Transfusiehandboek · Web viewhoofdstuk 4 – complicaties pagina 23 van 48 hoofdstuk 10 –...
Transcript of Transfusiehandboek · Web viewhoofdstuk 4 – complicaties pagina 23 van 48 hoofdstuk 10 –...
inhoudsopgave pagina van
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE 1
1. INLEIDING 4
1.1. DOELSTELLINGEN 4
1.2. DEFINITIES EN AFKORTINGEN 4
2. OVERZICHT BLOEDPRODUCTEN 5
2.1. ERYTROCYTENCONCENTRATEN 5
2.2. BLOEDPLAATJESCONCENTRATEN 6
2.3. VERS INGEVROREN PLASMA - VIRUSGEÏNACTIVEERD (VPVIM) 7
2.4. GRANULOCYTENCONCENTRAAT 8
2.5. ANDERE PRODUCTEN 8
3. INDICATIES & TEGENINDICATIES 9
3.1. GEDELEUCOCYTEERD ERYTHROCYTENCONCENTRAAT (ECL) 9
3.2. GEDELEUCOCYTEERD TROMBOCYTENCONCENTRAAT (TC EN TS) 10
3.3. VIRUSGEÏNACTIVEERD PLASMA (VPVIM) 11
3.4. BLOEDPRODUCTEN MET SPECIFIEKE KENMERKEN 11
4. COMPLICATIES 13
4.1. MAATREGELEN BIJ COMPLICATIES 13
4.2. BESCHRIJVING VAN DE TRANSFUSIEREACTIES 15
5. AANVRAAGPROCEDURE, VOORSCHRIFT EN MONSTERNAME 24
5.1. INFORMED CONSENT 24
5.2. VOORSCHRIFT BLOEDPRODUCTEN 24
5.3. MONSTERAFNAME 25
5.4. LEVERINGSTERMIJN 26
6. COMPATIBILITEITSONDERZOEK 27
6.1. ERYTHROCYTENCONCENTRAAT 27
6.2. TC/TS 28
6.3. VPVIM 28
7. UITGIFTE, TRANSPORT EN BEWARING 29 transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
inhoudsopgave pagina van
7.1. UITGIFTE 29
7.2. BEWARING 30
8. TOEDIENING 31
8.1. TIJDSTIP VAN TOEDIENING 31
8.2. BENODIGDHEDEN 31
8.3. VOORBEREIDING TOEDIENING VAN BLOED 31
8.4. TOEDIENINGSTEMPERATUUR 32
8.5. TOEDIENINGSSNELHEID 32
8.6. TOEDIENINGSCONTROLE 33
8.7. NAZORG 33
8.8. TOEDIENINGSATTEST 34
9. OPVOLGING 34
9.1. TS /TC 34
10. MASSIEF TRANSFUSIEPROTOCOL 35
11. AUTOLOGE TRANSFUSIE 36
10.1. BESCHRIJVING 36
10.2. INDICATIE 36
11.1. PROCEDURE 36
12. PROCEDURE BIJ TEKORTEN 37
12.1. SPORADISCH TEKORT AAN RH NEGATIEVE ECL 37
12.2. TEKORT AAN BLOEDCOMPONENTEN ALS GEVOLG VAN EEN PANDEMIE 37
13. TRANSFUSIES BIJ PASGEBORENEN EN KINDEREN 39
13.1. TRANSFUSIE BIJ PASGEBORENEN 39
13.2. TRANSFUSIE BIJ KINDEREN > 4 MAANDEN 44
14. FENOCOMPATIBELE TRANSFUSIE BIJ SPECIFIEKE GROEPEN 46
14.1. HEMOGLOBINOPATHIE 46
14.2. AUTO-IMMUUN HEMOLYTISCHE ANEMIE 46
14.3. PRAKTISCH 47
BIJLAGEN 48
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
inhoudsopgave pagina van
BIJLAGE 1: WEIGERING VAN BLOEDTRANSFUSIE DOOR DE GETUIGEN VAN JEHOVAH 48
BIJLAGE 2: PRIJS VAN DE BLOEDCOMPONENTEN 48
BRONNEN 48
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 1 – inleiding pagina 4 van 48
1. INLEIDING
1.1. Doelstellingen
In dit transfusiehandboek van het H.-Hartziekenhuis worden richtlijnen geformuleerd voor de indicatiestelling, het aanvragen en de toediening van transfusies van bloed en bloedderivaten in dit ziekenhuis, evenals voor de bewaring en uitgifte van bloed en bloedderivaten. Er wordt tevens aandacht besteed aan de procedure rond mogelijke ongewenste bijwerkingen en voorvallen in verband met deze transfusies.
Ze zijn bestemd voor alle artsen, verpleegkundigen, medisch laboratoriumtechnologen en andere personen die in het H.-Hartziekenhuis betrokken zijn bij de transfusiepraktijk. Ze dienen tevens als leidraad voor het opstellen van specifieke verpleegkundige- of laboratoriumprocedures op dit gebied.
Het is de bedoeling met deze uitgave tot een meer eenvormige praktijk te komen, een praktijk die getoetst is aan de huidige inzichten omtrent transfusiebeleid.
Deze richtlijnen worden regelmatig geactualiseerd; deze versie werd goedgekeurd door het Bloedtransfusiecomité op 24 april 2019.
1.2. Definities en afkortingen
ECL: Gedeleucocyteerd erythrocytenconcentraat;
EZL: Gedeleucocyteerd erythrocytenconcentraat voor zuigelingen;
TC: Gedeleucocyteerd thrombocytenconcentraat afkomstig van één donor;
TS: Gedeleucocyteerd thrombocytenconcentraat afkomstig van meerdere donoren;
VPVIM: Vers ingevrozen Plasma Virus Inactivatie met Methyleenblauw,
BTC: Bloedtransfusiecentrum;
BCHV: Belgisch Centrum voor Hemovigilantie;
DIC: Diffuse intravasculaire coagulatie;
HILA : Laboratorium voor Histocompatibiliteit en Immunogenetica van de Dienst voor het Bloed van Rode Kruis-Vlaanderen.
LIS: Laboratorium informatiesysteem;
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 2 – beschikbare bloedproducten pagina 5 van 48
2. OVERZICHT BLOEDPRODUCTEN
2.1. Erytrocytenconcentraten
Erytrocytenconcentraten worden bekomen door volbloed te centrifugeren waarna het merendeel van het plasma wordt verwijderd. Deleukocytering gebeurt door filtratie. Vervolgens wordt een voedende bewaarvloeistof SAG-M (saline, adenine, glucose, mannitol) toegevoegd.
De bewaartijd bedraagt hierna 42 dagen, indien gehouden tussen 2 en 6 °C.
2.1.1. Gedeleucocyteerd erytrocytenconcentraat, volwassene (ECL)
Het volume van een erytrocytenconcentraat type ‘volwassene’ bedraagt ten minste 214 ml en maximaal 340 ml, anticoagulans (CPD: citraat-fosfaat-dextrose) en 105 ml bewaarvloeistof (SAGM) inbegrepen. Het exacte volume staat aangegeven op het etiket. Een erytrocytenconcentraat heeft een hematocrietwaarde tussen 0,50 en 0,70 en bevat minimaal 40 g hemoglobine.
Het aantal leukocyten bedraagt minder dan 1x106 per eenheid.
Transfusie van één eenheid verhoogt de hemoglobineconcentratie bij een persoon van 70 kg met gemiddeld 1 g/dL.
2.1.2. Gedeleukocyteerd erytrocytenconcentraat voor zuigelingen (EZL)
EZL wordt bereid door splitsing van ECL. De inhoud komt ongeveer overeen met 100 mL volbloed. Het is gedeleucocyteerd, heeft meestal bloedgroep O Rh negatief, Kell negatief. Het volume bedraagt 40 tot 60 mL.
Transfusie van 10 mL EZL/kg lichaamsgewicht verhoogt gemiddeld de hemoglobineconcentratie met 3 g/dL.
2.1.3. Bestraald erytrocytenconcentraat (ECL en EZL)
Gammabestraling beschadigd op selectieve wijze de lymfocyten met het oog op toediening aan patiënten met risico op post-transfusie graft-versus-host reactie.
Als gevolg van de bestraling wordt de bewaartijd korter, voor ECL tot 28 dagen, voor EZL tot 48 uur.
2.1.4. Gewassen erytrocytenconcentraat
Verwijdering van plasma door herhaaldelijk wassen, gevolgd door bestraling.
De houdbaarheid is in principe beperkt tot 24 uur.
Het gehalte aan plasma-eiwitten is lager dan 0,5 g per eenheid.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 2 – beschikbare bloedproducten pagina 6 van 48
2.1.5. CMV-negatief erytrocytenconcentraat
Deze producten zijn afkomstig van donoren die geen immunisatie tegen het cytomegalovirus vertonen. Niettegenstaande dat deleucocytering van bloedproducten een aanvaardbaar niveau van bescherming tegen CMV-overdracht garandeert, kan een bijkomende bescherming soms geïndiceerd zijn, zie hoofdstuk 3.
2.1.6. Cryogepreserveerd erytrocytenconcentraat
Door toevoeging van een gelijke hoeveelheid glycerol kunnen rode bloedcellen gedurende langere tijd aan -80 °C bewaard worden. Cryopreservatie wordt op rode bloedcellen met een zeldzaam fenotype toegepast. Deze eenheden zijn bestemd voor patiënten met de volgende kenmerken: een zeldzame bloedgroep of aanwezigheid van een combinatie van allo-antistoffen die het vinden van compatibel bloed zeer moeilijk maken.
2.1.7. Gereconstitueerd volbloed voor wisseltransfusie
Gereconstitueerd volbloed wordt bereid uit een verse eenheid ECL O Rhesus negatief en een eenheid VPVIM van bloedgroep AB.
2.2. Bloedplaatjesconcentraten
Bloedplaatjesconcentraten worden bekomen door middel van aferese bij 1 donor ofwel door middel van centrifugatie van zakken volledig bloed, waarbij tussen plasma en erythrocyten de bloedplaatjes worden geconcentreerd in een laag: de buffy coat. Een voedende bewaarvloeistof wordt toegevoegd, waarna deleukocytering gebeurt door filtratie. Elk concentraat ondergaat tenslotte een bijkomende behandeling met een fotochemische techniek om ziekteverwekkers die ondanks donorselectie en virologische testen nog aanwezig zouden zijn te inactiveren.
Het aantal leukocyten bedraagt minder dan 1x106 per eenheid.
Het absolute aantal plaatjes dat een eenheid bevat wordt uitgedrukt in EEE (enkele eenheid equivalent): één EEE komt overeen met 0,5 x1011 bloedplaatjes. Eén bloedplaatjesconcentraat bevat 4 tot 10 EEE: het exacte gehalte wordt vermeld op het etiket. De wettelijk opgelegde minimale dosis voor volwassenen bedraagt 3x 1011 bloedplaatjes (6 EEE).
Transfusie van 1 eenheid (gemiddeld 4 x 1011 bloedplaatjes, of 8 EEE) verhoogt het bloedplaatjesaantal met 40000/µL bij een persoon van 70 kg.
Bloedplaatjesconcentraten worden schuddend bewaard op een temperatuur tussen 20 en 24 °C gedurende maximum 7 dagen na bereiding.
2.2.1. Gedeleucocyteerd standaard bloedplaatjesconcentraat (TS)
TS wordt bekomen door pooling van 4 tot 6 buffy coats, ieder afkomstig van één eenheid volbloed. transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 2 – beschikbare bloedproducten pagina 7 van 48
2.2.2. Gedeleucocyteerd single-donor bloedplaatjesconcentraat (TC)
TC wordt bekomen door middel van aferese bij één enkele donor.
2.2.3. Één-donor bloedplaatjesconcentraat, volume-gereduceerd
Een één-donor-bloedplaatjesconcentraat, pathogeen-gereduceerd wordt geselecteerd als startproduct voor volume-reductie. Hieruit worden 3 EEE (Enkele Eenheid Equivalent) afgesplitst en gecentrifugeerd. Het volume van het bovenstaande mengsel van plasma en bewaarvloeistof (PAS) wordt dan verminderd tot max. 25 ml per eenheid (EEE). Dit komt overeen met een concentratie van minimum 2 x 106/µl
2.2.4. Bestraald bloedplaatjesconcentraat
Gammabestraling verlaagt op selectieve wijze de proliferatie van lymfocyten met het oog op toediening aan patiënten met risico op post-transfusie graft-versus-hostreactie.
Als gevolg van de bestraling wordt de bewaartijd van bloedplaatjesconcentraten niet gewijzigd.
2.2.5. Één-donor bloedplaatjesconcentraat, HLA en/of HPA compatibel
De fenotypering heeft betrekking op HLA en/of HPA plaatjesantigenen. Deze getypeerde concentraten zijn bestemd voor patiënten die allo-immunisatie ontwikkeld hebben tegen deze antigenen als gevolg van zwangerschap, transfusie of transplantatie.
2.3. Vers ingevroren plasma - virusgeïnactiveerd (VPVIM)
Plasma wordt verkregen door aferese bij geselecteerde donoren of na centrifugatie uit vol bloed. Het is dus altijd afkomstig van 1 donor. Het wordt eerst gefilterd en daarna worden virussen geïnactiveerd door foto-activatie van methyleenblauw: hierbij worden vrije radicalen gevormd die nucleïnezuren van virussen aantasten.. Hierna wordt het ingevroren.
Het volume bedraagt minimum 180 ml, gemiddeld 200 ml. Het exacte volume staat op het etiket.
De bewaartijd hangt af van de opslagtemperatuur: 1 jaar indien bewaard onder -25 °C, 3 maanden indien bewaard tussen -18 °C en -25 °C.
Het ontdooide product mag niet terug ingevroren worden.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 2 – beschikbare bloedproducten pagina 8 van 48
2.4. Granulocytenconcentraat
Een granulocytenconcentraat wordt bekomen door aferese bij één donor, al dan niet vooraf geconditioneerd door middel van corticoïeden of groeifactoren.
Het concentraat bevat minstens 1x1010 granulocyten.
Het concentraat wordt bestraald. De bewaartermijn is 24 uur bij een temperatuur tussen 20 °C en 24 °C.
2.5. Andere producten
Een beschrijving van deze zeldzaam geïndiceerde producten is te vinden op de website van de Dienst voor het Bloed: https://www.rodekruis.be/dienstvoorhetbloed/bloedproducten/info-bloedproducten/
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 3 – indicaties & tegenindicaties pagina 9 van 48
3. INDICATIES & TEGENINDICATIES
3.1. Gedeleucocyteerd erythrocytenconcentraat (ECL)
ECL wordt steeds toegediend op medisch voorschrift met als doel de bestrijding of het voorkómen van (symptomen van) een tekort aan zuurstof-transportcapaciteit van het bloed. Het hemoglobinegehalte kan hierbij een leidraad vormen maar de waarde van het hemoglobine (hb) waarbij een erytrocytentransfusie noodzakelijk wordt geacht is o.a. afhankelijk van de leeftijd van de patiënt en bijkomende morbiditeit.
3.1.1. Therapeutisch
Bij patiënten die lijden aan chronische aandoeningen die nood hebben aan herhaalde transfusies is het gerechtvaardigd hogere hemoglobineconcentraties te bekomen teneinde tussen de transfusies aanvaardbare hemoglobinewaarden te bekomen.
3.1.2. Pre-operatief
Indicatie steeds op hemoglobinebepaling. Toch vormt de klinische toestand van de patiënt het hoofdargument, bloeduitslagen komen op de tweede plaats; het voordeel van een transfusie moet opwegen tegen het risico.
Hb < 8.0 g/dL: aanbeveling transfusie;
Hb < 10.0 g/dL: transfusie in volgende situaties:
o Heelkundige/verloskundige ingreep met te verwachten bloedverlies;
o Cardio-pulmonaire belasting;
o Bij hartdecompensatie, angor pectoris, recent infarct;
o Placenta praevia;
o Te verwachten post-partumbloeding.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
Onder 4,5 g/dL hb is er onmiddellijk levensgevaarOnder 7.0 g/dL hb moet de vraag gesteld worden ‘Waarom geen transfusie geven?’Boven 10 g/dL moet de vraag gesteld worden ‘Waarom een transfusie geven?Tussen 7.0 en 10.0 g/dL hangt de indicatie voor transfusie af van de klinische context: snelheid van instellen, leeftijd, comorbiditeit (cardiorespiratoire aandoeningen, ernstige sepsis), zwangerschap
hoofdstuk 3 – indicaties & tegenindicaties pagina 10 van 48
3.1.3. Geen indicatie / tegenindicatie
Verbetering algeheel welbehagen patiënt
Volume expansie waarbij cristalloïden of colloïden voldoen
Moeizaam verloop orale ijzersuppletie
Weigering van de patiënt, zie bijlage 1
3.2. Gedeleucocyteerd trombocytenconcentraat (TC en TS)
3.2.1. Algemeen
TC of TS (al naargelang de beschikbaarheid) wordt steeds toegediend onder medisch voorschrift, met de bedoeling de hemostase te verbeteren bij patiënten met een kwantitatief of kwalitatief tekort van bloedplaatjes.
Profylactisch bij ernstige trombocytopenie door verminderde aanmaak:
o < 10 x103/µL (in aanwezigheid van koorts, hyperleucocytose, stollingsproblemen of een snelle daling van de bloedplaatjes: < 20 x103/µL)
Profylactisch bij invasieve ingrepen:
o < 50 x103/µL trombocyten, dit niveau aanhouden tot een goede wondheling is bekomen
o interventies met minder invasief karakter < 30 x103/µL trombocyten (bv. inbrengen, verwijderen van een diep veneuze catheter, transjugulaire leverbiopsie)
o Niet bij sternum/cristapunctie, dunne-naaldpunctie en ascitespunctie.
Therapeutisch bij bloeding én < 50x103/µL trombocyten of kwalitatief defect.
Géén indicatie bij immuuntrombocytopenie (ITP), trombocytopenie door hypersplenisme en gedissemineerde intravasculaire coagulopathie (DIC), tenzij bij een levensbedreigende bloeding,
3.2.2. Één-donor bloedplaatjesconcentraat, HLA compatibel
Dezelfde indicaties als TS/TC, met als bijkomende voorwaarde:
Onvoldoende opbrengst t.g.v. allo-immunisatie, zie Hfdst.8 Opvolging.
Neonatale allo-immune trombocytopenie (FNAIT).
3.2.3. Één-donor bloedplaatjesconcentraat, volume-gereduceerd
Ernstige trombocytopenie of trombocytopathie bij een pasgeborene met risico op circulatoire overvulling, of wanneer een grotere plaatjesdosis gewenst is dan in het volume van een gewoon bloedplaatjesconcentraat kan worden toegediend.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 3 – indicaties & tegenindicaties pagina 11 van 48
3.2.4. Tegenindicaties
Weigering van de patiënt, zie bijlage 1
Trombotische trombocytopene purpura (TTP) en heparine geïnduceerde thrombocytopenie (HIT) tenzij om een levensbedreigende bloeding te controleren
3.3. Virusgeïnactiveerd plasma (VPVIM)
3.3.1. Indicaties
VPVIM wordt steeds toegediend op medisch voorschrift, met de bedoeling een tekort aan stollingsfactoren te herstellen in volgende gevallen:
Geïsoleerde tekorten aan coagulatiefactor V of XI;
Massale hemorragieën met een gecombineerd tekort aan coagulatiefactoren of thrombolyse;
Trombotische trombocytopene purpura (TTP of ziekte van Moschowitz);
Neonatale wisseltransfusie wegens ABO-incompatibiliteit.
3.3.2. Tegenindicaties
Gekende anafylactische reactie op plasmatoediening (patiënt met IgA deficiëntie én IgA antistoffen)
Relatieve contra-indicatie bij hartdecompensatie en longoedeem en zwangerschap
VPVIM mag niet gebruikt worden om het volume op te vullen wanneer er geen stollingsstoornissen zijn.
3.4. Bloedproducten met specifieke kenmerken
3.4.1. Bestraling: ECL, EZL, TS, TC
Toediening (cfr indicaties boven) bij immuungecompromitteerde patiënten die risico lopen op transfusiegerelateerde GVHD. In de praktijk in het H.-Hartziekenhuis betekent dit:
Intrafamiliale transfusies of HLA identieke bloedplaatjes Ontvangers van transplantaties:
o Hematopoietische stamcellen: autoloog tot 1 jaar na transplant
allogeen levenslang
o Organen waarna immunosuppressieve behandeling wordt toegediend (ATG)
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 3 – indicaties & tegenindicaties pagina 12 van 48
Patiënten met neoplastische aandoeningen o Hodgkin lymfoom o Neoplasie waarbij intensieve chemotherapie wordt toegepast op basis van purine
analogen (fludarabine, cladribine, pentostatine) Aplastische anemie onder behandeling met immuunsuppressie (ATG) Ontvangers met congenitale gecombineerde immunodeficiëntie (SCID) Neonati met gewicht < 1500 gram Ontvangers van intra-uteriene transfusies of wisseltransfusies volgend op intra-uteriene
transfusies nog 6 maanden na à terme
3.4.2. Wassen: gedeleucocyteerd erythrocytenconcentraat (ECL)
Behandeling van anemie (cf. gewoon ECL) bij patiënten met anti-IgA antistoffen, of patiënten die herhaaldelijk een ernstige allergische transfusiereactie vertoonden.
3.4.3. CMV-negatieve bloedproducten: ECL, TC en TS
Behandeling van anemie (cf. gewoon ECL) i.g.v.:
Intrauteriene transfusie
Transfusie bij onverwante beenmergtransplantatie van CMV-negatieve donor en CMV-negatieve recipiënt.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 13 van 48
4. COMPLICATIES
4.1. Maatregelen bij complicaties
Klinisch wordt een onderscheid gemaakt tussen de onmiddellijke transfusiereacties, die meestal binnen vier uur na de start van een transfusie optreden, en de zeldzamere, laattijdige reacties.
Niet alle onmiddellijke transfusiereacties vragen om een afkoppeling van het bloedproduct. Er wordt daarom een praktische indeling gemaakt van deze reacties in mineure en majeure reacties.
Alle majeure reacties en alle uitgestelde reacties dienen gemeld aan de bloedbank; deze worden door de bloedbank doorgegeven aan het BCHV en het BTC.
4.1.1. Mineure reactie:
Beschrijving symptomen:
Beperkte temperatuursverhoging <2 °C, en/of jeuk en/of urticaria.
Handelwijze:
Onderbreek tijdelijk de transfusie.
Controleer de identiteit van de patiënt.
Controleer ECL.
Observeer de patiënt.
Verwittig de toedienende arts. Deze beslist over het verdere verloop.
Zet op aangeven van de arts de transfusie verder aan tragere snelheid zo de symptomen niet toenemen en afhankelijk van de toestand van de patiënt; zo de symptomen zich herhalen: zet de transfusie definitief stop.
Noteer de reacties in het verpleegdossier.
Een mineure reactie dient niet aangegeven en het aangifteformulier dient niet ingevuld.
Voorstel van behandeling:
Koorts (gesteld een sepsis of hemolyse kan uitgesloten worden):
R/Dafalgan® (paracetamol) bruis 500 mg po, zo nodig 1 x herhalen of
Perfusalgan® 1 g (15 mg/kg) traag IV .
Urticaria, rash, flushing, jeuk:
1) R/ Phenergan® 25 mg IM, eventueel 1 x herhalen of Zyrtec® 1 co po.2) Zo onvoldoende effect: Solucortef® (steroïden) 100 mg IV.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 14 van 48
Rillen (gesteld een sepsis of hemolyse kan uitgesloten worden):
R/Dolantine® 20 mg IV, eventueel na 15 min. te herhalen (+ geef 3 liter zuurstof met neusbril).
4.1.2. Majeure reactie:
Alarmsymptomen: één of meer van onderstaande symptomen:
Koorts: stijging van meer dan 2 °C of hoger dan 39 °C;
Nausea;
Braken;
Diarree;
Hypotensie;
Tachycardie;
Shock;
Hoofdpijn;
Rugpijn;
Pijn in de flank;
Buikpijn;
Kortademigheid;
Rode urine;
Nierfalen.
Handelwijze:
Stop onmiddellijk de transfusie;
Houd de IV-weg open met fysiologisch oplossing; urinedebiet >100 mL/h
Controleer de vitale parameters van de patiënt;
Controleer de identiteit van patiënt;
Controleer toegediend ECL;
Verwittig de toedienende arts en behandel verder zoals aangegeven
Neem een EDTA-staal, een serumstaal en een hemocultuur af en bezorg met de toegediende ECL aan de bloedbank samen met het transfusiereactie aangifteformulier;
Noteer de reacties in het verpleegdossier.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 15 van 48
4.2. Beschrijving van de transfusiereacties
4.2.1. Acute hemolytische transfusiereactie
Beschrijving:
Treedt op binnen de 24 uur;
Koorts;
Rillingen;
Misselijkheid;
Braken;
Kortademigheid;
Tachycardie;
Bloeddrukdaling;
Plasma en urine roodkleurig;
Nierfalen;
Pijn in de flank, rug, buik, borstkas, hoofd, infuusplaats;
DIC (diffuse intra-vasculaire coagulatie).
Oorzaak:
Antistoffen tegen rode bloedcellen.
Vóórkomen:
Enkel in geval van ECL.
Differentieel diagnose:
Febriele niet hemolytische transfusiereactie;
Bacteriële contaminatie;
Andere oorzaken hemolyse.
Handelwijze: cf. majeure reactie
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 16 van 48
4.2.2. Niet immune hemolytische transfusiereacties
Beschrijving
Meestal goed verdragen;
Soms ernstiger met koorts en hemodynamische stoornissen;
Plasma en urine rood.
Oorzaak:
Lyse van rbc door bewaring en/of manipulatie.
Vóórkomen:
Enkel in geval van ECL.
Differentieel diagnose:
Hemolytische transfusiereactie.
Handelwijze: cf. majeure reactie
4.2.3. Febriele niet hemolytische transfusiereacties
Beschrijving:
Temperatuurstijging met 1 °C of meer;
Rillingen, koudegevoel;
Gewoonlijk tijdens transfusie, eventueel nog tot 1 uur na beëindigen;
Niet levensbedreigend, maar uitsluiten van andere oorzaak is belangrijk.
Oorzaak:
Leucocyten antistoffen, cytokines.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 17 van 48
Vóórkomen:
Toediening ECL;
Toediening TS/TC;
Toediening VPVIM.
Differentieel diagnose:
TRALI (transfusie gerelateerde acute longschade);
Ziekte-gerelateerde koorts;
Andere transfusiereacties.
Handelwijze: cf. mineure reactie
4.2.4. Milde allergische reacties
Beschrijving:Milde allergische reacties zijn frequent en kunnen gepaard gaan, binnen enkele minuten na transfusie, met:
Jeuk;
Urticaria;
Erytheem;
Warmteopwellingen en roodheid in het aangezicht;
Oorzaak:
Antistoffen tegen plasma-eiwitten.
Vóórkomen:
Toediening ECL;
Toediening TS/TC;
Toediening VPVIM.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 18 van 48
Differentieel diagnose:
TRALI (‘transfusion related acute lunginjury’);
Allergische reactie op medicatie;
Volumeoverbelasting.
Handelwijze:
Geen reden om transfusie te staken;
Observeer de patiënt;
Eventueel antihistaminica (raadpleeg arts, op voorschrift arts);
Noteer in verpleegdossier.
4.2.5. Ernstige allergische reacties / anafylaxie
Beschrijving:Naast eventueel jeuk en urticaria, binnen enkele seconden tot minuten na start: cardio-respiratoire symptomen:
Erytheem;
Warmteopwellingen en roodheid in het aangezicht;
Heesheid, brok in de keel;
Bronchospasme;
Dyspnoe;
Bloeddrukdaling;
Tachycardie;
Shock;
Nausea;
Braken;
Buikpijn;
Diarree.
Oorzaak:
Antistoffen tegen plasma-eiwitten: meestal IgA bij IgA-deficiëntie.
Vóórkomen:
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 19 van 48
Toediening ECL;
Toediening TS/TC;
Toediening VPVIM.
Differentieel diagnose:
TRALI (transfusie verwante acute longschade);
Bacteriële contaminatie;
Volume-overbelasting.
Handelwijze: cf. majeure reactie
Preventie:
Uitsluiten IgA-deficiëntie;
Transfusie onder continue monitoring;
ECL 6x wassen (BTC).
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 20 van 48
4.2.6. TRALI (transfusie verwante acute longschade)
Beschrijving: binnen enkele uren na transfusie
Dyspnoe;
Koorts;
Bloeddrukdaling;
Tachycardie;
Geen afwijkingen bij auscultatie;
Geen tekenen van hartfalen;
Rx thorax: basale infiltraten, perihilaire noduli;
Klaart op na 48-96 uur.
Oorzaak:
Immuun gemediëerd proces, veroorzaakt door HLA of granulocyten antistoffen in het donorproduct.
Vóórkomen:
Toediening ECL;
Toediening TS/TC;
Toediening VPVIM.
Differentieel diagnose:
Volumeoverbelasting;
Bacteriële contaminatie;
Allergische reacties;
ARDS (acuut respiratory distress syndroom);
Longembolie en longbloedingen.
Handelwijze: cf. majeure reactie
Preventie:
Plasma vooraf laten selecteren op het BTC: plasma van nog nooit getransfuseerde mannen.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 21 van 48
4.2.7. Volumeoverbelasting
Beschrijving:
Congestief hartlijden tijdens of kort na transfusie;
Kortademigheid;
Orthopnoe;
Longoedeem;
Cyanose;
Hypertensie;
Enkeloedemen;
Hoofdpijn.
Vóórkomen:
Toediening VPVIM.
Handelwijze:
Stop transfusie;
Patiënt in zit;
Verwittig toedienende arts;
Ondersteunende medische therapie: diuretica, M+ …;
Vul transfusiereactieformulier in en bezorg aan de bloedbank;
Noteer in verpleegdossier.
4.2.8. Bacteriële contaminatie
Beschrijving:
klinische presentatie meestal dramatisch: endotoxineshock
Meestal tijdens transfusie;
Nausea, braken, abdominale krampen, diarree;
Dyspnoe;
Rilkoortsen, DIC, bloeddrukval, shock.
Differentieel diagnose:
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 22 van 48
TRALI;
Sepsis van andere origine;
Anafylaxie.
Vóórkomen:
Toediening ECL;
Toediening TS/TC;
Toediening VPVIM.
Handelwijze:
Stop transfusie;
IV-lijn behouden;
Controleer de vitale parameters;
Verwittig toedienende arts;
Ondersteunende medische therapie: cf. gram-negatieve sepsis;
AB (cave Pseudomonas) antibiotica op medisch voorschrift;
Neem een EDTA-staal, een serumstaal en een hemocultuur af en bezorg met de toegediende ECL aan de bloedbank samen met het transfusiereactie aangifteformulier;
Noteer in verpleegdossier;
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 4 – complicaties pagina 23 van 48
4.2.9. Uitgestelde transfusiereacties
Virale infectie na transfusie
Het risico van overdracht van infectieuze agentia zoals HIV, HCV en HBV is erg laag geworden omwille van de talrijke voorzorgsmaatregelen. Als toch transmissie aangetoond word is de melding, via de bloedbank, aan het hemovigilantiecentrum van cruciaal belang.
Graft-versus-host ziekte na transfusie
Deze uitzonderlijke reactie komt voornamelijk voor bij immuundeficiëntie en gaat gepaard met een zeer hoge mortaliteit.
Post-transfusionele purpura
Eveneens uitzonderlijk voorkomend bij vrouwen die tijdens een voorbije zwangerschap anti-HPA (meestal HPA-1a) allo-antistoffen hebben ontwikkeld. Bij transfusie van een HPA-1a positief bloedplaatjesconcentraat zullen zij niet alleen de toegediende plaatjes afbreken maar paradoxaal ook hun eigen HPA-1a negatieve plaatjes.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 5 – aanvraagprocedure pagina 24 van 48
5. AANVRAAGPROCEDURE, VOORSCHRIFT EN MONSTERNAME
5.1. Informed consent
Vooraleer een transfusie toe te dienen bekomt de arts een geïnformeerde toestemming van de patiënt en noteert deze in het medisch dossier conform de algemene ziekenhuisprocedure. Hij kan daarvoor gebruik maken van de informatiebrochure over transfusie die voorhanden is in het ziekenhuis.
Ook voor toestemming in spoedeisende situaties of bij kinderen en bij weigering wordt verwezen naar de algemene procedure.
Zie ook bijlage 1 voor het advies van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, specifiek voor getuigen van Jehovah.
5.2. Voorschrift bloedproducten
Iedere aanvraag voor bloedproducten moet schriftelijk gebeuren op het daartoe voorziene voorschriftformulier ‘Voorschrift bloedproducten’.
Pretransfusietesten worden op ditzelfde formulier aangevraagd.
Het voorschrift dient ondertekend te worden door de voorschrijvende arts en moet volgende gegevens bevatten:
Identificatie van de patiënt : naam, voornaam, geboortedatum en inschrijvingsnummer (best te vervangen door een identificatieklever van de patiënt);
Aanduiding of het om een urgentie gaat;
Bloedgroep en rhesusfactor (in letterschrift) indien bekend.
Relevante klinische gegevens:
o Onregelmatige antistoffen
o Eerdere transfusiereacties
o Zwangerschap
o Hemoglobinopathie
o Immunosuppressie / transplantatie
Aanduiding van het gewenste soort en aantal bloedproducten;
De indicatie;
De aanvraag voor pretransfusietesten indien van toepassing;
Datum én uur van bloedafname én de identificatie van de afnemer (naam en paraaf);transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 5 – aanvraagprocedure pagina 25 van 48
Datum en plaats van toediening = afdeling óf datum van ingreep;
Datum, handtekening en naam, stempel van voorschrijvende arts ;
Het voorschrift wordt samen met de bloedmonsters aan de bloedbank bezorgd.
5.3. Monsterafname
5.3.1. Principe 2 bloedgroepbepalingen
Bij het afnemen van bloedmonsters kunnen gemakkelijk vergissingen gebeuren, vooral bij het vaststellen van de identiteit van de patiënt, bij het invullen/etiketteren van de aanvraagformulieren en het etiketteren van de afnamebuizen. Daarom wordt vereist dat de bloedgroep minstens TWEEMAAL wordt bepaald op onafhankelijk van elkaar afgenomen bloedmonsters.
Onafhankelijk betekent ofwel afgenomen door een andere persoon ofwel afgenomen op een ander tijdstip en liefst allebei. Het afnemen van het 2de onafhankelijke monster is de verantwoordelijkheid van de afnemer.
Bloedproducten worden standaard slechts uitgegeven als het transfusielaboratorium beschikt over twee bloedgroepbepalingen én, in het geval van ECL, na het uitvoeren van een compatibiliteitsproef, hetzij een kruisproef hetzij een screening op antistoffen.
Slechts uitzonderlijk kan een bepaling uitgevoerd door een ander labo aanvaard worden, mits het bloedgroepkaartje wordt meegegeven met de aanvraag.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
Beslissingsschema in het kader van een aanvraag EC:Bloedgroep beschikbaar in resultatenviewer: Er hoeft geen bloedgroepaanvraag te gebeuren en de bloedgroepkaart hoeft niet meegegeven te worden: een eventueel ontbrekende tweede bepaling wordt automatisch uitgevoerd op het kruisbloed dat met het bloedvoorschrift wordt meegegeven.Bloedgroep niet beschikbaar in resultatenviewer: Er wordt een bloedgroepbepaling aangevraagd via het algemene laboratoriumaanvraagformulier. Er gebeurt hiervoor een onafhankelijke bloedname (onafhankelijk van de bloedname voor de compatibiliteitsproef. Een tweede bloedgroepbepaling wordt automatisch uitgevoerd op het kruisbloed dat met het bloedvoorschrift wordt meegegeven.
hoofdstuk 5 – aanvraagprocedure pagina 26 van 48
5.3.2. De monsterafname
Vóór de bloedafname wordt steeds de identiteit van de patiënt nagevraagd: vraag naam, voornaam en geboortedatum en vergelijk met het identificatiebandje. Indien de patiënt niet aanspreekbaar is volstaat het om het identificatiebandje na te kijken.
De afnamebuizen dienen gelabeld met naam en voornaam patiënt én de geboortedatum
De monsterafname gebeurt steeds door een verpleegkundige of een arts, al dan niet in opleiding. De afnemer is verantwoordelijk voor de afname van het juiste monster bij de juiste patiënt. Hij tekent hiervoor af op het aanvraagformulier.
Voor een compatibiliteitsproef worden 2 EDTA-stalen afgenomen. Een monster kan maximaal 24 uur oud zijn. Datum en uur van staalname worden daarom op het aanvraagformulier genoteerd.
5.4. Leveringstermijn
5.4.1. Trombocytenconcentraten
Trombocytenconcentraten zijn niet in voorraad en moeten besteld worden bij de Dienst voor het Bloed in Mechelen. Daarom is er steeds een relatief lange leveringstijd (minimum één tot twee uur).
De bewaringstijd is beperkt tot maximaal 3 dagen: lang tevoren bestellen kan niet, reservatie wel: deze moet door de voorschrijvende arts gebeuren.
5.4.2. Erythrocytenconcentraten
Rekening dient gehouden met de tijd nodig voor het afwerken van de compatibiliteitsproeven: in totaal ruim 45 minuten wanneer er geen problemen zijn.
Wanneer bij bloedtekort bloed moet komen van het BTC kan de leveringstermijn oplopen, afhankelijk van de verkeersdrukte, tot enkele uren.
Wanneer bijkomende pretransfusietesten nodig zijn kan deze termijn nog veel verder oplopen.
5.4.3. VPVIM
In voorraad op de bloedbank.
Plasma wordt ontdooid geleverd door de bloedbank. Gemiddeld duurt dit een half uur. Bij dringende vraag kunnen 4 eenheden in een kwartier geleverd worden.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 6 – uitgifte, transport en bewaring pagina 27 van 48
6. COMPATIBILITEITSONDERZOEK
6.1. Erythrocytenconcentraat
6.1.1. Keuze van bloedgroep
Er wordt altijd ABO- en Rhesus-D identiek ECL gegeven en dit na uitvoering van een compatibiliteitsproef. Uitzonderingen vormen spoedprocedures en wanneer er een tekort in de voorraad is van bepaalde bloedgroepen. De keuze voor een andere bloedgroep wordt uitdrukkelijk op het bloedtransfusieformulier gemotiveerd en ondertekend door de persoon die de uitgifte doet (volgens onderstaand schema); d.w.z. bij ongekende bloedgroep kan in urgentie ECL met bloedgroep O worden toegediend.
Bij vrouwelijke patiënten jonger dan 45 jaar én bij chronisch getransfundeerde patiënten wordt tevens de Kell compatibiliteit gerespecteerd, en indien mogelijk worden Rhesusondergroep (CcEe) compatibele eenheden verstrekt.
Bij patiënten met klinisch significante onregelmatige anti-erythrocytenantistoffen dienen erythrocytenconcentraten te worden toegediend die negatief zijn voor het antigeen waartegen de antistoffen gericht zijn.
6.1.2. Compatibiliteitsonderzoek
In het h. hartziekenhuis wordt standaard de Type&Screen methode gebruikt om compatibel bloed uit te geven. Hierbij gebeuren 2 onafhankelijke bloedgroepbepalingen van de patiënt en wordt een screening op antistoffen uitgevoerd. Indien deze negatief is gebeurt nog een electronische match van de gekozen eenheid EC vooraleer deze uit te geven.
Enkel wanneer de patiënt bekend is met allo- of autoantistoffen, bij kinderen jonger dan 4 maanden of bij transplantpatiënten worden nog de klassieke kruisproeven uitgevoerd.
6.1.3. Geldigheidsduur van de kruisproef
De kruisproef én de screening op antistoffen zijn maximaal 72 uur geldig na afname van het monster voor de kruisproef, indien de patiënt een transfusie onderging gedurende de laatste drie maanden, of zwanger is of was de laatste drie maanden, of indien hieromtrent geen zekerheid bestaat. Voor de veiligheid wordt deze termijn van 72 uur standaard gehanteerd.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 6 – uitgifte, transport en bewaring pagina 28 van 48
De kruisproef én de screening op antistoffen zijn maximaal 48 uur geldig indien de patiënt een transfusie onderging de laatste 72 uur
Indien op de aanvraag voor de kruisproef geen uur werd vermeld, wordt het uur van de registratie van de aanvraag als beginpunt genomen.
Indien er meer dan 72 uur verschil is tussen de eerste toediening van samen gekruiste bloedeenheden, moet de nieuwe toe te dienen bloedeenheid herkruist worden met nieuw afgenomen stalen.
Nota: De verantwoordelijke van de bloedbank volgt tijdens de week dagelijks op of het gekruiste bloed al dan niet toegediend is. Bij patiënten waarvan er bloed in voorraad ligt, wordt dagelijks het hemoglobinegehalte gecontroleerd en doorgebeld.
6.2. TC/TSBloedplaatjes worden bij voorkeur ABO- en Rhesus-D identiek gegeven (zeker i.g.v. neonati en bij verwachte frequente transfusie), zo niet mogelijk volgens onderstaand schema:
Voorwaarde is dat de concentraten geen hoge titer immuun anti-A en anti-B antistoffen bevatten. Dit is het geval bij standaard bloedplaatjesconcentraten bewaard in bewaarvloeistof of bij plaatjesconcentraten in plasma waarbij de titer bepaald en laag is.
Rhesus-D negatieve vrouwen <45 jaar krijgen bij voorkeur rhesus-D negatieve bloedplaatjes. Indien onmogelijk moet immunoprofylaxe gegeven worden: een dosis van 300 I.E. anti-D immunoglobulines biedt voldoende bescherming bij toediening tot vijf bloedplaatjesconcentraten over een periode van 6 weken.
In situaties waarbij refractairiteit optreedt als gevolg van anti-HLA en/of anti-HPA immunisatie, kunnen gefenotypeerde bloedplaatjesconcentraten gebruikt worden die identiek zijn met het fenotype van de patiënt of die negatief zijn voor de antigenen waartegen de patiënt antistoffen heeft.
6.3. VPVIMPlasma wordt bij voorkeur ABO-identiek gegeven (rhesus is onbelangrijk), zo niet mogelijk volgens onderstaand schema (compatibel met de bloedgroep van de patiënt): d.w.z. bij ongekende bloedgroep kan in urgentie AB-plasma worden toegediend.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 6 – uitgifte, transport en bewaring pagina 29 van 48
7. UITGIFTE, TRANSPORT EN BEWARING
7.1. Uitgifte
De bloedproducten worden afgeleverd door de bloedbank op werkdagen van 8 u. tot 16.30 u.; buiten deze uren en op zaterdag, zondag en feestdagen moeten de eenheden afgehaald worden op de bloedbank;
Er wordt slechts één eenheid ECL tegelijkertijd uitgegeven dit om te kunnen voldoen aan de vereiste dat eenheden die een geregistreerde koelkast verlaten hebben binnen de vier uur moeten zijn toegediend. Hier kan slechts van afgeweken worden mits een motivatie van de voorschrijvende arts, te vermelden op het voorschrift.
Bloedproducten bestemd voor OK en IZA die in de bloedbank klaarliggen op naam van de patiënt worden op telefonische afroep geleverd door de bloedbank
Plasma wordt ontdooid geleverd door de bloedbank.
Aan elk bloedproduct dat wordt uitgegeven hangt een label met daarop gegevens betreffende het bloedproduct én gegevens van de patiënt aan wie het product mag worden toegediend; in geval van ECL wordt tevens vermeld hoelang de compatibiliteitsproef geldig is.
Bij elke uitgegeven eenheid zit tevens een transfusieformulier, bedoeld voor het medisch dossier.
Uitgifte van bloedproducten om mee te geven naar een ander ziekenhuis moet vermeden worden. Dit kan enkel gemotiveerd worden indien toediening tijdens het transport zelf noodzakelijk kan zijn: enkel mits motivatie arts. Bloedproducten die niet toegediend werden, zullen immers door het ontvangende ziekenhuis niet gebruikt worden en geëlimineerd worden.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 6 – uitgifte, transport en bewaring pagina 30 van 48
7.2. Bewaring
7.2.1. ECL
ECL moet bewaard worden bij een temperatuur tussen 2 en 6 °C. Dit gebeurt in een - bij voorkeur uitsluitend voor dit doel gebruikte - koelkast met temperatuurbewaking, d.w.z. enkel in de bloedbankkoelkasten.
Bestel enkel de noodzakelijke hoeveelheden bloed; grotere hoeveelheden gekruist bloed worden bewaard (tot vervaldatum van de kruisproef) in de bloedbank en kunnen daar steeds afgehaald of opgevraagd worden; wanneer ECL de bloedbankkoelkast heeft verlaten, moet het binnen de vier uur zijn toegediend;
Bloed dat niet werd toegediend moet zo snel mogelijk terug gebracht worden naar de bloedbank: indien geretourneerd binnen de 30 min kunnen deze terug opgenomen worden in de voorraad. Zo niet worden deze eenheden geregistreerd als definitief onttrokken aan de voorraad. Ze komen ten laste van het ziekenhuis.
7.2.2. TC/TS
Bloedplaatjes kunnen slechts korte tijd bewaard worden. Ze worden bewaard op kamertemperatuur tussen 20 en 24 °C, op een schudtoestel: de eenheden dienen met het etiket naar onder en naast elkaar gelegd te worden (ademende zakjes). Een schudtoestel is beschikbaar op de bloedbank, in het daghospitaal en op B4. De uiterste transfusietijd na uitgifte uit de bloedbank bedraagt vier uur.
Bloedplaatjes worden niet teruggenomen door het BTC en worden indien niet toegediend geregistreerd als definitief onttrokken aan de voorraad. Ze komen ten laste van het ziekenhuis.
7.2.3. VPVIM
Aangezien er geen kruisproeven dienen uitgevoerd te worden en er geen rekening moet worden gehouden met de rhesusfactor, is VPVIM onmiddellijk ter beschikking vanuit de bloedbank, en zolang de koude keten niet onderbroken wordt, blijven de eenheden geldig tot de aangeduide vervaldatum. Ontdooid plasma wordt bij voorkeur binnen de 2 uur toegediend. De uiterste transfusietijd is 4 uur na ontdooien.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 8 – opvolging pagina 31 van 48
8. TOEDIENING
8.1. Tijdstip van toedieningGezien het belang van de administratieve controles vooraf en de nood aan een continue klinische controle bij de aanvang van een transfusie is het aangewezen om een transfusie slechts te starten bij een voldoende bezetting op de verpleegdienst zodat deze controles in alle rust kunnen gebeuren. In acute situaties kan hier uiteraard van afgeweken worden.
8.2. Benodigdheden Bloedeenheid;
Bloedtrousse (universele trousse met standaardfilters (tussen 170 en 260 µm);
Dikke perifere katheter, centrale katheter of IV-poortsysteem;
Zo nodig: bloedverwarmer;
Zo nodig drukzak;
Zo nodig infuuspomp.
8.3. Voorbereiding toediening van bloed
8.3.1. Voorbereiding van de patiënt
De arts licht de patiënt in waarom men bloed gaat geven en over de eventuele gevolgen van een bloedtransfusie en de eventuele reacties en noteert de toestemming van de patiënt in het medisch dossier, zie ook onder 5.1.
De verpleegkundige licht patiënt in over de handelingen die zullen verricht worden.
8.3.2. Administratieve voorbereiding
Volgende controles dienen uitgevoerd te worden:
1. Door verpleegkundige én MLT samen bij uitgifte: het transfusieformulier wordt hierop afgetekend door beiden:
Stemmen bloedgroep, rhesusfactor en identiteit van de patiënt op het label aan de zak overeen met de gegevens op het transfusieformulier.
Werd de bloedgroep 2x bepaald? (controle op label bloedeenheid, zie 7.3.3)
Controleer de inhoud op uitzicht en temperatuur i.f.v. de indicatie;
Controleer voor toediening ECL de geldigheidsduur van de kruisproef (label aan bloedeenheid);
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 8 – opvolging pagina 32 van 48
2. Controleer de identiteit van de patiënt juist voor bloedtoediening: controleer de identiteit aan het bed van de patiënt: vraag – indien mogelijk – naam, voornaam en geboortedatum (nakijken door vergelijking met het identificatiebandje).
Bij twijfel dient steeds contact opgenomen te worden met de bloedbank of het laboratorium hematologie.
8.4. Toedieningstemperatuur
8.4.1. ECL
ECL móet niet opgewarmd worden voor toediening en mag onmiddellijk toegediend worden vanuit de koelkast. Opwarmen is aangewezen indien snel meerdere eenheden bloed moet worden toegediend, dit om afkoelingsverschijnselen tegen te gaan. Ook bij aanwezigheid van ‘koude agglutininen’ is opwarmen aangewezen. Dit wordt zo vermeld op het label.
Bloed dient opgewarmd met een bloedverwarmer.
8.4.2. TS/TC
Trombocytenconcentraten worden altijd op kamertemperatuur toegediend.
8.4.3. VPVIM
Plasma moet steeds ontdooid worden vóór toediening.
Ontdooiing gebeurt met droge warmte in een daartoe bestemd toestel (‘Sahara’ of Transfusiotherm) op de bloedbank.
Slechts in geval van overmacht kan ontdooiing gebeuren in een warmwaterbad op 30 à 37°C, gecontroleerd met een thermometer.
Het ontdooien van het plasma gebeurt in zijn dubbele plastic verpakking en onder regelmatig zwenken. Het plasma moet volledig ijsvrij zijn voor toediening. De zakken moeten nagekeken worden op eventuele scheuren of beschadiging. De inhoud van defecte zakken mag niet worden toegediend. Ontdooide - geheel of gedeeltelijk - zakken mogen niet opnieuw ingevroren worden.
Na ontdooiing moet VPVIM snel toegediend worden (stollingsfactoren degenereren snel).
8.5. Toedieningssnelheid
De eerste 10 minuten zijn zeer belangrijk. De start van de bloedtransfusie verloopt traag: 2 mL/minuut (reden: observatie van eventuele transfusiereacties).
EC TC/TS VPVIM
Eerste 10 min 2 mL/min 2 mL/min 2 mL/min
Daarna 5 mL/min 10 mL/min 7 à 10 mL/min
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 8 – opvolging pagina 33 van 48
Totale duur 1 à 2 uur * 15 tot 45 min * 20 tot 30 min *
* Of volgens medisch voorschrift, bvb:
Bij acuut bloedverlies hoger: tot 100 mL/minBij cardiale belasting trager (max. duur: 4 uur)
8.6. Toedieningscontrole
Steeds controle en registratie bloeddruk, pols en temperatuur vóór eerste toediening. Indien dyspnoe aanwezig, controleer eveneens de ademhalingsfrequentie. Het is aangewezen de eerste controle te doen vóór het product op te vragen bij de bloedbank.
Observatie patiënt de eerste 5 minuten na aanvang van de transfusie
Controleer en registreer bloeddruk, pols en temperatuur, 15 minuten na aanvang transfusie. Indien dyspnoe aanwezig: controleer eveneens de frequentie van ademhaling;
Controleer en registreer opnieuw bloeddruk, pols en temperatuur, onmiddellijk na beëindiging van de transfusie van de eenheid. Indien dyspnoe aanwezig: controleer eveneens de frequentie van de ademhaling.
8.7. Nazorg
Transfusiekatheters, die men niet meer gebruikt, dienen verwijderd te worden.
De lege zakken worden verwijderd volgens de geldende richtlijnen.
Leidingen waarlangs bloedproducten werden toegediend, verwijderen indien men niet verwacht binnen korte tijd nog bloedproducten te moeten toedienen. Leidingen waarlangs men VPVIM toedient kunnen eveneens gebruikt worden om achteraf ECL of TS/TC toe te dienen.
Leidingen voor bloedproducten moeten om de 24 uur vervangen worden.
Maximum drie eenheden bloed toedienen met dezelfde trousse.
Driewegkraantjes moeten steeds vrij zijn van bloedresten.
Transfusiereacties vermelden in patiëntendossier en aangeven aan de bloedbank.
Een patiënt blijft bij voorkeur tot één uur na het einde van de toediening van de transfusie op de afdeling. Omwille van urgente onderzoeken kan daarvan worden afgeweken: de eerste controle 10 tot 15 minuten na start van de transfusie dient nog wel op de afdeling te gebeuren.
Bij transport van een patiënt waarvoor een transfusie van EC loopt dient erop toezicht gehouden dat het EC hoog genoeg gehouden blijft (= boven het hart van de patiënt) om terugvloei te vermijden
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 8 – opvolging pagina 34 van 48
8.8. Toedieningsattest
Voor iedere getransfundeerde eenheid moet het toedieningsattest (i.c. het transfusieformulier dat meegegeven wordt met de bloedeenheid) door de arts die de transfusie uitvoert worden ondertekend en toegevoegd aan het medisch dossier.
9. OPVOLGING
9.1. TS /TC
De opbrengst van een plaatjestransfusie dient opgevolgd te worden d.m.v. berekening van de CCI1. De CCI dient na een tijdsinterval van 10 minuten tot 1 uur hoger te zijn dan 7,5 x 103/µL of na 24 h hoger dan 4,5 x 103/µL.
De diagnose voor refractairiteit wordt gesteld als de toediening van tenminste twee ABO compatibele bloedplaatjesconcentraten tot een niet-voldoende CCI leidt.
Wanneer bloedplaatjesrefractairiteit wordt vastgesteld, dienen de klinische factoren geëvalueerd te worden, die geassocieerd zijn met een gebrekkige opbrengst van de plaatjestransfusie, i.c. koorts, sepsis, DIC, hypersplenisme, amfotericine …
In afwezigheid van zichtbare klinische factoren, dient er gezocht te worden naar een immunologische oorzaak, in de eerste plaats anti-HLA antistoffen. Indien positief moet gezocht worden naar HLA-compatibele bloedplaatjesdonoren.
Wanneer HLA-compatibele bloedplaatjes niet resulteren in een voldoende CCI kunnen HPA antistoffen opgespoord worden.
1 Corrected count increment:
CCI =(aantal TR/µl na transfusie - aantal TR/µl pretransfusie )∗ BSA ∗1011
totaal aantal toegediende TR
Body surface area:
BSA=√ lengte (cm )∗gewicht ( kg )3600
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 9 – spoedprocedure pagina 35 van 48
10. MASSIEF TRANSFUSIEPROTOCOL
De behandeling van massief bloedverlies vraagt om een snelle en effectieve inzet van diverse disciplines zoals chirurgie, anesthesie, radiologie, intensive care, apotheek en laboratorium. Dit vereist duidelijke afspraken tussen de diverse disciplines die dienen opgenomen in een ziekenhuis breed massief transfusieprotocol en waarmee alle betrokkenen moeten vertrouwd zijn.
Dit protocol is terug te vinden op Infoland.
Uitgangspunten die als basis moeten dienen voor dit protocol zijn:
Definitie massief bloedverlies: aanwezig/verwacht bloedverlies > 4EC/u bij hemodynamisch instabiele patiënt en geanticipeerde voortdurende bloeding.
Afkondiging door senior arts Toediening bloed in een 1/1/1 verhouding dwz per eenheid ECl een eenheid VPVIM en 1 EEE
bloedplaatjes. Om dit vlot te laten verlopen wordt gewerkt met uitgifte van pakketten van 4 eenheden ECL en 4 eenheden VPVIM. Per 2 pakketten wordt een zak bloedplaatjes (= ongeveer 8 EEE) meegeleverd.
Snelle start van toediening: de eerste eenheden ECL worden ongekruist geleverd: d.w.z. er worden 4 eenheden O negatief ECL onmiddellijk zonder compatibiliteitstest uitgegeven. Bij gebrek aan O negatief bloed wordt O positief bloed gegeven.
Plasma wordt ontdooid in het lab Communicatie is cruciaal en moet duidelijk uitgeschreven zijn.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 10 – autologe transfusie pagina 36 van 48
11. AUTOLOGE TRANSFUSIE
10.1. BeschrijvingAutologe transfusie wordt toegepast als een vooraf geplande, preoperatieve bloeddonatie. Het bloed van de patiënt wordt vooraf afgenomen in het BTC en gedurende of na de ingreep terug toegediend.
10.2. IndicatieDeze procedure vormt een oplossing bij patiënten met multipele antistoffen tegen bloedgroepantigenen of met antistoffen tegen een publiek antigen. Patiënten met anti-IgA hebben eveneens baat bij een autologe transfusie.
Systematisch voorschrijven van autologe transfusies bij electieve chirurgie is niet aangewezen omdat het therapeutisch voordeel onduidelijk is en het bloed, wanneer het niet toegediend wordt, moet vernietigd worden. Hergebruik in het gewone circuit is immers verboden.
11.1. ProcedureAutologe transfusie moet toegepast worden onder de verantwoordelijkheid van de geneesheer die verantwoordelijk is voor het bloedtransfusiecentrum: best wordt hierover een afspraak gemaakt vooraf.
Een geschreven toelating van de patiënt (of een ouder) is vereist.
Op het voorschrift dient door de aanvragende arts het aantal eenheden vermeld te worden, de datum van de heelkundige ingreep en de diagnose van de aandoening waarvoor de ingreep verricht wordt.
Daarnaast moet het hemoglobinegehalte van de patiënt worden vermeld: dit moet minimaal 11 g/100 mL bedragen.
Verder moet de algemene toestand van de patiënt voldoende zijn (ernstige coronaire insufficiëntie, aortastenose, actieve infectie of veralgemeende neoplasie zijn klassieke contra-indicaties).
De afname (ongeveer 7 mL/kg) gebeurt in het BTC a rato van één eenheid per week (in totaal 1 tot 3), waarbij de laatste afname ten laatste 72 uur voor de ingreep moet plaatsvinden.
Vanaf de eerste donatie worden ijzerpreparaten per os voorgeschreven.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 11 – procedure bij tekorten pagina 37 van 48
12. PROCEDURE BIJ TEKORTEN
12.1. Sporadisch tekort aan Rh negatieve ECL Af en toe treden er tekorten op in de transfusiecentra, hoofdzakelijk aan ECL met bloedgroep O negatief en in mindere mate A negatief, waardoor de bloedbank onvoldoende bloedeenheden van deze types geleverd krijgt.
In dat geval meldt het BTC deze toestand, met een schatting van de ernst van de tekorten en hoe lang deze zullen aanhouden.
Op dat moment start de bloedbank haar interne procedure BLB.STK.4 op:
De bloedbank verwittigt via e-mail de artsen van deze situatie met de vraag niet dringende transfusies met de bewuste bloedgroepen uit te stellen.
Indien toch nodig informeert de bloedbank altijd telefonisch bij het BTC naar de mogelijkheid om toch het bloed geleverd te krijgen; indien onmogelijk wordt de aanvragende arts gecontacteerd met de vraag of er positief bloed mag gegeven worden.
Een indirecte Coombs wordt uitgevoerd en er wordt vermeld in medisch patiëntendossier én op de bloedgroepkaart dat Rh positief bloed werd toegediend.
Rh positief bloed wordt niet gegeven in geval van:
o Rh neg vrouwen < 45 jaar
o Rh neg kinderen
o Rh neg patiënten met anti-D
o Rh neg patiënten die in aanmerking komen voor een transplantatie
o Rh neg patiënten die regelmatig getransfuseerd worden
STEEDS WORDEN 2 UNITS O NEGATIEF BLOED IN VOORRAAD GEHOUDEN
12.2. Tekort aan bloedcomponenten als gevolg van een pandemieDoor een verminderd aanbod en een verhoogd verbruik kan een pandemie inhouden dat het ziekenhuis minder bloedeenheden zal toebedeeld krijgen. Aan plasma en bloedplaatjes zou er niet onmiddellijk een tekort ontstaan.
In dit geval zullen de criteria voor toediening strikter moeten toegepast worden en eventueel verstrengen; niet urgente, geplande ingrepen zullen eventueel moeten uitgesteld worden.
Hoe groter het tekort hoe strenger de criteria.
Een verdere concretisering van dit plan is slechts mogelijk als de situatie zich concreet voordoet; elk geval en elke operatie dienen individueel bekeken te worden door de behandelende arts.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 11 – procedure bij tekorten pagina 38 van 48
Een noodplan kan dan opgesteld worden in samenspraak met de griepcommissie, het bloedtransfusiecomité en de hoofdgeneesheer.
Als coördinator en contactpersoon voor de Dienst van het bloed werd de verantwoordelijke van de bloedbank - bij ontstentenis een andere klinisch bioloog - doorgegeven.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 12 – transfusies bij pasgeborenen en kinderen pagina 39 van 48
13. TRANSFUSIES BIJ PASGEBORENEN EN KINDEREN
De algemene principes van transfusie aan pasgeborenen (tot 4 maanden) en oudere kinderen worden beschreven. Wisseltransfusie of transfusie in utero wordt hier niet toegepast.
Praktische richtlijnen omtrent toediening worden behandeld in de verpleegkundige procedures ‘Toedienen van trombocytenconcentraat bij een baby’ en ‘Toedienen van een bloedtransfusie bij een baby’.
Wanneer wijzigingen worden aangebracht in het transfusiehandboek die invloed kunnen hebben op deze procedures wordt het diensthoofd pediatrie op de hoogte gesteld door de verantwoordelijke van de bloedbank.
13.1. Transfusie bij pasgeborenen
13.1.1. Transfusie van erythrocyten
Preventie:
Afnavelen na minimaal 30 sec Cave iatrogeen bloedverlies door bloedafname
Indicaties:
Anemie bij prematuren Iatrogene anemie bij pasgeborenen Acute perinatale bloeding Verhoogde zuurstofafhankelijkheid
Transfusietriggers (indicatief):
Anemie < 24 u < 12—13 g/dL Prematuur en beademing < 12—13 g/dL Chronische zuurstoftherapie: < 11 g/dL Stabiele neonaat, < 4 weken < 9,5 g/dL Stabiele neonaat, > 4 weken < 8 g/dL
Keuze van bloedproducten:
Gedeleucocyteerd erythrocytenconcentraat voor zuigelingen:o Volume van 40 tot 60 mL o Zo mogelijk < 5 dagen oud o Bloedgroep O Rhesus negatiefo Indien meerdere transfusies verwacht, is het aangewezen deeleenheden afkomstig van
dezelfde donor te reserveren (donorbeperking primeert hier op de bewaarduur).
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 12 – transfusies bij pasgeborenen en kinderen pagina 40 van 48
Bestraald i.g.v.o Neonati < 1500 gram o Immuundeficiëntieo Donorverwantschap
CMV seronegatief i.g.v.o Neonati < 1500 gram o Immuundeficientie
Deze producten zijn niet in voorraad in het ziekenhuis en moeten besteld worden. Samen met de tijd nodig voor pretransfusionele testen zal er minstens 2 uur tussen bestelling en levering verlopen.
Hoeveelheid
Bloed voor pasgeborenen moet door de aanvragende arts worden voorgeschreven in mL, gebaseerd op het gewicht van het kind en het gewenste hemoglobinegehalte: een leidraad hiervoor is:
10—15 mL/kg zorgt voor een hemoglobinestijging van 2 tot 3 g/dL.
Pretransfusietesten:
Tot 4 maanden wordt bij voorkeur gekruist met het bloed van de moeder, zeker indien het om een hemolytische anemie van de pasgeborene gaat. Er wordt bijkomend een IC uitgevoerd op het bloed van de moeder. Na transfusie wordt bijkomend gekruist met bloed van de pasgeborene. De bloedgroep van de moeder wordt definitief vastgesteld (2 bepalingen).
Bij ontstentenis wordt gekruist met bloed van de pasgeborene. Navelstrengbloed is niet geschikt voor compatibiliteitstesten omwille van de eventuele vermenging met bloed van de moeder of de gelei van Wharton met mogelijk vals positieve agglutinaties als gevolg.
Op het bloed van de pasgeborene wordt een bloedgroepbepaling uitgevoerd. Zo mogelijk ook een tweede bloedgroepbepaling, deze is echter minder dwingend gezien per definitie O Rhesus negatief bloed wordt toegediend.
Aanvraagprocedure:
Op het aanvraagformulier neonataal erythrocytenconcentraat aanduiden, het gewicht van de neonaat vermelden en het gewenste volume in mL.
Naast het EDTA-staal van de neonaat ook afname van 2 EDTA-stalen van de moeder (met vermelding van naam en geboortedatum op het aanvraagformulier).
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 12 – transfusies bij pasgeborenen en kinderen pagina 41 van 48
Toediening:
Traag starten (eerste 10’): 1 mL/uur per kg.
Vervolgens: 5 mL/uur per kg
Totale transfusieduur: < 4 uur.
Deze opgegeven snelheid is slechts een leidraad en hangt af van de totale hoeveelheid en de klinische status van de neonaat. De voorschrijvende arts dient de toedieningssnelheid te specifieren.
Via umbilicusvene of perifeer veneuze weg.
Bij massieve transfusie en/of indien toedieningssnelheid > 15 mL/kg/uur bloed verwarmen en extra aandacht voor de selectie van bloed < 5 dagen oud.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 12 – transfusies bij pasgeborenen en kinderen pagina 42 van 48
13.1.2. Transfusie van trombocyten
Transfusietriggers:
< 1500 g:
Stabiel < 20.000 x103/mL Ziek < 50.000 x103/mL Ingreep/lumbaalpunctie < 50.000 x103/mL Bloeding < 50.000 x103/mL
> 1500 g:
Stabiel of ziek < 20.000 x103/mL Ingreep/lumbaalpunctie < 50.000 x103/mL Bloeding < 50.000 x103/mL
Zonder drempel i.g.v. bloeding en aanwezigheid van thrombocytopathie.
Noot:
I.g.v. DIC en TTP zijn thrombocyten in het algemeen gecontra-indiceerd.
Bij forse splenomegalie en auto-immuunthrombocytopenie is de opbrengst zeer gering tot afwezig.
Bij congenitale thrombocytopenie geven thrombocytentransfusies gemakkelijk allo-immunisatie: terughoudend is geboden.
Keuze van producten:
Gedeleucocyteerd thrombocytenconcentraato Volwassen eenheden kunnen in het BTC opgesplitst worden in kleinere eenheden voor
pediatrische toediening.o Bloedgroep O (met lage titers anti-A en B antistoffen); Rhesus identiek of Rhesus
negatief.o Bij voorkeur verkregen uit aferese (= 1 donor) om het aantal donorblootstellingen te
reduceren.o Voor NAITP: bij voorkeur HPA compatibele thrombocyten > HPA-1a en HPA-5b negatieve
eenheden > willekeurige thrombocyten.
Bestraald i.g.v.o Neonati < 1500 gram o Immuundeficiëntieo Donorverwantschap
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 12 – transfusies bij pasgeborenen en kinderen pagina 43 van 48
CMV seronegatief i.g.v.o Neonati < 1500 gram o Immuundeficiëntie
Pretransfusietesten:
Twee onafhankelijke bloedgroepbepalingen van de pasgeborene zijn vereist. Enkel in geval van NAITP is ook EDTA bloed en serum van de moeder vereist.
Aanvraagprocedure:
Op het aanvraagformulier bloedplaatjesconcentraat aanduiden, het gewicht van de neonaat vermelden en het gewenste volume in mL.
Hoeveelheid:
10 mL/kg (= 10x 109/kg) geeft ongeveer een stijging van 50.000/mL tot 100.000 blp/ml.
Toediening:
Traag starten (eerste 10’): 1 mL/uur per kg.
Vervolgens: 10 mL /uur per kg
Totale transfusieduur: ongeveer een uur.
Deze opgegeven snelheid is slechts een leidraad en hangt af van de totale hoeveelheid en de klinische status van de neonaat. De voorschrijvende arts dient de toedieningssnelheid te specifieren.
Via umbilicusvene of perifeer veneuze weg.
Bij massieve transfusie en/of indien toedieningssnelheid > 15 mL/kg/uur bloed verwarmen en extra aandacht voor de selectie van bloed < 5 dagen oud.
Meten opbrengst:
# getransfuseerde blp x F / 1000 x bloedvolume (mL)
I.g.v. herhaalde trombocytentransfusies is er kans op inductie van allo-antistoffen met geringe opbrengst van de transfusie als gevolg. Bij herhaalde transfusie is het aangewezen de opbrengst te meten: zie Hoofdstuk 8.1.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 12 – transfusies bij pasgeborenen en kinderen pagina 44 van 48
13.1.3. Transfusie van plasma
Indicaties:
Coagulopathie (PT en/of APTT ratio > 1,5 quid in sec?) én significant risico van bloeding (i.c. prematuur, geïntubeerd, antecedenten van intracerebrale bloeding) of een invasieve procedure
Keuze van producten:
Gedeleucocyteerd V.P.V.I.M.
AB groep of compatibel
Er bestaat geen specifieke verpakking
Hoeveelheid:
10 mL/kg geeft ongeveer een stijging van 15-20 % in factor concentratie
Op het aanvraagformulier V.P.V.I.M. aanduiden, het gewicht van de neonaat vermelden en het gewenste volume in mL.
Toediening:
Traag starten (eerste 10’): 1 mL/uur per kg.
Vervolgens: 10 mL a 20 mL/uur per kg
Totale transfusieduur: < 3 uur.
Deze opgegeven snelheid is slechts een leidraad en hangt af van de totale hoeveelheid en de klinische status van de neonaat. De voorschrijvende arts dient de toedieningssnelheid te specifieren.
Via umbilicusvene of perifeer veneuze weg.
Bij massieve transfusie en/of indien toedieningssnelheid > 15 mL/kg/uur bloed verwarmen en extra aandacht voor de selectie van bloed < 5 dagen oud.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 12 – transfusies bij pasgeborenen en kinderen pagina 45 van 48
13.2. Transfusie bij kinderen > 4 maanden
Indicaties, keuze van producten en pretransfusietesten verschillen niet van die van volwassenen. Enkel de hoeveelheid en de snelheid van toediening zijn anders gezien het beperktere bloedvolume.
Op de volgende pagina wordt een leidraad meegegeven, de voorschrijvende arts specificeert.
Voor kinderen onder de 30 kg is het aangewezen op de aanvraag het gewenste volume in mL aan te geven en het gewicht van het kind in kg te vermelden.
Erythrocyten Trombocyten V.P.V.I.M.
Dosis 10-15 mL/kg 10 mL/kg (10x109/kg) 10-15 mL/kg
Snelheid eerste 10 min 1 mL/kg/uur 1 mL/kg/uur 1 mL/kg/uur
Snelheid vervolgens 5 mL/kg/uur 10-20 mL/kg/uur 10-20 mL/kg/uur
Totale duur In 2-3 uur In ½ - 1 uur In 1-2 uur
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 12 – transfusies bij pasgeborenen en kinderen pagina 46 van 48
14. FENOCOMPATIBELE TRANSFUSIE BIJ SPECIFIEKE GROEPEN
De vorming van allo-antistoffen is een frequent voorkomend probleem bij patiënten die chronisch getransfuseerd worden zoals patiënten met een hemoglobinopathie. Dit risico kan verminderd worden door toediening van fenocompatibel bloed.
Fenocompatibel bloed kan ook geïndiceerd zijn bij patiënten waarbij de kruisproef moeilijk interpreteerbaar is omwille van interferentie door autoantistoffen.
14.1. Hemoglobinopathie
Patiënten met sikkelcelziekte of homozygote beta-thalassemie of thalassemia intermedia worden bij voorkeur gevolgd door een hematoloog. Wanneer dergelijke patiënt zich hier aanbiedt voor transfusie dienen volgende regels als leidraad.
14.1.1. Indicatie
Bij patiënten met sikkelcelziekte zijn bloedtransfusies geïndiceerd wanneer er cardiale of respiratoire symptomen ontstaan als gevolg van de anemie. Er is geen specifieke hb-grens waarop men zich kan baseren. Wanneer men transfuseert moet het hemoglobine onder de 10 gr/dL gehouden worden om hyperviscositeit te vermijden.
Ook bij patiënten met homozygote beta-thalassemie of thalassemia intermedia vormen klinische symptomen van anemie en beenmergexpansie de basis voor de beslissing om met een chronisch transfusiebeleid te starten. Bij chronische transfusietherapie voor beta-thalassemie patiënten wordt een streefhemoglobine van 9 gr/dL aanbevolen. Een chronisch transfusiebeleid bij beta-thalassemie patiënten dient te worden gecomplementeerd met adequate chelatietherapie.
14.1.2. Selectie bloed
Voor (potentieel) transfusie-afhankelijke patiënten met sikkelcelanemie of thalassemie dient rhesusfenotype en K-compatibel, Fya-compatibel bloed geselecteerd te worden. Het verdient aanbeveling om indien mogelijk tevens respectievelijk Jkb-, S- en s-negatieve erytrocyten te selecteren voor patiënten die zelf negatief zijn voor deze antigenen (in volgorde van belang).
Daarom dienen deze patiënten bij diagnose of bij transfusienood moleculair getypeerd te worden voor deze antigenen.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
hoofdstuk 12 – transfusies bij pasgeborenen en kinderen pagina 47 van 48
14.2. Auto-immuun hemolytische anemie
Auto-immuun hemolytische anemie wordt veroorzaakt door erytrocytenautoantistoffen die een ernstige anemie kunnen veroorzaken. De ziekte kan behandeld worden met corticosteroïden en in bijzondere situaties met Rituximab of splenectomie. Transfusie dient vermeden, soms is het hemoglobine echter zo laag dat transfusie moet worden overwogen.
Interpretatie van de kruisproef is gezien de autoantistoffen moeilijk.
Daarom dienen deze patiënten bij diagnose of bij transfusienood moleculair getypeerd te worden voor deze antigenen zodat fenocompatibel bloed kan gegeven worden.
14.3. PraktischBij een nieuwe diagnose van een hemoglobinopathie of een AIHA dient een moleculaire typering erythrocytenantigenen te gebeuren.
Bij aanvraag kruisproef dient steeds bij klinische inlichtingen aangegeven te worden dat het om een hemoglobinopathie of een AIHA gaat. Het bloedbanklab gaat automatisch na of er reeds een typering gebeurde, zo niet zal het deze vooralsnog zelf aanvragen .
De typering gebeurt in het HILA-lab en vraagt enkele dagen. Ook de selectie van de bloedeenheden kan voor problemen zorgen en moet desgevallend op het bloedtransfusiecentrum gebeuren waardoor tussen aanvraag en aflevering meer tijd zal zitten dan gewoonlijk.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier
bronnen, bijkomende documenten en bijlagen pagina 48 van 48
BIJLAGEN
Bijlage 1: Weigering van bloedtransfusie door de Getuigen van Jehovah Bijlage 2: Prijs van de bloedcomponenten
BRONNEN
1. Definitieve Richtlijn Transfusie van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Nederland,2011;
2. Website Dienst voor het bloed, Rode Kruis Vlaanderen;
3. Transfusion Handbook, UK Blood Transfusion Services, 5th edition januari 2014;
4. Goede transfusiepraktijken in ziekenhuizen, HGR Nr 8381, januari 2010.
transfusiehandboek – versie 20190424
bloedbank h.-hartziekenhuis lier