Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België...patiënten. 1264 (91.3%) pneumokokken werden...
Transcript of Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België...patiënten. 1264 (91.3%) pneumokokken werden...
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
1
Coordinaten van het Nationaal Referentiecentrum :
Dr J. VERHAEGEN U.Z. - Leuven - Microbiologie Herestraat, 49 3000 Leuven Tel. : 016/34.70.73 Fax : 016/34.79.31 [email protected]
Hoe refereren naar dit rapport:
Verhaegen J. Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België. Verslag voor 2016. Nationaal
Referentiecentrum voor invasieve pneumokokkeninfecties, UZ Leuven.
Surveillance van de pneumokokkeninfecties in België.
Verslag voor 2016.
Ook tijdens 2016 fungeerde het laboratorium microbiologie van het Universitair Ziekenhuis
Gasthuisberg te Leuven als nationaal referentiecentrum voor de surveillance van
Streptococcus pneumoniae. Het typeringswerk werd uitgevoerd door de
laboratoriumtechnologen J. Vandeven, N. Verbiest, K. Verheyden, K. Willems en M.
Vanhelmont: de rapportering van de resultaten naar de deelnemende laboratoria door de
secretaressen G. Charlier en S. Wuyts.
Door 103 overwegend ziekenhuislaboratoria werden er het voorbije jaar 1384 pneumokokken
ingestuurd. Tijdens 2015 konden we eveneens rekenen op de vrijwillige medewerking van 99
laboratoria die 1446 pneumokokken instuurden. Dit betekent dat ondanks een licht stijgend
aantal participerende laboratoria we een vermindering met 4.5% van het aantal toegestuurde
stammen noteren. Het cijfer van 2015 was in vergelijking met dit van 2014 een vermindering
met 28% van het aantal ingestuurde stammen.
De uitslagen worden samengevat in de volgende tabellen:
Tabel 1 geeft een verdeling weer van de geografische spreiding per provincie en de evolutie
sedert 1996. Vanuit de meeste provincies (met uitzondering van de provincies Antwerpen,
West- en Oost-Vlaanderen) ontvingen we het voorbije jaar wat minder stammen terwijl het
aantal meewerkende laboratoria in de provincies licht toenam. In de provincies Henegouwen
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
2
en Luxemburg werden gemiddeld per laboratorium minder stammen geïsoleerd dan in de
overige provincies.
Tabel 2 geeft de oorsprong van de culturen en de verdeling volgens het geslacht van de
patiënten. 1264 (91.3%) pneumokokken werden geïsoleerd uit bloed, wat vergelijkbaar is met
het aantal hemocultuurisolaten in 2015 (n=1288). Ook in 2013 en 2014 waren hemoculturen
goed voor meer dan 90% van de ingestuurde stammen. In 2014, 2013, 2012, 2011 en 2010
werden respectievelijk 1159, 1565, 1661, 1773 en 1781 pneumokokken uit deze
infectielocalisatie geïsoleerd. Voor al de overige infectielocalisaties zien we een afname van
het aantal ingestuurde isolaten. Pleuravochtisolaten (slechts 12) vertegenwoordigen zoals in
2014 en 2015 maar een kleine fractie van de isolaten terwijl we er in 2013 nog 52 ontvingen.
Dit houdt verband met de spectaculaire reductie (invloed van vaccinatie ?) van serotype-groep
1 dat frequent uit pleuraempyeem geïsoleerd werd (zie verder). In 2016 waren dat er 64, in
2015 ontvingen we 74 isolaten.
Sedert het gebruik van geconjugeerde pneumokokkenvaccins vraagt de Belgische Vereniging
voor Kindergeneeskunde en het WIV aan de pediaters en microbiologen, invasieve
pneumokokkeninfecties te documenteren en dus zeker deze isolaten naar het
referentiecentrum te sturen. In Vlaanderen wordt vanaf de zomer 2015 gevaccineerd met het
10-valent geconjugeerd vaccin; in het franstalig landsgedeelte vanaf de lente 2016.
Tabel 3 geeft de leeftijdsdistributie van de patiënten bij wie pneumokokken uit één van de
drie belangrijke infectielokalisaties werden geïsoleerd. Bij kinderen jonger dan 5 jaar die
nagenoeg allemaal gevaccineerd zijn met een geconjugeerd vaccin werden 116 stammen
geïsoleerd uit bloed en pleuravocht, terwijl dat er 118, 122, 180, 187, 323, 278, 307, 261, 244
en 264 waren in 2015, 2014, 2013, 2012, 2011, 2010, 2009, 2008, 2007 en 2006
respectievelijk. Dit betekent dus dat in vergelijking met vorig jaar er geen verdere reductie
optrad voor isolaten uit bloed en pleuravocht in deze leeftijdscategorie. Bij kinderen jonger
dan 1 jaar merken we zelfs een duidelijke toename van het aantal isolaten: 32 in 2015 en 45 in
2016. Ook het aantal isolaten uit lumbaalvocht nam toe van 9 in 2015 tot 12 in 2016. Bij de
oudere populatie (>60 jr) werden in 2016, 776 pneumokokken uit bloed en pleuravocht
geïsoleerd, wat nagenoeg vergelijkbaar is met 2015. Dus ook in deze leeftijdscategorie zet de
dalende trend die in 2014 ingezet was, zich niet verder door.
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
3
Het aantal isolaten uit lumbaalvocht verdubbelde in 2015 t.o.v. 2014. Bij kinderen (<10j)
werden 23 stammen geïsoleerd in 2015 en dat waren er maar 10 in 2014.
Tabel 4 illustreert voor de invasieve isolaten (bloed, lumbaalvocht, pleura, gewricht) bij
kinderen tijdens hun 2 eerste levensjaren de verdeling over de verschillende kapseltypen
(2009-2016). Slechts 5 (5.4%) en 9 (9.7%) van de 93 isolaten geïsoleerd in 2016 behoren tot
kapseltypes geïncludeerd in het 7-valent en 13-valent geconjugeerd vaccin respectievelijk.
Sedert de introductie van het 13-valent geconjugeerd vaccin in september 2011 is het aantal
infecties met pneumokokken behorend tot kapseltypen 19A, 7F, 1 en 5, alle vier behorend tot
het vaccin, spectaculair gedaald en bijgevolg daalde ook het totaal infecties in deze
kinderpopulatie van 154 in 2011 tot 69 in 2014. In 2015 vinden we echter terug een
significante toename van het aantal isolaten bij deze kinderpopulatie. We kunnen stilaan
spreken over een “replacement” door kapseltypen 10A (9.7%), 12F (10.1%), 23B (3.2%) en
33F (9.7%). Ook de serogroep 15 (7.4%) en zeker serogroep 24 (13.7%) worden belangrijk.
Voorlopig zijn de kapseltypen die niet geïncludeerd zijn in het 10-valent maar niet in het 13
valent-vaccin 3 (4.3%), 6A (0%) en 19A (2.1%) niet in opmars. Samen vertegenwoordigen de
kapseltypen, die niet geïncludeerd zijn in het 10-valent en 13-valent vaccin respectievelijk
89.1% en 82.7% van de 93 isolaten.
Figuur 1 illustreert de evolutie van het aantal hemocultuurisolaten vanaf 1994 en het aantal
verkochte dosissen van het 23-valent pneumokokkenvaccin (Pneumovax 23), het 7-valent, het
13-valent (Prevenar) en het 10-valent geconjugeerd vaccin (Synflorix). In 2006, 2007, 2008,
2009, 2010, 2011 werden 291.555, 490.725, 380.268, 386.572, 400.255 en 223.737 dosissen
van het 7-valent geconjugeerd pneumokokkenvaccin toegediend. In het najaar 2011 begon de
overschakeling bij kinderen van 7-valent naar 13-valent geconjugeerd vaccin, waarvan er in
2012, 2013 en 2014 ongeveer 400.000 dosissen en in 2015 slechts 304.000 dosissen
toegediend werden. Sedert augustus 2015 werd immers het 10-valent geconjugeerd vaccin bij
zuigelingen in Vlaanderen gebruikt. Het Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid
berekende voor 2012 een vaccinatiegraad bij peuters van meer dan 95%. Ook voor Wallonië
en Brussel bedroeg in 2012 de vaccinatiegraad meer dan 90%.
Van het 23-valent polysachariden vaccin worden er progressief van jaar tot jaar minder
dosissen verkocht; dit ondanks de aanbeveling van de Hoge Gezondheidsraad om het vaccin
te gebruiken bij oudere patiënten en volwassenen met risicofactoren. Een belangrijk deel van
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
4
de kapseltypen die verantwoordelijk zijn voor de “replacement” (zie hoger) zijn in dit vaccin
geincludeerd.
Tabel 5 geeft in dalende orde van frequentie de kapseltypen die minstens 0.5% van de
onderzochte stammen vertegenwoordigden in 2016. Het aandeel van kapseltype 1 is
verminderd van 9% in 2014 tot 2.7% in 2015 en 1.8% in 2016 en tuimelt in de rangorde van
de tweede plaats in 2014 naar de 18de
plaats in 2016. Kapseltype 3, één van de meest virulente
types, vinden we zoals in 2015 op de derde plaats. Type 12 die niet vervat is in het PCV13
blijft zoals in 2014 en in 2015 het belangrijkste type (15.4% van de isolaten). Kapseltype 19
bekleedt de vierde plaats en vertegenwoordigt 6.8% van de isolaten. Meer dan 90% van de
serogroep 19 isolaten behoren tot het serotype 19A. Kapseltype 8 staat op de 2e plaats en was
in 2016 verantwoordelijk voor 12.4% van de isolaten. Aan de rangorde van de overige meest
frequente kapseltypen verandert er in vergelijking met 2015 meestal weinig. Kapseltypen 33,
35 en 24 worden relatief wat frequenter geïsoleerd, terwijl kapseltype 7 minder belangrijk
wordt.
Tabel 6 geeft voor de drie belangrijkste infectielokalisaties, de kapseltypen die
verantwoordelijk zijn voor minstens 5% van de isolaten. Type 12 vinden wij als predominant
kapseltype terug onder de hemocultuur/pleuravocht en lumbaalvocht isolaten en is
verantwoordelijk voor meer dan 15% van deze isolaten in deze infectielocalisaties. Sedert
2009 zagen we in hemocultuur/pleuravocht isolaten een duidelijk progressieve toename van
type 19 isolaten van 10.6% tot het maximum van 15.2% in 2011; vanaf 2012 daalde de
proportie van deze serogroep tot 6.3% van de hemocultuur isolaten; heel waarschijnlijk door
het gunstig impact van het 13-valent geconjugeerd vaccin. Type 19 was vanaf de start van de
surveillance het belangrijkste kapseltype onder de otitisstammen. In 2013 behoorden nog
altijd 25% van de otitisstammen tot dit kapseltype, in 2016 slechts 17.4% van de isolaten.
Heel waarschijnlijk is dit percentage niet de echte weergave van de frekwentie waarmee dit
kapseltype otitis media veroorzaakt. Dit kapseltype is immers één van de meest resistente en
waarschijnlijk wordt paracentese met cultuur vooral uitgevoerd na falen van antimicrobiële
therapie.
Tabel 7 illustreert de evolutie van de gevoeligheid voor de 4 antibiotica die uitgetest werden
op al de ingestuurde pneumokokken. Zoals tijdens de ganse duur van de surveillance
gebruikten we de diffusietechniek met papieren schijfjes op Mueller Hinton met 5%
paardenbloed. Na incubatie gedurende 18 uur in een broedstoof met 5% CO2 worden de
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
5
inhibitiezones gemeten en geïnterpreteerd volgens de CLSI-richtlijnen. Voor de opsporing
van resistentie tegen penicilline worden oxacilline schijfjes met een lading van 1 µg gebruikt.
Honderd vijf en dertig (9.7%) van de pneumokokken vertoonden met deze screeningtest een
verminderde gevoeligheid voor penicilline, wat een lichte daling is met het resultaat van 2012
(10.1%) en 2013 (10.8%), 2014 (10%) en 2015 (11.3%). Op deze stammen werd een MIC-
bepaling uitgevoerd. Zestien van deze 135 stammen hadden een MIC voor penicilline van
meer dan 1 mg/L en behoren dus tot categorie van “echte resistentie” wanneer we de criteria
van orale penicilline (voor niet-meningitisstammen) van de CLSI (M100-S25) gebruiken. Op
al de pneumokokken met een verminderde gevoeligheid voor penicilline, werd ook een MIC-
bepaling voor cefotaxime uitgevoerd. Bij één van de 135 pneumokokken vonden we voor
cefotaxime een MIC ≥2 mg/L en al de overige 134 pneumokokken waren dus in vitro
gevoelig voor cefotaxime volgens de CLSI breekpuntconcentratie voor niet-
meningitisstammen ( 1 mg/L). Voor tetracycline vinden we in vergelijking met 2015 een
daling van het resistentiepercentage van 16.7% tot 13.7%. Ook voor erythromycine werd een
lichte daling van 19.1% tot 16.4% genoteerd. Tegen levofloxacine, vonden we slechts bij
0.1% van de pneumokokken resistentie. De resistentie tegen fluorochinolones blijft in België
ondanks het frekwent gebruik dus voorlopig uiterst laag bij S. pneumoniae.
Tabel 8 is een overzicht van de resistentiepercentages voor erythromycine, tetracycline en
penicilline binnen de 23 belangrijkste kapseltypen.
Erythromycine-resistentie is zeer sterk aanwezig (>40% van de isolaten) binnen de
kapseltypen 6, 14, 15, 19, 24 en 33. Bij kapseltype 24 stellen we een belangrijke toename
vast van de erythromycine-resistentie (van 30% tot 45%) maar ook voor de resistentie tegen
tetracycline en penicilline. Erythromycine-resistentie is voorlopig geen probleem (< 2%)
binnen de kapseltypen 3, 5, 8, 12, 13, 17, 18, 21, 22, 27, 29, 34, 38, 41, 42. De gunstige
wending in de erythromycine-resistentie voor de globale collectie van 31.6% in 2006 tot
16.4% in 2016 is in belangrijke mate veroorzaakt enerzijds door de relatieve en absolute
toename van type 12 stammen die zeer gevoelig blijven voor macroliden en anderzijds de
achteruitgang van type 14 stammen die zeer regelmatig resistent zijn tegen erythromycine. De
lichte toename van de globale erythromycine-resistentie in 2010 en 2011 (van 24.3% tot
26.9%) was in grote mate toe te schrijven aan de duidelijke toename van de erythromycine-
resistentie in kapseltypen 1 en 19. Maar zoals hoger aangegeven zijn deze beide typen wat
minder frequent geworden. Ook de tetracycline-resistentie vinden wij meestal terug bij
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
6
dezelfde kapseltypen die resistent zijn tegen erythromycine. Type 33 is echter veel resistenter
tegen erythromycine (71.7%) dan tegen tetracycline (13%). Voor type 12 daarentegen is
erythromycine resistentie (1.9%) veel minder frequent dan tetracycline-resistentie (16.9%).
Verminderde gevoeligheid voor penicilline (MIC ≥ 0.064 mg/L) is sterk aanwezig (>20%)
binnen kapseltypen 11 (48.6%), 14 (89.5%), 19 (35.1%), 15 (20.4%), 23 (32.4%) en 24
(48%). In vergelijking met 2015 zijn kapseltypen 6 (van 22.7% maar 2.9%) en 35 (van 20.9%
maar 5.3%) veel gevoeliger geworden voor penicilline. Van de 16 stammen met een MIC
voor penicilline van > 1 mg/L (zie hoger) behoren er 7 tot kapseltype 19 (5x1.5 mg/L, 2x2
mg/L), 2 tot kapseltype 11 (1x 1.5 mg/L en 1x 2 mg/L), 5 tot kapseltype 15 (5x 1.5 mg/L), 1
tot kapseltype 23 (1x 1.5 mg/L) en 1 tot kapseltype 24 (1x 1.5 mg/L). Al deze stammen
blijven dus gevoelig voor penicilline volgens het CLSI criterium voor niet-
meningitisstammen (MIC ≤ 2mg/L). Heel wat andere frequente kapseltypen (1, 3, 5, 7, 8, 12,
22, 31 en 33) blijven voorlopig gespaard van penicilline-resistentie.
Tabel 9 illustreert de resistentiepercentages voor de verschillende infectielokalisaties. Zoals
de voorbijgaande jaren zijn otitisstammen beduidend resistenter tegen penicilline, tetracycline
en erythromycine dan stammen uit hemoculturen en lumbaalvocht. Ongeveer 10% van de
hemocultuurisolaten waren resistent tegen penicilline in tegenstelling met 34.4% van de
otitisstammen. Een verklaring is mogelijks dat vooral die otitisstammen verstuurd worden die
men met paracentese verkrijgt na falen van antimicrobiële therapie.
De 75 meningitisstammen waren zonder uitzondering gevoelig voor cefotaxime (MIC ≤ 0.5
mg/L voor CLSI). Derde generatie cefalosporines blijven bijgevolg in België een veilige
keuze voor de empirische behandeling van pneumokokkenmeningitis.
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
7
Tabel 1. Geografische indeling over de provincies van ingestuurde pneumokokken (1996-2016)
Aantal
labo’s
2016
Gemiddeld
aantal per
labo 2016
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Brabant (Vl. + W)
Antwerpen
Hainaut
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Limburg
Namur
Luxembourg
Liège
Onbekend of
buitenland
Totaal
20
19
13
13
13
9
6
3
7
103
15.4
14.8
8.1
14
13.8
11.9
16.3
10
13
13.4
392
212
169
184
137
121
29
29
23
367
198
237
135
120
121
25
21
17
334
203
237
141
110
116
21
27
16
351
201
204
114
126
109
56
20
39
313
220
189
152
124
120
48
29
25
418
230
243
174
120
142
43
32
32
464
253
235
172
144
146
51
41
36
555
319
262
228
190
164
82
62
54
529
310
229
226
160
127
78
49
38
578
313
228
183
140
115
101
37
39
543
288
201
167
141
106
91
27
44
578
286
207
192
177
125
85
31
41
627
289
204
210
195
134
104
33
73
610
344
261
229
226
154
119
35
66
529
345
259
135
286
249
91
31
72
627
295
262
238
207
165
96
32
79
2001
497
272
216
250
219
144
94
30
111
10
1833
422
289
187
222
209
151
100
38
117
1735
326
222
134
152
130
104
88
30
83
1269
345
249
170
177
153
105
80
29
125
13
1446
308
281
105
182
179
107
98
30
90
3
1384
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
8
Tabel 2. Aantal pneumokokken volgens oorsprong en geslacht van de patiënt (2016)
bloed
(N = 1264)
Pleuravocht
(N = 13)
CSV
(N = 64)
Otitis media
(N = 29)
Andere
(N = 14)
Totaal
(N = 1384)
Man
Vrouw
Ratio M/V
Onbekend
698
548
1.3
18
9
4
2.2
0
30
33
0.9
1
14
14
1
0
7
8
0.9
0
758
604
1.2
19
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
9
Tabel 3. Leeftijdsdistributie van patiënten met pneumokokkeninfecties (2004-2016)
Leeftijd in jaren
bacteriemie en pleuritis
‘16 ‘15 ‘14 ‘13 ‘12 ‘11 ‘10 ‘09 ‘08 ‘07 ‘06 ‘05 ‘04
<1
1-4
5-9
10-19
20-29
30-39
40-49
50-59
60-69
70-79
80-89
>90
onbekend
45
71
26
13
31
67
81
159
265
193
206
112
8
32
86
21
18
32
74
82
159
244
215
254
75
8
23
99
24
15
23
64
89
140
198
192
223
67
10
64
116
48
28
43
96
115
229
275
247
276
76
4
34
153
56
25
39
98
141
200
292
263
283
85
15
77
246
78
24
61
107
135
206
242
281
274
59
8
98
180
62
34
38
112
133
222
247
312
298
56
17
93
214
70
43
71
128
179
224
237
265
276
53
15
92
169
45
26
48
96
125
195
233
261
324
55
11
58
186
58
33
52
93
117
180
203
243
226
64
4
57
207
49
36
45
76
82
139
162
251
230
67
5
95
193
54
36
56
95
90
141
203
289
213
71
0
94
204
52
40
39
87
118
147
180
234
194
62
12
totaal 1277 1300 1167 1617 1684 1789 1809 1868 1680 1516 1406 1536 1463
Leeftijd in jaren
meningitis
‘16 ‘15 ‘14 ‘13 ‘12 ‘11 ‘10 ‘09 ‘08 ‘07 ‘06 ‘05 ‘04
<1
1-4
5-9
10-19
20-29
30-39
40-49
50-59
60-69
70-79
80-89
>90
onbekend
12
1
0
1
2
4
9
15
13
7
0
0
0
9
9
5
4
2
4
2
16
12
5
4
0
2
5
3
2
0
1
1
4
8
8
1
0
1
0
2
1
1
2
1
4
7
6
10
6
0
0
0
8
7
2
1
0
5
7
17
21
12
0
1
0
10
5
5
4
2
3
5
7
16
6
7
0
0
15
5
1
0
4
3
6
11
14
6
6
1
0
16
4
3
3
4
5
4
16
7
4
5
0
0
17
9
2
4
2
8
8
5
2
6
3
1
1
10
10
0
2
0
6
10
9
14
8
4
2
0
13
23
7
2
2
1
8
12
5
7
3
0
0
18
11
4
1
0
5
6
12
9
7
1
0
0
16
9
4
1
1
3
10
7
3
6
4
0
2
totaal 64 74 34 40 81 70 72 71 68 75 89 74 66
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
10
Figuur 1. Evolutie aantal pneumokokken geïsoleerd uit hemoculturen in België (1994-2016) en aantal verkochte vaccins.
534
733
951 927868 892 932
11351219
15331437
1513
13801496
1654
18381781 1773
16611565
1159
1288
1264
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
1800
2000
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
}
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Pneumo23 15.000 136.000 220.000 154.000 91.740 77.000 123.485 171.836 141.655 99.019 115.302 103.748 129.490 127.510 139.338 96.870 111.066 108.236 94.957 86.779 76.016 85.552
Prevenar 7 291.555 490.725 380.268 386.572 400.255 223.737 0 0 0 0 0
Prevenar 13 163.481 403.691 406.704 394.637 304.768 68.775
Synflorix 103.661 ?
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
11
Tabel 4. Overzicht van de kapseltypen van invasieve pneumokokken bij zuigelingen (bloed, lumbaalvocht, pleura, gewrichtsvocht) tijdens de 2 eerste levensjaren voor de periode 2009-2016
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Kapseltype Aantal
(N=183)
% Aantal
(N=173)
% Aantal
(N=154)
% Aantal
(N=130)
% Aantal
(N=98)
% Aantal
(N=69)
% Aantal
(N=95)
% Aantal
(N=93)
%
1+,”
3+
5+,”
6A+,”
6B+,”
6C
7F*,”
7C
8
9N
9L
9V+,*,”
10A
10B
11A
12A
12B
12F
14+,*,”
15A
15B
15C
17
6
14
6
2
0
32
0
1
1
0
0
7
0
1
0
0
9
0
1
1
1
9.3
3.3
7.7
3.3
1.1
0
17.6
0
0.5
0.5
0
0
3.8
0
0.5
0
0
4.9
0
0.5
0.5
0.5
10
4
15
4
1
0
174
0
0
0
0
1
3
0
1
0
0
9
1
9
3
0
5.8
2.4
8.7
2.4
0.6
0
9.8
0
0
0
0
0.6
1.7
0
0.6
0
0
5.2
0.6
5.3
1.7
0
10
0
9
2
1
0
20
0
0
0
0
0
4
0
0
0
0
12
0
3
1
0
6.5
0
5.8
1.3
0.6
0
13
0
0
0
0
0
2.6
0
0
0
0
7.8
0
1.9
0.6
0
11
2
7
3
0
0
4
0
1
3
0
0
2
1
1
0
1
18
0
2
2
2
8.5
1.5
5.4
2.3
0
0
3
0
0.8
2.3
0
0
1.5
0.8
0.8
0
0.8
13.8
0
1.5
1.5
1.5
2
2
0
0
0
0
5
0
0
2
1
0
8
0
0
0
0
10
0
3
0
6
2
2
0
0
0
0
5.1
0
0
2
1
0
8
0
0
0
0
10
0
3
0
6.1
1
2
0
0
0
0
0
0
1
2
0
0
8
3
0
0
0
14
0
1
5
3
1.5
2.9
0
0
0
0
0
0
1.5
2.9
0
0
11.6
4.3
0
0
0
20.3
0
1.5
7.3
4.3
0
2
0
0
0
0
0
1
1
1
0
0
17
1
2
1
0
18
1
4
1
4
0
2.1
0
0
0
0
0
1
1
1
0
0
17.8
1
2.1
1
0
19
1
4.2
1
4.2
2
4
0
0
0
1
0
0
3
3
0
0
9
0
3
0
1
10
1
2
3
2
2.1
4.3
0
0
0
1.1
0
0
3.2
3.2
0
0
9.7
0
3.2
0
1.1
10.1
1.1
2.1
3.2
2.1
* geïncludeerd in het 7-valent geconjugeerd vaccin, + geïncludeerd in het 13-valent vaccin, “ geïncludeerd in het 10-valent vaccin
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
12
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Kapseltype Aantal
(N=183)
% Aantal
(N=173)
% Aantal
(N=154)
% Aantal
(N=130)
% Aantal
(N=98)
% Aantal
(N=69)
% Aantal
(N=95)
% Aantal
(N=93)
%
16F
17F
18A
19A+
19C
19F+,*,”
20
21
22A
22F
23A
23F+,*,”
23B+
24A
24B
24F
27*, +,”
29
31
33A
33F
34
35B
35F
38
zonder
typering
0
0
0
46
0
2
0
0
0
5
3
1
2
0
1
7
1
3
0
0
10
0
0
0
3
0
0
0
0
25.3
0
1.1
0
0
0
2.7
1.1
0.5
1.1
0
0.5
3.8
0.5
1.6
0
0
5.5
0
0
0
1.6
0
0
0
0
64
0
0
0
0
1
1
2
2
0
1
0
4
2
1
1
1
10
0
2
0
2
6
0
0
0
37
0
0
0
0
0.5
0.6
1.2
1.2
0
0.6
0
2.4
1.2
0.6
0.6
0.6
6.4
0
1.2
0
1.2
3.5
0
0
0
57
0
5
0
0
0
1
1
0
2
0
0
7
1
0
0
0
3
0
1
0
3
10
0
0
0
37
0
3.2
0
0
0
0.6
0.6
0
1.3
0
0
4.5
0.6
0
0
0
1.9
0
0.6
0
1.9
10
3
1
0
28
0
3
0
0
0
4
1
1
3
0
0
8
1
1
0
1
5
0
2
3
5
1
2.3
0.8
0
21.5
0
2.3
0
0
0
3
0.8
0.8
2.3
0
0
6.1
0
0.8
0
0.8
3.9
0
1.5
2.3
3.9
0.8
2
1
0
6
0
1
1
2
0
3
3
0
3
0
1
13
1
0
0
0
12
0
1
0
4
0
2
1
0
6.1
0
1
1
2
0
3.1
3.1
0
3.1
0
1
13.3
1
0
0
0
12.2
0
1
0
4.1
0
0
1
0
5
0
1
0
0
0
6
0
0
1
0
0
3
0
0
0
1
6
0
2
0
1
0
0
1.5
0
7.3
0
1.5
0
0
0
8.7
0
0
1.5
0
0
4.3
0
0
0
1.5
8.7
0
2.9
0
1.5
0
2
0
1
2
0
1
1
1
0
1
1
0
4
1
1
5
1
0
1
0
9
0
2
2
5
0
2.1
0
1
2.1
0
1
1
1
0
1
1
0
4.2
1
1
5.2
1
0
1
0
9.5
0
1
1
5.3
0
4
1
0
2
1
3
0
0
0
3
0
0
3
5
4
4
1
1
1
0
9
1
3
1
2
0
4.3
1.1
0
2.1
1.1
3.2
0
0
0
3.2
0
0
3.2
5.1
4.3
4.3
1.1
1.1
1.1
0
9.7
1.1
3.2
1.1
2.1
0
* geïncludeerd in het 7-valent geconjugeerd vaccin, + geïncludeerd in het 13-valent vaccin, “ geïncludeerd in het 10-valent vaccin
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
13
Tabel 5. Overzicht van de kapseltypen (2016) N = 1384
Volgorde Type Aantal isolaties %
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
12
8
3
19
15
9
23
22
10
33
24
35
11
7
6
16
31
1
14
38
20
34
4
17
213
171
146
94
88
81
71
61
56
46
40
38
37
35
34
33
31
24
19
13
12
10
9
7
15.4
12.4
10.5
6.8
6.5
5.9
5.2
4.4
4.2
3.3
3.0
2.7
2.7
2.6
2.6
2.4
2.2
1.8
1.4
0.9
0.9
0.7
0.6
0.5
Andere 5, 13, 18, 21, 27, 29, 41, 42 14 1.1
Rough 1 0.2
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
14
Tabel 6. Predominante kapseltypen voor de verschillende infectielokalisaties (>5%) (2016)
Bacteriemie en pleuritis
(N = 1277)
(% van de isolaten)
Meningitis
(N = 64)
(% van de isolaten)
Otitis media
(N = 29)
(% van de isolaten)
type N (%) type N (%) type N (%)
12
8
3
19
9
15
196
167
130
82
81
76
15.3
13.1
10.2
6.3
6.3
6.0
12
3
10
19
8
15
14
8
5
5
4
4
4
21.9
12.5
7.8
7.8
6.2
6.2
6.2
15
19
11
23
3
33
5
5
5
4
3
2
17.2
17.2
17.2
13.8
10.3
6.9
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
15
Tabel 7. Pneumokokken. Evolutie van antibiotica-resistentie (1987-2016).
1987
N=433
(%)
1988
N=382
(%)
1989
N=520
(%)
1990
N=540
(%)
1991
N=536
(%)
1992
N=552
(%)
1993
N=641
(%)
1994
N=751
(%)
1995
N=992
(%)
1996
N=1289
(%)
1997
N=1241
(%)
Penicilline G*
Tetracycline
Ofloxacine
Erythromycine
12 (2.7)
73(16.8)
36(8.3)
5(1.3)
40(10.4)
44(11.5)
15(2.8)
87(16.7)
64(12.3)
22(4.1)
92(17.0)
92(17.0)
17(3.2)
77(14.4)
84(15.7)
22(4.0)
85(15.4)
106(19.2)
15(2.3)
81(12.6)
138(21.5)
57(7.6)
112(14.9)
171(22.9)
70(7.1)
157(15.8)
4(0.4)
239(24.1)
122 (9.5)
237 (18.4)
334 (25.9)
124(10)
288(23.2)
3(0.2)
355(28.6)
1998
N=1205
(%)
1999
N=1216
(%)
2000
N=1218
%)
2001
N=1427
(%)
2002
N=1542
(%)
2003
N=1917
(%)
2004
N=1744
(%)
2005
N= 1737
(%)
2006
N=1609
(%)
2007
N=1726
(%)
2008
N=1870
(%)
2009
N=2044
(%)
Penicilline G*
Tetracycline
Ofloxacine
Erythromycine
171(14.2)
338(28.0)
2(0.1)
374(31.0)
202(16.5)
359(29.4)
6(0.5)
425(34.8)
215(17.6)
386(31.7)
4(0.3)
445(36.5)
214(15)
431(30.2)
2(0.1)
523(36.6)
234(15.1)
474(30.7)
7(0.5)
557(36.1)
249(13)
580(30.2)
10(0.5)
692(36.1)
202(11.6)
501(28.7)
11(0.6)
618(35.4)
226(13)
443(25.5)
17(1)
554(31.9)
169 (10.5)
443 (27.5)
10 (0.6)
508 (31.6)
172(10)
398(23.1)
9(0.5)
449(26)
172 (9.2)
449 (24.0)
5 (0.3)
477 (25.5)
152 (7.4)
502 (24.5)
4 (0.2)
496 (24.3)
2010
N=1992
(%)
2011
N=1998
(%)
2012
N=1841
(%)
2013
N=1729
(%)
2014
N=1269
(%)
2015
N=1445
(%)
2016
N=1384
(%)
Penicilline G*
Tetracycline
Levofloxacine
Erythromycine
194(9.7)
512(25.7)
7(0.3)
509(25.5)
235 (11.8)
552 (27.6)
7 (0.3)
537 (26.9)
197 (10.1)
533 (28.9)
7 (0.4)
476 (25.8)
187 (10.8)
412 (23.8)
9 (0.5)
417 (24.1)
127 (10)
230 (18.1)
1 (0.08)
229 (18)
163 (11.3)
241 (16.7)
2 (0.1)
276 (19.1)
135 (9.7)
190 (13.7)
3 (0.2)
227 (16.4)
* dit zijn stammen met een MIC voor penicilline van > 0.06 mg/L
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
16
Tabel 8. Resistentie voor S. pneumoniae. Verdeling over de belangrijke kapseltypen (2016)
stammen resistent tegen
kapseltype totaal aantal erythromycine tetracycline Penicilline*
N % N % N %
12
8
3
19
15
9
23
22
10
33
24
35
11
7
6
16
31
1
14
38
34
4
17
5,13,18,21,27,29,41,42
213
171
146
94
88
81
71
61
56
46
40
38
37
35
34
33
31
24
19
13
10
9
7
14
4
0
0
61
43
3
3
1
2
33
18
3
3
3
18
1
7
5
16
0
0
1
1
0
1.9
0
0
64.9
48.9
3.7
4.2
1.6
3.6
71.7
45
7.9
8.1
8.6
52.9
3
22.6
20.8
84.2
0
0
11.1
14.3
0
36
0
3
35
36
3
5
2
3
6
16
3
1
4
18
1
7
6
2
0
0
1
1
0
16.9
0
2
37.2
40.9
3.8
7.0
3.3
5.3
13.0
40.0
7.9
2.7
11.4
52.9
3
22.6
25.0
10.5
0
0
11.1
10
0
0
0
0
33
18
2
22
0
1
0
19
2
18
0
1
1
0
0
17
0
0
0
1
0
0
0
0
35.1
20.4
2.5
32.4
0
1.8
0
48
5.3
48.6
0
2.9
3
0
0
89.5
0
0
0
143
0
totaal 1384 227 190 135
*Hiervoor werd rekening gehouden met stammen met MIC >0.06 mg/L
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
17
Tabel 9. Pneumokokken. Antibiotica-resistentie volgens infectielokalisatie. Evolutie 1999-2016
% stammen niet gevoelig voor
penicilline G* tetracycline erythromycine
Bloed +
pleuravocht
1999 2000
2001
2002 2003
2004
2005 2006
2007
2008 2009
2010
2011 2012
2013
2014 2015
2016
14.7 15.2
12.9
13.9 11.9
9.8
11.6 9.6
9.3
8.6 6.5
8.7
10.3 9.6
10
9.4 10.9
9.9
27.6 29.9
28.9
30.5 28.9
27.8
25.1 27.4
22.2
23.2 23.4
25.7
27.3 28.8
24
17.9 17.6
13.5
31.8 33.8
34.3
33.8 34
32.9
31.2 31.4
25.3
24.1 23
24.8
26.12 25.4
24
17.5 18.7
15.0
lumbaalvocht 1999 2000
2001
2002 2003
2004
2005 2006
2007
2008 2009
2010
2011 2012
2013
2014 2015
2016
7.6 22.2
6.5
8 8.8
12.1
14.9 13.3
10.7
8.8 12.8
15.3
20 13.6
17.5
5.4 10.8
7.8
16.7 31.5
28.3
24 28.6
33.3
25.7 16.9
16
22.1 34.3
27.8
24.3 22.2
12.5
17.6 14.9
9.3
24.2 42.6
39.1
38.7 31.9
42.4
33.8 27.7
21.3
30.9 31.4
30.6
27.1 20.9
20
14.3 18.9
12.3
Nationaal Referentiecentrum – invasieve Streptococcus Pneumoniae - 2016
18
% stammen niet gevoelig voor
penicilline G* tetracycline erythromycine
Paracentese - etter 1999
2000 2001
2002
2003 2004
2005
2006 2007
2008
2009 2010
2011
2012 2013
2014
2015 2016
29.3
28.6 27.4
26.5
21.6 24.6
25.7
18.8 18.7
15.2
21.7 26.2
27.5
35.4 29.5
26.2
19.2 34.4
40
40.6 37.4
37.4
39.6 34.7
29.4
36.6 40.2
34.8
42.2 36.9
38.4
43.7 34.1
16.2
13.4 20.6
50.7
49.5 49.3
50.2
52.2 52.8
35.8
38.6 38.4
40.2
45.8 36.9
41.8
43.7 40
27
28.8 34.4
* stammen met MIC >0.06 mg/L