““SSnneell vveerrddeeddiiggeenn,, dat vind ik leuk” “Nee, hij vindt meer dat ik heel goed...

6
Tsjoemp! S S n n e e l l v v e e r r d d e e d d i i g g e e n n , , d d a a t t v v i i n n d d i i k k l l e e u u k k I I z z a a N N i i e e u u w w e e n n h h u u i i z z e e n n

Transcript of ““SSnneell vveerrddeeddiiggeenn,, dat vind ik leuk” “Nee, hij vindt meer dat ik heel goed...

Tsjoemp!

““SSnneell vveerrddeeddiiggeenn,, ddaatt vviinndd iikk lleeuukk””

IIzzaa NNiieeuuwweennhhuuiizzeenn

Tsjoemp!

Begin september. De eerste redactievergade-ring van de Tsjoemp. De jeugd is belangrijk, besluiten we. De jeugd moet een eigen plekje krijgen; het liefst ook zelf dingen schrijven. Wij gaan het goede voorbeeld geven. Weet je wat? We doen een interview met het jongste spelende lid van Harlemlakers. Dat blijkt Iza Nieuwenhuizen te zijn. Geboren op 1 augus-tus 2000, dochter van bestuurslid en trainer Wim. Een schot in de roos: het wordt een hi-larische avond en een hilarisch interview. Vader Wim, broertje Dajo en ik zien hoe Iza over de bank heistert, op haar hoofd in gaat staan in de kussens en basketballmoves voor-doet in de huiskamer. Maar ondertussen wel gewoon doorpraat. En hoe! Door Frank Vischschraper Ik heb gehoord dat jij het jongste spelende lid bent van Har-lemlakers. Wist je dat? “Nee.” Wat vind je daarvan? “Ik vind het wel leuk.” Even kijken. Je bent nu acht, toch? “Ja, klopt.” (Zegt ze heel professioneel.) “Draait die casset-terecorder al?” Ja, die neemt alles op. Zeg, je speelt al in de competitie. Niet bij de Onder 10 toch? “Nee. Bij de Onder 12-3.” Het derde team van de Onder 12? “De onder 12-3!” (Die verslaggever begrijpt er ook hele-maal niets van…) Daar zijn natuurlijk alle kinderen ouder dan jij. Of niet? “Eéntje is tien, die andere is ook tien, en negen en acht. Maar ik ben de jongste.” Dat ze ouder zijn dan jij, geeft dat geen problemen? “Nou, ze passen de bal niet echt naar mij.” Nee? Vinden ze je te klein? “Volgens mij wel.” Passen ze de bal soms wel? “Nou, één keer in een wedstrijd hebben ze echt naar me gepasst.” Maar hoe kan je dan een wedstrijd spelen, als je geen bal krijgt? Da’s toch niet leuk dan? “Nee, maar ik durf dat niet te vertellen.” Tegen wie niet? “Tegen de coach, en tegen die kinderen.” Heb je het nog niet verteld? “Nee.” Je kan ook een oproep doen in de Tsjoemp natuurlijk. Als je zou moeten zeggen wat je vindt dat er moet gebeuren, wat zou je dan zeggen? “Nou, dan zou ik zeggen: ik vind dat ze meer moeten over-passen. Naar iemand anders, en ook meer naar mij.” Maar ondanks dat ze misschien niet zo veel passen: vind je het wel leuk? “Ja.” Vind je de wedstrijden net zo leuk als de trainingen?

“De wedstrijden vind ik wel iets leuker.” Je vindt de wedstrijden leuker, ondanks dat ze niet passen? “Ja.” En op de training passen ze wel? Of ook niet? “Nee.” Jeetje mina, zeg. En dan schreeuw je niet tegen ze: ‘hé, pass die bal eens naar mij?’ “Nee, dat doe ik niet. Want ik ben het enigste meisje in het team.” Ook nog! Het zijn allemaal jongens ook nog eens! En zijn ze ook allemaal groter dan jij? “Nou, eentje is kleiner dan ik.” En degene die jullie coacht, is dat dezelfde die jullie traint? “Ja. Jasper.” En je hebt het nog niet tegen Jasper gezegd. “Nee.” Zeg je het wel tegen je vader? “Die weet het wel.” En wat zegt je vader dan? “Die zegt dat ik het zelf moet gaan zeggen, maar dat durf ik niet.” Maar nu heb je het wel verteld, natuurlijk. Nu is het officieel allemaal. “Ja.” Maar je vindt basketball tóch leuk. Dus het kan eigenlijk alleen nog maar leuker worden. Als ze wèl de bal naar je gaan pas-sen. “Ja, dan wordt het wel iets leuker.” Waarom vind je het nu ook al leuk? “Nou, omdat ik heel goed kan verdedigen, vind ik zelf.” En hoe doe je dat dan, goed verdedigen? “Nou, dat doe je zo.” (Staat op en maakt snelle slides door de kamer heen. Haar blonde haar wappert achter haar aan.) Maar als je alleen zo gaat bewegen… dat is niet genoeg, toch? “Nee, want je moet ook op de bal letten. En weet je, ik moest een keer tegen een hele grote jongen, en toen heb ik per ongeluk op zijn enkel getrapt. En toen viel hij, en toen pakte ik die bal zo uit zijn handen, en toen viel ik zelf op de grond.” En floot de scheidsrechter niet? “Nee.” Die ploegen waar je tegen moet, dat zijn ook allemaal jongens natuurlijk. “Eentje was al dertien. Ze waren wel heel oud.” Jij bent altijd het enige meisje? “Ja, eigenlijk wel.” Waarom doe jij als meisje, en ook nog eens als de jongste, bij de Onder 12 mee? “Jasper vroeg me. En ik dacht: ik vind het wel leuk om een keer met de Onder 12 mee te doen.” En wat zei Jasper dan? Waarom heeft Jasper jou gevraagd? “Hij zei… volgens mij vond hij me een beetje goed voor de Onder 12. Een beetje.” Waar speel jij eigenlijk, Dajo? Dajo: “Onder 12-1.” En jij bent… tien, hè? Iza, voordat Dajo iets kan zeggen: “Dajo is tien.” Dus Dajo speelt in de Onder 12-1, en jij speelt in de Onder 12-3. Iza: “Dat ga je er niet op zetten, toch?” Het staat er al op. Maarre… ben je nooit ingevallen bij de Onder 12-1? Je hebt nooit met je broer samen gespeeld? “Nee.” We hadden het over goed verdedigen. Ben jij goed in het af-pakken van ballen? “Nou, soms. Ik kan het wel even voordoen bij m’n broer…

Tsjoemp!

Maar ja, ik weet toch al dat hij gaat winnen, dus…” (Dus blijft ze maar op de bank zitten.) Vind je verdedigen leuker dan aanvallen? “Aanvallen vind ik ook wel leuk, maar dan moet je de bal weer afpakken, weet je.” Maar als je de bal hebt, hoef je hem toch niet meer af te pak-ken? “Maar soms moet je de bal afpakken om de bal te krijgen.” Van iemand uit je eigen team? (Lachend:) “Ja.” Is het zo erg? “Ja, anders krijg ik de bal gewoon niet.” Je pakt hem gewoon van iemand uit je team af? En dat lukt dan ook? (Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is:) “Ja. Soms. En soms niet.” En wat zegt diegene dan? “Nou, die pakt hem weer van me af.” Dus die vindt dat niet leuk. “Nee.” En zeggen ze er ook wel eens wat bij? “Soms hebben we pauze, en dan zegt de coach: ‘Waarom pak je de bal af?’ Maar dan durf ik het niet te zeggen. Dan zeg ik: ‘Omdat ik graag wou scoren.’ En dan dacht ik dat hij ging dribbelen, en dat een verdediger naar de andere kant ging.’” Dat begrijp ik niet helemaal. “Nou, dan ging ik voor diegene staan zodat hij niet meer kon schieten. En dan pak ik soms de bal.” Van je eigen ploeggenoot. “Ja.” Maar wat zeggen die jongens dan? “Dan zeggen ze: ‘Hé, geef de bal terug.’ En dan pakken ze hem uit m’n handen.” Gaan ze ook schelden, of niet? “Nee.” Dus ze zijn wel een beetje aardig. (Kijkt naar buiten.) Enne… maak je veel punten? “Nee!” Je hebt de bal natuurlijk nooit, dus dan kun je ook geen punten maken… Maar wat vind je nou het allerleukste aan basketball? “Verdedigen.” Ja, dat heb je verteld. En wanneer ben je begonnen met basketball? Hoe lang gele-den? “Toen ik zes was.” Twee jaar geleden dus. “Ja.” Waarom ben je begonnen met basketbal-len?

“Omdat ik dacht dat het wel leuk was.” Ging je met je vader mee of zo? Of met Dajo? “Ja, en ik was dat eigenlijk een beetje zat, en ik dacht: het ziet er wel leuk uit. En toen ging ik het ook doen.” Heb je zelf gevraagd van ‘pappa, mag ik gaan basketballen’, of zei pappa van ‘vol-gens mij moet jij maar gaan basketballen?’ “Nee, ik zei: ‘pappa, mag ik gaan bas-ketballen?’” En toen zei pappa ‘ja’ natuurlijk.

“Ja, omdat hij de coach was.” Ja, dat maakt het wel een stukje makkelijker. En hoe ging het in het begin? “Nou, het ging wel goed. En weet je, Idir, dat is een jonge-tje uit m’n team, daar deed ik in het begin een wedstrijdje ren-nen mee. Maar toen zat hij er nog niet op, en ik ook niet, en toen zei ik een keer tegen hem: ‘Meisje…’” Jij dacht dat hij een meisje was? “Ja, omdat hij heel lang haar heeft.” En wat zei hij toen? “Toen zei hij: ‘ik ben een jongen’, en toen gingen we een wedstrijdje rennen, en toen ik op basketball zat, dacht ik: ik herken jou.” Dus je zag hem later weer terug. “Ja.” En hij geeft jou de bal ook niet. “Nee. Maar hij kan heel snel dribbelen.” Ja, dan gaat hij liever zelf met de bal er vandoor, toch? (Lachend:) “Ja.” Maar merkt jouw coach het niet, dat ze de bal niet naar jou passen?

Dajo, Wim en Iza poseren voor een tijdschrift.

Tsjoemp!

“Nee, hij vindt meer dat ik heel goed verdedig.” Dus hij zet jou meer voor de verdediging erin. “Ja.” Mag je wel veel spelen, als jullie een wedstrijd hebben? “Soms mag ik heel veel spelen, en soms ook weer niet.” Dat hangt er een beetje van af. “Ja, van hoeveel spelers er komen.” Dus verdedigen is het leukste van basketball. Vind je het niet leuk om te dribbelen en te schieten? “Ja, dat wel, alleen ik kan het wel heel goed, nou een beetje dan, maar soms durf ik het nog niet. Maar ik vind het wel leuk om de bal te hebben.” Kan je goed de bal erin schieten? “Ja, dat wel.” Voor het eerst bemoeit vader Wim, die tot dan toe rustig naar zijn dochter heeft zitten luisteren, zich met het gesprek. “Ze heeft meegedaan aan een peanut-toernooi, van de bas-ketballbond. Daar was ze één van de ouderen. Daar ging het heel anders.” Iza: “Ja, want ik scoorde alle punten bijna.” En die kinderen spelen wel de bal over? “Ja, ze gaven mij de meeste ballen.” Omdat jij het het beste kon! “Ja!” En pass je dan ook weer de bal naar hun? “Ja, maar meestal dribbel ik wel voor me uit.” En dan ga jij de punten maken. “Ja.” En als je bij de jongens speelt, in de Onder 12-3, en je krijgt een keer de bal, hou je hem dan voor jezelf, of speel je hem weer naar een ander? “Dan speel ik hem weer naar een ander. Want de coach zegt dat als ik de bal krijg, dat ik hem moet overpassen.” Tegen jou zegt hij dat wel. “Ja.” O. Nou, mooi is dat. Wim: “Dat zei ik ook net in de auto tegen haar. Ik zei: ‘Nou, dan moet je zeggen dat je allemáál moet overpassen. Niet eentje, maar allemaal.’ Dat is basketball: je moet samen-spelen.” Ik wou net zeggen: basketball is een teamsport, toch? Iza: “Ja.” Vind je dat ook leuk? Dat het een teamsport is? “Ja, dat is heel leuk.” Heb je ook andere sporten gedaan? “Ik zit nu op paardrijden.” Dat is heel wat anders toch? “Ja. Maar als het over basketball gaat, vind ik dat ze meer moeten overspelen.” Ja, jouw paard gaat niet naar je overspelen natuurlijk. Zijn dat grote paarden? “Het zijn pony’s.” Paardrijden dus. Verder nog iets? “Nou, doe maar weer over basketball graag.” (Begint die interviewtraining bij Harlemlakers al bij de Onder 12 soms?) Hoe vaak in de week doe je paardrijden en hoe vaak basket-ball? “Paardrijden doe ik woensdag, maar ik wil morgen (het interview is op dinsdag, FV) misschien ook nog meetrainen met de Onder 12-1. Dat kan wel, want het basketball is iets later.” Hoe vaak traint de Onder 12-3? “Drie keer. Vrijdag, donderdag en dinsdag.” (Basketballen ze ook achterstevoren dan?)

En dan speel je in het weekend nog een wedstrijd. “Ja. Op zaterdag.” Ben je een beetje basketballverslaafd soms? “Ja. Maar wedstrijden op t.v. kijken, dat vind ik niet zo leuk.” Ja, dat merkte ik net al. Toen was er sport op t.v., en zapte jij ineens naar… “…Nickelodeon.” Ach ja, zelf sporten is het leukste van alles, toch? “Ja, vind ik wel.” (Loopt plotseling naar de keuken.) Ga je doen? Ik kan nou niemand interviewen. O, nou, dan ga ik Dajo even interviewen. “Nee, want ik ben er alweer.” Ja, jij eet even een maïskolf. Maar Dajo hoort er ook bij. Die heeft eigenlijk niks gezegd. Dajo, hoe vind jij het dat je zus ook is gaan basketballen? Dajo, beetje verlegen: “Leuk.” Leuk. Enne… ga je wel eens naar een wedstrijd van je zus? “Ja.” En moedig je haar dan ook aan? Iza: “Nee. Dat vindt-ie niks.” Dajo: “Meestal doe ik dat wel.” Iza: “Nietes.” Wat vindt hij niks? “Hij vindt aanmoedigen helemaal niks. Ook al kunnen we er bijna niks van, vind ik zelf.” Wacht effe. Ho. Jij vindt dat jullie er niks van kunnen? Verlie-zen jullie alles dan? “Bijna. We hebben pas één keer gewonnen.” Van de hoeveel wedstrijden? “Drie.” Maar dat wil toch helemaal niet zeggen dat je er niks van kan? “Nee, maar ìk kan het niet zo goed, bedoel ik.” Vind jij ook dat zij er niks van kan, Dajo? Dajo: “Nou, nou, nou… Ze kan er wèl iets van. Voor haar leeftijd…” Voor haar leeftijd… Kan ze het net zo goed als jij, of niet? Iza: “Ja!” Dajo: “Nee.” Maar jij bent ook wel ouder natuurlijk. En jij speelt in de On-der 12-1. Iza: “En hij is bijna Onder 14. Dat is ook niet te geloven.” Dajo, spelen jullie wel eens tegen elkaar? Eén tegen één? Dajo’s woordvoerder, Iza: “Ja. Maar meestal speel ik met mijn stiefbroer Marvin die 18 is. Omdat Dajo een beetje heel vaak op de Wii zit te spelen. (Naar Dajo:) Ja, dat is waar!” Dus Dajo gaat dan niet basketballen. Iza: “Nee, dan zit-ie meestal op de Wii of op de computer. Of t.v. te kijken.” Dan zeg jij: Dajo, zullen we gaan basketballen, en dan wil hij niet. “Dan wil hij niet.” En je stiefbroer wil wel. Maar die is veel groter dan jij natuur-lijk. “En hij is ook aardig. (Kleine stilte.) Maar Dajo is héééél aardig.” O, gelukkig! Zeg, nog eventjes over dat verdedigen. Dat vind je het allerleukste. Maar wat precies vind je nou het leukste aan verdedigen? “Nou, gewoon een beetje gek verdedigen. Dat is dit:…” (Maakt slides door de kamer waarbij ze haar benen laat krui-sen.) Dat is meer een oefening. Dat doe je toch niet in een wed-strijd? Dajo: “Dan val je op je snufferd.”

Tsjoemp!

Wim: “Dat is één van de regels, hè?! Nooit je…” Iza: “…voeten kruisen.” Je vindt het gewoon een leuke oefening. “Ja.” Maar wat is nou het leukste aan het verdedigen in een wedstrijd? “Nou, snel verdedigen, en die bewegingen maken. Dat vind ik leuk.” En helpt dat dan ook? “Ja. En ik vind het leuk omdat je er veel van kunt leren.” En wat leer je er dan van? “Nou, je leert om niet in de wedstrijd dit te doen…:” (Gaat weer gekruiste slides maken.) Ja, daar hadden we het net al over, toch? Dan kan je beter op ballet gaan. “Ja. Maar ik wil niet op ballet!” Waarom doe je dat eigenlijk, dat verdedigen? Want je doet het niet alleen voor die bewegingen natuur-lijk. “Nee, omdat je een man dan heel goed kan verdedigen. Dan kan die man bijna niet weg, als iemand anders ook meeverdedigt.” Als iemand jou komt helpen… dan kan-ie niks doen. “Nee. (Lacht.) En kijk, heel vaak ren ik ook zonder mijn man. Want die is een beetje sloomach-tig.” Heb je vaak een slome man? “Ja.” Maar hoe bedoel je dat dan, zonder je man ren-nen? “Nou, dan ben ik heel snel. Dan ren ik dus zo:…” (Verdwijnt in de gang; komt even later met een bloedgang de kamer in gehold.) O ja. “En dan rent die man zo:…” (Gaat de gang weer in; komt er in een soort slow motion uit.) En dan ben jij dus eerder terug. “Ja. En als die man dan bij mij is, en als-ie dan probeert te schieten, dan kan ik de bal snel wegtik-ken. En als-ie zo staat (Iza doet alsof de aanvaller de bal laag vasthoudt), dan kan je de bal ook weg-trekken.” Klopt. Nou, dat vind ik echt te gek, dat jij verdedi-gen zo leuk vindt. Dat hoor je niet vaak. De meeste kinderen zeggen van: ik vind het leuk om 500 keer die bal erin te schieten, of om vrije worpen te ne-men… “Vrije worpen lijkt me niet zo leuk.” …Leuk om door mijn benen te dribbelen, of alle-maal trucjes te doen. Dat hoor je meestal, toch? “Dat wel.” Dat is bij jou dus niet zo. “Nee.” En nou ga ik eens aan jouw vader vragen wat hij van jou vindt. Wim: “Iza heeft inderdaad wel wat met verde-digen. En dat zal ook wel komen omdat ik tegen haar zeg: ‘Als je aanvallend die bal niet zo veel krijgt, dan moet je zorgen dat je tegenstander niet kan scoren.’ En wat meisjes vóór hebben op jon-gens, is dat ze feller zijn dan jongens, in de verde-diging. Meisjes zullen sneller de bal afpakken.” Iza: “Ik wil nog wat zeggen!!”

Tsjoemp!

Wim: “En daarom zeg ik: datgene wat je goed doet, dat moet je wel blijven doen. Volgens mij gaat het in het basket-ball om het verdedigen. Natuurlijk, je moet die bal erin schie-ten. Maar als je heel goed verdedigt…” …dan komt de aanval vanzelf, toch? Wim: “Ja.” Iza: “Ik weet waar je sterk van kan worden.” Ja? “Van veel spinazie eten. Krijg je spierballen van.” Dus jij eet veel spinazie. “Nee, dat niet.” O. Dan word je ook niet sterk. “Maar sommige spinazie eet ik wel. Crèmespinazie vind ik wel lekker.” Ken je Popeye? “Nee.”

Wim: “Ze vindt basketball gewoon hartstikke leuk. Ze zou dit seizoen eigenlijk Onder 10-toernooitjes gaan spelen, maar toen werd gevraagd of ze in de Onder 12-3 wilde gaan spelen. In eerste instantie zei ik: ‘Nou, doe maar niet.’ Maar ineens viel bij haar het kwartje. Zei ze: ‘Ik wil wel meerdere keren per week trainen. Vind ik leuk.’ En ze wilde ook wel met de jon-gens meedoen.” Ze had het erover dat die andere jongens niet naar haar pas-sen. Of weinig. Iza: “Niet eigenlijk.” Dat zie jij ook gebeuren, Wim. Maar jij grijpt dan niet in, be-grijp ik. Wim: “Nee, ik ben niet de coach. Ik geef af en toe trai-ning.” Dan kun je toch ook invloed uitoefenen, als je af en toe trai-ning geeft? “Ja. Het is zelfs zo, dat als je op de training niet overspeelt, je de bal verliest. Die gaat dan naar de tegenstander. Daarmee proberen we het te stimuleren. Op de trainingen gaat dat wel goed, maar in de wedstrijd zie je toch dat het vaak anders gaat.” Maar ze zijn nog jong natuurlijk. “Het zijn allemaal acht- en negenjarige kinderen.” Het feit dat zij nu gevraagd is als meisje, en ook nog als jong-ste, lijkt mij te betekenen dat ze wel talent heeft. “Ze is fanatiek genoeg.” Is het meer fanatisme dan talent? “Fanatisme. En ze weet dingen al wel. Als je een bepaalde cross-step maakt, dat de verdediger dan uit zijn positie komt. Dat weet ze wel, maar ze doet het niet.” Iza: “Hé!!!!” Wim: “In een wedstrijd zal ze eerder overpassen. En ze dribbelt wel makkelijker dan de meeste kinderen van haar leeftijd.” Zegt jouw vader nooit: ‘je móet gaan basketballen, of zoiets? Iza: “Nee, dat niet.” Je mag gewoon doen wat je zelf leuk vind, zeg maar. Wim: “Ik heb vaak gezegd: ‘als je het leuk vindt om ballet te gaan doen…’” Iza: “Bwèèèrggghh! Ik vind ballet helemaal niks.” Maar paardrijden wel. Wat vind je leuker: paardrijden of basketball? Als je moest kiezen? “Basketball èn paardrijden, gewoon.” Je vindt het allebei even leuk. “Ja.” Wim: “En wat ook is bij haar: als je iets voordoet, dan denkt ze goed na over wat ze moet doen. Probeert ze dan zo goed mogelijk na te doen. Het gaat niet altijd snel, maar wel nauwkeurig. Dat is belangrijk.”

Iza, denk je wel eens na over wat je met basketball zou willen bereiken? Iza: “De NBA.” Maar dan voor vrouwen. “Ja.” Wat lijkt je daar leuk aan? “Nou, daar wordt meer overgepasst.” (Gelach alom.) Wat ik nog wilde weten: wat vind je ervan dat je geïnterviewd bent? “Dat vind ik wel leuk.” Waarom? “Ik weet het eigenlijk niet. Ik vind het gewoon leuk dat ik geïnterviewd ben.” Maar als nou straks dat interview in de Tsjoemp komt, wordt je dan niet heel verwaand? “Wat is dat?” Krijg je dan geen kapsones?’Wat zijn kapsones?’ Wim: “Sterallures? Dat je de ster bent?” Dat je door de Calandhal loopt en zegt: ‘jongens, ik ben Iza en jullie moeten allemaal buigen voor mij?’ “Nee, dat niet nee.” Je blijft gewoon jezelf. “Ja.” En nou maar hopen dat ze binnenkort een beetje naar je gaan overspelen, als de Tsjoemp uitgekomen is. Vind je het niet vervelend, dat ze dat dan lezen? “Nee, dat vind ik niet vervelend. Maar ik wil graag dat de Onder 12-3, mijn team, dat dat meer gaat overpassen.” Dat heb je duidelijk verteld. Dank je wel voor dit interview! We sluiten af met het maken van een foto. Iza weet precies hoe ze gefotografeerd wil worden: met een trofee hoog boven haar hoofd geheven. Ze pakt het ding van boven (iemand in huize Nieuwenhuizen heeft hem met karten gewonnen, maar het gaat om het idee…) en gaat vast voor de spiegel staan oefenen. Ik hoef er verder weinig aan te doen. Deze dame weet wat ze wil. “Vóór de basket in de tuin?”, stel ik voor. Dat is goed. En zo maak ik een foto van Iza Nieuwenhuizen met haar eerste beker. Er zullen er nog vele volgen, dat weet ik zeker. En dan niet met een plaatje van een karter erop, maar van een basket-baller. En wie weet - de NBA verlegt immers steeds haar grenzen – ooit wel een NBA-trofee. WNBA op z’n minst. Voor de zekerheid vraag ik vast Iza’s handtekening. De origi-nele bewaar ik in een kluis, maar jullie mogen ‘m ook zien: