Trainershandleiding bijscholing omgaan met eenzaamheid ......signaleren en inschatten van de aard,...
Transcript of Trainershandleiding bijscholing omgaan met eenzaamheid ......signaleren en inschatten van de aard,...
Trainershandleiding bijscholing ‘omgaan
met eenzaamheid onder ouderen’
Behorend bij: Richtlijn Eenzaamheid onder ouderen Doelgroep scholing: wijkverpleegkundigen en verzorgenden In opdracht van: V&VN Ontwikkeling scholing: Lectoraat 1elijnszorg HAN Auteurs: Rianne Elderhuis, Meike Heessels 20 december 2019
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 2/43
Trainershandleiding bijscholing
omgaan met eenzaamheid onder ouderen
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 3/43
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING .....................................................................................................................................4
Eenzaamheid en de rol van de wijkverpleging ......................................................................................4
Uitgangspunten scholing ....................................................................................................................5
Doelen scholing.................................................................................................................................6
2 PROGRAMMA ...............................................................................................................................7
Module 1 Signaleren van eenzaamheid ........................................................................................7
Inleiding ...........................................................................................................................................7
Doelen..............................................................................................................................................7
Module 2 In gesprek over eenzaamheid .................................................................................... 11
Inleiding ........................................................................................................................................ 11
Doelen........................................................................................................................................... 11
BRONNEN ............................................................................................................................................. 15
BIJLAGEN KENNISBRONNEN ........................................................................................................... 16
Kennisbron 1 Achtergrondinformatie over eenzaamheid ............................................................... 17
Kennisbron 2 Handreiking omgaan met eenzaamheid .................................................................... 21
Kennisbron 3 Gesprekstips en vragen ........................................................................................... 25
Kennisbron 4 Werkzame elementen in eenzaamheidsinterventies .................................................. 30
BIJLAGEN: MATERIAAL WERKVORMEN ......................................................................................... 35
Werkvorm 1 Bespreken van schroom en weerstand ...................................................................... 36
Werkvorm 2 Persona’s ................................................................................................................ 39
Werkvorm 3 Feedbacklijst ........................................................................................................... 42
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 4/43
1 INLEIDING Het HAN Lectoraat Eerstelijnszorg heeft in opdracht van ZonMW en V&VN een richtlijn ontwikkeld
voor wijkverpleegkundigen en verzorgenden over de zorg aan ouderen met
eenzaamheidsproblematiek. Het doel van de richtlijn is het verbeteren van de wijkverpleegkundige
zorg voor oudere, thuiswonende cliënten (65+) die zich eenzaam voelen. Om de implementatie van de
richtlijn binnen thuiszorgorganisaties te ondersteunen, is de bijscholing ‘omgaan met eenzaamheid
onder ouderen’ ontwikkeld.
Eenzaamheid en de rol van de wijkverpleging De mens heeft een sterke behoefte aan sociale relaties waarin hij of zij verbondenheid, genegenheid
en betrokkenheid vindt. Eenzaamheid kan ontstaan, wanneer er langdurig niet aan deze behoefte
wordt voldaan.
Van Tilburg & de Jong Gierveld (2007) definiëren eenzaamheid als volgt:
‘Eenzaamheid is een subjectieve ervaring, van een ‘onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan
(kwaliteit van) bepaalde sociale relaties’
Bij eenzaamheid gaat het dus om een subjectief oordeel over de sociale relaties. Negatieve gevoelens
of ervaringen staan hierbij centraal. Verder gaat het om het aantal contacten en de kwaliteit van de
contacten, maar ook om iemands relatiestandaarden, of verwachtingen in relaties. Op het eerste oog
kan het dan zijn dat iemand voldoende contacten heeft, maar wanneer hij/zij de kwaliteit van deze
contacten als onvoldoende ervaart kan hij/zij zich toch eenzaam voelen. Omgekeerd kan iemand één
of twee contacten hebben en zich niet eenzaam voelen.
Eenzaamheid is soms ook ‘het afgesloten zijn van jezelf’ of het missen van verbinding met de wereld.
Dit noemt men ook wel existentiële eenzaamheid. Existentiële eenzaamheid is vaak gerelateerd aan
zingeving.
Wijkverpleegkundigen en verzorgenden worden zo goed als dagelijks geconfronteerd met oudere
cliënten die zich eenzaam voelen. Tegelijkertijd blijkt eenzaamheid een onderwerp dat
wijkverpleegkundigen moeilijk vinden om te bespreken met de cliënt en hun naasten (onderzoek
V&VN, december 2018).
Jonkers & Machielse (2012) spreken in dit verband over handelingsverlegenheid. Onder
handelingsverlegenheid wordt verstaan dat de professional niet handelt of weet te handelen ondanks
dat er zorgen of signalen zijn over een persoon. Handelingsverlegenheid ontstaat uit onvermogen om
adequaat te handelen en komt voort uit aarzelingen (schroom en/of weerstand) bij de professional
zelf.
Jonkers & Machielse (2012) beschrijven dat sociale professionals schroom en/of weerstand kunnen
ervaren om eenzaamheid bespreekbaar te maken. Er speelt bijvoorbeeld angst om bemoeizuchtig
gevonden te worden, of angst om verantwoordelijk te worden voor de oplossing en/of er is
persoonlijke weerstand tegen mensen die klagen of zich vastklampen/claimen.
Ook wijkverpleegkundigen en verzorgenden vinden het herkennen van eenzaamheid niet altijd even
makkelijk (concept ‘Richtlijn eenzaamheid onder ouderen’). Zij hebben behoefte aan meer informatie
over dit onderwerp en de wijze waarop zij met eenzaamheid om kunnen gaan.
In opdracht van V&VN is er in 2016 gestart met het opstellen van een ‘Richtlijn eenzaamheid onder
ouderen’ voor wijkverpleegkundigen en verzorgenden1.
1 Verder in deze handleiding benoemd als wijkverpleegkundigen.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 5/43
Deze bijscholing bouwt voort op de bevindingen van de richtlijn en helpt wijkverpleegkundigen bij het
signaleren en inschatten van de aard, risico’s en gevolgen van eenzaamheid, het bespreken van
eenzaamheid en waar wenselijk, het ondersteunen bij het vinden van passende zorg.
Uitgangspunten scholing De richtlijn beschrijft een professioneel standpunt in relatie tot de rol van de wijkverpleegkundige bij
de zorg aan oudere, thuiswonende cliënten die zich eenzaam voelen (zie kader 1). Dit professioneel
standpunt is bij het ontwikkelen van de scholing als uitgangspunt genomen.
De wijkverpleegkundige en verzorgende zijn, doordat zij als zorgverlener bij de cliënt thuis ‘achter de
voordeur’ komen, vaak degene die met eenzaamheid van ouderen geconfronteerd worden. Zij
kunnen daardoor bij uitstek een signalerende en doorverwijzende rol vervullen.
De werkgroep is van mening dat het tot de taak van de wijkverpleegkundige behoort om het gesprek
hierover met de cliënt aan te gaan, of er voor te zorgen dat iemand anders eenzaamheid met de
betrokken oudere bespreekt.
In het gesprek brengt de wijkverpleegkundige de door haar opgevangen signalen ter sprake, kan de
nodige basale emotionele steun bieden, helpt de cliënt zijn/haar voorkeuren en wensen t.a.v.
ondersteuning verwoorden, en verwijst de cliënt desgewenst.
De werkgroep vindt het zinvol eenzame ouderen te bewegen passende hulp te zoeken en hun daarin
te ondersteunen. Het bespreken van en verwijzen naar passende hulp of geestelijke ondersteuning
past binnen de taak van de wijkverpleegkundige als schakel tussen zorg en welzijn.
Kader 1: Richtlijn eenzaamheid onder ouderen, V&VN, 2020 (p33)
Het gesprek met de cliënt over diens eenzaamheid en eventuele ondersteuning kent een aantal
onderdelen die stapsgewijs kunnen leiden tot afspraken over een passende vorm van ondersteuning
(V&VN, 2020). Hierbij wordt er vanuit gegaan dat dit gesprek, of deze gesprekken gedurende de
lopende zorgverlening kunnen plaatsvinden. Wanneer de cliënt aangeeft ondersteuning te willen
zoeken, kunnen, één of twee extra gesprekken nodig zijn om de cliënt te verwijzen naar passende
ondersteuning. Tot standkomen van deze scholing Deze scholing is tot stand gekomen via een samenwerking tussen:
HAN, Werkplaats Sociaal Domein Nijmegen (M. Heessels)
HAN (R. vd Sande, lector eerstelijnszorg, projectleider Richtlijn Omgaan met Eenzaamheid onder
ouderen)
Movisie (M. den Hollander, M. Talma)
VU (T. van Tilburg, T. Bouwman)
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 6/43
Doelen scholing Na deze scholing:
• Herkennen de deelnemers verschillende vormen van eenzaamheid (sociale, emotionele en
existentiële eenzaamheid);
• Hebben deelnemers inzicht in het proces van vereenzamen, oorzaken en gevolgen;
• Hebben de deelnemers gereflecteerd op hun eigen referentiekader en houding ten opzichte van
eenzaamheid;
• Hebben de deelnemers zicht op eventuele schroom en/of weerstand bij zichzelf en/of collega’s
om eenzaamheid te signaleren/bespreekbaar te maken;
• Kunnen de deelnemers eenzaamheid bij de cliëntpopulatie van hun eigen wijkteam vaststellen;
• Hebben de deelnemers begrip voor de complexiteit van eenzaamheid en weten zij dat
eenzaamheid niet (eenvoudig) op te lossen of te verminderen is;
• Weten de deelnemers hoe zij in gesprek kunnen gaan over eenzaamheid;
• Kunnen de deelnemers in gesprek gaan over wat van waarde/van betekenis is voor de cliënt;
• Hebben de deelnemers inzicht in wat zij kunnen doen bij weerstand tegen verandering.
Doelgroep De scholing is gemaakt voor wijkverpleegkundigen en verzorgenden en richt zich op eenzaamheid
onder ouderen. Eenzaamheid is echter een probleem wat op alle leeftijden voor kan komen, dus zal de
scholing ook bruikbaar zijn voor jongere cliënten die met eenzaamheid kampen. Verder is de
verwachting dat de scholing ook bruikbaar is voor andere doelgroepen dan wijkverpleegkundigen,
bijvoorbeeld voor welzijnsmedewerkers, brandweer, politie, vrijwilligers etc.
Bijeenkomsten De scholing bestaat uit 2 modules van een dagdeel. Bijeenkomst 1 gaat over het ‘signaleren van
eenzaamheid’, bijeenkomst 2 heeft het onderwerp ‘in gesprek gaan over eenzaamheid’. Module 2
volgt 3-4 weken na module 1. De groep bestaat uit 12 - max 16 deelnemers.
Voorbereiding van de modules Bij beide modules hoort een voorbereiding, bestaande uit het bestuderen van literatuur (verwerkt in
kennisbronnen in de bijlage) en/of een huiswerkopdracht. De benodigde voorbereiding wordt bij de
beschrijving van de module aangegeven.
Pilot scholing Pilot van de scholing is gedaan met 14 wijkverpleegkundigen/verzorgenden van Buurtzorg in
oktober/november 2019. De scholing is vanaf 2020 beschikbaar op verschillende plekken:
- Werkplaats Sociaal Domein Nijmegen (HAN)
- Vilans
- Toolkit 1tegeneenzaamheid
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 7/43
2 PROGRAMMA
Module 1 Signaleren van eenzaamheid
Inleiding Wijkverpleegkundigen en verzorgenden zijn, doordat zij als zorgverlener bij de cliënt thuis ‘achter de
voordeur’ komen, vaak degene die met eenzaamheid van ouderen geconfronteerd worden. Zij kunnen
daardoor bij uitstek een signalerende rol vervullen. Eenzaamheid is echter niet iets wat je direct kunt
zien aan mensen. Als wijkverpleegkundige kan je wel menen signalen van eenzaamheid op te vangen.
Eenzaamheid kan bijvoorbeeld optreden na ingrijpende gebeurtenissen, zoals het verlies van een
partner, kind of andere dierbare, of gezondheidsproblemen, of doordat de steun van een partner of
vrienden wordt gemist.
Signalen van eenzaamheid kunnen bijv zijn dat iemand zich verwaarloost, er niet meer op uit gaat,
aanklampend is in contact, erg gesloten of wantrouwend is, een neerslachtige houding heeft etc.
De aanwezigheid van één of meer van deze signalen is geen bewijs dat de cliënt eenzaam is. Het
herkennen ervan kan wel helpen bij het ondersteunen van je vermoeden en helpen het gesprek
daarover met de cliënt op gang te brengen. In deze eerste module staan we stil bij signalen van
eenzaamheid en oefenen we met een hulpmiddel bij het signaleren van eenzaamheid, de
signaleringskaart.
Het programma van module 1 is nader uitgewerkt in tabel 1. Op de notitiepagina’s in de powerpoint,
behorend bij module 1, staat op onderdelen een toelichting of een uitwerking van werkvormen.
Doelen Na afloop van deze module:
1. Herkennen de deelnemers verschillende vormen van eenzaamheid (sociale, emotionele en
existentiële eenzaamheid);
2. Hebben deelnemers inzicht in het proces van vereenzamen, oorzaken en gevolgen;
3. Hebben de deelnemers gereflecteerd op hun eigen referentiekader en houding ten opzichte van
eenzaamheid;
4. Hebben de deelnemers zicht op eventuele schroom en/of weerstand bij zichzelf en/of collega’s
om eenzaamheid te signaleren/bespreekbaar te maken;
5. Kunnen de deelnemers eenzaamheid bij de cliëntpopulatie van hun eigen wijkteam vaststellen;
6. Hebben de deelnemers begrip voor de complexiteit van eenzaamheid en weten zij dat
eenzaamheid niet (eenvoudig) op te lossen of te verminderen is.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 8/43
Thuisopdracht Schrijf een casus van een eenzame oudere uit jouw wijk waarbij je hebt getwijfeld over of er sprake is
van eenzaamheid. Neem de casus mee naar de 1e bijeenkomst. Denk alvast na over de volgende
vragen:
- Wat is je opgevallen bij de cliënt/wat zag je?
- Waarom dacht je aan eenzaamheid?
- Wat deed het met je?
Ter voorbereiding op module 1, kun je de volgende informatie lezen (zie bijlagen):
Kennisbron 1: Achtergrondinformatie over eenzaamheid
Kennisbron 2: Handreiking omgaan met eenzaamheid
Tabel 1: Programma Module 1 Signaleren van eenzaamheid
Tijd Onderdeel Werkvorm Materiaal en tips
0.00 Introductie en welkom Verwachtingen, doel en programma
Plenair
Powerpoint
0.15 Vooroordelen over eenzaamheid
Energizer: Over de streep: met reflector vooroordelen over eenzaamheid korte nabespreking per vraag
Zet alle tafels en stoelen aan de kant, zodat er voldoende loopruimte ontstaat. Bespreek het vertrouwelijk karakter van de oefening. ➔ Zie uitleg
notitiepagina powerpoint
0.30 Reflectie eigen ervaringen met eenzaamheid
Er wordt in duo’s gereflecteerd op de eigen houding ten opzichte van eenzaamheid. Deelnemers wisselen hun persoonlijke ervaring met eenzaamheid uit. Het gaat hier om de eigen eenzaamheid en niet die van iemand anders. Dit hoeft niet groots te zijn. Het kan ook een situatie of voorval zijn. Ervaringen met de oefening worden plenair besproken.
Bespreek voorafgaande aan de oefening het vertrouwelijk karakter ervan. Deelnemers kunnen er plenair wat over vertellen, maar dit hoeft niet.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 9/43
0.55 Zicht op vormen van eenzaamheid en het proces van vereenzaming
Interactieve uitleg over eenzaamheid - Definitie van eenzaamheid - Vormen van eenzaamheid - Negatieve spiraal - Mogelijke gevolgen van
eenzaamheid
Powerpoint
1.25 Zicht op eigen schroom en/of weerstand
Uitspraken worden op tafel gelegd met belemmerende gedachten om de eenzaamheid van een ander bespreekbaar te maken. Vraag de deelnemers er om heen te lopen. Vraag ze een uitspraak te kiezen die ze zelf herkennen, of die hen raakt. Vraag de deelnemers in duo’s uit te wisselen over de gekozen uitspraak aan de hand van de volgende vragen: - Wat roept deze uitspraak op? - Aan welke concrete praktijk- situatie moet je denken? - Wie is de jonge vrouw met de steunkousen of de man met de lege jaarkalender in jouw wijkteam? - Waar zit in dit geval jouw schroom en/of weerstand om hierover het gesprek aan te gaan? Plenair: Welke conclusies trek je?
Benoem ter inleiding op dit onderwerp een voorbeeld waarbij sprake is van schroom en/of weerstand bij het bespreekbaar maken van eenzaamheid (bij werkvorm 1 zijn 2 voorbeelden opgenomen). Materiaal werkvormen Bespreken van schroom en weerstand (werkvorm 1)
1.45 PAUZE
2.15 Bespreken van meegebrachte casuïstiek Oefening 1 - signaleren van eenzaamheid
- De deelnemers bespreken de casuïstiek die ze hebben meegenomen in tweetallen
- Zij beantwoorden hierbij de volgende vragen
a) wat zag je? b) waarom dacht je aan eenzaamheid? c) wat heb je hiermee gedaan? d) wat deed het met jou? e) wat hield je (evt) tegen?
Signaleringskaarten – (kennisbron 2) Tip: Pas bij de nabespreking de signaleringskaart benoemen. Deze wordt bij het volgende onderdeel toegelicht.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 10/43
- Nabespreken van signalen uit casus
2.30 Signaleren van eenzaamheid Powerpoint-Interactief - Wat is signaleren - Wat is belangrijk bij het
signaleren van eenzaamheid? - Signalen van eenzaamheid en
signaleringskaart
Powerpoint
3.00 Oefening 2- signaleren van eenzaamheid
De deelnemers lezen de Persona’s (werkvorm 2) en bespreken in duo’s (of plenair) welke signalen van eenzaamheid zij in de beschrijving van de persona herkennen.
Signaleringskaarten Materiaal werkvormen: Werkvorm 2 – Persona’s
3.15 Uitleg van de thuisopdracht *Voer een casuïstiekbespreking in jouw wijkteam
Signaleringskaarten – (kennisbron 2)
3.30 Evaluatie bijeenkomst Afsluiten met gedicht
Gedicht ‘Kijk nog eens goed’ Powerpoint
Na afloop van de eerste bijscholingsmodule → bespreken in jouw wijkteam*
Voer een casuïstiekbespreking in jouw wijkteam, waarbij een casus wordt besproken van iemand die
mogelijk eenzaam is. Gebruik hierbij een van de signaleringskaarten als hulpmiddel.
1. Ga met elkaar na welke signalen je opmerkt bij cliënten die mogelijk kunnen wijzen op
eenzaamheid. a. Wie is de jonge vrouw met de steunkousen of de man met de lege jaarkalender in
jouw wijkteam (zie voorbeeld materiaal werkvorm 1)? b. Waar zit in dit geval jouw schroom en/of weerstand om hierover het gesprek aan te
gaan? c. Denk na over welke casus (a) je wilt inbrengen bij de volgende bijeenkomst (zet dit evt
op papier).
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 11/43
Module 2 In gesprek over eenzaamheid
Inleiding Bij een vermoeden van eenzaamheid is het belangrijk om hierover met de cliënt in gesprek te gaan.
Het erkennen en uitspreken van gevoelens van eenzaamheid geeft lucht en soms ook een opening om
het proces van vereenzaming te doorbreken. In een aantal gevallen zal erkenning van de eenzaamheid
en het bespreekbaar maken ervan al behulpzaam zijn voor de cliënt en bestaat er niet de behoefte om
een interventie in te zetten.
In deze module is er aandacht voor houding en vaardigheden die ondersteunend zijn aan het
bespreekbaar maken van eenzaamheid. De deelnemers leren welke vragen ze kunnen stellen om in
gesprek te gaan over eenzaamheid en ook op welke wijze ze in geprek kunnen gaan over wat van
waarde is. In dit kader wordt het concept Leefplezier geïntroduceerd.
Het programma van module 2 is nader uitgewerkt in tabel 2. Op de notitiepagina’s in de powerpoint,
behorend bij module 2, staat op onderdelen een toelichting of een uitwerking van werkvormen.
Doelen Na afloop van deze module:
1. Weten de deelnemers hoe zij in gesprek kunnen gaan over eenzaamheid;
2. Kunnen de deelnemers in gesprek gaan over wat van waarde/van betekenis is voor de cliënt;
3. Hebben de deelnemers inzicht in wat zij kunnen doen bij weerstand tegen verandering.
Ter voorbereiding op module 2, kun je de volgende informatie lezen (zie bijlagen):
Kennisbron 2: Handreiking omgaan met eenzaamheid
Kennisbron 3: Gesprekstips en vragen
Tabel 2: Module 2 In gesprek over eenzaamheid
Tijd Onderdeel Werkvorm Materiaal en tips
0.00 Introductie en terugblik vorige bijeenkomst Verwachtingen, doel en programma
Plenair Signaleren van eenzaamheid: hebben de deelnemers hier op basis van bijeenkomst 1 anders naar gekeken? Geoefend in de praktijk? Wat waren ervaringen?
0.15 Eigen gedachten/ overtuigingen over omgaan met eenzaamheid
Over de streep: Bewustwording van eigen gedachten/ overtuigingen over omgaan met eenzaamheid korte nabespreking per vraag
Zet alle tafels en stoelen aan de kant, zodat er voldoende loopruimte ontstaat. Bespreek het vertrouwelijk karakter van de oefening.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 12/43
➔ Zie uitleg notitiepagina powerpoint
0.40 Voorbeeldgesprek met trainingsacteur
Wijkvpk Ans heeft de indruk dat dhr van der Laan eenzaam is. De situatie van meneer van der Laan is in het wijkteam besproken. Afgesproken is dat Ans in gesprek gaat met meneer van der Laan. Wijkvpk Ans (trainer) Meneer van der Laan (acteur)
Er wordt 2 keer een gesprek gevoerd. In het eerste gesprek wordt er niet goed geluisterd. Worden er gesloten vragen gesteld. En worden er oplossingen geboden. De deelnemers geven tips over verbeterpunten in gesprek. In het 2e gesprek worden er open vragen gesteld uit de handreiking → verdieping in gesprek met als gevolg dat dhr van der Laan zich erkend voelt in zijn eenzaamheid en het gevoel heeft dat er naar hem wordt geluisterd.
1.00 PAUZE
1.15 In gesprek over eenzaamheid (oefening rollenspel met trainingsacteur)
De deelnemers geef je de volgende opdracht: - Lees de handreiking met vragen - Kies 3 of 4 vragen uit de
handreiking - Bespreek met een medecursist
waarom je hebt gekozen voor deze vragen
Oefening in subgroepen met trainingsacteur: Rollenspel: o Schets de situatie van de
cliënt aan de trainingsacteur o Bepaal wie welke rol op zich
neemt –wijkverpleegkundige/ observator
De deelnemers brengen zelf een casus in uit hun eigen praktijk. Trainingsacteur Gesprekstips en vragen (kennisbron 3)
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 13/43
o Voer het gesprek (15 mn) over de mogelijke eenzaamheid
o De observator geeft feedback op de aspecten van effectieve communicatie (fbformulier).
o Draai de rollen door
Plenaire nabespreking (10 min)
Materiaal werkvormen: Feedbackformulier (werkvorm 3)
2.00 PAUZE
2.15 Motivatie en weerstand Korte toelichting op weerstand tegen veranderen. De ambivalentie van willen veranderen en tegelijk níet willen veranderen. De relatie en interactie tussen hulpverlener en cliënt zijn cruciaal voor het ontstaan van weerstand en/of juist motivatie. - Herkennen van weerstand - Uitingen van weerstand - Omgaan met weerstand
Powerpoint
2.30 Omgaan met weerstand (oefening rollenspel met trainingsacteur)
Rollenspel: - oefenen in groepjes van vier - gesprek met een cliënt waarbij
er weerstand wordt ervaren Plenair nabespreken en conclusies trekken
De deelnemers brengen zelf een casus in uit hun eigen praktijk.
Trainingsacteur
3.30 Verkennen wat van waarde is/wat van betekenis is
Toelichting op fase binnen handreiking ‘omgaan met eenzaamheid’. Korte toelichting op Leefplezier en de Hartenroos. Neem bij degene die naast je zit een anamnese af over leefplezier (10 mn). Gebruik hierbij de hartenroos en/of interviewvragen. Plenair kort nabespreken
Handreiking omgaan
met eenzaamheid
(kennisbron 2)
Gesprekstips en vragen
(kennisbron 3)
De deelnemers
kunnen evt de
leefplezierboom
(digitaal) invullen: http://www.leefplezier.nl
/leefplezierplan/
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 14/43
4.00 Afsluiting Evaluatie en einde
Voel je je klaar om in gesprek te
gaan over eenzaamheid?
Hoe verder in je wijkteam?
- Indicatiestelling door de
wijkverpleegkundige
- Wijkgericht werken
- Grenzen aan deskundigheid
Wat heb je nog nodig?
Na afloop van de tweede bijscholingsmodule → bespreken in jouw wijkteam
Voer een casuïstiekbespreking in jouw wijkteam, waarbij een casus wordt besproken van iemand die
mogelijk eenzaam is. Gebruik hierbij een van de signaleringskaarten als hulpmiddel.
1. Ga met elkaar na welke signalen je ziet die mogelijk kunnen wijzen op eenzaamheid.
2. Bespreek met elkaar welke vragen je zou kunnen stellen om na te gaan of er inderdaad sprake
is van eenzaamheid.
3. Bespreek met elkaar op welke wijze je kunt nagaan wat van waarde is voor de cliënt.
4. Spreek af wie van jouw wijkteam in gesprek gaat met de cliënt (welke collega heeft een goed
contact met deze cliënt?).
5. In de literatuur worden er over het algemeen 7 soorten eenzaamheidsinterventies beschreven
(kennisbron 4). Bespreek in jouw wijkteam welke soorten eenzaamheidsinterventies in jouw
wijk terug te vinden zijn. Maak een sociale kaart van het ondersteuningsaanbod bij
eenzaamheid (korte beschrijving van het aanbod, aangevuld met contactgegevens).
6. Bespreek met de huisartsenvoorziening hoe je als wijkteam kunt samenwerken met de
huisartsenvoorziening bij cliënten die (ernstig) eenzaam zijn.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 15/43
BRONNEN
Bouwman, T.E., & van Tilburg, T.G. (2018). Werkzame elementen in eenzaamheidsinterventies. Intern
rapport, Vrije Universiteit Amsterdam.
Heessels, M., M. Braun, J. Kroes, T. Dankers, K. Roozendaal, A. Ouwerkerk, D. Damoiseaux & M. van
Biene (2015). Eenzaam ben je niet alleen. Samen werken aan een nieuwe blik op eenzaamheid en
sociaal isolement. Utrecht: Movisie. Geraadpleegd op 21-11-2019, van
https://www.movisie.nl/publicaties/eenzaam-ben-je-niet-alleen
Jonkers, M. A. Machielse. (2012). Handelingsverlegenheid als hinderpaal bij het signaleren van sociaal
isolement. Mogelijkheden en belemmeringen bij lokale signaleerders. Utrecht: Landelijk
Expertisecentrum Sociale Interventie (LESI).
Van Tilburg, T. G., & de Jong-Gierveld, J. (2007). Zicht op eenzaamheid: Achtergronden, oorzaken en
aanpak. Assen: van Gorcum.
V&VN. (2020) Richtlijn eenzaamheid onder ouderen, 2020
V&VN. (2018, 7 september). Verpleegkundigen en Verzorgenden zien toename eenzaamheid. V&VN.
Geraadpleegd op 06 november 2019, van
https://www.venvn.nl/Berichten/ID/2649588/Verpleegkundigen-en-verzorgenden-zien-toename-
eenzaamheid
Volksgezondheidenzorg.info (2019). Cijfers- Context Eenzaamheid. Geraadpleegd op 21 november
2019 van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/eenzaamheid/cijfers-
context/samenvatting
RIVM: Bilthoven.
Volksgezondheidenzorg.info (2019). Oorzaken en gevolgen van eenzaamheid. RIVM: Bilthoven,
Geraadpleegd op 21 november 2019, van
https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/eenzaamheid/cijfers-context/oorzaken-en-
gevolgen#!node-gevolgen-van-eenzaamheid
VWS (2019). Gevolgen van eenzaamheid. VWS: Den Haag. Geraadpleegd op 21 november 2019, van
https://www.eenzaam.nl/over-eenzaamheid/gevolgen-van-eenzaamheid.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 16/43
BIJLAGEN KENNISBRONNEN
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 17/43
Kennisbron 1 Achtergrondinformatie over eenzaamheid
Deze bron is gebaseerd op:
- Van Tilburg, T. G., & de Jong-Gierveld, J. (2007). Zicht op eenzaamheid: Achtergronden, oorzaken en
aanpak. Assen: van Gorcum
- V&VN. Richtlijn omgaan met eenzaamheid onder ouderen. Utrecht. 2020.
- Volksgezondheidenzorg.info (2019). Cijfers- Context Eenzaamheid. RIVM: Bilthoven. Geraadpleegd op
21 november 2019, van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/eenzaamheid/cijfers-
context/samenvatting
- Volksgezondheidenzorg.info (2019). Oorzaken en gevolgen van eenzaamheid. RIVM: Bilthoven.
Geraadpleegd op 21-11-2019, van
https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/eenzaamheid/cijfers-context/oorzaken-en-
gevolgen#!node-gevolgen-van-eenzaamheid
- VWS (2019). Gevolgen van eenzaamheid. VWS: Den Haag. Geraadpleegd op 21 november 2019, van
https://www.eenzaam.nl/over-eenzaamheid/gevolgen-van-eenzaamheid.
Eenzaamheid
Eenzaamheid is een negatief gevoel dat zich kenmerkt door een gemis aan sociale relaties. Mensen
hebben behoefte zich verbonden te voelen met betekenisvolle anderen die ze kunnen vertrouwen, die
hun een doel in het leven geven en met wie zij samen kunnen werken om te overleven en zichzelf te
ontplooien.
Eenzaamheid is een subjectieve ervaring. Dat betekent dat twee mensen in een vergelijkbare situatie
dit geheel anders kunnen beleven. Eenzaamheid wordt in de wetenschap vaak onderverdeeld naar
sociale, emotionele en existentiële eenzaamheid (de Jong Gierveld & van Tilburg, 2008; van Tilburg &
de Jong Gierveld, 2007). Existentiële eenzaamheid is duidelijk anders dan emotionele of sociale
eenzaamheid. Het vraagt ook een andere, niet zozeer op interventie gerichte benadering (V&VN,
2020). Om deze reden valt existentiële eenzaamheid buiten het bestek van de huidige richtlijn.
Sociale eenzaamheid
Sociale eenzaamheid is gekoppeld aan een tekort aan sociale integratie, het ontbreken van contacten
met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals vrienden, kennissen
of collega’s. Sociale eenzaamheid zegt wat over het aantal contacten (kwantiteit).
Emotionele eenzaamheid
Emotionele eenzaamheid treedt op als iemand een hechte, intieme band mist met één andere
persoon, meestal de levenspartner. Emotionele eenzaamheid zegt wat over de kwaliteit van het
contact.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 18/43
Existentiële eenzaamheid
Existentiële eenzaamheid: wordt omschreven als een verloren en zwervend gevoel, geen eigen plek of
rol in het leven kennen, een gevoel van zinloosheid.
Eenzaamheid komt bij een aantal groepen meer voor. In de kaart ‘Cijfers en Context’ op pagina 20 en
in het kader ‘Vóórkomen van eenzaamheid’ wordt dit nader toegelicht.
Vóórkomen van eenzaamheid
Eenzaamheid (sociale, emotionele) komt onder ouderen veel voor. Hoewel de cijfers uiteenlopen
schat men dat vanaf het 55ste levensjaar het percentage matig eenzamen oploopt van 18% naar
53% en het percentage sterk eenzamen van 2% naar 9% (Campen van, Vonk & van Tilburg, 2018).
Na de leeftijd van ongeveer 70 jaar is de kans op eenzaamheid groter door een opeenstapeling van
verschillende gebeurtenissen zoals het overlijden van de partner of andere leeftijdsgenoten en het
verlies van mobiliteit en zelfstandigheid door afnemend fysiek, cognitief en sensorisch
functioneren.
Gescheiden mensen en weduwen of weduwnaars voelen zich vaker eenzaam dan gehuwde
mensen of ongehuwden; bijna 60 procent van de gescheiden mensen en weduwen of weduwnaars
voelt zich
eenzaam. Ernstige eenzaamheid komt meer voor bij gescheiden mensen (twintig procent) dan bij
weduwen of weduwnaars (zestien procent). Ook migranten zijn aanmerkelijk vaker ernstig
eenzaam. Terwijl in 2008 zeven procent van de autochtone grootstedelingen (zeer) ernstige
eenzaamheid rapporteerde in de gezondheidsmonitoren van de vier grote steden (Amsterdam,
Rotterdam, Den Haag en Utrecht), gaf elf procent van de Surinaamse, veertien procent van de
Marokkaanse en maar liefst 27 procent van de Turkse aan ernstig tot zeer ernstig eenzaam te zijn
(Fokkema et al., 2016). Emotionele eenzaamheid komt het meest voor bij weduwen en
weduwnaars; sociale eenzaamheid daarentegen komt meer voor bij gescheiden mensen
(Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen, GGD-en, CBS en RIVM, 2016)
Uit: Richtlijn omgaan met eenzaamheid onder ouderen, V&VN, 2020, p 6
Gevolgen van eenzaamheid Eenzaamheid is vooral ernstig wanneer mensen het sterk of langdurig voelen. Eenzaamheid zet
mogelijk een zichzelf versterkende negatieve spiraal in werking (VWS, 2019). Onderzoek wijst uit dat
eenzaamheid leidt tot verminderd welbevinden en een gevoel van algemene ontevredenheid over het
leven. Gevolg kan zijn dat mensen de neiging hebben ongezond te gaan leven: weinig bewegen,
minder gezond eten en meer gebruik van verslavende middelen (VWS, 2019). Dan bestaat het gevaar
dat problemen zich opstapelen. Denk aan verwaarlozing, slaapproblemen, gezondheidsklachten,
verslaving en schulden. Dat heeft weer een negatieve uitwerking op de zelfwaardering en
tevredenheid met het leven in het algemeen. Eenzaamheid veroorzaakt gezondheidsrisico’s.
Onderzoek toont aan dat eenzaamheid een negatieve invloed heeft op het immuunsysteem. Hierdoor
is iemand die eenzaam is vatbaarder voor infecties (VWS, 2019). Op de site van volksgezondheideninfo
(2019) worden de volgende (mogelijke) gevolgen van eenzaamheid beschreven:
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 19/43
Eenzaamheid verhoogt mogelijk risico op ziekte van Alzheimer
Eenzaamheid vergroot mogelijk de kans op de ziekte van Alzheimer. In een Nederlands onderzoek
werden Amsterdamse ouderen zonder dementie gedurende drie jaar gevolgd. Na drie jaar hadden
ouderen met gevoelens van eenzaamheid 1,64 keer zo vaak dementie ontwikkeld dan de niet-
eenzame ouderen.
Verhoogde kans op coronaire hartziekten en beroerte door eenzaamheid
Er zijn aanwijzingen dat eenzaamheid de kans op het krijgen van hartaandoeningen vergroot, ook na
correctie voor andere risicofactoren van coronaire hartziekten.
Eenzaamheid kan leiden tot depressie en suïcide
Eenzaamheid kan tot een depressie leiden. Dit blijkt uit verschillende onderzoeken bij mensen van
middelbare leeftijd en ouderen. Het gaat hierbij om studies die mensen gedurende enkele jaren
volgden en waaruit blijkt dat mensen met eenzaamheidsgevoelens vaker een depressie krijgen.
Hogere kans op overlijden door eenzaamheid
Eenzaamheid verhoogt de kans op overlijden. In een Nederlands onderzoek werden 65- tot en met 84-
jarigen gedurende een periode van tien jaar gevolgd. Na tien jaar, hadden eenzame mannen 30%
meer kans te zijn overleden. Voor de vrouwen was het risico met 4% verhoogd.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 20/43
Volksgezondheidenzorg.info: Kaart Eenzaamheid en Context,
https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/eenzaamheid/cijfers-context/samenvatting Bilthoven,
Geraadpleegd op 21 november 2019.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 21/43
Kennisbron 2 Handreiking omgaan met eenzaamheid
Deze bron is gebaseerd op:
- Heessels, M., M. Braun, J. Kroes, T. Dankers, K. Roozendaal, A. Ouwerkerk, D. Damoiseaux & M. van
Biene (2015). Eenzaam ben je niet alleen. Samen werken aan een nieuwe blik op eenzaamheid en
sociaal isolement. Utrecht: Movisie. Geraadpleegd op 21 november 2019, van
https://www.movisie.nl/publicaties/eenzaam-ben-je-niet-alleen
- Stichting effectieve ouderenzorg (2019). Stappenplan FIT. St. Effectieve Ouderenzorg: Amsterdam.
Geraadpleegd op 21 november 2019, van
https://effectieveouderenzorg.nl/toolkit/sociaal/eenzaamheidsoc-participatie/stappenplan/
- Jong Gierveld, J. de, en T. van Tilburg (1999). Manual of the Loneliness Scale.
Vrije Universiteit Amsterdam (PDF and online version). Geraadpleegd op 19 december 2019, van
http://home.fsw.vu.nl/tg.van.tilburg/manual_loneliness_scale_1999.html
In de handreiking ‘omgaan met eenzaamheid’ uit de richtlijn ‘Omgaan met eenzaamheid onder
ouderen’ (Richtlijn V&VN, 2020) worden de volgende fases onderscheiden:
1. Herkennen van eenzaamheid - Signaleren
2. In gesprek gaan over eenzaamheid
3. In gesprek gaan over wat van waarde is/van betekenis is
4. In gesprek gaan over ondersteuning
5. Ondersteunen in ondernemen van acties en/of doorverwijzen
De fases zijn niet vanzelfsprekend opeenvolgend. Soms wordt iemand langer begeleid in een bepaalde
fase. Sommige fases kunnen samenvallen en soms wordt er teruggegaan naar een bepaalde fase.
Eenzaamheid is helaas niet altijd op te lossen. In sommige gevallen kan de eenzaamheid wel worden
verminderd. In een aantal gevallen zal erkenning van de eenzaamheid en het bespreekbaar maken
ervan al behulpzaam zijn voor de cliënt en bestaat er niet de behoefte om een interventie in te zetten.
Ook kan het zijn, dat iemand beter leert omgaan met eenzaamheidsgevoelens.
1 Herkennen van eenzaamheid – Signaleren De eerste tekenen dat de cliënt eenzaam is, zijn soms concreet, bijvoorbeeld als in het kader van een
kwetsbaarheid-assessment een vragenlijst is afgenomen, en soms niet concreet, de
wijkverpleegkundige of een andere betrokkene heeft het gevoel dat er iets niet pluis is. Om het ‘niet-
pluis’ gevoel concreter te maken kan de wijkverpleegkundige een lijst met signalen hanteren.
Ouderen, vooral eenzame ouderen, hebben dikwijls klachten die erg lijken op depressieve klachten,
zoals somberheid en gebrek aan zin in plezierige bezigheden; weinig oogcontact, monotone spraak en
trage motoriek; frequent bezoek aan de huisarts met aanhoudende moeheid of wisselende klachten
zonder lichamelijke oorzaak; of juist zorgmijden; nervositeit, angst, slapeloosheid en/of verzoek om
slaapmiddelen of kalmerende middelen; vermagering.
Vraag je eens af, voordat je een gesprek over eenzaamheid begint, waarom je het vermoeden hebt dat
de cliënt eenzaam is. Het kan helpen om na te gaan of er bij de cliënt factoren of situaties aanwezig
zijn die vaak voorkomen onder eenzame ouderen, zoals het recente overlijden van een partner, een
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 22/43
verhuizing, een afnemend aantal sociale contacten. Er bestaat een aantal ‘signaleringskaarten’ met
dergelijke ‘signalen’ van mogelijke eenzaamheid. Een samenvatting van die ‘eenzaamheidssignalen’
staat hieronder.
Signaleringslijst eenzaamheid
Deze lijst is gebaseerd op de signalen die in een aantal bestaande signaleringskaarten voor
eenzaamheid zijn opgenomen:
- Talmalectoraat: Signaleringskaart-eenzaamheid-Talmalectoraat.pdf
- Senioren Welzijn Organisatie (SWO): Signaleringskaart eenzaamheid herkennen’
- Coalitie Erbij: https://www.zorgverandert.nl/sites/default/files/eenzaamheid-signaleringskaart-coalitie-erbij.pdf
Signalen van eenzaamheid
Ingrijpende gebeurtenissen:
- Verlies partner, kind of andere dierbare
- Ziekte/gezondheidsproblemen/afname
mobiliteit (zelf of bij partner)
- Onlangs verhuisd
- Laag inkomen/Verlies baan/financiële
problemen
- Familieconflicten
- Anders nl, ….
Leefsituatie
- Ongewenste woonsituatie
- Woont alleen (ongehuwd, gescheiden,
weduwe/weduwnaar)
- Gemis contact en steun vanuit de buurt
- Gemis steun partner of vrienden
- Gemis contact en steun familie
(kinderen)
Gezondheid
- Lichamelijke klachten/beperkingen
- Psychische klachten/beperkingen
- Verstandelijke beperking
Sociale redzaamheid
- Is niet mobiel/gaat er niet op uit
- Gebrek aan sociale vaardigheden/Vindt
het lastig om contacten te maken
- Onbereikbaar (kapotte bel, niet open
doen, geen telefoon opnemen, geen
digitale vaardigheden)
- Verwaarlozing (huishouden)
- Verwaarlozing (persoonlijk)
Gedragsinschatting
- Aanklampend gedrag bij contact
- Afhankelijk opstellen
- Weinig vertrouwen
- Gesloten
- Wantrouwend
- Voelt zich onveilig
- Voelt zich in de steek gelaten
- Sterk op zichzelf gericht
- Rusteloos, piekeren, angstig
- Neerslachtige houding
- Geïrriteerd, stoort zich aan anderen
- Uit zich negatief, moppert veel
- Nergens zin in hebben
- Vergeetachtig
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 23/43
De aanwezigheid van één of meer van deze signalen is geen bewijs dat de cliënt eenzaam is. Het
herkennen ervan kan wel helpen bij het ondersteunen van je vermoeden en om het gesprek daarover
met de cliënt op gang te brengen.
2 In gesprek gaan over eenzaamheid Wanneer je vermoedt dat jouw cliënt eenzaam is, is het belangrijk om hierover samen met hem of
haar in gesprek te gaan. Mensen lijden onder het gevoel van eenzaamheid. Alleen al het praten over
eenzaamheid kan een verlichting geven van de klachten.
Het gesprek hoeft niet meteen over eenzaamheid te gaan of te beginnen met de vraag of iemand
eenzaam is. Direct vragen naar eenzaamheid kan als confronterend of ‘nogal met de deur in huis
vallen’ worden ervaren. Niet iedereen wil dan op de vraag ingaan. Het is verstandiger om het gesprek
op gang te brengen door eens te informeren naar de signalen van eenzaamheid die jij meent te zien.
Heeft de cliënt mensen om zich heen waardoor hij/zij zich gesteund voelt? Zijn er mensen die de cliënt
zo nodig helpen? Mist de cliënt mensen om zich heen? Doet de cliënt gezellige dingen met anderen?
Wat doet iemand zoal overdag en met wie heeft men de laatste tijd gesproken?
Bespreken is luisteren
Belangrijk is de cliënt te laten uitspreken hoe deze zich eenzaam voelt. Dit vergt een open houding en
gespreksvaardigheden die de client helpen zich uit te spreken over diens eenzaamheid. In bijvoorbeeld
de signaleringskaart van Coalitie Erbij lees je wat die houding en vaardigheden zoal inhouden. Wees
open, eerlijk en nieuwsgierig en kom vooral niet meteen met oplossingen, jouw mening en adviezen.
Je helpt en ondersteunt de cliënt vooral door goed te luisteren, zijn woorden af en toe eens samen te
vatten (begrijp ik het goed dat u zegt dat . . ?) en door door te vragen (bedoelt u . . . ?).
Het gesprek over eenzaamheid hoeft dus niet direct over hulp te gaan. Zeker in geval van existentiële
eenzaamheid is aandacht schenken het belangrijkste wat je als hulpverlener kunt doen. ‘Aanvaarden
van de eenzaamheid’, ‘er mogen zijn’ is bij existentiële eenzaamheid cruciaal.
3 In gesprek gaan over wat van waarde/van betekenis is
Wanneer de cliënt aangeeft iets aan zijn/haar eenzaamheid te willen doen, gaat het erom om samen
een vorm van ondersteuning te vinden die bij hem/haar past. Daarom is het belangrijk om te weten
hoe de cliënt haar eenzaamheid omschrijft en wat voor hem/haar van waarde is. Met andere
woorden, wat is voor de cliënt het meest essentieel, wat zijn gelukkige momenten, wat maakt iemand
(nog) blij. Met als uiteindelijk doel het leven meer waarde te geven. Het is van belang hierbij te
signaleren wanneer de persoon enthousiasme toont (hoe minimaal ook) in ogen en/of lichaam.
Probeer in deze fase een onderzoekende, open houding aan te nemen. Accepteer wat er is. Een valkuil
is dat we te snel willen doorgaan naar oplossingen.
Een manier om in gesprek te gaan over wat van waarde/van betekenis is, is aan de hand van de 7
levensdomeinen van Leefplezier (zie kennisbron 3: gesprekstips en vragen).
4. In gesprek gaan over ondersteuning
Check bij de cliënt wat deze het liefst zou willen en benoem uit het gesprek elementen die hij/zij
noemde waar energie op zat. Wat zijn mogelijkheden die daarbij aansluiten? Laat eerst de cliënt zelf
met ideëen komen. Daarna kun je deze indien gewenst aanvullen. Let nauwkeurig op de motivatie van
de cliënt. Het is denkbaar dat deze niet meer wil zodra er actie moet komen. Eventueel laat je de
cliënt er even rustig over nadenken en dan pak je het de volgende keer weer samen op. Accepteer als
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 24/43
er geen actie uit voort komt en geef het rust. Iemand over de streep trekken heeft uiteindelijk een
averechtse werking.
Bij het kiezen van de juiste ondersteuning voor de cliënt, is het mogelijk te kiezen uit verschillende
werkzame elementen. We onderscheiden zeven werkzame elementen waar specifieke acties bij
horen. Het is belangrijk om enerzijds de eenzaamheidsproblematiek van een persoon breed en
gevarieerd in beeld te brengen en anderszijds datgene wat van betekenis/van waarde is te verkennen.
In kennisbron 4 ‘werkzame elementen van eenzaamheidsinterventies’ staan voorbeelden van acties
per werkzaam element. De sociale kaart van de wijk kun je gebruiken om te kijken wat van het lokale
aanbod past bij de gekozen werkzame elementen.
5. Ondersteunen in ondernemen van acties en/of doorverwijzen
De cliënt initieert, met (met meer/minder) steun van jou als wijkverpleegkundige, de acties.
Vervolgens monitor je of de situatie van de cliënt verbetert. Nazorg (‘Hoe gaat het nu’) kan gedaan
worden door tussentijds te informeren hoe het gaat met de ingezette acties. Ook kan het gesprek over
eenzaamheid weer worden aangegaan.
Doorverwijzen De ervaring leert dat het belangrijk is dat het wijkverpleegkundig team zijn wijze van werken afstemt
met de andere zorg en hulpverleners in hun regio, zodat zij samen een sociaal netwerk vormen rond
de cliënt en zijn omgeving. Als schakel tussen de zorg- en de welzijnssector heeft het
wijkverpleegkundig team hierin de belangrijke taak te zorgen voor afspraken in het netwerk over de
verwijzing en toeleiding naar het sociaal werk en het opzetten en onderhouden van een sociale kaart.
Omdat ernstige eenzaamheid vaak samengaat met ernstige depressieve klachten wordt in de richtlijn
aanbevolen dat wijkverpleegkundigen afspraken maken met de huisartsenvoorziening over de wijze
waarop zij hen informeren over cliënten die ernstig eenzaam zijn (V&VN 2020).
Actie: Bespreek met de huisartsenvoorziening hoe je als wijkteam kunt samenwerken met de
huisartsenvoorziening bij cliënten die (ernstig) eenzaam zijn.
Actie: Maak in het team een sociale kaart waarin je vastlegt welke hulpverleners of instanties in de
regio kunnen helpen bij de verschillende vormen van ondersteuning en maak afspraken over
samenwerken in de aanpak van eenzaamheid.
Zonodig vaststellen van eenzaamheid met de vragenlijst van de Jong-Gierveld
De vragenlijst van de Jong-Gierveld (1999) is een gevalideerde vragenlijst voor het vaststellen van
eenzaamheid. Deze vragenlijst kan helpen inzicht te krijgen in aard en ernst van de vraag/het
probleem en kan helpen zinvolle mogelijkheden van ondersteuning te bespreken. Risico van het
afnemen van een vragenlijst is dat het afbreuk kan doen aan de eigen ervaring, het verhaal van de
oudere (V&VN, 2020). De vragenlijst wordt in deze bijscholing daarom niet expliciet behandeld. Wel
zijn vragen uit de eenzaamheidsschaal van de Jong-Gierveld verwerkt bij de ‘vragen verhelderen vorm
van eenzaamheid’ in kennisbron 3.
Bekijk ook:
Het stappenplan (onderdeel van Transmurale Zorgbrug) van Stichting Effectieve Ouderenzorg (samenwerkingsverband
van AMC en partners/één van de acht nationale geriatrienetwerken):
https://effectieveouderenzorg.nl/toolkit/sociaal/eenzaamheidsoc-participatie/stappenplan/
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 25/43
Kennisbron 3 Gesprekstips en vragen
Deze bron is gebaseerd op:
- Effectief communiceren met OEN, OMA, ANNA, LSD, NIVEA en DIK, Geraadpleegd op 2 december
2019, van https://www.youtube.com/watch?v=9HONFZIemIc,
- Movisie. Back to basics: reflecteer op je professionele basishouding. Utrecht. 2017. Geraadpleegd
op 02 december 2019, van https://www.movisie.nl/artikel/back-basics-reflecteer-je-professionele-
basishouding
- Heessels, M., M. Braun, J. Kroes, T. Dankers, K. Roozendaal, A. Ouwerkerk, D. Damoiseaux & M. van
Biene (2015). Eenzaam ben je niet alleen. Samen werken aan een nieuwe blik op eenzaamheid en
sociaal isolement. Utrecht: Movisie. Geraadpleegd op 21 november 2019, van
https://www.movisie.nl/publicaties/eenzaam-ben-je-niet-alleen
- Heessels M., J. Peelen, J. Hermsen. Veilig Ouder Worden Lingewaard, deelmodule Eenzaamheid en
Verbondenheid. Nijmegen Werkplaats Sociaal Domein & Kenniscentrum Han Sociaal, 2017
- Giezen L.,E. Bosma. Leefplezier. Geraadpleegd op 21 november 2019, van
https://www.leefplezier.nl/
Deze bron beschrijft gesprekstips en vragen die je kunt stellen aan mensen die eenzaam zijn of
waarvan je het vermoeden hebt dat ze eenzaam zijn.
Gesprekstips
Het gesprek over eenzaamheid start met een professionele basishouding (Movisie, 2017). De
professionele basishouding kent drie pijlers:
1. Van mens tot mens
Bij deze pijler gaat het erom dat de professional zichzelf kent en laat zien, wat inhoudt dat
hij/zij ook zijn/haar kwetsbare kanten laat zien. De professional durft toe te geven als hij/zij
fouten maakt en durft om feedback te vragen. De professional is geïnteresseerd in de cliënt,
geeft echte aandacht, toont oprecht interesse en respecteert de ander. De professional vormt
geen oordeel over de (situatie van) de cliënt.
2. Maatwerk
Bij deze pijler gaat het om tijd geven, en lef en creativiteit inzetten om af te stemmen op de
specifieke mogelijkheden van de cliënt.
3. Mogelijkheden zien
Deze laatste pijler wijst op geloof in ontwikkelkansen voor elke cliënt. Hoop en positiviteit
bevorderen, het zien van mogelijkheden.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 26/43
Luisteren, samenvatten en doorvragen (LSD) zijn belangrijke gespreksvaardigheden die een
professional in nagenoeg elk gesprek kan gebruiken om de communicatie met de ander (cliënt,
collega) helder, efficiënt en effectief te laten verlopen. Andere tips zijn:
• Wees open, eerlijk en nieuwsgierig → Wees een OEN
• Geef geen oplossingen, meningen, adviezen → Laat je OMA thuis
• Geef geen eigen invulling → Gebruik NIVEA (Niet Invullen Voor Een Ander)
• Altijd Navragen Nooit Aannemen → ANNA
In de onderstaande tabel zijn een aantal algemene gesprekstips voor een gesprek over eenzaamheid
opgenomen.
Algemene gesprekstips
Do
- Neem de tijd voor een gesprek
- Start met een open vraag: Hoe gaat het met u?
- Laat in uw lichaamstaal zien dat u luistert
- Wees niet al te gefixeerd op het zoeken naar
oplossingen
- Geef nauwkeurig in eigen woorden weer wat de
ander volgens u bedoelt, zonder oordeel
- Heb oog voor uw eigen schroom
- Wees open en nieuwsgierig naar de beleving en
ervaringen van de ander.
Don’t
- Direct met oplossingen, meningen of adviezen
komen.
- Eromheen draaien. Wees transparant over de
aanleiding van het gesprek, namelijk dat u zich
zorgen maakt over de ander.
- Eenzaamheid onnodig problematiseren. Iedereen
is wel eens eenzaam of alleen. De vraag is of de
persoon hier zelf last van ondervindt.
Vragen voor gesprek over eenzaamheid
In de tabel ‘vragen voor gesprek over eenzaamheid’ zijn per fase voorbeeldvragen opgenomen. De
vragen kun je zien als inspiratiebron en gebruiken in 1 of meer gesprekken. De tabel is niet bedoeld als
een checklist/ stappenplan in gesprek.
Tabel: vragen voor gesprek over eenzaamheid
Gesprek over signalen → is er sprake van eenzaamheid?
Wanneer je vermoedt dat de cliënt eenzaam is, kun je hierover samen met hem of haar in gesprek
gaan. Mensen lijden onder het gevoel van eenzaamheid. Alleen al over eenzaamheid praten kan de
klachten verlichten.
Het gesprek hoeft niet meteen over eenzaamheid te gaan of te beginnen met een vraag of iemand
eenzaam is. Direct vragen naar eenzaamheid kan worden ervaren als ‘nogal met de deur in huis
vallen’. Niet iedereen wil dan op de vraag ingaan. Tegelijkertijd is het, om eenzaamheid verder
bespreekbaar te maken, en de cliënt ook uit te nodigen expliciet over eenzaamheid te spreken,
belangrijk niet te ver van het onderwerp af te gaan.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 27/43
Vragen over signalen
- Hoe gaat het met u? Informeer naar signalen die je meent te zien.
- Herkent u deze signalen?
- Benoem dat je je hierover zorgen maakt.
- Het lijkt erop dat u (soms) last hebt van eenzaamheid. Herkent u dat?
- Of (reflectie) … u voelt zich eenzaam.
- Zijn er momenten dat u zich eenzaam voelt? Wanneer heeft u daar het meeste last van?
Luisteren naar het verhaal van eenzaamheid (betekenisverlening)
In deze fase probeer je een beeld te krijgen van de situatie van de cliënt. Je probeert inzicht te krijgen
in of er sprake is van sociale en/of emotionele eenzaamheid of mogelijk van existentiële
eenzaamheid.
Emotionele eenzaamheid=sterk gemis door afwezigheid van een intieme relatie, een emotioneel hechte band.
Sociale eenzaamheid = gemis van betekenisvolle relaties met een bredere groep van mensen om je heen.
Existentiële eenzaamheid = een verloren en zwervend gevoel, geen eigen plek of rol in het leven kennen, een
gevoel van zinloosheid.
Verder probeer je een beeld te krijgen van de levensloop van de cliënt, de huidige situatie in bredere
zin, het netwerk, de waarde van het netwerk en de mogelijkheden om de bestaande situatie te
verbeteren.
Verdiepende vragen over eenzaamheid
- Wat maakt u eenzaam?
- Wanneer heeft u daar het meeste last van?
- Heeft u het er wel eens met anderen over (gehad)?
- Hoe reageren anderen hierop?
- Kent u uit het verleden gevoelens van eenzaamheid?
- Zo ja, hoe bent u er toen mee omgegaan?
- Wat doet u als u eenzaam bent?
- Op wat voor tijden/momenten bent u vooral eenzaam?
- Laat u wel eens iets (of zegt u iets af) als u zich eenzaam voelt?
- Wat ziet u als oorzaken van uw gevoelens van eenzaamheid?
- Wanneer is de eenzaamheid begonnen?
- Waar komt het gevoel vandaan?
- Wanneer voelt u zich meer of minder eenzaam?
Verhelderen vorm van eenzaamheid (emotionele of sociale eenzaamheid)2
- Welke mensen zijn belangrijk voor u?
- Wat betekenen deze contacten voor u?
- Hebt u een goede vriend of vriendin? Zo ja, wat brengt dit u? Zo nee, mist u dit?
- In hoeverre bent u tevreden over uw contacten?
- In hoeverre heeft u mensen die u om hulp kunt vragen?
- In hoeverre mist u mensen om u heen?
- In hoeverre ervaart u belemmeringen om (sociale) activiteiten te doen?
- In hoeverre heeft u mensen om u heen waarmee u zich verbonden voelt?
- In hoeverre ervaart u wel eens een leegte om u heen?
- Wat doet u zoal?
2 Vragen ‘verhelderen vorm van eenzaamheid’ zijn gebaseerd op de eenzaamheidsschaal van de Jong-Gierveld & J.Kamphuis (1985)
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 28/43
Wat is van waarde → waarden, behoeften en (on)mogelijkheden
Wanneer de cliënt aangeeft iets aan zijn/haar eenzaamheid te willen doen, gaat het erom om samen
een vorm van ondersteuning te vinden die bij hem/haar past. Deze vorm van ondersteuning, hangt
samen met het verhaal van eenzaamheid van de cliënt en wat belangrijk is voor deze persoon, wat
van waarde is, waar hij/zij gelukkig van wordt. Om in gesprek te komen over wat van betekenis is voor
iemand, is het belangrijk om hierover vragen te stellen.
Vragen over wat van waarde is
- We spraken elkaar eerder over uw gevoelens van eenzaamheid (+ bespreekpunten
benoemen)
o Hoe kijkt u hier op terug?
- Waar wordt u blij van? Wat geeft u plezier in het leven?
o Doorvragen op wat er komt: muziek (vragen om te laten luisteren), boeken (kijk eens
samen door de kast, familie? (zijn er foto’s in huis?)
- Wat maakt dat voor u het leven zin heeft? Of: Wat geeft uw leven zin?
- Wie zijn belangrijk voor u?
o Wat is belangrijk voor u in contact met anderen?
- Waar heeft u goede herinneringen aan?
- Waar bent u trots op?
- Wat helpt u ontspannen?
- Wat doet u graag?
o Doorvragen op hobby’s, bezigheden waar iemand plezier uit haalt
- Wanneer kunt u het meest uzelf zijn?
o Hoe ziet dat er dan uit? Wat zie ik u dan doen? (op zoek naar die twinkelende ogen
😉)
- Wat is fijn aan uw huis (of buurt)?
- Wat betekent zelfstandigheid voor u?
- Waar kunt u van genieten?
- Wat zou u graag doen wanneer u de kans kreeg?
-
Het concept Leefplezier kun je ook inzetten om helder te krijgen wat waarde toevoegt voor de cliënt.
Er zijn zeven levensgebieden belangrijk voor Leefplezier. Deze zijn opgenomen in de hartenroos
van Leefplezier. De levensgebieden jezelf zijn en contacten hebben vooral te maken met de
emotionele kant van het bestaan. De levensgebieden jezelf redden, actief zijn, eten, rusten
gaan meer om de fysieke kant, je goed voelen in je lijf en leden.
Leefplezier heeft vele gezichten. Iedereen bepaalt en organiseert het eigen leven. Het is goed om te
realiseren dat leefplezier voor iedereen anders is. Maar ook per levensfase verschilt.
Door bijvoorbeeld het maken van een mindmap of het invullen van de Leefplezierboom kun je inzicht
krijgen wat van waarde is voor de cliënt.
Hulpmiddel: Zeven levensgebieden en vragen
Ga naar: https://www.leefplezier.nl/werkmethode/de-hartenroos-van-leefplezier/ voor concrete vragen over
Leefplezier per levensgebied.
Verhelderen mogelijke weerstanden, onmogelijkheden
- Zijn er dingen die u graag wilt doen en die nu niet lukken?
- Wat maakt dat dit nu niet lukt?
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 29/43
Verbeteren van eenzaamheidssituatie → gesprek over mogelijkheden voor ondersteuning
Het is niet altijd eenvoudig om de situatie van eenzaamheid te verbeteren te komen, laat staan te
komen tot een oplossing. In een aantal gevallen zal erkenning van de eenzaamheid en het
bespreekbaar maken ervan al behulpzaam zijn voor de cliënt en bestaat er niet de behoefte om een
interventie in te zetten.
Bouwman en Tilburg onderscheiden 7 werkzame elementen in eenzaamheidsinterventies. Deze
werkzame elementen zijn onderdelen van een interventie die eraan bijdragen dat het doel van de
interventie behaald wordt. Hoofddoel van de interventies is vermindering van eenzaamheid,
subdoelen zijn:
- verbeteren van het sociale netwerk
- het vergroten van het gevoel erbij te horen
- het vergroten van intimiteit/het gevoel van gehechtheid (dat er iemand speciaal voor jou is)
Exploreren ondersteuningsvorm die aansluit op wat van waarde is
- Wat zou u in uw (eenzaamheids-)situatie verbeteren?
- Zou u wat willen doen om uw (eenzaamheids-)situatie te verbeteren?
- Wat zou u kunnen helpen?
- Wat heeft u hierin nodig?
- Welke stappen zijn nodig om dit te realiseren?
- Wat en wie hebt u hierbij nodig?
o Kan ik als wijkverpleegkundige daarmee helpen?
Evalueren en afspraken
Het is niet altijd eenvoudig om tot stappen te komen, laat staan om te komen tot een oplossing voor
eenzaamheid.
Professionaliteit houdt ook in:
(H)Erkennen van eigen grenzen: niet voor iedereen zal eenzaamheid weg te nemen zijn….
Wie dat ontkent maakt pas echt eenzaam…. (R. Kwekkeboom, HvA, 2019)
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 30/43
Kennisbron 4 Werkzame elementen in eenzaamheidsinterventies
Deze bron is gebaseerd op:
- Bouwman T.E.,, Van Tilburg, T.G. (2018). Werkzame elementen in eenzaamheidsinterventies. Intern
rapport, Vrije Universiteit Amsterdam.
Door in kaart te brengen welke elementen van een interventie welk effect teweeg kunnen brengen,
kan het aanbod gespecificeerd worden op de uitgangssituatie van het individu. Bouwman & Van
Tilburg (2019) hebben gepubliceerde meta-analyses en een Nederlandse databank naast elkaar gezet
om een overzicht te maken van werkzame elementen in eenzaamheidsinterventies.
Werkzame elementen
Bouwman en Tilburg (2019) onderscheiden zeven werkzame elementen, die hieronder worden
toegelicht. We benoemen de kortetermijndoelen waarvan het werkzaam element de realisatie is en
geven voorbeelden van acties waarin het werkzaam element kan voorkomen. Het kan zijn dan een
actie bij meer dan één werkzaam element aan bod komt. We maken geen onderscheid naar de vorm
waarin de actie voorkomt. Een actie in een bepaalde vorm kan bijdragen aan het bereiken van
verschillende kortetermijndoelen, en omgekeerd kan het kortetermijndoel behorende bij een
werkzaam element in verschillende vormen van actie voorkomen. Acties kunnen ook gezamenlijk
uitgevoerd worden, in de vorm van een activiteit, zoals een informatiebijeenkomst voor recent
verweduwden in een café. Deze activiteit omvat verschillende acties, waaronder die gericht op het
maken van contact (netwerk) en het creëren van een gevoel van lotsverbondenheid (erbij horen).
1. Ontmoeten
Iemand heeft de mogelijkheid sociale interacties te hebben of nieuwe sociale contacten aan te gaan.
Iemand die in (een bevredigend) contact komt met anderen ontwikkelt gevoelens van erbij horen. Met
het aangaan van contacten wordt het netwerk uitgebreid. Deze contacten zijn vaak in eerste instantie
niet diepgaand of omvattend; vaak zijn ze eenmalig. Sommige contacten groeien na verloop van tijd
uit tot een persoonlijk en betekenisvol contact. Ook kan een stap gezet worden naar instandhouding
van het contact (ontwikkeling van een duurzame relatie), en daarmee tot een duurzame uitbreiding
van het netwerk.
Kortetermijndoel waarvan het werkzaam element de realisatie is
Sociale interacties hebben; participeren; nieuwe sociale contacten aangaan. Deze contacten zijn in
eerste instantie niet erg vergaand, soms zijn ze bijvoorbeeld eenmalig. Sommige van deze contacten
groeien na verloop van tijd uit tot ‘vastere’ contacten of vriendschappen, maar dat is niet
vanzelfsprekend.
Voorbeelden van acties
Eten bij Resto VanHarte; koffieochtend in buurthuis; stranddag Ouderenfonds; ontmoetingscentra
voor mensen met dementie en hun mantelzorgers; studiekringen van en voor ouderen.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 31/43
2. Betekenisvol contact
Iemand heeft een vertrouwensband. Het gaat om regelmatig en duurzaam contact met een persoon
die voldoende om hem of haar geeft om tijd en energie in de relatie te steken. Iemand ervaart een
gevoel van herkenning, dat een andere persoon er voor hem of haar is. Daarmee wordt een gevoel
van ‘belonging’ en geborgenheid gecreëerd: iemand staat er niet alleen voor. Om dit te bereiken,
heeft de relatie diepgang nodig en is de relatie persoonlijk: men kent elkaar van mens tot mens.
Iemand die iets doet voor anderen (in welke vorm dan ook) krijgt het gevoel dat hij of zij van belang is,
er toe doet, en daarmee deel is van een groter geheel. Iets doen voor een ander of voor de
samenleving vergroot het zelfvertrouwen, waardoor iemand beter in staat is met zijn of haar situatie
om te gaan. Hij of zij heeft het gevoel iets waard te zijn en een doel te hebben. Het is van belang dat
iemands bijdrage ook erkend en gewaardeerd wordt. De band met een ander wordt versterkt als die
ander zijn of haar waardering uitspreekt. De band met de samenleving wordt versterkt als iemand
merkt dat zijn of haar bijdrage wordt gezien. Dit kan op de persoon gericht zijn (bijvoorbeeld door het
verkrijgen van een onderscheiding) of algemeen zijn (bijvoorbeeld als er positief gesproken wordt over
het werk van vrijwilligers).
Kortetermijndoel waarvan het werkzaam element de realisatie is
Direct emotioneel contact bieden; herkenning dat ‘iemand’ er voor je is; erkenning als levend wezen
met (sociale) behoeften; versterken gevoelens van erbij horen (als attitude, ook wanneer het niet in
de netwerkcontext plaats vindt) maar ook gedrag gericht op erbij horen; kunnen zijn wie je
bent/kunnen laten zien wie je bent.
Voorbeelden van acties
‘Befriending’ bijvoorbeeld via een maatjesproject; lotgenotencontact; omgaan met huisdier of robot(-
dier); reminiscentie-activiteiten; het betrekken van het sociaal netwerk van de eenzame door het
vormen van een steungroep (uit ‘Community support’); verwerken van teleurstellende ervaringen met
vriendschappen door ze met anderen te bespreken (uit ‘Zin in vriendschap’).
3. Praktisch ondersteunen
Iemand krijgt steun bij praktische zaken, en heeft daardoor het gevoel ingebed te zijn in een groter,
zorgzaam verband. Als iemand weet dat hij of zij (laagdrempelig) om hulp kan vragen, draagt dat bij
aan het gevoel er niet alleen voor te staan. De relatie is gericht op praktische hulp en hoeft niet
diepgaand te zijn. De hulp kan structureel of eenmalig zijn, en telkens door dezelfde of door andere
personen worden geboden.
Kortetermijndoel waarvan het werkzaam element de realisatie is
Zorgen voor intermenselijke ondersteuning bij praktische zaken; het gevoel deel uit te maken van een
groep; ingebed zijn in een groter, zorgzaam verband.
Voorbeelden van acties
Vervoersdienst; vergroten van toegang tot en bekendheid met publieke diensten en voorzieningen in
de wijk (uit ‘Resto VanHarte’); maaltijdservice; berichten op prikborden: “dit leidt bij deelnemers tot
onderlinge herkenning van situaties en problemen, waardoor deelnemers elkaar steun geven” (uit
‘50plusnet’); bezoekdienst weduwen.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 32/43
4. Sociale vaardigheden
Iemand die zijn of haar sociale vaardigheden vergroot, gaat gemakkelijker een gesprek aan en is beter
in staat een gesprek gaande te houden, waardoor contact makkelijker verloopt. Hij of zij kan relaties
diepgang geven (bijvoorbeeld door goed te luisteren en ondersteunende reacties te geven) en
problemen binnen relaties voorkomen en overwinnen. De persoon is zekerder van zijn of haar sterke
punten, heeft meer zelfvertrouwen en ziet van zichzelf dat hij of zij het waard is om ‘vriend’ of sociale
interactiepartner te zijn. Als dit gerealiseerd wordt, is verbetering van het netwerk gemakkelijker.
Kortetermijndoel waarvan het werkzaam element de realisatie is
Het individu gaat gemakkelijker een gesprek aan of houdt dit gaande; geeft steun; geeft relaties
diepgang; overwint problemen binnen relaties; is zekerder van zijn/ haar sterke punten en heeft meer
zelfvertrouwen; is het waard om ‘vriend’ of sociale interactiepartner te zijn.
Voorbeelden van acties
In een rollenspel een gesprek voeren (uit ‘Zin in vriendschap’); “conversational skills, speaking on the
telephone, giving and receiving compliments, handling periods of silence, enhancing physical
attractiveness, nonverbal communication methods, and approaches to physical intimacy”; Masi et al.,
2011, p. 22); het systematisch verbeteren van zelfmanagementvaardigheden (uit ‘Grip en glans
cursus’).
5. Bezigheden
Iemand krijgt het gevoel zinvol bezig te zijn met een productieve activiteit of met vermaak. Hij of zij
haalt voldoening en plezier uit het bezig zijn, waardoor de eenzaamheid minder zwaar weegt of men
van de eenzaamheid is afgeleid. Daardoor vermindert de sterkte van het eenzaamheidsprobleem, en
ontstaat door de vergrote afstand tot het probleem ruimte voor een oplossing. Het doel van de
activiteit is niet sociaal gericht. De activiteit kan individueel of in een groep worden uitgevoerd.
Indirect kan de activiteit bijdragen aan betere of meer sociale relaties doordat iemand via de activiteit
anderen ontmoet, contact ondersteunende vaardigheden aanleert, en ervaringen opdoet die
contacten inhoud kunnen geven. Ook kan de activiteit leiden tot het gevoel ‘er bij te horen’ doordat
een activiteit wordt uitgeoefend in een verband met anderen die dezelfde activiteit uitoefenen.
Kortetermijndoel waarvan het werkzaam element de realisatie is
Dat de persoon zelf het gevoel krijgt zinvol bezig te zijn, afleiding (vermaakt) heeft. Het gaat om bezig
zijn met activiteiten die niet direct sociaal gericht zijn, maar wel indirect kunnen de bijdragen aan
betere sociale relaties (zie voorbeeld bij c. over computervaardigheden).
Voorbeelden van acties
Deelnemen aan een cursus, bijvoorbeeld in het wijkcentrum; recreatief bezig zijn, bijvoorbeeld
tuinieren; computervaardigheden trainen (kan overlappen met werkzaam element 1:
‘ontmoetingsmogelijkheid hebben’ als IT gebruikt wordt om in contact met anderen te komen);
gezondheidsbevordering: “De gasten en vrijwilligers weten hoe ze betaalbaar een gezonde maaltijd
kunnen samenstellen” (uit ‘Resto van Harte’); aanbieden van een goede leerinhoud en leeractiviteiten
(uit ‘Studiekringen van en voor ouderen’).
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 33/43
6. Betekenisvolle rol
Iemand die iets doet voor anderen (in welke vorm dan ook) krijgt het gevoel dat hij of zij van belang is,
er toe doet, en daarmee deel is van een groter geheel. Iets doen voor een ander of voor de
samenleving vergroot het zelfvertrouwen, waardoor iemand beter in staat is met zijn of haar situatie
om te gaan. Hij of zij heeft het gevoel iets waard te zijn en een doel te hebben. Het is van belang dat
iemands bijdrage ook erkend en gewaardeerd wordt. De band met een ander wordt versterkt als die
ander zijn of haar waardering uitspreekt. De band met de samenleving wordt versterkt als iemand
merkt dat zijn of haar bijdrage wordt gezien. Dit kan op de persoon gericht zijn (bijvoorbeeld door het
verkrijgen van een onderscheiding) of algemeen zijn (bijvoorbeeld als er positief gesproken wordt over
het werk van vrijwilligers).
Kortetermijndoel waarvan het werkzaam element de realisatie is
Dat de persoon het gevoel geven dat hij/zij van belang is, er toe doet; iets doen wat voor de
samenleving van betekenis is; zelfvertrouwen vergoten doordat je het gevoel hebt dat je iets waard
bent en/of een doel hebt.
Voorbeelden van acties
Vrijwilligerswerk doen; mantelzorgen; oppassen; mantelzorger verwerft kennis en vaardigheden om
zorg voor naaste met dementie beter aan te kunnen (uit ‘Ontmoetingscentra’)
7. Realistische verwachtingen
Iemand met onrealistische verwachtingen over de mogelijke frequentie van contact, of over de
snelheid waarmee een diepgaand of duurzaam contact ontstaat, wordt teleurgesteld. Dit kan leiden
tot negatieve interpretaties van het sociaal gedrag van anderen (‘ze willen mij niet’). Hierdoor wordt
het voor iemand moeilijk om nieuwe initiatieven tot contact te nemen en ontstaat de neiging zich
sociaal terug te trekken. Dit leidt tot een toename van eenzaamheid. In staat zijn onrealistische
verwachtingen bij te stellen, leidt ertoe dat iemand positieve (leer)ervaringen opdoet in sociale
situaties en met relaties. Ten aanzien van de andere persoon is het van belang rekening te houden
met verwachtingen: zijn of haar opvattingen over de wenselijke frequentie of inhoud van het contact,
en de gepercipieerde mogelijkheden. Als iemand de ander overvraagt, of omgekeerd, als iemand
zichzelf wegcijfert, biedt dat geen goede basis voor een relatie. In training kan inzicht verkregen
worden in het eigen gedrag dat tot negatieve gevoelens of ervaringen leidt. Vervolgens worden
handreikingen geboden om positieve ervaringen op te doen en over teleurstellingen heen te stappen.
Kortetermijndoel waarvan het werkzaam element de realisatie is
In de relatie met anderen doelen stellen en verwachtingen hebben die realistisch zijn voor
betrokkenen en rekening houden met hun opvattingen, wensen en mogelijkheden; zorgen dat
(automatische) negatieve interpretaties en verwachtingen van sociale situaties (over jezelf, over je
situatie, over je mislukte coping-pogingen) een minder belangrijke rol spelen (sociaal cognitieve
training); inzicht geven in gedrag dat tot negatieve gevoelens of ervaringen leidt; handreikingen
bieden om positieve ervaringen op te doen en over teleurstellingen heen te stappen.
Voorbeelden van acties
Realistische gedachten en verwachtingen ontwikkelen ten aanzien van vriendschap (uit ‘Vrienden
maken … kun je leren’); therapie gericht op bewustwording van rol die eigen opvattingen en
gedragingen spelen.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 34/43
Om het kortetermijndoel te bereiken, en de geprogrammeerde actie succesvol te laten zijn, is nodig
dat eventuele belemmerende factoren zijn weggenomen. Dit zijn zaken die geregeld moeten worden
om het werkzame element uit te voeren. Voorbeeld 1: Iemand kan met Skype contact onderhouden
met familie op afstand; een belemmerende factor is dat deze persoon thuis geen internetverbinding
heeft; in dat geval moet deze geïnstalleerd worden. Voorbeeld 2: Iemand heeft basale tafelmanieren
als hij of zij bij Resto VanHarte gaat eten. Als iemand deze niet heeft, is specifieke begeleiding nodig.
Voorbeeld 3: Soms is het nuttig een tablet aan te schaffen. Als een cliënt denkt zich dit niet financieel
te kunnen veroorloven, belemmert dat de uitvoering van de interventie (en daarmee de realisatie van
het werkzame element). In zo’n situatie kan de cliënt worden geholpen door samen met iemand (dat
kan de wijkverpleegkundige zijn) naar zijn of haar uitgavenpatroon te kijken, om te proberen ruimte te
maken voor de aanschaf van een low-budget tablet. Voorbeeld 4: Een cliënt denkt vanwege de kosten
niet aan activiteiten te kunnen deelnemen. In dat geval kan de wijkverpleegkundige deze cliënt op
low-budget of gratis activiteiten in de buurt wijzen. Voorbeeld 5: deelname van slechthorende aan
een koffieochtend. Door sensorische beperkingen van deelnemers zijn zij onvoldoende toegerust om
in een rumoerige omgeving een gesprek te voeren. Als de koffieochtend op een geschikte locatie
wordt georganiseerd, is de actie wel mogelijk voor deze doelgroep.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 35/43
BIJLAGEN: MATERIAAL WERKVORMEN
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 36/43
Werkvorm 1 Bespreken van schroom en weerstand
Deze bron is gebaseerd op:
Talma M., M.den Hollander.(2018). Verbinden met eenzaamheid, handboek training. Omgaan met eigen
schroom of weerstand. Utrecht: Movisie. Geraadpleegd op 19 december 2019, van
https://www.movisie.nl/sites/movisie.nl/files/2018-05/handleiding%20training%20
verbinden%20met%20eenzaamheid-GHD_0.pdf
Materiaal behorend bij het onderdeel ‘bespreken van schroom en weerstand’ module 1.
Ter inleiding benoemt de trainer twee praktijkvoorbeelden (zie kader).
Uitleg opdracht
De blauwe ballonnetjes met uitspraken zijn belemmerende gedachten om de eenzaamheid van een
ander bespreekbaar te maken.
• De ballonnetjes met uitspraken liggen op tafel.
• Vraag de deelnemers er om heen te lopen.
• Vraag ze een uitspraak te kiezen die ze zelf herkennen, of die hen raakt.
• Vraag de deelnemers in duo’s uit te wisselen over de gekozen uitspraak aan de hand van de
volgende vragen:
o Wat roept deze uitspraak op?
o Aan welke concrete praktijksituatie moet je denken?
o Wie is de jonge vrouw met de steunkousen of de man met de lege jaarkalender in jouw
wijkteam?
o Waar zit jouw schroom en/of weerstand om hierover het gesprek aan te gaan?
• Plenair: nabespreken
Praktijkvoorbeelden uit de pilotscholing eenzaamheid, november 2019
Voorbeeld 1
Cliënt, alleenstaande man, 75 jaar, het wijkteam komt 2x/week voor hulp bij douchen.
De nagenoeg lege jaarkalender die in de keuken hangt bij dhr., valt op. Alleen de zorgmomenten en het
legen van de afvalcontainers staat op de kalender, verder niets. Het wordt duidelijk dat iedereen in het
wijkteam deze kalender heeft gezien en het niet bespreekbaar heeft gemaakt met de cliënt. Ook is de
situatie niet ingebracht in het wijkteam. Wat zegt dit over schroom en/of weerstand bij de professional?
Voorbeeld 2
Cliënt, alleenstaande jonge vrouw die dagelijks hulp krijgt met het aan- en uittrekken van steunkousen.
De jonge vrouw heeft een klein netwerk en werkt niet. Het wijkteam ervaart de vrouw als klagend en
claimend. Eigenlijk vindt het wijkteam de ondersteuning bij het aan- en uittrekken van de steunkousen
discubatel en niet langer meer nodig. Het klagend en claimend gedrag is onderwerp van gesprek in het
wijkteam. Het onderwerp eenzaamheid is dit echter niet. Ook wordt eenzaamheid niet bespreekbaar
gemaakt bij de jonge vrouw. Wat zegt dit over schroom en/of weerstand bij de professional (ervan
uitgaande dat het gedrag wordt herkend als mogelijk voortkomend uit eenzaamheid)?
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 37/43
Belemmerende gedachtes ‘Waarom professionals de eenzaamheid van een ander niet bespreekbaar
maken…..’
‘Ik heb geen tijd om het
gesprek goed aan te gaan’
‘Ik heb het gevoel dan ook
verantwoordelijk te worden
voor de oplossing’
‘Ik twijfel of ik het wel goed
zie’
‘Ik ben bang dat er een
beroep op mij wordt
gedaan waar ik niet aan
kan voldoen’
Anders…..?
‘Ik ben bang voor een
negatieve reactie of
onvoorspelbaar gedrag’
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 38/43
‘ Ik vind het niet realistisch
dat de ander uit een
sociaal isolement komt
vanwege zijn/haar karakter
of ziektebeeld’
‘Ik heb geen vertrouwen in
een hulpaanbod dat goed
aansluit bij de vraag’
‘Ik ben bang om te
oordelen over de ander’
‘Het lijkt niet mogelijk de
ander te motiveren tot
verandering’
‘Ik vind het onderwerp
confronterend voor mezelf’
‘Ik ben bang dat de ander
mij bemoeizuchtig vindt’
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 39/43
Werkvorm 2 Persona’s
Deze bron is gebaseerd op:
Bouwman T., T. Van Tilburg Diagnostisch Interview Eenzaamheid. Nog niet gepubliceerd.
Materiaal behorend bij het onderdeel ‘Oefening 2 - signaleren van eenzaamheid’ module 1.
Uitleg opdracht
De persona’s (cliëntprofielen) opgenomen in deze bijlage, zijn typeringen van cliënten gebaseerd op
praktijksituaties uit de wijk. Er wordt in deze werkvorm geoefend met het toepassen van een
signaleringskaart (de trainer maakt hiervoor zelf een keuze uit de beschikbare signaleringskaarten).
De oefening kan in tweetallen worden gedaan, maar is ook geschikt om plenair te doen.
Toepassing in duo’s (15 mn)
• Zorg voor printjes van de persona’s en de gekozen signaleringskaart
• Vraag de deelnemers in duo’s uit te wisselen welke signalen van eenzaamheid zij in de beschrijving
van de persona’s herkennen (5 of 6 persona’s)
• Plenair: nabespreken
Toepassing plenair (10 mn)
• Zorg voor printjes van de gekozen signaleringskaart (of digitale beschikbaarheid)
• Lees de persona voor of presenteer de persona via beamer (5 of 6 persona’s)
• Vraag welke signalen van eenzaamheid de deelnemers in de beschrijving van de persona
herkennen
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 40/43
Mevrouw Bel, 73 jaar, is na een heupoperatie een half jaar geleden verhuisd naar een benedenwoning in een voor haar onbekende wijk. Ze is erg sociaal ingesteld en gaat graag met anderen om. Haar vriendinnen zijn ook al op leeftijd en over en weer bezoeken ze elkaar minder dan vroeger. Ze zegt: “vroeger liepen we bij elkaar de deur plat, maar ja, dat gaat nu niet meer. Ik kan nu niet even binnenlopen voor een bakkie, daarvoor is het te ver weg”. Mevrouw Geel, 63 jaar, heeft al jaren fysieke beperkingen. Haar contacten met mensen buiten haar werk zijn minder frequent geworden door haar beperking. Ze is sinds een paar maanden arbeidsongeschikt. Ze zit nu thuis en mist de dagelijkse contacten met collega’s, die ze “natuurlijk niet zomaar midden op de dag kan bellen”. Ze heeft hulp nodig bij allerhande klusjes (bijvoorbeeld zware boodschappen doen). Mevrouw de Vink, 81 jaar, heeft recent haar man verloren. In de periode direct na het overlijden van haar man had haar sociale netwerk veel aandacht voor haar en was er veel aanloop. Dit begint minder te worden. Ze merkt dat niet iedereen zich goed kan inleven in haar situatie en ze ook wat moeite heeft zich in te leven in anderen. Zo zegt ze: “ik voel me verloren, iedereen heeft het altijd maar druk”. Ze wil wel meer contact, maar vindt het moeilijk nieuwe contacten aan te gaan. Meneer van Vliet, 76 jaar, heeft nooit een partner gehad. Als jongste kind thuis had hij altijd het gevoel dat hij niet meetelde. Dit gevoel heeft hij zijn hele leven gehouden: hij vindt dat hij niet een goede vriend is voor anderen, en doet daarom vrijwel geen pogingen contact te leggen met andere mensen. Hij bevestigt dit voor zichzelf door regelmatig dingen te zeggen als: “ik ben blij dat ik niemand heb, dan word ik ook niet gekwetst” en “ik heb geen anderen nodig, ik regel het zelf wel”. Mevrouw De Jong, 78 jaar, zorgt voor haar dementerende man, maar ontvangt zelf geen zorg. Ze is door de zorg voor haar man niet in staat haar contacten te onderhouden en een deel van haar vriendschappen is al verwaterd. Mw. De Jong merkt regelmatig op dat ze “blij is dat ik dit voor mijn man kan doen”, maar ze laat zich ook wel ontvallen dat ze “niet weet wat ik zonder hem zou moeten, wie heb ik dan nog”. Meneer Mulder, 67 jaar, is gelukkig getrouwd en heeft een goed sociaal netwerk. De meeste contacten lopen via zijn vrouw en afspraken met vrienden maken ze alleen in het weekend. Nu hij met pensioen is, vindt hij dat “de dagen wel erg lang zijn”. Hij mist de dagelijkse aanspraak met collega’s en het iets te doen hebben. Mevrouw Yilmaz, 68 jaar, is twee jaar geleden verhuisd naar de wijk waar ze nu woont. Toen ze er een paar maanden woonde, is haar man overleden. Doordat de verhuizing en het overlijden van haar man zo dicht op elkaar zaten, heeft ze nooit contacten in de buurt opgedaan. Haar kinderen zijn verhuisd vanwege werk. Ze komen elk weekend langs, maar door de week voelt ze zich erg alleen. Omdat ze erg onzeker is over haar Nederlands, durft ze niet goed mee te doen met activiteiten in het buurthuis. Ze mist ook het contact met haar familie, die wonen bijna allemaal in Turkije. “Ik voel me niet op mijn gemak, ik mis mijn eigen land. Mijn kinderen zijn ver weg en ik durf niet met de buren te praten”. Mevrouw Van der Berg, 84 jaar, klaagt veel. Ze zegt dagelijks tegen de wijkverpleegkundige dat ze haar kinderen nooit ziet: “ze maken nooit tijd voor me, ze komen niet langs, ze bellen niet”. De wijkverpleegkundige weet de zoon en de dochter van mw. Van der Berg elke maand langs komen, en als het even kan vaker. Ook weet ze dat de dochter haar moeder elke week belt. Haar zoon komt altijd zo snel mogelijk als zijn moeder met een klusje zit. Mw. Van der Berg heeft ook nog andere familie
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 41/43
(één broer en een drietal nichtjes) die haar meermalen per maand bellen, en een paar vriendinnen komen af en toe langs. Mw. Van der Berg vindt dit niet genoeg, maar wil toch niet zelf haar contacten uitbreiden. Meneer Bakker, 72 jaar, is op zijn zestigste gescheiden van zijn vrouw. Ze waren toen ruim dertig jaar getrouwd. Hij zag het de afgelopen jaren niet zitten om op zoek te gaan naar een nieuwe partner. Omdat hij geen grote prater is, had hij altijd het gevoel het wel in zijn eentje te redden. Maar de laatste tijd mist hij het om dingen te kunnen delen met iemand, “zoals ik altijd alles met mijn vrouw deelde”. Zijn maten van de biljartclub kent hij al jaren, maar dat zijn geen types voor een diep gesprek. Meneer Vis, 69 jaar, is een beetje sociaal angstig en vindt het lastig om alleen naar buiten te gaan. “Als ik andere mensen samen zie, voel ik me alleen, ik twijfel dan aan mezelf”. Hij is goed ter been en kon vroeger ook erg genieten van een wandeling. In zijn jeugd heeft hij honden gehad. Meneer Lindemans, 70 jaar: “ik heb al met al niks te klagen. Ik heb een lieve vriendin (LAT-relatie) en genoeg vrienden in de buurt. Wat soms lastig is, is dat mijn dochter naar Luxemburg is verhuisd. We hebben elke week telefonisch contact, maar dat is toch niet hetzelfde als elkaar zien”. Zijn dochter is in verwachting van haar eerste kind en als zijn kleinkind straks geboren is, heeft meneer Lindemans graag intensiever contact. Hij wil graag leren hoe een tablet werkt, zodat hij met zijn dochter kan videobellen. Mevrouw Molenaar, 62 jaar, merkt dat nogal wat mensen uit haar netwerk zijn verdwenen. Een aantal oude vriendinnen is in de loop der jaren verhuisd en ook de kinderen wonen niet meer om de hoek. Mw. Molenaar verzucht: “ik wil wel nieuwe mensen ontmoeten, maar ik heb dat al jaren niet meer gedaan, ik weet niet of ik het nog kan”. Ze is onzeker over haar sociale vaardigheden, met de mensen die je al lang kent “heb je toch zo je eigen gekkigheden, maar dat zijn ze van je gewend”.
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 42/43
Werkvorm 3 Feedbacklijst
Deze bron is gebaseerd op:
- Heessels, M., M. Braun, J. Kroes, T. Dankers, K. Roozendaal, A. Ouwerkerk, D. Damoiseaux & M. van
Biene (2015). Eenzaam ben je niet alleen. Samen werken aan een nieuwe blik op eenzaamheid en
sociaal isolement. Utrecht: Movisie. Geraadpleegd op 21-11-2019, van
https://www.movisie.nl/publicaties/eenzaam-ben-je-niet-alleen
Materiaal behorend bij het onderdeel ‘In gesprek over eenzaamheid’ (oefening rollenspel met
trainingsacteur) module 2.
Uitleg opdracht
De groep wordt verdeeld in subgroepen. Afhankelijk van het aantal trainingsacteurs wordt de
groepsgrootte per subgroep bepaald.
• Zorg voor printjes van de feedbacklijst en geef een korte toelichting op de feedbacklijst
• In een rollenspel oefenen de deelnemers (een deel van) het gesprek met een cliënt die eenzaam is
• De deelnemers geef je hierbij de volgende opdracht:
o Schets de situatie van de cliënt aan de trainingsacteur
o Bepaal wie welke rol op zich neemt –wijkverpleegkundige/observator
o Voer het gesprek (15 mn) over de mogelijke eenzaamheid
o De observator noteert feedback op de aspecten van effectieve communicatie op het
feedbackformulier en licht deze mondeling toe na het gesprek
o Draai de rollen door
• Plenaire nabespreking (10 min)
TRAINERSHANDLEIDING BIJSCHOLING ‘OMGAAN MET EENZAAMHEID ONDER OUDEREN’ 43/43
Feedbacklijst
Vaardigheden Feedback
Stelt de ondersteuner open vragen?
Vat de ondersteuner tussendoor samen?
Vraagt de ondersteuner voldoende door?
Laat de ondersteuner stiltes vallen?
Geeft de ondersteuner gevoelsreflecties?
Stelt de ondersteuner zich open en nieuwsgierig
op?
Heeft de ondersteuner een open
lichaamshouding?
Stemt de ondersteuner het taalgebruik en
tempo af op de ander?
Houdt de ondersteuner oordelen, mening,
adviezen voor zich?
Luistert de ondersteuner echt?