Recreatiebranche producten en oplossingen - brochure duijvelaar pompen
Twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen
-
Upload
landscape-labs -
Category
Documents
-
view
226 -
download
2
description
Transcript of Twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen
Twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen Henry J. Alles / Landscape labs, WELCOME IN THE WATER BUBBLE – Satellietgroep -‐Vlieland ITGWO -‐ september 2015
Tijdens het Into the great white open festival 2015 bracht de Satellietgroep i.s.m. Staatsbosbeheer en het festival zelf experts en kunstenaars samen voor 3 veldexpedities. Onder de titel ‘Welcome in the water bubble’ werd tijdens de expedities kennis en onderzoek gedaan naar de kwetsbare waterbalans in verleden, heden en toekomst op Vlieland. Dit sluit aan bij de wens van Vlieland om in het jaar 2020 zelfvoorzienend te willen zijn. Aan ‘Welcome in the water bubble’ werkten o.a. mee Evert Jan Lammerts (SBB), Jan de Graaf, Marinus van Dijke en Jonmar van Vlijmen (de Onkruidenier), ondergetekende, waterbedrijf Vitens en de Waddenvereniging. Festivalbezoekers konden deelnemen aan de expedities. Er vonden drie expedities plaats. Speciaal voor het veldwerk heb ik voorgesteld om de TAIR mee te nemen naar het eiland. De TAIR is een nieuwe artist-‐in-‐residence, op een paardentrailer. Een verblijfplek met de t van het Engelstalige tiny maar van alle basisbehoeften, kookstel en bed, voorzien. Omdat mijn uitgangspunten bij de TAIR gaan over school, bibliotheek en werkplek past de TAIR uitstekend bij deze expedities. Met de TAIR en twee houten logo’s: KROEG en STATION arriveerde ik een aantal dagen voor aanvang van het festival op Vlieland. En ging ik op onderzoek naar de waterbalans in het verleden, heden en de toekomst van mijzelf en anderen. Ik ging met een open vizier te werk. Op zoek naar mensen die me verder kunnen helpen kennis te vergaren. Ik had een afspraak gemaakt met de kapsalon van het verzorgingstehuis op Vlieland. En had uiteraard vooronderzoek gedaan. Wat nu volgt kan gezien worden als verslaglegging.
Wereldverkenning De TAIR is een overblijfsel van een theatrale bewerking van de beroemde film ‘Once upon a time in the west’. Een film waarin een hoofdrol is weggelegd voor de noodzaak van vers water voor de stoomketels van locomotieven. Een stoomtrein heeft altijd dorst. En heeft regelmatig vers water nodig. Om een stoomtrein tot stilstand te brengen moest je een station bouwen. Als je de beschikking had over vers water. Dus bouwde je een station als je land had gekocht waaronder je grondwater had gevonden. Ergens onderweg richting het ‘wilde westen’. De trein bracht zelf het spoor en de werkers legden het spoor voor de trein uit. De trein stopt bij een station. En er stapt iemand uit. Iemand met een verhaal. Samen vormen ze de gesprekken die gelardeerd worden met leugens, dromen en een goed glas drinken. Een gemeenschap ontstaat. De geschiedenis van de plek groeit. En neemt soms legendarische proporties aan. Amper 150 jaar oude geschiedenis rondom de aanleg van een treintraject richting het westen van Noord-‐Amerika. Zoals we kunnen zien aan de film ‘Once upon a time in the west’. Gemaakt in 1969 maar volledig steunend op een verhaal van mythische proporties. In het ‘wilde westen’ was het hebben van grond-‐ en dus drinkwater een machtig en duur bezit. Maar niet alleen daar. In de afgelopen jaren heb ik een paar maal gewerkt in Wales in en rondom de Elan
Valley, bekend om zijn stuwdammen. Om het landschap daar te begrijpen is de dorst naar drinkwater van de stad Birmingham rond 1890 bepalend. Om te kunnen groeien, en dat deed het, had de stad meer en beter zoet water nodig. Voor de snel groeiende industrie maar ook om de gezondheid van de bevolking te verbeteren. “besides having a slightly milky tint, this water had particles, evidently of organic origin, diffused throughout it; all which, however, careful filtration removed. The water smelled like sour dough, or like a beer cellar, and had a corresponding taste.” (Rawlinson, 1949) Midden negentiende eeuw begon men in Europa te begrijpen dat een gemiddeld betere gezondheid van de werkende klasse veel rendement opleverde. Zowel voor de welvaart als voor het welzijn. Epidemieën als cholera konden eenvoudig worden beteugeld met schoon drinkwater. In Birmingham besloot men om zo’n 60 mijl verderop stuwdammen aan te leggen, in een gebied in Wales. Dit leverde grote stuwmeren op die de gehele stad ook nu nog van drinkwater voorzien. Vanaf deze stuwdammen in de Elan Valley loopt een lange buis met net genoeg verhang per mijl dat het keurig blijft stromen, 60 mijl lang, om zo een miljoenen stad van drinkwater te voorzien. De macht van een stad als Birmingham maakte dat besloten kon worden dat elders water gehaald kan worden om de balans van een stad in zijn eigen voordeel te verleggen. Van amper genoeg en een
slechte kwaliteit water naar meer dan genoeg drinkwater van een hoge kwaliteit en dus groei en vooruitgang.
De Elan Valley heeft er zelf economisch weinig van opgestoken, slechts een enkeling vindt er nog werk in. Een treinstation is er niet meer. En vissen en zwemmen is in de stuwmeren verboden. Zelfs het water in de rivier die door het dorp Rhayader stroomt is eigendom van de drinkwatermaatschappij. Waterkracht winnen op eigen land uit zijstroompjes van deze rivier is vaak zelfs illegaal. Ook in Wales was en is water dus een machtig en duur bezit.
Dat water een kostbaar bezit is heb ik meestal gewoon maar aangenomen. In mijn leven was drinkwater er gewoon altijd. Geen dag dat het er niet was. En in overvloed werd het ook weggespoeld. Door het toilet, over de tuin en voor het vullen van een kuip, een bad en voor het wassen van onze auto’s. Ik ben opgegroeid in een gezin waar we ons niet afvroegen hoeveel drinkwater er was. Ik maakte me duidelijk wel zorgen over het oppervlaktewater. Over alles wat er na het gebruik mee gebeurde. Dat leek minder fantastisch, zelfs verontrustend maar toch ook spannender en aantrekkelijker. In de jaren zeventig was het oppervlaktewater vaak vervuild. De bodem van het kanaal was soms te vuil om de paling, die ik zelf ving, nog te eten. Ik tekende een waterzuiveringseend die al het drijvende vuil opat. Later, in de jaren tachtig en negentig, zorgde ik voor een schoon riool in het woon-‐werkpand waar ik woonde. En studeerde milieukunde met een voorkeur voor zoetwaterecologie. Met name bepaald door mijn interesse voor het zelfreinigende vermogen van oppervlaktewater. En als ik al zorgen had over de beschikbaarheid van water, later in het nieuwe millennium, dan was dat een zelf gekozen beperking om mijn onafhankelijkheid te tonen. De zuiniger balans was zelfgekozen. Want ik wil niet per se duurzaam zijn. Dat is voor mij een hol begrip. Ik wil onafhankelijk zijn tot een bepaalde hoogte. Of, scherper gesteld, nog afhankelijker zijn van wat de omgeving kan bieden. Dus ‘think global’ maar ‘act local’. Stel voor het gemak even de totale hoeveelheid water op aarde op 1. In de oceanen zit ongeveer 98%. Water opgeslagen als grondwater is ongeveer 0,3% van het totaal. Niet geheel lineair
maar ik denk dat we kunnen vaststellen dat hoe kleiner het deel water, grondwater of rivierwater, hoe korter de verversingstijd is. Een oceaan verversen kost duizenden jaren en uitzonderingen daargelaten is de verversingstijd van grondwater uit te drukken in honderden jaren. Zeker een kleine zoetwaterbel als die van Vlieland. Het is dus niet zo dat je dat water dus met een paar duizend man in 1 seizoen even opdrinkt. Maar het is wel zo dat elke hoeveelheid water die ergens zit ‘opgesloten’ een bepaalde balans heeft. Er gaat voor een onbepaalde periode ongeveer evenveel in als uit. En dankzij die balans bestaat die zoetwaterbel langer of korter. Geen enkele opslag van water bestaat voor de eeuwigheid. Maar de meeste wateropslagen ‘leven’ een andere tijdspanne dan die van de mens. En op astronomische schaal hoeven we ons nergens zorgen over te maken. Maar nu, in het Antropoceen zijn we lokaal ineens in een situatie gekomen waarbij wel lokale balansen worden veranderd of verstoord. Waarbij we bijvoorbeeld allemaal, honderden bewoners en duizenden bezoekers, willen drinken uit de Vlielandse grondwaterbel. En we willen dit ook nog ‘duurzaam’ doen. Hoe het begrip ‘duurzaam’ de komende tijd wordt ingevuld weet ik niet. Een zelfstandig systeem gebruikt in ieder geval niet meer dan de balans aan kan. En hoe meer divers het systeem hoe steviger de balans. Maar uit onderzoek is gebleken dat jammer genoeg het milieubesef niet samenhangt met waterbesparende maatregelen. En ook dat we nu niet willen bezuinigen op ons watergebruik maar ‘duurzaam’ willen leven door lokaal ons water te betrekken. Ook als we elders even ‘lokaal’ zijn. Dat is een naïeve visie die een naïeve benadering vraagt voor verder onderzoek.
Op expeditie Ik ben op expeditie gegaan op Vlieland. Heb een afspraak gemaakt, vanaf het vaste land, met de kapsalon van kapster Hinke, In het verzorgingstehuis. Op zoek naar een mogelijke oude gesprekspartner over watergebruik op Vlieland door de jaren heen. Archeologie van de recente geschiedenis zou je het kunnen noemen. Het onderwerp is water. En ik kies graag de rol van participerend antropoloog. Zeker als mijn haar ook nog eens geknipt kan worden. In het verzorgingstehuis werd ik na een goede knipbeurt voorgesteld aan mevrouw de Boer, geboren in 1917 in Amsterdam, Oud-‐West. Dichtbij de gasfabriek vertelt ze. Ze is sinds januari 1940 woonachtig op Vlieland. Vlieland, een eiland zonder noemenswaardige akkerbouw of veeteelt, waar iedereen vroeger een geit had. Voor de melk. Mevrouw de Boer was en is nog steeds gek op geiten. Verder verbouwde iedereen in de eigen tuin groenten en klein fruit. Vlieland had toen nog een eigen dialect. Kenmerkend was, volgens Wikipedia, de h-‐loosheid van dit dialect. Officieel is het dialect uitgestorven in 1993, met het overlijden van de zeer bekende eilandbewoonster Petronella de Boer Zeylemaker. Beter bekend als Tante Pé, die een kroeg had en zeer graag over politiek sprak.
Ik heb een aantal uren met mevrouw De Boer, en later met haar medebewoners, gesproken. Na die tijd heb ik haar antwoorden verwerkt in de indeling die ik vond in een pedagogisch boek voor kleuters over de verkenning van het onderwerp water.
Ik lepel dus de antwoorden op aan de hand van genoemde indeling en niet zoals we die in het gesprek hebben behandeld. Zeker het eerste gesprek was een dialoog, uiterst leerzaam en open. En ik heb haar niet als kleuter behandeld. Mevrouw de Boer is 98 jaar oud en
is zeker haar verstandelijke scherpte nog niet kwijt. Dat bleek ook uit de antwoorden. Waar is het water? “Het water zit in een put bij het kantoor op enkele honderden meters afstand van onze woning. We woonden tijdelijk aan de haven in een woning die van oorsprong bedoeld was als vakantieverblijf voor zwakke kinderen, bleekneuzen, van het vaste land”. “Het is 1940. Ik haal water met een juk en twee emmers. Gedurende de oorlog verandert er weinig. Soms krijgt onze zoon wat kolen in zijn speelgoedkruiwagen van een Duitse soldaat. Als na de oorlog de economie weer wat aantrekt moeten we verhuizen naar een huis in het dorp met een put en een regenton”. De put, van het huurhuis, is niet diep genoeg en er komt roestwater uit de pomp. Het water uit de regenton smaakt meestal muf. Haar vader leefde het uitgangspunt: koop nooit een huis, koop grond. Gelukkig is er begin jaren vijftig feest vanwege de komst van drinkwaterleiding. Vanaf dan wordt het water alleen maar beter. Schoner en lekkerder. Geen roestwater meer en niet meer sjouwen met een juk met 2 emmers. Wat doe je met water? Het eerste wat mevrouw de Boer zegt is: “je kunt niet zonder water. Alles doe je er mee: de was, thee en koffie zetten, douchen, noem maar op”. “Toen we nog met de emmer water haalden zorgde je wel dat er ’s ochtends nog water was voor koffie en thee, dan hoefde je niet eerst te sjouwen”. Natuurlijk herinnert zij zich ook het kleien op school. Water en klei op de kleuterschool. We kennen het allebei. Uiteraard moest je vaker sjouwen als je de was moest doen, voor was had je zeker 6 emmers nodig. “De kinderen scheten en pisten
maar raak”. Iedere dag douchen nu is ook heerlijk. Haar vader vond dat ook. Hij had in het ziekenhuis ooit ervaren hoe dat was, hij vond het heerlijk. Zij doet het ook nog steeds, lekker iedere dag onder de douche. Waar doe je water in? In 2 emmers. Wassen deed je ooit zelfs eerst alleen met een wasbord. Later een snelwasser, daar deed je water in en toen kwam er ook nog een centrifuge bij. Maar voor de komst van de centrifuge moest alles door de wringer. Door al die ontwikkelingen doet ze de uitspraak: “Ik accepteer het nieuwe”. Het heeft het leven steeds weer makkelijker gemaakt. Intussen is de verpleger langs geweest en heeft haar eten neergezet. Met de deksel er nog op. En uit de weekdoos voor medicijnen komt het pilletje voor deze woensdag. Een geel pilletje. Lachend vraagt ze me of ik het heb gezien. “Wat?” vraag ik. “Dat je water nodig hebt om zo’n pilletje door te slikken”. Wat leeft er in het water? Meneer de Boer kwam uit Delfzijl, hij was daar opgeleid op de zeevaartschool. Op Vlieland verwerkte hij vis, had een handkar met planken erop waar vanaf hij vis verkocht. Mevrouw de Boer maakte vaak 2 emmers mosselen schoon, voor de verkoop. Vaak iedere dag. Hoe ga je over het water? Met een vliegtuig. Een Beever vliegtuig vanuit de polder in de buurt van de telegraafpalenvallei. Als je acute blindedarmontsteking had dan vlogen ze je naar Harlingen. Haar broer vloog ook in de Tweede Wereldoorlog. Bij de Engelsen. En soms in een luchtgevecht als je de Duitse piloot goed kon zien zitten dan schoot je niet. “Soms schoot je niet” herhaalt ze. En dan
vloog je terug naar de vliegbasis. Alsof er niets gebeurd was. Na de oorlog vertrok hij naar een stad aan de Mississippi, in de USA. Zij is er ook eens geweest, zonder haar man die bleef liever op het eiland. En toen ze daar was en een vlek op haar vest had gekregen kon die gelijk in de was. Alleen haar vest. Aan niets geen gebrek, alles was daar luxe. Wat vaart er op het water? Rond 1940 kreeg haar man, die immers de zeevaartschool had doorlopen, werk aangeboden op een Belgisch schip. Vlak voordat hij er op aan het werk zou werd het schip getorpedeerd. Hij bleef dus op het eiland en ging niet de zee op. Toen zij later naar haar broer in Amerika ging wilde hij ook niet mee. Hij bleef liever thuis. Wat zinkt er in het water? Dat Belgische schip dus.
Verleden, heden en toekomst Er was eens een prachtig meer in een heuvelachtig gebied. Kleine en grotere stromen vulden het meer en er vloeide water uit richting verderop gelegen dalen. Het regende bij tijde en het omliggende groen tierde, zeker in de zomermaanden, welig. Het was een ideale plek voor de recent opgekomen landbouw. Het gebied besloeg zo’n 1000 hectare, het grootste gedeelte onherbergzaam en gemiddeld leefden hier 7 gezinnen van wat jacht, visserij en landbouw. Men verbouwde granen en in de droge tijden haalde men met een emmer water uit het meer voor de planten. Er was een goede opbrengst, genoeg om niet alle dagen te moeten strijden voor een volgende dag. Er waren voldoende dagen dat men zich kon overgeven aan rust en overpeinzingen. Dit leidde tot culturele uitingen, verbeteringen van kleding, rituelen en gesprekken. Iemand kwam op het idee om een juk te maken waarmee aan beide zijden hetzelfde gewicht gedragen kon worden. En maakte een tweede emmer zodat vanaf toen het veel effectiever werd om water te halen. Niet alleen effectiever men kon ook tweemaal zoveel halen in een vergelijkbare tijd. Dit bleek bij elkaar opgeteld de productie van gewas te verhogen doordat deze nooit meer te droog werd. De methode werd door alle gezinnen gekopieerd. Wat men niet kon voorzien was dat door deze nieuwe ontwikkeling de hoeveelheid water dat uit het meer werd gehaald meer dan verdubbelde, de hoeveelheid verdamping ook toe nam en men per
ongeluk de ideale balans van het meer verstoorde. In enkele honderden jaren tijd moest men verder en verder lopen richting de rand van het meer. Men genoot van de ontwikkelingen. De balans was veranderd. Het water verziltte zelfs iets. Gelukkig had de verhoogde productie gezorgd voor sterke nakomelingen waarvan sommigen afscheid namen van het gebied en elders hun geluk gingen zoeken. De meesten trokken richting het nog onontgonnen westen. Met de zon mee op zoek naar water.
Nu is er een prachtig eiland gelegen aan een zeer gerespecteerd en gewaardeerd natuurgebied. Getijden omspoelden het eiland met zout water en regen vult de grondwaterbel waarvan de bewoners drinken. Het is een ideale plek voor kleinschalige visserij. En de haven die in de luwte ligt is een goede plek voor schepen. Het eiland was in tijden van oorlog daarom soms een rampplek maar is soms ook een oase van rust. Nu het al langere tijd vrede is komen meer en meer bewoners van het nabij gelegen vaste land meegenieten van het prettige klimaat en het heerlijke grondwater. En deze mensen moeten uiteraard ook eten en drinken. Er is bij lange na niet genoeg om alle monden te voeden. Maar dit vormt geen probleem vanwege het zeer goed geregelde transport vanaf het vaste land. Alleen het uitstekende drinkwater lijkt nog voldoende aanwezig. De zorg voor ouderen en kinderen is van hoog niveau. Iedereen is gelukkig. Op het schoolplein en in het verzorgingstehuis word er gespeeld en gezongen:
Twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen De meisjes op de klompen Jongens op een houten been Rij maar door mijn poortje heen Van je ras, ras, ras Rijdt de koning door de plas Van je voort, voort, voort Rijdt de koning door de poort Van je 1,2,3!
Voor de toekomst stel ik me een goed gevulde tribune voor, recht tegenover het verzorgingstehuis. Het tehuis is het decor voor een voorstelling. Mevrouw De Boer staat achter het raam, op de eerste verdieping, te zwaaien naar het publiek en het publiek zwaait terug. Een deur gaat open en een strenge man komt op met een hele lange aanwijsstok. Sommige ramen van het gebouw zijn nu schoolborden geworden. En hij doet zijn verhaal. Op de voorgrond ligt al de gehele tijd een man op de grond, met een arm in een diep gat. Hij is verantwoordelijk gemaakt voor de controle van de grondwaterstand op het eiland. En ondertussen groeit er overal meer en meer mos. Er lopen hipsters rond met baarden en bretels, en kapster Hinke knipt dat het een lieve lust is. Op het eiland verkoopt de boswachter alles wat maar mogelijkerwijs te verkopen is: dennenappels, naalden in diverse kleuren, huisgegraasd zeekraal en parels.
De kamer van mevrouw de Boer is na een tijd dichtgegroeid met mos. We zien alleen nog haar arm zwaaien. En de man met zijn arm in de grond zegt dat er geen water meer is. Hij staat op en zegt: “Het mos heeft al het water opgedronken. Naar mijn mening is Vlieland een groene woestijn. Waar je alleen goed voorbereid naar toe moet reizen. Je zou eigenlijk flink wat water mee van huis moeten nemen. Want je kunt niet zo maar alles gebruiken. De balans verschuift echt wel.”.
In Once upon a time in the west is er een hoofdrol voor de noodzaak van vers water voor de stoomketels van locomotieven. Maar er is ook een baas die wordt gedreven door het feit dat het uiteindelijk doel verderop ligt. Dus dat verse water onderweg is slechts een hulpmiddel en geen doel. De baas vindt dat ze slechts onderweg zijn. Onderweg naar zijn plaats van keuze, zijn vrijheid. En deze ‘beste’ baas denkt dat daarin de oplossing ligt voor elk probleem. Ook al maakt hij daardoor slachtoffers.
Hijzelf sterft ook onderweg. Hij was vergeten dat er niet alleen stations nodig zijn om water te tanken maar dat je ook onderweg naar de kroeg toe moet om verhalen te delen. Zoals Tante Pé deed. Literatuur: Fundamentals of Ecology, Eugene P.Odum en Gary W.Barrett, Thomson,Brooks/Cole, ISBN-‐13: 978-‐0-‐534-‐42066-‐6, 2005 (1971) Wereldverkenning door kleuters: het water, K.C.Lambert-‐Anema, , Thieme & Cie, Zutphen, 1970, isbn: 90-‐03-‐43620-‐7 Verspilde energie?: wat doen en laten Nederlanders voor het milieu, Linda Steg, Den Haag, SCP, Elsevier bedrijfsinformatie, 1999, ISBN: 90-‐5749-‐123-‐0 Het Transitie Handboek, van olieafhankelijkheid naar lokale veerkracht, Rob Hopkins, Uitgeverij Jan van Arkel, 2008, ISBN: 978-‐90-‐6224-‐485-‐0 Water for a city ~ forward thinking in the past, Development Education Centre, Birmingham, in partnership with Severn Trent Water (sic: de eigenaar van al dat water!) De Groene Amsterdammer, 23 oktober 2014, pag 41-‐45, Chris van der Heijden, ‘De klok terug, weg van het heden’.