Social media & LVB · positieve en negatieve effecten van social media, die uit dit onderzoek naar...
Transcript of Social media & LVB · positieve en negatieve effecten van social media, die uit dit onderzoek naar...
2
Titel: Social media & LVB
Ondertitel: Onderzoek naar de positieve en negatieve effecten van social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking
Auteurs: Dekker, M. 0939935
Scheepers, L. 0604534 Veld op ‘t, D. 0837113
Hogeschool: Zuyd Hogeschool, Sittard
Opleiding: Social Work
Afstudeerkring: Social media
Afstudeercoach: Babet Hoeberigs
Opdrachtgever: Wim Ringens
Organisatie: Daelzicht
Betrokken instellingen van Daelzicht: Wonen Leyenbroek
Wonen Spaubeek
Sittard, mei 2012
3
Voorwoord
Beste lezer,
Dit document is een afstudeerwerkstuk van drie studenten, genaamd: Myrna
Dekker, Laura Scheepers en Debbie op ’t Veld (hierna in ‘wij-vorm’ beschreven)
van de opleiding Social Work, Zuyd Hogeschool te Sittard. Wij hebben alle drie
gekozen voor het uitstroomprofiel SP (sociaal pedagoog). De opdracht hebben
wij verworven via school. Er waren al een aantal instellingen die zich bij onze
opleiding hadden aangemeld met één of meerdere afstudeeropdrachten.
De opdracht van Daelzicht sprak ons aan vanwege de doelgroep, licht
verstandelijk beperkten in combinatie met social media. Social media is een
opkomende mediavorm, waar wij als studenten ook intensief mee in aanraking
zijn gekomen. Over de koppeling tussen licht verstandelijk beperkten en de
invloed van social media is weinig bekend, waardoor het onze nieuwsgierigheid
wekte. We zien het als een uitdaging om hier naar op zoek te gaan.
Ons afstudeerwerkstuk is voornamelijk bedoeld voor hulpverleners die werken
met en voor mensen met een (lichte) verstandelijke beperking. Echter kan dit
document daarnaast voor ieder ander interessant zijn, wanneer hij/zij meer wilt
weten over social media in het algemeen en/of meer te weten wilt komen over
hoe qua communicatie aangesloten dient te worden op de belevingswereld van
mensen met een lichte verstandelijke beperking.
Via deze weg willen wij onze afstudeeropdrachtgever Wim Ringens bedanken
voor zijn inspiratie, hulp en ondersteuning. Daarnaast willen we de medewerkers
van Daelzicht en hun cliënten eveneens bedanken voor hun medewerking aan
onze afstudeeropdracht.
Myrna Dekker
Laura Scheepers
Debbie op ’t Veld
Sittard, mei 2012
4
Samenvatting
Dit afstudeerwerkstuk gaat over de invloed van social media bij mensen met een
licht verstandelijke beperking, kortweg LVB genoemd. De
afstudeeropdrachtgever is Wim Ringens uit naam van de organisatie Daelzicht.
De organisatie is over meerdere plekken verspreid binnen Limburg en richt zich
op mensen met een verstandelijke beperking. De woonvormen die betrokken zijn
in het onderzoek zijn Wonen Leyenbroek en Wonen Spaubeek.
De aanleiding voor dit onderzoek is dat de medewerkers van Daelzicht signaleren
dat er risico’s kleven aan het gebruik van social media bij hun cliënten. Echter
hebben de medewerkers hier tot nu toe nog niets aan gedaan vanwege de
privacyaspecten omtrent hun cliënten.
De huidige situatie is te omschrijven als een situatie waarin Daelzicht niet
volledig in kaart heeft wat de positieve, dan wel negatieve effecten zijn van
social media, gericht op hun cliënten die hier gebruik van maken. Niet iedere
medewerker is even goed op de hoogte van welke verschillende soorten social
media er zijn en hoe deze gebruikt worden. Hierdoor heeft Daelzicht de cliënten
nog geen voorlichting kunnen aanbieden. Daarnaast speelt een ethisch dilemma
omtrent de privacy van de cliënt een grote rol.
De probleemstelling die uit het onderzoek naar voren is gekomen, is dus als
volgt: medewerkers van Daelzicht signaleren dat veel cliënten gebruik maken
van social media. Zelf hebben sommige medewerkers weinig ervaring en/of
kennis van deze nieuwe vormen van communicatie. Echter signaleren zij wel de
verhoogde risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van social media door de
doelgroep.
Kijkend naar de huidige situatie en de probleemstelling, is de volgende vraag
geformuleerd: ‘Welke positieve dan wel negatieve effecten kleven aan het
gebruik van social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Hoe
kan hierop ingespeeld worden bij de cliënten zonder het gebruik te
ontmoedigen?’ .
Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn er een aantal deelvragen
opgesteld. De deelvragen luiden als volgt:
Wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking?
Wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking?
In hoeverre zijn cliënten, zowel binnen Daelzicht als binnen andere
organisaties, al eerder geïnformeerd over de effecten van social media?
Hoe hebben zij hier op ingespeeld en wat heeft het opgeleverd?
Op welke manier kan er worden ingespeeld op de behoeften van de
cliënten van Daelzicht omtrent de voorlichting die er gegeven zal worden?
5
De huidige situatie beschouwt Daelzicht als een probleem waarop actie
ondernomen dient te worden. Dit gebeurd aan de hand van een combinatie,
namelijk:
Een onderzoek; dat gericht is op het in kaart brengen van de positieve en
negatieve effecten van social media.
En een project; het opzetten van een voorlichting voor cliënten en het
aanreiken van een productopzet/-voorstel ter bewustwording van de
risico’s omtrent social media.
Het theoretisch kader richt zich in dit onderzoek op licht verstandelijk beperkten
en op social media. Dit zijn de hoofdbegrippen waar dit onderzoek om draait. In
het werkstuk is tevens een koppeling gemaakt tussen deze twee begrippen. Er is
onderzocht welke vormen van social media het meest worden gebruikt door de
cliënten, dit zijn: Hyves, Facebook, Msn, Twitter, Youtube en relatiesites. Dit
zullen dan ook de vormen zijn waar dit onderzoek omdraait.
In eerste instantie is er als onderzoeksontwerp gekozen voor het uitvoeren van
casestudy’s. Bij een casestudy gaat het om een diepteonderzoek van één of
enkele cases (Baarda, 2009, p. 63). Gedurende het onderzoek bleek het gezien
de vraagstelling interessanter te zijn om in plaats van de diepte in te gaan, een
meer breder kader te volgen door meer respondenten erbij te betrekken. Onder
respondenten werden zowel de cliënten als de medewerkers van Daelzicht
bedoeld. In totaal zijn er negen interviews afgelegd; zes cliënten en drie
medewerkers.
Daarnaast was het relevant voor de onderzoeksvraag om eveneens professionals
van buiten de instelling erbij te betrekken, de zogenoemde informanten. Al met
al kan er daarom gesteld worden dat dit onderzoek meer aansluit bij het ontwerp
van een survey. Een survey is gericht op het beschrijven van opvattingen,
betekenissen die mensen aan iets of iemand toekennen en gedragingen van
personen of groepen onder zo natuurlijk mogelijke omstandigheden (Baarda et
al., 2009, p. 125).
De interviews zijn opgenomen met een voicerecorder om deze vervolgens
helemaal uit te typen. Hierna zijn de interviews gelabeld aan de hand van
sublabels en hoofdlabels. Bij de respondenten kwamen de volgende hoofdlabels
naar voren: social media, contact, vrienden, negatieve effecten van social media,
positieve effecten van social media, anonimiteit, internetgebruik, gamen,
valkuilen en voorlichting. Bij de informanten kwamen: social media, kansen,
bedreigingen, cliëntbeperkingen, behoeften en voorlichting als hoofdlabels naar
voren.
De resultaten komen voort uit de gehouden en geanalyseerde interviews en uit
een intern aangereikt vakblad genaamd ‘Markant’, evenals een aangereikte
brochure van een informant.
6
Het project ziet er als volgt uit: er is een opzet gemaakt voor het geven van een
voorlichting aan de cliënten binnen Daelzicht. In deze voorlichting worden de
positieve en negatieve effecten van social media, die uit dit onderzoek naar
voren komen, belicht. Daarnaast wordt er ingegaan op het afschermen van
profielen en op hoe cliënten zich kunnen beschermen voor mensen met
verkeerde bedoelingen. Deze twee laatste punten kwamen naar voren uit de
interviews met de cliënten. Om de voorlichting kracht bij te zetten is er ook een
opzet gemaakt voor een bewustwordingsmiddel, in de vorm van een muismat.
Op deze muismat staan kort en krachtig handvaten geformuleerd voor een zo
veilig mogelijk gebruik van social media.
De positieve effecten van social media, die naar voren zijn gekomen in dit
onderzoek zijn: vrijetijdsbesteding, gemakkelijker/sneller contact, informatief,
nieuwe contacten opdoen, inclusiebevorderend, uitlaatklep voor cliënten, het
ontvangen van waardering en zelfstandigheidbevordering.
Uit de geanalyseerde gegevens zijn ook negatieve effecten van social media naar
voren gekomen. Deze luidde als volgt: cyberpesten, ongewenste content
(geweld, porno, ongewenste mail, spam), de loverboy-problematiek,
gameverslaving, niet serieus worden genomen door hetgeen een cliënt allemaal
schrijft op het internet, het willen conformeren aan het ideaalbeeld wat zich op
internet voordoet, het meer afsluiten voor face-to-face contact,
beeldschermverslaving, hoge telefoonkosten en de vervaging tussen internet en
‘real life’ en het niet anoniem zijn.
Wanneer de positieve en negatieve effecten van social media uit de interviews
naast de informatie vanuit het vaktijdschrift Markant en de brochure ‘Mijn kind
Online’ worden gelegd, kan er worden gesteld dat de interviews een belangrijke
aanvulling hebben opgeleverd.
In dit afstudeerwerkstuk worden aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen
sluiten aan bij de wensen en behoeften van de opdrachtgever. Er worden tips
gegeven voor het bespreekbaar maken van het thema ‘social media’ voor
collega’s onderling, evenals het bespreekbaar maken van het thema ‘social
media’ met cliënten.
7
Inhoudsopgave
Inleiding Blz. 9
1. Domeinverkenning
Inleiding Blz. 12
1.1 De organisatie Daelzicht Blz. 12
1.2 Social media Blz. 12
1.3 LVB Blz. 13
1.3.1 Beperkingen LVB; Het leren en denken Blz. 13
1.3.2 Beperkingen LVB; Sociale aanpassing Blz. 15
1.3.3 Hulpverlening Blz. 16
1.3.4 Cliëntprivacy Blz. 16
1.4 Social media & LVB Blz. 17
2. Van aanleiding tot onderzoeksvraag
Inleiding Blz. 18
2.1 Aanleiding Blz. 18
2.2 Probleemstelling Blz. 18
2.3 Doelstelling Blz. 18
2.4 De onderzoeksvraag Blz. 19
2.4.1 De deelvragen Blz. 19
3. Het onderzoek
Inleiding Blz. 21
3.1 Informatieverzameling Blz. 21
3.1.1 Ethische aanvaardbaarheid Blz. 21
3.2 Onderzoekstype Blz. 22
3.3 Onderzoeksontwerp Blz. 22
3.4 Onderzoekseenheden Blz. 23
3.4.1 Selectie Blz. 24
3.5 Dataverzameling Blz. 26
3.5.1 Wijze van interviewen respondenten Blz. 26
3.5.2 Wijze van interviewen informanten Blz. 28
3.5.3 Praktische overwegingen Blz. 31
3.5.4 Betrouwbaarheid Blz. 31
3.5.5 Geldigheid/validiteit Blz. 33
4. Data-analyse
Inleiding Blz. 34
4.1 Stappenplan analyse Blz. 34
4.1.1 Voorbeeldlabels bij respondenten Blz. 35
4.1.2 Voorbeeldlabels bij informanten Blz. 36
8
5. Resultaten
Inleiding Blz. 37
5.1 Resultaten intern vakblad Markant Blz. 37
5.2 Resultaten externe brochure Mijn kind online Blz. 38
5.3 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens cliënten Blz. 39
5.4 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens medewerkers Blz. 40
5.5 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens informanten Blz. 41
5.6 Resultaten derde deelvraag Blz. 42
5.7 Resultaten vierde deelvraag Blz. 44
6. Conclusie & discussie
Inleiding Blz. 48
6.1 Conclusie Blz. 48
6.2 Discussie Blz. 51
7. Het project
Inleiding Blz. 53
7.1 Voorlichting cliënten Blz. 53
7.2 Het product Blz. 55
7.2.1 Verband tekst op muismat en het onderzoek Blz. 58
Evaluatie/nawoord Blz. 60
Referentenlijst Blz. 61
Bijlagen
9
Inleiding
De organisatie
De opdracht voor dit afstudeerwerkstuk, een kwalitatief onderzoek, is afkomstig
van Daelzicht. Daelzicht is een organisatie die zich in meerdere vestigingen over
Limburg heeft verspreid. De organisatie richt zich op het bieden van zorg,
ondersteuning en begeleiding aan mensen met een verstandelijke beperking. Zij
zijn ervan overtuigd dat mensen met een beperking hun leven in de samenleving
op eigen wijze willen en kunnen invullen. De (hulp-)vragen van cliënten staan
centraal. Daarnaast wordt er ondersteuning geboden op alle facetten van het
leven. (Daelzicht, n.d.)
De opdracht is afkomstig van Dhr. Ringens (hierna Wim Ringens genoemd). Hij is
teamleider van drie woonvormen in Sittard-Geleen. Wim Ringens vond social
media een interessant thema voor een kwalitatief onderzoek aangezien steeds
meer cliënten gebruik (beginnen te) maken van deze mediavorm.
Social media
Social media is een snel opkomende communicatievorm. Het gaat om een snelle
ontwikkeling die soms niet bij te benen is (Mediawijsheidwinkel, n.d.). Naast Wim
Ringens, zien ook andere medewerkers van Daelzicht dat er een sterk groeiende
groep cliënten is die zich bezighoud met social media. Uit een aantal
oriënterende gesprekken met medewerkers van Daelzicht blijkt dat er aan het
gebruik van deze mediavorm zowel positieve als negatieve kanten zitten.
Vooral mensen met een licht verstandelijke beperking (voor de rest van het
document omschreven als LVB) lopen, door hun beperkingen, een vergroot risico
om deze negatieve kanten te ervaren (Cox, persoonlijke mededeling, 2011, 28
oktober; Poels, persoonlijke mededeling, 2011, 21 december; Peeters,
persoonlijke mededeling, 2012, 16 januari; Mangeng, persoonlijke mededeling,
2012, 2 maart). Echter is de inclusie van deze doelgroep van wezenlijk belang.
Het gevoel hebben ‘erbij horen en ertoe doen’ is essentieel voor participatie in de
samenleving en daarmee een volwaardig mens te zijn. Deze doelgroep wil
betrokken zijn en blijven bij de ontwikkeling op het gebied van de nieuwste
technologie. Deze vraaggerichte visie wordt ondersteund door Daelzicht. Iedere
persoon is volgens de organisatie uniek, met eigen wensen en behoeften. Ieder
mens heeft behoefte aan, een vorm van, relaties met anderen. Bij Daelzicht laten
zij zich leiden door de vraag van de cliënt. (Daelzicht, n.d.)
Huidige situatie – gewenste situatie
De huidige situatie is te omschrijven als een situatie waarin Daelzicht niet
volledig in kaart heeft wat de positieve, dan wel negatieve effecten zijn van
social media, gericht op hun cliënten die hier gebruik van maken. Niet iedere
medewerker is even goed op de hoogte van welke verschillende soorten social
10
media er zijn en hoe deze gebruikt worden. Hierdoor heeft Daelzicht hun cliënten
nog geen voorlichting kunnen aanbieden. Daarnaast speelt een ethisch dilemma
omtrent de privacy van de cliënt een grote rol.
De huidige situatie beschouwt Daelzicht als een probleem waarop actie
ondernomen dient te worden. Dit gebeurd aan de hand van een combinatie,
namelijk:
Een onderzoek; dat gericht is op het in kaart brengen van de positieve en
negatieve effecten van social media.
En een project; een opzet voor het geven van voorlichting aan cliënten en
het aanreiken van een productopzet/-voorstel ter bewustwording van de
risico’s omtrent social media.
Op deze wijze is dit afstudeerwerkstuk dan ook ingedeeld. Dit betekent dat er
wordt begonnen met een brede opzet. De onderzoeksvraag is ruim geformuleerd.
Om het onderzoek specifieker te maken, zijn er gerichte deelvragen opgesteld.
Na antwoord te hebben gegeven op de deelvragen en de hoofdvraag, volgt het
breed uitgemeten project. Hierdoor heeft dit afstudeerwerkstuk de vorm
aangenomen van een zandloper.
De gewenste situatie is te omschrijven als een situatie waarin zowel de
medewerkers (door het lezen van dit werkstuk), als de cliënten (door de
gehouden voorlichting), zicht hebben op de risico’s en er bewust van zijn tijdens
het gebruik van social media.
Doelstelling
De doelstelling van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de positieve en
negatieve effecten van social media op mensen met een licht verstandelijke
beperking (kortweg LVB genoemd). De bevindingen/resultaten die uit het
onderzoek naar voren zijn gekomen, zullen in een overzicht opgenomen worden
in dit afstudeerwerkstuk. Daarnaast zal er een voorlichting verschaft worden aan
cliënten om hen, aansluitend op de beperkingen, te wijzen op de risico’s oftewel
negatieve effecten die er zijn, zonder het gebruik van social media te
ontmoedigen. Daarnaast zal er een aanbeveling gedaan worden voor een
product, dat dient als bewustwordingsmiddel voor cliënten. Een
voorbeeldexemplaar zal worden overhandigd aan de opdrachtgever.
Het gaat, wat betreft het onderzoeksdoel, om de praktische relevantie. Via het
onderzoek werd er informatie verzameld die de betrokkenen, in dit geval de
medewerkers van Daelzicht, willen benutten bij de oplossing van het gestelde
probleem, zodat de problematische situatie in de praktijk verandert in een meer
gewenste situatie. (Baarda, de Goede & Teunissen, 2009, pp. 29-30)
Vraagstelling
De vraagstelling die er voor dit onderzoek is geformuleerd, is als volgt:
‘Welke positieve dan wel negatieve effecten kleven aan het gebruik van social
media bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Hoe kan hierop
ingespeeld worden bij de cliënten zonder het gebruik te ontmoedigen?’
11
Het onderzoek vindt plaats bij twee woon- en begeleidingscentra van Daelzicht,
te weten: Wonen Leyenbroek en Wonen Spaubeek. De opdrachtgever heeft deze
twee vestigingen aangewezen, aangezien er binnen deze woonvormen veel
cliënten gebruik maken van social media. Dit in tegenstelling tot andere locaties.
De woonvormen
Het gaat hierbij om begeleid wonen in de wijk. De cliënten worden individueel
begeleid met als doel dat zij zich zo goed mogelijk zelfstandig kunnen redden. Er
wordt gestimuleerd om eigen verantwoordelijkheid te nemen en om deel te
namen aan de samenleving. De meeste cliënten werken overdag bij de sociale
werkvoorziening, in een dagcentrum voor volwassenen of op de reguliere
arbeidsmarkt. (Daelzicht, n.d.)
Wonen Leyenbroek: aan de Leyenbroekerweg in Sittard ligt een oud klooster en
omgetoverd tot appartementencomplex. In deze bijzondere omgeving wonen
zestien mensen, ieder een eigen appartement.
Wonen Spaubeek: in een rustige wijk in het landelijk gelegen Spaubeek ligt een
groepswoning met drie aparte huiskamers. Er zijn zes slaapkamers op de begane
grond en twintig op de eerste verdieping. Dit betekent plek voor zesentwintig
mensen. (Daelzicht, n.d.)
Opbouw werkstuk
De opbouw van het afstudeerwerkstuk, bestaande uit acht hoofdstukken, is als
volgt: in hoofdstuk 1 wordt begonnen met een inhoudelijke oriëntatie. Dit
betekent dat er wordt ingegaan op de twee belangrijkste begrippen omtrent dit
onderzoek, namelijk ‘social media’ en ‘LVB’.
In hoofdstuk 2 wordt er ingegaan op de stappen die doorlopen zijn van
aanleiding tot onderzoeksvraag. De doelstelling en probleemstelling komen in dit
hoofdstuk ook naar voren.
In hoofdstuk 3 wordt uitleg gegeven over de opzet van het onderzoek, worden
keuzes onderbouwd en uitleg gegeven over de onderzoekseenheden.
Hoofdstuk 4 omvat de data-analyse. De resultaten voortgekomen uit het
onderzoek kunt u terugvinden in hoofdstuk 5. Tevens wordt antwoord gegeven
op de deelvragen, die leiden tot het antwoord op de hoofdvraag.
In hoofdstuk 6 worden conclusies getrokken. De conclusies zijn gebaseerd op de
data-analyse. Daarnaast wordt er binnen het kopje ‘discussie’ de resultaten in
een breder en praktisch kader geplaatst.
In hoofdstuk 7 komt het projectgedeelte naar voren, gevolgd door in hoofdstuk 8
de aanbevelingen.
Aansluitend op hoofdstuk 8 volgt het nawoord en de literatuurlijst. In het
nawoord kunt u een korte terugblik vinden op het proces en wordt er
aangegeven wat het nazorgtraject inhoudt. Daarnaast wordt er in het
hoofddocument verwezen naar bijlagen. Deze zijn achter in het document op
nummer terug te vinden.
12
1. Domeinverkenning
Inleiding
In dit eerste hoofdstuk vindt een verdieping plaats op het gebied van de organisatie.
Hierin komt naar voren met welke doelgroepen Daelzicht werkt en wat de visie van de
organisatie is. Vervolgens wordt er ingegaan op de twee belangrijkste begrippen die
gebruikt zijn in het afstudeerwerkstuk, namelijk; social media en LVB en de koppeling
tussen deze twee begrippen.
1.1 De organisatie Daelzicht
Daelzicht richt zich op kinderen, jongeren en volwassen met een verstandelijke
beperking. Zij bieden zowel zorg en ondersteuning aan mensen met een ernstige
verstandelijke beperking als matige of licht verstandelijk beperkten. Er worden
velen vormen van hulp gerealiseerd, waaronder ambulante hulpverlening,
crisisopvang voor kinderen, begeleid werken, dagactiviteiten en woon- en
begeleidingscentra voor volwassen.
Volgens Daelzicht is iedere persoon uniek en heeft dus zijn eigen wensen en
behoeften, met recht op respect. Ieder mens heeft een behoefte aan, een vorm
van, relaties met mensen. Iedereen moet vrij zijn zelf keuzes te maken.
Afhankelijk van onder andere de levensfase waarin iemand zich bevindt, bepaalt
welke keuzes je maakt. Door de jaren heen verandert je leven. Hoe het
verandert bepaal je volgens de visie van Daelzicht in het begin zelf. Dit houdt in
dat bijvoorbeeld de één zoekt naar bescherming en de ander juist naar
zelfstandigheid. (Daelzicht, n.d.)
1.2 Social media
Het onderwerp dat wordt aangesneden in dit onderzoek is social media en de
invloed hiervan op mensen met een licht verstandelijke beperking.
Als er over social media gesproken wordt, spreken we volgens Kerkhofs (n.d.)
over een verzamelnaam voor informatie die wordt gedeeld via allerlei
internettoepassingen. Hierbij kan er met name gedacht worden aan sociale
netwerksites. Het gaat bij social media om informatie in de vorm van tekst,
afbeeldingen, video, geluidsfragmenten, etc. Deze vormen kunnen gedeeld
worden en zijn dus social media. Het merendeel van de informatie die gedeeld
wordt, is tussen mensen op sociale netwerksites. Echter zijn er ook bedrijven of
computers die informatie kunnen oppikken en delen. Daarnaast kan er een
razendsnelle verspreiding plaatsvinden wanneer deze ‘herdeelt’ wordt. Hierbij
kun je denken aan iets vertellen of verzenden naar eigen vrienden, waarna zij
het weer doorgeven aan hun vrienden. Social media laat mensen socialiseren
met de eigen sociale omgeving en die daarbuiten, waar en wanneer dit uitkomt.
De vormen van social media waar dit onderzoek op gericht is, zijn als volgt:
Hyves, Facebook, Twitter, Msn, Youtube en relatiesites. Tijdens een ‘drie
woonvormenoverleg’, is naar voren gekomen dat deze vormen van social media
het meest gebruikt worden door cliënten. Dit is door de medewerkers
13
gesignaleerd. Wanneer er over social media gesproken wordt in dit kwalitatief
onderzoek, zal het over bovengenoemde zes vormen van social media gaan. In
bijlage 1 is een overzicht met uitleg over deze verschillende vormen van social
media.
Binnen de woonvormen is er geconstateerd dat cliënten steeds vaker op zoek
gaan naar een partner via relatiesites (Peeters, persoonlijke mededeling, 2012,
16 januari). Er is sprake van een fenomenale opkomst van sociale netwerksites.
Zo’n 10 miljoen Nederlanders waren hierop ingeschreven eind 2010. Online
daten is eveneens een sterk groeiend verschijnsel, waarvan naar schatting 20 tot
25% van de partnerzoekers aan meedoet. (Osch & Zijl, 2011, p. 19)
1.3 LVB
LVB staat voor ‘licht verstandelijk beperkt’. Dit is de doelgroep waarop het
kwalitatief onderzoek gericht is. Er wordt gesproken van verstandelijk beperkt
wanneer het IQ tussen de 50-55 en 70-75 ligt (DSM-IV) of wanneer het resultaat
van een intelligentietest minimaal twee standaarddeviaties lager is dan het
gemiddelde. Daarnaast dienen er aanzienlijke beperkingen/tekorten te zijn op
het gebied van sociale, conceptuele en praktische vaardigheden of in het huidige
aanpassingsgedrag (DSM-IV). (ten Wolde, le Grand, Slagter & Storms, 2006, p.
11)
De ontwikkelingsleeftijd varieert van vier tot twaalf jaar, en alleen daaraan is al
af te lezen dat er ook binnen deze groep verschillen zichtbaar zijn als het gaat
om het functioneren (Nijgh & Bogerd, 2010, p. 64).
Er is gekozen voor een verdieping op het gebied van LVB-beperkingen. Dit is van
belang voor de doelgroepanalyse en het projectonderdeel, waaronder de
voorlichtingsopzet. Hieronder volgt een uitleg over beperkingen in het leren en
denken, gevolgd door beperkingen in het sociaal aanpassen. Daarnaast wordt er
dieper ingegaan op de hulpverlening en de privacyaspecten.
1.3.1 Beperkingen LVB; het leren en denken
Leren en denken bij mensen met een verstandelijke beperking is, vergeleken
met normaal begaafde mensen, meer gebonden aan het hier en nu en aan het
onmiddellijk voorstelbare. Het is meer situatiespecifiek dan abstract. De tekorten
in het abstract denken uiten zich ondermeer in een moeizame conceptvorming en
generalisatie (inzien dat bepaald gedrag in situatie A adequaat is, ook toepasbaar
is in andere situaties) van datgene wat geleerd is. Ook het zich in de voorstelling
kunnen verplaatsen in tijd en ruimte, het reflecteren op gedachten en gevoelens
en het denken over een probleem en al denkend tot een oplossing komen, zijn
voorbeeld van abstracte denkoperaties die dagelijks moeilijkheden opleveren.
Het omgaan met abstracte begrippen, bijvoorbeeld iets dat in symbolen
weergegeven wordt, waaronder: rekenen, kaartlezen, geschreven taal, kan
eveneens de nodige moeite kosten. (ten Wolde et al., 2006, p. 13)
14
Weinig gedifferentieerd: er is een verminderde gevoeligheid voor details en voor
de juiste verhoudingen. Ook het omgekeerde komt geregeld voor: een
overmatige hoeveelheid details, zonder hoofd- en bijzaken te kunnen
onderscheiden. (ten Wolde et al., 2006, p. 13)
Weinig gestructureerd: de informatieverwerking verloopt minder gestructureerd
en geschematiseerd. Groeperen, categoriseren en rangschikken zijn
vaardigheden die moeite kosten (ten Wolde et al., 2006, p. 14).
Het functionerend geheugen verloopt minder goed: het werkgeheugen,
verantwoordelijk voor tijdelijks opslag van informatie tijdens het uitvoeren van
cognitieve vaardigheden, is noodzakelijk om nieuwe kennis en vaardigheden te
ontwikkelen. Dit korte geheugen vertoont defecten. Dit geldt vooral bij complexe
taken, zoals het overbrengen van het korte naar het lange geheugentermijn,
waardoor het problemen kan geven de te onthouden informatie te ordenen en te
herstructureren. (ten Wolde et al., 2006, p. 14)
Beperkte aandachtsspanning en –selectie: het richten op en vasthouden van de
aandacht bij een bepaald onderwerp kost moeite. Er wordt eerder gereageerd op
onbelangrijke informatie, afhankelijk van de behoefte van dat moment. Er is
sprake van een gebrekkige ‘selectieve aandacht’. (ten Wolde et al., 2006, p. 14)
Leren en denken in een open systeem: het leren en denken in een open systeem
verloopt moeilijker, dan wanneer het plaatsvindt op een geplande en
gestructureerde manier. Aanleren heeft dan ook meer kans van slagen via
directe begeleiding, instructie en uitleg. (ten Wolde et al., 2006, pp. 14-15)
Lager denktempo: er is meer tijd nodig om nieuwe informatie te verwerken.
Onder tijdsdruk moeten denken, vermindert de effectiviteit van het denkproces
(ten Wolde et al., 2006, p. 15).
Een rigide denkpatroon: er is een verminderde dynamiek in het denken, die de
aanpassing aan wisselende situaties belemmert (ten Wolde et al., 2006, p. 15).
Taal- en begripszwakte: dit kan zich voordoen op twee verschillende manieren,
namelijk; receptief, de boodschap wordt niet goed ontvangen, of expressief, er
zijn problemen met het onder woorden brengen. Bovendien is er dikwijls sprake
van een verminderde mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van innerlijke
taal. Het denken, als spreken in zichzelf, is belemmerd. Het gevolg is dat het
handelen minder gepland, geordend en gereguleerd wordt. Deze moeilijkheden
kunnen de communicatie belemmeren. (ten Wolde et al., 2006, pp. 15-16)
Beperkte tijdsbeleving: de beleving van tijd is beperkt. Het hier en nu is heel
belangrijk en er is een verminderde gerichtheid op de toekomst. Om in de
toekomst te kunnen werken moet iemand een plan kunnen opstellen en met
hypothesen om kunnen gaan. Ook het belang van het verleden wordt moeizaam
15
onderkend. Het leven van hier en nu staat centraal. Naast deze beperking op het
gebied van tijdsbeleving, kan het focussen op het hier en nu ook een
psychodynamische functie hebben; zo kan het een manier zijn om de vervelende
dingen uit het verleden en de moeilijke zaken voor de toekomst niet onder ogen
te hoeven zien. Veel zaken worden aangepakt zonder dat de eventuele gevolgen
op voorhand worden overzien of afgewogen. Deze houding heeft als gevolg dat
ze taken en verbintenissen aangaan, die ze niet kunnen waarmaken. (ten Wolde
et al., 2006, p. 16)
1.3.2 Beperkingen LVB; sociale aanpassing
Sociale redzaamheid en sociale perceptie: mensen met een verstandelijke
beperking zijn kwetsbaar in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Als gevolg van
een wisselwerking tussen de eigen beperkingen en de inadequate reacties van de
omgeving komen ze al op jonge leeftijd onder grote emotionele druk te staan.
Overvraging, overbescherming en onderstimulatie komen veelvuldig voor als een
reactie op een ‘niet normale’ ontwikkeling. De grote hoeveelheid stress die dit
teweeg brengt bij mensen met een verstandelijke beperking is een belangrijke
oorzaak voor de hoge mate van gedragsproblemen en psychopathologie. Voor
velen is het niet eenvoudig om zich, in verschillende sociale situaties, in de
huidige maatschappij, staande te houden. Gevoelens van eenzaamheid komen
veelvuldig voor. (ten Wolde et al., 2006, pp. 16-17)
Veel licht verstandelijk beperkten en zwakbegaafde mensen kunnen
gecompliceerde situaties niet goed overzien of begrijpen, waardoor zij de
vereiste vaardigheden onjuist of op verkeerde momenten toepassen. Volgens de
Sociale Informatie Verwerkingstheorie wordt gedrag in een sociale situatie
voorafgegaan door een aantal mentale stappen: waarnemen van informatie,
interpreteren, doelen stellen, bedenken van mogelijke oplossingen en kiezen van
een oplossing. Recent onderzoek naar sociale informatieverwerking bij kinderen
met een lichte verstandelijke beperking laat zien dat er al problemen optreden
bij het waarnemen: ze focussen op letterlijk gesproken en negatieve informatie.
Ook hebben ze minder assertieve oplossingsvaardigheden en lossen ze een
probleem op met agressief of met passief gedrag. Bovendien lijken ze hun kennis
van adequate oplossingen niet te gebruiken tijdens het uitvoeren van hun
gedrag. Er zijn LVB’ers die zaken aanpakken, die net te hoog gegrepen zijn. Ze
overschatten zichzelf en zien niet altijd in welke consequenties een rechtstreeks
gevolg zijn van het eigen handelen. Wanneer zaken niet goed lopen of
mislukken, worden de oorzaken buiten zichzelf gelegd. (ten Wolde et al., 2006,
pp. 17-18)
Beperkte zelfredzaamheid: onder zelfredzaamheid wordt verstaan; de manier
waarop iemand in staat is zich, in praktische zin, in het dagelijkse leven staande
te houden. Het betreft met name vaardigheden die betrekking hebben op de
primaire zorg voor zichzelf en de directe omgeving, zoals zorg voor persoonlijke
hygiëne, op tijd opstaan, de kamer schoonhouden etc. Ook complexere vormen
16
van zelfredzaamheid vallen hieronder zoals het gebruik maken van basale
infrastructuren. Onder basale infrastructuren wordt onder andere het volgende
verstaan: het deelnemen aan het verkeer, gebruik maken van het openbaar
vervoer, telefoneren, inkopen doen, geldbeheer, omgaan met instanties en het
aangaan en onderhouden van sociale relaties. Voor veel mensen van deze
doelgroep geldt dat ze ondersteuning nodig hebben bij zowel de eenvoudige als
de complexe vormen van zelfredzaamheid. Daarnaast is deze doelgroep
makkelijk beïnvloedbaar, is er sprake van een gebrek aan autonomie en nemen
zij inadequaat gedrag over. (ten Wolde et al., 2006, pp. 18-19)
Gebrekkige zelfcontrole, impulsiviteit: veel zaken worden aangepakt zonder dat
de eventuele gevolgen op voorhand worden overzien of afgewogen. Het lijkt of er
stappen in het beslissingsproces worden overgeslagen. Dit heeft als gevolg dat er
taken of verbintenissen worden aangegaan die nadelig kunnen uitpakken en/of
niet vol kunnen houden. Voor sommigen geldt dat ze moeilijk uitstel kunnen
verdragen en dat ze onmiddellijk in hun primaire behoeften willen voorzien. Dit
veroorzaakt grensoverschrijdend en dwingend gedrag. (ten Wolde et al., 2006,
p. 19)
1.3.3 Hulpverlening
Welke vorm van hulpverlening iemand nodig heeft, is dus afhankelijk van zijn
ondersteuningsvraag. De ernst van de beperking en de leeftijdsfase bepalen voor
een groot deel die vraag. Maar ook persoonlijke wensen en mogelijkheden spelen
een rol. De cliënt vraagt om ondersteuning opdat hij een zo normaal mogelijk en
kansrijk leven kan leiden. Hoe dit leven er uitziet, is voor iedereen anders.
Hulpverleningsvormen zijn daarom ook zeer divers. Toch zijn er een aantal
kaders aan te geven als het gaat om de hulpverlening aan mensen met een
verstandelijke beperking. (Nijgh & Bogerd, 2010, p. 20)
1.3.4 Cliëntprivacy
De wetgeving geeft geen glashelder beeld van het recht op privacy van cliënten.
In de praktijk doen zich vaak dilemma’s voor, waar juridisch gezien, geen
eenduidig antwoord op te geven is. Om het recht van privacy en ontplooiing
zoveel mogelijk te garanderen, zijn een aantal afspraken nodig ter aanvulling op
de bestaande wettelijke regels. Als uitgangspunt geldt dat je als begeleider het
recht op privacy van de cliënt respecteert. Je mag alleen een inbreuk maken op
dit recht als dat bijdraagt aan een noodzakelijke bescherming van de gezondheid
van de cliënt of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Ook
moet de inbreuk zoveel mogelijk in het teken staan van de ontwikkeling en het
perspectief van een cliënt. De afspraken en gevolgen van deze inbreuk moeten
altijd worden vastgelegd in het ondersteuningsplan en worden besproken met
diverse personen. Denk hierbij aan het team, de cliënt en, met toestemming van
de cliënt of als de cliënt in deze wilsonbekwaam is, met de vertegenwoordiger.
(Dulk & Frederiks, 2009, pp. 21-38)
17
Wanneer er inbreuk wordt gemaakt op de privacy dien je rekening te houden
met een drietal eisen, namelijk subsidiariteit, proportionaliteit en effectiviteit. Dit
betekent dat je als begeleider op zoek gaat naar het minst ingrijpende
alternatief, subsidiariteit, dus niet direct de kamer van de cliënt binnenstapt. De
inbreuk moet in verhouding staan met het doel dat je beoogt te bereiken,
proportionaliteit, dus als er geen sprake is van ernstige gezondheidsklachten
mag je niet zomaar de kamer binnenstappen van een cliënt. Tot slot moet de
inbreuk ook effect hebben, effectiviteit. Het moet daadwerkelijk bijdragen aan de
bescherming van zijn gezondheid en dus in het teken moet staan van zijn eigen
ontplooiing. (Dulk & Frederiks, 2009, pp. 21-38)
1.4 Social media & LVB
Internet en social media worden steeds belangrijker in de samenleving. Dit geldt
ook voor mensen met een verstandelijke beperking. Telecommunicatie verandert
razendsnel. ‘De digitale wereld neemt in toenemende mate een plaats in binnen
onze maatschappij. Het is niet meer alleen een digitaal hulpmiddel, maar ook
een sociale context, waarbij de echte wereld en digitale wereld naadloos in elkaar
overgaan. De toegang tot informatie en mogelijkheid tot contact is enorm, wat
grote gevolgen heeft voor de sociale context van de LVB-cliënten en daarmee
voor de eisen aan effectieve signalering, begeleiding en behandeling voor
zorgorganisaties. Het aansluiten op de leefwereld van de cliënten, en daarmee op
de cliënt zelf, stelt nieuwe eisen aan medewerkers en systemen (Cox,
Persoonlijke mededeling, 2011, 28 oktober)’.
Er is weinig informatie terug te vinden wanneer het gaat om de invloed van
social media op licht verstandelijk beperkten. Hierin blijkt wel een opkomst te
zijn. Er zijn namelijk een tal van professionals die zich steeds meer beginnen toe
te leggen op de effecten van social media op mensen met een verstandelijke
beperking. Het is wel zo dat het mogelijk is dat wat er allemaal wordt opgezocht
via de social media, van invloed kan zijn op het gedrag. Dit geldt voor alle
mensen, niet specifiek voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Zo
wordt er bijvoorbeeld gedrag overgenomen of gekopieerd van wat men op social
media is tegengekomen. (Kenrick, Neuberg, Cialdini, 2010, pp. 336-340)
Doordat het gaat om een recente opkomst van social media in het algemeen,
laat staan de combinatie social media en LVB, is er nog weinig bekend over de
positieve en negatieve effecten van dit communicatiemiddel, toegespitst op
LVB’ers. Er is wel speciale software in opkomst die gericht is op deze doelgroep.
Echter blijkt in de praktijk dat deze software niet of nauwelijks gebruikt wordt,
aangezien cliënten zo normaal mogelijk behandeld willen worden. Daarnaast
staat iedere medewerker er op een andere manier tegenover. Zo zijn er
medewerkers die positief tegenover het gebruik van social media staan bij
cliënten en anderen juist niet. Tot slot is niet iedere medewerker op de hoogte
van het gebruik van de verschillende mediavormen. (Mangeng, persoonlijke
mededeling, 2012, 2 maart)
18
2. Van aanleiding tot onderzoeksvraag
Inleiding
Bij de inleiding van het afstudeerwerkstuk is al kort beschreven wat de aanleiding was
voor het onderzoek. Ook de doelstelling en de onderzoeksvraag kwamen hierin naar
voren. In hoofdstuk 2 komt dit alles uitgebreider aan bod. Daarnaast is de hoofdvraag
opgedeeld in deelvragen, die verder worden toegelicht.
2.1 Aanleiding
De aanleiding voor dit onderzoek is als volgt: de medewerkers van Daelzicht
signaleren dat er risico’s kleven aan het gebruik van social media bij hun
cliënten. Echter hebben de medewerkers hier, tot nu toe, nog niets aan gedaan
vanwege de privacyaspecten omtrent de cliënten.
Toelichting:
Het gaat om volwassen cliënten, waarbij het niet genoodzaakt is om in detail te
weten waar zij, op het gebied van internetgebruik, mee bezig zijn. De cliënten
mogen op hun kamer zelf weten wat zij doen en worden hierbij niet
gecontroleerd. Alleen wanneer er sprake is van storend gedrag en/of
geluidsoverlast wordt er ingegrepen. Echter willen medewerkers de cliënten wel
beschermen tegen de risico’s van social media, maar hierbij hun privacy niet
schenden. Zo is er een voorbeeld gesignaleerd door medewerkers dat er cliënten
zijn die via social media in aanraking zijn gekomen met een zogenaamde
loverboy. (Poels, persoonlijke mededeling, 2011, 21 december; Peeters,
persoonlijke mededeling, 2012, 16 januari)
2.2 Probleemstelling
De probleemstelling is als volgt: medewerkers van Daelzicht zien dat veel
cliënten gebruik maken van social media. Zelf hebben sommige medewerkers
weinig ervaring of kennis van deze nieuwe vormen van communicatie. Echter
signaleren zij wel de verhoogde risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van
social media door de doelgroep.
Toelichting:
De visie van Daelzicht omvat het aansluiten bij de wensen en behoeften van de
cliënten. De functie van een social worker staat eveneens in het teken van het
centraal stellen van de hulpvraag van de cliënt. In de snel veranderende
maatschappij speelt social media een steeds grotere rol. Daelzicht wil daarom
beter grip krijgen op de werking van social media, om van hieruit beleid te
kunnen maken voor hun medewerkers, aangezien zij als professionals dienen in
te spelen op cliënten.
19
2.3 Doelstelling
Eind mei 2012 is er een project gerealiseerd waarbij er een opzet is gemaakt
voor het geven van een voorlichting aan de cliënten binnen twee woon- en
begeleidingscentra. Het gaat hierbij om Wonen Spaubeek en Wonen Leyenbroek.
De voorlichting zal plaatsvinden na het onderzoek. De resultaten van het
onderzoek dienen immers terug te komen in de voorlichting. De uitvoering ervan
zal als een vorm van ‘nazorg’ worden aangeboden.
De voorlichting zal worden aangeboden aan kleine groepen cliënten van
ongeveer drie tot vijf personen, die zelf gebruik maken van internet/social
media. Er zal worden ingegaan op de risico’s van social media, evenals de
positieve kanten van social media. Daarnaast zal er een voorstel klaarliggen voor
een product dat dient als bewustwordingsmiddel van de risico’s omtrent social
media. Dit productvoorstel vloeit eveneens voort uit het gehouden onderzoek.
Toelichting:
Uit verschillende gesprekken (eerder genoemd; Cox, Peeters, Poels & Ringens) is
naar voren gekomen dat zowel de cliënten als de medewerkers graag informatie
willen ontvangen m.b.t. zowel de risico’s als de positieve aspecten van social
media. De keuze om zowel naar de risico’s te kijken als naar de positieve kanten
van social media is om de cliënten bewust te laten worden van de risico’s van
social media, maar hierbij het gebruik van social media niet te ontmoedigen. Dit
sluit aan bij de visie, namelijk; cliënten optimaal laten participeren binnen de
samenleving, van Daelzicht.
Aan Wim Ringens zal een voorstel voor een product worden overhandigd, dat er
voor dient om de cliënt te wijzen op de risico’s van social media. Het
privacyaspect staat hoog in het vaandel. De medewerkers van Daelzicht kunnen
aan de hand van dit product terugkomen op het thema social media en de
gegeven voorlichting. Zo kan het thema nogmaals bespreekbaar worden
gemaakt.
2.4 De onderzoeksvraag
De geformuleerde onderzoeksvraag is als volgt: Welke positieve dan wel
negatieve effecten kleven aan het gebruik van social media bij mensen met een
licht verstandelijke beperking. Hoe kan hierop ingespeeld worden bij de cliënten
zonder het gebruik te ontmoedigen?
2.4.1 De deelvragen
Voor het beantwoorden van de hoofdvraag zijn er een aantal deelvragen
geformuleerd. Na het, stapsgewijs, beantwoorden van de deelvragen, vloeit hier
logischerwijs een antwoord op de hoofdvraag uit. De deelvragen die er voor dit
onderzoek zijn geformuleerd, zijn als volgt:
20
Wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking?
Wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking?
Toelichting:
Het is belangrijk dat de positieve en negatieve effecten van elkaar worden
gescheiden, vandaar dat er twee deelvragen van geformuleerd zijn. Op deze
wijze komt er een overzichtelijk geheel van de positieve effecten, ofwel kansen
en van de negatieve effecten, ofwel bedreigingen genoemd.
In hoeverre zijn cliënten, zowel binnen Daelzicht als binnen andere
organisaties, al eerder geïnformeerd over de effecten van social media?
Hoe hebben zij hier op ingespeeld en wat heeft het opgeleverd?
Toelichting:
Aan de hand van deze deelvraag wordt er nagegaan of cliënten al eerder
geïnformeerd zijn over de effecten van social media en zo ja, hoe dit is gebeurd
en wat het heeft opgeleverd. Daarnaast is het interessant om van informanten te
horen hoe zij vinden dat er ingespeeld kan worden op dit thema bij licht
verstandelijk beperkten. Wat betreft de professionals die werken met een
soortgelijke doelgroep, zal de vraag worden gesteld in hoeverre zij omgaan met
het thema social media en de invloed ervan op de hun cliënten.
Op welke manier kan er worden ingespeeld op de behoeften van de cliënten
van Daelzicht omtrent de voorlichting die er gegeven zal worden?
Toelichting:
Om de cliënten van een interessante voorlichting te voorzien, waarbij het social
mediagebruik niet ontmoedigd wordt, is het belangrijk om aan te sluiten op hun
interesses en behoeften. Vandaar dat hier een extra deelvraag van gemaakt is.
De voorlichting zal worden gegeven in groepjes. Echter is het belangrijk om qua
aantallen van de groepjes en de hoeveelheid aan informatie/kennis rekening te
houden met de doelgroep.
21
3. Het onderzoek
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat over de vormgeving van het onderzoek. Het onderzoek is
vormgegeven aan de hand van het Basisboek Kwalitatief Onderzoek van Baarda, de
Goede & Teunissen (2009, 2e druk).
Er wordt beschreven welk type onderzoek is gehanteerd en hoe er aan de vorm/het
ontwerp van het onderzoek is gekomen. Daarnaast wordt er inzicht gegeven in hoe de
onderzoekseenheden zijn geselecteerd. Tot slot wordt er ingegaan op de verschillende
manieren van dataverzameling die tijdens dit onderzoek zijn ingezet en welke keuzes
hierbij gemaakt zijn.
3.1 Informatieverzameling
Er zijn verschillende vormen van informatieverzameling gebruikt. Er zijn eerst
een aantal begrippen geoperationaliseerd. Het begrip social media is grondig
bestudeerd om op die wijze helder te krijgen ‘wat houdt social media in?’, ‘welke
vormen vallen onder social media?’ enzovoort. Ook de kenmerken omtrent de
problematiek ‘licht verstandelijk beperkt’ hadden een opfrisbeurt nodig.
Daarnaast is er nagegaan wat een kwalitatief onderzoek inhoudt en hoe het
onderzoek is opgebouwd. Deze verdieping is met name gecreëerd door
bestaande literatuur te bestuderen. Zo zijn er verschillende boeken, artikelen en
internetsites geraadpleegd. Tevens zijn er interviews gehouden met informanten
en respondenten. Al met al kan er door het hanteren van deze verschillende
databronnen gesproken worden van datatriangulatie (Baarda et al., 2009, pp.
171-188). Hier wordt later in dit hoofdstuk nog op ingegaan.
3.1.1 Ethische aanvaardbaarheid
Voor dit onderzoek is medewerking verkregen van zowel medewerkers van
Daelzicht als cliënten. De bereikbaarheid en bereidheid van respondenten was
hierdoor optimaal.
Het onderzoek is ethisch verantwoord aangezien het voldoet aan de volgende
punten, die in het boek van Baarda et al. (2009, pp. 32-22) zijn geformuleerd:
De respondenten werkten vrijwillig mee en er werden geen valse
voorstellingen van zaken gegeven. Er is duidelijk uitgelegd wat het doel en de
werkwijze was van het onderzoek/interview.
Er werden geen privacyoverschrijdende handelingen verricht. Dit betekende
dat er vooraf werd gevraagd of de cliënt zijn/haar omgeving veilig, dan wel
prettig genoeg vond, om zijn/haar verhaal te doen. Er is tevens toestemming
gevraagd om het interview op te nemen met een voicerecorder.
De gegevens zijn anoniem verwerkt en de uitkomsten hebben zodoende geen
nadelige effecten opgeleverd.
Het onderzoek is zo objectief en eerlijk mogelijk uitgevoerd. Dit betekende
een onbevooroordeelde houding en het letterlijk noteren van hetgeen wat
verteld werd.
22
Er zijn geen gegevens aan derden verstrekt wanneer de opdrachtgever daar
niet mee instemde. Dit betekende dat vooraf goedkeuring werd gevraagd aan
Wim Ringens.
3.2 Onderzoekstype
Het type onderzoek dat wordt uitgevoerd is een combinatie van beschrijvend en
explorerend.
Bij beschrijvend onderzoek gaat het om vragen als ‘wat is/zijn…’, ‘wat vinden…’,
‘hoe verloopt…’ en ‘hoe ervaren…’. Men wil daarmee de aard of de kenmerken
van het onderzoekverschijnsel benoemen of beschrijven en meestal ook
inventariseren of categoriseren. (Baarda et al., 2010, pp. 93-94)
Dit is ook het geval bij dit afstudeerwerkstuk. Er is onderzocht wat de positieve
en negatieve effecten zijn van social media op mensen met een licht
verstandelijke beperking binnen Daelzicht. De resultaten zijn overzichtelijk
verwerkt in dit afstudeerwerkstuk.
Om antwoord te krijgen op deze vragen, zijn deze gesteld aan respondenten en
informanten. Respondenten zijn diegene die informatie over zichzelf geven en
informanten geven informatie over personen of zaken die buiten hem- of haarzelf
staan, maar waar men zelf wel vaak deel van uitmaken (Baarda et al., 2009, pp.
150-151).
Naast het beschrijvende gedeelte van het onderzoek, is er ook een explorerend
gedeelte. Het explorerend onderdeel van het onderzoekdoel is het opzetten van
een voorlichting aan de cliënten, waarbij cliënten duidelijk wordt gemaakt
waarom zij vatbaar zijn voor de risico’s van social media, welke factoren dit
bepalen en er zullen tips worden gegeven over hoe zij hier zelf het best voor
kunnen waken. Er wordt hierbij dus min of meer een vorm van theorie
aangereikt.
3.3 Onderzoeksontwerp
Als kwalitatief onderzoeksontwerp, ofwel –opzet, is er in eerste instantie gekozen
voor een casestudy.
Een onderzoeksontwerp is een soort standaardaanpak om het onderzoek op te
zetten, te faseren en uit te voeren. (Baarda et al, 2009, p. 110)
Bij een casestudy gaat het om een diepteonderzoek van maximaal tien
respondenten. Onder respondenten worden twee groepen verstaan, namelijk de
medewerkers en de cliënten.
Casestudy’s zijn vooral gericht op betekenisverlening. Het gaat om één of enkele
kenmerkende voorbeelden die men uitvoerig gaat onderzoeken en beschrijven
onder alledaagse omstandigheden. (Baarda, 2009, p. 63)
Het onderzoeksontwerp is in de loop van het onderzoek veranderd. Gedurende
het onderzoek bleek het gezien de vraagstelling interessanter te zijn om in plaats
van diepte-interviews te realiseren, een breder kader te volgen. Binnen hetzelfde
tijdslimiet zouden er meer respondenten bij betrokken kunnen worden. Ook het
23
belang van informanteninformatie werd erkend. (Hier wordt nog op
teruggekomen bij het hoofdstuk conclusies en discussie)
Op deze wijze volgt er qua beantwoording van de vraagstelling een betere
afspiegeling van de werkelijkheid. Daarnaast zou er bij het uitvoeren van
casestudy’s gebruik dienen te worden gemaakt van observaties. Echter gaat het
bij deze afstudeeropdracht om complexe en privacygevoelige problematiek,
waardoor de observaties hoogstwaarschijnlijk niet het gewenste resultaat zouden
hebben. De respondenten bespreken immers hun negatieve ervaringen met
social media, die al dan niet voortkomen uit de beperkingen die gebonden zijn
aan de doelgroep licht verstandelijk beperkten.
Na deze conclusie is er gekozen voor de keuze van het onderzoeksontwerp te
veranderen in een survey. In een survey beschrijf je opvattingen, betekenissen
die mensen aan iets of iemand toekennen en gedragingen van personen of
groepen onder zo natuurlijk mogelijke omstandigheden. Je maakt als het ware
een dwarsdoorsnede van een facet van je onderzoeksverschijnselen. Het verschil
met een casestudy is dat het hier niet om het totaal, maar om een facet gaat,
maar wel in zijn context. (Baarda et al., 2009, p. 125)
Het doel van een kwalitatieve survey is in eerste instantie vooral het beschrijven
van je onderzoeksverschijnselen. Wanneer je interviewt zijn de vragen meestal
open of weinig gestandaardiseerd geformuleerd, en ze worden met kwalitatieve
analysetechnieken geanalyseerd. Je streeft er als onderzoeker naar om de
gesprekken en interviews zo veel mogelijk onder alledaagse omstandigheden te
laten plaatsvinden. (Baarda et al., 2009, p. 128)
3.4 Onderzoekseenheden
Binnen de onderzoekseenheden is een tweedeling gemaakt, namelijk die van de
cliënten van Daelzicht en die van de medewerkers. Er is hiervoor gekozen om
beide invalshoeken te belichten. Zij kunnen tenslotte anders tegen de
geformuleerde hoofdvraag en eveneens de deelvragen aankijken. In dit
onderzoek zijn zes cliënten en drie medewerkers geïnterviewd. Het gaat dus in
totaal om negen afzonderlijke respondenten.
Om toegang te krijgen tot de cliënten is het belangrijk om support te krijgen van
hun begeleiders. Dit bleek bij dit onderzoek het geval. De ingang is van tevoren
goed afgebakend en vastgesteld. De medewerkers hebben de cliënten gerust
gesteld met het feit dat de informatie die er werd medegedeeld anoniem bleef,
ook voor hen. (Baarda et al., 2009, pp. 112-124)
Naast de onderzoekseenheden werd er gebruik gemaakt van de kennis van
informanten. De informanten maken geen deel uit van de onderzoekseenheden.
Echter levert het wel informatie op die van belang is, aangezien de vraagstelling
vanuit deze derde invalshoek wordt belicht. Er is gekozen om zowel professionals
24
binnen Nederland als België te benaderen, aangezien dit door de opdrachtgever
werd gevraagd. Gezien de verspreiding van de informanten is er voor gekozen
om hen via de mail te benaderen. Om deze drie invalshoeken overzichtelijk uiteen te zetten, is er voor gekozen om de deelvragen; wat zijn de positieve effecten van social om
Om een helder en overzichtelijk geheel te krijgen van deze drie invalshoeken (te
weten; de cliënten, de medewerkers en de informanten), is er voor gekozen om
de eerste twee deelvragen op te delen.
Wat zijn de positieve effecten van social media volgens de cliënten?
Wat zijn de negatieve effecten van social media volgens de cliënten?
Toelichting:
De cliënten van Daelzicht dienden als een belangrijke bron van informatie. Het
gaat immers over de invloed van social media op de cliënten van Daelzicht. Zij
dienen daarom een eigen inbreng te kunnen hebben, wanneer er in dit document
gesproken wordt over de positieve en negatieve effecten van social media.
In het onderzoek is het belangrijk om erachter te komen hoe zij omgaan met de
verschillende mediavormen, waar zij tegenaan lopen, in hoeverre medewerkers
met hen het gesprek aangaan over wat er gebeurt op social media enz.
Om op deze vragen antwoord te krijgen is het belangrijk dat de anonimiteit
gewaarborgd blijft. Daarnaast dienen er vragen te worden gesteld op het niveau
van de cliënt. Om dit te bereiken is er gebruik gemaakt van literatuur en een
gedegen doelgroepanalyse.
Wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking volgens de medewerkers?
Wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking volgens de medewerkers?
Toelichting:
Naast de cliënten dienden ook de medewerkers als respondenten. Dit vanwege
het feit dat de rol van de begeleider binnen de gehandicaptenzorg cruciaal is.
Voor cliënten is het belangrijk dat er een ego buiten henzelf is, dat ze kunnen
vertrouwen. De invloed van de begeleider is groot. Ze zijn een belangrijk
rolmodel. Om de cliënten goed te kunnen begeleiden moeten de medewerkers
eerst bij zichzelf te rade gaan. Wat doen zij zoal op het internet? Deze vraag zal
aan bod komen tijdens de interviews. Daarnaast is het belangrijk dat de
medewerkers zich ervan bewust zijn dat ze het internet niet kunnen beheersen,
maar wel dienen te zorgen dat ze weten wat er speelt bij cliënten. (Mijn kind
online, 2012)
Wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking volgens informanten?
25
Wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking volgens informanten?
Toelichting:
Om de vraagstelling niet alleen op micro- en mesoniveau te laten plaatsvinden,
is het belangrijk om deze ook te bezien in het daglicht van het macroniveau. Dit
werd gedaan aan de hand van het benaderen van informanten binnen Nederland
en België.
3.4.1 Selectie
De selectie vond plaats onder cliënten die gebruik maken van social
mediavormen op het internet. Er is voor een kleine selectie van gevallen met een
maximum aan variatie gekozen. Zo zijn er ten overstaande van elkaar cliënten
geïnterviewd die zeer veel gebruik of cliënten die juist weinig gebruik maken van
social media. Het is immers van belang om een zo goed mogelijke afspiegeling te
krijgen van de werkelijkheid, waarbij niet iedereen in even grote mate gebruik
maakt van social media.
Binnen de selectie van de cliënten vond er stratificatie plaats, met als criterium
het geslacht. Uit het onderzoek moet naar voren komen of er wel/niet een
verschil is op het gebied van positieve en negatieve effecten van social media
tussen mannelijke en vrouwelijke cliënten. Op deze wijze wordt er nagegaan of
het geslacht een modererend effect heeft. Een modererend kenmerk wilt het
volgende zeggen; een kenmerk dat van invloed is op een relatie tussen twee
kenmerken, zoals leefsituatie en geslacht. (Baarda, 2009, pp. 44-46)
Uit eerder gesprekken met Ringens, Cox, Peeters (medewerkster Leyenbroek) en
Poels (medewerkster Spaubeek) is gebleken dat er een onderscheid zit op het
gebied van risico’s tussen mannen en vrouwen. Zo zit er bijvoorbeeld bij
vrouwelijke cliënten het ‘loverboy-risico’ aan verbonden.
Bij de selectie van cliënten vond er ondersteuning plaats door de medewerkers
van Daelzicht. Zij weten tenslotte wie er gebruik maakt van social media en of
dit veel of weinig is.
De opdrachtgever, Wim Ringens, heeft geholpen bij het selecteren van
medewerkers. Wat betreft de selectie van medewerkers gold als criterium dat zij
zelf ook gebruik maakten van social media en die kennis hadden van wat er
speelde bij cliënten op het gebied van dit thema.
Zoals eerder aangegeven werd, is er gebruik gemaakt van een kleine selectie
van gevallen met een maximum aan variatie. Er is een onderscheid gemaakt
tussen degenen die veel – matig – en weinig gebruik maken van social media.
Hieronder wordt volgens Mans (2010) het volgende verstaan:
Veel gebruik: > drie uur per dag
Matig gebruik: één – drie uur per dag
Weinig gebruik: < één uur per dag
26
Zie onderstaande tabel 3.1 van de beredeneerde keuze van negen
onderzoekseenheden.
Tabel 3.1
Mannelijke cliënt –
veel gebruik social
media
Mannelijke cliënt –
matig gebruik
social media
Mannelijke cliënt –
weinig gebruik
social media
Vrouwelijke cliënt –
veel gebruik social
media
Vrouwelijke cliënt –
matig gebruik
social media
Vrouwelijke cliënt –
weinig gebruik
social media
Medewerker 1 –
veel gebruik social
media
Medewerker 2 –
matig gebruik
social media
Medewerker 3 –
weinig gebruik
social media
Op basis van deze negen onderzoekseenheden wordt eerst een analyse
uitgevoerd en wordt er een eerste aanzet gemaakt voor het in kaart brengen van zowel de negatieve als positieve effecten van social media op mensen met een
licht verstandelijke beperking.
Vervolgens wordt er nagegaan of deze resultaten, die voort zijn gekomen uit de
interviews, ook passen op hetgeen wat informanten zeggen. Er worden zoveel
mogelijk informanten benaderd, totdat er de indruk is dat de informanten geen
nieuwe informatie meer toevoegen. Er is dan sprake van inhoudelijke verzadiging
ofwel saturatie. (Baarda et al., 2009, p. 165)
De informatie die via de informanten ontvangen wordt, wordt evenals de
onderzoekseenheden zelf, anoniem verwerkt.
3.5 Dataverzameling
3.5.1 Wijze van interviewen respondenten
Vooraf aan het interviewen van de cliënten en medewerkers van Daelzicht zijn de
volgende kenmerken in acht genomen; zo veel mogelijk onbevangen,
onbevooroordeeld en accepterend de onderzochte tegemoet te treden. (Baarda
et al., 2009, pp. 177-183)
Vooraf aan het interviewen is er de keuze gemaakt om beide groepen
halfgestructureerd te interviewen. Echter bleek dit geen succes bij de cliënten,
aangezien er op deze wijze van interviewen nauwelijks geschikte informatie werd
verkregen voor het beantwoorden van de deelvragen. Gedurende het eerste
gesprek met een cliënt, werd er daarom besloten om alsnog gestructureerde
vragen op te stellen. De volgende vragen (voortkomend uit de deelvragen) zijn
aan cliënten gesteld:
27
Maak je gebruik van social media?
Maak je veel gebruik van internet?
Minder van 1 uur per dag.
Tussen de 1 en 3 uur per dag.
Meer dan 3 uur per dag.
Heb je een eigen computer?
Wat vindt je leuk aan social media?
Wat vindt je niet leuk aan social media?
Heb je je profiel op Hyves/Facebook afgeschermd?
Voeg je ook wel eens mensen toe die je niet kent?
Als je iets vervelends meemaakt op social media geef je dit dan aan en
hoe ervaar jij dit?
Als je iets raars/vreemds ziet op social media geef je dit dan aan?
Zijn er dingen waar je tegenaan loopt? Of wat je moeilijk vindt?
Wij willen een voorlichting gaan geven over social media, zijn er nog
dingen waar jij graag informatie over wilt krijgen?
Zie bijlage 2 voor de uitwerking van een interview met een vrouwelijke cliënt.
Wat betreft het interviewen van de medewerkers is er gekozen om wel vast te
houden aan het halfgestructureerd interviewen. Er is hierbij alleen gebruik
gemaakt van een topiclijst.
De volgende onderwerpen kwamen in deze topiclijst naar voren:
De (gesignaleerde) risico’s van social media met betrekking tot hun
cliënten.
De kansen van social media met betrekking tot hun cliënten.
Hun eigen ervaringen met social media.
Wat er al ondernomen is om cliënten te beschermen voor de risico’s.
Tips voor het geven van een voorlichting.
Door het hanteren van een topiclijst werd het interview toch voor een deel open
gehouden, waardoor er een brede invalshoek werd gecreëerd. De gesprekken
vonden plaats in kantoorruimten. Hier waren geen andere personen bij aanwezig,
zodat de medewerkers voor hun gevoel vrijuit konden praten.
De interviews met cliënten hebben plaatsgevonden in de woonkamer van de
instelling. Hierbij waren geen andere cliënten aanwezig. Zo konden de cliënten in
alle rust, in een vertrouwde omgeving, hun verhaal doen. Daarnaast is er in
verband met de privacy gevraagd of ze de deur van de woonkamer dicht wilden
hebben of niet. De cliënten hebben verder nog kunnen aangeven of ze er wel of
geen begeleider bij wilde hebben, dit ook om het gevoel van vertrouwen te
versterken. Er is geprobeerd een zo veilig mogelijke situatie te creëren door
eerst duidelijk te maken waarvoor het onderzoek diende, wat ermee bereikt wil
worden (het belang), de tijdsduur en de anonieme informatieverwerking ervan.
Hierna werd er kort ingegaan op het thema ‘social media’.
28
Tevens was er tussendoor ruimte voor vragen, zodat onduidelijkheden werden
voorkomen. Op deze manier bleven de interviews helder en dus transparant.
Er is gekozen voor face-to-face interviewen, zodat er flexibel kon worden
ingespeeld op de onderzoekssituaties en op de informatie die de respondenten
gaven (zie tabel 3.2 voor een overzicht van de voordelen).
Tabel 3.2
Individueel Face-to-face
Bijzonder geschikt voor betekenisverlening en het verder uitdiepen van
een onderwerp.
Geniet voorkeur bij privé-, bedreigende en sociaalwenselijke onderwerpen.
Mensen kunnen ongeremd reageren, maar blijven wel in hun eigen
gedachtegang zitten.
Het aantal onderwerpen dat behandeld kan worden is groot.
De geïnterviewde is voortdurend zelf aan het woord.
(Baarda et al., 2009, p. 241)
3.5.2 Wijze van interviewen informanten
Om de vraagstelling niet alleen op micro- en mesoniveau te laten plaatsvinden,
is het belangrijk om deze ook te bezien in het licht van het macroniveau. Dit is,
zoals eerder aangegeven, gedaan aan de hand van het benaderen van
informanten binnen Nederland en België. Per mail is de informanteninformatie
verworven aan de hand van gestructureerde interviews.
Aan een schriftelijk interview zitten een aantal nadelen, namelijk: de vragen
liggen al vast, je zit dus vast aan die structuur, en veel mensen schrijven/typen
niet graag. Echter is toch de afweging gemaakt om deze informanten via de mail
te benaderen, aangezien de nadelen niet opwegen tegen de voordelen. Deze zijn
als volgt: de informanten kunnen reageren op een zelfgekozen tijdstip en plek, er
is geen reistijd waardoor er zelfs mensen in België benadert zijn en tot slot,
wanneer iemand schrijft, denkt men meestal meer na dan bij een gesprek.
Hierdoor wordt impulsief reageren voorkomen. (Baarda et al.,2009, pp. 227-257)
Dit is bepalend voor de respons die verkregen wordt. Vandaar dat er voor
gekozen is om een groot aantal informanten te benaderen, te weten achttien
professionals.
Via de mail hebben de onderzoekers zich eerst voorgesteld en legden uit wat ze
met het opvragen van de informatie wilden bereiken. Daarnaast is aangegeven
dat de informatie anoniem werd verwerkt. Wel de naam van de instelling en evt.
de functie van de professional zouden genoemd worden in dit afstudeerwerkstuk.
Binnen de informanten is een tweedeling gemaakt, namelijk:
Professionals die veel afweten van de onderwerpen ‘social media’ en ‘licht
verstandelijk beperkten’
Professionals die werken met een soortgelijke doelgroep.
29
Er is gekozen voor dit onderscheid, aangezien de opdrachtgever het belangrijk
vond om zowel een beeld te krijgen van soortgelijke organisaties, als van
professionals die met een soortgelijke doelgroep werken.
Daarnaast is het belangrijk om voor het onderzoek en dus de vraagstelling,
informatie te ontvangen van professionals die gericht zijn op het thema social
media al dan niet in combinatie met LVB.
Op deze wijze wordt er een zo breed en objectief mogelijk beeld gecreëerd,
waarbij geen belangrijke informatie verloren gaat.
In de mail vond uitleg plaats over de afstudeeropdracht en de uitvoerders.
Tevens was er en een uiterlijke retourdatum gesteld. Er zijn hier in totaal twee
weken voor uitgetrokken. Na deze twee weken werd er een start gemaakt met
het verwerken van de ontvangen gegevens. Voor degene waar geen reactie van
ontvangen was, werd een herinneringsmail gestuurd. Al met al zijn er zes
reacties ontvangen. Het ging hierbij om een responspercentage van 33,3%. Dit
was nogal aan de lage kant. Echter was dit wel te verwachten, gezien er binnen
de zorg- en hulpverlening weinig tijd is voor, nog meer, bureaucratische zaken.
Van drie professionals/informanten, werd een korte reactie ontvangen, met het
feit dat zij vanuit de instelling helaas geen tijd konden vrijmaken voor het
beantwoorden van deze mail.
Er is nogmaals teruggekeken naar waarom de keuze was gemaakt voor
schriftelijke interviews (E-mail). De conclusie is dat er alles aan gedaan is om zo
goed mogelijk aan te sluiten op de informanten. Daarnaast was het voor de
onderzoekers niet haalbaar om alle overige informanten persoonlijk te
benaderen. Echter is er wel voldoende informatie verzameld, aan de hand van de
onderzochte literatuur en het houden van de interviews, om tot een gedegen
conclusie te komen.
De vragen die aan de informanten zijn voorgelegd komen voort uit de opgestelde
deelvragen. Hieronder is de koppeling terug te lezen tussen de deelvragen en de
schriftelijk opgestelde vragen.
Ter verheldering volgen hieronder nogmaals de opgestelde deelvragen, te weten:
1) Wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking?
2) Wat zijn de negatieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking?
3) In hoeverre zijn cliënten, zowel binnen Daelzicht als binnen andere
organisaties, al eerder geïnformeerd over de effecten van social media? Hoe
hebben zij hier op ingespeeld en wat heeft het opgeleverd?
4) Op welke manier kan er worden ingespeeld op de behoeften van de cliënten
omtrent de voorlichting die er gegeven zal worden?
30
De volgende vragen kwamen aan bod voor professionals binnen een
overeenkomstig werkveld;
- Maken jullie cliënten ook gebruik van social media? Zo ja; waar wordt het
meest gebruik van gemaakt (Hyves/Msn/Facebook...)? (1)
Toelichting: de bedoeling is, om erachter te komen, welke vormen van social
media door de cliënten gebruikt worden. Van hieruit kan er gekeken worden naar
de positieve en negatieve effecten die social media met zich meebrengt.
Daarnaast kan er een verschil zijn wat betreft kansen dan wel bedreigingen bij
de verschillende vormen van social media. Deze vraag is in algemeen belang
voor alle deelvragen.
- Wat zien jullie als positieve effecten van social media en wat als negatieve
effecten? (2)
Toelichting: dit staat in samenhang met zowel de eerste als de tweede deelvraag
omtrent het effect van social media op cliënten.
- Er speelt een dilemma op de werkvloer van onze afstudeerinstelling. Inclusie
van hun cliëntendoelgroep staat voorop. Dit geldt ook voor het ‘mee-participeren’
van social mediagebruik. De hulpverleners hebben echter helaas kennis gemaakt
met enkele negatieve kanten van social media. Zo zijn er vrouwelijke cliënten die
via bepaalde communicatieprogramma's (facebook/relatieplanet/Msn enz.)
afspraakjes regelen met mannen. Aangezien het gaat om een kwetsbare
doelgroep kan er sneller misbruik worden gemaakt van hen. Hierdoor zou enige
'protectie' geen overbodige luxe zijn. Echter zijn deze cliënten 'volwassen' en
hebben recht op een bepaalde vorm van privacy.
Hoe gaan jullie binnen de instelling met dit dilemma om, of hoe zouden jullie hier
mee omgaan? (3)
Toelichting: deze vraag komt voort uit de derde deelvraag waarbij wordt
nagegaan of cliënten al eerder zijn geïnformeerd met betrekking tot social media
en zo ja, hoe dit is gebeurd en welk effect het heeft gehad. Dit is tenslotte van
belang voor het opzetten van een product en een voorlichting.
- Welke middelen/manieren zetten jullie in om cliënten bewust te maken van de
risico’s van social media. Indien deze vraag niet van toepassing is; heeft u wel
suggesties voor een product? (4)
Toelichting: deze vraag is van toepassing op de deelvraag die vraagt op welke
manier er ingespeeld kan worden op de behoeften van de cliënt omtrent de
voorlichting die er gegeven zal worden.
Opgestelde vragen aan professionals die veel kennis hebben van het thema ‘LVB’
en ‘social media’;
- Zou u iets kunnen vertellen over de kansen omtrent social media bij mensen
met een licht verstandelijke beperking? (1)
31
Toelichting: deze vraag heeft te maken met de eerste deelvraag over de
positieve effecten die social media te bieden heeft.
- Zou u iets kunnen vertellen over de bedreigingen omtrent social media bij
mensen met een licht verstandelijke beperking? (2)
Toelichting: deze vraag heeft te maken met de tweede deelvraag over de
negatieve effecten die social media kan hebben.
- Daarnaast speelt er een dilemma waar de hulpverleners van de
afstudeerinstelling mee kampen. Inclusie van hun cliëntendoelgroep staat
voorop. De hulpverleners hebben helaas al kennis gemaakt met enkele negatieve
kanten van social media. Zo zijn er vrouwelijke cliënten die via bepaalde
communicatieprogramma's (Facebook/relatieplanet/Msn enz.) afspraakjes
regelen met mannen. Aangezien het gaat om een kwetsbare doelgroep kan er
sneller misbruik worden gemaakt van hen. Hierdoor zou enige 'protectie' geen
overbodige luxe zijn. Echter zijn deze cliënten 'volwassen' en hebben recht
op een bepaalde vorm van privacy.
Hoe zou er naar uw mening met dit dilemma omgegaan dienen te worden? (3)
Toelichting: deze vraag kan gekoppeld worden aan de derde deelvraag. Op deze
manier kan er informatie verzameld worden die bruikbaar is voor het opzetten
van een voorlichting aan cliënten. Daarnaast kan het van belang zijn voor de
aanbevelingen van hoofdstuk 8.
- Heeft u misschien andere suggesties? (4)
Toelichting: in deze vraag worden er suggesties gegeven en kan met alle vier de
deelvragen in contact worden gebracht.
3.5.3 Praktische overwegingen
In dit afstudeerwerkstuk wordt geen beleidsadvies gegeven. Er wordt wel een voorlichtingsopzet en een conceptvoorbeeld van een product gemaakt voor de cliënten.
Wat betreft de praktische overwegingen is er voor gekozen om het ontwikkelen
van een product voor cliënten niet bij ons onderzoek te betrekken. Het is immers
de vraag of Daelzicht het product wel waardevol genoeg vindt. Daarnaast speelt
tijd en geld een belangrijke rol. Er dient immers een budget voor te worden
vrijgemaakt en het laten maken van een product kost daarnaast veel tijd.
Vandaar dat er gekozen is voor het maken van alleen een opzet en een
conceptvoorbeeld. (In hoofdstuk 7 wordt hier op teruggekomen)
3.5.4 Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid wordt gedefinieerd als, de mate waarin metingen onafhankelijk
zijn van toeval (Baarda et al, 2009, p. 193). Je dient het onderzoek zoveel
mogelijk vanuit verschillende invalshoeken te belichten. Vandaar dat de keuze
32
gemaakt is om zowel cliënten, medewerkers van Daelzicht als andere
professionals buiten de organisatie te benaderen.
De resultaten moeten controleerbaar en inzichtelijk zijn. Dit betekent dat er een
verantwoorde keuze gemaakt is wat betreft de keuze van de situatie, locatie,
respondenten en informanten. Zo is er bij de respondenten gekozen voor een
situatie waarin zij zich thuis/prettig voelden.
Het is belangrijk om de betrouwbaarheid van het onderzoek zo optimaal mogelijk
te houden. Op het gebied van de interviews zal er gebruik worden gemaakt van
een voicerecorder. De interviews zullen, aan de hand van de voicerecorder,
helemaal worden uitgetypt. Men kan zo gemakkelijker achterhalen wat er in een
interview gezegd is geworden. Door het gehele interview letterlijk uit te typen,
voorkomt men dat er eigen interpretaties en gedachten in verwerkt worden. Dit
verhoogt dus de betrouwbaarheid van het onderzoek.
In dit onderzoek is er met z’n drieën samengewerkt, waarbij ieder de rol aannam
van een onderzoeker. Wanneer afzonderlijk van elkaar iets werd gerapporteerd,
is dit door de anderen nagelezen. Op deze wijze is er, in bepaalde mate, sprake
van sterke inter-interviewer betrouwbaarheid. Er werd namelijk door twee
mensen een stuk nagelezen, hierdoor werd de kans op aanvullingen en feedback
vergroot. Dit zorgde ervoor dat het onderzoek betrouwbaarder werd, aangezien
meerdere personen dit bekeken. Vervolgens werd er enige tijd later de
informatie nogmaals bij de hand gepakt om het nog eens te bekijken en te
analyseren. Hierdoor ontstond een sterke intra-interviewer –betrouwbaarheid.
(Baarda et al., 2009, pp. 193-196)
Echter kan het onderzoek niet helemaal 100% betrouwbaar zijn en blijft men bij
een kwalitatief onderzoek afhankelijk van toeval(-ligheden). Dit heeft te maken
met het feit dat interviews deels afhankelijk zijn van situatiedefinities, replicatie
is daarom onmogelijk. De cliënten die geïnterviewd zijn, hebben zelf de keuze
mogen maken of er een begeleider bij aanwezig moest zijn. Dit kan van invloed
zijn op de betrouwbaarheid van het onderzoek. De ene cliënt verteld meer als er
een begeleider bij zit, terwijl een andere cliënt juist minder zou vertellen.
Situatiedefinities zijn gezichtspunten die situatiegebonden zijn. Het uitgangspunt
hierbij is als volgt; als onderzoeker dient men te interpreteren en te begrijpen
vanuit de positie van het gezichtspunt van de verschillende betrokkenen. Dus
zoals zij het beleven en ervaren. Hierin wordt de context betrokken waarin het te
schrijven fenomeen zich voordoet. Hun interpretatie dient achterhaald en
beschreven te worden. (Baarda et al., 2009, p. 94)
Voordat de interviews zijn gehouden, is er een verdieping gemaakt naar de
doelgroep toe. Er is onderzocht waar men rekening mee dient te houden als het
gaat om het interviewen van LVB’ers. Hierdoor is de keuze gemaakt voor een
kort interview, aangezien mensen met een LVB zich minder lang kunnen
concerteren en hun aandacht sneller verliezen. Tijdens het interviewen zijn er
33
gemakkelijke woorden gebruikt. Tussendoor werd er aan de cliënten gevraagd of
ze het begrijpen en werd er de gelegenheid gesteld om vragen te stellen. Door
het interview gemakkelijker te laten verlopen, hebben de interviewers gebruikt
gemaakt van voorbeelden, om zo een ingang te creëren bij de cliënten. De
cliënten kregen ook de tijd om na te denken over de gestelde vragen. Op deze
manier is er aangesloten bij de beleving en ervaringen van de cliënten.
3.5.5 Geldigheid/validiteit
Onder validiteit valt het volgende te verstaan, namelijk: de juistheid van de
onderzoeksbevindingen. Het gaat om de vraag in hoeverre de bevindingen van
het onderzoek een goede weergave geven van datgene wat werkelijk (feitelijk) in
de praktijk afspeelt. Validiteit wordt ook wel geldigheid genoemd. Dit betekent
dat de antwoorden die gegeven worden tijdens de interviews een goed beeld van
de realiteit moeten geven. (Baarda et al., 2009, pp. 194-201)
In dit onderzoek worden zowel cliënten als medewerkers geïnterviewd die zelf
met social media in aanraking komen. Ze vertellen dus vanuit eigen ervaringen
en vanuit dingen die ze zelf hebben meegemaakt of waar ze tegen aanlopen. Dit
geldt ook voor de informanten. Zij vertellen wat ze weten van het onderwerp en
wat men in de dagelijkse praktijk meemaakt en ervaart.
Er is gekozen om de gegevens te verzamelen door middel van face to face
interviews met de respondenten. De informanten zijn via de mail benaderd, deze
informatie is betrouwbaar, aangezien de informatie zo wordt gebruikt, zoals de
informant het op papier heeft gezet.
Daarnaast is het belangrijk om gebruik te maken van member-checking. Dit is
het voorleggen/terugkoppelen van de resultaten aan de betrokkenen en nagaan
of zij zich hierin herkennen. (Baarda et al., 2009, pp. 197-201)
Deze terugkoppeling is gemaakt bij de medewerkers door het uitgeschreven stuk
van het afgenomen interview op te sturen. De geïnterviewde heeft zo de
mogelijkheid gekregen om het stuk na te lezen en om eventueel nog iets te
kunnen aanpassen. Verder is er nog gekozen om het gehele document naar
enkele geïnteresseerde medewerkers op te sturen om zo ook nog feedback te
verzamelen. Tot slot is er een logboek bijgehouden, namelijk een zogenoemde
audit trail. Het logboek is ter urenverantwoording en om terug te kunnen gaan
wanneer iets heeft plaatsgevonden en met wie. (Baarda, 2009, p. 138)
34
4. Data-analyse
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze van analyseren van de verzamelde data,
beginnend met het uitleggen van het stappenplan. Hierna volgende twee
labelvoorbeelden, zodat er een visuele voorstelling kan worden gemaakt van de wijze van
labelen.
4.1 Stappenplan analyse
Bij het verwerken van de verkregen informatie uit interviews werd er gebruik
gemaakt van het stappenplan zoals beschreven staat in het Basisboek kwalitatief
onderzoek van Baarda et al. (2009, pp. 302-337)
De stappen die er genomen zijn, zijn als volgt:
Stap 1: als eerst zijn alle interviews, nadat dat ze waren opgenomen met een
voicerecorder, (vrijwel) meteen na het gesprek zelf uitgetypt. Alle uitspraken zijn
letterlijk uitgetypt, zodat er geen ruimte is voor eigen interpretaties. Daarnaast
zijn de interviews voorzien van naam (mannelijke cliënt – veel gebruikmakend
van social media; vrouwelijke cliënt – matig gebruikmakend van social media;
medewerker 1– weinig gebruikend…enz.) zodat er achterhaald kon worden welke
tekst bij welk interview hoorde.
Stap 2: vervolgens is de getypte informatie (gezamenlijk; door alle drie de
onderzoekers) geordend en gereduceerd. Zodoende is alle irrelevante informatie
geschrapt die niet van belang/bepalend zijn voor de onderzoeksvraag.
Stap 3: bij deze stappen is de keuze gemaakt voor een analyse-eenheid. Er is
gekozen om de uitgewerkte teksten op te delen in fragmenten, waaraan
vervolgens labels gehangen werden.
Stap 4: na deze keuze (bij het maken van een indeling in fragmenten) is er
besproken om een tweedeling te maken binnen het labelen. Namelijk een
onderscheid in hoofd- en sublabels. De sublabels omvatten het belangrijkste
woord in een zin. Dit woord geeft dus aan waar het stuk tekst om gaat. Dit is
gemakkelijk wanneer er soortgelijke informatie uit verschillende interviews dient
te worden opgezocht.
Het fragment diende slechts over één onderwerp informatie te geven. Dit
onderwerp was het omvatte het hoofdlabel. Wanneer hierbij geaarzeld werd, is
ervoor gekozen om het fragment op te splitsen.
Om gemakkelijk labels te kunnen plakken aan de interviews is ervoor gekozen
om de fragmenten te zetten in een Wordschema. Een schema is opgebouwd uit
vier kolommen, met hierin van links naar rechts: hoofdlabel, label, fragment (per
onderwerp), bron (geïnterviewde).
35
Stap 5: Het labelen
De onderzoekers zijn ieder afzonderlijk de uitgetypte interviews gaan labelen.
Het afzonderlijk labelen gebeurde per interview, waarna de drie gelabelde
schema’s naast elkaar werden gelegd om er zo één (zo objectief mogelijk) geheel
van te maken, waarbij er gekozen werd voor de meest logische labels. Er
kwamen hierbij soms dezelfde labels naar voren, alleen dan anders benoemd.
Het ging dus om synoniemen.
Gezamenlijk is de keuze gemaakt om de gelabelde interviews door te nemen,
waarna er tot overeenstemming is gekomen over de benoemde labels.
In Microsoft Word zijn drie documenten gezamenlijk opgesteld (één voor de
cliënten, één voor de medewerkers en één voor de informanten), met in ieder
document, schematisch de relevante informatie (in fragmenten) van de
interviews met hieraan gekoppeld de labels. Op deze wijze is er voor gezorgd dat
de informatie gescheiden blijft, zodat er geen relevante informatie verloren kon
gaan.
De sublabels zijn (in het tot overeenstemming gekomen schema) vervolgens
genummerd. Wanneer labels in hetzelfde document dubbel voorkwamen, kregen
deze hetzelfde nummer.
De hoofdlabels die zijn voortgevloeid uit het labelen van de cliënteninterviews
zijn als volgt: social media, contact, vrienden, negatieve effecten social media,
positieve effecten social media, anonimiteit, internetgebruik, gamen, valkuilen en
voorlichting. Ditzelfde geldt voor de medewerkers.
4.1.1 Voorbeeldlabels respondenten
Hoofdlabel Label Fragment Bron
Negatieve
effecten
social
media
nadelen(62)
ergernissen (63)
zwartmaken (64)
spotten (65)
virussen (67)
Ja, ik weet wel welke nadelen het heeft. Dat zijn
dan de ergernissen.
Wat zijn deze? Zwart gemaakt worden. Mensen
die anderen gaan bespotten en dit op een
achterbakse manier doen en zelfs mensen die
virussen kunnen sturen naar chatsites enzo. Dit
laatste heb ik zelf nog nooit meegemaakt, maar
het kan wel. Ieder voordeel heeft zo zijn nadeel.
Interview –
Mannelijke cliënt;
Weinig
gebruikmakend van
social media
Vrienden vrienden (8)
in het echt (85)
onbekenden
uitnodigen (89)
chatsites (69)
Msn (2)
webcam (104)
Niet iedereen is in het echt mijn vriend of
vriendin. Leer ook mensen kennen op de chat
sites en door daar ermee te praten nodig ik ze
wel eens uit of Msn, of zij mij. En dan kunnen we
daar beter praten, en soms ook wel eens met de
webcam.
Wat doe je als een onbekende je wilt toevoegen
als vriend?
Vrouwelijke cliënt;
veel gebruikmakend
van social media
36
Helemaal onbekende voeg ik niet toe, wel
mensen die ik heb leren kennen via sites, of via
andere mensen.
De wijze van fragmenteren is hetzelfde beschreven als bij de interviews van de
respondenten. Bij het labelen is ervoor gekozen om eerst een label te zoeken dat
op de inhoud of een deel van de inhoud van het fragment aansloot.
Vooraf is er een tweedeling gemaakt tussen de informanten, namelijk; degenen
die werken in overeenkomstig werkveld en professionals die veel kennis bezitten
over social media en/of LVB. Aangezien dit er niet toe doet bij het maken van
een labelsysteem (en de vraagstelling en -doelstelling in het achterhoofd), zijn
deze twee groepen samengevoegd.
De hoofdlabels van de informanten zijn uiteindelijk (grotendeels) voortgevloeid
uit de deelvragen, die logischerwijs als gestructureerde vragen dienden voor de
interviews. Deze hoofdlabels zijn als volgt: social media, kansen, bedreigingen,
cliëntbeperkingen, behoeften en voorlichting.
Hieronder vindt u een schematisch overzicht van de labels die zijn gekoppeld aan
de schriftelijke interviews.
4.1.2 Voorbeeldlabels informanten
Hoofdlabel Label Fragment Bron
Social Media Msn (5)
Youtube (25)
Facebook (2)
Hyves (26)
Ja, namelijk Msn, Youtube, Facebook en Hyves
(nog steeds).
Koraalgroep: De
Hondsberg; Adviseur
Zorgmanagement
Cliënt-
beperkingen
Niet beperkt (51) De cliënten worden niet beperkt op het gebied
van internet-/social mediagebruik.
Zorggroep Alliade;
Bureau communi-
catie
Bedreiging Drempels (7)
Geld (8)
Beperkende
omgeving (9)
Jongeren van Emaus zijn waarschijnlijk niet of
nauwelijks minder op de hoogte van de
mogelijkheden dan vergelijkbare
leeftijdsgroepen in de samenleving. Wel worden
ze beperkt in het gebruik van de media door
allerlei drempels (geld, het feit dat ze in een
beperkende omgeving wonen, cognitie/het
verstand om media ten volle te gebruiken, etc.)
Kwadrant: Emaus;
Manager in het
primaire proces
37
5. Resultaten
Inleiding
Om te komen tot goede conclusies is het belangrijk om alle opgedane kennis/informatie
mee te nemen, te weten: internetbronnen, boeken, vaktijdschriften, artikelen, e-mails en
interviews. In 5.1 zullen schematisch kansen en bedreigingen opgesomd worden, die zijn
gevonden in een intern vakblad, genaamd ´Markant´. In 5.2 komen kansen en
bedreigingen naar voren die gevonden zijn in een brochure van ´mijn kind online´. De
uitwerkingen van deze artikelen, zijn in bijlage 3 terug te vinden. Deze informatie is
meegenomen bij de resultaten, om vervolgens de gegevens van de interviews hiermee te
bundelen en uiteindelijk te komen tot gezamenlijke conclusies. Vanaf 5.3 komen
afzonderlijk de resultaten van de deelvragen aan bod.
5.1 Informatie intern vakblad Markant
Tijdens het afnemen van een interview met een medewerkster van Daelzicht
werd een interne informatiebron aangereikt. Het ging om het intern vakblad,
genaamd ‘Markant’. In december heeft dit vakblad een uitgave gepubliceerd
rondom internet/social media en gehandicapten. Verschillende artikelen
benoemden hierin de kansen en bedreigingen omtrent het gebruik van social
media. Aangezien deze informatie van wezenlijk belang is, is er voor gekozen om
een schematische weergave van deze kansen en bedreigingen op te nemen. De
uitwerking van deze artikelen zijn te vinden in bijlage 3.
Overzicht kansen en bedreigingen artikelen Markant
(Markant, 2011, pp. 11-27)
Kansen Bedreigingen
Contact hebben met mensen die ze
niet vaak kunnen zien.
Passen veiligheidsregels vaak
niet toe.
Zijn op de hoogte van
veiligheidsrisico’s.
De leefwereld neemt toe.
Sociale contacten worden vergroot.
De zelfredzaamheid wordt vergroot.
De zelfstandigheid wordt vergroot.
Krijgen meer diepgang in hun leven.
Meer contact met familie en
vrienden.
Ze zijn minder aangewezen op hun
begeleiders.
Ze vertellen meer, vooral over
dingen die ze op internet hebben
gevonden.
38
5.2 Informatie externe brochure Mijn Kind Online
In een brochure van mijn kind online, met als titel: speciaal onderwijs op
internet, zijn ook een aantal kansen en bedreigingen naar voren gekomen. Deze
zijn hieronder schematisch weergegeven. Voor de uitwerking van de artikelen,
wordt verwezen naar bijlage 3.
Overzicht kansen en bedreigingen brochure speciaal onderwijs op internet
Kansen
Bedreigingen
Begeleiders moeten inspelen op
het moment dat er problemen
zijn of bedreigingen zich
voordoen.
Voorlichtingen die gegeven
worden, zijn voor mensen met
een verstandelijke beperking
moeilijk te begrijpen. Het sluit
niet aan op hun niveau.
Er wordt makkelijker contact
gemaakt.
De vaardigheden om met
internet om te gaan ontbreken
vaak.
Er kan geexperimenteerd worden
met identiteit.
Kwetsbaar.
Je kunt je verlegenheid
overwinnen.
Makkelijk te beïnvloeden.
Je beperking is niet zichtbaar. Vatbaarder voor verslaving.
Het is gemakkelijker om eerlijk
te zijn.
Gevoeliger voor afwijzing en
manipulatie.
Kunnen langer nadenken om
antwoord te geven.
Lastig om contacten in te
schatten.
Vrienden via internet hebben, die
je accepteren zoals je bent.
Het contact is veel direct, een
belediging of kwetsende
opmerking kan veel harder
aankomen dan in de
werkelijkheid.
Je hoeft iemand niet aan te
kijken, wat het contact
gemakkelijker maakt.
Het is lastig om in te schatten of
iemand een vriend, kennis of
beste vriend is.
Je kunt je op de woorden
concentreren die er worden
getypt.
Privézaken op internet zetten.
Het contact is dieper. Mensen kunnen op internet zich
anders voordoen.
Je krijgt het gevoel dat je kan Er wordt meer gescholden en
39
(Speciaal onderwijs op internet, 2010, p. 2-19)
5.3 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens cliënten
Om te zorgen voor een overzichtelijk geheel, is werd voor gekozen om deelvraag
één ‘wat zijn de positieve effecten van social media voor mensen met een licht
verstandelijke beperking?’ en deelvraag twee ‘wat zijn de negatieve effecten van
social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking’ in één schema
samen te voegen. In 5.3 komen de resultaten van de cliënteninterviews naar
voren. Hierbij is een onderscheid gemaakt in resultaten tussen mannelijke en
vrouwelijke cliënten.
Positieve effecten mannelijke cliënten Negatieve effecten mannelijke cliënten
Gemakkelijker en opener contact te
leggen en onderhouden; socialiteit
vergrotend (*)
Niet alles is/blijft anoniem
Leuke vorm van vrije tijdsbesteding
(o.a. in de zin van filmpjes kijken,
muziek luisteren en spelletjes spelen)
spam – virussen
Op de hoogte zijn van de laatste
nieuwtjes (**)
Cyberpesten (*)
Nieuwe mensen ontmoeten –
contacten uitbreiden
emanciperen. gepest via internet.
Praat met cliënten over waar zij
op internet mee bezig zijn en
geef ze hierbij ondersteuning en
begeleiding.
Er zijn ongeschreven regels die
niet begrepen worden.
Zelf controle over de
communicatie.
Als internet verboden wordt, is
er minder zicht op de cliënten,
waardoor er de kans bestaat dat
cliënten gekken dingen gaan
doen via internet.
Prikkels die binnenkomen,
kunnen door de cliënt zelf
gereguleerd en gedoseert
worden.
Mensen kunnen zich afgewezen
voelen, als er niet meteen op
hun bericht geantwoord wordt.
Een duidelijke handleiding op
papier zetten, die altijd door de
cliënten nagelezen kan worden.
Deze handleiding moet heel
concreet: doe dit wel en doe dit
niet.
Nemen alles letterlijk op.
40
Aanvulling positieve effecten, die in de interviews met de cliënten naar voren zijn
gekomen:
* Geïnterviewde mannelijke cliënt – veel gebruikmakend van social media: ‘‘Ik ben nu
wat makkelijker, omdat ik nu iedere dag contact heb met deze vrienden. Ik ben hier nu
ook wel wat opener in geworden. Het is alleen soms dat als je met sommige mensen aan
het praten bent die iets verder weg wonen en die woont dus niet om de hoek en dan is
het fijn als je de mogelijkheid hebt om zo toch met elkaar te kunnen praten’’.
Geïnterviewde vrouwelijke cliënt – veel gebruikmakend van social media: ‘‘Ik heb zo via
de social media meer contact met anderen, zo vind ik het moeilijk om op iemand af te
stappen. En daardoor ook makkelijker te onderhouden’’.
** Geïnterviewde mannelijke cliënt – matig gebruikmakend van social media:
Geïnterviewde: “Mmm….ja, dat je zo van iedereen van alles weet, hé. Zo van collega’s of
zo op het werk. Als iemand dan ergens een dagje naar toe gaat, dan kun je vragen ben
je daar of daar geweest’’.
Aanvulling negatieve effecten, die in de interviews met de cliënten naar voren zijn
gekomen:
* Geïnterviewde mannelijke cliënt –weinig gebruikmakend van social media: ‘‘Zwart
gemaakt worden. Mensen die anderen gaan bespotten en dit op een achterbakse manier
doen en zelfs mensen die virussen kunnen sturen naar chatsites enzo”.
Positieve effecten vrouwelijke cliënten Negatieve effecten vrouwelijke cliënten
Gemakkelijker dan in het echt
communiceren
Niet alles is/blijft anoniem
Leuke vorm van vrije tijdsbesteding
(o.a. series kijken)
Ongewenste berichtjes/ongewenste
vragen - Mensen (mannen) met andere
intenties (Loverboys) (*)
Nieuwe mensen ontmoeten –
contacten uitbreiden en onderhouden
Aanvulling negatieve effecten, die in de interviews met de cliënten naar voren zijn
gekomen:
* Geïnterviewde vrouwelijk cliënt – veel gebruikmakend van social media: ‘‘Sommige
mannen zijn alleen maar uit op seks, en die vragen wel eens dingen die ik dan niet wil.
Ook vragen ze dat wanneer ik de cam aan heb, of deze daarvoor wil aan doen’’.
Geïnterviewde vrouwelijk cliënt – matig gebruikmakend van social media: “Ik heb één
keer eens iets vervelends meegemaakt, maar daar is diegene ook heel snel
achterkomen. Ik had iemand op Hyves, die was iedere avond met mij aan het chatten.
We hadden toen afgesproken om elkaar in het echt te ontmoeten. Ik stond op die
persoon te wachten, terwijl hij onverwachts achter me stond. Een buitenlander was het
ook nog. Ik heb toen aangegeven naar de frituur te gaan, aangezien diegene andere
dingen met me wou, dan wat ik wou. In plaats van naar de frituur te gaan, ben ik er snel
tussenuit gegaan en naar huis vertrokken.”
41
5.4 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens de medewerkers
Hieronder volgt een schematische weergave van de positieve en negatieve
effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking
volgens de geïnterviewde medewerkers.
Positieve effecten Negatieve effecten
Snelle communicatievorm -
Respons/reacties van anderen
Anderen kunnen je berichten anders
interpreteren
Uitlaatklep Onbekenden die je uitnodigen – soms
met andere intenties - loverboys
Waardering LVB’ers geven zich sneller bloot, met
alle gevolgen van dien – kwetsbare en
minder weerbare doelgroep
Nieuwe mensen ontmoeten In het echt niet (meer) serieus worden
genomen door hetgeen er op internet
wordt gepost.
Inclusiebevorderend voor de LVB-
doelgroep
LVB’ers zoeken graag aandacht (*)
(afspraakjes regelen)
Werkt drempelverlagend om in contact
te treden met anderen.
Pestgedrag
Vergroting sociale vaardigheden (versterkt) Ideaalbeeld waar LVB’ers
aan willen voldoen
Bevorderd de zelfstandigheid Grotere mate van beïnvloedbaarheid
bij LVB’ers
Informatie/kennisvergaring Overvraging bij LVB’ers op sociaal-
emotioneel gebied
Toegankelijkheid voor de doelgroep Gameverslaving
Aanvulling negatieve effecten, die in de interviews met de medewerkers naar voren zijn
gekomen:
* Medewerker 1 – veel gebruik: ‘‘ De doelgroep is erg kwetsbaar. Ze willen graag
afspraakjes en maken zich dan vaak niet druk over de persoon die er achter de andere
computer zit. Ik denk wel dat er vaak misbruik wordt gemaakt van de doelgroep. Door
middel van dingen te schrijven (en zich kwetsbaar op te stellen) zoals ik heb momenteel
nergens meer zin in kan er makkelijker door bijvoorbeeld loverboys worden ingespeeld.
Ik ken hier een aantal voorbeelden van, maar ik schrok een beetje toen ik hoorde dat het
hier in de omgeving afspeelt. Met name cliënten met hechtingsproblematieke zijn hier
vatbaar voor. Ze hebben vaak niet de aandacht gekregen die ze wel verdienen. Deze
aandacht proberen ze op andere manieren terug te krijgen.’’
42
5.5 Resultaten eerste en tweede deelvraag volgens de informanten
Hieronder volgt een schematische weergave van de positieve en negatieve
effecten van social media voor mensen met een licht verstandelijke beperking
volgens de benaderde informanten.
Positieve effecten Negatieve effecten
Werkt zorg- en/of
behandelingsondersteunend
Kwetsbaar (cognitie: sociaal-
emotionele ontwikkeling (*)) - minder
weerbaar – sneller blootgeven
Vrijetijdsbesteding Meer afsluiten voor face-to-face
contact
Inclusie doelgroep Cyberpesten
Meer/gemakkelijker contact – minder
vervreemding – drempelverlagend (*)
Ongewenste content (geweld, porno,
spam, virussen, onbekenden die je
kunnen lastigvallen)
Gevoelens delen Loverboys
Zelfstandigheidbevorderend (**) Beeldschermverslaving
Informatief Hoge telefoonkosten
Nieuwe contacten opdoen Nauwelijks anoniem
Grote mate van interactie Vervaging onderscheid real life –
internet (gamen, ideaalbeeld etc.)
Aansluiten op de
identiteitsontwikkeling – erbij horen
Onvoldoende competenties/sociale
vaardigheden (*)
Aanvulling positieve effecten, die in de interviews met de informanten naar voren zijn
gekomen:
* Informant 5 – Oprichter medialogisch.nl: ‘‘Voordelen van social media: juist omdat
communicatie in het echte leven heel complex kan zijn vanwege lichaamstaal, mimiek,
intonatie, afstand nabijheid, de noodzaak om direct te reageren, enzovoort maakt het
voor veel mensen met LVB/autisme veel prettiger om te communiceren via social
media.’’
** Informant 4 – Koraalgroep; Gastenhof: ‘‘Ik heb zelf ook het idee dat de doelgroep, via
de social media, gemakkelijker zijn contacten kan onderhouden. De drempel om aan
andere iets te vragen is minder hoog dan in een face to face gesprek. Mensen met een
verstandelijke beperking krijgen, d.m.v. het gebruik van social media, een kans om
zelfstandiger te worden. Ze vragen minder dingen aan groepsleiding, omdat ze het eerst
zelf proberen op te zoeken op internet.’’
Aanvulling negatieve effecten, die in de interviews met de informanten naar voren zijn
gekomen:
* Informant 5 – Oprichter medialogisch.nl: ‘‘Om je eigen sociale veiligheid te bewaken
moet je inzicht hebben in je eigen belangen, behoeften en mogelijkheden (beperkingen)
en die van de ander. Dit vraagt een inlevingsvermogen waarover de meeste LVB’ers niet
beschikken. Daarnaast vraagt het om sociale vaardigheden op het gebied van
assertiviteit (grenzen bewaken) en normen en waarden op het gebied van
43
omgangsvormen. Juist deze groep is heel kwetsbaar op dit gebied: goedgelovig,
manipuleerbaar, kopieergedrag, enzovoort.’’
5.6 Resultaten derde deelvraag
Deelvraag drie luidt als volgt: in hoeverre zijn cliënten, zowel binnen Daelzicht
als binnen andere organisaties, al eerder geïnformeerd over de effecten van
social media? Hoe hebben zij hier op ingespeeld en wat heeft het opgeleverd?
Deze resultaten komen voort uit de interviews die met de medewerkers van
Daelzicht en met de benaderde informanten zijn gehouden.
Resultaten derde deelvraag vanuit Daelzicht
Uit gesprekken met de medewerkers van Daelzicht is gebleken dat er nog geen
concrete zaken zijn vastgelegd op het gebied van social mediagebruik
(bijvoorbeeld in de vorm van een standaard handleiding of protocol). Dit heeft
grotendeels te maken met het feit dat het gaat om volwassen cliënten. Hierdoor
heb je in grote mate te maken met privacyaspecten. Binnen Wonen Spaubeek
zijn er wel contractjes opgesteld, wat betreft het gebruik van de
groepscomputer. Daarnaast staat deze PC op een centrale plek, waardoor er
gemakkelijker toezicht kan worden gehouden door de medewerkers. Zowel
binnen Wonen Spaubeek als Wonen Leyenbroek hebben een aantal cliënten een
PC, dan wel laptop, op de kamer. Hierdoor wordt er toezicht geminimaliseerd,
gezien het privacybelang op de eigen kamer van de cliënt.
Binnen de organisatie is er wel een ICT-afdeling die zich bezighoudt met het
automatiseren/faciliteren van alle groepen en medewerkers. Echter geldt dit niet
voor bewoners. De bewoners/cliënt mogen dus wel zelf internet hebben, maar
deze wordt niet gefaciliteerd en gecontroleerd.
‘‘Onze bewoners mogen wel zelf internet hebben, maar dat is niet gefaciliteerd
en niet gecontroleerd. Hierdoor kunnen zich gemakkelijker virussen voordoen op
de computers van cliënten (medewerker 3, persoonlijke mededeling, 2012, 3
april).’’
‘‘In de praktijk komt vaker naar voren dat je de cliënt soms beter niet kunt
beperken in het gebruik van social media, want daardoor kun je nog enigszins de
controle houden. De cliënt komt eerder naar je toe als je zelf positief tegenover
social media staan. Juist als cliënten verboden worden om iets te zien/horen,
wordt er nieuwsgierigheid gewekt waardoor de cliënt juist op zoek gaat naar
datgene. Daarnaast is er ook nog geen voorlichting georganiseerd voor cliënten
op het gebied van social mediagebruik (er is tenslotte nog geen sterkte
/zwakteanalyse gemaakt). Wel zijn sommige medewerkers individueel met
cliënten hiermee bezig. Ook wordt er gebruik gemaakt van de online-cursus
Willie Webwijs door de activiteitenbegeleiding. Dit is een leerprogramma omtrent
veilig internetten. Echter hebben pas een gedeelte van de cliënten kennis
gemaakt met dit programma. Het is belangrijk dat er een preventieve werking
uitgaat van een voorlichting omtrent social media (medewerker 2, persoonlijke
mededeling, 2012, 3 april).’’
44
Tot slot zijn er speciale sites die toegepast zijn op mensen met een licht
verstandelijke beperking. Tijdens eerdere gesprekken werd aangegeven dat de
cliënten hier niet tot nauwelijks gebruik van (willen) maken, aangezien zij net als
andere mensen zonder gebruik willen maken van reguliere sites.
Resultaten derde deelvraag genoemd vanuit informanten die werkzaam zijn met
een soortgelijke doelgroep
Informant 1 – Kwadrant: Emaus; manager in het primaire proces
‘‘De wetgeving in Nederland schrijft instituten als het onze voor welke
beperkingen we wel en welke we niet (zomaar) kunnen toepassen. Alle beperking
moet per cliënt worden vastgesteld, vastgelegd in het behandel en zorgplan en
er moet voor de cliënt of zijn vertegenwoordiger gelegenheid zijn om het daar
niet mee eens te zijn. Jullie zullen waarschijnlijk denken; wat een puinhoop zal
het daar dan worden, als al dat volk vrij over het Net gaat schuimen, afspraken
maken, chatten, organiseren, kopen en zich verkopen. En dat klopt....echter, wij
denken dat als onze cliënten zomaar de vrije hand hebben om hun leven te
organiseren als ze dat willen het op andere vlakken ook een puinhoop wordt. We
beginnen dus te behandelen.’’
‘‘Gefaseerd trachten we cliënten de vaardigheden te leren om (tot het plafond
wat ze kunnen leren/ontwikkelen) gebruik te maken met diverse media. Omgang
met media maakt dus deel uit van deel uit van de behandeling (in verschillende
smaken ook weer). We kijken dus intensief mee en organiseren computer en
mobiel telefoongebruik zo dat er a. niet direct schade uit komt en b. we de
jongeren begeleid kunnen laten leren. Dat lukt (soms).’’
Informant 2 – Koraalgroep: De Hondsberg; Adviseur Zorgmanagement
‘‘Is lang een vraag geweest: 'Hoe gaan we hiermee om?' Wordt nu aan alle
kanten voorlichtingsmateriaal geïnventariseerd en gevonden.’’
Informant 3 – Zorggroep Alliade; Bureau communicatie
‘‘De cliënten worden niet beperkt op het gebied van internet-/social
mediagebruik. Wel verschijnt er vier keer per jaar de Weetkrant en gaat elke
keer over een ander onderwerp. De nieuwste Weetkrant is volledig toegewijd aan
het thema ‘veilig internetten.’ Dit middel hebben wij ingezet om cliënten bewust
te maken van de gevaren op internet. Daarnaast krijgt veilig
internetten uiteraard aandacht tijdens de begeleidingsmomenten.’’
Informant 4 – ‘‘Het is een lastig dilemma. Wat ik vooral zou doen is, toch een
beetje controle uitvoeren op het gebruik van social media. Met de cliënt in
gesprek gaan over bijvoorbeeld het toevoegen van vrienden. Wie voeg je wel toe
en wie niet. Verder zou ik ook de gevaren van social media kenbaar maken aan
de cliënt en de cliënt de ruimte geven om hierover te praten. Ik denk dat het
belangrijk is om samen met de cliënt aan de slag te gaan en niet de betweter uit
gaan hangen, dit werkt vaak averechts. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat
45
je het thema bespreekbaar maakt. Daarnaast zou je een contract kunnen
opstellen wat wel en niet mag omtrent het thema social media. Je zou dit dan
samen met de cliënten kunnen opstellen en ook samen met de cliënt kunnen
kijken wat de gevolgen zijn, mocht hij/zij dit contract verbreken.’’
5.7 Resultaten vierde deelvraag
Deelvraag vier luidt als volgt: op welke manier kan er worden ingespeeld op de
behoeften van de cliënten omtrent de voorlichting die gegeven zal worden?
Om deze deelvraag te beantwoorden, is tijdens het interviewen van cliënten
ervoor gekozen om expliciet te vragen naar wat zij belangrijk vinden dat er
besproken wordt tijdens de voorlichting.
Hieronder is een inventarisatie gemaakt van de gegeven antwoorden;
Interview mannelijke cliënt – Veel gebruikmakend van social media;
deze cliënt is het internet duidelijk. Wanneer hij dingen niet weet, toetst hij deze
gewoon in op Google waarna hij de resultaten vanzelf vindt. Wanneer dit niet
lukt, gaf de cliënt aan terecht te kunnen bij de begeleiding.
Interview mannelijke cliënt – Matig gebruikmakend van social media;
Hij gaf aan dat hij zijn eigen social mediaprofiel (Facebook) niet had afgeschermd
en ook niet wist hoe hij dit moest doen.
Interview mannelijke cliënt – Weinig gebruikmakend van social media;
Deze cliënt gaf aan dat zijn Hyves-profiel is afgeschermd. Dit geldt niet voor zijn
Facebookprofiel. Hij gaf (eveneens als de vorige cliënt) aan niet te weten of, dan
wel hoe dit kan. Als toevoeging zei hij het volgende ‘‘Ik ben hier gemakkelijk in.
Als de mensen niets aan me hebben, dan hoeven ze voor mijn part ook niet mijn
profiel te bezoeken.”
Wel gaf hij aan dat hij mensen kent die op Hyves worden lastiggevallen.
Interview vrouwelijke cliënt – Veel gebruikmakend van social media
‘‘Vind het toch wel moeilijk als mannen mij gekke vragen stellen. Of als ik
verliefd op iemand ben en die dan toch anders is of doet, of niks meer van zich
laat weten als we gaan afspreken.’’
Daarnaast werd er aan de cliënte gevraagd hoe zij omging met het lezen/zien
van niet al te leuke dingen (bijv. gepest worden, het zien van geweld enz.). Ze
gaf aan hier met haar persoonlijk begeleidster over te praten. Echter vond ze dit
soms wel lastig, omdat ze bang is dat de begeleidster dan boos op haar gaat
worden.
Interview vrouwelijke cliënt – Matig gebruikmakend van social media
Deze cliënte gaf aan geen problemen te ondervinden op dit moment met het
gebruik van social media. Wel is zij een keer in contact gekomen met een
zogenaamde ‘loverboy’. In de voorlichting zou het daarom verstandig zijn om het
46
thema loverboys in combinatie met social media naar voren te laten komen.
Vanuit hier kunnen de standaard richtlijnen kracht worden bijgezet.
Daarnaast werd er het volgende aangegeven tijdens het interview:
‘‘Wanneer je Hyves of Facebook gebruikt, zet je dan ook wel eens de webcam
aan?’’
‘‘Nee, dat komt bij mij niet aan. Hierbij kan je jezelf zien zitten. Dit heb ik wel
eens gezien bij een vriendin van me. Die deed hier van alles op.”
‘‘zoals?’’
‘‘Ja, van alles. Naakte kerels enzo. Maar nee, daar moet ik niks van hebben en
wil ik niks van weten. Ik wil alleen Facebook en Hyves. Meer wil ik ook niet.’’
Interview vrouwelijke cliënt –Weinig gebruikmakend van social media
‘‘Ik loop eigenlijk nergens tegenaan, en anders weet ik hulp te vragen bij
vrienden.’’
Uit de verschillende interviews is gebleken dat een tweetal cliënten hun social
mediaprofiel(en) niet hebben afgeschermd. Deze vier andere cliënten wel. Één
van de drie ondervraagde mannen voegt soms ook onbekende mensen toe. Twee
van de drie vrouwen voegen ook wel eens onbekende mensen toe, die ze onder
andere leren kennen via chatsites.
Om in te spelen op de behoeften van de cliënt omtrent voorlichting, biedt Mijn
kind online (2012) de volgende handvaten: wees eerlijk, ook als je zelf dingen
lastig vindt. Zorg voor concrete voorbeelden en wees duidelijk. De boodschap
moet immers wel overkomen. Goede internetbegeleiding heeft alles te maken
met het vergroten van het zelfbewustzijn en zelfvertrouwen van de cliënten. En
met vertrouwen. Als ze weten dat ze op jou kunnen rekenen, ook als het mis
gaat, is er al een grote stap in dat bewustzijn gezet.
Tijdens het interview met medewerker 1 (persoonlijke mededeling, 2012, 2
maart) kwam het volgende, wat betreft de voorlichting, aan bod: ‘‘Ik denk dat je
wel heel vaak in gesprek moet gaan met cliënten over de kansen en
bedreigingen van social media. Om uitleg te geven over wat er zoal mis kan gaan
en op deze wijze bescherming bied. Echter zijn de cliënten zelf verantwoordelijk.
Dat ligt dan natuurlijk ook weer aan het niveau. Vaak is het IQ wel hoog genoeg
om om te gaan met social media, maar het sociaal-emotionele niveau is vaak
een stuk lager waardoor je als hulpverlener in het dilemma komt om al dan niet
een beperkende maatregel op te leggen.’’
Interviewer: ‘‘Wat kun je doen om een cliënt te beschermen?’’
‘‘Dat blijft een moeilijke vraag. Je kunt gezamenlijk met een cliënt soms ook
gewoon een luchtig gesprekje voeren zonder dat een cliënt zich meteen
opgelaten voelt als ze erover moeten praten. Juist als cliënten verboden wordt
om iets te zien/horen wordt er nieuwsgierigheid gewekt waardoor de cliënt juist
op zoek gaat naar datgene. Er zijn ook dingen die je de cliënt juist wel wilt leren
47
over internet. Want hierdoor kan de cliënt zijn zelfstandigheid bevorderen. Dit
geldt ook voor de cliënten onderling.’’
Informant 5 – Oprichter medialogisch.nl droeg het volgende aan, wat betreft de
voorlichting: ‘‘Wat mij betreft zou de discussie hier meer over moeten gaan;
genuanceerder, specifieker en concreter. Gelukkig gebeurt dit in groeiende mate
en zijn er fantastische initiatieven die tegemoet komen aan de behoeften van
deze doelgroep én tegelijkertijd rekening houden met de beperkingen. Niet
betuttelend en beperkend maar juist gericht op vergroten van autonomie en
inclusie van deze doelgroep.
Voor meer specifieke informatie over competenties e.d. verwijs ik naar mijn
presentatie op de website van de Safer Internet Day:
http://www.saferinternetday.nl/archief/editie-2012’’
‘‘Kortom; Mijn visie en aanbevelingen voor organisaties als Daelzicht zijn globaal
als volgt: wees erbij; maak alles bespreekbaar. Betrek de LVB’ers bij
beslissingen over gebruik social media. Bespreek de juridische kanten, de risico’s
én de voordelen. Laat hen zelf vertellen en voordoen wat ze met deze media
doen. Treed nooit beperkend op bij dingen die in jou ogen ongewenst zijn. Tenzij
er sprake is van juridische overtredingen. In alle andere gevallen is het (net als
bij alle andere onderwerpen van begeleiding) belangrijk om de relatie en het
vertrouwen te onderhouden. Maak social media niet specialer dan nodig is: als er
dagelijks gestolen fietsen op de woonlocatie staan kun je je afvragen wat je dan
gaat doen. Maak social media wel specialer als het nodig is. Biedt alternatieven
die gericht zijn op deze doelgroep. Open bv een Hyvespagina voor een locatie
waar bewoners en personeel kunnen oefenen en experimenteren met dit
medium. Overleg over regels en afspraken en betrek hier iedereen bij. Ook als er
sprake is van ongewenste zaken. Hiermee vergroot je de weerbaarheid en
versterk je het gevoel van autonomie.’’
Informant 6 – medeoprichter veiligonline.be (Child Focus)
‘‘Wij hebben een affiche
(http://www.clicksafe.be/leerkrachten/nl/materiaal/affiche-veilig-chatten/)
ontworpen waarop we kinderen/jongeren tips geven over hoe zij zo veilig
mogelijk kunnen chatten. Dit kan voor jullie een richtlijn zijn, voor bijvoorbeeld
het opstellen van regels voor mensen met een licht verstandelijke beperking.”
48
6. Conclusie & discussie
Inleiding In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de resultaten van het onderzoek. Als eerst wordt
gestart met de conclusie. Deze geeft antwoord op de hoofdvraag, met hieraan gekoppeld
de deelvragen. Vervolgens worden de resultaten ter discussie gesteld. Bij de discussie
gaat het over de kritische kanttekeningen die zijn geplaatst bij het onderzoek.
6.1 Conclusie
De geformuleerde vraagstelling van dit afstudeerwerkstuk was als volgt: welke
positieve dan wel negatieve effecten kleven aan het gebruik van social media bij
mensen met een licht verstandelijke beperking. Hoe kan hierop ingespeeld
worden bij de cliënten zonder het gebruik te ontmoedigen?
De doelstelling was om in dit onderzoek inzicht te krijgen in de positieve en
negatieve effecten van social media op mensen met een licht verstandelijke
beperking. In de eerste twee deelvragen kwam dit aan bod. Er is gekozen om te
kijken vanuit verschillende invalshoeken om een zo objectief mogelijk beeld te
krijgen van de werkelijkheid. Deze verkregen resultaten zijn vervolgens
overzichtelijk verwerkt in schema’s.
Wanneer er na deze schema’s wordt gekeken, valt er op te merken dat de
cliënten minder positieve en negatieve effecten hebben opgenoemd dan de
medewerkers. Daarnaast kan er worden gesteld dat bij alle interviewschema’s de
lijst aan positieve en negatieve effecten gelijkmatig is verdeeld. Ondanks deze
overeenkomst, is uit de gesprekken gebleken dat iedereen over het algemeen
positief tegenover social media staat.
Wanneer er gekeken wordt naar de interviews met de cliënten schuilen er twee
gevaren; namelijk het niet afschermen van je social mediaprofiel(en) en het niet
wezenlijk weten te beschermen van jezelf tegen anderen. Dit was de aanleiding
voor een gedeelte van de voorlichting (het projectonderdeel van dit
afstudeerwerkstuk).
Dit gold voor twee van de zes geïnterviewde cliënten (40%). Een ander gevaar
schuilt in het contact zoeken met onbekenden (bijv. via chatsites). Dit gold voor
drie van de zes cliënten (50%). Echter zeggen deze percentages niets over de
algemene invloed van social media op LVB’ers. Zes cliënten vormen immers geen
goede weergave van de werkelijkheid. Wel zijn deze cliënten op de hoogte van
het feit dat de meeste gegevens (als standaardinstelling) openbaar zijn.
Daarnaast weten ze wat het fenomeen ‘loverboy-problematiek’ inhoud. Ondanks
deze kennis zijn er alsnog cliënten bij, die gezien hun naïviteit en verminderde
weerbaarheid dan wel verhoogde kwetsbaarheid, toch contact zoeken met
onbekenden via het internet.
49
De genoemde positieve effecten (namelijk vrije tijdsbesteding; gemakkelijk
contact; informatief en nieuwe contacten opdoen) komen overeen met diegene
die onder andere genoemd zijn door zowel medewerkers als informanten.
Opmerkelijk is te noemen dat alle drie de ondervraagde groepen ‘nieuwe
contacten leggen’ als positief effect noemen. Echter schuilt hierin het gevaar dat
er contact wordt gelegd met iemand die andere intenties heeft als die van de
cliënt (dit is het negatieve effect, waaruit het loverboy-problematiek tot stand
komt).
Andere positieve effecten die benoemd werden door zowel informanten als
medewerkers zijn als volgt: inclusiebevorderend, social media als uitlaatklep voor
cliënten en het ontvangen van waardering en zelfstandigheidbevordering. Tot
slot werd er onder de informanten benoemd dat social media zorg- en behandel
ondersteunend kan werken en aan kan sluiten bij de identiteitsontwikkeling van
een cliënt.
Kijkend naar de negatieve effecten van social media, die genoemd werden door
zowel informanten, medewerkers als cliënten zijn het cyberpesten, ongewenste
content (geweld, porno, ongewenste mail, spam etc.), de loverboy-problematiek
en het niet anoniem zijn.
Door de medewerkers en informanten werd genoemd dat het bij LVB’ers gaat
om een kwetsbare doelgroep, die op cognitief gebied bij social media met name
moeilijkheden ervaren op sociaal-emotioneel vlak. Deze doelgroep geeft zich
sneller bloot, is (vaak) op zoek naar aandacht en snel beïnvloedbaar. Ze blijken
te weinig sociale competenties te bezitten om op een verantwoorde wijze om te
gaan met social media.
Daarnaast benoemden de medewerkers als negatief effect de gameverslaving,
het niet meer serieus worden genomen door hetgeen wat een cliënt allemaal
schrijft op het internet en het willen conformeren aan het ideaalbeeld wat zich op
internet voordoet.
Tenslotte benoemden informanten het meer afsluiten voor face-to-face contact,
beeldschermverslaving, hoge telefoonkosten en de vervaging tussen internet en
‘real life’.
Om terug te komen op de onderverdeling tussen mannen en vrouwen die gebruik
maken van social media, kunnen op basis van de interviews de volgende
conclusies worden getrokken. Uit gesprekken met medewerkers is gebleken dat
vrouwen, op het gebied van social media, gemakkelijker beïnvloedbaar dan
mannen. Vrouwen zullen eerder het slachtoffer worden van bijvoorbeeld de
loverboy-problematiek. Uit twee interviews met vrouwelijke cliënten werd dit
bevestigd aangezien zij deze problematiek erkende.
Nadat de positieve en negatieve effecten van social media uit de interviews naast
de informatie vanuit het vaktijdschrift Markant en de brochure ‘Mijn kind Online’
werden gelegd, kon hier de volgende conclusie uit worden geformuleerd. De
50
artikelen uit het vaktijdschrift en de brochure, geven een algemene indruk van
de positieve en negatieve effecten van social media, binnen Daelzicht.
Er zijn een aantal positieve effecten die met de resultaten van de interviews
overeen komen, zoals: sociale contacten uitbreiden, zelfredzaamheid en
zelfstandigheid worden vergroot, je beperkingen zijn niet zichtbaar en
emanciperen.
Er zijn ook negatieve effecten gevonden die zowel uit de interviews naar voren
zijn gekomen, als in het vaktijdschrift en de brochure. Deze zijn: de
veiligheidsregels worden vaak niet toegepast, gemakkelijker te beïnvloeden,
lastig om contacten in te schatten, privézaken op internet plaatsen en het
letterlijk nemen van wat er gezegd/geschreven wordt.
Je kunt hieruit de volgende conclusie trekken: de validiteit van het onderzoek
wordt groter, naarmate de positieve en negatieve effecten op meerdere wijzen
(in dit geval via interviews en in een vaktijdschrift en brochure) naar voren
komen. Het is dus voor dit onderzoek van belang geweest om de informatie die
uit het vaktijdschrift en uit de brochure naar voren zijn gekomen, te koppelen
aan de resultaten die uit de interviews aan het licht zijn gekomen. Er kan dus
worden gesteld dat dit een belangrijk aanvulling is geweest op dit onderzoek.
Hiermee is een antwoord gegeven op het eerste gedeelte van de hoofdvraag,
namelijk: welke positieve dan wel negatieve effecten kleven aan het gebruik van
social media bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Hieronder volgt
een antwoord op het tweede gedeelte: hoe kan hierop ingespeeld worden bij de
cliënten zonder het gebruik te ontmoedigen?
Er is gekozen voor het maken van een opzet van een voorlichting om cliënten
bewust te maken van zowel de positieve als negatieve effecten.
Om het een effectieve, leerzame voorlichting te laten zijn, is het belangrijk dat
het geen herhaling zou worden van al eerder ondernomen interventies.
Door medewerkers hierover te bevragen is het beeld gevormd dat er nog
nauwelijks stappen zijn ondernomen om cliënten voorlichting te geven over
onder andere de risico’s van social media. Wel blijkt dat cliënten binnen bepaalde
woonvormen gebruik kunnen maken van Willie Webwijs. Dit is een online-
internetcursus. Echter gebeurd dit alleen bij de activiteitenbegeleiding. Hierdoor
worden niet alle cliënten bereikt. Tevens is de cursus niet specifiek gericht op het
gebruik van social media.
Daarnaast is er nagegaan welke middelen andere organisaties gebruiken om
cliënten bewust te maken van de risico’s die ze lopen. Hieruit blijkt dat andere
organisaties eveneens bezig zijn met het maken van een inventarisatie op het
gebied van voorlichtingsmateriaal omtrent dit thema. Het aanleren van
vaardigheden, het ontwikkelen van een informatie/voorlichtingskrant en het
aangaan van gesprekken werden genoemd als middelen voor cliënten bewust te
maken van de risico’s/negatieve effecten.
51
6.2 Discussie
Gedurende het onderzoek heeft er een verandering plaatsgevonden wat betreft
het onderzoeksontwerp. In eerste instantie is er gekozen voor het uitvoeren van
casestudy’s. Naderhand is er (vanuit de redenen benoemd bij hoofdstuk 3.3)
besloten om over te stappen naar het ontwerp van een survey. Door deze
overstap kan er geconcludeerd worden dat er voor dit ontwerp te weinig
respondenten zijn geïnterviewd en dat het onderzoek dus niet valide is. Er zijn in
totaal zes cliënten, drie medewerkers en zes informanten geïnterviewd. Bij een
survey-onderzoek is het immers de bedoeling om een minimaal tien
respondenten te benaderen (Baarda et al, 2009, p. 125).
Wat betreft de validiteit ofwel geldigheid kan er daarnaast gesteld worden dat de
resultaten van het onderzoek geen goede weergave zijn van datgene wat
werkelijk/feitelijk in de praktijk afspeelt. De resultaten van zes cliënten en drie
medewerkers vormen tenslotte geen duidelijk beeld van de invloed die social
media heeft (qua positieve en negatieve effecten) op deze doelgroep in zijn
algemeenheid. Daarnaast is er geprobeerd om een zo veilig mogelijke omgeving
te scheppen voor de respondenten. Echter is het de vraag of ze wel ‘het
achterste van hun tong hebben laten zien’. Niet ieder persoon geeft zomaar bloot
wat er speelt.
Over de betrouwbaarheid van de gegeven antwoorden valt eveneens te twisten
aangezien het gaat om situatiedefinities (zie hoofdstuk 3). Het is hierdoor
onmogelijk om een herhaling van dit onderzoek uit te voeren.
Wat betreft de validiteit geldt hetzelfde voor de informanteninformatie. Het gaat
hierbij om zes van de achttien informanten (33,3%) die een respons hebben
gegeven. De informatie zal wel betrouwbaarder zijn dan deze van de
respondenten aangezien het sociaalwenselijk aspect van minder groot belang is.
Ze hoeven tenslotte geen informatie over henzelf prijs te geven.
Er is gekozen voor semigestructureerd interviewen bij de respondenten. Hierbij
kwamen tijdens het interviewen een aantal thema’s, ofwel onderwerpen, aan bod
die belangrijk waren voor het onderzoek. Echter bleek dit moeilijk te realiseren
bij cliënten. De meeste geïnterviewde cliënten gaven korte antwoorden en
hadden specifieke vragen nodig die ze beantwoordden. Er waren weinig cliënten
bij die uit zichzelf veel vertelden, waarop vervolgens kon worden ingegaan. Dit
probleem is niet ondervonden bij het interviewen van de medewerkers.
Zodoende wijken de interviews van de cliënten af, aangezien deze uiteindelijk
meer aansluiting vonden bij een gestructureerd interview. Indien er niet voor
deze omslag was gekozen (tijdens het interviewen), werd er niet de
noodzakelijke informatie verkregen die van belang was voor het onderzoek.
52
Ondanks dat het onderzoek niet 100% valide, dan wel betrouwbaar is, is de
doelstelling wel bereikt. Het was namelijk de bedoeling om inzicht te krijgen in
de positieve en negatieve effecten van social media op mensen met een licht
verstandelijke beperking. Er is gekozen voor het geven van een voorlichting om
de cliënten zodoende bewust te maken van de negatieve effecten en hen hierbij
handvaten/richtlijnen aan te reiken om deze (zo goed als mogelijk) te beperken.
Dit is, naar onze mening, gelukt. Evenals het bedenken van een product en het
maken van een productopzet die de voorlichting en de aangeboden handvaten
kracht bij zet. Daarnaast kunnen de medewerkers van Dealzicht hierop verder
bouwen.
Tot slot is er expliciet voor gekozen om de afbeelding op de titelpagina terug te
laten komen in het ontwerp van de muismat. Zodoende ontstaat er een direct
verband tussen ons afstudeerwerkstuk en de muismat. Wel is er gekozen voor
een verschillende vormgeving.
53
7. Het project
Inleiding
Zoals in de inleiding aangegeven is dit afstudeerwerkstuk opgebouwd uit twee
onderdelen, namelijk het onderzoek, met het in kaart brengen van de positieve en
negatieve effecten van social media toegespitst op mensen met een licht verstandelijke
beperking, en een project.
Het project bestaat uit het maken van een opzet voor het geven van een voorlichting aan
cliënten van Daelzicht en het aanreiken van een productopzet, ofwel –voorstel dat dient
ter bewustwording van de risico’s die kleven aan het gebruik van social media.
7.1 Voorlichting cliënten
Vanwege de privacyaspecten, zoals aangegeven in het hoofdstuk
domeinverkenning, is er voor gekozen om een algemene voorlichtingopzet te
maken waarbij alle belangrijke positieve en negatieve effecten van social media
in naar voren komen. Echter ligt vooral de nadruk op de positieve effecten van
social media, zodat het gebruik niet ontmoedigd wordt. Dit neemt niet weg dat er
tijdens de voorlichting eveneens gesproken zal worden over de minder goede
kanten van social media en de risico’s die er aan kleven. Om deze risico’s zoveel
als mogelijk te voorkomen zijn er richtlijnen opgesteld, die samen met het
groepje cliënten zullen worden doorgenomen. Zoals eerder in het werkstuk
aangegeven, werd de voorlichting gegeven aan kleine groepjes cliënten
(variërend van drie tot vijf personen). De aanpak voor het opzetten en het geven
van een voorlichting voor licht verstandelijk beperkten vergt de nodige aandacht.
Je moet natuurlijk rekening houden met de beperkingen van de doelgroep. Deze
beperkingen kwamen bij de domeinverkenning (hoofdstuk 1) aan bod en worden
bij de voorlichting meegenomen. Ditzelfde geldt voor de wijze van communicatie
met LVB’ers. Hiervoor wordt verwezen naar bijlage 4. Je moet immers op een
andere manier contact maken dan dat je met leeftijdsgenoten maakt. Het is
bijvoorbeeld handig om te laten zien waar je het over hebt. (Pijpers, 2010, p.
20)
‘Een tip is ook om dingen letterlijk voor te doen, dus laat bijvoorbeeld zien hoe je
een profiel op Hyves of Facebook moet afschermen (persoonlijke mededeling, 20
maart 2012 door Esther Smeets)’. Hier zal dan ook, aan de hand van een laptop,
tijdens de voorlichting gebruik van worden gemaakt. Daarnaast is het belangrijk
om korte en duidelijke boodschappen te geven en hierbij gebruik te maken van
eenvoudige taal. Zinnen dienen niet te lang worden gemaakt. Ook zullen cliënten
de tijd krijgen om ergens over na te denken.
Tenslotte zal er gebruik worden gemaakt van de volgende tips/aangereikte
kennis, namelijk:
Geef informatie in kleine stappen en ondersteun dit door gebruik te maken
van plaatjes. Herhaal de boodschap meerdere malen.
Bij het stellen van vragen, kun je gebruik maken van concrete vragen.
Probeer de ‘waarom’ vraag te vermijden.
54
Geef tijdens de voorlichting complimentjes.
Geef aan het begin van de voorlichting duidelijk aan hoelang de
voorlichting gaat duren, dit is belangrijk voor de structuur en het dagritme
van de cliënten.
Geef concrete informatie.
Daarnaast dient er te worden opgepast met het maken van grapjes. Het
kan zijn dat de grapjes letterlijk worden opgevat.
(Kervel, 2006)
Om een voorlichting te organiseren die aantrekkelijk is voor de cliënten, is het
belangrijk dat de voorlichting aansluit op de behoeften en niveau van de cliënt.
Hier is tijdens de interviews specifiek naar gevraagd. De volgende vragen
kwamen naar voren:
Hoe dienen Hyves- en Facebookprofielen afgeschermd te worden?
Hoe bescherm je jezelf voor anderen mensen met verkeerde/andere
intenties? (vooral gericht op vrouwelijke cliënten)
Deze laatste vraag sluit aan op de algemene richtlijnen rondom veiliger social
mediagebruik. De richtlijnen zijn positief geformuleerd, waardoor het gebruik niet
ontmoedigd wordt. Voor een uitwerking (voor cliënten) wat betreft het
afschermen van profielen zie bijlage 5.
Algemene voorlichtingpunten - richtlijnen social media:
Als je iets niet zou doen in het echt leven, doe het dan ook niet in de
digitale wereld.
Neem na elk uur een pauze van minstens 10 minuten.
Geef zo min mogelijk persoonlijke gegevens. Dus geen (e-mail)adressen,
namen, telefoonnummers, wachtwoorden, beroepen, foto’s enz. Je weet
niet wat ermee gebeurt. Heb je een naam nodig voor een account, vraag
dan altijd aan je begeleider of het oké is om die informatie te geven.
Blijf aardig en eerlijk. Negeer beledigingen, discriminatie en seksuele
toespelingen en schakel zo mogelijk je begeleider in. Plaats zelf geen
lompe berichten of bedreigingen.
Laat je niks wijsmaken en ga niet in op mooie beloften. Op het internet is
niets wat het lijkt.
Spreek niet in je eentje af met iemand die je van de chat kent. Neem altijd
iemand mee, spreek af op een plek waar veel mensen zijn en laat aan je
begeleiders weten waar je bent.
Onbekende ‘vrienden’ verwijder je uit je contactenlijst.
Geef niet zomaar informatie weg in ruil voor games of clips. Je gegevens
worden opgeslagen, gebruikt en doorverkocht.
Privacybepalingen zijn er niet voor niets. Lees ze voor je iets invult. Kijk
wat er met je gegevens gebeurt en of ze aan anderen worden
55
doorgespeeld. Wanneer je deze niet begrijpt, vraag dan een begeleider om
hier naar te kijken.
Geef geen informatie waarmee jij of anderen te herleiden zijn.
Kwets of beledig anderen niet, hoe grappig het ook lijkt. Miljoenen mensen
lezen mee, dus je acties kunnen verstrekkende gevolgen hebben.
Koop geen credits of andere dingen zonder overleg met je begeleider.
Noteer al je online uitgaven, zodat je niet meer uitgeeft dan je hebt.
(Pieroen, 2011)
7.2 Product
Om tot een geschikt product te komen voor de cliënten van Daelzicht werd er in
eerste instantie een grondige verdieping gemaakt in de doelgroep. Deze
doelgroepverdieping is terug te lezen in hoofdstuk 1. Er werd hierbij gekeken
naar de beperking op het gebied van LVB-problematiek. Vanuit deze beperkingen
is op zoek gegaan naar de mogelijkheden voor het aanbieden van een product
dat in het verlengde ligt van hun capaciteiten.
Bij LVB’ers vindt vaak conceptvorming en generalisatie moeizaam plaats (ten
Wolde et al., 2006, p. 13). Dit betekent voor het product dat er voor algemene
richtlijnen is gekozen, waar iedereen zich aan dient te houden. Zodoende wordt
er niet gewerkt met voorbeelden. Eveneens dienen de richtlijnen als bescherming
voor de verminderde sociale zelfredzaamheid. Het gaat immers om mensen die
kwetsbaar zijn in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. (ten Wolde et al., 2006,
pp. 16-17)
Daarnaast zijn deze richtlijnen opgesteld in ‘Jip en Janneke -taal’ zodat iedereen
het begrijpt gezien de taal- en begripszwakte . Ook is er bij deze doelgroep
sprake van een beperkte aandachtsspanning. Aangezien het gaat om een
tastbaar product kunnen zij de richtlijnen op ieder moment van de dag nog eens
terug lezen. Het is hierdoor niet aan een bepaalde tijd gebonden. Tot slot
focussen LVB’ers zich op het hier en nu. (ten Wolde et al., 2006, pp. 14-16)
Wanneer een cliënt gebruik maakt van social media, dient het product in het
gezichtsveld aanwezig te zijn.
Deze richtlijnen dienden positief, kort en helder geformuleerd te worden,
aangezien LVB’ers zich met name focussen op negatieve informatie terwijl het
gebruik van social media niet ontmoedigd dient te worden (ten Wolde et al.,
2006, pp. 17-18).
Het product dient er aantrekkelijk uit te zien. Mangeng (persoonlijke mededeling,
2012, 2 maart) zei tijdens een interview het volgende: ‘Een papiertje of folder
met richtlijnen is alles behalve een leuk uitziend product. Daarnaast moet het
een product zijn wat niet zomaar weggegooid wordt. Het moet dus praktisch van
aard zijn.’
Vandaar dat er op het idee gekomen is om een muismat te ontwerpen. De
cliënten kunnen het product gebruiken als muismat voor hun eigen computer.
Hierdoor hebben ze standaard de richtlijnen bij de hand. Er zijn een aantal
56
informanten gevraagd wat zij van het idee vonden. Zij waren hier allen
enthousiast over.
Via een informant van de organisatie Child Focus, is er op de website
Clicksafe.be inspiratie opgedaan voor het opstellen van richtlijnen voor cliënten,
om hun zo veilig en verantwoord mogelijk gebruik te laten maken van
internet/social media. Er is op zoek gegaan naar een leuke, aantrekkelijke opzet
waarin de (aangepaste) richtlijnen verwerkt konden worden.
Het resultaat (namelijk de opzet van het product) kunt u de pagina hieronder
terugzien. Één kant-en-klare muismat zal aan de opdrachtgever worden
overhandigd. Het is aan de Daelzicht om al dan niet het product werkelijk uit te
brengen en te leveren aan cliënten binnen de organisatie. Hier dient tenslotte
een budget voor te worden vrijgemaakt. Wat betreft het product kunnen er
daarom geen conclusies worden geformuleerd. Dit geldt eveneens voor de
voorlichting die gegeven zal worden. Deze dient als een stukje ‘nazorg’.
58
7.2.1 Verband tekst op muismat en het onderzoek Ik scherm op internet al mijn profielen af zodat onbekenden mijn
gegevens niet kunnen zien.
Uit interviews is gebleken dat er cliënten zijn die hun social mediaprofielen niet
afschermen. Hierdoor komt het voor dat onbekenden hun profiel kunnen zien,
waarin vaak de volledig naam, het adres en het telefoonnummer is vermeld van
de cliënt. Daarnaast kan een onbekende ongewenst een bericht posten.
Als ik wil afspreken of bellen met iemand die ik op de chat ontmoet heb,
praat ik hierover eerst met een begeleider.
Uit een interview met een vrouwelijke cliënt bleek dat zij contact had gezocht met een man op het internet. Het ging om een man die andere intenties had met
een ontmoeting, dan zij. Het is belangrijk dat er een groepsleiding wordt ingelicht alvorens er wordt afgesproken met een onbekende, om op deze wijze
ongewenste situaties te voorkomen. De begeleider kan hierbij eerst een inschatting maken van deze persoon.
Geloof niet zomaar alles wat iemand zegt/vertelt. Iedereen kan tenslotte
typen wat hij wilt en niemand kan dat controleren.
Ook cyberpesten komt bij deze doelgroep voor. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kleineren en spotten. Het is belangrijk dat cliënten weten dat zij niet alles
moeten geloven wat anderen zeggen/vertellen, aangezien dit ten koste gaat van de eigenwaarde.
Ik geef aan niemand informatie (zoals namen, adressen, wachtwoorden en
telefoonnummers) over mezelf of over mijn vrienden.
Deze richtlijn is van groot belang. Door deze informatie niet te delen, wordt voor-komen dat er misbruik wordt gemaakt van de cliënt, op welke manier dan ook.
Ik ken iedereen die in mijn contactenlijst staat. Dit geldt ook voor ‘offline-
vrienden’. Ik zie deze mensen buiten het gebruik van internet.
Om cyberpesten, ongewenste situaties en misbruik van cliënten te voorkomen, is
belangrijk dat zij alleen contact hebben met mensen die ze in het echt kennen
(buiten het internet om). Uit meerdere gesprekken met cliënten blijkt dat zij
alleen echte vrienden in hun contactenlijsten hebben staan, waardoor geen
negatieve effecten hiervan worden ondervonden.
Als er iets gebeurt op Facebook, Hyves, Msn, chatsites enzovoort dat ik
niet leuk vind, vertel ik dit aan een begeleider.
Het is van groot belang dat cliënten niet (blijven) rondlopen met een situatie die
niet goed aanvoelt. Om negatieve effecten te voorkomen (bijvoorbeeld van
cyberpesten) dient hierover gesproken te worden met iemand anders. Het eerste
aanspreekpunt voor de cliënten zijn de medewerkers van Daelzicht. Zij hebben
een vertrouwelijk band.
Ik zet nooit de webcam aan als onbekenden er om vragen. Ook stuur ik
GEEN foto’s of filmpjes van mijzelf door.
Tijdens een interview kwam aan bod dat een vriendin van een vrouwelijke cliënt
regelmatig gebruik maakte van de webcam.
59
Hierbij werd zij gevraagd om bepaalde lichaamsdelen te laten zien. Om misbruik
te voorkomen is het beter om niets door te sturen naar onbekenden, of de
webcam te gebruiken. Er is gekozen om hier één duidelijke lijn in te trekken om
verwarring te voorkomen.
60
Evaluatie/nawoord
Vanaf september 2011 zijn we begonnen aan het afstudeerjaar. Gedurende dit
studiejaar hebben we met plezier aan deze afstudeeropdracht gewerkt.
We zijn met open armen ontvangen door onze afstudeeropdrachtgever, de
medewerkers van Daelzicht en de cliënten. Hierdoor was het prettig om met hen
samen te werken.
We zijn dan ook bereidt om de voorlichting (aan de hand van de opzet) zelf te
geven aan de cliënten van Daelzicht. Dit valt buiten het project en dient als een
stukje ‘nazorg’. Daarnaast willen we de komende tijd graag contact onderhouden
met Wim Ringens om zo de effectiviteit van de gevonden resultaten na te gaan.
Tevens zijn we nieuwsgierig of het aanbevolen product, namelijk de muismat,
werkelijk zal worden ingevoerd binnen de organisatie. Wanneer er vragen zijn
binnen Daelzicht over ons afstudeerwerkstuk, kunnen zij ten aller tijde bij ons
terecht.
Tot slot hebben we de goede begeleiding rondom dit afstuderen te danken aan
onze afstudeercoach Babet Hoeberigs.
Het uitstroomprofiel SP is in dit afstudeerwerkstuk naar voren gekomen
door het directe contact met cliënten en door verbindingen te leggen tussen de
theorieën en deze doelgroep.
We kunnen stellen dat de visie van Daelzicht aansluit op onze eigen visie. Wij
vinden dat de (hulp-)vraag van de cliënt centraal dient te staan. Dit hebben wij
dan ook meegenomen bij het maken van een voorlichtingsopzet.
Ook het privacyaspect vinden wij een belangrijke rol spelen. Mensen met een
licht verstandelijke beperking horen niet beperkt te worden in hun doen en laten.
Wel dienen zij ondersteund te worden, zodat onnodige negatieve ervaringen
voorkomen kunnen worden.
Ook het opzetten van een voorlichting sluit aan bij het SP profiel aangezien hier
muzisch-agogische middelen (visuele beelden) bij zijn toegekend om het voor de
cliënt duidelijk te maken. Het product, namelijk de muismat, sluit eveneens aan
op het inzetten van muzisch-agogische middelen. Daarnaast zijn de interviews
gehouden op cliëntniveau, waarbij er een zo veilig mogelijke leefomgeving is
gecreëerd.
Voor een evaluatie van wat betreft het groepsproces en onze individuele
verantwoording (met hierin wat deze opdracht ons als professional heeft
opgeleverd) is terug te lezen in de individuele procesverslagen en het
groepsprocesverslag. In bijlage 7 is schematisch de tijdslijn weergegeven. In
bijlage 8 tot en met 10 kunt u van iedere student afzonderlijk de
urenverantwoording terugvinden.
61
Referentenlijst Boeken Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de & Teunissen, J. (2009). Basisboek kwalitatief onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek
(2e druk). Groningen/Houten: Noordhoff uitgevers. Dulk, L. den & Frederiks, B. (2009). Rechten van cliënten met een verstandelijke
handicap. Barneveld: uitgeverij Nelissen.
Kenrick, D.T., Neuberg, S.L. & Cialdini, R.B. (2010). Social psychology (5de druk).
Boston: Pearson Education.
Kervel (2006). Basiscursus LVG voorjaar. Gastenhof: Sittard.
Nijgh, L. & Bogerd, A. (2010). Basisboek ondersteuning aan mensen met een
verstandelijke beperking. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Osch, D. de & Zijl, R. van (2011). Basisboek social media. Den Haag: Boom
Lemma uitgevers.
Verhagen, P. (2010). Kwaliteit met beleid. Basisboek voor sociale studies.
Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Wolde, A.C. ten, Grand, B. le, Slagter J., & Storms, M. (2006). Vaardig en veilig.
Behandeling van sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapte mensen
met risicovol gedrag. Drenthe: Behandelcentrum Hoeve Boschoord.
Internet
Amerpoort (n.d.). Ethische vragen bij veilig internet voor mensen met een
verstandelijke beperking. Geraadpleegd op 29 februari 2012 op het Word Wide
Web: http://www.amerpoort.nl/binaries/content/assets/administration/internet-
en-ethiek/bijeenkomst-link4all.pdf
Clicksafe (n.d.). Tips & hints. Geraadpleegd op 11 maart 2012 op het World Wide
Web: http://www.clicksafe.be/jongeren/?q=tipshints
Daelzicht (n.d.). Mens- en zorgvisie. Geraadpleegd op 11 november 2011 op het
World Wide Web:
http://www.daelzicht.nl/algemeen/zorgvisie/mens-en-zorgvisie.html
Kerkhofs (n.d.). Social media. Geraadpleegd op 14 februari op het World Wide
Web: http://www.social-media.nl/index.php
Mans, R. (2010, 23 maart). Cijfers over social media gebruik in Nederland.
Geraadpleegd op 15 maart 2012 op het World Wide Web:
62
http://www.marketingfacts.nl/berichten/20100322_cijfers_over_social_media_ge
bruik_in_nederland
Mediawijsheidwinkel (n.d.). Social media professional. Geraadpleegd op 25 april
2012 op het World Wide Web:
http://www.mediawijsheidwinkel.nl/index.php?option=com_virtuemart&Itemid=
250
Mijn Kind online (2010). Speciaal onderwijs op internet. Geraadpleegd op 3
maart op het World Wide Web:
http://www.mijnkindonline.nl/uploads/MKO_Special_specialonderwijs_def.pdf
Noxqs (n.d.). 10 tips voor begeleiders in de verstandelijk gehandicaptenzorg.
Geraadpleegd op 5 maart 2012 op het World Wide Web:
http://www.noxqs.nl/wp-
content/uploads/2011/10/internet10tipsvoorbegeleiders.pdf
Pieroen, A. (2011). Social media!? Geraadpleegd op 25 april 2012 op het World Wide Web: http://overupc.upc.nl/pdf/over-upc-maatschappelijk-sociale-media.pdf
63
Bijlagen
Bijlage 1: Social mediavormen Blz. 64
Bijlage 2: Uitwerking interview vrouwelijke cliënt Blz. 68
Bijlage 3: Uitwerking artikelen Markant en Mijn kind online Blz. 70
Bijlage 4: LVB & communicatie Blz. 77
Bijlage 5: Afschermen Hyves- en Facebookprofielen Blz. 80
Bijlage 6: Uitwerking aanbevelingen Blz. 88
Referentielijst bijlagen Blz. 90
64
Bijlage 1 – social mediavormen
Social media zijn nog relatief jong: Hyves ging in 2004 online en Facebook is pas
sinds 2008 in het Nederlands beschikbaar. Op dit moment is bijna iedereen al
actief op een of meer social media. In de zakelijke wereld zijn Twitter en
LinkedIn inmiddels het meest gebruikt. Ook thuis zijn social media niet meer weg
te denken. De topgebruikers zijn de kinderen. Van de kinderen tussen 9 en 16
jaar heeft 78% een account op een sociaal netwerk (zie www.eukidsonline.net).
Nederland loopt daarmee in Europa voorop. Sociale netwerken zijn veel meer
dan sites. Ze hebben de manier waarop we met elkaar omgaan veranderd. We
waren een paar jaar geleden nog verbaasd dat de scholierendemonstraties op
het Malieveld zo snel succesvol waren door oproepen op Hyves. Inmiddels volgen
we het wereldnieuws via Facebook, óók uit landen waar de berichtgeving stevig
wordt gecensureerd. Hierbij komt de LVB’er ook aan te pas. LVB’ers willen zoveel
mogelijk mee doen aan de dingen die de ‘normale’ mens ook doet in de
maatschappij. Het voordeel hiervan is dat cliënten zich sociaal ontwikkelen
nieuwe mensen leren kennen. Natuurlijk zijn er ook risico’s. We zien het als onze
verantwoordelijkheid om daar iets mee te doen. Niet door te waarschuwen tegen
online netwerken, maar wel om pedagogisch hulpverleners te voorzien van
heldere informatie over de valkuilen en natuurlijk ook de kansen Als pedagogisch
hulpverlener is het belangrijk dat je over de mogelijkheden en eventuele risico’s
van online contact spreekt. Is iemand wel echt wie hij zegt dat hij is? Wat doe je
als iemand wordt buitengesloten in een online groep? Hoe makkelijk is het om
informatie over jezelf te veranderen, als het eenmaal tussen de zoekresultaten
op Google staat? Het vertrouwen tussen cliënten en de pedagogische
hulpverlener staat daarbij centraal. Cliënten zijn vaak handig op het internet,
volwassenen zijn gepokt en gemazeld in de ‘echte’ wereld en daarom is het soms
best moeilijk te beoordelen voor de pedagogische hulpverlener. (Pieroen, n.d.)
Soms lijkt het wel of iederéén op Msn, Hyves of Twitter zit. Dit geldt voor
jongeren, maar natuurlijk ook voor onze doelgroep: LVB’ers! En dat is ook
precies de bedoeling van deze ‘social media’, zoals de platforms heten waarmee
je online contacten onderhoudt. Gebruikers wisselen tekstberichten uit, maar ook
foto’s, muziek en filmpjes. Cliënten zijn gek op deze digitale ontmoetingsplekken.
Waar anders kun je met (oude) vrienden van school, voetbal én je vorige
buurmeisje tegelijk contact houden, clips bekijken en muziek luisteren? Op
Hyves, Facebook of Msn hoor je erbij. (Pieroen, n.d.)
Hyves
Hyves werd in 2004 opgericht door drie Nederlandse vrienden. Hyves (van
beehive, oftewel ‘bijenkorf’) is een profielensite, net als Facebook, maar dan
speciaal gericht op de Nederlandse markt. Inmiddels is Hyves uitgegroeid tot een
enorm vriendennetwerk waarop ook kinderen, jongeren en LVB’ers een digitaal
profiel van zichzelf bijhouden. In januari 2011 telde Hyves 10,9 miljoen
65
accounts, ook van veel jonge gebruikers. Zo’n profielpagina bevat persoonlijke
informatie en is bedoeld om nieuwe contacten te leggen en bestaande contacten
te onderhouden. Op Hyves kunnen berichtjes (‘krabbels’) worden uitgewisseld, je
kunt er spelletjes spelen en op de profielpagina kun je foto’s, video’s en
persoonlijke gegevens plaatsen, zoals vakantiebelevenissen of het verloop van
de afgelopen (school)dag. Via de profielpagina kunnen bezoekers privé-berichtjes
versturen, of ‘krabbelen’ op de pagina zelf. Het maken van een Hyves-pagina is
niet moeilijk. Je vult een paar vragenlijsten in, voegt wat foto’s toe en klaar ben
je. Profielen zijn voor iedereen zichtbaar, tenzij je in de instellingen het profiel op
privé zet. LVB’ers doen dat overigens steeds minder naarmate ze ouder worden.
De meeste LVB’ers die zulke profielsites bijhouden willen juist graag gezien
worden. Op dit moment is Hyves nog steeds de grootste en de belangrijkste. De
Amerikaanse netwerksite Facebook is in omvang een concurrent voor Hyves, met
naar schatting zo’n 4 miljoen Nederlandse gebruikers. Inmiddels hebben steeds
meer LVB’ers een profiel op Facebook.
Facebook is, anders dan het Nederlandse Hyves, een wereldwijde netwerksite
met 800 miljoen voornamelijk volwassen gebruikers. De site is handig, voor wie
contact wil houden met vakantievrienden of collega’s in een ander land. Voor
LVB’ers is het de vraag of het internationale karakter meerwaarde heeft; de
meeste houden vooral contact met anderen in hun omgeving: van school,
sportclub of uit de buurt. (Pieroen, n.d.)
Ook bij Facebook moet je je registreren en een profiel aanmaken. Met een profiel
kun je berichtjes ontvangen en versturen, en foto’s delen met vrienden. Als je
niet wilt dat je profiel voor iedereen zichtbaar is, moet je dat met de hand
aanpassen. Facebook is door de wereldwijde populariteit ook een
marketinginstrument van jewelste. Met een profiel verleen je automatisch
toestemming voor gebruik van persoonlijke informatie en foto’s in
productcampagnes op de site. Als je dat niet wilt, moet je die mogelijkheid zelf in
de instellingen uitschakelen. Dit kan nog wel eens moeilijk zijn voor LVB’ers.
Daarom is het soms handig als ze hierin wat meer duidelijkheid verschaft krijgen
door iemand die hier meer over weet. (Pieroen, n.d.)
Twitter (letterlijk: ‘kwetteren’, vandaar ook het logo met het vogeltje) is een
soort wereldwijd forum, waarbij de deelnemers in korte berichtjes van maximaal
140 tekens vertellen wat hen bezighoudt. Iedereen roept maar wat, en wie
toevallig in de buurt is, vangt het op. Nadat je een Twitter-account hebt
aangemaakt, kun je tweets (berichten) plaatsen, ook via je mobieltje, maar je
kunt ook bepaalde mensen ‘volgen’, zodat je snel hún gekwetter uit de
berichtenzee kunt vissen. Zelf kun je ook ‘volgers’ krijgen. Je kunt mensen
aanspreken door een apenstaart voor hun Twitter-naam te zetten (bijvoorbeeld:
66
@Tamara), en je kunt zoeken op trefwoorden en onderwerpen. Gebruikers
kunnen zelf aangeven wat het onderwerp van een tweet is, door het plaatsen
van een hashtag (hekje) bij een woord of een afkorting. Bijvoorbeeld ‘#dwdd’ als
je iets over ‘De Wereld Draait Door’ vertelt. Onder LVB’ers is Twitter met een
snelle opmars bezig. Leuk, want zo blijven je vrienden op de hoogte van wat je
meemaakt. Maar ook lastig, want zolang je het account niet op slot zet, leest de
hele wereld mee. Sommige tieners verzinnen ‘grapjes’ en Twitteren bijvoorbeeld
dat ze een aanslag gaan plegen. Zelf overzien jongeren de gevolgen niet van
zo’n lollig bedoelde tweet, maar ze zijn wel degelijk strafbaar. (Pieroen, n.d.)
Msn
Met Msn (Windows Live Messenger) kun je onderling berichten uitwisselen, in
tekst of via de webcam. Je logt in met je Msn-email en vervolgens kun je praten
met andere Msn-ers uit je contactenlijst. Anders dan een profielsite als Hyves,
wordt Msn vooral gebruikt om met al bestaande vrienden te communiceren.
Profielsites worden gebruikt om jezelf te laten zien, óók aan mensen die je (nog)
niet kent. (Pieroen, n.d.)
Youtube
Bij LVB’ers is filmpjes kijken een van de favoriete bezigheden op internet. De
meeste surfen daarvoor naar YouTube, een immens online beeldarchief met de
meest uiteenlopende filmpjes. Oude tekenfilms, melige zelfgeknutselde filmpjes,
exclusieve clips van wereldsterren, het is er allemaal. De site bestaat voor een
groot deel uit zogenaamde user-generated content: filmpjes die worden gemaakt
en gepubliceerd door de gebruikers van YouTube. Mogelijkheden tot filtering zijn
er wel, ook al kan iedereen een filmpje op YouTube zetten. Op de website kan
een Veiligheidsmodus worden ingeschakeld, waarmee een familiefilter actief
wordt. Dat is helaas geen waterdicht systeem. Pas als filmpjes door gebruikers
worden gemarkeerd als ‘ongepast’, worden ze beoordeeld door YouTube.
Als de beelden niet voldoen aan de gebruikersvoorwaarden, worden ze
vervolgens
door het bedrijf verwijderd. Maar dan hebben ze in sommige gevallen wel al een
tijdje online gestaan. (Pieroen, n.d.)
Sociale netwerken
Ook LVB’ers maken steeds meer gebruik van sociale netwerken. Ze wisselen
berichten of nieuwtjes uit op een chatsite, door deel te nemen aan een
nieuwsgroep of online discussieforum, het lezen van weblogs of het direct
uitwisselen van tekstberichtjes. Email valt niet onder de social media. (Pieroen,
n.d.)
67
LVB’ers maken gebruik van social media om te communiceren met vrienden,
vaak bekenden van hun (oude) school of de sportclub. Voor sommigen is het een
sport om zo veel mogelijk contacten te onderhouden. De contactlijst bestaat
vaak uit directe vrienden en vrienden van vrienden, maar ook uit allerlei
onbekende personen. Dan ontstaat ook het onderscheid tussen ‘bekende
vrienden’ en ‘onbekende vrienden’.
LVB’ers maken veel gebruik van Msn of andere chats om te kletsen. Daarnaast
presenteren zij zich graag op profielsites. Deze media gebruiken zij voor hun
persoonlijkheidsontwikkeling. Reacties op het profiel worden gebruikt als
bevestiging van wie ze zijn of willen zijn. Mannen communiceren vaker met
anderen via game-communities. Het inleven in rollen biedt ook hen een kans om
hun persoonlijkheid te leren kennen en ontwikkelen. Game-communities zijn
experimenteerruimtes om te leren omgaan met gevoelens (vreugde bij een
gezamenlijke overwinning, teleurstelling bij verlies). In games is het veel heftiger
en gaat alles veel sneller dan in het echte leven. (Pieroen, n.d.)
68
Bijlage 2 – Uitwerking interview vrouwelijke cliënt
Interview – vrouwelijke cliënt; matig gebruikmakend van social media
Interviewer: “Je gaf net al aan dat je gebruik maakt van Facebook en Hyves?”
Geïnterviewde: “Ja, dat klopt.”
Interviewer: “Zijn deze profielen afgeschermd of kan iedereen je vinden?”
Geïnterviewde: “Nee, het is afgeschermd.”
Interviewer: “Hoe vaak maak je gebruik van social media?”
Geïnterviewde: “Ik ga iedere avond wel even op Hyves en op Facebook. Ik heb
een vriend waar ik vrijwel iedere avond mee chat.”
Interviewer: “Is dit ongeveer tussen de 1 en 3 uur per dag?”
Geïnterviewde: “Het verschilt per dag, soms niet echt lang, maar er zijn avonden
bij waarbij ik wel ietsjes langer erop ben.”
Interviewer: “Wat vind jij precies leuk aan Hyves en Facebook?”
Geïnterviewde: “Vrienden en vriendinnen ontmoeten.”
Interviewer: “Zijn dit bekenden of niet? Want als ik denk aan ‘ontmoeten’, denk
ik aan mensen die je nog niet kent, maar die je door MSN, Facebook, Hyves
enzovoort leert kennen.”
Geïnterviewde: “Ik heb inderdaad iemand leren kennen en die komt uit
Leeuwarden. Die man is getrouwd. Het zijn gewone vrienden. Met Koninginnedag
komen zij (zowel man als vrouw) hierheen om mij in het echt te ontmoeten. Dan
kan ik een praatje met hen maken, zodat ik hen eerst leer kennen.”
Interviewer: “Heb je wel aan de leiding hier aangegeven dat er mensen vanuit
Leeuwarden komen om jou te ontmoeten?”
Geïnterviewde: “Ja, ik zeg dit ook eerlijk. Ik kom uit voor mijn mening.”
Interviewer: “Vonden de medewerkers dit geen probleem?”
Geïnterviewde: “Nee, deze mensen komen helemaal uit Leeuwarden om mij te
ontmoeten. Ik ga binnenkort zelf ook die kant op, zodra zij eerst hierheen zijn
geweest.”
Interviewer: “Wel spannend lijkt me zo, om helemaal die kant op te reizen.”
Geïnterviewde: “Ja, maar ik kan reizen. Ik stap gewoon in de trein en kom wel
op de plek waar ik moet zijn.”
Interviewer: “Heb je ook wel eens mensen gehad die jou wilde toevoegen, maar
die je niet accepteerde?”
Geïnterviewde: “Ja, er zijn inderdaad mensen die ik niet accepteer. Deze
uitnodigingen klik ik weg.”
Interviewer: “Wanneer is dit?”
Geïnterviewde: “Dit komt niet vaak voor. Af en toe. Dan heb je van die
buitenlanders, waarbij ik zoiets heb van weg ermee!”
Interviewer: “Heb je wel eens iets vervelends meegemaakt via het internet?”
Geïnterviewde: “Ik heb één keer eens iets vervelends meegemaakt, maar daar is
diegene ook heel snel achterkomen. Ik had iemand op Hyves, die was iedere
avond met mij aan het chatten. We hadden toen afgesproken om elkaar in het
69
echt te ontmoeten. Ik stond op die persoon te wachten, terwijl hij onverwachts
achter me stond. Een buitenlander was het ook nog. Ik heb toen aangegeven
naar de frituur te gaan, aangezien diegene andere dingen met me wou, dan wat
ik wou. In plaats van naar de frituur te gaan, ben ik er snel tussenuit gegaan en
naar huis vertrokken.”
Interviewer: “Heb je dit voorval ook hier bij leiding aangegeven?”
Geïnterviewde: “Ja, ik heb dit meteen aangekaart.”
Interviewer: “Sommige mensen hebben inderdaad andere bedoelingen dan die
van jezelf, terwijl jij leuk iemand wilt ontmoeten.”
Geïnterviewde: “Ja.”
Interviewer: “We willen straks voorlichting gaan geven over social media. Heb jij
misschien iets waar je extra informatie over wilt hebben?”
Geïnterviewde: “Hmm… Nu moet ik toch echt goed nadenken.”
Interviewer: “Wat wij al eerder hebben vernomen zijn de problemen met de
zogenaamde ‘loverboys’. Zou het handig zijn om hier iets meer over te vertellen
in de voorlichting?”
Geïnterviewde: “Ja, dit was inderdaad zo’n loverboy. Het ging om een jonge,
vieze kerel.”
Interviewer: “Wanneer je Hyves of Facebook gebruikt, zet je dan ook wel eens
de webcam aan?”
Geïnterviewde: “Nee, dat komt bij mij niet aan. Hierbij kan je jezelf zien zitten.
Dit heb ik wel eens gezien bij een vriendin van me. Die deed hier van alles op.”
Interviewer: “zoals?”
Geïnterviewde: “Ja, van alles.”
Interviewer: “Wat andere van haar vroegen?”
Geïnterviewde: “Ja, naakte kerels enzo. Maar nee, daar moet ik niks van hebben
en wil ik niks van weten. Ik wil alleen Facebook en Hyves. Meer wil ik ook niet.”
Interviewer: “Heb je een eigen computer of laptop op kamer?”
Geïnterviewde: “Ja, ik heb een laptop.”
Interviewer: “Maakt je ook wel eens gebruik van Youtube?”
Geïnterviewde: “Nee.”
Interviewer: “Heb jij nog vragen voor ons of andere zaken die je wilt vertellen? ”
Geïnterviewde: “Ik zou het zo even niet weten.”
70
Bijlage 3 – Uitwerking artikelen Markant en Mijn kind online
Uitwerking artikelen Markant
Uit één van de interviews met een medewerker van Daelzicht is het interne
vakblak, genaamd ‘Markant’, naar voren gekomen. In dit vakblad komen
verschillende artikelen aan bod, waarin ingegaan wordt op het gebruik van social
media in de LVB sector en de positieve en negatieve effecten van social media.
Aangezien deze effecten ook in de deelvragen terugkomen van dit onderzoek, is
de informatie van wezenlijk belang. De inhoud van deze informatie zal tevens
worden meegenomen in de conclusies die er getrokken worden. Men kan
hierdoor nagaan of de interviews die gehouden zijn, ook overeen komen met de
artikelen in dit vakblad.
Om een duidelijk overzicht te maken van de verschillende artikelen, wordt er
bovenaan het stuk tekst de naam en de ateur van het gebruikte artikel
neergezet.
‘Luisteren naar elkaar’ door: Johan de Koning
Geert Klein Breteler (Geciteerd in: De Koning, 2011, p.11) vindt dat 2.0 betekent
luisteren naar elkaar, ontvankelijk zijn voor elkanders boodschap. Men moet
laten zien dat men elkaar serieus neemt. Probeer de cliënt onderdeel te maken
van het team en ga met de cliënt om zoals men ook met hun collega’s omgaat.
Wij, als professionals, gaan er vaak vanuit dat we het beter weten dan cliënten,
maar in de praktijk ziet men een ander beeld. Cliënten weten steeds meer over
het gebruik van internet. De rollen worden vaker omgedraait, dat de cliënt hun
begeleiders opvoeden wat betreft internet. Dit heeft als gevolg dat de
begeleiders onzeker worden en ze ervoor kiezen om het internet van hun
cliënten af te nemen.
Wat doen mensen met verstandelijke beperkingen eigenlijk op internet?
In een recent onderzoek, getiteld Meten van mediawijsheid, is onder andere
gekeken naar jongeren met een licht verstandelijke beperking. Het onderzoek
werd door Sanne van der Hagen van Blik op Media uitgevoerd. Zij blijken op
internet vooral gebruik te maken van social media: Msn, Hyves en Facebook. Dat
doen ze om contact te onderhouden met mensen die ze niet zo vaak kunnen
zien. Net als ieder ander dus eigenlijk, zij het dat de mogelijkheden om anderen
in levenden lijve te ontmoeten voor hen vaak beperkter is. Daarnaast bezoekt
een deel van hen spelletjessites en luisteren ze graag naar muziek via YouTube.
Ze blijken goed op de hoogte te zijn van de veiligheidsriscio’s. Ze weten
bijvoorveeld dat men geen wachtwoorden aan anderen moet geven en dat men
niet moet schelden. Het slechte nieuws is echter dat ze deze mediawijsheid niet
altijd toepassen. Als de onderzoekers hen om hun wachtwoord vragen, geven ze
dat zonder pardon af. En de meest gekozen remedie die ze inzetten tegen
cyberpesten is helaas terugschelden. (De Koning, 2011, p. 12)
71
Volgens Sanne zijn er geen redenen tot ongerustheid. Als er ergens iets
vervelends gebeurt, dan wijst iederen ernaar. Terwijl zij veel meer verhalen
hoort van mensen met een lichte verstandelijke beperking van wie de leefwereld
enorm is toegenomen dankzij het gebruik van social media. De zorg is echter
nog te beheersmatig. Er zou gezocht moeten worden naar een goede balans
tussen veiligheid en mogelijkheden. (De koning, 2011, p.12)
Bertho Smit van Vilans (Geciteerd in: De Koning, 2011, p.12) zegt dat men het
gebruik van internet niet kan beheersen. Men kan beter investeren in vertrouwen
en deskundigheid, dan verbieden. Het is van belang dat begeleiders hun cliënten
ondersteunen bij het gebruik van social media.
Wat moeten begeleiders zeker doen als het gaat over Social Media? Volgens
Davy Nijs (Geciteerd in: De Koning, 2011, p.12) is het volgende van belang:
het uitstralen van een positieve houding ten opzichte van social media. Mediawijs
zijn en het daadwerkelijk begeleiden van het internetgebruik. Toon je interesse.
Cliënten hebben behoefte aan jouw levenswijsheid, ervaring en gezond verstand.
‘Ranking’ door: Chantal Visser
Wil je als instelling 2.0 zijn, dan moet je aan drie criteria voldoen. Namelijk e-
inclusie, interactie en zorg op afstand.
E-inclusie: de instelling moet internet en social media toegankelijk maken voor
cliënten. Het doel hiervan moet zijn om de sociale contacten en zelfredzaamheid
te vergroten.
Interactie: maken de cliënten deel uit van de ondersteuning, kunnen ze
bijvoorbeeld hun zorgplan digitaal inzien. Wordt er door de instelling
gecommuniceerd met hun klanten en medewerkers via social media.
Zorg op afstand: er wordt ondersteuning geboden aan de cliënt, via internet en
digitale techniek, om zo de zelfredzaamheid te vergroten en de werkdruk te
verminderen. (Visser, 2011, p 18)
‘Zelfstandig met een iPhone’ door: Rieke Veurink
Er heeft een pilot plaatsgevonden binnen Pameijer, waar mensen met een licht
verstandelijke beperking ondersteund werden door een iPhone. Er werd een
applicatie geïnstalleerd waar vier functies opstaan: fotograferen, bellen, agenda
beheren en het blauwe scherm. Het blauwe scherm kunnen begeleiders online
invullen met cliëntspecifieke vragen aan de buitenwereld. Bijvoorbeeld voor aan
de buschauffeur: ‘Wilt u mij waarschuwen als we bij de halte Hs Zuyd zijn? Dank
u wel!’ Cliënten die het lastig vinden om tegen ‘vreemde’ mensen te praten of
moeilijk uit hun woorden komen kunnen dan gebruik maken van het blauwe
scherm. Het blauwe scherm biedt ook de mogelijkheid om te bellen met de
begeleider van de cliënt. Mocht er iets gebeuren, kan er altijd gebeld worden met
de begeleider. Niet alleen door de cliënt zelf, maar ook door bijvoorbeeld de
buschauffeur. (Veurink, 2011, pp. 22-24)
72
Voor men aan de slag gaat met een iPhone moeten er randvoorwaarden worden
gecreeërd. Men kan hierbij denken aan: hoe moet de telefoon aan en uit, waar
zit het blauwe scherm, ben zuinig op je telefoon, zorg dat je telefoon is
opgeladen als je op pad gaat, bewaar de telefoon altijd op dezelfde plek enz.
(Veurink, 2011, pp. 22-24)
Het is niet alleen voor de cliënten een nieuwe ontwikkeling, maar ook voor de
omgeving van de cliënten. Het is dus ook belangrijk om de omgeving in te
lichten. Het is ook belangrijk om te weten dat de iPhone niet voor persoonlijk
gebruik is, maar een middel is om iets te bereiken in de zelfstandigheid of de
ontwikkeling van de cliënt. De pilot was een succes, volgens Basart (Geciteerd
in: Veurink, 2011, pp. 22-24).
‘Intensiever verbonden dankzij internet’ door: Ingeborg Möller
In de woongroep van Talant in Stiens ervaart Theo Valkenburg, door het gebruik
van internet, dat zijn leven wordt verrijkt en meer diepgang krijgt. Ook het
contact met zijn broer, die 150 km verderweg woont, is versterkt. Theo maakt
veel gebruik van Skype. Voorheen kon Theo niet lang bellen, aangezien hij was
aangewezen op de groepstelefoon die in de gang hing en waar iedereen hem kon
storen. Nu kan hij lekker rustig in zijn eigen kamer bellen en lijkt het net alsof ze
bij elkaar op bezoek zijn.
William, de broer van Theo, ervaart ook dat Theo eerst zelf opzoek gaat naar
antwoorden op zijn vragen, door gebruik te maken van internet. Hij is nu minder
op zijn begeleiders aangewezen. Theo is door het internet echt verandert. Hij is
vrolijker en heeft meer te vertellen. (Möller, 2011, p. 27)
Uitwerking artikelen Mijn kind online
In een brochure van mijn kind online, die op 1 oktober 2010 op internet
gepubliceerd is geworden, zijn ook een aantal kansen en bedreigingen naar
voren gekomen. De brochure is een product van mijn kind online in
samenwerking met mijn digitale wereld en het werkveld. Er is een overzicht
gemaakt van de verschillende stukken uit de brochure. Om een duidelijk
overzicht te maken van de verschillende hoofdstukken uit de brochure, wordt er
bovenaan de tekst de naam van het stuk neergezet.
‘Voorwoord’ door: Remco Pijpers
Met mediawijsheid wordt bedoelt dat iemand goed op de hoogte is van wat
leerlingen op internet doen. Er moeten goede vragen worden gesteld en
handelend worden opgetreden als er problemen zijn of bedreigingen. (Pijpers,
2010, p. 2)
Internet is net speciaal onderwijs (de feiten)
Er worden verschillende voorlichtingen gegeven over internet, maar mensen met
een licht verstandelijke beperking zijn een vergeten doelgroep op dit gebied.
73
Terwijl deze doelgroep juist heel kwetsbaar is. Gelukkig kunnen begeleiders veel
doen om hun cliënten ‘mediawijs’ te maken. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 3-5)
Internet is voor iedereen toegankelijk, maar vaardigheden om ermee om te gaan
ontbreken vaak bij de doelgroep. Mensen met een licht verstandelijke beperking
zijn kwetsbaar, makkelijk te beïnvloeden, maar ook vatbaarder voor verslaving
en gevoeliger voor afwijzing en manipulatie. Het bieden van begeleiding is dan
ook van belang. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 3-5)
De voorlichtingen die worden gegeven, worden door mensen met een licht
verstandelijke beperking niet altijd begrepen. Dit geldt ook voor gedragregels of
mededelingen over privacy, die op internet kenbaar worden gemaakt. (De Haan
en Pijpers, 2010, pp. 3-5)
Het gaat op internet vaak om contact te leggen en contacten onderhouden. Op
het gebied van contact zie je veel verschillen tussen ‘normale’ mensen en
mensen met een licht verstandelijke beperking. Zo is het voor mensen met een
licht verstandelijke beperking lastig om contacten in te schatten. Zo missen zij
de gezichtsuitdrukkingen, die je in real life wel kunt zien. Matrine Delfos noemt
dit: ‘Onvermogen om betekenissen te interpreteren’. Martine Delfos: ‘Neem zo’n
reclameboodschap op internet dat je een loterij hebt gewonnen. De meeste
mensen klikken dat weg omdat ze weten dat het onzin is. Maar dat is heel
anders als je verstandelijk beperkt bent. Dan kijk je daar niet doorheen (De
Haan en Pijpers, 2010, pp. 3-5)’.
Een voordeel is dat contact via internet makkelijk gemaakt is. Er zijn
verschillende aspecten die het juist lastig maken voor mensen met een licht
verstandelijke beperking. Denk bijvoorbeld aan smileys (grappige gezichtjes) of
aan buddypokes (poppetjes) die bij het chatten worden gebruikt, wat moet je
daar van denken? Wat moet je doen als een onbekende je op Hyves wil
toevoegen als ‘vriend’? En wat moet je doen als deze ‘vriend’ je vraagt om een
sexy foto van jezelf wilt doorsturen? Niet alle mensen met een licht
verstandelijke beperking zijn in staat om deze contacten in te schatten. Het is
daarom van belang om begeleiding te bieden. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 3-
5)
Er moet geleerd worden wat men wel en niet op internet kan zeggen. Men kan
dit doen door te praten over privacy en omgangsvormen. (De Haan en Pijpers,
2010, pp. 3-5)
Er zijn ook voordelen aan het gebruik van internet. Zo kan er gexperimenteerd
worden met identiteit, men kan gemakkelijker vrienden maken of hun
verlegenheid overwinnen. Dit heeft voor mensen met een verstandelijke
beperking een prettige bijkomstigheid. Martine Delfos: ‘Je zelfbeeld is anders op
internet, je kunt jezelf opnieuw uitvinden. Juist voor deze mensen is dat heel erg
aantrekkelijk. Hun beperking is niet zichtbaar voor anderen, men kan eerst rustig
nadenken voor ze antwoord geeft. Dat is mooi en prettig, maar kan ook
gemakkelijk leiden tot wat ik ego-ontploffing noem. Een cliënt heeft het gevoel
dat hij de wereld aankan, dat hij almachtig is. Niemand zit hem op internet in de
74
weg.’
‘De keerzijde van die anonimiteit en vrijheid is dat het contact ook heel direct is.
Een belediging of kwetsende opmerking kan veel harder landen dan in de
werkelijkheid. Ook dat moet iemand kunnen verwerken. Daar is begeleiding bij
nodig en juist begeleiders kunnen die geven (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 3-
5).’
‘Doe bij twijfel alsof mama over je schouder meekijkt’
Maak duidelijke afspraken over internetgebruik. Bijvoorbeeld: scherm je profiel
af, voeg alleen vrienden toe die je echt kent en plaats geen foto’s van anderen
op je profiel zonder toestemming. Maar wanneer ken je iemand? Het is lastig om
een onderscheid te maken tussen kennissen, een vriend, een beste vriendin enz.
Het is vaak niet vanzelfsprekend dat hier verschillen tussen zitten. Ga hierover in
gesprek met de cliënt, hierdoor zal het besef langzaam gaan groeien. Verder kan
men zeggen: alleen dingen zeggen en doen die je in real life ook zou zeggen of
doen. (Van Bockels, 2010, p. 6)
Wat is wat? Sociale netwerksites, vrienden maken en jezelf laten zien.
Voor mensen met een verstandelijke beperking, kan het lastig zijn te bedenken
wie vrienden zijn en wie niet. Het is dan ook belangrijk om hierover te praten.
(De Haan en Pijpers, 2010, pp. 8-9)
Tip: bespreek met kinderen wie ze tot hun vriendenkring willen toelaten. Zoals
de cirkels laten zien, is het heel gemakkelijk om op internet veel vrienden te
maken. Beter is het om daar afspraken over te maken, bijvoorbeeld: alleen
vrienden die je in het echte leven kent, toelaten tot je profiel. (De Haan en
Pijpers, 2010, pp. 8-9)
Pas op, de hele wereld kijkt mee!
Mensen met een licht verstandelijke beperking denken vaak niet na over wat
privé is en wat niet. Ze zetten bijvoorbeeld dingen op internet, die ze ook in hun
dagboek schrijven. Laat ze nadenken over wat men wel en niet op internet
plaatst. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 10-12)
Vertel de cliënten dat ze nergens op internet hun e-mailadres, huisadres of
75
telefoonnummer moet achterlaten. Er zijn namelijk mensen die hier misbruik van
maken. Laat de cliënten ook nadenken over het feit of ze een foto of filmpje op
internet willen zetten, willen ze dit alleen aan vrienden laten zien of is het voor
iedereen? (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 10-12)
Men kan internet bespreekbaar maken door vragen te stellen aan hen, door naar
hen te luisteren, in plaats van zelf op ze in te praten. Laat ze vertellen. Vraag
bjivoorbeeld of ze wilen uitleggen hoe een programma op internet werkt, op deze
manier kun je onopvallende vragen stellen. Laat de cliënt nadenken over dingen
die kunnen gebeuren, dan weet hij/zij beter wat hij/zij moet doen. (De Haan en
Pijpers, 2010, pp. 10-12)
Hoe bewaak men hun imago op internet?
1) Zoek jezelf op via Google.
2) Kijk uit met wat je schrijft.
3) Zoek je naam op via Google afbeeldingen.
4) Reageer snel op berichtjes.
5) Zeur niet teveel.
6) Pimp je profiel
(De Haan en Pijpers, 2010, pp. 10-12)
Wat is wat? Communities, hobbyclubjes op internet.
Mensen met een verstandelijke beperking vinden het gemakkelijker om via de
computer eerlijk te zijn, dan in het ‘echte’ leven. Ze kunnen niet beoordeeld
worden op hun handicap. Ze hebben langer de tijd om na te denken over wat ze
precies zeggen. Als men vroeger weinig vrienden had, omdat men niet
geaccepteerd werd, kan men nu via internet wel vrienden maken die hen
accepteren zoals ze zijn. (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 16-17)
Via internet wordt er wel meer gescholden en gepest, dit omdat men via internet
gemakkelijker dingen durft te zeggen. Het kan ook zijn dat als iemand niet snel
genoeg op een berichtje reageert, dat iemand zich afgewezen voelt. (De Haan en
Pijpers, 2010, pp. 16-17)
Op internet zijn er veel ongeschreven regels. Kijk op welke sites de cliënten zich
bevinden en geef ze uitleg over de ongeschreven regels van die site, zo kan men
ze vooraf waarschuwen voor risico’s (De Haan en Pijpers, 2010, pp. 16-17).
Het is belangrijk dat men cliënten uitlegt wat het verschil is tussen praten in real
life, dus bijvoorbeeld op de woongroep, of praten via internet. Via een computer
kan iets heel anders overkomen dan in het echt. Geef ook aan dat cliënten altijd
bij jou terecht kunnen als ze iets niet weten wat betreft internet of als er iets
vervelends is gebeurd. Neem hun sociale leven op internet serieus, het kan voor
hun net zoveel betekenen als vriendschap in het echt. (De Haan en Pijpers,
2010, pp. 16-17)
‘Internet is voor autisten helemaal super’
Internet opent vele deuren op sociaal vlak. Men kan via internet gemakkelijker
contacten onderhouden. Het is prettig dat je iemand niet hoeft aan te kijken en
76
je op je woorden kunt concentreren. Je hoeft niet na te denken over je
lichaamshouding, over een uitnodiging kun je rustig nadenken. Het contact is
vaak dieper, omdat het gemakkelijker gaat dan in het echt. Op internet wordt je
ook wel eens lastig gevallen, het is dan gemakkelijker om iemand ‘aan te
pakken’ dan in het echt. (Broekhuis, 2010, p. 18)
Je vereenzaamt helemaal niet achter de computer, er is juist meer contact. Het
geeft je het gevoel te emanciperen (Broekhuis, 2010, p. 18).
‘Wel duidelijke afspraken maken, niet verbieden’
Op internet worden uitspraken vaak anders opgevat, dit komt vaak omdat je de
ander niet kunt zien. Ik ben van mening dat verbieden niets uithaalt. Je kunt
beter goede ondersteuning en begeleiding bieden. Als je internet gaat verbieden,
gaan ze wel een andere manier zoeken waar ze kunnen internetten. Dit zorgt
ervoor dat je er minder controle over kunt hebben, je hebt dan minder zicht op
waar je cliënten mee bezig zijn. Als je cliënten dwingt om dingen stiekem te gaan
doen, ontstaan er vaak de gekste en naarste situaties. Blijf aan de praat met je
cliënten over internet, vraag waar ze mee bezig zijn en leer hen hiermee
omgaan. Maak duidelijke afspraken, doe dit per cliënt. (Peeters, 2010, p.19)
‘Op de computer kun je zelf de prikkels doseren’
Voor mensen met autisme is het prettig dat ze zelf de controle hebben over de
communicatie via internet. Ze kunnen zelf bepalen wanneer ze een bericht lezen
en wanneer ze er antwoord op geven. In het gewone leven komen mensen met
autisme vaak onbeleefd over, omdat ze vaak geen antwoord geven op je vraag.
Internet is prettig visueel en overzichtelijk. Autisten kunnen via internet
gemakkelijker een netwerk opbouwen, in het echte leven leggen zij niet zo
gemakkelijk contact. Ze kunnen de prikkels die binnenkomen zelf reguleren. Een
nadeel is dat als autisten niet meteen een bericht terug krijgen via internet, ze
zich afgewezen voelen. Leg daarom ook als begeleider uit, dat niet iedereen de
hele dag achter de computer zit en dat het even kan duren voordat iemand
reageert. (Vermeulen, 2010, p. 23)
Mensen met autisme nemen alles letterlijk op, dus ook berichten via internet. Ze
kunnen hier heel naïef en kwetsbaar in zijn. Het is voor hen van belang dat er
een duidelijke handleiding is over hoe het werkt. Door zo’n handleiding op papier
te zetten, kan deze altijd nog eens nagelezen worden. In zo’n handleiding moet
je heel concreet zijn: doe dit wel en doe dit niet. (Vermeulen, 2010, p. 23)
77
Bijlage 4 – LVB & Communicatie
Ieder mens heeft communicatie nodig, zijn leven lang. Om zich te uiten, zijn
behoeften en wensen kenbaar te maken, contacten aan te gaan met anderen en
deel te nemen aan de samenleving. Dit geldt voor jonge en oude mensen, voor
mannen en vrouwen, voor mensen met en zonder handicap, voor mensen in
Nederland en daarbuiten. Iedereen geeft zo zijn eigen manier van
communiceren. Dat maakt het tot een heel menselijke en boeiende bezigheid
waar veel plezier aan te beleven is. Helaas leidt het ook tot veel misverstanden
in het begrijpen en begrepen worden. (Boschman, 2005, p. 9)
Zoektocht naar het elkaar begrijpen
Het is prettig als communicatie ‘vanzelfsprekend’ is. Voor veel mensen met een
verstandelijke handicap en de mensen in hun omgeving is dat niet het begrijpen,
maar het vinden van goede communicatiemiddelen. Dat leer je door vallen en
opstaan. Dit proces is soms moeizaam, maar het levert ook mooie resultaten op,
bijvoorbeeld meer zeggenschap over het eigen leven. Het is daarom leuk en
zinvol extra aandacht te besteden aan de communicatie met mensen met een
verstandelijke handicap. (Boschman, 2005, pp. 66 – 68)
Afstemmen op de ander
Mensen met een verstandelijke handicap hebben meer mogelijkheden als hun
begeleiders de communicatie op hun afstemmen. Dit afstemmen is de kern van
je professie als begeleider. Een algemeen recept voor goede communicatie is niet
te geven. Het gaat erom dat de communicatie past bij de persoon. Voor iemand
met een ernstig verstandelijke handicap kan het maken van dagelijkse keuzes
over eten en drinken met behulp van lichaamstaal en beeldtaal een vorm van
optimale communicatie zijn. Iemand met een licht verstandelijke handicap kan
bijvoorbeeld via internet zijn wereld vergroten of zelf meewerken aan een
cliëntenkrant. In communicatie is dus net zo veel variatie te vinden als in
mensen zelf. Het gaat erom door een planmatige aanpak en een flinke dosis
creativiteit uit te vinden wat het beste werkt. Dit is essentieel voor de cliënt,
maar ook voor jezelf. Daarbij is het wenselijk dat mensen in de omgeving van de
cliënt onderling afstemmen hoe zij met de cliënt communiceren. Gebeurt dit niet,
dan zal de cliënt zich telkens weer moeten aanpassen aan zijn omgeving. Terwijl
het uitgangspunt juist is dat de mensen om hem heen zich aanpassen aan zijn
niveau en zijn mogelijkheden. Kortom, de zoektocht naar optimale communicatie
is geen proces van twee personen, maar van een heel netwerk. (Boschman,
2005, pp. 66 – 68)
Complimenten geven
Ieder mens krijgt graag waardering. Het geven van een compliment is een
manier om onze waardering over te brengen. Voor mensen met een
verstandelijke handicap heeft een compliment vaak extra waarde: het levert een
78
bijdrage aan een positief en reëel zelfbeeld. Een compliment is een cadeautje dat
je iedere dag opnieuw mag geven. Niet alleen als iets groots uitzonderlijk goed is
gegaan, maar ook in de kleine dagelijks dingen: ‘Fijn dat je op tijd bent, wat ziet
je kamer er netjes uit, je hebt een heerlijke cake gebakken’. Een compliment
geeft vertrouwen, motiveert en bevordert de goede sfeer. Je ziet mensen ook
letterlijk groeien of anders gaan lopen als ze een compliment krijgen.
Complimenten geven is niet moeilijk. Let wel op de formulering van het
compliment. Als je overdrijft, komt het compliment vaak niet meer echt en
oprecht over, de ontvanger kan zelfs denken dar je het spottend bedoelt. Zeg
dus niet ‘Zo’n mooi schilderij heb ik nog nooit gezien’ maar bijvoorbeeld ‘ Wat
een mooie kleuren heb je gebruikt in je werk’. (Boschman, 2005, pp. 66 – 68)
Negatieve kritiek geven
Veel mensen hebben moeite met het geven van negatieve kritiek. Daarom wordt
het vaak opgespaard tot het echt niet meer kan of wordt de kritiek wel aan
derden gemeld maar niet aan de persoon over wie het gaat. Dat is jammer, want
door het geven van kritiek kun je het gedrag of de houding van de ander
beïnvloeden. Bij kritiek geven gaat het om respect: laat de ander in zijn waarde.
Daarom is het belangrijk opbouwende kritiek te geven. Hiervoor gelden enkele
spelregels. Geef kritiek op dingen die pas gebeurd zijn en waarin nog wat te
veranderen of te leren is. Het heeft geen zin om ‘oude koeien uit de sloot te
halen’. De kritiek moet te maken hebben met zaken die de cliënt kan
veranderen. Houd daarbij dus rekening met de beperkingen en mogelijkheden
van het individu. Zorg ervoor dat de kritiek gaat over het gedrag, dus niet over
persoonlijke eigenschappen. Als je op een goede manier kritiek geeft, helpt dat
patronen te doorbreken. Het maakt mensen bewust en stelt ze in staat te
veranderen. Wees wel voorzichtig, zeker als de cliënt onzeker is. (Boschman,
2005, pp. 66 – 68)
Als je negatieve kritiek wilt geven, doorloop je de volgende stappen:
Beschrijf het gedrag waar het om gaat zo concreet en feitelijk mogelijk. Geef
de gelegenheid om op de feiten te reageren, maar ga niet in discussie.
Formuleer de kritiek vanuit je eigen persoon. Begin bijvoorbeeld met ‘ ik vind
het vervelend…’
Ga na of de ander begrijpt wat je bedoelt en vraag ook wat hij ervan vindt.
Maak duidelijke afspraken over het gedrag in de toekomst.
Ondersteun bij het vervolg. Geef een compliment als het gedrag verandert en
spreek de cliënt aan als hij gemaakte afspraken (nog) niet nakomt.
(Boschman, 2005, pp. 66 – 68)
Een cliënt die vaak te laat komt, kun je bijvoorbeeld op de volgende manier
aanspreken: ‘Ik vind het vervelend dat je deze week twee keer om 10.00 uur op je werk bent gekomen.’ Dit biedt meer openingen dan de opening ’Jij bent altijd te laat…’ (Boschman, 2005, pp. 66 – 68)
79
Slecht nieuws brengen
Er zijn situaties waarin je cliënten moet confronteren met slecht nieuws. Dit kan
variëren van het melden van een overlijden tot vertellen dat een uitstapje niet
doorgaat. Het gesprek waarin je slecht nieuws vertelt, is allereerst bedoeld om
het slechte nieuws te vertellen. Daarnaast moet het gesprek voldoende ruimte
bieden om de (eerste) emoties te uiten die het gevolg zijn kan het slechte
nieuws. Soms kun je in het gesprek ook al praten over de toekomst of over
oplossingen. Als je slecht nieuws hebt voor de cliënt, ga je eerst na of je de
juiste persoon bent om het te vertellen en of er bij het gesprek nog iemand
anders aanwezig moet zijn. Zorg ervoor dat je voldoende tijd neemt voor het
gesprek. Voor de opbouw van het gesprek kun je volgens Boschman (2005, pp.
66-68) de volgende structuur gebruiken:
Deel het slechte nieuws mee.
Laat de cliënt zijn emoties uiten.
Geef zonodig een extra toelichting op het slechte nieuws
Laat de cliënt opnieuw zijn emoties uiten.
Praat eventueel over de gevolgen en mogelijke oplossingen.
Blijf bij de cliënt zolang dat nodig is.
(Boschman, 2005, pp. 66 – 68)
Veel mensen vinden gesprekken over slecht nieuws moeilijk om te voeren. Dat
komt omdat ze mensen geen pijn, verdriet of teleurstelling willen bezorgen.
Daarom stellen ze het slechte nieuws vaak uit en gaan ze na het vertellen van
het nieuws meteen sussen, troosten en oplossingen zoeken. Daardoor krijgt de
ander geen gelegenheid zijn emoties te uiten. Vertel het nieuws daarom zo snel
mogelijk en gebruik de rest van de tijd om de cliënt stoom te laten afblazen. In
die fase is toepassen van actief luisteren altijd belangrijk. Iets wat voor jou
gewoon een mededeling is, kan voor de cliënt slecht nieuws zijn. Gebruik voor
iedere boodschap waarvan je verwacht dat die de cliënt een teleurstelling
bezorgt de structuur die hiervoor is beschreven. Dus ook als het werk op een
andere afdeling niet doorgaat of als een familielid niet op bezoek komt.
(Boschman, 2005, pp. 66 – 68)
80
Bijlage 5 – Afschermen Hyves- en Facebookprofielen
Je hebt verschillende mensen die je kunt toevoegen op Hyves, Facebook en Msn.
Het is belangrijk dat je weet wie je toevoegt. Aan de hand van de
vriendschapscirkels kun je kijken in welke cirkel iemand thuishoort en of je
diegene wel of niet moet toevoegen. Je hebt vrienden die je kent van school en
van thuis. Je hebt vrienden die je al je hele leven kent en vrienden die je alleen
maar in de bus tegenkomt. Je hebt vrienden waar je alleen maar ‘hoi’ tegen zegt
en vrienden die alles van je weten. Dit is op internet ook zo.
De vriendschapscirkels geven de volgende groepen weer: jij, vrienden, vrienden
van vrienden en iedereen (De Haan en Pijpers, 2010, p. 8-9).
Hoe weet je of iemand echt is?
Op internet kun je niet altijd zien/weten wie er aan de andere kant zit. Mensen
kunnen doen alsof ze iemand anders zijn. Soms doet een meisje voor de grap
dat ze een jongen is. Maar soms is het vervelender. Je hoort daar wel eens enge
verhalen over. Bijvoorbeeld een oudere man probeert verkering te krijgen met
een jong meisje. Wat kun je doen als je niet zeker weer of iemand je echt voor
de gek houdt? Ga meer eens vragen stellen: wat voor muziek vindt je leuk?
Welke tv-serie kijk je? Als iemand zegt dat hij 23 is, maar niet weet wie Rihanna
is, dan klopt er iets niet. (De Haan en Pijpers, 2010, p. 14-15)
Hoe bewaak je je imago op internet?
Zoek jezelf op via Google.
Zo kun je zien wat andere vinden als ze jou naam op Google intikken. Je kunt zo
zien wat je online hebt staan. Dit kunnen positieve dingen zijn, maar ook
negatieve dingen. (De Haan en Pijpers, 2010, p. 10-12)
Kijk uit met wat je schrijft.
Wat je op internet schrijft, blijft vaak je hele leven lang te achterhalen. Als
iemand tegen jou begint te schelden, probeer dan niet terug te schelden. Negeer
deze scheldende persoon en ga wat anders doen. (De Haan en Pijpers, 2010, p.
10-12)
81
Zoek je naam op via Google afbeeldingen.
Je kunt zo zien welke afbeeldingen van jou allemaal online staan. Kijk
bijvoorbeeld uit met het plaatsen van foto’s waar je dronken of blote foto’s
opzet, dit kan je imago aantasten. (De Haan en Pijpers, 2010, p. 10-12)
Reageer snel op berichtjes.
Het is altijd vriendelijk om snel op een berichtje te reageren. Denk hierbij aan
berichtjes via Hyves of Facebook, maar ook aan e-mailberichten. Als je dit niet
doet, kan het lijken dat je onaardig bent of ongeïnteresseerd bent. (De Haan en
Pijpers, 2010, p. 10-12)
Zeur niet te veel.
Je wordt en blijft populair als je positief blijft. Zet dus niet alleen maar negatieve
dingen op internet (De Haan en Pijpers, 2010, p. 10-12).
Pimp je profiel.
Je kunt je profiel pimpen door bijvoorbeeld leuke foto’s en plaatjes erop te zetten
(De Haan en Pijpers, 2010, p. 10-12).
Hoe scherm je je Hyves profiel af?
Het afschermen van een profiel kun je het makkelijkste zien aan de cliënten. Je
laat zo stap voor stap zien hoe je een profiel kunt afschermen. De stappen die
doorlopen worden, kunnen op een A4-tje worden geschreven. Zo kunnen de
cliënten na de voorlichting hun profiel gaan afschermen.
Voor Hyves gaat dit als volgt: log in op je Hyves pagina. Ga met je muis op je
profielnaam staan. Je kunt dan kiezen uit de volgende opties: mijn profiel,
instellingen, privacy, thema, help, uitloggen. Klik op privacy. (Hyves, n.d.)
82
(Van Arkel, 2010)
Je begint met privacy algemeen. Hier staan de volgende onderdelen:
achternaam, geslacht, verjaardag, geboortejaar, E-mail, woonplaats. Je kunt
ieder onderdeel apart instellen voor privacy. Je kunt kiezen uit: alleen vrienden,
vrienden van vrienden, hyvers, iedereen. (Hyves, n.d.)
83
(van Arkel,2010)
Bij privacy algemeen staat ook nog: Google maps, mobiele nummer, BlackBerry
pin, Msn. Deze kun je ook weer apart instellen. Je kunt hier uit de volgende
opties kiezen: niemand, alleen vrienden, vrienden van vrienden, hyvers. (Hyves,
n.d.)
Dan zijn er nog verschillende onderdelen op Hyves, die je apart kunt
afschermen. Zo kun je krabbels zichtbaar voor & gekrabbeld kunnen worden
door instellen op: niemand, alleen vrienden, vrienden van vrienden, Hyvers.
Tikken zichtbaar voor & getikt kunnen worden door, hier kun je kiezen uit:
niemand, alleen vrienden, vrienden van vrienden, Hyvers.
Tekstspots mogen op mijn foto’s geplaatst worden door, hier kun je weer kiezen
uit: niemand, alleen vrienden, vrienden van vrienden, Hyvers. (Hyves, n.d.)
Er is een optie om je profielpagina alleen zichtbaar te maken voor: niemand,
alleen vrienden, vrienden van vrienden, hyvers, iedereen (Hyves, n.d.).
Als je deze punten hebt aangepast, klik je vervolgens op OPSLAAN.
Links op het scherm, zijn nog verschillende onderdelen die je apart kunt in of
uitschakelen. Zo staat hier WieWatWaar als je hierop klikt komt de volgende
vraag op het beeldscherm staan: wie mag mijn oude WieWatWaar’s zien? Je kunt
84
hier kiezen uit de volgende opties: niemand, alleen vrienden, vrienden van
vrienden, hyvers, iedereen. Je kunt hier ook nog een keuze maken uit: WWW
geschiedenis vanaf nu tonen of WWW’s tonen vanaf het moment dat je lid werd.
Je kunt dit kiezen d.m.v. het bolletje aan te klikken. (Hyves, n.d.)
Links op het scherm, kun je ook op Chat klikken. Je kunt dan de Chat
instellingen veranderen. Je kunt de status op de volgende manieren weergeven:
Online, bezig, ben zo terug, away, aan de telefoon, lunchen, toon offline.
Dan kun je status zichtbaar voor, op de volgende manieren invullen: alleen
vrienden, vrienden van vrienden, hyvers, niemand.
De volgende vraag is: wie mag met mij chatten? Je kunt hier kiezen uit: alleen
vrienden, vrienden van vrienden, hyvers, niemand.
De volgende 4 opties kun je aanvinken of niet. Het gaat om: toon wie online
komt, toon notificaties op de site, chatgeluid aan, toestaan externe chat cliënt.
(Hyves, n.d.)
Als je deze punten hebt aangepast, klik je vervolgens op OPSLAAN.
Hoe scherm je je Facebook profiel af?
Het afschermen van een profiel kun je het makkelijkste laten zien aan de
cliënten. Je laat zo stap voor stap zien hoe je een profiel kunt afschermen. Door
het visueel te maken, wordt het duidelijker. Ze weten dan waar ze op moeten
klikken, omdat ze zich de beelden die ze hebben gezien kunnen herinneren. De
stappen die doorlopen worden, kunnen op een A4-tje worden geschreven. Zo
kunnen de cliënten na de voorlichting hun profiel gaan afschermen.
Het afschermen van je Facebook profiel gaat als volgt. Rechts bovenaan het
scherm, ga je naar het pijltje, wat naast startpagina staat. Je klikt dan op
privacyinstellingen. (Facebook, n.d.)
(Keijzer, 2012).
85
Hier kun je kiezen of je profiel zichtbaar is voor: openbaar, vrienden, aangepast.
Hier moet je vrienden aanklikken (Facebook, n.d.).
(Keijzer, 2012)
Vervolgens komen er 5 opties, die je apart moet instellen.
(Keijzer, 2012)
86
Je klikt dan eerst op:
Contact maken instellingen bewerken. Er verschijnen dan de volgende vragen
op het scherm:
Wie kan je profiel op naam zoeken?
Wie kan je zoeken via het e-mailadres of telefoonnummer dat je hebt
opgegeven?
Wie kan je vriendschapsverzoeken sturen?
Wie kan je Facebook-berichten sturen?
Je kunt bij deze opties de volgende keuze maken: iedereen, vrienden van
vrienden, vrienden. Als je dit hebt aangepast, dan kun je op KLAAR klikken, dan
worden de instellingen aangepast. (Facebook, n.d.)
Profiel en taggen instellingen bewerken. Er verschijnen dan de volgende vragen
op het scherm: wie kan berichten op je prikbord plaatsen? Je kunt hier uit de
volgende opties kiezen: vrienden of niemand.
Wie kan zien wat anderen op je profiel plaatsen? Je kunt hier kiezen uit de
volgende opties: openbaar, vrienden van vrienden, vrienden, aangepast of alleen
ik.
Bekijk de berichten waarin je door vrienden bent getagd voordat ze op je profiel
worden weergegeven. Je kunt hier kiezen uit de volgende opties: uitgeschakeld
of ingeschakeld.
Who can see posts you’ve been tagged in on you profile? Je kunt hier uit de
volgende opties kiezen: openbaar, vrienden van vrienden, vrienden of
aangepast.
Tags bekijken die vrienden toevoegen aan je eigen berichten op Facebook. Je
kunt hier uit de volgende opties kiezen: uitgeschakeld of ingeschakeld.
Wie ziet tagsuggesties wanneer er foto’s worden geüpload die op jou lijken? Je
kunt hier uit de volgende opties kiezen: vrienden of niemand. (Facebook, n.d.)
Als je dit hebt aangepast, dan kun je op KLAAR klikken, dan worden de
instellingen aangepast.
Advertenties, toepassingen en websites instellingen bewerken. Hier komen
weer verschillende opties, die je weer kunt instellen. (Facebook, n.d.).
Apps die je gebruikt instellingen bewerken. Je kunt hier apps toevoegen of
verwijderen. Je kunt er ook voor kiezen om alle apps uit te schakelen, dit doe je
door op uitschakelen te klikken. (Facebook, n.d.)
Hoe personen je gegevens toevoegen aan toepassingen die ze gebruiken
instellingen bewerken. Je kunt hier verschillende informatiecategorieën
aanvinken of uitvinken. Dit doe je met door je muis op het vierkantje te klikken
voor een informatiecategorie. Als je dit gedaan hebt, klik je op WIJZIGINGEN
OPSLAAN. (Facebook, n.d.)
87
Directe personalisatie instellingen bewerken. Facebook werkt met verschillende
websites samen. Je kunt dit in of uitschakelen. Dit doe je door het vinkje aan te
klikken of het vinkje weg te klikken bij: schakel directe personalisatie op
partnerwebsites in. (Facebook, n.d.)
Openbaar zoeken instellingen bewerken. Andere mensen kunnen je profiel
vinden door in een zoekmachine jou naam in te voren. Je kunt hier in het
vierkantje voor de tekst: ‘openbaar zoeken’ inschakelen, een vinkje aanklikken of
wegklikken. (Facebook, n.d.)
Advertenties instellingen bewerken. Je kunt hier vervolgens weer 2 opties
uitzieken, namelijk: instellingen voor advertenties van derden bewerken en
instellingen voor netwerkadvertenties bewerken.
Als je klikt op: instellingen voor advertenties van derden bewerken; kun je
kiezen uit alleen mijn vrienden of niemand. Als je dit hebt aangepast moet je
klikken op: WIJZIGINGEN OPSLAAN.
Als je klikt op: instellingen voor netwerkadvertenties bewerken; kun je kiezen uit
alleen vrienden of niemand. Als je dit hebt aangepast moet je klikken op:
WIJZIGEN OPSLAAN. (Facebook, n.d.)
Het publiek beperken voor eerdere berichten je kunt dan klikken op:
zichtbaarheid van oudere berichten beheren. Je kunt dan klikken op: oudere
berichten beperken (Facebook, n.d.).
Geblokkeerde personen en Apps je kunt hier klikken op: blokkeringen beheren.
Je kunt hier gebruikers, uitnodigingen van Apps en uitnodigen voor evenementen
blokkeren (Facebook, n.d.).
88
Bijlage 6 – Uitwerking aanbevelingen
Hieronder volgen de vijf tips van 8.1 met een korte uitwerking:
1. Maak tijdens de wekelijkse vergadering tijd vrij voor het bespreken
van ethische casussen.
Hierbij kan het gaan over bijvoorbeeld het bespreken van een vermoeden dat
een cliënt met ongewenste zaken op internet bezig is. Vanuit de gezamenlijkheid
kan er gekeken worden naar een mogelijk aanpak/ oplossing van het probleem.
(Amerpoort, n.d.)
2. Gebruik de tijd waarin je collega’s normaal al spreekt eens om een ethische vraag te overleggen.
Pak dus een ‘moreel momentje’. Bespreek hierbij samen het ethisch dilemma door vragen te stellen als; ‘hoe zie jij dat? Kan ik dit toestaan of juist niet?’ wat
zijn jouw overwegingen? Kan ik een vriendschapsverzoek van mijn cliënt accepteren? Waarom wel/waarom niet? (Amerpoort, n.d.)
3. Ga na of je het internetgebruik van de cliënten kan meenemen in de persoonlijke planbespreking.
4. Bekijk de bestaande gedragscodes.
Staat hier iets in dat je op weg kan helpen bij het maken van goede keuzes
(Amerpoort, n.d.).
5. Bespreek zo nodig de vraag met je leidinggevende.
Op deze wijze blijft diegene op de hoogte van wat er speelt en kunnen er
eventuele (benodigde) maatregelen worden genomen (Amerpoort, n.d.).
Hieronder volgen de tien tips van 8.2 met een korte uitwerking:
1. Geef de cliënten zelfregie.
Praat regelmatig met cliënten over dingen die ze op het internet kunnen
tegenkomen. Heb het zowel over de leuke als minder leuke dingen. Vraag aan de
cliënten wat zij doen wanneer zij te maken krijgen met de niet leuke dingen op
het internet. Geef aan dat ze altijd terecht kunnen bij jou als er iets aan de hand
is. (Noxqs, n.d.)
2. Wees betrokken bij het internetgebruik/social mediagebruik van je
cliënten.
Durf vragen te stellen en ben nieuwsgierig naar wat cliënten online doen. Toon
interesse zoals je dit ook doet naar andere zaken zoals werk/vrijetijdsbesteding.
Vraag bijvoorbeeld ook eens om je wat uit te leggen of te laten zien. Hiermee
voorkomen je het overtreden van privacyaspecten. (Noxqs, n.d.)
3. Heb als groepsleiding een positieve houding als het gaat om
Internetgebruik/social media.
89
Wees bewust van het feit dat de mogelijkheden die internet te bieden heeft
belangrijker zijn dan de risico’s die er tegenover staan. Door een positieve
houding t.o.v. internetgebruik zorgt ervoor dat cliënten eerder naar je toe komen
wanneer zij iets vervelends meemaken op het internet. (Noxqs, n.d.)
4. Geef (geregeld) aan dat niet alles waar is wat er op internet wordt
geplaatst of wat er wordt gezegd via social media.
Ga eens samen achter de computer zitten en praat over wat je ziet. Je kunt
hierbij op een visuele wijze aangeven van wie/wat niet echt is en wat wel.
(Noxqs, n.d.)
5. Maak samen afspraken over het internetgebruik daar waar cliënten in
de problemen komen.
Overleg, wanneer nodig, over tijden (wanneer en hoe lang), over geld (mag je
geld uitgeven en zo ja, hoeveel?) en over gedrag (hoe behoort iemand zich
online te gedragen). Je kunt deze afspraken eventueel opnemen in het
persoonlijk begeleidingsplan van de cliënt. Maak de afspraken zo concreet
mogelijk. (Noxqs, n.d.)
6. Praat regelmatig over het belang van privacy op internet.
Verdiep je samen met cliënten in de privacyinstellingen van de verschillende
social media waar zij gebruik van maken (Noxqs, n.d.).
7. Praat samen over hoe je je gedraagt op internet.
Op verschillende social mediavormen gelden dezelfde (sociale) gedragsregels als
in het echte leven. Je gaat o.a. respectvol om met elkaar en spreekt niet zomaar
af met iemand die je nog nooit echt gezien hebt. (Noxqs, n.d.)
8. Praat samen over het gebruik van filmpjes en foto’s.
Geef aan dat cliënten niet zomaar foto’s en filmpjes mogen posten van zichzelf.
Hier kunnen risico’s aan kleven. Ditzelfde geldt voor het gebruik van een
webcam. Geef aan dat dit alleen mag bij familie en vrienden. Vraag daarnaast
naar hun ervaringen op dit gebied en praat samen over wat er allemaal met
beeldmateriaal kan en wat de consequenties kunnen zijn. (Noxqs, n.d.)
9. Praat met je cliënten over het feit dat een wachtwoord geheim/privé
is.
Oefen eventueel situaties waarin anderen om je wachtwoord kunnen vragen
(Noxqs, n.d.).
10. Praat met elkaar over virussen.
Praat met cliënten over hoe je virussen kunt oplopen en wat zij kunnen doen om
dit te voorkomen (Noxqs, n.d.).
90
Referentielijst bijlagen
Vaktijdschriften
Gijzen, T. (2012, april). Voorkom de digitale vrijeval. Klik, (4), 11.
Koning, J. de (2011,). Luisteren naar elkaar. Gehandicapten zorg 2.0, 16(10),
10-12.
Möller, I. (2011). Intenser verbonden dankzij internet. Gehandicapten zorg 2.0,
16(10), 27.
Veurink, R. (2011). Zelfstandig met een iPhone. Gehandicapten zorg 2.0, 16(10),
22-24.
Visser, C. (2011). Ranking. Gehandicapten zorg 2.0, 16 (10), 18.
Brochures
Bockels, J. van (2010, 1 oktober). Doe bij twijfel alsof mama over je schouder
meekijkt. Speciaal onderwijs op internet, 6.
Broekhuis, W. (2010, 1 oktober). Internet is voor autisten helemaal super.
Speciaal onderwijs op internet, 18).
Haan, J. de & Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Internet in het speciaal onderwijs:
de feiten. Speciaal onderwijs op internet, 3-5.
Haan, J. de & Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Wat is wat? Sociale netwerksites,
vrienden maken en jezelf laten zien. Speciaal onderwijs op internet, 8-9.
Haan, J. de & Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Pas op, de hele wereld kijkt mee!
Speciaal onderwijs op internet, 10-12.
Haan, J. de & Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Spoedcursus contact op internet.
Speciaal onderwijs op internet, 14-15.
Haan, J. de & Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Wat is wat? Communities,
hobbyclubjes op internet. Speciaal onderwijs op internet, 16-17.
Peeters, E. (2010, 1 oktober). Wel duidelijke afspraken maken, niet verbieden.
Speciaal onderwijs op internet, 19.
Pijpers, R. (2010, 1 oktober). Voorwoord. Speciaal onderwijs op internet, 2.
Vermeulen, P. (2010, 1 oktober). Op de computer kun je zelf de prikkels
doseren. Speciaal onderwijs op internet, 23.
91
Internet
Arkel, R. van (2010, 2 augustus). Hyves afschermen. Geraadpleegd op 7 mei
2012 op het World Wide Web: http://reiniervanarkel.files.wordpress.com/2010/08/menu.jpg
Arkel, R. van (2010, 2 augustus). Hyves afschermen. Geraadpleegd op 7 mei
2012 op het World Wide Web: http://reiniervanarkel.files.wordpress.com/2010/08/instelling.jpg
Facebook.com (n.d.). Privacyinstellingen. Geraadpleegd op 7 mei op het World Wide Web: www.facebook.com
Hyves.nl (n.d.). Privacyinstellingen. Geraadpleegd op 7 mei op het World Wide Web: www.hyves.nl
Keijzer, C. (2012, 7 februari). Facebook profiel volledig afschermen. Geraadpleegd op 7 mei op het World Wide Web: http://www.corinnekeijzer.nl/2012/02/07/facebook-profiel-volledig-afschermen/
Pieroen, A (2011, november) Sociale Media!?
Geraadpleegd op 11 januari op het World Wide Web: http://overupc.upc.nl/pdf/over-upc-maatschappelijk-sociale-media.pdf
Boeken
Monica Boschman, (2005). Communiceren met mensen met een verstandelijke handicap. Soest: Uitgeverij Nelissen.