder huwelijk waardoor er een
nieuw samengesteld gezin ontstaat.
Eind 2011 start de Raad voor de Kinderbescherming een beschermingsonderzoek en een onderzoek
naar de beste hoofdverblijfplaats voor D1 en D2. Het beschermingsonderzoek wordt uitgevoerd
omdat zorginstellingen grote vragen hebben of moeder in staat is om D1 een goed opvoedklimaat te
bieden. Het opvoedklimaat bij moeder is dusdanig onduidelijk en de moeder is zo onwelwillend dat de
Raad inschat dat een OTS voor D1 geen zin zal hebben.
De Raad stelt wel OTS in voor D2 en Z1. Het gaat goed met deze kinderen maar de communicatie
tussen vader en moeder verloopt zo slecht dat de Raad verwacht dat een gezinsvoogd zal moeten
bemiddelen om de omgangsregeling van kinderen met moeder vorm te geven. De OTS start daarom
in februari 2012.
In maart 2012 staan vader en moeder voor de rechter omdat vader meent dat D2 en Z1 niet veilig zijn
bij moeder. Vader wil de omgangsregeling van moeder met kinderen staken. De rechtbank beslist
echter dat er onvoldoende grond is om de omgangsregeling te stoppen.
In 2012 start Z1 met speltherapie omdat het lijkt dat de scheiding zijn sociaal-emotionele ontwikkeling
heel erg schaadt. Hij doet Groep 2 voor de tweede maal en de basisschool merkt dat hij niet goed
meekomt en tegelijkertijd storend, agressief en seksueel grensoverschrijdend gedrag laat zien. In juni
2013 is het laatste evaluatieverslag van de speltherapie waaruit wordt geconcludeerd dat het veel
beter gaat met Z1. Er wordt echter ook gemeld dat de omgang met moeder er wellicht toe leidt dat Z1
nog steeds last heeft van de scheiding en dat de thuissituatie van moeder voor Z1 onveilig overkomt.
Met name de relatie tussen D1 en Z1 schijnt niet goed te zijn. Moeder is erg verbolgen over deze
conclusie en besluit de speltherapie te stoppen.
In 2012 blijven de ouders in gevecht over de exacte invulling van de omgangsregeling en dit wordt tot
de rechtbank uitgevochten. De situatie bij vader wordt zo ernstig dat in september FamiliesFirst wordt
ingezet. D2 wil namelijk niet meer bij vader wonen maar bij moeder en bij D1. Haar gedrag is niet
meer te handhaven in het gezin. De interventie mislukt en D2 loopt boos weg en trekt in bij moeder.
Moeder dient een verzoek in bij de rechtbank om de erkenning van vader van zowel D1 en D2 te
vernietigen.
42
Er wordt een grimmig juridisch gevecht rond deze erkenning uitgevochten. De Raad voor de
Kinderbescherming merkt in haar onderzoek op dat het een duivels dilemma is. D1 is heel stellig in
haar wens dat zij bij moeder wil wonen en niets meer van doen wil hebben met vader, bij D2 is deze
wens veel minder stellig. Aan de andere kant heeft vader begin 2009 voor alle kinderen gezorgd terwijl
hij het zelf ook heel moeilijk had en wordt bij vernietiging van de erkenning ook een band
doorgesneden. De Raad adviseert uiteindelijk om de erkenningen te vernietigen en de Kinderrechter
neemt dit in oktober 2013 over. In hoger beroep dat in juni 2014 dient wordt deze vernietiging echter
weer ongedaan gemaakt.
Ook strijden de ouders hevig over de exacte invulling van de omgangsregeling waarbij de gezinsvoogd
soms moet ingrijpen met een schriftelijke aanwijzing. Vader is ontevreden over de rol van de
gezinsvoogd en dient een formele klacht in.
De klachtencommissie stelt een onderzoek in en concludeert dat het gezinsvoogd correct heeft
gecommuniceerd richting vader en moeder en hen correct heeft bejegend. De commissie concludeert
echter ook dat de gezinsvoogd teveel vertrouwen heeft gehad in het vermogen van de ouders om
onderling tot een goede regeling te komen. De gezinsvoogd had veel intensiever de regie moeten
nemen.
Gedurende deze periode hebben ouders verschillende pogingen gedaan om bij elkaar te komen. In
2013 is er een mediation traject geprobeerd en in begin 2014 wordt het traject "Kinderen uit de knel"
door het Kinder- en Jeugdtraumacentrum afgesloten. Het lijkt erop dat ouders over en weer meer
begrip beginnen te krijgen voor elkaars standpunten maar het vordert zeer moeizaam. Ook beginnen
beide ouders te beseffen dat hun voortdurende strijd zeer nadelig is voor met name de sociaal-
emotionele ontwikkeling van Z1.
In januari 2015 merkt JBOV in een evaluatie ook op dat de OTS niet meer effectief is. De gezinsvoogd is
niet meer de bemiddelaar die vader en moeder helpt bij het vinden van overeenstemming maar wordt
een toneel waar ouders hun ruzies voortzetten.
In mei 2015 doet de vader een verzoek om de omgang tussen Z1 en moeder te beperken. De
Kinderrechter merkt op dat de ouders onderling zo slecht communiceren dat verdere pogingen tot
bemiddeling geen zin meer hebben. De rechter stelt een omgangsregeling vast en verbiedt ouders om
hiervan af te wijken.
Door deze interventie is inzet van een gezinsvoogd niet meer vereist en stopt de OTS medio 2015.
Dossier 9
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 2.656 Het gezin bestaat uit een vader, moeder en
twee dochters en twee zonen. De ouders zijn in
1998 getrouwd en vragen in april 2011
echtscheiding aan. D1, D2, Z1 en Z2 zijn dan
respectievelijk 9 jaar, 7 jaar, 5 jaar en 4 jaar.
Moeder vertrekt met de kinderen naar haar
broer 15 kilometer verderop. Vader blijft in het
ouderlijk huis wonen. Later verhuist moeder
naar een eigen woning. Vader vraagt in
december 2011 aan de rechtbank of zijn woning
Ondertoezichtstelling € 16.455
Interventie Maatschappelijk werk
Interventie vanuit politie
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
Mediation € 1.350
Zorginterventie gericht op gezin € 8.240
Zorginterventie gericht op een of beide ouders
Zorginterventie gericht op kind/kinderen
Crisis/noodopvang
Totaal € 28.701
43
als hoofdverblijfplaats van de kinderen kan dienen en dat met de moeder een omgangsregeling wordt
getroffen.. De rechtbank wijst dat verzoek af. Begin 2012 starten de ouders een mediation traject om
te komen tot een goede omgangsregeling en om de onderlinge communicatie te verbeteren. Deze
mediation slaagt niet.
In augustus 2012 start de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek nadat bij het Algemene
Meldpunt Kindermishandeling verschillende meldingen zijn binnengekomen over het gedrag van
vader. Er wordt gemeld dat vader tegen de kinderen schreeuwt en hen slaat: de kinderen zijn bang
om voor langere tijd bij vader te verblijven.
Ook merkt de Raad op dat de kinderen negatief beïnvloed worden door de scheiding. De kinderen zijn
op school snel afgeleid en ze raken achter in hun ontwikkeling. Met name D2 toont zorgelijk seksueel
gedrag dat niet past bij haar leeftijd. De school betwijfelt of de vader zijn ouderrol kan vervullen, met
name ook omdat tijdens het huwelijk moeder alle opvoed- en zorgtaken vervulde.
Daarnaast ervaren de kinderen veel stress omdat de ouders hun ruzies uitvechten waar de kinderen
bij zijn en het voor de kinderen onduidelijk is wat er gaat gebeuren of wie van de ouders waarvoor
verantwoordelijk is. De Raad adviseert om een OTS in te stellen zodat kan worden toegezien op de
veiligheid van de kinderen. De kinderrechter neemt het advies van de Raad over en spreekt een OTS
uit voor 12 maanden.
In september 2012 wordt de echtscheiding uitgesproken door de rechtbank. De hoofdverblijfplaats
van de kinderen is bij de moeder en de rechter buigt zich over de verdeling van de opvoedings- en
zorgtaken. De rechter wil namelijk de gezinsvoogd in stelling brengen om samen met de ouders tot
een omgangsregeling te komen.
De ouders blijven onderling veel ruzie maken. Een conflict over de keuze van het kinderdagverblijf
wordt voorgelegd aan de rechtbank en de rechter moet in maart 2013 uitspraak doen dat er meer
contact moet komen tussen vader en D2, Z1 en Z2. De ouders moeten zich hierbij laten adviseren door
de gezinsvoogd. De omgang tussen vader en D1 is gestopt omdat D1 heeft aangegeven hier geen prijs
op te stellen.
In een evaluatie van de OTS in augustus 2013 wordt opgemerkt dat de omgang tussen vader en de
drie jongste kinderen steeds beter gaat. De communicatie tussen ouders is echter onverminderd
slecht en de ouders blijven de kinderen belasten met zaken rond de echtscheiding. Het sociaal
netwerk is in tweeën gespleten.
In december 2013 stopt de moeder de omgang van de jongste drie kinderen met vader omdat Z1 bij
zijn vader is weggelopen naar moeder. In het weekend nadat moeder dat verbod heeft uitgesproken
loopt Z1 bij moeder weg en gaat hij naar vader. Er is duidelijk sprake van een loyaliteitsconflict.
In januari 2014 trekt de basisschool aan de bel over het gedrag van Z1. Door de slechte communicatie
tussen de ouders wordt het gedrag van Z1 nadelig beïnvloed en de basisschool vraagt om onmiddellijk
ingrijpen. In februari 2014 wordt door JBOV Opvoedondersteuning voor zowel vader als moeder
geïndiceerd. In mei 2014 starten de ouders met een traject Intensieve Orthopedagogische
Gezinsbehandeling met ambulante jeugdhulp thuis. Deze wordt deels succesvol afgerond: ouders zijn
in staat te communiceren zolang zij gevoelige onderwerpen uit het verleden vermijden.
In juni 2014 geeft JBOV aan dat zij de OTS niet willen verlengen. JBOV merkt op dat de
omgangsregeling redelijk goed wordt nageleefd door de ouders. De communicatie tussen de ouders is
44
nog steeds slecht maar de kinderen hebben geleerd hier een weg in te vinden. D1, D2 en Z2 vertonen
geen probleemgedrag meer terwijl Z1 ook veel beter gedrag vertoont. Verlenging van OTS lijkt dan
ook niet nodig.
Dossier 10
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming € 8.632 Het gezin bestaat uit een vader, moeder en
twee dochters. De ouders zijn in 2004
getrouwd en vragen eind 2011 een
echtscheiding aan. De kinderen zijn dan 4 en 2
jaar oud. Voordat er echtscheiding is
aangevraagd rommelde het al in het gezin. In
maart 2011 voerde het Advies- en Meldpunt
(AMK) een onderzoek uit na melding van
huiselijk geweld tussen vader en moeder. De
AMK heeft geen actie ondernomen omdat
Ondertoezichtstelling € 12.692
Interventie Maatschappelijk werk
Interventie vanuit politie € 480
Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
€ 1.435
Mediation € 2.700
Zorginterventie gericht op gezin
Zorginterventie gericht op een of beide ouders € 770
Zorginterventie gericht op kind/kinderen € 180
Crisis/noodopvang
Totaal € 26.889
er geen bewijs was dat de kinderen slachtoffer waren van het huiselijk geweld. Wel heeft het AMK bij
ouders aangegeven dat de kinderen negatief zouden worden beïnvloed door ruzies in hun zicht uit te
vechten. In de periode 2011-2013 kloppen de ouders 5 keer aan bij JBOV met een
ondersteuningsvraag.
In december 2011 bepaalt de rechtbank dat de kinderen bij moeder de hoofdverblijfplaats hebben en
wordt er een omgangsregeling vastgesteld met vader. De moeder blijft wonen in het koophuis met de
kinderen terwijl vader moet verhuizen: hij is door financiële problemen aangewezen op woonruimte
en ondersteuning van zijn familie. Vanwege schulden en de lasten van de koopwoning zit moeder in
de schuldsanering. Vader heeft ook grote schulden maar kan niet in de schuldsanering zolang hij nog
een aandeel in het koophuis heeft.
Er wordt begin 2012 een mediation traject ingezet om te komen tot een omgangsregeling maar dit
heeft geen succes. Daarom vraagt de rechtbank in maart 2012 aan de Raad voor de
Kinderbescherming om de ouders te begeleiden bij het treffen van een omgangsregeling.
In september 2012 komt de Raad met een voorstel voor de omgangsregeling. Verder adviseert de
Raad dat het gezin een Allinthefamily traject start om ervoor te zorgen dat de kinderen niet worden
belast met echtelijke ruzies. Dit traject wordt niet opgestart omdat de ouders onvoldoende geld
hebben om dit traject te betalen.
De omgang tussen vader en kinderen verloopt problematisch. Moeder laat zich negatief uit over vader
en zijn familie waardoor de kinderen ook negatief gaan denken over vader. Zowel vader als moeder
lijden onder de gevolgen van de echtscheiding. De vader vindt door de emotionele lading de omgang
met de kinderen te zwaar worden en bouwt de omgang af.
In juni 2013 doet de Raad opnieuw onderzoek naar het gezin en concludeert dat de relaties dusdanig
is verstoord dat OTS noodzakelijk lijkt. In een zitting in september 2013 geven de ouders aan dat zij
mediation via Humanitas BOR een nieuwe kans willen geven en de rechter staat dit toe.
45
Gedurende het mediation traject heeft vader omgang met de kinderen gedurende een
zaterdagmiddag in de week. In maart 2014 vindt de vader zelfstandige woonruimte en zou graag
willen dat de kinderen in het kader van hun omgang bij hem logeren. In april 2014 stopt de moeder
echter de omgangsregeling omdat zij vindt dat vader niet nakomt en soms niet komt opdagen.
Hiermee mislukt ook de mediation.
De Raad doet in juni 2014 een nieuw onderzoek naar de wenselijkheid van een OTS. Uit dit onderzoek
blijkt dat afstand tussen moeder en kinderen kleiner is geworden en de afstand tussen vader en
kinderen groter. De kinderen vinden de omgang met vader niet leuk omdat zij zo worden
geconfronteerd met zijn familie. Het botert absoluut niet tussen moeder en de familie van vader.
Moeder beschuldigt de familieleden van vader ervan valse roddels te verspreiden over haar en zij
verbiedt daarom elk contact tussen kinderen en de familie van vader.
De school merkt op dat de kinderen nadelig worden beïnvloed door de echtscheiding en de ruzies. D1
presteert minder dan je op grond van cognitie zou verwachten: ze is snel afgeleid en dromerig. D2
heeft gedragsproblemen en vraagt in de groep op een negatieve manier aandacht van de leidsters.
De Raad raadt OTS aan zodat er samen met een gezinsvoogd kan worden gewerkt naar een ordentelijk
verlopende omgang. De rechter wijst een OTS van 6 maanden toe omdat hij vindt dat het contact
tussen vader en kinderen moet worden hersteld onder regie van een gezinshoofd.
De gezinsvoogd bemerkt al snel dat mediation geen zin heeft omdat beide ouders teveel belast zijn
met oude relatieproblemen. Zij raadt beide ouders aan om in therapie te gaan. Gedurende deze
periode dient de moeder ook een verzoek in bij de rechtbank voor het enkelvoudig ouderlijk gezag
over de kinderen.
In december 2014 doet de Raad een nieuw onderzoek naar de effectiviteit van de OTS, naar het
verzoek van moeder om het ouderlijk gezag te krijgen en naar de beste manier om de omgang tussen
kinderen en ouders te regelen.
Uit het onderzoek blijkt dat de kinderen de omgang met vader als prettig ervaren en het jammer
vinden dat hun ouders niet meer samenwonen. De kinderen beseffen echter ook dat de relatie tussen
hun ouders definitief is afgelopen.
Vader en moeder vinden dat het goed gaat met de kinderen waarbij vader opmerkt blij te zijn dat
dochters nog positief en open tegenover hem staan.
De relatie tussen de kinderen en de familie van vader blijft een heikel punt. Moeder is absoluut tegen
elk contact terwijl vader aangeeft dat hij zijn familie niet kan verloochenen. Zeker niet omdat vader
veel financiële en morele steun van zijn familie heeft gehad vlak na zijn echtscheiding.
De school merkt op dat het gedrag van D1 hetzelfde is gebleven terwijl het gedrag van D2 is verbeterd.
De gezinsvoogd merkt op dat ouders nog steeds niet goed met elkaar kunnen communiceren zonder
in oude ruzies te vervallen. De omgangsregeling van een middag in de week werkt maar de ouders
hebben bij de overdracht en bij het uitwisselen van informatie zo min mogelijk contact met elkaar. De
voogd vindt dat de ouders in het laatste half jaar grote vorderingen hebben gemaakt maar dat zij er
nog lang niet zijn, met name op het vlak van onderlinge communicatie. De voogd heeft aan de moeder
geadviseerd zorg te zoeken bij de GGZ om de scheiding te verwerken, maar moeder heeft dit advies
nog niet opgevolgd.
46
De Raad adviseert om het ouderlijk gezag bij zowel vader en moeder te laten, de OTS te handhaven en
dat de kinderen het hele weekend bij hun vader verblijven. Vader wordt geadviseerd om een al lopend
traject bij een zorginstelling te blijven volgen. Moeder wordt geadviseerd om zorg te gaan zoeken om
het scheidingsverleden te gaan verwerken.
In de periode tussen januari en juni 2015 verloopt de omgang van vader met de kinderen en de
communicatie tussen vader en moeder slecht. Een groot punt van ruzie is de invulling die vader aan
de weekenden geeft. Aan de ene kant bezoekt vader met zijn kinderen nog steeds zijn eigen familie:
iets wat door moeder is verboden en door de kinderen als zeer negatief wordt ervaren. Aan de andere
kant wil de moeder heel sterk bepalen hoe de vader de weekenden invult: de vader mag wel naar de
speeltuin maar bijvoorbeeld niet naar de IKEA of naar een bruiloft bij zijn familie. De vader voelt zich
daardoor meer een oppas of pretparkvader dan een zelfstandige vader.
Ook wanneer de OTS vanaf juni met 6 maanden wordt verlengd herhaalt zich het patroon. De vader
voelt zich dusdanig onder druk gezet door moeder dat hij eind 2015 aangeeft dat hij geen omgang
meer wil hebben met zijn dochters. Daarmee vervalt de grond om OTS voort te zetten.
47
BIJLAGE 2 - OVERZICHT GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR
CBS Statline, 2015. Huwelijksontbindingen door echtscheiding.
De Kinderombudsman, 2012. De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen.
De Kinderombudsman, 2012. De bijzondere curator, een lot uit de loterij.
De Kinderombudsman, 2014. Vechtende ouders, het kind in de knel.
Econovision, 2013. Socio-economic impact of divorce and family breakdown in the Netherlands -
Indicative analysis of socio-economic consequences.
Groenhuijsen, L. et al, 2014. Methodiek bij de aanpak van complexe scheidingen. Utrecht: Jeugdzorg
Nederland.
Hvdm Public Relations, 2015. Factsheet Vechtscheidingen.
Inspectie Jeugdzorg, 2013. Notitie over problematische scheidingen.
Inspectie Jeugdzorg, 2013. Casusonderzoek Zeist – onderzoek na het overlijden van twee kinderen.
Kamerstukken II 2014/15, 33 836, 7 (Kamerbrief Voortgang uitvoeringsplan «Verbeteren situatie van
kinderen in een vechtscheiding».
Raad voor de Kinderbescherming, 2014. Jaarbericht 2014.
SCP. E. Pommer, K. Sadiraj, 2013. ‘Verdeling historische middelen jeugdzorg mei 2013.’
Spruijt, E. en Kormos, H., 2010. Handboek scheiden en de kinderen.
Teeven, F. en M. van Rijn, 2014. Brief van de staatssecretarissen van Veiligheid en Justitie en
Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Vergaderjaar 2013-2014, kamerstukken 33836 en 31839, 31 maart
2014.
Teeven, F., 2014. Brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Vergaderjaar 2013-2014,
kamerstuk 31753, nr. 70, 18 februari 2014.
Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC), 2013. Evaluatie Ouderschapsplan.
https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2014/30/70-duizend-basisschoolleerlingen-in-speciaal-onderwijs