TEVREDENHEIDS- ONDERZOEK HERMES · 2017. 4. 18. · 1.1 Opzet en verloop van de online-bevraging 29...
Transcript of TEVREDENHEIDS- ONDERZOEK HERMES · 2017. 4. 18. · 1.1 Opzet en verloop van de online-bevraging 29...
Kapucijnenvoer 39
3000 Leuven
� +32(0)16 33 69 10
fax: +32(0)16 33 69 22
www.kuleuven.be
Marian De Groof
Prof. Dr. Chantal Van Audenhove
Leuven
augustus 2011
TEVREDENHEIDS-
ONDERZOEK
HERMES
Colofon
Opdrachtgever en financier
vzw Antonin Artaud
Onderzoeksleiding
Prof. dr. Chantal Van Audenhove
Wetenschappelijk medewerker
Marian De Groof
Administratieve ondersteuning
Lut Van Hoof, Lieve van Cauwenberghe
Leuven, augustus 2011
Inhoud
Inleiding 9
Hoofdstuk 1 De therapeutische projecten 11
1 Algemene omschrijving 11
2 Wetenschappelijke evaluatie van de therapeutische projecten 12
3 Besluit 14
Hoofdstuk 2 Case management 15
1 Algemene omschrijving 15
2 Modellen van case management 16
2.1 Broker Case Management 16
2.2 Clinical Case Management 16
2.3 Strengths-based Case Management 17
2.4 Rehabilitation Case Management 17
2.5 Assertive Community Treatment (ACT) 17
2.6 Intensive Case Management 18
3 Kwaliteiten van de case manager 18
4 Besluit 20
Hoofdstuk 3 Het therapeutische project “Hermes” 23
1 Algemene omschrijving 23
2 De organisatie 24
3 De dossiers 25
4 De overlegvergaderingen 25
5 De patiënten 26
5.1 Het geslacht 26
5.2 De leeftijd 26
5.3 De problematiek 26
5.4 De woonplaats 27
5.5 Het netwerk 28
6 Besluit 28
Hoofdstuk 4 De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen over het
therapeutische project “Hermes” 29
1 De onderzoeksopzet 29
1.1 Opzet en verloop van de online-bevraging 29
1.2 Inhoud van de bevraging 29
1.3 Analyse 30
2 De respondenten 30
2.1 Het aantal 30
2.2 Het geslacht 31
2.3 De leeftijd 31
2.4 Het soort voorziening 31
2.5 De functie binnen Hermes 32
2.6 De betrokkenheid bij Hermes 32
3 De resultaten 33
3.1 Algemene omschrijving van het project Hermes 33
3.1.1 Definitie van Hermes 33
3.1.2 De doelgroep 33
3.1.3 De werking 34
3.1.4 De bedoeling 34
3.2 Taken en functie van de hulpverleners 35
3.3 Taken en functie van de referentiepersonen 35
3.4 Positieve elementen in de huidige werking 36
3.4.1 Goede samenwerking 36
3.4.2 Goede toegankelijkheid 36
3.4.3 Vlot verloop 37
3.4.4 Engagement 37
3.4.5 Sfeer van respect en openheid 38
3.5 Negatieve elementen en knelpunten in de huidige werking 38
3.5.1 De afwezigheid van actoren 38
3.5.2 Het tijdgebrek 38
3.5.3 De structurele problemen 39
3.5.4 De onbekendheid 40
3.5.5 De weerstand van hulpverleners 40
3.5.6 De mogelijke negatieve gevolgen voor de cliënt 40
3.5.7 Het naleven van het beroepsgeheim 41
3.5.8 De verplichting van een driemaandelijkse samenkomst 41
3.5.9 De motivatie van de cliënt 41
3.5.10 De kennis van de betrokken hulpverleners 41
3.6 De referentiepersonen 42
3.6.1 Voordelen 42
3.6.2 Nadelen 43
3.6.3 De persoon van de referentiepersoon 44
3.7 De effecten 44
3.7.1 Zorgcircuit 44
3.7.2 De hulpverleners 45
3.7.3 De patiënten 46
4 Besluit 47
Hoofdstuk 5 Focusgroep met betrokken hulpverleners en referentiepersonen 49
1 Opzet 49
2 Resultaten 49
2.1 De kenmerken van de gebruikers 49
2.2 De aanmeldingen 50
2.3 Het functioneren van het netwerk 50
2.3.1 De positieve punten 50
2.3.2 De negatieve punten 51
2.3.3 De reële kosten 52
2.3.4 Uitbouwen en ondersteunen van het netwerk 52
2.4 De effecten van het netwerk 53
2.4.1 De meerwaarde voor de hulpverleners 53
2.4.2 De meerwaarde voor de cliënt 53
2.4.3 De keuzes door een zorgcircuit 54
2.5 De referentiepersonen 54
3 Besluit 55
Hoofdstuk 6 Antwoorden op de onderzoeksvragen 59
1 De kenmerken van de gebruikers 59
2 De aanmeldingen 59
3 Het functioneren van het netwerk 59
4 De effecten van het netwerk 60
5 De overlegmethodiek met referentiepersonen 60
Algemeen besluit en aanbevelingen 63
Bijlage 1 Onlinebevraging 67
Bijlage 2 Coderingssysteem voor de kwalitatieve inhoudsanalyse 73
Bijlage 3 Presentatie focusgroep 75
Lijst tabellen
Tabel 1 De grootte van de therapeutische projecten..........................................................23
Tabel 2 De formele partners van Hermes .........................................................................24
Tabel 3 De aanmeldingen van de dossiers per soort voorziening ......................................25
Tabel 4 De spreiding van de betrokken hulpverleners over verschillende voorzieningen ..25
Tabel 5 De leeftijdsverdeling van de actieve patiënten .....................................................26
Tabel 6 De huidige verblijfplaats van de actieve patiënten ...............................................27
Tabel 7 Geschat aantal personen in het professioneel netwerk van de actieve patiënten....28
Tabel 8 De spreiding van de deelnemers over verschillende voorzieningen ......................31
Tabel 9 De functie van de deelnemers ..............................................................................32
Tabel 10 De samenwerking tussen de organisaties die betrokken zijn bij Hermes.............36
Tabel 11 De toegankelijkheid van Hermes .......................................................................36
Tabel 12 De mening over de manier van werken met de referentiepersonen.....................42
Tabel 13 De effecten van het zorgcircuit ..........................................................................44
9
Inleiding
LUCAS - K.U.Leuven werd gevraagd om een tevredenheidsonderzoek uit te voeren rond
de werking van het therapeutische project “Hermes”. Dit project richt zich naar personen
met ernstige en langdurige psychische problemen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Het onderzoek bestaat uit een beknopte literatuur- en documentstudie, een online-
bevraging en een focusgroep bij de betrokken hulpverleners en referentiepersonen.
In een eerste hoofdstuk gaan we in op het ontstaan van de therapeutische projecten en een
wetenschappelijke evaluatie van deze projecten. Het tweede hoofdstuk licht de methodiek
van case management toe. Hierbij komen de verschillende modellen van case management
en de nodige kwaliteiten van een case manager aan bod. In het derde hoofdstuk wordt
specifiek ingegaan op de werking en organisatie van het therapeutische project “Hermes”.
Een vierde hoofdstuk zoomt in op de bevraging naar de tevredenheid van hulpverleners en
referentiepersonen. De onderzoeksopzet en de resultaten worden er besproken. In het vijfde
hoofdstuk gaan we in op de opzet en de resultaten van een focusgroep met hulpverleners en
referentiepersonen. In het zesde hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de volgende
onderzoeksvragen:
� Welke kenmerken hebben de gebruikers van Hermes?
� Vanuit welke sectoren komen de aanmeldingen en wat zijn de verwachtingen?
� Het functioneren van het netwerk:
� Op welke punten functioneert het netwerk goed? Welke zijn de knelpunten?
� Wat is de reële kost van het netwerk voor de deelnemende organisaties?
� Wat is er nodig om het netwerk verder uit te bouwen en te ondersteunen?
� De effecten van het zorgcircuit:
� Wat is de meerwaarde om als hulpverlener deel uit te maken van een zorgcircuit?
� Wat zijn de werkzame factoren in het bereiken van de doelstellingen van de
patiënt? Wat werkt (niet) in deze aanpak?
� De overlegmethodiek met referentiepersonen.
� Wat zijn de sleutelkenmerken van de begeleiding in het oriënteringsproces van de
referentiepersonen?
� Welke nood is er aan ondersteuning, supervisie en vorming?
Ten slotte, eindigen we dit rapport met een algemeen besluit en aanbevelingen.
10
11
Hoofdstuk 1
De therapeutische projecten
De therapeutische projecten zijn te situeren binnen de ontwikkeling van een meer
gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. In dit hoofdstuk geven we een
algemene omschrijving van deze projecten (1) en gaan we in op een wetenschappelijke
evaluatie ervan (2).
1 Algemene omschrijving
De therapeutische projecten werden opgestart in 2007. Ze hebben als doel om een
‘geïntegreerd samenwerkingsmodel van voorzieningen’ te implementeren. Ze dienen een
aanbod van diensten te ontwikkelen dat tegemoetkomt aan de noden van de patiënt, dat een
continuïteit van zorg garandeert en dat de integratie van de patiënt in de maatschappij
bewerkstelligt (Leys, Antoine, De Jaegere & Schmitz, 2011).
De vooropgestelde doelgroep bestaat uit patiënten met een “complexe en chronische”
psychiatrische problematiek, binnen vooraf afgebakende clusters (‘kinderen en jongeren’,
‘volwassenen’, ‘ouderen’, ‘verslaving’ of ‘forensische psychiatrie’) (Leys, Antoine, De
Jaegere & Schmitz, 2011).
Er dient steeds een samenwerking te zijn tussen voorzieningen uit de eerste, tweede en
derde lijn. Ten minste de volgende partners dienen te worden opgenomen (Leys, Antoine,
De Jaegere & Schmitz, 2011):
� een psychiatrisch ziekenhuis of een psychiatrische afdeling;
� een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg of een ‘piloot project’ (psychiatrische
thuiszorg of outreaching) gefinancierd door de Federale OverheidsDienst (FOD
VVVL);
� een eerstelijnsdienst (huisartsenkring, geïntegreerde dienst in de thuiszorg).
Initieel werden er 82 therapeutische projecten opgestart (34 Franstalige en 48
Nederlandstalige). In 2010 waren er nog 61 projecten actief (Leys, Antoine, De Jaegere &
Schmitz, 2011). Ondertussen werd de financiering van de therapeutische projecten
verlengd tot 31 maart 20111.
1 Zie: http://www.vlabo.be/info_leden/therapeutische_projecten/
Hoofdstuk 1
12
2 Wetenschappelijke evaluatie van de therapeutische projecten
Het KCE maakte in de periode 2007-2010 een wetenschappelijke evaluatie van de
implementatie van de therapeutische projecten in opdracht van de federale Minister van
Volksgezondheid. Het betrof een kwalitatief onderzoek waarbij zowel interviews,
documenten en focusgroepen geanalyseerd werden. De volgende resultaten komen uit dit
onderzoek naar voor (Leys, Antoine, De Jaegere & Schmitz, 2011):
� De doelstellingen
De therapeutische projecten interpreteren het overheidsprogramma op uiteenlopende
manieren. Ze schuiven uiteenlopende doelstellingen naar voor zowel op het niveau van
de patiënt als op het niveau van het samenwerkingsverband. Daarnaast maken de
meeste therapeutische projecten niet spontaan een helder onderscheid tussen
doelstellingen voor patiënten en doelstellingen voor partners/netwerk. Verder worden
de beoogde doelstellingen doorgaans in algemene termen gedefinieerd.
� De betrokken partners
Slechts enkele therapeutische projecten zijn volledig nieuwe samenwerkingsverbanden.
De meerderheid ontwikkelde voorstellen in functie van eerder bestaande formele of
informele samenwerkingsverbanden tussen professionals en/of organisaties. De
uitwerking van een therapeutisch project blijkt altijd een proces te zijn waarin een
gemeenschappelijke visie en consensus of compromis moet worden ontwikkeld, zowel
op het niveau van de partners als op het niveau van de professionals.
� Verschillende samenwerkingsmodellen
De therapeutische projecten worden gekenmerkt door grote verschillen in de
organisatorische configuratie en in de voorgestelde werkwijzen. Franstalige projecten
kiezen voor netwerken met een veel groter aantal partners. In alle projecten wordt er
met vergaderingen gewerkt, zowel op het niveau van de netwerkactiviteiten als op het
niveau van het patiëntenoverleg. De inhoud, timing, frequentie, locatie, participatie,
status en mate van formalisering van deze vergaderingen variëren sterk tussen de
projecten.
� Veranderingen in de samenwerkingsmodellen
Het samenwerkingsmodel krijgt eerder vorm tijdens de uitvoering van het project dan
op basis van een duidelijk vooraf gedefinieerd plan. Bijna alle projecten geven aan
veranderingen te hebben doorgevoerd in de wijze waarop het samenwerkingsverband
vorm krijgt (bv. structureel, op het vlak van werkprocessen en procedures, op het vlak
van de bestuursstructuur).
� Interprofessionele samenwerking
Er wordt vastgesteld dat het introduceren van een nieuwe manier van interprofessionele
samenwerking tot nogal wat praktische problemen en weerstanden leidt. Een belangrijk
De therapeutische projecten
13
aandachtspunt is het doorgeven van duidelijke en precieze informatie over de
doelstellingen van het therapeutische project aan alle betrokkenen.
In het kader van de interprofessionele samenwerking rijzen er enkele praktische
vragen, namelijk of een financiële vergoeding voor het samenwerken gegeven dient te
worden en op welke locatie de bijeenkomsten dienen door te gaan.
Rond het ritme van de bijeenkomsten vindt men het enerzijds relevant om een
regelmatig overleg te organiseren om de status en voortgang van de patiënt blijvend op
te volgen, zelfs als het goed gaat. Anderzijds is er twijfel over het standaardiseren van
de bijeenkomsten in een vast opgelegd ritme en of elke professional bij elke
bijeenkomst aanwezig moet zijn.
Het delen van informatie over patiënten tussen verschillende partners en professionals
wordt soms als een probleem ervaren. Het gaat hier zowel over een principiële
weerstand tegen de werkwijze (i.v.m. beroepsgeheim) als om het potentiële probleem
van stigmatiseren.
� De coördinator
Er werden middelen voorzien voor een 0,5 FTE coördinatiefunctie. De rolomschrijving
en taakinhoud van coördinatoren varieert sterk tussen de projecten. Er is dus geen
sprake van een gestandaardiseerde rol en opdracht van de coördinator.
Men is het erover eens dat een coördinator een belangrijke functie vervult binnen het
netwerk. Het moet een tussenpersoon zijn die de uitbouw van de samenwerking
begeleidt. Coördineren betekent ‘zo optreden dat het wederzijds vertrouwen tussen
partners en professionals groeit’.
De verantwoordelijkheden voor het uitvoeren van taken in verband met de
therapeutische projecten en het stimuleren van de partners mag echter niet worden
doorgeschoven naar de coördinator. Een coördinator moet de morele en praktische
steun krijgen van alle partners en vooral van de instelling waarin hij of zij wordt
tewerkgesteld.
� De referentiepersoon
Er wordt aangegeven dat een referentiepersoon die de patiënt goed kent de follow-up
faciliteert. Er wordt ook aangenomen dat de referentiepersoon kan veranderen in de
loop van het traject van de patiënt.
� Het gebruik van ondersteunende instrumenten
De ervaring leert dat het gebruik van ondersteunende instrumenten zoals
administratieve documenten of communicatiemiddelen het functioneren van de
projecten ten goede komt.
Hoofdstuk 1
14
3 Besluit
De therapeutische projecten werden opgestart in 2007 in het kader van de ontwikkeling
van een meer gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. De bedoeling van deze
projecten is om een ‘geïntegreerd samenwerkingsmodel van voorzieningen’ te
implementeren. In 2010 waren er in België 61 therapeutische projecten actief.
Het KCE voerde van deze projecten een wetenschappelijke evaluatie uit (2007-2010).
Hieruit kwam naar voor dat er grote verschillen bestaan tussen de therapeutische projecten.
Dit onder andere op het vlak van de doelstellingen, de organisatorische configuratie, de
voorgestelde werkwijzen en de rolomschrijving en taakinhoud van de coördinatoren. In
hoofdstuk 3 staan we stil bij de specifieke werking van het therapeutische project
“Hermes”.
15
Hoofdstuk 2
Case management
Aangezien de therapeutische projecten nauw aansluiten bij het model van case
management gaan we hier in dit hoofdstuk dieper op in. We starten met een algemene
omschrijving (1). Daarna bespreken we de verschillende modellen van case management
(2). Vervolgens gaan we in op de nodige kwaliteiten van een case manager (3).
1 Algemene omschrijving
Case management vond in de jaren ’70 ingang in de Verenigde Staten als gevolg van de
deïnstitutionalisering van patiënten in psychiatrische ziekenhuizen (De Froidmont, Dejace,
Englebert, Gosset, Hogge, Reginster, Rondal, Sente, Tellier, Vanham, Abraham, Bollen,
De Geest, Ghyselen, Hillewaere, Milisen, Moons & Steeman, 1998). Het werd ontwikkeld
om te compenseren voor het gebrek aan coördinatie binnen en tussen verschillende
voorzieningen om te verzekeren dat personen met psychiatrische problemen de
ondersteuning krijgen die ze nodig hebben (Corrigan, Mueser, Bond, Drake & Solomon,
2009).
Case management heeft vijf belangrijke doelen voor personen met psychiatrische
problemen (Ellison, Rogers, Sciarappa, Cohen & Forbess, 1995):
1. contact houden met de voorzieningen;
2. decompensatie voorkomen en hospitalisatie vermijden;
3. de lengte van het verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis verkorten;
4. rehabilitatie voorzien zodat de persoon op psychosociaal gebied op het hoogst
mogelijke niveau kan functioneren en;
5. het verbeteren van de levenskwaliteit van personen met psychiatrische problemen
en hun mantelzorgers.
Om deze doelen te bereiken, werden vijf basisfuncties ontwikkeld voor case managers
(Intagliata, 1982):
1. inschatten van de behoeften en noden van de patiënt;
2. opstellen van een zorgenplan;
3. regelen van de benodigde hulpverlening;
4. bewaken van het verloop en het effect van de geleverde hulpverlening en;
5. evalueren en bijsturen.
Afhankelijk van de behoeften van de patiënt en de mogelijkheden van het zorgsysteem
wordt dit functiepakket nog aangevuld met drie bijkomende functies (Sledge, Astrachan,
Hoofdstuk 2
16
Thompson, Rakfeldt & Leaf, 1995): het identificeren/selecteren van de patiënt,
belangenbehartiging en directe dienstverlening.
2 Modellen van case management
In de loop van de jaren ontstonden er verschillende modellen van case management,
namelijk: Broker Case Management (2.1), Clinical Case Management (2.2), Strenghts-
based Case Management (2.3), Rehabilitation Case Management (2.4), Assertive
Community Treatment (2.5) en Intensive Case Management (2.6). In wat volgt worden
deze zes modellen toegelicht.
2.1 Broker Case Management
In Broker Case Management voert de case manager enkel de basisfuncties uit (zie
1 Algemene omschrijving). Hij fungeert als onafhankelijke bemiddelaar tussen de patiënt
en de voorzieningen en vervult geen klinische functie (De Froidmont et al., 1998). Case
managers hebben er hoge caseloads en zijn afhankelijk van bestaande voorzieningen in de
samenleving. Dit model vraagt beperkte training en expertise. Door de hoge caseloads en
de daarmee samenhangende lage kosten wordt dit model vaak gebruikt.
Uit onderzoek blijkt echter dat het weinig waarschijnlijk is dat een case manager die zich
enkel inlaat met het delen van informatie en doorverwijzing succesvol is (Sullivan & Rapp,
2002, in Corrigan et al., 2009). Howgego, Yellowlees, Owen, Meldrum en Dark (2003)
vinden evidentie voor een verband tussen enerzijds een vertrouwensrelatie tussen de
patiënt en de case manager en anderzijds positieve resultaten. Ze besluiten dat het
verbeteren van de relatie tussen personen met psychiatrische problemen en case managers
een krachtige strategie kan zijn om cliënten te helpen omgaan met hun ziekte en vanuit hun
kracht te leven.
2.2 Clinical Case Management
In Clinical Case Management vertrekt men vanuit de rol van de therapeut die naast
individuele, groeps- of familietherapie ook case managementfuncties vervult. Case
management wordt hier in eerste instantie gezien als een klinisch proces. De coördinatie
van de verschillende diensten is ondersteunend en secundair aan de klinische functie (De
Froidmont et al., 1998).
Case management
17
Sullivan en Rapp (2002, in Corrigan et al., 2009) geven echter aan dat dit model in de
realiteit niet werkt aangezien therapeuten geen tijd of interesse hebben om zich te
engageren in deze case managementactiviteiten.
2.3 Strengths-based Case Management
In Strengths-based Case Management vertrekt men vanuit het geloof dat personen met
psychiatrische problemen kunnen werken aan herstel en hun mogelijkheden kunnen
ontwikkelen op voorwaarde dat ze de nodige ondersteuning krijgen om hun doelen te
bereiken (Corrigan et al., 2009). Het focust op de sterktes en de mogelijkheden van
personen met psychiatrische problemen in de plaats van op problemen en gebreken.
Daarnaast wordt het natuurlijke netwerk van het individu aangesproken om de integratie in
de samenleving te verhogen. In dit model is de vertrouwensrelatie tussen de persoon met
psychiatrische problemen en de case manager essentieel (Rapp, 1993a, in Corrigan et al.,
2009). Het is de case manager die de persoon met psychiatrische problemen bijstaat om de
nodige ondersteuning te verkrijgen om in de samenleving te leven.
Sullivan en Rapp (2002, in Corrigan et al, 2009) vonden in een review van strength based
case management een vermindering van hospitalisaties en een gematigde verbetering in het
sociaal functioneren, zoals zelfstandig wonen en vrijetijdsbesteding.
2.4 Rehabilitation Case Management
In Rehabilitation Case Management wordt een combinatie gemaakt van de functies van het
Broker Case Managementmodel en de specifieke functies van psychiatrische rehabilitatie
(Anthony, Forbess & Cohen, in Corrigan et al., 2009). De case manager gaat er inwerken
op twee niveaus: enerzijds tracht hij de copingmogelijkheden van de patiënt te verbeteren
en anderzijds tracht hij de stressoren uit de omgeving te reduceren en de ondersteuning te
verhogen (De Froidmont et al., 1998).
2.5 Assertive Community Treatment (ACT)
Assertive Community Treatment (ACT) ontstond als een alternatief voor opname in een
psychiatrisch ziekenhuis. De uitgangspunten van dit model zijn de volgende (Test, 1998, in
Corrigan et al., 2009):
� De zorg voor personen met psychiatrische problemen vindt voornamelijk plaats in de
samenleving.
� De behandeling en de ondersteuning in de samenleving omvat alle domeinen van het
leven.
Hoofdstuk 2
18
� De behandeling en de zorg spelen flexibel en geïndividualiseerd in op deze heterogene
populatie en de veranderende noden van personen met psychiatrische problemen over
de tijd heen.
� Deze behandeling en de zorg worden zo georganiseerd dat het personen met
psychiatrische problemen efficiënt bereikt.
Dit model is ontwikkeld voor personen met ernstige en langdurige psychiatrische
problemen. Het centrale kenmerk is dat er gewerkt wordt met een multidisciplinair team
dat de persoon met psychiatrische problemen langdurig opvolgt. De teamleden hebben
gedeelde en lage caseloads (1 teamlid per 10 cliënten). Een ander belangrijk kenmerk is de
grote beschikbaarheid, namelijk elke dag van de week en 24 uren per dag. Verder wordt er
gewerkt via assertive outreach: er worden systematisch preventieve huisbezoeken afgelegd
zodat men kan ingrijpen vooraleer de patiënt hervalt (Corrigan et al., 2009).
Naar het model van ACT werd veel onderzoek verricht. Op basis van positieve resultaten
vanuit rigoureus opgezette studies wordt het intussen aangezien als evidence based voor
personen met psychiatrische problemen. Aangezien het een kostelijke interventie is, dient
deze voorbehouden te worden voor de meest kwetsbaren in de populatie van personen met
psychiatrische problemen (Corrigan et al., 2009).
2.6 Intensive Case Management
Intensive Case Management ontstond vanuit de vaststelling dat het Broker Case
Managementmodel weinig effectief is (Corrigan et al., 2009). Er worden verschillende
aspecten vanuit het ACT-model in gebruikt, namelijk: het aanbieden van zorg in de
samenleving, lage caseloads, uitvoeren van assertive outreach, instaan voor de dagelijkse
noden van personen met psychiatrische problemen. Een verschilpunt met ACT is dat er
niet gewerkt wordt met een gedeelde caseload en dat de zorg voorzien wordt door een
individuele case manager.
3 Kwaliteiten van de case manager
In literatuur komt naar voor dat de case manager of referentiepersoon over de volgende
kwaliteiten of vaardigheden dient te beschikken (Manchester City Council, Care
Programme Approach, http://www.mhsc.nhs.uk/; Young, Forquer, Tran, Starzynski &
Shatkin, 2000):
Case management
19
� Communicatievaardigheden
� In staat zijn om spontaan te communiceren met de rest van het team en een overleg
te organiseren wanneer dit nodig is.
� Aan de gebruiker kunnen duidelijk maken wat nodig is om hem of haar te helpen.
� Aan het team kunnen uitleggen wat de hoofdbekommernissen zijn van de patiënt en
wat de beste manier is om hem/haar te helpen.
� Verbale en geschreven communicatie kunnen aanpassen aan de stijl en de taal van
de gebruiker en zijn omgeving.
� Stigma kunnen aanpakken en persoonlijke vooroordelen onder ogen zien.
� Assessmentvaardigheden
� Ervoor zorgen dat de diensten begrijpen wat de gebruiker echt nodig heeft door een
degelijk assessment uit te voeren van gezondheids-, psychische en sociale noden
(zowel functioneel assessment, als basisnoden, gezondheid, culturele factoren en
voorkeuren, risicofactoren en kritische stressfactoren).
� Ervoor zorgen dat ook de noden van de mantelzorger en familie begrepen worden
en hen in contact brengen met de juiste ondersteunende diensten.
� Ervoor zorgen dat de hulpverleners de rol van de mantelzorger en familie erkennen
en dat zij op een correcte manier in de hulpverlening worden betrokken.
� Manieren kennen om de privacy van de patiënt te respecteren en tegelijk de
betrokkenheid van het sociale steunsysteem aanmoedigen.
� Klinische competenties
� De case manager dient over competenties te beschikken in het bieden van
geestelijke gezondheidszorg.
� Alle voornoemde competenties in ‘frontline’ werken en herstelgericht werken zijn
hier ook van toepassing.
� Coördinatievaardigheden
� De case manager dient over goede coördinatievaardigheden te beschikken.
� Zorgplan
� Verzekeren dat de noden van de gebruiker vermeld staan in een zorgplan dat door
de gebruiker en hulpverleners wordt gedeeld.
� Verzekeren dat het zorgplan uitgevoerd wordt zoals afgesproken en ingrijpen
indien nodig.
Hoofdstuk 2
20
� Een overleg organiseren voor het herzien van het zorgplan indien de noden van de
gebruiker veranderen.
� Continuïteit van de zorg
� Toegankelijk zijn, het belang van bereikbaarheid (24u/24 en 7/7) erkennen.
� De continuïteit van de zorg verzekeren wanneer de gebruiker van verschillende
diensten gebruik maakt of van dienst verandert. Dit door ervoor te zorgen dat al
diegenen die zorg verstrekken over de juiste informatie beschikken en dat het
behandelplan indien mogelijk verder gezet kan worden.
� Herstel en empowerment in praktijk
� Vaardigheden hebben om de patiënt opnieuw hoop te geven en een
toekomstperspectief te geven.
� Verder kijken dan de aandoening en de patiënt als persoon zien.
� De patiënt ondersteunen in het identificeren en organiseren van persoonlijke doelen
op het vlak van leren, werk, vrije tijd en wonen. Aanvoelen wat het persoonlijke
tempo van de patiënt is waarin deze doelen bereikt kunnen worden.
� Psycho-educatie kunnen bieden over psychische problemen, medicatie en
rehabilitatie. De waarde van rehabilitatie en medicatie kunnen overbrengen op
patiënten.
� Weten hoe men kansen kan creëren voor de patiënt om optimale
verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leven (‘self-advocacy’).
� Diensten kunnen aanbieden in flexibele vorm en intensiteit, naargelang een
veranderende behoefte.
4 Besluit
Case management werd ontwikkeld om te voorzien in een betere coördinatie binnen en
tussen verschillende voorzieningen zodat personen met psychiatrische problemen de
nodige ondersteuning krijgen. Ondertussen bestaan er zes modellen voor case
management, namelijk: Broker Case Management, Clinical Case Management, Strenghts-
based Case Management, Rehabilitation Case Management, Assertive Community
Treatment (ACT) en Intensive Case Management. Naar het ACT-model werd het meeste
onderzoek verricht en dit wordt intussen als evidence-based beschouwd. Daarnaast komt
uit onderzoek naar voor dat het bestaan van een vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de
case manager belangrijk is om goede resultaten te behalen. Dit sluit aan bij wat naar voor
kwam in de wetenschappelijke evaluatie van de therapeutische projecten door het KCE,
Case management
21
waar gevonden werd dat de follow-up gefaciliteerd wordt wanneer de referentiepersoon de
patiënt goed kent (zie Hoofdstuk 1, onderdeel 2)
Een case manager moet over diverse vaardigheden en competenties beschikken, namelijk:
communicatievaardigheden, assessmentvaardigheden, klinische competenties,
coördinatievaardigheden, kunnen werken met een zorgplan, de continuïteit van zorg
kunnen bewaken en de visie van herstel en empowerment in de praktijk kunnen brengen.
22
23
Hoofdstuk 3
Het therapeutische project “Hermes”
In dit hoofdstuk zoomen we in op het therapeutische project “Hermes”. We starten met een
algemene omschrijving (1). Daarna belichten we de organisatie (2), de dossiers (3), de
overlegvergaderingen (4) en de patiënten (5).
1 Algemene omschrijving
Hermes is een Brussels therapeutisch project met 22 formele partners. Uit Tabel 1 (Leys,
Antoine, De Jaegere en Schmitz, 2011) blijkt dat we hier kunnen spreken over een groot
aantal formele partners.
Tabel 1 De grootte van de therapeutische projecten
Klein aantal
formele partners: 3-
8
Gemiddeld aantal
formele partners: 9-
19
Groot aantal
formele partners:
20-39
Heel groot aantal
formele partners: +
40
De doelgroep tot wie Hermes zich richt zijn personen:
� die lijden aan schizofrenie of aan stemmingsstoornissen,
� die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen,
� die sociaal geïsoleerd zijn,
� die in een proces van overgang en heroriëntering zitten naar meer gepaste
psychiatrische zorg dat door verschillende factoren moeizaam en complex verloopt.
Indien de patiënt akkoord gaat, wordt er een overleg georganiseerd. Hierop wordt elke
patiënt en dienst of hulpverlener die betrokken is bij de patiënt uitgenodigd. Bij het
opstarten van het overleg wordt er ook steeds een referentiepersoon toegevoegd. De taak
van deze persoon bestaat erin om de overlegvergadering te organiseren en te leiden. De
referentiepersoon is steeds een hulpverlener die vreemd is aan de instellingen die de hulp
voor de patiënt aanbieden. Met deze manier van werken, sluit het therapeutische project
Hermes het meest aan bij het Broker model van Case Management (zie Hoofdstuk 2, 2.1).
Hoofdstuk 3
24
2 De organisatie
Er zijn drie groepen verantwoordelijk voor de organisatie van Hermes, namelijk de
dragersgroep, de stuurgroep en de algemene vergadering:
� De dragersgroep staat in voor het dagelijkse beleid. Het gaat om vier voorzieningen
die twee à drie keer per maand overleggen.
� De stuurgroep geeft feedback op de beslissingen die door de dragersgroep genomen
worden. Het gaat om vijftien voorzieningen, met een actieve groep van zeven à acht
voorzieningen.
� Op de algemene vergadering worden alle partners uitgenodigd. Deze groep komt
ongeveer twee keer per jaar samen.
Het therapeutische project Hermes heeft tweeëntwintig formele partners (Tabel 2). Meer
dan de helft hiervan zijn CGG’s, Psychiatrische Ziekenhuizen/PAAZ of eerstelijnsdiensten
gezondheidszorg. Daarnaast zijn er telkens twee pilootprojecten psychiatrische thuiszorg,
Initiatieven voor Beschut Wonen en PVT’s bij Hermes betrokken. Ten slotte heeft Hermes
ook een psychotherapeutisch nachtcentrum, een opvangtehuis, een voorziening voor
straathoekwerk en een dagcentrum als formele partner.
Tabel 2 De formele partners van Hermes
Partners Hermes Aantal
CGG 4
Psychiatrisch ziekenhuis
PAAZ 4
Eerstelijnsdiensten
gezondheidszorg 4
Psychiatrische thuiszorg 2
Beschut wonen 2
PVT 2
Psychotherapeutisch
nachtcentrum 1
Opvangtehuis 1
Straathoekwerk 1
Dagcentrum 1
Totaal 22
Het therapeutische project “Hermes”
25
3 De dossiers
Op het einde van het derde werkjaar2 heeft Hermes 50 dossiers, waarvan 39 actief
3. De
aanmeldingen van deze 50 dossiers komen voornamelijk vanuit de ambulante, niet door het
RIZIV gesubsidieerde voorzieningen (Tabel 3).
Tabel 3 De aanmeldingen van de dossiers per soort voorziening
RIZIV Niet-RIZIV Totaal
Aantal Aantal Aantal
Ambulant 5 27 32
Residentieel 7 11 18
Totaal 12 38 50
Een meerderheid van deze aanmeldingen (34) gebeurde door 12 van de 22 partners
waarmee Hermes samenwerkt. De overige aanmeldingen (16) gebeurden door diensten die
niet tot de ondertekenende partners behoren. Dit wil zeggen dat 10 van de formele partners
van Hermes geen enkele aanmelding deden. Dit doet de vraag rijzen in welke mate deze
formele partners in de praktijk als partner beschouwd kunnen worden.
4 De overlegvergaderingen
In het derde werkjaar werden er 103 overlegvergaderingen georganiseerd. In het totaal
waren er 50 voorzieningen en 179 hulpverleners betrokken in de 39 actieve dossiers. Net
als bij de aanmeldingen van de dossiers, ligt het overwicht van de betrokken hulpverleners
bij de ambulante, niet door het RIZIV gesubsidieerde voorzieningen (Tabel 4).
Tabel 4 De spreiding van de betrokken hulpverleners over verschillende voorzieningen
RIZIV Niet-RIZIV Totaal
Aantal Aantal Aantal
Ambulant 20 92 112
Residentieel 41 26 67
2 April 2009-maart 2010
3 Dit wil zeggen dat er tijdens het afgelopen jaar ten minste één vergadering werd georganiseerd
Hoofdstuk 3
26
Totaal 61 118 179
5 De patiënten
In wat volgt wordt de patiëntengroep besproken met betrekking tot verschillende
variabelen, namelijk: het geslacht (5.1), de leeftijd (5.2), de problematiek (5.3), de
woonplaats (5.4) en het netwerk (5.5).
5.1 Het geslacht
De patiënten van het therapeutische project Hermes zijn voornamelijk mannen: van de 34
huidige patiënten zijn er 24 mannen en 10 vrouwen.
5.2 De leeftijd
Tabel 5 toont de leeftijdsverdeling van de actieve patiënten van Hermes. Hier zien we dat
de meerderheid van de patiënten van Hermes tussen 25 en 54 jaar is. Een minderheid is
jonger dan 25 of ouder dan 54.
Tabel 5 De leeftijdsverdeling van de actieve patiënten
Leeftijd n
-25 3
25-34 8
35-44 12
45-54 8
55-64 3
Totaal 34
5.3 De problematiek
Een grote meerderheid van de huidige patiënten heeft een schizofrene problematiek (30
van de 34 patiënten). Het gaat hierbij vooral om de diagnose ‘Schizophrenia disorganised
type’ en ‘schizophrenia paranoid type’. Een minderheid van de patiënten heeft te kampen
met een bipolaire stoornis (4 van de 34).
Het therapeutische project “Hermes”
27
Daarnaast heeft ongeveer een derde van de patiënten (12 van de 34) een secundaire
pathologie. Voor meer dan de helft van deze personen betreft dit een verslaving aan één of
meerdere stoffen (8 van de 12).
Wat de duur van de problematiek betreft, blijkt dat ongeveer de helft van de patiënten (16
van de 34) langer dan 15 jaar met psychiatrische problemen kampt.
Ten slotte, was er voor ongeveer een vierde van de patiënten (9 van de 39) in het derde
werkjaar een hospitalisatie nodig.
5.4 De woonplaats
In Tabel 6 zien we dat ongeveer een vierde van de actieve patiënten van Hermes in een
individueel appartement of in de onthaalsector verblijft (beide 9 van de 34 patiënten).
Daarnaast verblijft ongeveer een zesde (5 van de 34 patiënten) in een privétehuis of een
PVT.
Tabel 6 De huidige verblijfplaats van de actieve patiënten
n
Individueel appartement 9
Onthaalsector 9
Privé-tehuis 5
PVT 5
Beschut Wonen 2
Kraakpand 1
Gevangenis 1
Bij familie 1
Asielsector 1
Totaal 34
Van de 39 actieve dossiers op het einde van het derde werkjaar had meer dan een derde (15
patiënten) gedurende het afgelopen jaar geen stabiele woonst en woonde op verschillende
plaatsen. Hiervan zijn er vijf patiënten met een daklozenprofiel die geregeld op de straat
verblijven.
Hoofdstuk 3
28
5.5 Het netwerk
In Tabel 7 zien we dat de meerderheid van de actieve patiënten van Hermes drie à vier
personen in het professionele netwerk heeft (22 van de 34).
Tabel 7 Geschat aantal personen in het professioneel netwerk van de actieve patiënten
n
1 à 2 personen 4
3 à 4 personen 22
Meer dan 4 personen 8
Totaal 34
6 Besluit
Hermes is een Brussels therapeutisch project dat zich specifiek richt tot de doelgroep van
personen die lijden aan schizofrenie of stemmingsstoornissen. Het project heeft 22 formele
partners, wat een groot aantal is. Wel wordt hierbij vastgesteld dat niet alle partners een
actieve bijdrage leveren.
Zoals bij de therapeutische projecten de bedoeling was, worden er binnen Hermes
regelmatig overlegvergaderingen georganiseerd met de patiënt en de hulpverleners die bij
de patiënt betrokken zijn. Aan elk netwerk wordt een referentiepersoon toegewezen die de
overlegvergaderingen organiseert en leidt. Binnen Hermes werd ervoor gekozen dat deze
referentiepersoon vreemd is aan de instellingen die de hulp voor de patiënt aanbieden. Dit
sluit het meest aan bij Broker Case Management (zie Hoofdstuk 2).
Op het einde van het derde werkjaar heeft Hermes 50 dossiers, waarvan 39 actief. In deze
actieve dossiers waren 179 hulpverleners betrokken, voornamelijk uit ambulante, niet door
het RIZIV gefinancieerde voorzieningen.
De patiëntengroep van Hermes bestaat voornamelijk uit mannen tussen 25 en 54 jaar. Een
meerderheid lijdt aan een schizofrene stoornis. Meer dan een derde heeft een secundaire
pathologie, dit betreft voornamelijk verslaving aan middelen. Bijna de helft van de
patiëntengroep kampt langer dan vijftien jaar met psychiatrische problemen. Meer dan een
derde had tijdens het afgelopen jaar geen stabiele woonplaats en woonde op verschillende
plaatsen.
29
Hoofdstuk 4
De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen over
het therapeutische project “Hermes”
In dit hoofdstuk zetten we het onderzoek uiteen waarin de tevredenheid van hulpverleners
en referentiepersonen over het therapeutische project “Hermes” nagegaan wordt. We gaan
hierbij in op de onderzoeksopzet (1), de respondenten (2) en de resultaten (3).
1 De onderzoeksopzet
In dit onderdeel staan we stil bij de opzet en het verloop van de bevraging om de
tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen na te gaan (1.1). Ten tweede wordt
er dieper ingegaan op de inhoud van de bevraging (1.2) en ten slotte op de analyse van de
resultaten (1.3).
1.1 Opzet en verloop van de online-bevraging
De tevredenheid van de hulpverleners en referentiepersonen werd nagevraagd via een
onlinebevraging. Deze werd geprogrammeerd via de ‘survey software’ Question Pro
(www.questionpro.com).
Het voordeel van een onlinebevraging is dat er op korte termijn veel informatie verzameld
kan worden. Een beperking van deze manier van werken is dat enkel personen die over een
computer beschikken kunnen deelnemen. In dit onderzoek stelt deze beperking zich minder
aangezien er enkel professionelen bevraagd werden.
De uitnodiging om de bevraging in te vullen werd verstuurd naar 88 personen of
organisaties. Dit betrof 75 personen of organisaties die instaan voor de hulpverlening van
patiënten van Hermes en 13 referentiepersonen. Na de verspreiding van de uitnodiging
werd de vragenlijst gedurende zes weken opengesteld. In die tijd werden er twee
herinneringsmails verstuurd.
1.2 Inhoud van de bevraging
De bevraging kon zowel in het Nederlands als in het Frans ingevuld worden (zie Bijlage 1
voor de volledige weergave). Er werden 21 inhoudelijke vragen gesteld, waarvan 6
gesloten en 15 open vragen. Deze vragen betroffen onder andere de samenwerking met
Hoofdstuk 4
30
voorzieningen, de toegankelijkheid, de meerwaarde van een zorgcircuit, de werking met de
referentiepersonen. De gesloten vragen waren steeds verplicht te beantwoorden in die zin
dat de persoon een foutmelding kreeg wanneer ze niet ingevuld werden. De open vragen
waren niet verplicht te beantwoorden en konden overgeslagen worden. Om het invullen zo
vlot mogelijk te laten verlopen, konden de respondenten bij de gesloten vragen steeds
aanduiden dat ze ‘geen mening’ hadden over een bepaald onderwerp. Aan het einde van de
bevraging werden er enkele demografische kenmerken gevraagd, namelijk: geslacht,
leeftijdscategorie en het soort voorziening waarin ze tewerkgesteld zijn. Ook konden de
deelnemers aangeven of ze na afloop van het onderzoek een samenvatting wensten te
ontvangen.
1.3 Analyse
De analyse gebeurde op de bevragingen die volledig ingevuld werden en die voor de
afsluitdatum voor deelname werden ontvangen.
Voor de analyse van de gesloten vragen werden frequentiedistributies gemaakt via SPSS,
een professioneel softwarepakket voor statistische analyse.
Voor de analyse van de open vragen werd gebruik gemaakt van Nvivo, een
softwarecomputerprogramma voor de kwalitatieve inhoudsanalyse van teksten aan de hand
van een coderingssysteem (zie Bijlage 2). Aan de antwoorden op de open vragen werden
steeds een of meer codes toegekend naargelang het thema waarover de fragmenten
handelden. De categorieën werden bepaald op basis van de onderzoeksvragen. Vervolgens
werden alle fragmenten met dezelfde code geanalyseerd op basis van overeenkomsten en
verschillen.
2 De respondenten
In dit onderdeel beschrijven we de groep van de respondenten. Hierbij komen de volgende
variabelen aan bod: het aantal (2.1), het geslacht (2.2), de leeftijd (2.3), het soort
voorziening (2.4), de functie binnen Hermes (2.5) en de betrokkenheid bij Hermes (2.6).
2.1 Het aantal
In het totaal nemen er 31 personen deel aan de bevraging (16 Franstaligen en 15
Nederlandstaligen).
De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen
31
Indien we de respons rate bepalen volgens het aantal uitnodigingen dat verstuurd werd
(88), komen we met de deelname van 31 personen op 35%. Deze respons rate is eerder
laag. Zeker wanneer hierbij in rekening gebracht wordt dat de uitnodiging vermoedelijk
terechtkwam bij meer dan 88 personen aangezien ze niet enkel verstuurd werd naar
personen, maar ook naar voorzieningen.
2.2 Het geslacht
Er nemen voornamelijk vrouwen deel aan de bevraging: van de 31 deelnemers zijn er 21
vrouwen en 9 mannen (van 1 persoon is het geslacht onbekend).
2.3 De leeftijd
De meest voorkomende leeftijdscategorieën van de deelnemers zijn 35-44 jaar en 45-54
jaar (beide 9 van de 31 deelnemers). Een kleinere groep is jonger dan 35 (8 van de 31) of
ouder dan 54 (4 van de 31).
2.4 Het soort voorziening
Tabel 8 toont dat ongeveer een derde van de deelnemers werkzaam is in een CGG (11 van
de 31). Daarnaast is ongeveer een zesde tewerkgesteld in een Psychiatrisch Ziekenhuis (5
van de 31). De overige deelnemers zijn in heel diverse voorzieningen tewerkgesteld,
namelijk: PAAZ, thuiszorg, therapeutisch centrum, straathoekwerk, nachtcentrum,
justitiehuis, bewindvoerder en de thuislozenzorg.
Geen enkele deelnemer is tewerkgesteld in een PVT of IBW. Dit is een opvallende
bevinding aangezien er wel twee PVT’s en IBW’s tot de formele partners van Hermes
behoren (zie Tabel 2).
Tabel 8 De spreiding van de deelnemers over verschillende voorzieningen
Aantal
CGG 11
Psychiatrisch ziekenhuis 5
PAAZ 2
Thuiszorg 2
Therapeutisch centrum 2
Straathoekwerk 1
Hoofdstuk 4
32
Nachtcentrum 1
Justitiehuis 1
Bewindvoerder 1
Thuislozenzorg 1
Onbekend 4
Totaal 31
2.5 De functie binnen Hermes
Tabel 9 toont welke functie de deelnemers hebben binnen Hermes. Hieruit komt naar voor
dat meer dan de helft van de deelnemers ‘hulpverlener’ is. Ongeveer een vijfde van de
deelnemers is ‘referentiepersoon’ en ongeveer een tiende is zowel ‘hulpverlener’ als
‘referentiepersoon’.
Tabel 9 De functie van de deelnemers
Aantal
Hulpverlener 16
Referentiepersoon 7
Hulpverlener en referentiepersoon 4
Andere4 4
Totaal 31
2.6 De betrokkenheid bij Hermes
Rond de betrokkenheid bij Hermes komt als een opvallend resultaat naar voor dat meer dan
de helft van de deelnemers zich ‘eerder beperkt’ of ‘heel beperkt’ betrokken voelt (19 van
de 31). Slechts een vijfde van de deelnemers voelt zich heel intensief of ‘eerder intensief’
betrokken (7 van de 31). Ongeveer een zesde geeft aan ‘tussenin’ betrokken te zijn (5 van
de 31).
4 Namelijk: doorverwijzer, administrateur provisoire, aide au retour au pays d’un migrant, onbekend
De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen
33
3 De resultaten
In dit onderdeel worden de resultaten van de bevraging besproken. Eerst gaan we in op hoe
de deelnemers het project Hermes omschrijven (3.1). Daarna staan we stil bij de taken en
functie van de hulpverleners (3.2) en de referentiepersonen (3.3). Vervolgens belichten we
de positieve (3.4) en negatieve elementen (3.5) in de huidige werking van het project. In
een volgend punt komt de manier van werken met de referentiepersonen aan bod (3.6). We
sluiten af met de effecten die de deelnemers ervaren (3.7).
3.1 Algemene omschrijving van het project Hermes
In wat volgt geven we de antwoorden van de deelnemers weer die betrekking hebben op de
definitie (3.1.1), de doelgroep (3.1.2), de werking (3.1.3) en de bedoeling (3.1.4) van
Hermes
3.1.1 Definitie van Hermes
Acht personen geven een algemene omschrijving van het project Hermes. Een meerderheid
hiervan (5 personen) belicht de coördinerende functie van Hermes.
“C’est un lieu de coordination des interventions autour d'un usager dans le
milieu psychosocial.”
Drie personen geven aan dat het om de ondersteuning van de patiënt (2) en de
hulpverleners (1) gaat.
“Aide et encadrement de la personne ayant une difficulté mentale (maladie).”
“Hermes ondersteunt de verschillende actoren die rond één cliënt werken.”
3.1.2 De doelgroep
Rond de doelgroep komt naar voor dat het bedoeld is voor patiënten die zich in een
moeilijke doorverwijzingsituatie bevinden (5 personen). Eveneens vijf personen geven aan
dat het gaat om patiënten met een psychotische of bipolaire problematiek. Drie personen
vinden deze afbakening te beperkt en vinden dat de doelgroep uitgebreid moet worden naar
personen met andere problematieken.
“Hermès est moyennement accessible mais la difficulté n'est pas tant pour un
service de rentrer dans Hermès mais plutôt pour un patient … Les critères
imposés jusqu'ici par l'Inami sont stricts: il faut que les patients soient soit
Hoofdstuk 4
34
psychotiques, soit bipolaires, ce qui signifie que toute une tranche de patients
en souffrance psychique n'y ont pas accès alors qu'ils en auraient besoin.”
3.1.3 De werking
Er wordt aangegeven dat Hermes werkt via het regelmatig organiseren van
overlegmomenten met de betrokken hulpverleners (16 personen). Acht personen
vermelden als een belangrijk kenmerk dat de patiënt bij de vergaderingen aanwezig is.
“Er wordt een ruimte gecreëerd voor de patiënt en zijn (soms talrijke)
hulpverleners om creatief na te denken over wat er gebeurde/gezegd wordt en
dan samen acties te plannen waar eenieder zijn verantwoordelijkheid of
engagement neemt.”
“Pour faire le point par rapport à une situation, comprendre ce qui se passe,
harmoniser un travail, voir vers quoi la situation peut évoluer ...”
“Par des réunions de concertation entre divers intervenants, si possible en
présence du patient, au cours des différents épisodes de soins dans un suivi
régulier, qui tient dans le temps.”
3.1.4 De bedoeling
Bij de bedoeling kan een onderscheid gemaakt worden tussen de bedoeling voor de
patiënten en de hulpverleners.
De bedoeling voor de patiënten
Voor de patiënten komt naar voor dat het de bedoeling is om een zorgnetwerk rondom de
patiënt te creëren en zorgcontinuïteit te voorzien (8 personen).
“Projet afin de maintenir un certain réseau de soin autour de la personne, afin
qu'un lien persiste et favoriser ainsi une certaine autonomie au lieu des
rechutes.”
“Een project dat ervoor moet zorgen dat er omkadering en opvolging is
wanneer cliënten van de ene structuur naar de andere doorschuiven en zoiets
niet onmiddellijk kan worden gerealiseerd. Op die manier zorgt men ervoor dat
cliënten niet 'uit beeld verdwijnen' en alle betrokken actoren worden
aangesproken op hun verantwoordelijkheid.”
De bedoeling voor de hulpverleners
Voor de hulpverleners is het de bedoeling dat er een betere samenwerking en afstemming
komt (6 personen).
De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen
35
“Leur objectif est de rendre cohérent une multitude d'interventions qui parfois
se chevauchent les unes les autres.”
“Het is de bedoeling dat de patiënt er in een veilig en ondersteunend kader kan
praten en dat er klaarheid wordt geschapen over wie wat doet.”
3.2 Taken en functie van de hulpverleners
Een belangrijke taak van de hulpverleners is de deelname aan overlegmomenten (18
personen). Sommigen geven hierbij aan dat het de bedoeling is om samen met de andere
hulpverleners te zoeken naar de meest aangepaste begeleiding.
“Donner mon point de vue par rapport à l'accompagnement d'un patient,
entendre, découvrir le point de vue des autres pour harmoniser
l'accompagnement.”
“Als hulpverlener kan ik een patiënt bijstaan en met hemzelf en de andere
partners zoeken naar een aangepastere hulpverlening. Het gaat om ‘mee
denken’ en zoeken naar hulpverleningsmogelijkheden.”
Andere hulpverleners benadrukken het belang van de vertrouwensrelatie die ze met de
patiënt hebben (10 personen).
“Ik ben diegene die het meeste contact heeft met de cliënt. Ik ben ook vaak de
vertrouwenspersoon van de cliënt. Ik begeleid de cliënt naar de bijeenkomsten
van Hermes.”
“J’informe le patient par rapport aux réunions. Je m’assure qu'il a compris ce
qui c'est dit lors de la réunion. Et, en fonction des projets, je le soutiens, je
l'encourage à concrétiser ses projets.”
Andere taken die hulpverleners rapporteren, zijn: Hermes-overlegmomenten aan cliënten
voorstellen en ze aanmelden bij de dragersgroep (3) en deelnemen aan vergaderingen met
de dragers- en stuurgroep (1).
3.3 Taken en functie van de referentiepersonen
De referentiepersonen geven de volgende taken aan: het organiseren van
overlegvergaderingen waar ze patiënten en hulpverleners samenbrengen (8 personen),
schrijven van een verslag en dit doorsturen naar de patiënt en hulpverleners (7 personen),
het leiden van de vergaderingen (5 personen), het volgen van intervisie (4 personen),
ondersteunen van patiënt en/of hulpverleners in de tussentijd (3 personen) en deelname aan
de stuurgroep (1 persoon) en de dragersgroep (1 persoon).
Hoofdstuk 4
36
3.4 Positieve elementen in de huidige werking
De deelnemers geven de volgende positieve elementen aan in verband met de huidige
werking: goede samenwerking (3.4.1), goede toegankelijkheid (3.4.2), vlot verloop (3.4.3),
engagement (3.4.4) en een sfeer van respect en openheid (3.4.5).
3.4.1 Goede samenwerking
Over het algemeen zijn de deelnemers tevreden over de samenwerking tussen de
organisaties die betrokken zijn bij Hermes. Tabel 10 toont dat ongeveer de helft van de
deelnemers vindt dat de samenwerking ‘eerder goed’ of ‘zeer goed’ verloopt (54,8%).
Daarnaast vindt ongeveer een vijfde dat de samenwerking ‘tussenin’ verloopt (19,4%). Een
minderheid van de deelnemers vindt dat de samenwerking ‘eerder slecht’ verloopt (6,5%).
Opvallend is dat ongeveer een vijfde (19,4%) aangeeft ‘het niet te weten’.
Tabel 10 De samenwerking tussen de organisaties die betrokken zijn bij Hermes
Hoe verloopt de samenwerking tussen de organisaties volgens u?
Aantal Percentage
Zeer goed 5 16,1
Eerder goed 12 38,7
Tussenin 6 19,4
Eerder slecht 2 6,5
Zeer slecht 0 0
Ik weet het niet 6 19,4
Totaal 31 100
3.4.2 Goede toegankelijkheid
In Tabel 11 zien we dat bijna de helft van de deelnemers (48,4%) vindt dat Hermes ‘heel
toegankelijk’ of ‘eerder toegankelijk’ is voor alle diensten. Ongeveer een vierde vindt
Hermes ‘tussenin’ toegankelijk (25,8%). Opnieuw is het opvallend dat ongeveer een vierde
aangeeft ‘het niet te weten’ (25,8%).
Tabel 11 De toegankelijkheid van Hermes
In welke mate vindt u dat Hermes toegankelijk is voor alle diensten?
Aantal Percentage
Heel toegankelijk 8 25,8
Eerder toegankelijk 7 22,6
De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen
37
Tussenin 8 25,8
Eerder ontoegankelijk 0 0
Heel ontoegankelijk 0 0
Ik weet het niet 8 25,8
Totaal 31 100
Enkele voorbeelden van de goede toegankelijkheid zijn:
“Er is een zeer open overleg in de werkgroepen die weinig hiërarchisch maar
functioneel georganiseerd zijn.”
“Hermès fait preuve de souplesse en vue de réunir les divers intervenants.”
“Zelf ben ik werkzaam binnen justitie en mijn ervaring leert me dat
diensten/projecten soms erg weigerachtig staan tegenover een samenwerking
of aanmelding vanuit justitie omwille van aspecten zoals beroepsgeheim,
motivatie van cliënt, enz. Bij de aanmeldingen bij Hermes is dat nog nooit een
struikelblok gebleken.”
“Bij de aanvragers zitten er allerlei soorten diensten, die al dan niet een missie
rond geestelijke gezondheidszorg hebben. De laagdrempeligheid van het
project is ook voelbaar tijdens vergaderingen waar de expertise van iedereen
op dezelfde manier wordt beschouwd.”
3.4.3 Vlot verloop
Zes personen vinden dat de bijeenkomsten van Hermes een vlot verloop kennen.
“Er is een voldoende uitwisseling aan informatie over praktische problemen en
doelstellingen, er is een zinvolle en vlotte taakverdeling.”
“Gemaakte afspraken worden nagekomen en opgevolgd.”
3.4.4 Engagement
Zes personen zijn van mening dat er engagement en interesse is bij de deelnemende
hulpverleners.
“Ik ben actief in dossiers waar vooral eerstelijnsdiensten (met sociale insteek)
met elkaar aan tafel zitten en ik vind dat er een wederzijds respect en
engagement is.”
Hoofdstuk 4
38
“Je pense que la plupart des intervenants impliqués dans l'accompagnement
d'une personne sont intéressés par l'idée de la concertation et par la
concertation elle-même.”
3.4.5 Sfeer van respect en openheid
Vier personen geven aan dat het overleg in een sfeer van openheid en respect gebeurt.
“Je n'en ai perçu aucun dans la mesure où cela s'est toujours passé dans le
souci de respecter la particularité et la liberté de chacun.”
“Ce sont des réunions très bien structurées (avec rapport écrit envoyé après),
très respectueux des personnes et non infantilisants. La clé de leur réussite est
à la fois un souci d'efficacité, mais également un respect des personnes tant
dans la façon d'organiser les concertations en leur présence que dans la
manière de parler de leur maladie.”
3.5 Negatieve elementen en knelpunten in de huidige werking
De deelnemers geven de volgende negatieve elementen aan in verband met de huidige
werking: de afwezigheid van actoren (3.5.1), het tijdgebrek (3.5.2), de structurele
problemen (3.5.3), de onbekendheid (3.5.4), de weerstand van hulpverleners (3.5.5), de
mogelijke negatieve gevolgen voor de cliënt (3.5.6), het naleven van het beroepsgeheim
(3.5.7), de verplichting van een driemaandelijkse samenkomst (3.5.8), de motivatie van de
cliënt (3.5.9) en de kennis van de betrokken hulpverleners (3.5.10).
3.5.1 De afwezigheid van actoren
Dertien personen halen aan dat het een probleem vormt dat niet alle actoren op de
overlegmomenten aanwezig zijn. Zeven personen kaarten hier specifiek de afwezigheid
van artsen en psychiaters aan.
“Le manque de disponibilité de certains intervenants ainsi que la démotivation
des intervenants à long terme, même au sein de notre propre institution.”
“Vooral artsen en psychiaters ontbreken, en dat zijn toch sleutelfiguren!”
3.5.2 Het tijdgebrek
Aansluitend bij het voorgaande geven tien personen tijdgebrek als een belangrijk knelpunt
aan voor een goed verloop van het therapeutisch project.
De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen
39
“Het is niet altijd even vanzelfsprekend om de agenda’s van verschillende
diensten in overeenstemming te brengen.”
“De vergaderingen vragen veel tijd met een onvoldoende tegemoetkoming voor
de betrokken personen.”
3.5.3 De structurele problemen
Tien deelnemers zien structurele problemen in de opzet van de therapeutische projecten.
De belangrijkste opmerking hierbij is dat de organisatie van de geestelijke
gezondheidszorg onoverzichtelijk en complex wordt door de opzet van steeds nieuwe
projecten (5 personen).
“Risques de cloisonnement entre les intervenants si différentes structures
impliquées, avec manque de liaisons, avec le 'détricotage' des projets, objectifs
... du patient, avec des pertes de temps, perte de sens ... rechutes.”
Daarnaast geeft men aan dat niet alle organisaties even goed in dit systeem passen (4
personen).
“Eerstelijnshulpverleners hebben een te zware case load, werken vaak in
urgentie en hebben snellere oplossingen nodig dan Hermes zou kunnen
bieden.”
Verder zien twee personen het als een probleem dat niet alle diensten deelnemen en dat het
risico hierdoor bestaat dat ‘het veld’ verkleint.
Drie personen suggereren dat het beter zou zijn om te investeren in een verbetering van de
werking van de bestaande voorzieningen.
“Volgens mij zijn therapeutische projecten overroepen. Het is beter om de
werking van bestaande instellingen te verbeteren i.p.v. steeds nieuwe projecten
te ontwikkelen. De organisatie van de (geestelijke) gezondheidszorg wordt
onoverzichtelijk en te complex. De basiswerking van een instelling blijft het
belangrijkste en dient vaak verder uitgebouwd te worden.”
“Et donc moi je crois plus au fait de permettre au lieu de dépasser leur mandat
premier pour accompagner les sujets dans leur circulation (garder contact,
visite … service social …) que de greffer un nouveau plan sur un secteur qui a
souvent tendance à se défaire des plus difficiles, c'est d'ailleurs le cas de ceux
d'Hermès! Ils sont souvent jeté de partout!”
Hoofdstuk 4
40
3.5.4 De onbekendheid
Negen personen vinden dat Hermes te weinig bekend is. Verschillende deelnemers geven
aan dat dit misverstanden kan veroorzaken bij zowel patiënten als hulpverleners. Zes
personen dringen er expliciet op aan om werk te maken van bekendmaking en meer
informatie te verspreiden.
“Je n'ai pas l'impression que c'est très connu partout. Et quand c'est expliqué,
c'est un projet qui reste vague et flou. On commence à comprendre quand on y
est impliqué. De l'extérieur, on pourrait croire qu'il s'agit d'un réseau 'forcé'
autour de la personne et que cela l'empêche de sortir du milieu psychiatrique.
D'ailleurs, souvent avant le premier rendez-vous, la patiente est stressée car
elle ne sait à quoi s'attendre. Par contre une fois dedans, la communication est
assez bonne et on comprend assez vite pourquoi on est là.”
“Er is onvoldoende publiciteit over de mogelijkheden en de beschikbaarheid
van de Hermesprojecten via bijvoorbeeld consultaties en bepaalde
zorginstellingen.”
3.5.5 De weerstand van hulpverleners
Zeven personen ervaren het als een knelpunt dat er weerstand is bij sommige actoren om
aan de overlegmomenten deel te nemen.
“Groot knelpunt is als andere hulpverleners het niet nodig vinden overleg te
hebben-solo varen- ev. boycot plegen.”
“(Geef aan op welke vlakken er volgens u knelpunten zijn in de
samenwerking?) Het niet kennen of niet de moeite doen om elkaars werking te
leren kennen, wanneer samenwerking zich beperkt tot het doorgeven van
lastige cliënten.”
3.5.6 De mogelijke negatieve gevolgen voor de cliënt
Zes personen wijzen erop dat een overlegmoment bedreigend kan zijn voor de cliënt en dat
dit het herstelproces niet steeds ten goede komt.
“Une pression sur le patient … il est face à ces contradictions. Il a dit une
chose à un travailleur, autre chose à un autre ... son semblant tombe et ce n'est
pas toujours une bonne chose.”
“Le réseau peut prendre une dimension persécutrice pour les patients.”
De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen
41
3.5.7 Het naleven van het beroepsgeheim
Vijf personen halen aan dat het beroepsgeheim een knelpunt vormt om aan de
overlegmomenten deel te nemen.
“Pour un thérapeute, il y a toujours la question du secret professionnel. Il faut
faire très attention d'en parler avant avec le patient pour être certain qu'il est
d'accord ou non de partager des choses qui faciliteraient la compréhension et
l'amélioration de son traitement.”
3.5.8 De verplichting van een driemaandelijkse samenkomst
Drie personen vinden het een knelpunt dat ze verplicht worden om driemaandelijks overleg
te plegen.
“Het kader van het RIZIV (met vast ritme) past niet altijd bij onze mensen
waarvoor soms heel bewust een tijdje lang geen vergadering moet (omdat het
het individuele proces in de weg kan staan, of ze willen bewust een tijdje niet
geconfronteerd worden, of ze zijn spoorloos).”
3.5.9 De motivatie van de cliënt
Drie personen zien het als een knelpunt dat men afhankelijk is van de bereidheid van de
cliënt om mee te werken.
“(Quels en sont les inconvénients?) La personne doit accepter et participer
elle-même.”
3.5.10 De kennis van de betrokken hulpverleners
Drie deelnemers geven aan dat niet alle hulpverleners de nodige kennis hebben om te
werken met chronische psychiatrische patiënten
“Les intervenants travaillent dans des réalités différentes: avec des patients
psychotiques, il n'est pas toujours évident d'expliquer à des intervenants hors
champ de la santé mentale les différentes facettes de cette pathologie. Je trouve
parfois que ce n'est pas évident de tenir un discours 'psy' dans ce genre de
réunions. Je suis confrontée à des réactions du style: 'il suffit de...' qui risque
de nier la souffrance du patient.”
Hoofdstuk 4
42
3.6 De referentiepersonen
Uit Tabel 12 komt naar voor dat een grote meerderheid van de deelnemers ‘eerder’ of ‘zeer
positief’ staat tegenover de manier van werken met referentiepersonen (64,5%). Ongeveer
een vijfde vindt dit ‘tussenin’ (19,4%). Ongeveer een zesde (16,1%) geeft aan ‘het niet te
weten’. Deze positieve bevindingen in verband met deze manier van werken, staan in
contrast met resultaten uit onderzoek waarin naar voor komt dat een vertrouwenspersoon
tussen de patiënt en de case manager belangrijk is om tot goede resultaten te komen (zie
Hoofdstuk 2).
Tabel 12 De mening over de manier van werken met de referentiepersonen
Wat vindt u van de manier van werken met referentiepersonen die los staan van de
instellingen die de zorg voor de patiënt aanbrengen?
Aantal Percentage
Zeer positief 11 35,5
Eerder positief 9 29,0
Tussenin 6 19,4
Eerder negatief 0 0
Zeer negatief 0 0
Ik weet het niet 5 16,1
Totaal 31 100
In wat volgt wordt er op de genoemde voor- en nadelen van deze manier van werken
ingegaan (3.6.1 en 3.6.2). Daarna belichten we enkele bedenkingen rond de persoon van de
referentiepersoon (3.6.3).
3.6.1 Voordelen
Als voordeel van deze manier van werken, komt vooral de neutraliteit naar voor (13
personen).
“Certaine neutralité garantie dans les échanges entre professionnels et vis à
vis du patient.”
“Het geeft een zekere graad van neutraliteit en een afstand die de mogelijkheid
geeft om op een objectieve manier op te treden.”
Andere voordelen die genoemd worden, zijn dat de referentiepersoon een nieuwe kijk kan
inbrengen (4 personen) en het traject van de patiënt langdurig opvolgt (2 personen).
De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen
43
“(Quels bénéfices voyez-vous dans cette manière de travailler?) Apporte un
regard plus critique.”
“La connaissance approximative de l'histoire du patient, qui permet de la
retracer ensemble!”
3.6.2 Nadelen
Als nadeel van deze manier van werken, wordt vermeld dat de referentiepersoon de patiënt
niet goed kent (6 personen).
“Gebrek aan feeling met de betrokkene patiënt - voor de patiënt zelf, een vorm
van vervreemding, zakelijker, afstandelijker worden van de hulpverlening.”
“Het kan zijn dat deze persoon de patiënt niet echt kent en zo een aantal
belangrijke nuances niet aanvoelt.”
Een ander nadeel is dat er door de neutraliteit soms geen knopen worden doorgehakt (3
personen).
“De overlegmomenten die ikzelf mocht meemaken waren weinig productief
omdat er vooral veel geluisterd en nagedacht werd, en weinig concreets uit
voortkwam, juist omdat de referentiepersoon neutraal bleef. Er worden geen
knopen doorgehakt. (Hebt u (een) suggestie(s) om de werking van Hermes in
de toekomst te verbeteren?) De rol van referentiepersoon die overleg
organiseert, vervangen door het concept 'case manager' die zich niet neutraal
opstelt en de patiënt actief begeleidt doorheen de verschillende fases van het
proces. Het systeem van case managers levert in mijn ogen meer resultaten op,
zowel op het gebied van coherentie in de psychosociale opvolging als in winst
qua levenskwaliteit.”
Twee referentiepersonen geven aan dat het soms moeilijk is om geloofwaardigheid te
winnen bij de andere hulpverleners.
“Je zit soms ver weg van de realiteit van de betrokken instellingen en dit
vraagt openheid en empathie die niet iedereen kan opbrengen. Kan er
geloofwaardigheid op ons geprojecteerd worden? We worden soms aangezien
als de experts in de geestelijke gezondheidszorg wanneer die schakel weinig
aanwezig is in het netwerk.”
Hoofdstuk 4
44
3.6.3 De persoon van de referentiepersoon
De referentiepersoon wordt gezien als iemand die een belangrijke, maar geen gemakkelijke
taak, dient te vervullen. Vijf deelnemers benadrukken dat deze taak goed vervuld moet
worden om tot goede resultaten te komen.
“Qualité des interventions dépendent des connaissances du coordinateur sur la
manière de travailler de chacun et sur les limites de chacun ... Il doit démêler
le sac de nœuds qui compose nos situations.”
“Indien referentiepersoon er niet genoeg tijd/inzet voor geeft, zit er geen ziel in
de vergadering en kan dit ook het netwerk negatief beïnvloeden.”
Aansluitend hierop geeft men aan dat er voldoende vorming en ondersteuning voorzien
moet worden voor referentiepersonen (4), dat ze zelf ook klinisch werk met patiënten
moeten verrichten (2), voldoende leidinggevende capaciteiten moeten hebben (1) en dat er
voldoende tijd en budget voorzien moet worden om deze functie uit te voeren (1).
3.7 De effecten
In dit onderdeel over de resultaten wordt allereerst ingegaan op de effecten van het
zorgcircuit (3.7.1). Daarna gaan we in op de effecten voor de hulpverleners (3.7.2) en de
patiënten (3.7.3).
3.7.1 Zorgcircuit
In Tabel 13 zien we dat meer dan een derde van de deelnemers (38,7%) aangeeft dat een
zorgcircuit ‘eerder wel’ of ‘zeker wel’ andere keuzes maakt dan een individuele
hulpverlener. Ongeveer een tiende (12,9%) geeft aan dat dit ‘tussenin’ is. Eveneens
ongeveer een tiende (12,9%) geeft aan dat dit ‘eerder niet’ of ‘zeker niet’ het geval is. Iets
meer dan een derde (35,5%) geeft aan ‘het niet te weten’.
Tabel 13 De effecten van het zorgcircuit
Hebt u bij Hermes de ervaring dat een zorgcircuit andere keuzes maakt dan een
individuele hulpverlener?
Aantal Percentage
Zeker wel 4 12,9
Eerder wel 8 25,8
Tussenin 4 12,9
Eerder niet 2 6,5
De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen
45
Zeker niet 2 6,5
Ik weet het niet 11 35,5
Totaal 31 100
3.7.2 De hulpverleners
Voor de hulpverleners komen de volgende zaken naar voor: ondersteuning van de
hulpverleners, minder dubbel werk, beter zicht op het functioneren van de cliënt en
kennismaking met andere diensten.
Ondersteuning van de hulpverleners
Tien personen geven aan dat ze het netwerk ondersteunend vinden.
“Cette coordination permet également de donner du sens à des interventions
dans des situations difficiles où les intervenants (et l'usager aussi d'ailleurs)
s'épuisent.”
“Het too much-effect (patiënt te zwaar vinden) wordt ingedijkt door gedeelde
verantwoordelijkheid. Burn-outeffect wordt ook vermeden omdat je binnen een
groep sneller door hebt dat je misschien iets te ver gaat in je begeleiding of
jezelf voorbij holt.”
Minder dubbel werk
Er wordt minder dubbel werk verricht en er wordt minder in verschillende richtingen
gewerkt (8 personen).
“Wanneer men allemaal samen rond de tafel zit kan er een door iedereen
gedeelde en ondersteunde doelstelling worden uitgewerkt. Alle actoren werken
dan naar datzelfde doel toe en er kunnen afspraken worden gemaakt rond wie
wat opneemt. Men vermijdt dubbel werk of werk in verschillende richtingen.”
“Cela structure l'intervention, cela la rend plus efficace; quand on est
découragé, cela redonne du sens et de l'énergie à l'intervenant (ex: je me suis
engagée à faire telle ou telle chose). Cela permet de clarifier la fonction de
chacun et de reconnaître les compétences de chacun.”
Beter zicht op het functioneren van de cliënt
Verschillende deelnemers geven aan door het overleg een beter zicht te krijgen op het
functioneren van de cliënt (8 personen).
Hoofdstuk 4
46
“Doordat mensen uit verschillende sectoren, andere ervaringen, andere
opleidingen samen zitten krijg je een visie van een multidisciplinair team en
dat is in dit soort dossiers altijd een meerwaarde. Als individuele begeleider
kan je ook erg dicht bij een cliënt komen te staan en door het samenwerken met
andere partners kunnen er blinde vlekken zichtbaar worden.”
“Je krijgt een duidelijk verruimend zicht op het algeheel socioprofessioneel
functioneren van de patiënt.”
“Entendre les différents points de vue des gens qui côtoient la même personne.
Cliniquement intéressant.”
Kennismaking met andere diensten
Zes personen ervaren de kennismaking met andere diensten als positief.
“Betere kennis van collega's hulpverleners en hun diensten.”
“Rencontres avec la première ligne.”
3.7.3 De patiënten
Voor de patiënten wordt als indirect positief effect aangehaald dat de betere samenwerking
tussen de hulpverleners ook de patiënt ten goede komt (3 personen).
“Le fait de pouvoir faire appel au partenaire permet de se sentir moins seul
dans le travail avec ce type de patients particulièrement isolés et cela m'a
semblé être bénéfique pour eux.”
Er worden ook enkele directe positieve effecten aangegeven van het overleg en het
netwerk op de patiënt, namelijk: nieuwe mogelijkheden in de hulpverlening, ondersteuning
van de cliënt en een grotere verbondenheid.
Nieuwe mogelijkheden in de hulpverlening
Vijf deelnemers geven aan dat Hermes nieuwe mogelijkheden in de hulpverlening opent.
“Vergaderen met anderen maakt dat er andere alternatieven worden
voorgesteld. Combinaties kunnen worden gemaakt. De praktische kennis van
de sociale kaart is groter. Je kan gebruik maken van de verschillende
netwerken die verschillende hulpverleners ter beschikking hebben.”
“De keuzes worden door een volledig zorgcircuit gedragen, dit heeft vaak een
positief effect op de cliënt. Soms gaan de deuren van een organisatie sneller
open als ze weten dat er een volledig circuit achter staat.”
De tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen
47
Ondersteuning van de cliënt
Vier personen denken dat Hermes ondersteunend werkt voor de cliënt.
“Le patient apprécie la qualité du souci des professionnels de favoriser
l'émergence et la réalisation de son projet.”
“De cliënt heeft het gevoel dat er naar hem geluisterd wordt.”
Grotere verbondenheid
Twee personen hebben het gevoel dat Hermes de verbondenheid van de patiënt met het
netwerk vergroot.
“Cela permet au patient de maintenir un lien avec tous les intervenants qui
gravitent autour de lui et que ceux-ci reçoivent les mêmes informations au
même moment.”
“Het werkt horizonverbredend en de verbondenheid met de patiënt en zijn
netwerk kan vergroot worden.”
4 Besluit
Om de tevredenheid van de hulpverleners en referentiepersoon over Hermes na te gaan,
werd gebruik gemaakt van een onlinebevraging. De uitnodiging hiervoor werd uitgestuurd
naar de 88 personen of organisaties die bij Hermes betrokken zijn. In het totaal vulden 31
personen de bevraging in, wat een lage response rate is.
Rond de betrokkenheid bij Hermes komt als een opvallend resultaat naar voor dat meer dan
de helft van de deelnemers zich ‘eerder beperkt’ of ‘heel beperkt’ betrokken voelt.
Daarnaast vinden we dat een vrij groot aantal van de deelnemers op de gesloten vragen
aangeeft ‘het niet te weten’ (tussen 5 en 11). Deze eerder lage betrokkenheid sluit aan bij
de vaststelling in hoofdstuk 3 waar naar voor kwam dat 10 van de 22 formele partners van
Hermes geen enkele aanmelding deden (3).
De deelnemers geven de volgende positieve elementen aan in verband met de huidige
werking: een goede samenwerking, een goede toegankelijkheid, een vlot verloop van de
overlegmomenten, het engagement van de hulpverleners en een sfeer van respect en
openheid. Daarnaast zien ze ook negatieve elementen of knelpunten in de huidige werking,
namelijk: de afwezigheid van actoren, het tijdgebrek, de structurele problemen, de
onbekendheid, de weerstand van hulpverleners, de mogelijke negatieve gevolgen voor de
cliënt, het naleven van het beroepsgeheim, de verplichting van een driemaandelijkse
samenkomst, de motivatie van de cliënt en de kennis van de betrokken hulpverleners.
Hoofdstuk 4
48
De referentiepersonen hebben een belangrijke, maar geen gemakkelijke rol om tot goede
resultaten te komen. De huidige werking waarbij de referentiepersonen geen
vertrouwensband hebben met de patiënt wordt door de meerderheid van de deelnemers
positief ervaren. Verschillende deelnemers vinden het een voordeel dat de
referentiepersoon hierdoor neutraal staat. Enkele deelnemers geven wel aan het als een
nadeel te ervaren dat de referentiepersoon de patiënt niet goed kent.
Wat de effecten van Hermes voor de hulpverleners betreft, komt naar voor dat het
ondersteunend werkt, er minder dubbel werk gebeurt, ze een beter zicht krijgen op het
functioneren van de cliënt en kennis kunnen maken met andere diensten. Voor de patiënten
denkt men dat er nieuwe mogelijkheden ontstaan in de hulpverlening, de patiënten beter
ondersteund worden en meer verbondenheid met de hulpverleners ervaren.
49
Hoofdstuk 5
Focusgroep met betrokken hulpverleners en referentiepersonen
Om de resultaten vanuit de online-bevraging af te toetsen en meer diepgaande informatie te
verkrijgen, werd een focusgroep georganiseerd. In dit hoofdstuk worden de opzet (1) en de
resultaten (2) besproken.
1 Opzet
De uitnodiging om deel te nemen aan de focusgroep werd verstuurd naar 23 personen (18
hulpverleners en 5 referentiepersonen). Hiervan namen twaalf personen deel, waarvan: de
projectverantwoordelijke van Hermes, vijf referentiepersonen (waarvan twee ook
hulpverlener), vier hulpverleners en twee stagiaires.
De focusgroep nam twee uren in beslag. Aan de hand van een powerpointpresentatie (zie
Bijlage 3) werden ervaringen uitgewisseld over de volgende thema’s: de kenmerken van de
gebruiker (2.1), de aanmeldingen (2.2), het functioneren van het netwerk (2.3), de effecten
van het netwerk (2.4) en de referentiepersonen (2.5).
2 Resultaten
In dit onderdeel komen de belangrijkste meningen en discussiepunten over de hierboven
beschreven thema’s aan bod.
2.1 De kenmerken van de gebruikers
De deelnemers herkennen de kenmerken van de gebruikers die uit de documentstudie naar
voor kwamen.
Eén persoon vraagt of de patiënten zonder stabiele woonplaats specifieke kenmerken
hebben, bv. of zij vaker meerdere diagnoses hebben. Op deze vraag kan vanuit de studie
geen antwoord gegeven worden aangezien de verschillende gegevens van de kenmerken
van de gebruikers niet aan elkaar gekoppeld zijn.
Hoofdstuk 5
50
Er wordt een discussie gevoerd rond de vraag hoe het te verklaren valt dat de patiënten van
Hermes voornamelijk mannen zijn. Er wordt aangegeven dat de verhouding tussen het
aantal mannen en vrouwen fluctueert naargelang het soort voorziening.
Enkele deelnemers geven aan dat het belangrijk is om de therapeutische projecten verder te
zetten voor een bepaald type van patiënten, namelijk de patiënten met chronische en
complexe problemen. Eén persoon geeft hierbij aan dat er in Nederland projecten bestaan
waarbij de patiënten betaald worden om op dergelijke overlegmomenten aanwezig te zijn.
Een andere persoon vult hierbij aan dat dit in België momenteel niet mag, maar ziet er wel
de voordelen van in.
“Ik denk dat daar argumenten voor zijn, want uiteindelijk zorg je ervoor dat de
patiënten door die vergaderingen beter in de zorg zitten en zo vermijd je veel
duurdere zorg.”
2.2 De aanmeldingen
Op de vraag wat aanwezige hulpverleners verwachten of verlangen wanneer ze een
aanmelding doen, worden de volgende antwoorden gegeven:
� Zorgcoördinatie en opvolging.
� De stabilisatie van de patiënt.
� In dossiers waarbij het gerecht betrokken is, kan Hermes helpen om de rechter te
overtuigen.
� Er kan opnieuw moed gegeven worden aan hulpverleners die moe zijn en het dreigen
op te geven.
� Hermes kan tegengewicht bieden voor patiënten die in een privétehuis wonen en waar
zeer strakke regels gelden.
� Hermes helpt om een andere kijk te krijgen op het probleem en ervoor te zorgen ‘dat
alle neuzen in dezelfde richting staan’.
2.3 Het functioneren van het netwerk
Rond het functioneren van het netwerk gaan we in op de positieve punten (2.3.1), de
negatieve punten (2.3.2), de reële kosten (2.3.3) en wat nodig is om het netwerk uit te
bouwen en te ondersteunen (2.3.4).
2.3.1 De positieve punten
Na toelichting van de positieve punten uit de onlinebevraging haalde een deelnemer als
bijkomend positief punt aan dat de patiënten vaak aanwezig zijn op de overlegmomenten
en ook actief deelnemen. Ze heeft het gevoel dat ze een sfeer hebben kunnen creëren
Focusgroep met betrokken hulpverleners en referentiepersonen
51
waarin de patiënten ook echt het woord durven nemen. Enkele andere deelnemers
nuanceren dit met de ervaring dat er ook regelmatig overlegmomenten plaatsvinden
waarbij de patiënt niet aanwezig is. Er wordt een verschil vastgesteld tussen ambulante
diensten en ziekenhuizen.
2.3.2 De negatieve punten
Ook de negatieve punten die uit de onlinebevraging naar voor kwamen, werden toegelicht.
Op de vraag naar reacties, komt het volgende aan bod:
� Twee personen bevestigen dat hulpverleners soms weerstand hebben om samen te
werken.
“We moeten om de drie maanden een vergadering houden, maar de psychiater
zegt dan ‘je gaat me niet lastig vallen met je vergaderingen’. Sommige mensen
willen niet samenwerken.”
� Eén persoon geeft aan dat het beroepsgeheim door artsen inderdaad regelmatig
aangehaald wordt als een negatief of moeilijk punt. Twee andere personen vullen
hierbij aan dat ze van mening zijn dat er in deze context geen probleem is met het
beroepsgeheim aangezien de patiënt aanwezig is en er steeds heel respectvol gesproken
wordt.
� Enkele deelnemers halen aan dat het vaak moeilijk is om artsen te betrekken. Eén
persoon geeft aan dat het mogelijk gemaakt dient te worden dat er een prestatie voor
verrekend wordt. Een andere persoon geeft hierop aan dat men een RIZIV-code voor
dit type van werk van artsen aan het creëren is. Alle deelnemers zijn het erover eens dat
de participatie van artsen belangrijk is. Eén persoon vult hierbij aan dat psychiaters een
moeilijke positie hebben op een dergelijk overleg.
“Wanneer hij er niet is, wordt er negatief over gesproken. Wanneer hij er wel
is, heeft men soms het gevoel ‘dat hij doet alsof hij alles weet’. Er zijn ook
andere vrije beroepen, bv. bewindvoerders, en dat maakt het complex en
creëert soms rivaliteit.”
Enkele personen geven hierop aan dat er ook ervaringen zijn waarbij psychiaters hun
rol echt opnemen en dat dit een grote meerwaarde betekent voor het overleg.
� Er wordt een discussie gevoerd rond tijdgebrek. Eén persoon heeft hierbij het gevoel
dat hulpverleners het bij chronische patiënten gemakkelijk opgeven.
“Ik heb het meegemaakt dat een patiënt meerdere keren per week via spoed
opgenomen werd en waarbij de betrokken arts weigerde mee te werken aan
overleg. Dan stel ik mij veel vragen over ‘geen tijd hebben’. Ik vraag me dan af
wat er eigenlijk speelt en dan is het denk ik eerder ‘dat ze mensen opgeven’.
Wat veel terugkomt bij chronische patiënten is dat men het opgeeft en zegt:
‘het helpt toch niet’, ‘we hebben er genoeg van’, in de plaats van het in overleg
te brengen.”
Hoofdstuk 5
52
Iemand antwoordt hierop dat dit te maken heeft met het feit dat artsen opgeleid worden
om problemen op te lossen en onmiddellijk tot resultaat te komen.
� Een andere moeilijkheid is de onbeantwoorde vraag ‘wanneer het overleg dient te
stoppen’. Er wordt aangehaald dat het toch zinvol kan zijn om het overleg verder te
zetten.
“Het is een discussiepunt. Wanneer het goed gaat met de patiënt zegt de
dokter: ‘ik besteed geen tijd meer aan dat overleg en zie de patiënt gewoon
elke maand’. Maar als mensen aan tafel zitten, komen er sowieso dingen naar
boven, worden er dingen gezegd die de moeite waard zijn om te bespreken.”
Iemand geeft hierop aan dat de neiging om te stoppen wanneer het goed gaat te maken
heeft met het medische denken, het idee dat men iedereen kan genezen. Hierop zegt
een andere deelnemer dat we moeten afstappen van ‘de illusie van de zorg’, namelijk
dat er een moment zal komen waarop alle problemen opgelost zijn. Voor sommige
patiënten zal dit nooit het geval zijn en moet er blijvende zorg zijn.
2.3.3 De reële kosten
De deelnemers zijn het erover eens dat het werken in een netwerk veel tijd vraagt. Eén
persoon specificeert dat er in elke voorziening een andere logica heerst waardoor overleg
veel tijd vraagt.
Voor de hulpverleners wordt aangegeven dat er vaak weinig tijd en mogelijkheden zijn om
de deelname aan overlegmomenten te realiseren.
“Sommigen hebben zich willen engageren, maar in het concrete is het niet
mogelijk gebleken. Je moet ook het mandaat hebben van je werkgever, bv. in
het ziekenhuis om buitenshuis te gaan voor een vergadering, het is niet altijd
evident.”
Wat de referentiepersonen betreft, wordt aangegeven dat het veel tijd vraagt ‘om een ritme
te vinden met het netwerk’. Daarnaast geven twee deelnemers aan dat het schrijven van
verslagen veel tijd vraagt.
“Het verslag schrijven is niet evident. Je moet je woorden goed kiezen, wat je
wel en niet schrijft.”
2.3.4 Uitbouwen en ondersteunen van het netwerk
Op de vraag wat er nodig is om het netwerk uit te bouwen en te ondersteunen, wordt het
volgende aangegeven:
� Aansluitend op het vorige onderdeel geven een aantal personen aan dat er tijd nodig is
om het netwerk uit te bouwen.
Focusgroep met betrokken hulpverleners en referentiepersonen
53
� Daarnaast vinden verschillende deelnemers het belangrijk dat de referentiepersonen
voldoende ondersteund worden zodat ze het gevoel hebben deel uit te maken van een
groep. Er moet in geïnvesteerd worden, bv. via intervisie.
� Eén persoon benadrukt dat het zeer belangrijk is om de werking van de centra waarmee
men samenwerkt te kennen.
“Er wordt veel tijd verloren doordat men zich niet realiseert hoe andere centra
werken, hoe ze in elkaar zitten. Je kunt dit niet van een boekje leren. Je moet
het aanvoelen: hoe zit een equipe in elkaar? Hoe gaat het er informeel aan
toe? Wat maak je mee in de wachtkamer? Hier loopt veel mis. Men weet niet
van elkaar hoe men werkt. Ik zeg aan mijn collega’s dat ze evenveel tijd
moeten steken in het leren kennen van de voorzieningen als in de patiënten.”
� Twee deelnemers geven aan dat het in een overleg belangrijk is om ruimte te laten aan
alle aanwezigen en niet te snel naar oplossingen te willen toewerken.
“Vanuit onze opleiding zie ik overal heel snel oplossingen ter sprake komen in
overleg terwijl ik vind dat het belangrijk is om eerst de ruimte te laten aan: wat
heeft iedereen te zeggen, voelt iedereen zich erkend … en dan pas met een
strategie te komen. Dat is iets dat veel te weinig gebeurt.”
2.4 De effecten van het netwerk
Rond de effecten van het netwerk wordt zowel ingegaan op de meerwaarde voor de
hulpverleners (2.2.1), de meerwaarde voor de cliënten (2.4.2) en de keuzes door een
zorgcircuit (2.4.3).
2.4.1 De meerwaarde voor de hulpverleners
Wat de meerwaarde voor de hulpverleners betreft, hebben de deelnemers geen
aanvullingen of bedenkingen bij de verkregen resultaten via de onlinebevraging.
2.4.2 De meerwaarde voor de cliënt
Rond de meerwaarde voor de cliënt wordt aangegeven dat ze hopen dat het netwerk een
meerwaarde is voor de patiënt, maar dat ze dit niet zeker weten. Eén persoon geeft aan toch
de ervaring te hebben dat er een verbetering optreedt.
“We kunnen niet zeggen dat er een causaal verband is, maar in sommige
situaties zie je toch dat het herval of de complicaties minder zwaar zijn. De
patiënt heeft enkele zaken beter in de hand. Er komt wat meer stabiliteit.”
In andere situaties treedt er dan weer weinig verbetering op en blijft de toestand van de
patiënt fluctueren.
Hoofdstuk 5
54
“Bij veel patiënten blijft het fluctueren en dat moeten we accepteren. Dat is de
realiteit.”
2.4.3 De keuzes door een zorgcircuit
Op de vraag of ze de ervaring hebben dat een zorgcircuit andere keuzes maakt dan een
individuele hulpverlener komt het volgende naar voor:
� Eén persoon vindt het zeer belangrijk dat de begeleiding van personen met chronische
en complexe problemen door een netwerk gebeurt en niet door een individuele
hulpverlener, in navolging van het ACT-model. Zo kan je meer continuïteit
waarborgen. Het is echter een werk van lange adem om dit in verschillende
voorzieningen ingang te doen vinden.
� Twee andere personen merken op dat het in het netwerk vooral gaat om het
ondersteunen van de patiënt en dat er niet altijd zoveel keuzes gemaakt kunnen worden.
“Het is niet de vraag van keuze. Het is een groep van hulpverleners die zich
richt naar de patiënt. Er is een moeilijkheid en men probeert te ondersteunen.
Het is dat dat moeilijk is. Want de verwachting van sommige hulpverleners is
dat ze van alles zullen kunnen beslissen.”
2.5 De referentiepersonen
De deelnemers geven aan dat er binnen Hermes voor gekozen werd om de
referentiepersoon een neutrale positie te laten innemen. De taak van de referentiepersoon is
vooral administratief en coördinerend. De deelnemers zijn het erover eens dat een
referentiepersoon een speciale positie inneemt.
“Je staat er niet boven, maar je staat ergens anders. Je bent een beetje
orkestleider.”
Volgens één referentiepersoon zou het hebben van een vertrouwensband met de patiënt
niet meer kwaliteit opleveren. Hij geeft aan zich de vertrouwenspersoon van de
hulpverleners te voelen.
“Het gaat voor mij om vertrouwen hebben in wat er gebeurt met deze persoon
tijdens dit moment, ook al ken ik de persoon niet en heb ik geen
verantwoordelijkheid. Het is op dat niveau dat er iets kan gebeuren. Je doet
geen individueel werk, maar je kan wel diepgaand iets doen. Je werkt op het
niveau van het geheel. Eén van de middelen die ik gebruik om iedereen erbij te
houden en om de juiste woorden te vinden, is dat ik me altijd verplaats in het
verhaal van elke aanwezige. In het begin neem ik daar de tijd voor. Zo creëer
je een atmosfeer waarin verandering mogelijk wordt.”
Focusgroep met betrokken hulpverleners en referentiepersonen
55
Eén referentiepersoon geeft aan dat hij het eenvoudiger zou vinden wanneer hij een
vertrouwensrelatie zou hebben met de patiënt.
“Het is vaak moeilijk en complex omdat je de patiënt niet kent. Voor mij zou
het beter werken wanneer ik een band had met de cliënt.”
De deelnemers zijn het erover eens dat een referentiepersoon over veel capaciteiten dient te
beschikken.
“Het is iemand die alle kwaliteiten moet hebben die belangrijk zijn in de
geestelijke gezondheidszorg, maar ook strategisch en diplomatisch kan werken.
In het netwerk waaraan ik deelneem zijn de hulpverleners soms erg negatief.
De referentiepersoon weet dit op een heel diplomatieke manier te keren. Het is
een werk dat heel veel competentie vraagt. Je moet luisteren naar iedereen.
Iedereen moet zijn plaats krijgen. Er hangt veel af van de ervaring en kennis
van de persoon van de referentiepersoon. Het is niet voor iedereen
weggelegd.”
Enkele referentiepersonen halen aan dat ze als referentiepersoon een complexe functie
hebben.
“Het gaat over twee zaken: wie ben je voor de patiënt en wie ben je voor de
hulpverleners? Je moet inderdaad diplomatisch zijn, want anders komt er ruzie
van. Je moet aandachtig zijn. Je hebt twee transfers en het is niet evident om
mee om te gaan: de transfer van de hulpverleners en die van de patiënt.”
3 Besluit
Er werd een focusgroep georganiseerd om de resultaten van de onlinebevraging af te
checken en om diepgaandere informatie te verkrijgen.
Verschillende deelnemers laten horen dat ze het werken in een netwerk belangrijk vinden
in de hulp aan patiënten met complexe en chronische psychiatrische problemen.
Belangrijke moeilijkheden waarop ze stoten zijn het tijdgebrek van de actoren, de
afwezigheid van artsen en de weerstand van sommige actoren.
De rol van de referentiepersonen wordt als zeer belangrijk gezien in de overlegmomenten.
Men is het erover eens dat een referentiepersoon over veel capaciteiten dient te beschikken.
Dit komt overeen met wat in literatuur gevonden werd (zie hoofdstuk 2, deel 3).
Er worden belangrijke ingrediënten aangehaald om het werken in een netwerk te doen
slagen, namelijk: de tijd nemen om naar elkaar te luisteren en op dezelfde golflengte te
komen, elkaars werking leren kennen, de ‘illusie van de zorg’ doorprikken, het inschakelen
van competente referentiepersonen en in deze virtuele ploeg investeren. Over het feit dat
Hoofdstuk 5
56
de referentiepersonen geen vertrouwensrelatie hebben met de cliënt komen verschillende
meningen naar voor: één referentiepersoon vindt dit een goede manier van werken terwijl
een andere aangeeft beter te denken kunnen werken wanneer er wel een vertrouwensrelatie
met de patiënt zou zijn.
57
58
59
Hoofdstuk 6
Antwoorden op de onderzoeksvragen
In dit hoofdstuk wordt een antwoord geformuleerd op de verschillende onderzoeksvragen,
namelijk de kenmerken van de gebruikers (1), de aanmeldingen (2), het functioneren van
het netwerk (3), de organisatie en de effecten van het netwerk (4) en de overlegmethodiek
met referentiepersonen (5).
1 De kenmerken van de gebruikers
Over de kenmerken van de gebruikers komt naar voor dat Hermes voornamelijk mannen
tussen 25 en 54 jaar bereikt. Een meerderheid van de patiënten lijdt aan een schizofrene
stoornis. Dat veel patiënten met een complexe problematiek kampen, blijkt uit het feit dat
meer dan een derde daarnaast een secundaire pathologie heeft. Verder gaat het voor de
meeste patiënten om langdurige problemen: voor bijna de helft van de patiëntengroep
duren de psychiatrische problemen reeds langer dan vijftien jaar.
2 De aanmeldingen
De aanmeldingen komen voornamelijk vanuit de ambulante, niet door het RIZIV
gesubsidieerde voorzieningen. In de focusgroep halen hulpverleners uiteenlopende redenen
voor deze aanmeldingen aan, bijvoorbeeld zorgcoördinatie en opvolging, de stabilisatie
van de patiënt, nieuwe moed geven aan de hulpverleners en een andere kijk krijgen op de
problemen.
3 Het functioneren van het netwerk
Verschillende deelnemers geven aan dat ze het werken in een netwerk belangrijk vinden in
de hulp aan patiënten met complexe en chronische psychiatrische problemen.
Over de huidige werking van “Hermes” komt naar voor dat de meerderheid van de
bevraagde personen tevreden is over de samenwerking tussen de organisaties en de
toegankelijkheid. Daarnaast zijn sommige deelnemers positief over het vlotte verloop van
de overlegmomenten, het engagement van de hulpverleners en de sfeer van respect en
Hoofdstuk 6
60
openheid. Als negatieve punten worden de afwezigheid en het tijdsgebrek van sommige
actoren, de onbekendheid van “Hermes” en weerstand bij sommige actoren aangehaald.
Verschillende zaken zijn nodig om het netwerk verder uit te bouwen en te ondersteunen,
namelijk: het inschakelen van competente referentiepersonen en investeren in de virtuele
ploeg van de referentiepersonen via vorming en intervisie. Daarnaast pleit men voor een
verandering in houding en visie. Verschillende deelnemers geven aan dat het goed zou zijn
om elkaars werking beter te leren kennen en in overleg echt tijd te nemen om naar elkaar te
luisteren en op dezelfde golflengte te komen. Daarnaast dient de ‘illusie van de zorg’
doorprikt te worden en moet men aanvaarden dat sommige personen zorg blijven nodig
hebben en niet genezen kunnen worden.
Een opvallende vaststelling in dit onderzoek is de eerder lage betrokkenheid van de
huidige partners van Hermes: de response rate op de online-bevraging is eerder laag en
daarnaast geeft meer dan de helft van de deelnemers aan ‘eerder beperkt’ of ‘heel beperkt’
betrokken te zijn bij Hermes. Verder vinden we dat 10 formele partners van Hermes geen
enkele aanmelding deden en stellen we vast dat een vrij groot aantal deelnemers aan de
online-bevraging bij de gesloten vragen aangeeft ‘het niet te weten’.
4 De effecten van het netwerk
Voor de betrokken hulpverleners heeft het netwerk als effect dat het ondersteunend werkt,
er minder dubbel werk gebeurt, ze een beter zicht krijgen op het functioneren van de cliënt
en kennis kunnen maken met andere diensten. Het effect op de patiënten werd niet
rechtstreeks onderzocht. Hulpverleners denken wel dat er nieuwe mogelijkheden ontstaan
in de hulpverlening, de patiënten beter ondersteund worden en meer verbondenheid met de
hulpverleners ervaren.
Een belangrijke factor voor de goede werking van een zorgcircuit is dat er tijd genomen
wordt om naar elkaar te luisteren en elkaars standpunt te begrijpen. Een andere belangrijke
factor is om met de actoren van het netwerk komen tot het delen van dezelfde visie en
verwachtingen.
5 De overlegmethodiek met referentiepersonen
Zowel uit literatuur als uit de online-bevraging als de focusgroep komt naar voor dat de
referentiepersonen veel capaciteiten dienen te hebben en dat veel van het effect van het
netwerk afhangt van de persoon van de referentiepersoon. Men vindt het dan ook
noodzakelijk dat er voldoende opleiding, vorming en intervisie wordt voorzien. Binnen
Antwoorden op de onderzoeksvragen
61
“Hermes” wordt ervoor gekozen om te werken met referentiepersonen die vreemd zijn aan
de instellingen die de hulp voor de patiënt aanbieden. In literatuur komt echter naar voor
dat het belangrijk is dat er een vertrouwensrelatie bestaat tussen de case manager en de
patiënt. De meerderheid van de bevraagde referentiepersonen en hulpverleners is toch
positief over deze manier van werken en ervaart de neutrale positie die de
referentiepersonen innemen positief.
62
63
Algemeen besluit en aanbevelingen
Dit onderzoek wilde de tevredenheid van hulpverleners en referentiepersonen rond de
werking van het therapeutische project “Hermes” nagaan. Hiervoor werden zowel een
korte literatuurstudie, een documentstudie, een onlinebevraging als een focusgroep
uitgevoerd.
Uit dit onderzoek concluderen we dat het therapeutische project Hermes potentieel in zich
draagt om de hulpverlening aan personen met complexe en langdurige en psychiatrische
problemen te verbeteren. Om mogelijk te maken dat dit therapeutische project nog verder
groeit en vorm krijgt, worden de volgende aanbevelingen gedaan:
� De rol van de referentiepersonen wordt als zeer belangrijk geïdentificeerd in dit
onderzoek. Daarom is het belangrijk om verder te investeren in vorming, opleiding en
ondersteuning van deze referentiepersonen. Op deze manier kunnen zij ook ingezet
worden voor het overdragen van een nieuwe houding en visie bij de hulpverleners in
het netwerk.
� Aangezien er in het therapeutische project “Hermes” voor gekozen wordt dat de
referentiepersoon geen deel uitmaakt van de hulpverlening van de patiënt, lijkt het ons
aangewezen er zorg voor te dragen dat de patiënt een vertrouwenspersoon heeft binnen
het netwerk door dit te formaliseren. Uit literatuur komt immers naar voor dat een
vertrouwenspersoon voor de patiënt onontbeerlijk is om het mogelijk te maken dat
zijn/haar noden en behoeften beluisterd en verdedigd worden.
� De betrokkenheid van de huidige partners van Hermes is eerder laag. Het versterken
van het netwerk en het investeren in de betrokkenheid van de huidige partners dient
daarom een belangrijk aandachtspunt te zijn. Hiervoor is het belangrijk om verder zicht
te krijgen op welke dynamieken er spelen. Uit dit onderzoek komen ‘tijdsgebrek’,
‘weerstand bij sommige hulpverleners’ en ‘de onbekendheid van “Hermes”’ alvast als
mogelijke oorzaken naar voor. Daarnaast kan getracht worden om het netwerk te
versterken door een aantrekkelijk informatief foldertje te verspreiden en/of gebruik te
maken van hedendaagse communicatiestrategieën. Dit kan ook de bekendheid van
“Hermes” in de Brusselse Geestelijke Gezondheidszorg ten goede komen.
64
65
Bijlagen
66
67
Bijlage 1
Onlinebevraging
LUCAS (K.U.Leuven), centrum voor zorgonderzoek en consultancy, voert een
tevredenheidsonderzoek uit over het therapeutische project Hermes. Aangezien u als
hulpverlener en/of referentiepersoon in dit therapeutisch project betrokken bent, zjin we
erg geïnteresseerd in uw mening over de huidige werking van Hermes en de
toekomstmogelijkheden. Hiervoor willen we graag om uw medewerking vragen aan deze
online-bevraging.
LUCAS (K.U.Leuven), centre pour la recherche dans les soins et la consultance, effectue
une recherche de pertinence du projet thérapeutique Hermès. Puisque vous êtes impliqué
dans le projet comme intervenant et/ou comme personne de référence nous sommes très
intéressés par votre opinion du fonctionnement actuel du projet Hermès et des possibilités
dans l’avenir. A cet effet nous aimerions vous demander votre collaboration pour remplir
ce questionnaire électronique.
Praktisch:
- De gegevens worden volledig anoniem verwerkt
- Het invullen duurt ongeveer 20 minuten
- Indien u wenst, sturen we u op het einde van het onderzoek een samenvatting van
de bevingdingen toe. Op het einde van de bevraging kan u dit aangeven.
Pratique:
- Les données vont être transformées et seront anonymes
- Remplir ce questionnaire vous prendra environ 20 minutes
- Si vous voulez, nous vous enverrons un résumé de la recherche quand celle-ci sera
terminée. A la fin du questionnaire vous pouvez indiquer votre adresse email.
Wenst u aan deze bevraging deel te nemen? Voulez-vous participer à ce questionnaire?
• Ja/Oui
• Neen/Non
Dans quelle langue voulez-vous remplir ce questionnaire? In welke taal wenst u deze
vragenlijst in te vullen?
• Français (personen die dit aanklikken worden doorgestuurd naar identieke Franstalige
vragenlijst)
• Nederlands
Hoe sterk bent u betrokken bij het project Hermes?
Bijlage 1
68
• Heel intensief
• Eerder intensief
• Tussenin
• Eerder beperkt
• Heel beperkt
Hoe zou u Hermes in uw eigen woorden beschrijven?
Welke functie hebt u binnen het project Hermes?
• Hulpverlener
• Referentiepersoon
• Zowel hulpverlener als referentiepersoon
• Andere, namelijk _____________
Geef een beschrijving van uw functie als hulpverlener binnen het project Hermes (deze en
onderstaande vraag werd aangepast aan wat er hierboven geantwoord werd)
Geef een beschrijving van de verschillende taken die u opneemt in uw functie als
hulpverlener binnen het project Hermes.
Hermes is een netwerk van organisaties die actief zijn in zorg in de 1e, de 2
e of de 3
e lijn.
Hoe verloopt de samenwerking tussen deze organisaties volgens u?
• Zeer goed
• Eerder goed
• Tussenin
• Eerder slecht
• Zeer slecht
• Ik weet het niet
Geef aan op welke vlakken de samenwerking vlot verloopt.
Onlinebevraging
69
Geef aan op welke vlakken er volgens u knelpunten zijn in de samenwerking
Hermes is bedoeld als een open netwerk dat toegankelijk is voor alle diensten, zowel voor
aanmelding als voor samenwerking.
In welke mate vindt u dat Hermes toegankelijk is voor alle diensten?
• Heel toegankelijk
• Eerder toegankelijk
• Tussenin
• Eerder ontoegankelijk
• Heel ontoegankelijk
• Ik weet het niet
Geef aan waarom u vindt dat Hermes wel of niet toegankelijk is voor alle diensten
Wat is er volgens u nodig om het netwerk verder uit te bouwen?
Het netwerk heeft een invloed op het functioneren van de deelnemende hulpverleners. Wat
is volgens u de meerwaarde om als hulpverlener deel uit te maken van een zorgcircuit rond
één cliënt?
Welke knelpunten zijn er volgens u?
Bijlage 1
70
Een zorgcircuit kan op klinisch vlak andere keuzes maken dan een individuele
hulpverlener zou doen. Hebt u de ervaring dat dit bij Hermes het geval is?
• Zeker wel
• Eerder wel
• Tussenin
• Eerder niet
• Zeker niet
• Ik weet het niet
Welke voordelen heeft dit volgens u?
Welke nadelen heeft dit volgens u?
Wat is er volgens u nodig om deze processen maximaal te ondersteunen?
Hermes maakt gebruik van referentiepersonen die de hulp coördineren. Deze
referentiepersonen staan los van de instellingen die de zorg voor de patiënt aanbrengen.
Wat vindt u van deze manier van werken?
• Zeer positief
• Eerder positief
• Tussenin
• Eerder negatief
• Zeer negatief
• Ik weet het niet
Welke voordelen ziet u in deze manier van werken?
Onlinebevraging
71
Welke nadelen ziet u in deze manier van werken
Hebt u (een) suggestie(s) om de werking van Hermes in de toekomst te verbeteren?
Tot slot hebben we nog een aantal algemene vragen.
Wat is uw geslacht?
• Man
• Vrouw
In welke leeftijdscategorie bevindt u zich?
• 25-
• 25-34
• 35-44
• 45-54
• 55-64
• 65+
In welke soort voorziening(en) bent u momenteel tewerkgesteld?
• Psychiatrisch Ziekenhuis
• PAAZ
• PVT
• Centrum Geestelijke Gezondheidszorg
• Beschut Wonen
• Andere: ________________
Wenst u een samenvatting te krijgen van de resultaten na afloop van het onderzoek?
• Ja
• Neen
Indien ja, kan u hieronder uw e-mail adres invoeren waarop we u de samenvatting mogen
toesturen: _________________________________
72
73
Bijlage 2
Coderingssysteem voor de kwalitatieve inhoudsanalyse
- Wat is Hermes?
- De werking van Hermes
- De doelgroep van Hermes
- De bedoeling van Hermes
o Voor de hulpverleners
o Voor de patiënten
- De taken en functie van de hulpverleners
- De taken en functie van de referentiepersonen
- De positieve punten in de huidige werking
o Goede toegankelijkheid
o Vlot verloop
o Engagement
o Andere
- De moeilijkheden en knelpunten in de huidige werking
o Aanwezigheid van alle actoren
o Bedreigend voor de cliënt
o Beroepsgeheim
o Tijdgebrek
o Strakke regels
o Weerstand bij de actoren
o Andere
- De referentiepersonen
o Voordelen
o Nadelen
- De effecten van het netwerk
o Voor de hulpverleners
o Voor de patiënten
- Suggesties
74
75
Bijlage 3
Presentatie focusgroep
Bijlage 3
76
77
Referenties
Corrigan, P.W., Mueser, K.T., Bond, G.R., Drake, R.E. & Solomon, P. (2009). Principles
and practice of psychiatric rehabilitation. An empirical approach. The Guilford Press.
New York.
De Froidmont, C., Dejace, A., Englebert, L., Gosset, C., Hogge, Y., Reginster, J., Rondal,
P., Sente, C., Tellier, V., Vanham, P., Abraham, I., Bollen, S., De Geest, S., Ghyselen, K.,
Hillewaere, L., Milisen, K., Moons, P., Steeman, E. (1998). Ontslagmanagement.
Pilootproject: ontslagmanagement in Belgische Psychiatrische Ziekenhuizen.
Intercommunale des personnes âgées de Liège et environs (IPAL) en Centrum voor
Ziekenhuis- en verplegingwetenschap, K.U. Leuven.
Ellison, M.L., Rogers, E.S., Sciarappa, K., Cohen, M., & Forbess, R. (1995).
Characteristics of mental health case management: Results of a national survey. Journal of
Mental Health Administration, 22, 101-112.
Howgego, I.M., Yellowlees, P., Owen, C., Meldrum, L., & Dark, F. (2003). The
therapeutic alliance: the key to effective patient outcome? A descriptive review of the
evidence in community mental health case management. Australian and New Zealand
Journal of Psychiatry, 37, 169-183.
Intagliata, J. (1982). Improving the quality of community care for the chronically mentally
disabled: the role of case management. Schizophrenia Bulletin, 8(4), 655-674.
Leys, M., Antoine, C., De Jaegere, V. & Schmitz, O. (2011). Hervormingen in de
geestelijke gezondheidszorg: evaluatieonderzoek ‘therapeutische projecten’. KCE reports
146A.
Sledge, W.H., Astrachan, B., Thompson, K., Rakfeldt, J. & Leaf, P. (1995). Case
management in psychiatry: an analysis of tasks. American Journal of Psychiatry, 152(9),
1259-1265.
Young, A.S., Forquer, S.L., Tran, A., Starzynski, M. & Shatkin, J. (2000). Identifying
Clinical Competencies that Support Rehabilitation and Empowerment in Individuals with
Severe Mental Illness. The Journal of Behavioral Health Services & Research, 27:3, p.
321-333