Som 2011 #7
-
Upload
schrijf-schrijf -
Category
Documents
-
view
217 -
download
0
description
Transcript of Som 2011 #7
Sociaal geïsoleerden Heterogeen en
slecht bereikbaar ‘Standaardoplossingen zijn
niet effectief’
Uitgave van de MOgroep / Jaargang 4 / januari 2012 / nummer 7
Magazine voor sociaal ondernemers binnen welzijn & maatschappelijke dienstverlening
Wijkactieplan in Leeuwarden
Frontlijnteam gaat alle deuren langs
‘Eén gezin, één plan, één hulpverlener’
Erik DannenbergBegeleidt de overheveling
van de jeugdzorg ‘Welzijn moet een grotere rol krijgen’
‘In het jeugdzorgstelsel is de zorgkant te veel gericht op het individu en specifieke problemen. en de welzijnskant is zo collectief dat vaagheid troef is.’ De Zwolse wethouder erik Dannenberg is voorzitter van de VNGsubcommissie Jeugdzorg. Samen met gemeentes zoekt hij naar een nieuwe inrichting van de jeugdzorg.
INH
ou
D
Verstevig de sociale netwerken rond gezinnen, zegt pedagoog Micha de Winter.
De groep sociaal geïsoleerden is heterogeen en lastig te bereiken. Dat blijkt uit een pilot en onderzoek in Rotter dam. Bij de zwaardere doelgroepen zijn interventies alleen effectief als ze maatwerk leveren. Vooral belangrijk is de aandacht van iedere professional voor de kracht van iemands netwerk.
De uitkomst
Het JIT in Schiedam is ‘de perfecte combinatie van de bedachtzame hulpverlener en de extraverte jongeren werker’. De samenwerking tussen SWS Welzijn en FlexusJeugdplein blijkt niet alleen effectief, maar ook kostenbesparend.
Jeugd Interventie Team
pag 14
Zorgsparen? Je kunt jongere generaties beter ‘respectpunten’ laten sparen, vindt Jan Latten. Die ze dan later kunnen inwisselen voor hulp en zorg. Zo leren ze iets over de balans tussen geven en nemen.
pag 13
Column
Sociaal isolement
pag 20
pag 10
‘ De FLIpperKAST MoeT opHouDeN’
pag 4
CoLofon
Som / vierde jaargang / nummer 7 / januari 2012
Som is een uitgave van de MOgroep en verschijnt drie keer per jaar. De MOgroep is de branchevereniging voor maatschappelijk ondernemers in Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.
HoofDrEDaCtiE:
Jennifer Elich, MOgroep
ConCEpt En (EinD)rEDaCtiE:
SchrijfSchrijf, Utrechtwww.schrijfschrijf.nl
VorMgEVing:
Room for ID’s, Nieuwegeinwww.roomforids.nl
BEELDLEVEranCiErS:
Sietske Raaijmakers, Marike Knaapen, Annelies Bernard, Jacob van Essen, Paulien de Gaaij, Siep van Lingen
rEDaCtiEaDrES:
MOgroepMaliebaan 71H3581 CG Utrecht telefoon (030) 721 07 21
CoVErfoto
Kirsten Schmal (8) woont in Zwolle Zuid. Ze speelt bijna elke dag in de insectenspeeltuin, die aangelegd is dankzij de Buit van Zuid. Het liefst zit ze in of op het bijenhuisje om te kletsen met vriendinnen uit de buurt. Lees meer over de Buit van Zuid op de pagina hiernaast.
2
Uitgave van de MOgroep
Buurthuizen
Door de gebruikers ervan centraal te stellen, krijgt een buurthuis zijn oor spronkelijke functie terug: een laagdrempelige ontmoetings plek waar mensen hun eigen activiteiten organiseren. Steeds meer buurthuizen komen in zelfbeheer van bewoners. Met succes. Zoals buurthuis De Nieuwe Jutter in Utrecht.
De wijk HeechterpSchieringen was jarenlang de armste van Nederland. Sociale samen hang is er ver te zoeken. Met het Frontlijnteam pakt Leeuwarden de problemen in de wijk aan
LeeuWArDeNS FroNTLIJNTeAM
pag 27
pag 24
WerK IN uITVoerINGNederlaNd keNt volop
effectieve W&Md-activiteiteN.
HieroNder eeN voorbeeld.
Wat:
De Buit van Zuid
Wie:
Danny van den Beld, opbouwwerker
welzijnsorganisatie Travers
Waar:
Zwolle Zuid
Wanneer:
sinds 2006
‘Zwolle Zuid, de grootste wijk van de
stad, kent in een aantal buurten weinig
sociale samenhang. en dat heeft een
negatief effect op de leefbaarheid en
veiligheid. Met het project ‘de Buit van
Zuid’ willen we die samenhang
vergroten. en wel volgens de schatkist
methode: door straat voor straat op zoek
te gaan naar de schat aan talenten die
de wijk bezit. De Buit van Zuid is een
samenwerkingsverband tussen
gemeente, woningcorporaties, wijk
politie en welzijnsorganisatie Travers.
per straat beginnen we steeds met
huisbezoeken. Als opbouwwerker ga ik
samen met buurtwerkers en een
jongerenwerker langs de deuren om
mensen te vragen hoe zij het wonen in
die straat ervaren. We willen graag dat
bewoners zélf met ideeën komen voor
verbeteringen en daarmee aan de slag
gaan. Tijdens een straatbijeenkomst
presenteren we de resultaten van deze
huisbezoeken. Vaak blijkt dat mensen
zich ergeren aan dezelfde dingen, zoals
woekerend onkruid of rommel op straat.
Daarna komen de ideeën: een paar
keer per jaar onkruid wieden, een
speelplek voor de buurtkinderen. Altijd
zijn er enthousiaste mensen om deze
projectjes te leiden. Doordat buurt
bewoners gaan samenwerken en elkaar
leren kennen, wordt het wonen in de
buurt een stuk prettiger. en dat is
waar voor we het doen. Vanaf dat
moment hebben we alleen nog een
ondersteunende rol en kan het team
van de Buit van Zuid naar de volgende
straat.’
3
Som nr 7 2012
INT
er
VIe
Wt
ek
st
Jen
s M
idd
el
Be
el
d
Gem
een
te Z
wo
lle
Vereenvoudiging
Minder indiceren
Brede generalisten
Leidende rol welzijn
‘ Maak van een vangnet geen hangmat’
‘Te inefficiënt, te bureaucratisch, te onoverzichtelijk voor cliënten, te frustrerend voor professionals en veel te duur.’ Zo karakteriseert VNGbestuurslid Dannenberg, tevens CDAwethouder in Zwolle, het huidige jeugdzorgstelsel. ‘Wereldwijd geeft ons land het meeste geld uit aan jeugdzorg. Terwijl onze jeugd niet problematischer is dan elders.’ De zorgvraag onder die groep stijgt wel, zegt hij. ‘Maar daarbij gaat het veelal om lichte zorgvragen. En die vereisen een beter systeem. Eén dat de kracht van het welzijnsdomein bundelt met dat van de zorg. En dat de zwaktes van beide beperkt.’
Circus van indicaties
Wat die zwaktes zijn? ‘De zorgkant van het stelsel is op dit moment te veel gericht op het individu en op specifieke problemen. Voor de samenhang tussen iemands moeilijkheden of voor zijn sociale context is in dit ‘medisch model’ nauwelijks oog. De welzijnskant, daarentegen, is weer zó collectief dat vaagheid troef is. Ook verwijst die te snel door naar de zorgkant.’ Er wordt niet alleen te gauw overgestapt van preventie naar zorg, constateert Dannenberg. In deze doorverwijzing gaat ook veel mis. ‘Zo gaan lang niet alle mensen erin mee. Hun dossier mag dan overdraagbaar zijn, hun vertrouwen is dat niet. Het gevolg is dat zij geen hulp
VNGbestuurslid erik Dannenberg werkte twintig jaar in de opvang en zorgsector. overweegt ooit weer het veld in te gaan. Maar wil zijn praktijkervaring nu inzetten voor de inrichting van de gedecentraliseerde jeugdzorg. De VNGsubcommissie Jeugdzorg, waarvan hij voorzitter is, geeft advies over die aanstaande decentralisatie.
meer krijgen.’ Wie het wel aandurft zijn recht op zorg te claimen, komt volgens de wethouder terecht in een ‘circus van indicaties’. ‘Bedenk: indicatieorganen zijn er niet om mensen zo goed mogelijk vooruit te helpen. Het Rijk bedacht ze om de kosten beheersbaar te houden. Om zoveel mogelijk mensen terug te duwen. Daardoor worden cliënten vaak van het kastje naar de muur gestuurd – en weer terug. Die flipperkast moet ophouden.’
Enige tijd geleden sprak een meisje van 14 hem aan op een bijeenkomst. Ze vertelde hem hoe ze thuis en op school was vastgelopen. Hoe ze bij het schoolmaatschappelijk werk was terechtgekomen, en daar het maximumaantal van vijf gesub si dieerde gesprekken had gehad (al waren méér gesprekken wellicht beter geweest). Hoe ze vanwege haar ‘complexe problema tiek’ was doorverwezen naar Bureau Jeugdzorg. Daar op intakegesprek was geweest, op een wachtlijst was gezet, een diagnose had gekregen en had gehoord dat ze een psychiatrisch probleem had. Hoe ze vervolgens een intake, wachtlijst en diagnose bij de jeugdggz had doorlopen. Hoe men daar echter geen psychiatrisch probleem had ontdekt en haar weer had teruggestuurd. En hoe ze nu, na meer dan een jaar, nog steeds geen hulp had gekregen. ‘Exemplarisch’, verzucht Dannenberg.
4
Uitgave van de MOgroep
Verwijzing naar denkers
Erik Dannenberg was lid van de Commissie Paas, die twee jaar geleden in opdracht van de VNG voorstellen deed voor een houdbaar jeugdzorgstelsel. De overheveling van jeugdzorg naar gemeenten was destijds nog niet zeker. De VNGsubcommissie Jeugdzorg waaraan Dannenberg nu leiding geeft, borduurt voort op de analyses van toen. ‘Inmiddels is op het hoogste niveau afgesproken dat de overheveling echt gaat plaatsvinden’, zegt de voorzitter. ‘Maar wanneer precies, of het in fases gebeurt, of gemeentes het aanpassingsjaar krijgen dat zij vragen, hoe het Rijk de taken en voorwaarden formuleert en hoe het geld verdeeld wordt over het land: die vragen staan nog open. En de Kamer kan pas goedkeuring geven als staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten hierover duidelijkheid biedt.’
Diezelfde Kamer vroeg de bewindsvrouw een halfjaar geleden om een stappenplan. Sindsdien is er alleen een beleidsbrief verschenen. ‘Dat was in november’, zegt Dannenberg. ‘Een stappenplan laat nog op zich wachten. Ik vermoed dat men moeite heeft de jeugdzorg scherp in kaart te brengen. En ik kan mij dat voorstellen. De financiering is versnipperd over drie overheidslagen, verzekeraars en zorgkantoren. Daarbinnen zijn er talloze deelbudgetten. Vanuit de VNG willen we helpen deze complexiteit te doorgronden en doen we voorstellen voor vereenvoudiging. Met onze eigen expertise, maar zeker ook door te verwijzen naar grote denkers als Micha de Winter, Jo Hermanns, Peter Stam en Tom van Yperen.’
‘ Er wordt te gauw overgestapt van preventie naar zorg’
5
Som nr 7 2012
Sturing door welzijn
In de subcommissie Jeugdzorg zijn grote en kleine gemeentes vertegenwoordigd. De leden komen uit alle windstreken, zijn van alle politieke kleuren en zijn het eens over de noodzakelijke veranderingen. Welzijn moet in het nieuwe stelsel bijvoor beeld ook achter de voordeur durven komen. Dannenberg: ‘Elk huishouden met problemen moet een generalistische professional toegewezen krijgen. Iemand die oog heeft voor de sociale context van mensen en de samenhang tussen hun problemen. Iemand die vast aanspreekpunt blijft, met het gezin bespreekt wat nodig is en er indien noodzakelijk specialisten bíj haalt. Iemand die ‘doorverwijzen’ dus uit zijn vocabulaire heeft geschrapt.’ Deze generalist moet financiële sturing krijgen over die specialisten, meent Dannenberg. ‘Zo voorkom je dat cliënten het gevoel krijgen de regie te verliezen. Zij worden dan niet meer het doolhof ingestuurd van zorginstanties die hen vanuit een uurtjefactuurtjementaliteit onderwerpen aan ingewikkelde indicaties en protocollen.’ Dannenberg benadrukt hoe beangstigend dat doolhof vaak is voor cliënten, of zij nu laag of hoogopgeleid zijn. En hoe belangrijk het daarom is dat zij het stelsel overzien. ‘Het moet op hun ooghoogte te begrijpen zijn.’
De grotere, leidende rol van welzijn voorkomt dat kinderen te snel een ‘zorgetiketje’ opgeplakt krijgen, stelt Dannenberg. ‘Natuurlijk: er zijn zware zorggevallen. Daar moeten echt indicaties, specialisten en regionale of zelfs landelijke samen werkingsverbanden voor zijn. Maar ik zie te vaak dat kinderen die nét iets meer teruggetrokken of onrustiger zijn dan hun klasgenootjes te snel het label ‘autisme’ of ‘ADHD’ opgespeld krijgen. Ze verdwijnen uit hun vertrouwde omgeving, komen dikwijls terecht op speciale scholen en voelen zich door al die nadruk op hun anderszijn eerder slechter dan beter. Kleine, normale problemen worden groot en bijzonder gemaakt. Er zijn bureautjes die gespecialiseerd zijn in het regelen van indicaties. Die op schoolpleinen observeren welke kinderen er wat druk lijken. En die vervolgens de ouders opzoeken om te vertellen dat ze echt een héél ontregeld kind zien; een kind dat duidelijk zorg nodig heeft en bij wie zij best eens willen onderzoeken wat
er precies aan de hand is. Zo verdienen dat soort bureaus hun geld.’
Vertrouwen in professionals
Dannenberg wil de neiging tot indiceren indammen. ‘Wat nu een ‘lichte zorgvraag’ heet, zou die naam lang niet altijd mogen krijgen.’ Het probleem kan volgens hem vaak worden opgelost vanuit welzijn. ‘Zonder indicatie, zonder specialisten, wel met deskundige professionals, maar zoveel mogelijk in de eigen omgeving van het kind. Dat is beter voor de jeugd en bespaart ook nog eens ontzettend veel tijd en geld.’ Dannenberg vindt dat de begeleiding van licht verstandelijk gehandicapten eveneens uit het verzekeringsstelsel moet. Zij zouden niet naar aparte klassen hoeven te gaan, behalve dan degenen met grote gedragsproblemen. ‘Op dit moment krijgen deze jongeren bij hun diploma gelijk een formulier mee voor de Wajong. Gemiddeld gaan er twee schoolklassen per dag de Wajong in! Dat is niet normaal. Dat loopt volledig uit de hand. Ik vind dat elke samenleving een vangnet moet hebben voor kwetsbare burgers. Maar dat vangnet moet geen hangmat worden.’
Diagnose uit bureaucratie
‘Gemeentes willen de rol van welzijn graag vergroten en de neiging tot indicering beperken’, zegt Dannenberg. ‘Via de VNG vragen ze het Rijk te doen wat hiervoor nodig is: de budgetten voor het verzekerde domein en het welzijnsvlak bij elkaar vegen, bijvoorbeeld. Gemeentes willen de transitie die wij voorstellen aangaan, omdat het beoogde stelsel niet alleen zorgt voor een betere aanpak van jeugdproblemen, maar ook de bezuinigingen opvangt van 5 procent op de AWBZ en 10 procent op de jeugdzorg. Althans, als het Rijk hun vrijheid en vertrouwen geeft. Want gemeenten willen geen uitvoeringsloket zijn. Ze willen met burgers en lokale organisaties kunnen bespreken wat op welke plek nodig is en aan de hand daarvan differentiëren.’
Ook gemeenten zelf zouden meer vrijheid en vertrouwen moeten geven, stelt de wethouder. ‘Aan hulpverlenende organisaties. Hun professionals moeten in overleg met cliënten kunnen bepalen wat er in een huishouden nodig is.
Erik Dannenberg is namens het
CDA wethouder in Zwolle. Hij
beheert de portefeuilles voor onder
meer de Wmo (het zorgdeel),
Wonen, Gezondheidsbeleid,
ontwikkelingssamenwerking en
Dierenwelzijn. Daarnaast is hij
wijkwethouder van Assendorp,
Wijthmen, Kamperpoort en
Berkum.
Dannenberg bekleedt diverse
nevenfuncties uit hoofde van de
gemeente. Hij is onder meer:
– Voorzitter van de commissie
Gezondheid en Welzijn VNG
– Lid van het bestuur van de VNG
– Voorzitter van de subcommissie
Jeugdzorg van de VNG
– Lid raad van Advies van het
zorgkantoor namens de gemeen
ten in de regio IJsselVecht
– Voorzitter van het AB en DB van
GGD IJsselland
6
Uitgave van de MOgroep
Qua budget en qua tijdsinvestering. ‘Het was een grote fout te denken dat we dit soort diagnosticerende deskundigheid in onze bureaucratische systemen konden verwerken. De huidige financieringsmethode heeft geleid tot een productiedenken dat uitermate frustrerend is voor hulpverleners. Managers van zorgorganisaties eisen al snel van hun mede werkers dat ze de uren volmaken die maximaal gefinan cierd worden, ook al is er minder tijd nodig. Of ze geven hen op de kop als er extra uren gemaakt zijn die niet gefinancierd worden. Dat de cliënt weer stabiel wordt, is niet altijd het eerste doel.’
grafieken op papier
‘Denk niet dat de transitie snel rond is’, waarschuwt Dannenberg. ‘Er zullen gemeenten zijn die vooroplopen en andere die achterblijven.’ Zwolle zit, met steun van de Provincie, wat hem betreft in de eerste categorie. ‘Op 8 september ondertekenden twintig partijen op het gebied van welzijn, zorg en wonen in mijn gemeente een samenwerkingsovereenkomst – ook rond jeugdzorg. Daardoor krijgen huishoudens nu brede generalisten als aanspreekpunt. Zij verwijzen niet door naar de tweede lijn. In plaats daarvan vragen zij specialisten om te komen helpen.’ Financiële verantwoording blijft nodig, meent Dannenberg, maar die hoeft lang niet zo cijfergericht als tot nog toe het geval was. ‘Als ik van partner organisaties, huisartsen en wijkagenten hoor dat bijvoorbeeld maatschappelijk werk goed werk heeft geleverd, dan mag deze instantie zijn registratie wat mij betreft halveren. Cijfers zeggen lang niet alles. Ook andere gemeenten zouden minder aandacht moeten hebben voor grafiekjes, en meer voor de mate waarin professionals en bewoners zeggen dat ze verandering ervaren. Zij moeten meer vertrouwen krijgen.’Zwolle is niet de eerste gemeente waar (jeugd)zorgteams ontstaan op het snijvlak van zorg, welzijn en wonen. Vooral in grote steden ziet Dannenberg al regelmatig multidisciplinaire samenwerking opkomen. Dit gebeurt vaak ondanks het systeem, terwijl het volgens de wethouder juist structureel aangemoedigd zou moet worden. ‘Overal in Nederland. Want in veel gemeenten vinden organisaties samenwerking een beetje eng. Zeker in de vorm die wij als VNG voor ogen hebben. Die gaat in tegen de manier waarop de jeugdzorgmarkt nu werkt. En organisaties moeten hun aanpak, inrichting en omvang er wellicht door aanpassen. Dat raakt hun veiligheid. Het zal daarom vaak even duren voordat al hun neuzen dezelfde kant op staan. Toch moet dat. Dat een wethouder een nieuw jeugdzorgstelsel wil, is niet genoeg. Verandering komt alleen goed van de grond als er voldoende draagvlak voor is.’
‘ Dat de cliënt weer stabiel wordt, is niet altijd het eerste doel van zorgorganisaties’
WerK IN uITVoerINGNederlaNd keNt volop
effectieve W&Md-activiteiteN.
HieroNder eeN voorbeeld.
Wat:
Buurtmoestuinen
Wie:
Aliek van den Berg, opbouwwerkster
trefpunt De Nieuwe Stoof, onderdeel
van de Dordtse Welzijnsorganisatie
Waar:
Dordrecht
Wanneer:
sinds 2006
‘Van een fietsenwerkplaats tot een
kleding kraam. In het trefpunt De
Nieuwe Stoof kunnen bewoners van de
Dordtse achterstandswijk Crabbehof
terecht voor allerlei activiteiten. Toch
leven er nog veel mensen tamelijk
geïsoleerd, zonder al te veel contact
met de buitenwereld. Deels omdat ze
de Nederlandse taal niet beheersen. Ik
vroeg de vrijwilligers van De Nieuwe
Stoof of ze ideeën hadden om ook déze
mensen over de drempel te krijgen.
Iemand merkte op dat er veel lege
grasveldjes zijn in de wijk. Zo ontstond
het idee voor een buurtmoestuin. In
samenwerking met de woningcorpora
tie en de gemeente kwamen er dertien
groentetuintjes van drie bij drie meter.
Buurtbewoners stonden ervoor in de rij.
oók degenen die nooit bij het trefpunt
kwamen. er zijn inmiddels zevenender
tig tuintjes en dat is nog niet genoeg,
want er is een wachtlijst. In de
buurtmoestuin wordt volop getuinierd.
ouders brengen hun kinderen mee.
Die leren zo dat groenten niet uit een
blik komen. er is zelfs een vijftienjarige
jongen met een eigen volkstuin.
Zo enthousiast is hij over het tuinieren.
Bij het trefpunt komen de ‘tuinders’
regelmatig groenten brengen die we
kunnen uitdelen. Buurtbewoners
vinden dat de sfeer in de wijk is
verbeterd: mensen durven te praten
met elkaar. De buurtmoestuin is dus
een échte ontmoetingsplek geworden.’
7
Som nr 7 2012
SMILJAN GruBeSIC, SCHooLMAATSCHAppeLIJK WerKer
‘Niet lullen, maar poetsen. Dat is het credo van het ZorgDoeTeam. In dat team zitten een psycholoog, verslavingsdeskundige en ikzelf als schoolmaatschappelijk werker. We helpen vroegtijdig schoolverlaters die de draad weer oppakken bij de plusvoorziening New Life. Dat doen we door direct actie te ondernemen. Moet er een brief opgesteld worden? Dan schrijven we die meteen. In gesprekken ben ik direct, concreet en open. Zo hoop ik dat ze Smiljan zien, niet de hulpverlener. onlangs kwam Duygu langs met een ongewoon probleem: cola. Haar begeleider maakte zich zorgen omdat ze er anderhalve liter per dag van dronk. Hij stuurde haar langs mij. Toen ze aanschoof, vroeg ik haar: gaan we het echt over cola hebben? Niet dus, al gauw kwamen er heel andere problemen op tafel. en die gaan we samen oplossen.’De plusvoorziening is onderdeel van het New Life College voor vmbo en mbo. Het is een traject voor jongeren met zware problemen: van schulden tot een onstabiele gezinssituatie. Na New Life stappen de meesten over naar het reguliere onderwijs.
IN B
ee
LD
te
ks
t S
an
ne
Wit
ka
mp
B
ee
ld
S
iets
ke
Ra
aij
ma
ker
s
New
Life
in
Sch
ied
am
pLu
SVo
or
ZIeN
ING
Vo
or
V
ro
eGTI
JDIG
SC
Ho
oLV
erLA
Ter
S
8
Uitgave van de MOgroep
SMILJAN
9
Som nr 7 2012
AC
HT
er
Gr
oN
Dt
ek
st
Eri
c d
e F
rel
WiE?
anja Machielse, onderzoeker bij
het Landelijk Expertisecentrum
Sociale interventie (LESi).
‘Sociale participatie is de laatste twee decennia steeds hoger op de politieke agenda komen staan. Het belang van sociale netwerken staat iedereen inmiddels duidelijk voor ogen. Mensen worden aangemoedigd binnen hun eigen netwerk te zoeken naar oplossingen, hulp en ondersteuning. Dat beleid veronderstelt dat mensen daadwerkelijk over zo’n netwerk beschikken. Het is daarom cruciaal om zicht te hebben op de sociale situaties van mensen. Ook zal de overheid die netwerken moeten faciliteren waar ze ontbreken. Voor de groep zeer kwetsbaren blijft professionele ondersteuning nodig. Tegelijk wil je die groep zoveel mogelijk beperken, en dat vraagt om effectieve preventie.Ongeveer zes procent van de volwassen Nederlanders is sociaal geïsoleerd. Dat zijn zo’n 765.000 mensen, die alleen nog enkele functionele contacten hebben. Sociaal isolement hangt vaak samen met het ontbreken van sociale competenties. De problematiek loopt dan ook door alle leeftijden heen. Wel vormen ouderen een grotere risicogroep, door dat hun netwerken natuurlijkerwijs slinken. Sociaal isolement maakt mensen erg kwetsbaar. Het is vaak een grondslag voor allerlei gezondheids en psychische klachten, schulden, verslaving, enzovoorts.’
‘De gebruikelijke interventies om sociaal isolement te verminderen zijn tot nu toe weinig effectief geweest. Ten eerste omdat sociaal geïsoleerden een bijzonder heterogene groep vormen. Van alleenstaande moeders tot mantelzorgers, van kleuters tot ouderen. De tweede reden is dat deze groep relatief onzichtbaar is, en moeilijk bereikbaar voor de hulpverlening. Het is daarom nodig de interventies per doelgroep te differentiëren. Aan de hand van mijn onderzoeksresultaten heb ik een typologie opgesteld. Die loopt van ‘dreigend isolement’ via ‘situationeel isolement’ tot ‘structureel isolement’. En de ernstigste groep is die waarbij het structureel isolement ook nog samengaat met ggzproblematiek. Met deze typologie kunnen welzijns en zorginstellingen bepalen welke interventies zinvol zijn en welke resultaten te verwachten vallen.In het algemeen doen hulpverleners er goed aan om bij hun cliënten scherp te zijn op de kracht van iemands ondersteunende netwerk. En op de mogelijkheden om dat netwerk te versterken. Voor de groep zorgmijdende structureel geïsoleerden is nog meer nodig. Die valt alleen outreachend te bereiken. Onmisbaar daarvoor is een signaleringsnetwerk van sleutelfiguren in een wijk, van de huisarts tot de visboer. Vrijwillige inzet speelt daarbij een belangrijke rol. Zowel voor de signalering als voor de praktische hulp en ondersteuning. Het werven, begeleiden en aansturen van geschikte vrijwilligers is dan ook een belangrijk onderdeel van de aanpak van sociaal isolement.’
Sociaal isolement: nieuwe inzichten D
IFFe
reN
TIËr
eN
+ o
uTr
eAC
HeN
D
= r
eSu
LTA
AT
Ze dreigen buiten de boot te vallen in onze participatiemaatschappij: de sociaal geïsoleerden. een heterogene en slecht bereikbare groep, zo blijkt uit onderzoek in rotterdam. Sociaal isolement is bovendien vaak verweven met andere problemen. Voor een effectieve aanpak is het daarom belangrijk het preventiewerk en de interventies af te stemmen op de verschillende doelgroepen.
10
Uitgave van de MOgroep
pILo
T +
oN
Der
ZoeK
=
INTe
rV
eNTI
eS
WiE?
gertJan van der Hout, senior
beleidsmedewerker ouderenbeleid
bij Sociale Zaken en Werkgelegen
heid in rotterdam.
‘In Rotterdam begonnen we in 2007 een driejarige pilot om sociaal isolement bij ouderen te voorkomen en te bestrijden. Tot die tijd liet de kennis over sociaal geïsoleerde ouderen te wensen over. De resultaten van de ingezette interventies waren bovendien niet voldoende bekend. Onderzoekers van het Landelijk Expertisecentrum Sociale Interventie en van de Universiteit voor Humanistiek begeleidden de pilot. Die bestond uit zes projecten in verschillende deelgemeenten. Het onderzoek moest uitwijzen wat de omvang van het probleem is, welke interventies voor welke doelgroepen effectief zijn, en hoe je de kennis hierover kunt verankeren in professionele werkwijzen en de lokale gemeenschappen. De groep sociaal geïsoleerde ouderen in Rotterdam bleek uit ongeveer 9500 mensen te bestaan. Het onderzoek leverde een scherpe typologie op van deze doelgroep, met een onderscheid tussen vier types. Door deze afbakening kunnen we in onze opdrachtverlening aan welzijns en zorginstellingen nu veel beter differentiëren. We zorgen bovendien dat alle opgedane kennis over de interventies in brede kringen van professionals beschikbaar is. Zo trainen we bijvoorbeeld de
huisartsen, want die hebben een belang rijke signalerende rol. En we zorgen dat bij de VraagWijzers, onze Wmoloketten, de vraag áchter de vraag boven tafel komt. Want sociaal isolement is vaak verweven met andere vragen voor zorg en ondersteuning.’
‘We zijn in Rotterdam steeds beter in het activeren van de ouderen die nog niet heel sterk geïsoleerd zijn. Vooral via vrijwilligers. Hun bijdrage is van onschatbare waarde. Ook voor de ernstigste groep hebben we in principe een goed aanbod. Denk aan lokale zorgnetwerken of casemanagers van zorgaanbieders. Het signaleren en bereiken van die groep kan overigens wél verbeterd worden. Het lastigst is vooral de middengroep. Deze ouderen zijn sociaal geïsoleerd, maar dat levert in de omgeving niet voldoende urgentie op om vanuit het publieke domein – burgers, professionals, overheid – te interveniëren. Voor hen zijn meestal professionals nodig om het sociale netwerk te activeren. De inzet die we daarvoor nodig hebben, is nu helaas niet overal beschikbaar. Professionals krijgen door de aangescherpte visie op sociaal isolement een nieuwe rol. We zetten nu veel meer in op een outreachende en integrale manier van werken. Het komt dan ook goed uit dat het verschil tussen zorg en welzijn vervaagt. De schotten worden langzamerhand afgebroken. Dat stelt ons in staat beter aan te sluiten op de vraag. Intussen moeten de welzijnswerkers er vooral niet voor terugschrikken om actief de boer op te gaan om sociale problemen op te sporen en aan te pakken. Niet in de spreekkamer blijven wachten. Die tijd hebben we gehad.’
Sociaal isolement: nieuwe inzichten >>
11
Som nr 7 2012
Co
Lu
MN
WiE?
Josien Schenkels, oudprojectleider
bij Charlois’ Welzijn.
‘Charlois’ Welzijn voerde in Rotterdam één van de zes pilots uit om sociaal isolement bij ouderen te bestrijden. Maar we hebben ons zeker niet beperkt tot die doelgroep. Want ouderen lopen weliswaar het grootste risico om sociaal geïsoleerd te raken, het zijn vooral de jongere doelgroepen waarbij je veel winst kunt behalen in de preventie. Niet minder dan zes procent van de kinderen kampt met een sociaal isolement. Het zou dus onverstandig zijn om ons voornamelijk op 65plussers te richten als we ook al in de voorschoolse opvang met deze problematiek aan de slag kunnen. De nadruk in ons project lag op het vergroten van kennis en draagvlak binnen de eigen organisatie. Zodat iedereen – van de ouderenbegeleider tot de peuterwerker – op het netvlies heeft welke rol hij of zij kan spelen. Het motto daarbij: sociaal isolement is van iedereen. Het gaat er simpelweg om dat je de signalen leert herkennen en weet hoe je daarmee om kunt gaan. Dankzij onze brede aanpak is er nu bij de voorscholen bijvoorbeeld veel meer aandacht voor sociaal geïsoleerde kinderen én moeders. Dat is een direct gevolg van dit project, en daar ben ik dan ook trots op.’
‘Naast die interne kennisvergroting hebben we ons ook heel praktisch gericht op de individuele begeleiding van sociaal geïsoleerden. Tijdens de pilot hebben we 118 ouderen uit de deelgemeente Charlois begeleid. Bij veel van hen was het isolement ‘structureel’ en meestal ook verweven
met andere problematieken. In deze persoonsgerichte ondersteuning zijn we uitgegaan van de persoonlijke drijfveer van mensen. Welke aanknopingspunten zijn er om die persoon in beweging te krijgen? Dat is echt maatwerk. Iemand die altijd sjoellijstjes heeft ingevuld, kan in een enorm gat vallen als de sjoelclub ermee ophoudt. De oplossing is dan om die persoon bij een andere club de lijstjes in te laten vullen. Het is belangrijk om te beseffen dat zulke kleine succesjes een groot effect kunnen hebben.Werkenderwijs hebben we zo in de loop der jaren richtlijnen ontwikkeld voor de omgang met sociaal geïsoleerde cliënten. Deze staan nu in een handreiking en een productenboek. Zodat we die kennis en visie kunnen overdragen. Zowel intern als extern. Dat laatste zal hard nodig zijn. Charlois’ Welzijn heeft namelijk de aanbesteding voor 2012 niet gewonnen, en zal het complete welzijns en maatschappelijk werk overdragen aan een andere partij. Ik hoop dat de inzichten die we tijdens deze pilot hebben opgedaan toch verankerd zullen worden. Zowel hier in Charlois als elders in het land.’D
rIJ
FVee
r +
MA
AT
Wer
K =
AC
TIV
erIN
G<< Sociaal isolement: nieuwe inzichten
12
Uitgave van de MOgroep
Co
Lu
MN
Be
el
d S
iets
ke
Ra
aij
ma
ker
s A
ut
eu
r J
an
La
tten
is
ho
og
lera
ar
Dem
og
rafi
e a
an
de
Un
iver
site
it v
an
Am
ster
da
m.
re
spe
ctp
un
tenZorgsparen. Geld opzijleggen om later zorg te kunnen ontvangen. Daar
roepen politici ons inmiddels toe op. Want we worden ouder en ouder. Vijf tigers van nu hebben meer dan 50 procent kans om 80 of 90 jaar te worden. En met het vergrijzen van de babyboomers zal de vraag naar zorg fors toenemen. Nu zijn er nog zo’n 2,6 miljoen ouderen, over 30 jaar zijn het er 4,6 miljoen. Zorgsparen lijkt dus onvermijdelijk, ook voor dertigers. Maar kóm daar eens om in een tijd van koopkrachtverlies, onbetaalbare hypotheekschulden en andere rampspoed.
Mag ik een boud voorstel doen? Laten we bij zorgsparen niet alleen denken in euro’s, maar ook in termen van duurzaamheid, welzijn, geluk en sociale participatie. Laten we de jongeren van nu een sociale spaarrekening geven waarop ze per persoon ‘respectpunten’ kunnen verzamelen. Hoe? Door bijzondere dingen voor anderen te doen: vrijwilligerswerk, de straat schoonhouden, met bejaarden gaan winkelen. Zulke activiteiten moeten we niet in een sfeer van taakstraffen plaatsen, maar positief benaderen en concreet belonen. De verdiende respectpunten kunnen jongeren later inzetten als ze zélf verlegen zitten om soortgelijke hulp of zorg. Of al eerder, om bijvoorbeeld voorrang te krijgen in de zoektocht naar een woning.
Met respectpunten slaan we meerdere vliegen in één klap. We introduceren een immaterieel kapitaal dat de zorgkosten kan drukken. Dat kost de samenleving niets, maar levert veel op. Het voedt bovendien op tot verantwoordelijke en sociale burgers die helpen en geholpen worden: iets voor anderen betekenen en iets van anderen terugkrijgen. Bijkomend voordeel: respectpunten kunnen ook meetellen om zoiets als een integratieniveau te meten. Als Mauro veel respect punten had verdiend, zou dat meegewogen kunnen hebben bij de beslissing over zijn toekomst. Politici zouden het beslist niet toestaan asielzoekers met veel respectpunten terug te sturen.
Maar boven alles maken respectpunten jongeren bewust van de noodzaak een balans in hun eigen leven te hebben. Dat kan doorwerken in hun privérelaties, die vaak stuklopen op een gebrek aan evenwicht tussen geven en nemen. Zoals een bankrelatie ook stukloopt wanneer je alleen maar leent en nooit terugbetaalt. Kortom: respectpunten kunnen ons op veel fronten in balans houden en gelukkiger maken. Do ut des. Het was nooit anders.
Jan Latten
13
Som nr 7 2012
uit bed halen,naar school sturen
SoM
De
r D
eL
eN
te
ks
t R
ina
Ba
rtel
s B
ee
ld
An
nel
ies
Ber
na
rd (
De
Vett
e B
ern
ard
, R
ott
erd
am
)
14
Uitgave van de MOgroep
De één beheerst de methodieken om jongeren te helpen. De ander weet precies hoe hij een band kan opbouwen met jongeren op straat. Samen vormen de medewerkers van FlexusJeugdplein en SWS Welzijn het doelgerichte Jongeren Interventie Team (JIT). ‘Het is de perfecte combinatie van de bedachtzame hulpverlener en de extraverte jongerenwerker.’
Schiedamse probleemjongeren raakten vier jaar geleden regelmatig uit beeld bij de hulpverleningsinstanties. Ze werden constant doorverwezen, niemand hield ze nauwgezet in de gaten. Dat moest anders, besloot SWS Welzijn. ‘Daarom hebben we een van onze jongerenwerkers van zijn reguliere werk gehaald. Het werd voortaan zijn taak om jongeren individueel een steuntje in de rug te geven.’ Aan het woord is Gregor Gips, manager van SWS Jong. ‘Na een halfjaar concludeerden we twee dingen. Eén: de behoefte aan deze functie is heel groot. En twee: we hebben te weinig verstand van jeugdhulpverlening.’ SWS Welzijn klopte daarom voor samenwerking aan bij FlexusJeugdplein, organisatie voor jeugd en opvoedhulp in Rotterdam en omliggende gemeenten.
Het team
FlexusJeugdplein had daar wel oren naar, vertelt Jan van Gerwen, stafmedewerker van de jeugdzorgorganisatie. ‘FlexusJeugdplein heeft allerlei doelmatige interventieprogramma’s. Maar we vroegen ons regelmatig af of we de hulpbehoevende jongeren wel tijdig bereikten. Er ging een tijdrovende papieren mallemolen aan vooraf, eer zo’n jongere eindelijk bij ons aan tafel zat.’ Met de oprichting van het Jongeren Interventie Team (JIT) bundelden de twee organisaties hun krachten. De teamleden – drie mannen en één vrouw van beide organisaties – zijn bij nacht en ontij op straat, in het buurthuis, op school of bij gezinnen thuis. Ze praten met jongeren, houden de vinger aan de pols en grijpen direct in als het mis dreigt te gaan. ‘Wij kijken met bewondering naar het gemak waarmee een jongerenwerker een jongen of meisje uit bed haalt en naar school stuurt’, vertelt Van Gerwen. ‘Dat zit bij ons niet in de genen. Het JIT is echt de perfecte combinatie van de
bedachtzame hulpverlener en de extraverte jongerenwerker.’Ter illustratie wijst Gips op een recent voorval. ‘Teamlid Remy werd gebeld over een spijbelgeval door de schoolmaatschappelijk werker van FlexusJeugdplein. Zij wist dat Remy er meteen naartoe zou gaan om de jongen naar school te brengen. Daarna kon zij het weer overnemen. Waarom zou je eerst wekenlang dooremmeren en vergaderen over een spijbelaar?’
De methode
Samen met Juliaan van Acker, emeritus hoogleraar orthopedagogiek, ontwikkelde het JIT een methodiek die het kind centraal stelt. Gips: ‘We organiseren de hulp rond het kind. We werken in zijn omgeving, daar waar de problemen zich voordoen. Als het moet, schakelen we iedereen in: gezin, school, ooms, tantes, de kapper, enzovoorts.’ Daarnaast heeft het team de bureaucratie tot een nihil niveau teruggebracht. ‘We volgen elke jongere met een individuele monitor. En we rapporteren per jongere eenmalig aan de gemeente. Dat is alles. De JIT’ers hoeven zich daar bovendien niet mee bezig te houden. Die kunnen de hele dag de straat op.’ Van Gerwen benadrukt het verschil met de reguliere hulpverlening. ‘Normaal gesproken gaat een kind de hulpverleningsketen in. Het gaat van intakegesprek naar indicatiebesluit en het wordt vervolgens te veel en te vaak verwezen. Wij vormen geen keten, maar een kring. Wij brengen de deskundigheid van meerdere organisaties naar het kind toe.’
De praktijk
Gips noemt als voorbeeld een meisje dat bij het JIT aanklopte omdat ze schulden had. ‘Ze had geen contact met haar familie, ging niet naar school, woonde samen met een lover boy en was zwanger. Onze JIT’er trof bij haar thuis
uit bed halen,naar school sturen
‘ Wij vormen geen keten, maar een kring’
15
Som nr 7 2012
een enorme puinhoop aan. Er liepen vier katten rond, alles zat onder de pis en de stront. Er was geen kinderkamer, niet eens een kinderbedje.’ Het JIT pakte het meisje vast en liet haar niet meer los tot het goed ging. Gips: ‘Allereerst bepalen we met een deskundige van FlexusJeugdplein en een gedragsdeskundige met welke problemen we te maken hebben. Hoe zit het tussen de oren bij deze dame? Welke partijen kunnen het veiligheidsprobleem met de loverboy oplossen?’ Vervolgens worden de taken verdeeld. FlexusJeugdplein stuurt het traject aan. De GOSAregisseur zorgt dat de loverboy geen vat meer op het meisje krijgt. ‘En de JIT’er ruimt alle obstakels uit de weg. De katten gaan het huis uit. We maken het huis schoon, schilderen de boel, richten een kinderkamer in. We gaan met de schulden aan de slag. En we sturen het meisje naar het Lentiz LIFE College. Daar krijgt ze een halfjaar de tijd om alles op een rijtje te zetten. De baby kan er naar de opvang.’ Inmiddels gaat het redelijk met het meisje. Ze spijbelt af en toe, maar de JIT’er is er dan snel bij. ‘De loverboy zit vast. Als hij vrijkomt, komt ook hij waarschijnlijk naar ons toe voor hulp’, besluit Gips.
Het resultaat
In 2010 hielp het JIT 77 jongeren. Met driekwart van die groep gaat het goed. ‘Dat is natuurlijk een momentopname, ze kunnen na twee jaar weer op de stoep staan’, zegt Van Gerwen. ‘Maar we hebben zoveel mogelijk hobbels in hun leven weggewerkt. Ze hebben een dagbesteding, en zien weer perspectief in hun leven.’De JITmethode is niet alleen effectief, maar ook kostenbesparend, menen Gips en Van Gerwen. ‘In de kern ben ik hulpverlener, voor mij telt het resultaat. Of iets geld kost, interesseert me eigenlijk niet’, stelt Van Gerwen. ‘Het toeval wil dat ons werk relatief goedkoop is.’ Gips vult aan: ‘Omdat we er op tijd bij zijn, voorkomen we dat een jongere in contact komt met bijvoorbeeld justitie of de kinderbescherming.’ Natuurlijk kost deze methode ook geld, beaamt Van Gerwen. ‘Maar als je een jongere naar een instituut in de Brabantse bossen stuurt, gaat de meter pas echt lopen. En als zo’n jongen weer terugkeert naar huis, dan komt hij zo weer in de problemen. Het vangnet in zijn leefomgeving ontbreekt volledig. Als je uitgaat van de kracht van het netwerk rond het kind, dan is je rendement simpelweg het grootst.’
SoM
De
r D
eL
eN
De
TA
Fe
L V
AN
WerK IN uITVoerINGNederlaNd keNt volop
effectieve W&Md-activiteiteN.
HieroNder eeN voorbeeld.
Wat:
Sociaal Netwerkcafé
Wie:
Tukkie Tuk, opbouwwerkster
Versa Welzijn
Waar:
Hilversum
Wanneer:
sinds 2011
‘Als opbouwwerker kom ik al 24 jaar in
de Hilversumse wijk oost, buurt
Liebergen. Ik merkte dat verschillende
hulpverlenings en welzijnsorganisaties
in de buurt allemaal dezelfde doel
groep kwetsbare mensen tegenkomen
en opzoeken. en onderling kennen we
elkaar eigenlijk niet. De huisarts weet
bijvoorbeeld niet precies wat het
Wijkcentrum doet, terwijl hij in zijn
spreekkamer wel mensen krijgt die
eenzaam zijn. Dat Wijkcentrum kan
voor die mensen veel betekenen. Dat
zit in kleine dingen: een activiteit, een
bloemetje, een lunch met buurtgeno
ten. In het Sociaal Netwerkcafé willen
we dwarsverbanden leggen tussen
hulpverleners, zodat we beter naar
elkaar doorverwijzen. Het netwerkcafé
vindt twee keer per jaar plaats. Voor de
eerste bijeenkomst in april jongstleden
hadden we alle sleutelfiguren in de
wijk uitgenodigd. Buurtzorg, HilverZorg,
huisartsengroepen, ouderenzorg, maar
bijvoorbeeld ook Vluchtelingenwerk en
Sociaal Cultureel Werk. Als kennis
making organiseerden we een
speeddate aan de hand van prikke
lende stellingen. Kort, krachtig en
vooral laagdrempelig. Door al deze
verschillende mensen rond één tafel
te zetten, voeden en versterken we
elkaars kennis. De signalen die we
opvangen uit de wijk, spelen we naar
elkaar door. Zo krijgen we de mensen
die buiten de boot vallen veel beter in
beeld.’
‘ ga uit van de kracht van het netwerk rond het kind’
16
Uitgave van de MOgroep
De
TA
Fe
L V
AN
De
ta
fel
va
n..
. H
an
nie
Sch
ut
Hannie Schut (60) begon vijftien jaar geleden als directeur van het Instituut Maatschappelijk Werk in Tilburg. De organisatie voorziet in eerstelijns hulpverlening voor inwoners van de regio Tilburg. ‘De inspanning van maatschappelijk werk wordt niet altijd gewaardeerd.’
WAt ergert je in je Werk?
Soms denkt men te simpel over maatschappelijk werk. Terwijl deze tak onnodig gebruik van dure zorg voorkomt door mensen te helpen zoveel mogelijk op eigen benen te staan. Bij specialistische problematiek verwijzen we. Dat er te simpel over gedacht wordt, blijkt wel uit de huidige discussie over de frontliniewerker, iemand die van alles een beetje kan. Ik geloof meer in het optimaal benutten van elkaars expertise. Maatschappelijk werk is een vak, zoals opbouwwerk en jongerenwerk dat ook zijn.
WAnneer WAs je voor het lAAtst Boos om iets in het nieuWs?
Toen ik hoorde van het idee om de Wet werk en bijstand aan te passen. De wijziging zou betekenen dat het in komen van een thuiswonende meetelt bij het toekennen van bijstand. Ik vind niet dat ouders afhankelijk moeten zijn van een kind van twintig. Bovendien belemmert het die jongeren een eigen toekomst op te bouwen.
AAn Welke tAfel zit je het liefst?
Aan de tafel in mijn kantoor. Het glazen blad geeft een
te
ks
t S
an
ne
Wit
ka
mp
B
ee
ld
Sie
tsk
e R
aa
ijm
ak
ers
ruimtelijk effect. En de warmrode kleur van de stoelen die erbij staan zorgt voor een prettige sfeer. De leukste gesprekken aan deze tafel heb ik met medewerkers bij wie het eerste jaar erop zit. Tijdens het evaluatiegesprek hoor ik dan veel over wat er in de organisatie speelt.
Welke eigenschAp heeft je vooruitgeholpen in je cArrière?
Mijn nieuwsgierigheid.
WAt doe je het eerst nA het Werken?
Voor ik thuis ben, zit ik nog drie kwartier in de trein naar mijn woonplaats Rotterdam. Die reistijd gebruik ik om te lezen: ik heb altijd een tas met werk bij me. Het katern over Tilburg van het Brabants Dagblad is vaste prik. En soms lees ik in de Volkskrant nog wat artikelen waaraan ik tijdens mijn ontbijt niet toekwam. Al moet ik toegeven dat ik soms gewoon even lekker slaap in de trein.
WAt is de komende jAren de BelAngrijkste tAAk
vAn mAAtschAppelijk Werk?
Samenwerken is en blijft belangrijk. We kennen onze bondgenoten goed en we weten wat zij wel en niet kunnen. Voortdurend zijn we alert op de mogelijkheden van partners als Sociale Zaken, het welzijnswerk en de ggz. In de praktijk betekent dit dat wij ons te allen tijde moeten afvragen: welke organisatie is het meest geschikt om dit uit te voeren? De focus ligt op de beste oplossing voor de cliënt.
17
Som nr 7 2012
DuYGu YAYLA, SCHoLIer NeW LIFe ‘Ik moest naar Smiljan om te praten over cola. Gelukkig kon hij er – net als ik – om lachen. Het gesprek was heel relaxed. Ik durfde hem te vertellen over mijn situatie. en zelfs te vragen om hulp. Ik woon in een leuk appartement, maar mijn bovenburen ruziën erg veel. Het geschreeuw, het slaan met de deuren: die geluiden herinneren me aan mijn verleden. Ik krijg er paniekaanvallen van. en daardoor kan ik me op school niet concentreren. Terwijl ik juist graag mijn diploma wil halen. Hoewel ik inmiddels medicijnen krijg voor de paniekaanvallen, lukt het me maar niet om het overlastprobleem op te lossen. Smiljan helpt me nu met het schrijven van een officiële brief naar de woningbouwvereniging. Met daarin een verklaring van de dokter over de paniekaanvallen. Dat geeft me rust. Het is fijn dat Smiljan er is en dat ik zo bij ’m binnen kan lopen. en cola? Daar drink ik niet zoveel meer van.’Duygu Yayla is 22 jaar oud en heeft nog geen startkwalificatie. Via New Life wil ze bij het Life College een mbodiploma halen in de verzorging of het toerisme.
New
Life
in
Sch
ied
am
pLu
SVo
or
ZIeN
ING
Vo
or
V
ro
eGTI
JDIG
SC
Ho
oLV
erLA
Ter
S
IN B
ee
LD
te
ks
t S
an
ne
Wit
ka
mp
B
ee
ld
S
iets
ke
Ra
aij
ma
ker
s
18
Uitgave van de MOgroep
DuYGu
19
Som nr 7 2012
De
uIT
Ko
MST
te
ks
t E
ric
de
Fre
l B
ee
ld
Ma
rik
e K
na
ap
en
Soms heeft een weten
schapper dé uitkomst. Voor
een maatschappelijke kwestie of
een prangend probleem. En soms
zijn er uitkomsten van een onderzoek
die een heel andere perspectief bieden
op een bekend thema. Voor zulke
uitkomsten biedt deze rubriek een
podium.
20
Uitgave van de MOgroep
‘Het jeugdbeleid in Nederland is armoedig. Het gaat vooral over het tackelen van problemen: jeugdcriminaliteit, schooluitval, kindermishandeling. Allemaal kortetermijnkwesties. We denken nauwelijks na over hoe we een nieuwe generatie willen grootbrengen tot verantwoordelijke burgers. Dáár hoort jeugdbeleid over te gaan. Maar dat punt aan de horizon ontbreekt volledig.Tegelijkertijd is de afgelopen decennia de opvoeding van kinderen een privéproject geworden. Het blijkt dat iedereen dezelfde problemen in z’n eentje zit op te lossen, maar wél met de hulp van meer en meer professionals.’
De professionals
‘Die groeiende vraag naar professionele hulp hangt samen met de gebrekkige sociale netwerken van ouders. Ze kunnen in hun omgeving nauwelijks nog hulpbronnen aanboren. Samen vormen die sociale netwerken een ‘pedagogische civil society’. Die is nu dus nog ver onderontwikkeld. Maar als we daarin investeren, zal een flink deel van de huidige vraag naar jeugdzorg verdwijnen. Dan wordt de opvoeding van kinderen weer een zaak van lokale gemeenschappen.We hebben professionals nodig om die sociale netwerken te stimuleren en faciliteren. Door ouders met elkaar in verbinding te brengen op scholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, brede scholen, et cetera. Zodat de eigen kracht van burgers zo goed mogelijk tot z’n recht komt. We moeten ophouden die burgers de verantwoordelijkheid uit handen te nemen. Treurig voorbeeld daarvan zijn de meldpunten voor jongerenoverlast. Die moedigen burgers aan hun problemen elders te dumpen, in plaats van ze samen met jongeren op te lossen.Jeugdzorgprofessionals zijn nog te vaak bezig met hier een brandje te blussen en daar een activiteitje te organiseren. Terwijl ze veel nuttiger kunnen zijn op de plek waar de meeste problemen ontstaan. Voor zeventig procent van de jeugdzorgcliënten is dat: de school. Zet die professionals dan ook dáár in om meteen een oplossing te zoeken en de situatie
te normaliseren. In plaats van die jongeren massaal te categoriseren, te indiceren, te voorzien van een persoonsgebonden budget en vervolgens het circuit van de hulpverlening in te sturen.’
De projecten
‘Nederland kent al mooie initiatieven die volgens deze inzichten werken. Zoals ‘De Vreedzame Wijk’ en ‘Allemaal opvoeders’. Beide projecten zijn erop gericht de diverse pedagogische milieus in een wijk aan elkaar te knopen, en zoveel mogelijk de formele en informele netwerken van gezinnen te versterken. De Centra voor Jeugd en Gezin blijken een waardevolle partij om die pedagogische civil society lokaal te faciliteren. Zo kun je gebruik maken van wat al bestaat om iets nieuws te doen.Naar de uitkomst van deze initiatieven wordt nog druk onderzoek gedaan. Maar met het blote oog kun je al zien dat er iets verandert. Onderwijs, welzijn en de vrijetijdssector weten elkaar veel beter te vinden en volgen hetzelfde pedagogische spoor. Bovendien hebben deze projecten een belangrijke gedachteontwikkeling in gang gezet. Tot twee jaar geleden had niemand het erover dat opvoeden ook iets te maken kon hebben met sociale netwerken. Toen ging het alleen nog maar over hoe je probleem x of probleem y kon signaleren en hoe je ouders moest ondersteunen. Nu gaat het op veel meer plekken over hoe je mensen met elkaar in contact kunt brengen om samen problemen te bespreken en op te lossen. In deze ontwikkeling vormt de overheveling van de jeugdzorg een heel grote kans. De regie voor zorg en welzijn komt nu bij één partij terecht. Dat is een verbetering, want deze systemen zijn communicerende vaten. Je kunt bijvoorbeeld de aanmeldingen voor de jeugdzorg verminderen door in de scholen en gezinnen het probleemoplossend vermogen te vergroten. Voor gemeentes ligt er dus een belangrijke rol om dit te coördineren – het liefst met een visie op de lange termijn, met een punt aan de horizon.’
opvoeden doeje niet alleen
Als ouders hun kinderen opvoeden binnen sterkere sociale netwerken, is veel minder jeugdzorg nodig. professionals in zorg en welzijn moeten zich dan ook richten op het verstevigen en aanjagen van die ‘pedagogische civil society’. Dat stelt Micha de Winter, hoogleraar pedagogiek aan de universiteit utrecht.
21
Som nr 7 2012
IN H
eT
Ko
rT
Duurzame oplossingen en methodieken ontwikkelen om het sociaal werk te vernieuwen. Dat is het doel van het convenant Sociaal Werk in de Wijk. eind 2011 zette Mogroepvoorzitter Marijke Vos samen met bestuurders van andere consortiumpartners haar handtekening onder dit initiatief.
Het sociaal werk zit in een vernieuwingsproces. Van de sociaal werkers in de frontlinie wordt veel verwacht. Welzijn Nieuwe Stijl, overheveling van de begeleiding vanuit de AWBZ, decentralisatie van de jeugdzorg en ook de Wet werken naar vermogen: stuk voor stuk vragen ze om een werkwijze die andere eisen stelt aan het werk van de sociaal professionals. Maar hoe maken zij deze verwachting waar? Het nieuwe programma Sociaal Werk in de Wijk biedt hulp. Dit is een initiatief van de Mogroep, MoVISIe en het lectoraat Maatschappelijk Werk van Hogeschool Inholland. Samen met professionals en maatschappelijke organisaties worden de komende vijf jaar duurzame oplossingen en methodieken ontwikkeld om het sociaal werk te vernieuwen. Het project is onderdeel van het Actieplan professionalisering. Dit plan van de Mogroep, vakbonden, beroeps verenigingen en de HBo en MBoraad ondersteunt de branche W&MD en haar professionals de komende jaren om de kerndoelen van de Wmo te realiseren. Meer informatie op www.mogroep.nl, thema professionalisering.
Initiatief voor vernieuwing sociaal werk
Wat zijn de sterktes en zwaktes, de kansen en bedreigingen van de branche Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (W&MD) op het gebied van jeugd en opvoedondersteuning? Om het antwoord op die vraag te geven, heeft de Argumentenfabriek op initiatief van de MOgroep een SWOTanalyse gemaakt. Deze SWOT én de bijsluiter zijn te downloaden op www.mogroep.nl.
De decentralisatie van de jeugdzorg verandert de markt van de jeugd en opvoedondersteuning de komende jaren drastisch. Lokaal zullen nieuwe spelers zich aandienen met eigen diensten en een harde lobby. De kracht van W&MD is dat die niet problematiseert en medicaliseert. Problemen met opgroeien en opvoeden horen bij het leven en zijn er om op te lossen. W&MD werkt laagdrempelig en preventief. Welzijnsorganisaties zullen actie moeten ondernemen om hun aanbod en de boodschap van preventief, positief, integraal jeugdbeleid aan te passen en lokaal goed te promoten. De kaart helpt bij de analyse van de lokale situatie, het eigen aanbod en de kansen.
HuLp BIJ ANALYSe VAN KANSeN IN JeuGD eN opVoeD oNDerSTeuNING
© 2011gemaakt door:in opdracht van:
Kansen
Bedreigingen
Diensten
Welzijnsorganisaties zijn bekend in en met de wijk, ze zien daardoor de problemen van jeugd en hun ouders.De diensten van welzijnsorganisaties sluiten aan bij de vraag van jeugd en hun ouders.
Welzijnsorganisaties hebben een samenhangend aanbod van preventieve, lichte en zwaardere interventies. Welzijnsorganisaties bieden laagdrempelige ondersteuning in de eigen leefomgeving, geen klinische hulp.
Welzijnsorganisaties richten zich op het versterken van de eigen kracht van jeugd, hun ouders en hun netwerk.Welzijnsorganisaties zijn zonder doorverwijzing te benaderen.
Samenwerking
Welzijnsorganisaties zijn partner in Centra voor Jeugd en Gezin, zorgadviesteams en brede scholen. Welzijnsorganisaties werken veel samen met vrijwilligerscentrales en vrijwilligers.
Welzijnsorganisaties werken samen met partijen die zich eveneens inzetten voor jeugd en ouders. Als aanbieder van diensten hebben welzijnsorganisaties een duurzame relatie met gemeenten.
Welzijnsorganisaties zijn, met hun lokale netwerk, een schakel tussen burgers en ondersteunende organisaties.
Personeel & organisatie
Welzijnsorganisaties beschikken over voldoende en gekwalificeerd personeel.
Sterktes
Zwaktes
Vraag
Ouders en gemeenten vragen bij jeugd- en opvoedproblemen eerder om zorg dan om (lichte) ondersteuning. Nieuwe, particuliere aanbieders spelen in op de toenemende vraag naar jeugd- en opvoedondersteuning. Grote jeugdzorgaanbieders, GGD en GGZ gaan ook welzijnsdiensten bieden rond jeugd- en opvoedingsondersteuning.Gemeenten kopen (bij voorkeur) één totaalpakket in bij één partij met een preventief- en zorgaanbod. De vraag naar beschikbare effectief bewezen (preventieve) interventies, richtlijnen en protocollen neemt toe.
Samenwerking
Bezuinigingen bij gemeenten zetten de vaak duurzame relatie met welzijnsorganisaties onder druk. Gemeenten kunnen uit gemak dezelfde jeugdzorgaanbieders contracteren als provincies deden. Gemeenten kunnen bestaande contracten met welzijnsorganisaties verruilen voor andere aanbieders. (Kleine) gemeenten organiseren jeugd- en opvoedondersteuning op regionaal niveau. Welzijnsorganisaties en gemeenten hebben een verschillende visie op uitvoering en financiering.
Maatschappij
Het aantal potentiële werknemers daalt door vergrijzing en ontgroening. De Nederlandse regering bezuinigt, ook op jeugd- en opvoedondersteuning. De roep om (positieve) kosten-batenanalyses van publieke investeringen neemt toe. De roep om straf en repressie neemt toe en welzijnswerk wordt een ‘linkse hobby’ genoemd.
Diensten
Diensten blijken effectief in de praktijk, maar dit wordt niet aangetoond in wetenschappelijk onderzoek. Welzijnsorganisaties slagen er niet in de kosten en de maatschappelijke baten van hun werk te kwantificeren.
Welzijnsorganisaties hebben weinig budget voor modernisering en innovatie van hun diensten. Welzijnsorganisaties hebben moeite snel en flexibel in te spelen op veranderingen in de markt.
Samenwerking
Welzijnsorganisaties zijn lokaal georiënteerd en werken niet regionaal. Welzijnsorganisaties zijn relatief klein waardoor grote partijen hen niet zien als serieuze samenwerkingspartner.
Welzijnsorganisaties profileren zich onvoldoende als een partij die er toe doet voor burgers en maatschappij.
Personeel & organisatie
Welzijnsorganisaties hebben medewerkers die soms weinig veranderingsbereid zijn.Welzijnsorganisaties hebben weinig middelen om te investeren in professionalisering van medewerkers.
Welzijnsorganisaties missen kennis en kunde op het gebied van commercie, zakelijke bedrijfsvoering en ict. Welzijnsorganisaties zijn voor een groot deel financieel afhankelijk van gemeenten.
Welzijnsorganisaties zijn soms verkokerd en kunnen hiërarchisch of bureaucratisch werken.
SWOT-kaart welzijnsorganisaties & jeugd- en opvoedondersteuning
Vraag
Het aantal jeugdigen met een indicatie voor jeugdzorg neemt toe. Ouders vinden het steeds normaler om ondersteuning te vragen bij het opvoeden. De mogelijkheden voor e-ondersteuning en de digitale vaardigheden van jeugd en ouders nemen toe. Veel (kleine) gemeenten hebben behoefte aan een partner die kennis heeft van zorg voor jeugd. Gemeenten krijgen door bundeling van geldstromen een prikkel om te investeren in preventie.
Samenwerking
Steeds meer gemeenten bieden jeugd en ouders een samenhangend ondersteuningsaanbod.Door de transitie van jeugdzorg zoeken gemeenten naar (nieuwe) partijen bij wie ze diensten kunnen inkopen.
Maatschappij
De maatschappelijke weerstand groeit tegen het problematiseren en medicaliseren van opvoeden en opgroeien. Onder invloed van discussies over normen en waarden, wordt opvoeden weer belangrijk gevonden. Opvoeden wordt steeds meer gezien als taak van ouders, ondersteund door buurt en samenleving. De politiek wil de eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht en sociale netwerken van burgers vergroten. Wat zijn sterktes
en zwaktes van en kansen
en bedreigingen voor
welzijnsorganisaties die zich
bezighouden met jeugd-
en opvoed ondersteuning?
Deze kaart geeft een algemeen overzicht van de (interne) sterktes en zwaktes van welzijnsorganisaties actief in de jeugd- en opvoed-ondersteuning en hun (externe) kansen en bedreigingen. Leden van de MOgroep kunnen deze kaart toepassen op hun eigen situatie en gebruiken als startpunt voor het denkwerk over hun strategische opties. De mate van herkenbaarheid van onderwerpen op deze kaart kan verschillen per lid van de MOgroep. Met sterktes kunnen zij
kansen grijpen en bedreiging en het hoofd bieden. De zwaktes zijn te beschouwe n als verbeter punten. Op deze kaart wordt met jeugd- en opvoed onder steun in g bedoeld: ondersteunende diensten bij opgroeien en opvoeden voor jeugd tot 23 jaar en hun ouders. Deze kaart is gemaakt op basis van literatuur-onderzoek en twee denksessies met MOgroep-leden en het Nederlands Jeugdinstituut. Met dank aan allen voor hun denkwerk.
22
Uitgave van de MOgroep
nieuwe website Mogroep
De Mogroep heeft een nieuwe website. Deze toont de branche W&MD in al haar dimensies. Van speerpunten en politieke issues tot branchenieuws en werksoorten. ook alle leden en samen werkingspartners zijn op de site te vinden. Leden van de Mogroep kunnen dieper in de site terecht op platform Mogroep en de kennisbank. Daar is alle informatie overzichtelijk geordend op thema: werkgeverszaken, bedrijfsvoering en inhoudelijke thema’s. De kennisbank op thema is gekoppeld aan dage lijks actueel nieuws uit de branche en biedt de mogelijkheid om (al dan niet besloten) werkgroepen te starten, collega’s te ontmoeten, te bloggen en te discussiëren over beleidsvraagstukken.
probeer de nieuwe mogelijkheden uit op www.mogroep.nl.
Lerend en werkend de ambities van je
organisatie vergroten én bereiken. Het
kan met het nieuwe project van MKB
Nederland: ‘excelleren.nu’. Vijftien
organisaties uit de branche W&MD en
vijftien uit de branche Kinderopvang
nemen momenteel deel aan dit project.
Het is opgezet door het FCB op verzoek
van de Mogroep.
De dertig geselecteerde organisaties
zoeken en leggen verbindingen tussen
de ambities van de organisatie en de
medewerkers. Ze onderzoeken hoe het
‘leren op de werkplek’ ingevoerd of
versterkt kan worden. Het streven is:
een hogere kwaliteit van dienstverle
ning. Dat valt te bereiken door onder
meer het verbinden van leren en
werken, waardoor medewerkers meer
uit zichzelf kunnen halen. De organisa
ties en hun medewerkers leren om
blijvend te anticiperen op de verande
rende vraag van de omgeving en de
klanten. op het programma staat ook
het ontwikkelen van een cultuur
waarin kennis delen en kennis
ontwik kelen vanzelfsprekend is. Alle
organisaties zijn inmiddels aan de slag
om het geleerde een vaste plek te
geven in hun dagelijkse praktijk. FCB
verzamelt de resultaten en succes
factoren.
Meer weten? Zoek op het trefwoord
‘leercultuur’ op www.fcb.nl. Voor
vragen om meer informatie is project
leider Joke van Alten bereikbaar op
06 46210143 en via [email protected]
Excelleren door werken & leren
23
Som nr 7 2012
AC
HT
er
Gr
oN
D
‘Bestuurders zien graag dat burgers zelf in staat zijn hun buurthuis te beheren’, zegt Astrid Huygen, onderzoekster bij het VerweyJonker Instituut. ‘In dorpen en in wijken met genoeg draagkrachtige burgers lukt dat ook goed. Maar in kwetsbare wijken kunnen burgers dat niet op eigen kracht. Daar sluiten nu veel buurthuizen, omdat er niet genoeg bezoekers komen. Terwijl een buurthuis juist in zo’n wijk een belangrijke functie kan hebben.’
Huygen doet vier jaar lang onderzoek naar ‘buurthuizen nieuwe stijl’. Dit jaar publiceerde ze haar eerste tussenrapportage ‘Met vereende krachten’. Voor haar onderzoek richtte Huygen haar blik een jaar lang op buurthuis De Nieuwe Jutter in de Utrechtse Rivierenwijk, een wijk met verschillende cultuurgroepen en sociale problematieken. ‘Een interessant voorbeeld van een succesvol buurthuis in zelfbeheer in een kwetsbare wijk’, vertelt Huygen. Sinds drie jaar is het buurthuis in beheer van bewoners en steeg het aantal regelmatige gebruikers van 300 naar 800. Vrijwilligers regelen er alles zelf, van het beheer tot de activiteiten die ze er organiseren. Bestuur, gemeente en woningcorporatie faciliteren, maar bemoeien zich niet met de dagelijkse gang van zaken. Huygen: ‘Deze organisatiestructuur is vanuit de praktijk ontstaan en niet van bovenaf opgelegd. Dat is fundamenteel voor de bloei die dit buurthuis nu doormaakt. Door mensen zeggenschap te geven over wat er met hun buurthuis gebeurt, raken ze meer betrokken.’
Meer dan een bingo zaaltje
Nu gemeenten de geldkraan dichtdraaien en burgers meer zelf oppakken in de wijk, komen buurthuizen steeds vaker in beheer van bewoners. Welke randvoorwaarden zijn er om dat zelfbeheer goed te laten functioneren? en welke rol is daarbij weggelegd voor professionals?
te
ks
t A
nn
alo
t B
oer
sma
24
Uitgave van de MOgroep
aanwezig zijn
Iedereen in de Nieuwe Jutter werkt met een open agenda: geen vooropgezet plan, geen doelstellingen. ‘Dat is een breuk met het projectmatige werken zoals we dat in Nederland gewend zijn’, zegt Huygen. ‘Hier bepaalt de dagelijkse prak tijk hoe en waaraan er wordt gewerkt. Mensen – en hun ontwikkelingsproces – staan centraal.’Maar om dat alles in goede banen te leiden, is wel ondersteuning van een professional nodig, constateert Huygen. ‘Niet iemand die van alles organiseert en mensen aanspoort, maar iemand die ruimte schept en ondersteunt.’ In De Nieuwe Jutter vervult buurtpastor Titus Schlatmann die rol. Huygen: ‘Hij zorgt voor de verbinding tussen mensen door aandacht te schenken en aanwezig te zijn. Te observeren zonder te oordelen. Bewoners kunnen bij hem terecht als er iets is. Hij is een soort noodknop. Dat biedt vertrouwen en is nodig voor de continuïteit.’
Deze werkwijze staat ook wel bekend als de presentiemethode. Voor pastor Schlatmann valt die samen met zijn religieuze grondhouding. Schlatmann: ‘Pastoraal werk gaat over ‘bedding bieden’. Mensen tot steun zijn. Maar ik denk dat een andere sociaal werker deze geestelijke zorg ook kan bieden. Het vraagt alleen wel om reflectie op je eigen functioneren. Kun je een probleem bij de mensen laten en hen in die spanning nabij zijn? Ik ben hier niet de big boss, ik bepaal niet wat er gebeurt. Mijn coaching bestaat uit informele gesprekjes in de wandelgangen. En natuurlijk suggereer ik wel eens wat, maar altijd uitgaand van de mensen. Ik ga mee in hun tempo en sfeer.’
aansluiting zoeken
Door de gebruikers ervan centraal te stellen, krijgt een buurthuis volgens Huygen zijn oorspronkelijke functie terug: een laagdrempelige ontmoetingsplek waar bewoners hun eigen activiteiten organiseren. Huygen: ‘Bestuurders hebben het vaak over gemotiveerde, initiatiefrijke burgers die je nodig hebt om een buurthuis te doen slagen. Dan denk ik:
hoezo heb je die nodig? Het gaat erom dat professionals een plek creëren waar mensen zich uitgenodigd voelen en op hun gemak zijn. Daarvoor moet je aansluiting zoeken bij hun leefwereld. Het is een subtiele verschuiving van ‘moeten’ naar ‘willen’. Bij De Nieuwe Jutter zien we dat er heel veel mensen zijn die dan komen en iets bijdragen.’‘Mensen zijn nooit alleen maar kwetsbaar’, zegt Schlatmann. ‘Iedereen die hier komt, heeft potentie om iets bij te dragen. Dat kan van alles zijn: kassa, bardienst, openen en sluiten, koken. Vrijwilligers ontlenen er kracht aan als ze iets kunnen betekenen. Je moet mensen uitdagen in hun ontwikkeling, en dat doe je niet door het initiatief over te nemen. Sommige bewoners hebben misschien geen hoge maatschappelijke positie, maar bouwen hier wel een mooie vrijwilligerscarrière op. Ze vinden een zinvolle dagbesteding. Een buurthuis is veel meer dan een biljartruimte of een bingozaaltje. Het bevordert de kwaliteit van leven. Mensen zijn gelukkiger en tevredener – en daar gaat het om.’
De komende jaren wil Huygen ook andere buurthuizen in zelfbeheer bestuderen. Daarbij zal ze zich richten op stedelijke gebieden en kwetsbare wijken. Huygen: ‘Ik ben ervan overtuigd dat wat er in De Nieuwe Jutter gebeurt bijzonder is, en dat door de presentiemethode mensen tot bloei komen. Het is opvallend dat juist die elementen – vertrouwen bieden, aandachtig zijn, niet oordelen – níet voorkomen in het competentiemodel van de opbouwwerker. Nu we steeds meer van mensen verwachten dat ze zelfredzaam zijn en zelf verantwoordelijkheid dragen, is het belangrijk om te onderzoeken hoe sociaal werkers daarin kunnen ondersteunen.’ Schlatmann vult aan: ‘Die professionals moeten zelf minder ruimte innemen en meer ruimte bíeden aan de mensen om wie het gaat. Dat vergt een andere attitude.’
Meer dan een bingo zaaltje
De nieuwe Jutter
Sinds 2008 staat De Nieuwe Jutter onder
zelfbeheer van bewoners. Het nu levendige
buurthuis kreeg daardoor een prominente rol
in de utrechtse rivierenwijk. Verschillende
groepen mensen met uiteenlopende achter
gronden maken gebruik van het pand,
waaronder Stichting Tamount, het Inloophuis
utrecht en de Stichting Beschermende
Woonvormen utrecht. Daarnaast zijn er tal
van gym, dart, en biljartclubjes, dans en
yogaklasjes, computerlessen, bijeenkomsten
van Turkse vrouwen en eetcafés. Bewoners
bedenken én organiseren zelf al deze activitei
ten. Zo’n 40 vrijwilligers zijn actief, van wie er
een tiental samen de beheergroep vormt.
Die beslist over praktische zaken als openings
tijden, kassa, planning en toezicht. Het
bestuur, eveneens vrijwillig, is voornamelijk
op de achtergrond aanwezig. Het regelt de
zakelijke contacten met gemeente en woning
corporatie. De Nieuwe Jutter ontvangt subsidie
van onder meer de gemeente utrecht.
Daar naast probeert het buurthuis meer zelf
voorzienend te zijn door zaalverhuur en het
aanbieden van flexplekken aan zzp’ers.
25
Som nr 7 2012
BA
LA
NS
op
MA
Ke
N
pr
oe
F o
p D
e S
oM
te
ks
t P
eter
va
n d
er M
ark
Mooi verhaal uit Alphen
Er was eens… een tijd waarin drie opbouwwerkers van Participe hun baan verloren. Een van hen werd afgelopen zomer ontslagen, de twee anderen enkele maanden later. ‘Een aderlating’, vindt directeur/bestuurder Willem Draaisma. ‘Maar het past in het landelijke plaatje: verstrekkingen vanuit de individuele Wmo nemen toe, terwijl tegelijkertijd in het hele land het welzijnswerk wordt afgebouwd. Scootmobielen eten opbouwwerkers, heb ik wel eens gezegd.’Maar wie nu een verhaal vol treurnis en chagrijn verwacht, heeft het mis. Want ondanks de genoemde ontwikkelingen en het schrappen van de functie van opbouwwerker, loopt Willem Draaisma over van positiviteit en zelfvertrouwen. ‘We zijn iets nieuws aan het creëren in Alphen aan de Rijn!’
Meer zorg
Participe richt zich via preventieve en individuele verstrekkingen op de bevordering van zelfredzaamheid in de lokale samenleving. ‘Met Participe proberen we zorg en welzijn te verbinden’, verduidelijkt Draaisma. ‘We noemen ons bewust geen welzijnsorganisatie meer. We zijn een ander soort bedrijf geworden, gericht op individuele Wmo. Wij voeren voor de gemeente Alphen aan de Rijn het Wmoloket uit.’Participe ontstond in 2008 vanuit een fusie tussen Welzijn en Zorgwijzer. ‘Twee organisaties die het financieel niet meer konden bolwerken en noodgedwongen zijn samengaan. We hadden zowel zorgmedewerkers als welzijnswerkers in dienst en zijn vanuit een moeilijke startpositie die twee zaken gaan combineren. Waar nu iedereen vanuit Welzijn Nieuwe Stijl bezig is met de Kanteling, hebben wij eigenlijk per toeval die beweging al in 2008 ingezet.’Participe gaat in 2012 ongeveer tweehonderd inwoners van Alphen aan de Rijn op een nieuwe manier indiceren. ‘Daarbij kijken we met name hoe de omgeving van een klant in elkaar zit, wat de klant nog zelf kan en wat niet. Dat is een geheel andere benadering. Normaliter heeft een cliënt een vraag die vanuit de verstrekkingshoek komt. Wij draaien het om: gaan
vanuit de participatie het gesprek aan. Daarvoor zijn we nu onze mensen aan het opleiden.’ De gemeente Alphen aan de Rijn is volgens de directeur heel enthousiast over de nieuwe werkwijze. ‘Men is zelfs bereid extra geld te steken in de nieuwe aanpak.’
Meer kansen
De laatste maanden wordt Participe bedolven onder de belangstelling van andere welzijnsorganisaties en van Wmowethouders. Willem Draaisma is er blij mee. ‘Ik denk namelijk dat welzijnsorganisaties zich meer moeten richten op kwetsbare groepen, de klanten van de Wmo dus. Vervolgens moeten ze gebruik maken van de eigen kracht van deze mensen en van de wijk en de voorzieningen om hen heen. Welzijn moet uiteindelijk veel meer in de richting van zorg verschuiven. Men heeft vaak te weinig kijk op de individuele Wmo. En dat terwijl deze doelgroep juist alleen maar groter wordt.’Willem Draaisma is ervan overtuigd: er liggen veel meer kansen voor het welzijnswerk in de toekomst. ‘Welzijn voorkomt zorg en volgens mij moet er dus geld worden overgeheveld van de zorg naar welzijn. Misschien heet het dan alleen geen welzijnswerk meer, maar heeft het een andere naam gekregen. Het welzijnswerk zoals we dat nu kennen wordt dan gedeeltelijk afgebroken – maar er komt iets anders voor in de plaats.’ En de beide opbouwwerkers die in 2011 hun baan verloren? Zij blijven gewoon in het bedrijf, maar met een andere functie. Eind goed, al goed.
Noodgedwongen richtte Wmouitvoerder participe in Alphen aan de rijn zich drie jaar geleden op een verbinding tussen welzijn en zorg. Nu blijkt dat de juiste keuze te zijn geweest om de dreigende bezuinigingen het hoofd te bieden.
De branche Welzijn &
Maatschappelijke Dienstverle
ning staat niet stil. actuele
ontwikkelingen sporen organisaties
voortdurend aan tot innovatieve
oplossingen en methodes. Deze keer:
hoe zorg en welzijn in alphen aan de
rijn hand in hand gaan.
INNoVATIeVe opLoSSINGeN
26
Uitgave van de MOgroep
BA
LA
NS
op
MA
Ke
Nt
ek
st
An
na
lot
Bo
ersm
a
Be
el
d S
iep
va
n L
ing
en (
Lee
uw
ard
er C
ou
ran
t),
Ja
cob
va
n E
ssen
Leeuwarden pakt aan
De Leeuwardense wijk Heechterp Schieringen is één van de armste in Nederland. De werkloosheid is er hoog, bewoners zijn laagopgeleid en er spelen tal van sociale problemen. De gemeente investeerde de afgelopen jaren flink in de wijk en pakte de problemen aan met een ‘Frontlijnteam’ van sociale professionals. Daarmee liep Leeuwarden voor op Welzijn Nieuwe Stijl. Wat heeft deze aanpak de wijk opgeleverd?
Mooi verhaal uit Alphen
27
Som nr 7 2012
BA
LA
NS
op
MA
Ke
N
HeechterpSchieringen staat in de media niet bekend als een ‘slechte wijk’. Toch was het jarenlang de armste wijk van Nederland. De goedkope woningen trekken mensen aan met weinig financiële middelen of mensen die acuut een huis nodig hebben – meestal omdat ze in de problemen zitten. Zestig procent van de veelal jonge bewoners leeft er van een uitkering. Ze zijn laagopgeleid, hebben weinig perspectief op werk en kampen met een achterstand door ziekte, verslaving of psychiatrische problemen. Daarnaast is de sociale samenhang tussen bewoners ver te zoeken: van de tweeduizend huishoudens verhuist er jaarlijks een kwart. De renovatie van een aantal flats in de jaren negentig fleurde de buurt wel iets op, maar de huizen bleven goedkoop en de problemen verdwenen niet.
In 2007 wees oudminister Ella Vogelaar HeechterpSchieringen aan als krachtwijk. Voor de gemeente Leeuwarden was dat het startsein om de wijk grondig aan te pakken. Met het geld van Vogelaar was er budget om niet alleen de leef omgeving te verbeteren maar ook om de problemen van de bewoners te bestrijden. Om dit te bereiken koos de gemeente een nieuwe koers. Samen met hulverleners die al in de wijk actief waren, woningcorporaties én de bewoners zelf ont wik kelde ze het Wijkactieplan voor de komende tien jaar. Het motto: iedereen een stap vooruit. De belangrijkste aan dachts punten: de multiproblematiek aanpakken, de identiteit van de wijk verbeteren, en zo veel mogelijk mensen met een uitkering aan het werk krijgen.
De spil van het Wijkactieplan is het Frontlijnteam. ‘Welzijnsorganisaties in de wijk werkten voorheen al nauw met elkaar samen, maar cliënten bleven met veel verschillende instanties te maken hebben’, vertelt Astrid de Bue, teamleider van het Frontlijnteam. ‘We kregen steeds meer de behoefte om zonder aparte loketten en taakafbakening in de wijk te gaan zitten en aan de slag te gaan.’ Zo ontstond het Frontlijnteam, met daarin tien werkers uit allerlei takken van hulp en dienstverlening. Sommige teamleden zijn gedetacheerd vanuit onder meer Sociale Zaken, het welzijnswerk, de ggz en de schuldhulpverlening. Daarnaast zijn er ervaren sociaal werkers rechtstreeks in dienst. Ook woningcorporaties en politie maken er onderdeel van uit, waardoor een mix van hard en zacht ontstaat. De gemeente heeft de regie.
Langs de deuren
Het Frontlijnteam werkt sterk vanuit de visie van Welzijn Nieuwe Stijl. De teamleden zijn stuk voor stuk voorbeelden
van de brede sociale professional waar de welzijnsbranche nu hard naar op zoek is: ze zijn ondernemend, werken vraaggericht, outreachend en integraal. De Bue: ‘Of het nu gaat om activering van mensen, om schulden of om huiselijk geweld: de Frontlijnwerker pakt alle vragen van de bewoner zelfstandig op. Komt hij er niet uit, dan gaat hij bij een van zijn teamleden te rade. Dat gebeurt achter de schermen. De bewoner heeft altijd dezelfde contactpersoon en hoeft de hulp dus niet meer via allerlei instanties bij elkaar te schrapen. Wij zijn generalist bij de bewoner en specialist in het team. Deze aanpak – één gezin, één plan, één hulpverlener – vraagt veel van een sociaal werker. Je moet er de juiste houding en attitude voor hebben: achter je bureau vandaan, eropaf en contact leggen.’
Om de bewoners te leren kennen, ging het Frontlijnteam letterlijk alle deuren langs, straat voor straat. En dat doen ze – drie jaar later – nog steeds. De Bue: ‘Zo kom je bijvoorbeeld bij iemand waar het een enorme troep is. Dat pak je meteen aan. Je bewandelt dan niet de reguliere weg via de GGD, want je bent er toch. Dus spoor je die bewoner aan om in actie te komen, heel directief. Wie kan hij bellen om te helpen opruimen? Desnoods kijk je in zijn mobiel: welke nummers staan daarin? Kan de bewoner die broer die hij uit het oog was verloren niet toch weer eens bellen?’De persoonlijke band met de bewoners is volgens De Bue een grote kracht van het Frontlijnteam. ‘We kennen mensen en brengen ze met elkaar in contact. Iemand die graag klust, koppelen we aan een bewoner wiens huis moet worden opgeknapt. Ook ontdekken we waar mensen plezier uit halen of talent voor hebben. Dat is een belangrijk aanknopingspunt om op voort te bouwen, om de stap vooruit te zetten. Is een bewoner gek op voetballen, dan focus je daarop. Samen bekijk je dan of je bijvoorbeeld een buurtteam bij elkaar kunt krijgen. Dat voetballen kan iemand aanzetten om aan individuele problemen te willen werken. Zo schakelen we voortdurend tussen individu en collectief.’
aan het werk
Helga Krist is bij de gemeente Leeuwarden projectleider Werk & Participatie in HeechterpSchieringen en onderdeel van het Frontlijnteam. De gemeente gaf haar drie jaar geleden de opdracht om de hoge werkloosheid in kaart te brengen, een van de kernproblemen in de wijk. Krist: ‘Bewoners blijken eigenlijk niet tot nauwelijks in staat zelfstandig uit die uitkering te komen en een baan te vinden. Daartoe worden ze ook weinig gestimuleerd. Ze gaan er financieel vaak niet op vooruit met de laagbetaalde baan waarvoor ze nog in aanmerking komen. Heel demotiverend.
‘Wij zijn generalist bij de bewoner en specialist in het team’
28
Uitgave van de MOgroep
‘ Met de sociale professional als verbinder kun je ontzettend veel bereiken’
Waarom zou je dan gaan werken? Een tijdelijke baan is evenmin aantrekkelijk, want dan moeten ze na zes maanden weer al die ingewikkelde formulieren invullen om een uitkering aan te vragen. Als ze dan ook nog op dat geld moeten wachten, kunnen ze de vaste lasten weer niet betalen. Zo raken deze mensen in de schulden.’
Krist ging aan de slag met de bewoners die graag willen werken, maar het door achterstand niet kunnen. In drie jaar tijd zette ze tal van projecten op. De sloop van een flatgebouw in de wijk werd een project voor bewoners om werkervaring op te doen in de sloopbouw [zie foto op pagina 27]. Er kwamen klusteams die de buurt opknapten. Allochtone vrouwen gaven kook lessen op een school. De banenmarkt die Krist organiseerde was zo’n succes dat die uitgroeide tot een jaarlijkse braderie waar buurtbewoners zelf spullen verkopen. Binnenkort opent een buurtwinkel, bedoeld als ontmoetingsplek waar studenten en ondernemers in de wijk samen producten kunnen verkopen.
Uit de schulden
Een van de meest succesvolle werk en participatieprojecten is de Ondernemersschool. Cursisten krijgen acht maanden lang twee dagen per week les in het opzetten van een eigen bedrijfje. Ze leren niet alleen een ondernemingsplan te schrijven, maar oefenen ook met sociale vaardigheden. ‘Als mensen lang thuis zitten, gaan ze vanzelf geloven dat ze niks kunnen. Ze moeten hun zelfvertrouwen terugkrijgen. In zo’n groep zie je dat langzaam groeien.’ Van de eenenveertig cursisten hebben er dertig het leertraject succesvol afgerond.
Meer dan de helft van hen is inmiddels aan de slag – onder meer als nagelstyliste, ICT’er of theaterkostuumontwerpster. Krist: ‘Niet iedereen komt volledig rond van de inkomsten uit hun bedrijf, maar de meesten zijn wel erg gemotiveerd om aan het werk te blijven. Vaak vinden ze een bijbaantje om toch volledig in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.’Dit is echter niet voor iedereen mogelijk. Bij een grote groep mensen is het vermogen om volledig te werken beperkt. De Wet werken naar vermogen die in 2013 van kracht gaat, biedt volgens Krist mogelijk nieuwe kansen. ‘Nu stimuleren we deze mensen niet om aan het werk te gaan. Want als een bedrijf niet volledig levensvatbaar is als gevolg van een persoonlijke handicap van de zelfstandig ondernemer, keert die persoon verplicht terug de bijstand in. De kans op een baan in loondienst is erg klein en zo blijven deze mensen hun leven lang in dezelfde situatie. In 2013 is werken naar vermogen mogelijk en krijgt deze groep een eerlijke kans.’
Behalve de werkloosheid pakte Krist ook een daaraan gerelateerd probleem aan: schulden. Ze zocht contact met de Belastingdienst, veelal de grootste schuldeiser. ‘Een schuld bij de Belastingdienst ontstaat vaak doordat mensen formulieren niet goed begrijpen en dus niet – of niet goed –invullen. Daardoor krijgen ze aanslag na aanslag. Zo ontstaat er een volstrekt onnodige schuld op papier.’ Met de Belastingdienst maakte Krist afspraken om samen met bewoners inzicht te krijgen in dit probleem en mensen eventueel met terugwerkende kracht aangifte te laten doen. Hierdoor verdwijnt een deel of de gehele schuld op papier.
ASTrID
HeLGA
29
Som nr 7 2012
SLo
TSo
M
Andere schulden, zoals bij woningcorporatie of telefoonmaatschappij, zijn dan ineens te overzien. De samenwerking met de Belastingdienst is zo succesvol dat het project mogelijk een vervolg krijgt.‘Veel projecten waren niet van de grond gekomen als ik ze op een reguliere manier in gang had gezet’, zegt Krist. ‘Organisaties werken veel te veel vanuit processen en regels. Je moet buiten de kaders treden, verbindingen zoeken. Laat iemand van de ondernemersschool maar les geven aan andere bewoners; zo leren ze van elkaar en doen ze meteen werkervaring op. Je moet denken in kansen en niet in belemmeringen. Door creatief te zijn kun je met weinig geld veel bereiken. Natuurlijk blijven er mensen die niet in beweging te krijgen zijn. Voor hen kunnen we met deze projecten niets betekenen. Gelukkig is dat maar een kleine groep.’
in de wijken
Ondanks alle succesverhalen laten de cijfers nog geen structurele verbeteringen zien in HeechterpSchieringen. De wijk is niet aantoonbaar veiliger geworden en de werkloosheid is niet gedaald. ‘Frustrerend’, vindt Astrid de Bue van het Frontlijnteam. ‘Wij ervaren wel dat de buurt, en behoorlijk veel mensen, erop vooruit zijn gegaan en we horen dat ook terug van bewoners. Mensen hebben meer contact met elkaar gekregen. Er worden meer activiteiten georganiseerd en er zijn meer vrijwilligersactief. Dat is echt heel positief.’ Volgens Krist blijven de cijfers mede achter door de vele verhuizingen in de wijk. ‘Problemen die je hebt voorkomen,
kun je niet meten. Zodra het met mensen wat beter gaat, gaan ze hier weg en komt er een probleemgezin voor terug. Daardoor blijft de inzet van het Frontlijnteam voortdurend hard nodig.’
In andere wijken van Leeuwarden begint de gemeente nu ook met Frontlijnteams, al heten die anders. En steeds meer steden in Nederland volgen het voorbeeld van Leeuwarden. De Bue hoopt dat die teams ook écht de wijken ingaan en de bewoners opzoeken. Dat is volgens haar een voorwaarde om Welzijn Nieuwe Stijl te laten slagen. De Bue: ‘In de verzorgingsstaat hebben we mensen jarenlang afhankelijk gemaakt, nu willen we juist dat ze zelfredzaam worden en meer voor elkaar gaan zorgen. Maar dat gebeurt niet van de ene op de andere dag. Je moet burgers actief benaderen. Met de sociale professional als verbinder kun je ontzettend veel bereiken. Mensen hebben meer potentie en veel meer te bieden dan we denken, maar je moet er wel naar op zoek en er oog voor hebben.’
Voor ervaringen van ondernemers in Heechterp- Schieringen, zie: www.heechterpschieringen.nl en zoek op ‘ondernemers’.
BA
LA
NS
op
MA
Ke
N
‘We creëren werk voor buurtbewoners’
‘Als student kwam ik in HeechterpSchieringen
wonen. en ik ben er altijd gebleven. Het is een
wijk met veel werklozen, dat merk je meteen.
Als je hier overdag over straat loopt, zie je dat
veel mensen thuis zijn. Ze drinken biertjes, al
dan niet op de stoep, en hangen wat rond.
Het Frontlijnteam belde vier jaar geleden bij
me aan om kennis te maken. Hoewel ik zelf
geen problemen had, raakten we in gesprek.
Ik vertelde dat ik aan het trainen was voor de
Dam tot Damloop. De frontlijnwerker bracht
me daarom in contact met een trainer die een
hardloopclub in de buurt wilde opzetten. Dat
is er drie jaar geleden dan ook van gekomen.
We trainen nog altijd samen. Ik ken nu meer
mensen in de wijk en kan de straat niet op
zonder iemand te groeten. Dat komt ook door
de feestjes die we nu organiseren. Het is hier
echt veel gezelliger dan vroeger. Met het
Frontlijnteam heb ik nog steeds contact. Voor
de renovatie van onze flat hebben we met
hen een buurtcommissie opgericht. Als
bewoners praten we over alles mee, tot aan
de kleur van de kastjes toe. Toen we hoorden
dat wij als bewoners gezamenlijk 26.000 euro
aan schoonmaakkosten betalen, hebben we
daar zélf de verantwoordelijkheid voor
genomen. Want voor dat bedrag kunnen we
beter iemand uit onze wijk inzetten. Die doet
werkervaring op en kan zo zijn schulden
afbetalen. er zijn hier bovendien meer flats
waar we dit zo kunnen regelen. Met het
Frontlijnteam en de Gemeentelijke Krediet
bank willen we nu een buurtbedrijf oprichten
waar schoonmakers en groenvoorzieners uit
onze wijk kunnen werken in meerdere flats.
Zo creëren we dus werk voor buurtbewoners.
Zonder het Frontlijnteam was dit nooit
mogelijk geweest.’
bewoner pier Smits (31)
30
Uitgave van de MOgroep
Tra
nsf
orm
ati
eSinds mijn aanstelling als voorzitter van de MOgroep ben ik eens goed in de branche gedoken. Van debatten, congressen en gesprekken met de staatssecretaris tot werkbezoeken. Van Stadskanaal tot Brielle. Vooral van dat laatste word ik vrolijk: er zijn toch al veel ondernemende welzijnsorganisaties en er wordt veel vernieuwd. Er werken al sociale teams op tal van plekken. Kortom: steeds kon ik het beeld van welzijnswerk weer verder positief bijstellen. Iets wat beleidsmakers, bestuurders en collega’s uit andere branches ook zouden moeten doen.
Want de kracht van onze branche zit ’m niet alleen in de laagdrempeligheid en in die doortastende welzijnswerkers in de wijk. Maar óók in het integraal in de volle breedte werken en samenwerken. En dat is essentieel om de transities van AWBZ, jeugdzorg en de Wet werken naar vermogen lokaal goed door te voeren.
En dat brengt me terug naar de ‘beleidsvloer’. Ik neem bij het ministerie van VWS en de VNG deel aan gesprekken over de transities. Wat ik daar hoor, verontrust me. Een risico is dat de hele transitie er alleen uit bestaat dat de zak met geld overgeheveld wordt. Ik ben het heel erg eens met Erik Dannenberg die in deze Som zegt dat er een beter systeem moet komen. ‘Eén dat de kracht van het welzijnsdomein bundelt met dat van de zorg. En dat de zwaktes van beide beperkt.’
Als bestuurders moeten we voorkomen dat alle partijen hun eigen eilandjes blijven veiligstellen. Door gebruik te maken van de kracht van alle partijen die straks lokaal de jeugdzorg gaan uitvoeren, inclusief de laagdrempelige preventie. We zijn in dienst van de burger, dus: practice what you preach. Zet die burger en zet dat kind centraal – in én met zijn eigen omgeving.
Ik pleit van harte vóór ontzorgen, tégen nog meer bureaucratisering, tégen nog meer indicatielagen en tégen nog meer verantwoording en protocollering. En ik pleit vóór samenwerking en veel meer vertrouwen in de professionals op de werkvloer. Maar wel goed opgeleide professionals die kunnen werken volgens Welzijn Nieuwe Stijl. Laten we er met z’n allen voor zorgen dat die transities échte ‘transformaties’ worden.
SLo
TSo
MB
ee
ld
Pa
uli
en d
e G
aa
ij
Marijke Vos
Voorzitter bestuur MOgroep
31
Som nr 7 2012
op
ro
ep
AD
Ve
rT
eN
TIe
MC1 Wetenschappelijke fundering van praktische handelingskennis
MC2 De onderzoekende professional
MC3 Presentie, interventie en accountability
MC4 Sociale interventies in kennisintensieve organisaties
MC5 Van mismatch naar match tussen beleid en uitvoering
MC6 De persoonlijke factor
MC7 Verschil maken, diversiteit als maatschappelijke constructie
masterclasses
Academische masteropleiding Sociale Interventie
voor ervaren
en reflectieve
professionals
MEER INFORMATIEOplEIdINgscOöRdINATOR: dR. INgRId TI jssEN TElEFOON: 030–2532915/4920
[email protected] www.lesi.nl
In samenwerking met:
Start voor de 5e maal in mei 2012
reageren op een artikel in Som?Adverteren? of heeft u een project dat u onder de aan dacht wilt brengen?Mail dan naar [email protected] 8 verschijnt in april 2012
Som nr8