TBS n°6 - Cliënteelvergoeding voor handelsagent die ernstig in gebreke is gebleven
-
Upload
bright-advocaten -
Category
Documents
-
view
292 -
download
0
description
Transcript of TBS n°6 - Cliënteelvergoeding voor handelsagent die ernstig in gebreke is gebleven
© 2011 BV ovv CVBA Bright Advocaten, 1
Uw legal update door BrightAdvocaten.
n° 6 – 10 januari 2011
Bright Advocaten is een in Roeselare (Accent Business Park) gevestigd advocatenkantoor gespecialiseerd in het ondernemingsrecht.
Bright bestaat uit Dirk Clarysse, Nele Schelstraete, Nele Sercu, Tom Devolder en Benoit De Wilde. Met The Bright Side licht Bright Advoca-
ten op frequente basis een al dan niet actueel juridisch onderwerp toe op een voor ondernemers praktische en bruikbare wijze.
CLIËNTEELVERGOEDING VOOR HANDELSAGENT DIE ERNSTIG IN
GEBREKE IS GEBLEVEN?
Wanneer een handelsagentuurovereenkomst door de principaal wordt beëindigd op grond van ernstige tekortko-
mingen door de handelsagent, dan verliest de agent in principe (wanneer de principaal de bij wet voorgeschreven
formaliteiten heeft vervuld) zijn recht op een opzeggingstermijn of een vervangende vergoeding. Evenmin is derge-
lijke handelsagent nog gerechtigd op een uitwinnings- of cliënteelvergoeding. Maar wat indien de handelsagentuur
niet specifiek omwille van ernstige tekortkomingen door de handelsagent werd beëindigd, maar de ernstige tekort-
komingen pas na de beëindiging, of zelfs na het effectieve einde van de samenwerking (na de opzegtermijn) wor-
den ontdekt? Is deze agent dan wel nog gerechtigd op een vergoeding voor de aanbreng van cliënteel?
Het Europese Hof van Justitie sprak zich recent daarover uit. Dirk Clarysse analyseerde de uitspraak en licht één
en ander toe.
De handelsagent in de Europese Unie
Een handelsagent is volgens een Euro-
pese definitie hij die als zelfstandig tus-
senpersoon en op permanente basis, be-
last is met het bemiddelen en tot stand
brengen, alsook het eventueel afsluiten
van de verkoop of aankoop van goede-
ren voor een ander, en voor rekening en
in naam van die ander (de principaal).
Hoewel handelsagentuurovereenkom-
sten veelal een internationaal karakter
hebben, met partijen gevestigd in ver-
schillende landen, was de vaststelling ja-
ren terug, dat er dikwijls zeer grote ver-
schillen bestonden tussen elk van de na-
tionale systemen. Dit kon de concurren-
tieverhoudingen en de uitoefening van
het beroep beïnvloeden.
Precies om dit zoveel als mogelijk te be-
perken, heeft Europa er in de eerst helft
van de jaren ’80 toe gestreefd de groot-
ste verschillen weg te werken. Dit heeft
uiteindelijk geresulteerd in de Agentuur-
richtlijn 86/653/EEG tot coördinatie van
de wetgevingen van de lidstaten inzake
zelfstandige handelsagentuur (18 de-
cember 1986).
Lidstaten dienden in uitvoering van deze
richtlijn hun nationale wetgeving inzake
handelsagentuur “op Europese leest” te
schoeien. Dit betekent niet dat er geen
verschillen meer (kunnen) zijn. Europa
heeft enkel de principes en de grote lij-
nen uitgezet. De concrete invulling werd
aan de lidstaten zelf gelaten. Wel moet,
ingeval van onduidelijkheid, nationale
wetgeving geïnterpreteerd worden con-
form de Europese richtlijn.
België was in 1995 de laatste Europese
lidstaat die de voormelde richtlijn in haar
nationale wetgeving heeft omgezet. Dit
gebeurde met de Wet van 13 april 1995
betreffende de handelsagentuurovereen-
komst. Met wet van 4 mei 1999 werd
vervolgens het toepassingsgebied uitge-
breid naar agent in de krediet-, verzeke-
rings- en beurssector.
Belgische Wet op handelsagentuur-
overeenkomsten
Volgens artikel 20 van de Belgische
Handelsagentuurwet heeft een handels-
agent, bij beëindiging van de overeen-
komst, recht op een uitwinnings- of cliën-
teelvergoeding wanneer hij de principaal
nieuwe zaken heeft aangebracht of wan-
neer hij de zaken met de bestaande klan-
ten aanzienlijk heeft uitgebreid, voor zo-
ver dit de principaal nog aanzienlijke
voordelen kan opleveren. Dergelijke cli-
enteelvergoeding kan tot maximaal 12
maanden vergoeding bedragen, bere-
kend op basis van het gemiddelde van
de 5 voorafgaande jaren, of op basis van
de gemiddelde vergoeding van de voor-
afgaande jaren indien de overeenkomst
minder dan 5 jaar heeft geduurd.
In ditzelfde artikel 20 is evenwel bepaald
dat zelfs wanneer aan de voormelde
voorwaarden zou zijn voldaan, geen uit-
winningsvergoeding verschuldigd is in-
dien de principaal de overeenkomst heeft
beëindigd vanwege een aan de handels-
agent te wijten ernstige tekortkoming. Als
Prijspromoties tijdens de solden:
toegelaten of niet?
Recent heeft de winkelketen ZEB diverse malen de nationale pers gehaald voor prijspromoties die de keten tijdens de sperperiode heeft aangekondigd.
De sperperiode uit de WMPC is een pe-riode van drie weken tijdens dewelke verkopers in de sectoren van kleding, le-derwaren en schoenen, geen enkele vorm van prijsvermindering mogen aan-kondigen die uitwerking zou hebben tij-dens de sperperiode.
De nieuwe WMPC (van kracht sinds 12/05/2010) kwam er onder meer naar aanleiding van de Europese Richtlijn On-eerlijke Handelspraktijken. Deze Europe-se richtlijn harmoniseert in de EU de wetgeving inzake handelspraktijken. Elke wettelijke regeling m.b.t. prijsaankondi-ging en prijspromotie – en bijgevolg ook de regelgeving inzake solden en de sperperiode – is een handelspraktijk in de zin van de richtlijn. De richtlijn voorziet evenwel in een maximumharmonisatie: enkel de in de richtlijn opgenomen be-perkingen inzake handelspraktijken mo-gen in de nationale wetgeving worden doorgevoerd. Beperkingen in strijd met de Richtlijn zijn verboden.
In de voor de Rechtbank van Koophan-del te Dendermonde hangende procedu-re verdedigt ZEB m.i. terecht de stelling dat op grond van deze maximumharmo-nisatie de Belgische soldenreglemente-ring – en dus ook de sperperiode – in strijd is met de Richtlijn Oneerlijke Han-delspraktijken. Deze interpretatie wordt bovendien verdedigd door het overgrote deel van de Belgische rechtsleer. De soldenreglementering is dan wellicht ook geen lang leven meer beschoren is…
Tom Devolder [email protected]
Cliënteelvergoeding voor handelsagent die ernstig in gebreke is gebleven?
© 2011 BV ovv CVBA Bright Advocaten, 2
een ernstige tekortkoming wordt be-
schouwd, een tekortkoming die dusdanig
ernstig is dat de contractuele relaties
onmogelijk kunnen worden verder gezet,
zelfs niet voor de duur van een opzeg-
gingstermijn.
Met andere woorden, de handelsagent
die door zijn principaal op deze basis aan
de deur wordt gezet, en waarbij de prin-
cipaal de voorgeschreven termijnen en
vormen in acht heeft genomen, verliest
niet alleen het recht op een opzeggings-
termijn of een vervangende opzegver-
goeding, maar verliest ook zijn recht op
vergoeding voor cliënteel dat hij moge-
lijks heeft aangebracht of voor de omzet-
stijging die hij met bestaand cliënteel
heeft weten te realiseren. Zelfs wanneer
de principaal daar verder voordeel uit
kan halen, zal hij daarvoor aan de han-
delsagent niets verschuldigd zijn.
Arrest van 28 oktober 2010 van het
Europese Hof van Justitie
Precies dit laatste moet nu echter voor
een stuk genuanceerd worden. Het Eu-
ropese Hof van Justitie heeft immers re-
cent geoordeeld dat wanneer de ernstige
tekortkoming niet de rechtstreekse oor-
zaak is geweest van de beëindiging,
wanneer er met andere woorden geen
causaal verband bestaat tussen de ern-
stige tekortkoming in hoofde van de han-
delsagent en de beslissing van de princi-
paal om aan de agentuurovereenkomst
een einde te stellen, dit niet automatisch
kan betekenen dat aan de handelsagent
het recht op een cliënteelvergoeding
wordt ontzegd.
Voor alle duidelijkheid: het Hof oordeelde
in deze zaak niet naar aanleiding van de
Belgische wetgeving inzake handels-
agentuur (het ging om een geschil tussen
twee Duitse vennootschappen, die strikt
gezien zelfs niet in een agentuurrelatie
stonden), maar wel op grond van de cor-
responderende bepaling van de Agen-
tuurrichtlijn zelf van 1986 (artikel 18)
waar de Belgische en andere Europese
wetgevingen op gebaseerd zijn.
Woordelijk luidt de beslissing van het Hof
als volgt: “Art. 18(a) of Council Directive
86/653/EEC of 18 December 1986 on the
coordination of the laws of the Member
States relating to self-employed com-
mercial agents precludes a self-
employed commercial from being de-
prived of his goodwill indemnity where
the principal establishes a default by that
agent which occurred after the termina-
tion of the contract was given but before
the contract expired and which was such
as to justify immediate termination of the
contract in question”.
Specifiek gaat het dus over het geval
waarin een handelsagent door zijn prin-
cipaal wordt opgezegd met in achtne-
ming van een opzeggingstermijn en als
dusdanig niet op grond van ernstige te-
kortkomingen. Het is algemeen aanvaard
dat gedurende de opzegtermijn, beide
partijen verder loyaal hun verplichtingen
dienen na te komen, en dat wanneer één
van beide (vb. de opgezegde handels-
agent) gedurende deze termijn ernstige
tekortkomingen begaat, de overeen-
komst alsnog onmiddellijk kan worden
beëindigd, zonder dat dus de resterende
opzegtermijn moet worden uitgedaan.
In het geval dat aan het Hof van Justitie
werd voorgelegd, had de principaal de
ernstige tekortkomingen van de handels-
agent in opzeg evenwel pas ontdekt na
afloop van de opzegtermijn, nadat de
samenwerking dus reeds effectief beëin-
digd was. De vraag was dan ook of de
handelsagent, alsnog zijn recht op een
uitwinnings- of cliënteelvergoeding zou
verliezen.
In eerste aanleg voor het Landsgericht
(in Duistland) kreeg de handelsagent ge-
lijk en werd hem de cliënteelvergoeding
toegekend. De principaal ging evenwel in
beroep bij het Oberlandesgericht. Het is
daar dat werd beslist om daarover eerst
een prejudiciële vraag te stellen aan het
Europese Hof van Justitie.
Artikel 18(a) van de Agentuurrichtlijn stelt
letterlijk dat de principaal geen cliënteel-
vergoeding verschuldigd is wanneer hij
de overeenkomst heeft beëindigd van-
wege (“because of”) een ernstige tekort-
koming. Op basis daarvan oordeelde het
Hof aldus dat het ontzeggen aan de han-
delsagent van een cliënteelvergoeding,
enkel gerechtvaardigd is indien de ern-
stige tekortkoming de rechtstreekse oor-
zaak is geweest van de beëindiging. In
de situatie die aan het Hof was voorge-
legd was dit niet het geval, zodat er vol-
gens haar geen reden was om de han-
delsagent een cliënteelvergoeding te
ontzeggen.
Principieel zou een handelsagent in der-
gelijke omstandigheden aldus zijn recht
op een cliënteelvergoeding behouden.
Het Hof geeft en neemt evenwel in één
tijd. In haar observaties voorafgaand aan
het dispositief, verwijst zij immers naar
artikel 17(2) van de Agentuurrichtlijn,
volgens welk een opgezegde handels-
agent recht heeft op een cliënteelver-
goeding indien aan de reeds eerder ver-
melde voorwaarden rond aanbreng en/of
omzetstijging is voldaan, maar waarin
ook letterlijk staat dat de uitbetaling, gelet
op alle omstandigheden, billijk moet zijn.
Op grond van een billijkheidstoetsing zou
volgens het Hof, de handelsagent dus
toch nog zijn recht op een cliënteelver-
goeding kunnen verliezen.
Draagwijdte
Zoals gezegd, bevat de Belgische wet-
geving een gelijkaardige regeling inzake
het recht op cliënteelvergoeding, en het
verlies daarvan ingeval van een (correc-
te) beëindiging door ernstige tekortko-
mingen in hoofde van de handelsagent.
In de Belgische reglementering is de bil-
lijkheid evenwel geen criterium voor de al
dan niet toekenning van een cliënteel-
vergoeding. Hooguit, en dan bovendien
nog niet eens op basis van de bewoor-
dingen van de wet zelf maar op basis
van de Memorie van Toelichting, speelt
de billijkheid een rol bij de begroting van
het bedrag van de cliënteelvergoeding,
wanneer het recht op vergoeding reeds
principieel is toegekend.
Met andere woorden, indien een rechter
thans over een gelijkaardige situatie zou
moeten oordelen op grond van het Belgi-
sche recht, dan zou hij ingevolge dit re-
cente arrest, niet anders kunnen dan
principieel aan de handelsagent een
recht op uitwinningsvergoeding toe te
kennen. Nationale wetgeving moet im-
mers richtlijn conform worden uitgelegd,
en zoals het Hof van Justitie heeft ge-
oordeeld, behoudt een handelsagent zijn
recht op uitwinningsvergoeding wanneer
ernstige tekortkomingen die hij heeft ge-
daan, niet als dusdanig de reden zijn
geweest voor de beëindiging van de
overeenkomst. Hooguit zou hij één en
ander in rekening kunnen brengen bij de
precieze begroting van de vergoeding.
Dit terwijl het blijkbaar toch niet helemaal
de bedoeling is geweest van het Europe-
se Hof van Justitie om deze handels-
agent zonder meer in zijn rechten te la-
ten. Met haar verwijzing naar het billijk-
heidscriterium in artikel 17(2) van de
Agentuurrichtlijn heeft zij immers precies
aangegeven dat, hoewel volgens de be-
palingen van artikel 18(a) de handels-
agent zijn recht op cliënteelvergoeding
Cliënteelvergoeding voor handelsagent die ernstig in gebreke is gebleven?
© 2011 BV ovv CVBA Bright Advocaten, 3
behoudt, de onbillijkheid van de situatie
dit toch nog in de weg kan staan.
Op dat vlak heeft een rechter die op
grond van de Belgische wetgeving moet
oordelen evenwel geen mogelijkheden.
Hij moet de Belgische reglementering
weliswaar interpreteren en toepassen
conform de Europese richtlijn, en hij
moet daarbij rekening houden met deze
uitspraak van het Hof van Justitie; hij kan
echter niet zover gaan dat hij daardoor
tegen de Belgische wet zou oordelen,
door een voorwaarde toe te voegen die
de wet zelf niet stelt (billijkheid als voor-
waarden voor de principiële toekenning
van een recht op uitwinningsvergoeding).
In eerste instantie zal de wetgever dus
zelf moeten ingrijpen om de wet aan te
passen.
Nu, de feitelijke omstandigheden van de
zaak die aan de grondslag ligt van dit ar-
rest van het Hof van Justitie zijn natuur-
lijk wel zeer specifiek. Ze zullen zeker
niet dagelijks voorkomen. De situatie dat
een handelsagent wordt opgezegd en
nog een termijn moet presteren, en dat
hij in die opzeg een ernstige tekortko-
ming begaat, zal nog wel voorkomen.
Maar de situatie waarbij de principaal dit
pas na afloop van de opzegtermijn, en
dus na het effectieve einde van de sa-
menwerking ontdekt, is al minder voor de
hand liggend. Meestal zal de principaal
dit vroeger ontdekken en op dat ogenblik,
lopende de opzeg, alsnog de onmiddellij-
ke beëindiging inroepen.
Beperkt toepassingsgebied van deze
rechtspraak
Voor alle duidelijkheid, in dit laatste geval
blijft de regeling zoals in de wet is be-
paald (tot nader order) onverminderd van
toepassing. Inderdaad kan uit het voor-
melde arrest van het Hof van Justitie niet
worden afgeleid dat wanneer de han-
delsagent een “eerste” keer is opgezegd
met een termijn, en lopende deze opzeg-
termijn een “tweede” keer, onmiddellijk
want op grond van ernstige tekortkomin-
gen, hij ook dan zijn recht op een cliën-
teelvergoeding behoudt, omdat de ern-
stige tekortkomingen niet de oorzaak wa-
ren van de initiële beslissing van de prin-
cipaal om de samenwerking te beëin-
digen.
In dit geval bestaat er immers wel dege-
lijk een causaal verband tussen enerzijds
de ernstige tekortkomingen in hoofde van
de handelsagent, en anderzijds de be-
slissing tot onmiddellijke beëindiging
(weliswaar lopende de opzeg) door de
principaal, terwijl het Hof van Justitie, zo-
als gezegd, enkel uitspraak heeft gedaan
over het geval waarin de ernstige tekort-
komingen pas na afloop van elke vorm
van samenwerking werden ontdekt, en zij
als dusdanig dus nooit de reden van be-
ëindiging zijn geweest.
De redenering die het Hof van Justitie
heeft gemaakt kan wel doorgetrokken
worden naar het geval waarin na de be-
ëindiging van een agentuurrelatie op een
manier die de handelsagent principieel
recht geeft op een cliënteelvergoeding,
de discussie daarover wordt gevoerd, en
er plots in die context aan de handels-
agent verwijten worden gemaakt en te-
kortkomingen ten laste worden gelegd.
Als deze voorheen voor de principaal
nooit een reden zijn geweest om de
overeenkomst met de handelsagent te
beëindigen, dan kunnen ze uiteraard
maar moeilijk in het kader van een post
factum discussie over cliënteelvergoe-
ding, plots wel een reden worden om de
voormalige handelsagent alsnog af te
straffen.
Via deze link vindt u de integrale tekst
van het vonnis van het Europese Hof van
Justitie van 28 oktober 2010.
Wenst u hierover meer informatie? Con-
tacteer dan vrijblijvend Mr. Dirk Clarysse
Accent Business Park
Gebouw C1
Kwadestraat 149 / bus 22
8800 Roeselare
tel. +32 (51) 20 28 76
fax. +32 (51) 21 28 76
www.b-right.be