Rapport Onderzoek Biobrandstoffen
-
Upload
melissa-james -
Category
Documents
-
view
56 -
download
2
Transcript of Rapport Onderzoek Biobrandstoffen
INRICHTING VAN DE MARKT VOOR HET
VERHANDELEN VAN ADMINISTRATIEVE
EENHEDEN BIOBRANDSTOFFEN
April 2011
Van der Kolk Advies
2
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
3
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Inhoudsopgave pagina
Samenvatting, conclusies en adviezen 3
1. Inleiding en werkwijze 10
2. Inrichting van de markt voor verhandelbare administratieve eenheden
biobrandstoffen 13
3. Omvang van de (bio)brandstoffen markt in Nederland en de EU 28
Bijlagen
a. Basisgegevens, omrekenfactoren en prijzen gebruikt in hoofdstuk 2 (Omvang
van de markt in Nederland en EU voor (bio)brandstoffen) 35
b. Bronnen 38
c. Geïnterviewde personen 40
d. Vragenlijst interviews 41
Dit rapport en het onderliggende onderzoek zijn tot stand gekomen in
opdracht van de Nederlandse Emissie Autoriteit. De adviezen in dit rapport
zijn voor rekening van Van der Kolk Advies.
4
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
5
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Samenvatting, conclusies en adviezen In het kader van de EU richtlijnen Hernieuwbare energie (2009/30/EG) respectievelijk
Brandstofkwaliteit (2009/28/EG) gaan onder andere gewijzigde verplichtingen gelden voor
het bijmengen van biobrandstoffen1 in transportbrandstoffen. In Nederland is inmiddels
vastgesteld:
- op wie een bijmengverplichting rust;
- voor de levering aan welke voertuigen de verplichting geldt;
- wat de omvang van de bijmengverplichting tot en met 2014 is.
Bedrijven die op jaarbasis meer bijmengen dan de verplichting kunnen het meerdere
verhandelen aan bedrijven die niet zelf bijmengen; dat vindt ook nu al plaats inde vorm
van "biotickets". Leveranciers van elektriciteit en gas aan wegvoertuigen kunnen op
vrijwillige basis gaan deelnemen; als zij daartoe besluiten geldt voor hen de
bijmengverplichting.
In opdracht van de NEA is op basis van gesprekken met marktpartijen in dit rapport een
advies gegeven over de opzet van de handel in "biotickets". Hiervoor wordt een nieuwe
term geadviseerd: "Verhandelbare administratieve eenheden biobrandstoffen", kortweg
VAEB's.
Tevens is op basis van bronnenonderzoek een overzicht gegeven van de omvang van de
markt voor fossiele respectievelijk biobrandstoffen in Nederland en de Europese Unie in
2009/2010 en 2020, zowel qua volume als monetair.
De concept resultaten zijn gepresenteerd in een bijeenkomst op 26 januari 2011 met
vertegenwoordigers van de NEA, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, VNPI en
enkele bedrijven, waaronder een aantal van de geïnterviewde personen.
Inrichting van de markt voor verhandelbare administratieve eenheden biobrandstoffen Voor het goed functioneren van de markt moeten de volgende punten duidelijk zijn:
- De bijmengverplichting (rechtspersonen, soort leveringen, aan welke
voertuigen).
- De eisen die worden gesteld aan VAEB’s.
- De inzetbaarheid van VAEB's voor het bijmengen van respectievelijk benzine, diesel en
elektriciteit/gas.
- De duurzaamheidseisen voor biobrandstoffen en de bewijsvoering ter zake.
- De handelseenheid.
1 - met "biobrandstoffen" worden pure biobrandstoffen bedoeld;
- met "bijgemengde brandstoffen" wordt een mengsel van fossiele en biobrandstoffen bedoeld.
6
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
- Het tot stand komen (creatie) van VAEB's.
- De herkomst VAEB's (alleen uit Nederland).
- Eigendom en verhandelbaarheid van VAEB's (welke partijen?).
- De waarde van VAEB's (factor 2 bij 2e generatie biobrandstoffen; factor 2,5 bij
elektriciteit).
- De geldigheidsduur VAEB's.
- Sparen (“carry over”, "banking") en lenen van VAEB's.
- Toegang tot de handel (welke partijen).
- Organisatie van de handel.
- Controle op de handel.
- De juistheid, volledigheid, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van het register bij de
NEA.
Deels zijn of worden deze punten rechtstreeks ingevuld via de EU richtlijnen
respectievelijk de Nederlandse implementatie daarvan dan wel wordt daar in ander
verband aan gewerkt (zoals bijvoorbeeld het register bij de NEA). In dit rapport zijn de
punten belicht die nog een nadere invulling behoeven.
Allereerst de bijmengverplichting. Voor vloeibare brandstoffen is dat duidelijk. Voor
elektriciteit en gas nog niet: het zou de leverancier aan een oplaad/afleverpunt kunnen
zijn of de exploitant van dat punt. Uit praktische overwegingen is het advies in elk geval
de bijmengverplichting te kunnen opleggen aan de leverancier aan het oplaad/afleverpunt.
Verder dienen voorwaarden te worden geformuleerd voor een opt-out van elektriciteits-
en gasleveranciers.
In de afgelopen periode is de term "biotickets" gebruikt in de administratieve handel.
Omdat de inhoud van de verhandelbare eenheden verandert, alsmede de wijze waarop
handel en het registreren zullen gaan plaatsvinden is het advies een nieuwe term te
introduceren, die de lading beter dekt: "Verhandelbare Administratieve Eenheden
Biobrandstof", kortweg VAEB's.
In de Wet is de verplichting opgenomen om bij zowel fossiele benzine als diesel fysiek dan
wel administratief biobrandstoffen bij te mengen die geschikt zijn voor benzine
respectievelijk diesel. Consequentie daarvan is dat drie soorten VAEB's nodig zijn, op basis
van:
- benzine (bio ethanol, bio ETBE);
- diesel (FAME);
- elektriciteit en gas.
7
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Wat het eigendom van VAEB's betreft is het advies dat uitsluitend de houders van een
rekening bij de NEA daarvoor in aanmerking komen.
Rekeninghouders zijn degenen die toegang hebben tot de handel. Advies is toegang te
verlenen aan:
- degenen op wie de bijmengverplichting rust;
- producenten van biobrandstoffen;
- makelaars (op een vergelijkbare wijze als bij NOx emissiehandel).
Advies is de registratie van VAEB's en van de transacties bij de NEA permanent online
mogelijk te maken. Voor de uiterste rapportagedatum over het afgelopen boekjaar is het
advies 1 maart te hanteren.
De geldigheid van VAEB's hangt af van de eisen waaraan zij vanaf een bepaald moment
moeten voldoen. Zo verandert per 1 januari 2017 respectievelijk 2018 de
broeikasgasbijdrage van VAEB's. Advies is indien andere wijzigingen aan de orde zijn, die
tenminste een jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding bekend te maken.
Het meenemen van VAEB's naar en volgend boekjaar (sparen, carry over, banking), heeft
als voordeel een bepaalde flexibiliteit in de markt. Nadeel kan een ongewenst effect op de
prijs zijn, zoals een relatief grote prijsfluctuatie. Marktpartijen denken wisselend over de
omvang van de spaarmogelijkheid: van zeer beperkt tot onbeperkt Vanuit het ministerie
van I&M is eerder voorgesteld het sparen te beperken tot 25% van de bijgemengde
hoeveelheid in het lopende jaar tot en met het jaar 2012 respectievelijk 25% van het
voorafgaande jaar met ingang van 2013. Dat lijkt vooralsnog een goed startpunt.
Bij het lenen van VAEB's kunnen twee situaties worden onderscheiden:
- lenen gedurende een boekjaar;
- lenen over de jaargrens.
Aan het eerste kan behoefte zijn, zij het in beperkte mate. Er hoeft immers pas aan het
einde van een boekjaar aan de bijmengverplichting te worden voldaan, zodat gedurende
het jaar in principe alle aangekochte VAEB's weer kunnen worden verhandeld. Aan het
begin van een jaar en op momenten waarop de goedkeuring van VAEB's door de NEA op
zich laat wachten, kan behoefte bestaan aan lenen. Advies is lenen gedurende het
boekjaar mogelijk te maken, tot op enig moment ten hoogste 10% van de in het
voorgaande jaar bijgemengde VAEB's en niet langer dan gedurende een maand.
Lenen over de jaargrens zou niet moeten worden toegestaan, omdat daarmee de facto niet
aan de bijmengverplichting wordt voldaan en aldus ongewenste verschillen tussen
bijmengplichtigen ontstaan.
8
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
VAEB's zouden vrij verhandelbaar moeten zijn tussen de partijen die toegang hebben tot
de handel. Advies is daarom geen onderscheid te maken, door bijvoorbeeld VAEB's op
basis van elektriciteit en gas alleen verhandelbaar te maken tussen leveranciers van
elektriciteit en/of gas en leveranciers van vloeibare bijgemengde brandstoffen.
De werking van de markt van (bijgemengde) brandstoffen is naast de hiervoor genoemde
punten afhankelijk van meer factoren. De omvang van de markt voor
transportbrandstoffen is op zich redelijk stabiel: een plotselinge sterke groei of daling van
het marktvolume is niet zo waarschijnlijk. Gegeven een bijmengpercentage geldt dat ook
voor de vraag biobrandstoffen. De relatief jonge markt voor biobrandstoffen is in de EU
echter nog flink in beweging, met wisselende verhoudingen tussen import en productie
en onvolledig gebruikte productiecapaciteit. De prijs van biobrandstoffen wordt daarnaast
beïnvloed door het verloop van de bijgemengde hoeveelheid biobrandstoffen, het
innemen van posities in de handel in VAEB's en de gespaarde hoeveelheid VAEB's. De
partijen die zelf kunnen bijmengen hebben daarin een wat flexibeler positie. De partijen
die niet bijmengen zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van VAEB's. Voor zover zij
willen gaan bijmengen zijn zij afhankelijk van het relatief beperkt aantal partijen dat niet
of gedeeltelijk bijgemengde brandstoffen levert. Bovendien zal het bijmengpercentage
voor hen bekend moeten zijn. Dat is thans niet vanzelfsprekend het geval.
Advies is de komende jaren de ontwikkeling op de markt van VAEB's en bio- en
bijgemengde brandstoffengoed te volgen, opdat inzicht ontstaat op basis waarvan
eventueel kan worden bijgestuurd.
Ten slotte de mogelijke risico's bij de handel in VAEB's.
Foute boekingen, valsheid in geschrifte, fictieve transacties via samenspanning,
gefingeerde computerschermen e.d. zijn risico's die niet specifiek zijn voor de registratie
van (bio)brandstoffen en de handel in VAEB's. Daarop wordt niet verder ingegaan.
Mogelijke wat specifiekere risico zijn:
- Registratie van een bijgemengde partij biobrandstof, gevolgd door export van de
bijgemengde partij naar het buitenland, met verzuim van afboeking in het register.
- Het onvoldoende beschikbaar zijn van goedgekeurde biobrandstof (hetzij omdat het er
niet is, hetzij omdat de certificering en/of goedkeuring stagneert). Dat kan ook gelden
voor de VAEB's als zodanig, als de (goed)keuring daarvan bij de NEA stagneert.
- Effecten van relatief grote marktaandelen van sommige partijen die bijmengen.
- Partijen die via het register bij de NEA VAEB's kopen zijn ervan verzekerd dat die
tickets onverkort mogen worden gebruikt. Hoe ligt dat als bijvoorbeeld door
faillissement beslag wordt gelegd op de boedel van een bedrijf, inclusief de VAEB's, en
levering van de tickets dus niet meer mogelijk is?
9
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
De financiële omvang van de markt voor transportbrandstofen en biobrandstoffen in
Nederland en de Europse Unie in 2009 (NL)/2010(EU) respctievelijk 2020 is samengevat in
onderstaande tabel.
NL EU
2009 2020 2010 2020
Brandstoffen totaal (mld €) 15,5 18,7 391 500
Aandeel biobrand stoffen (mld €) 1 1,8 23 54
10
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
1. Inleiding en werkwijze
In het kader van de EU richtlijnen Hernieuwbare energie (2009/30/EG) respectievelijk
Brandstofkwaliteit (2009/28/EG) gaan onder andere gewijzigde verplichtingen gelden voor
het bijmengen van biobrandstoffen in transportbrandstoffen. In Nederland is dat vertaald
in een Wetsvoorstel dat aanhangig is bij de Tweede Kamer (nr. 32 357). Deze wet wordt
uitgewerkt in een tweetal AMVB's: Besluit hernieuwbare energie vervoer (recent ter
kennisgeving aan de Tweede Kamer gezonden) en het Besluit brandstoffen
luchtverontreiniging.
De bijmengverplichting geldt voor vloeibare brandstoffen. De bijmengverplichting rust op
de volgende aan de Accijnswet ontleende partijen:
- AGP vergunninghouders;
- Geregistreerd geadresseerden (degenen die onder schorsing van accijns brandstoffen
mogen invoeren);
- Degenen die brandstoffen invoeren onder betaling van accijns;
voor zover zij brandstoffen "uitslaan tot verbruik" (praktisch gezegd: op de verbruikers-
markt brengen).
Leveranciers van biogas en elektriciteit kunnen vrijwillig deelnemen; als zij daarvoor
kiezen geldt voor hen de bijmengverplichting2.
In een brief van de minister van VROM van 26 mei 2010 aan de Tweede Kamer is onder
andere de bijmengverplichting weergegeven (uitgedrukt in energie inhoud)3:
2011 2012 2013 2014
4,25% 4,5% 5% 5,5%
Biobrandstoffen voor bijmenging dienen aan bepaalde duurzaamheidscriteria te voldoen.
Brandstoffen uit biomassa van de tweede generatie tellen dubbel, dus met bijvoorbeeld
2,5% bijmenging van die biobrandstoffen is in 2013 aan de verplichting voldaan.
Elektriciteit telt 2,5 maal. Bij vloeibare brandstoffen geldt de bijmengverplichting op
jaarbasis; bij gas voor elke op de markt gebrachte partij.
2 Voor gas zijn twee situaties te onderscheiden: levering aan voertuigen van biogas dat voor 100% uit
biomassa is geproduceerd, respectievelijk levering aan voertuigen van aardgas met vergroeningscertificaten
op basis van aan het aardgas toegevoegd biogas, waarmee dat aardgas als 100% biogas wordt beschouwd.
Voor elektriciteit geleverd aan voertuigen (uitgezonderd railverkeer) geldt als het bijmengpercentage het
aandeel dat is opgewekt met hernieuwbare bronnen dat op het Nederlandse net is gebracht. In NL was dat
in 2009 8,9% (CBS). Daarmee liggen zowel gas als elektriciteit de komende jaren ruim boven de
bijmengverplichting. Het meerdere boven de bijmengverplichting kan worden verhandeld. 3 De bijmengverplichting als zodanig bestaat sinds 1 januari 2007.
11
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
De bijmengverplichting geldt voor individuele leveranciers, voor leveranties aan de
volgende voertuigen:
- wegverkeer
- mobiele machines (landbouw, bedrijven)
- binnenschepen (wordt mogelijk opgeschort. Juister gesteld: geen bijmengverplichting
voor onbelaste rode diesel)
- pleziervaartschepen
- treinstellen
In zoverre leveranciers op jaarbasis meer bijmengen dan de verplichting kunnen zij het
meerdere verhandelen aan degenen die minder hebben bijgemengd dan verplicht is. Sinds
2007 is een dergelijke handel mogelijk, in de vorm van "biotickets". Een bioticket is in
feite een contract tussen twee partijen, waarmee de overdracht van biotickets plaatsvindt.
Een bioticket is gedefinieerd als de hoeveelheid biobrandstof4 in liters die 1000 l
bijgemengde brandstof bevat als aan het bijmengpercentage wordt voldaan.
De op de markt gebrachte (bio)brandstoffen, de bijdrage aan broeikasgasreductie van de
bijgemengde brandstoffen en een bewijs van de duurzaamheidscriteria waaraan die
biobrandstoffen voldoen moeten worden opgegeven aan de Nederlandse Emissie
Autoriteit (NEA), die hiervan een register bijhoudt5. De transacties van dienen eveneens
te worden opgegeven.
In opdracht van de NEA is op basis van gesprekken met marktpartijen in dit rapport een
advies gegeven over de opzet van de handel in "biotickets" (waarvoor in hoofdstuk 2 een
andere term wordt voorgesteld).
Tevens is een overzicht gegeven van de omvang van de markt voor fossiele respectievelijk
biobrandstoffen in Nederland en de Europese Unie in 2009/2010 en 2020, zowel qua
volume als monetair.
De werkwijze bij het tot stand komen van dit rapport is als volgt geweest.
In overleg met de NEA is bepaald welke soorten partijen in de (bio)brandstoffenmarkt
zouden worden geconsulteerd : leveranciers van vloeibare brandstoffen aan het
wegverkeer (te onderscheiden naar partijen die wel respectievelijk niet zelf
biobrandstoffen bijmengen), producenten van biobrandstoffen, makelaars en leveranciers
van elektriciteit respectievelijk gas.
In overleg met de Vereniging van de Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI) en de
Nederlandse Organisatie voor de Energiebranche (NOVE) zijn de te interviewen
4 De term "biobrandstof" is gebruikt voor zuivere biobrandstof. Voor een mengsel van fossiele en
biobrandstof is de term "bijgemengde brandstof" gebruikt. 5 De opzet van het register en de te registreren gegevens zijn nog niet vastgesteld.
12
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
leveranciers van vloeibare brandstoffen bepaald.
De geïnterviewde personen zijn weergegeven in bijlage c.
In overleg met de NEA is een vragenlijst opgesteld ten behoeve van de interviews (bijlage
d).
Alle geïnterviewde personen hebben goede medewerking verleend aan de interviews.
De omvang van de markt voor (bio)brandstoffen in Nederland en de Europese Unie is in
kaart gebracht op basis van een bronnenonderzoek, aangevuld met enkele gegevens
verkregen via de interviews.
De werkzaamheden zijn uitgevoerd in de periode oktober 2010 – januari 2011.
Het concept resultaat van de studie is op 26 januari gepresenteerd op een bijeenkomst met
vertegenwoordigers van de NEA, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, VNPI en
enkele bedrijven, waaronder een aantal van de geïnterviewde personen.
13
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
2. Inrichting van de markt voor verhandelbare administratieve
eenheden biobrandstoffen
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komen de volgen de onderwerpen aan de orde:
Bijmengverplichting: partijen waarop de verplichting rust.
Biotickets: het begrip "VAEB's" en de inhoud daarvan, soorten en eigendom van
VAEB's, registratie en geldigheid van VAEB's, sparen ("carry over") en lenen van
VAEB's.
Handel in VAEB's:, toegang tot en organisatie van de handel, frequentie en
registratie van de handel, verhandelbaarheid van VAEB's.
Marktwerking
Risico's bij de handel in VAEB's.
Per onderwerp is een advies gegeven. Voor zover dat advies afwijkt van de opvattingen
die overwegend in de interviews naar voren zijn gekomen, is dat vermeld.
Voorafgaand aan de mogelijkheid tot handelen in VAEB's moeten de volgende punten
duidelijk zijn:
a. Waarop op de bijmengverplichting betrekking heeft:
- welke leveranciers;
- welke leveringen;
- ten behoeve welke voertuigen en mobiele machines.
b. De soorten VAEB's.
c. De handelseenheid.
d. De eisen die worden gesteld aan het duurzame karakter van de biobrandstoffen
zijn duidelijk, inclusief de wijze waarop dat moet worden aangetoond.
e. De herkomst van VAEB's: bijgemengde brandstoffen, waarvan duidelijk is dat ze
op de Nederlandse markt zijn gebracht/uitgeslagen.
f. Het tot stand komen (creatie) van VAEB's: na het bijmengen van biobrandstoffen
bij fossiele brandstoffen.
g. Wie VAEB's in eigendom kan hebben en tussen welke partijen zij kunnen worden
verhandeld (VAEB's kunnen niet worden verhandeld naar het buitenland).
h. De waarde van VAEB's in het kader van de bijmengverplichting: factor 2 bij 2e
generatie biobrandstoffen; factor 2,5 bij elektriciteit.
i. De geldigheidsduur van VAEB's.
j. De regels voor sparen (carry over, banking) en lenen.
14
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
k. De toegang tot de handel in VAEB's, hoe kan worden gehandeld en hoe de
controle op de handel plaatsvindt.
l. De informatie in het register van VAEB's bij de NEA is juist, volledig, nauwkeurig
en betrouwbaar. Kopers van VAEB's hoeven onder andere geen onderzoek te doen
naar de juistheid van de hoeveelheid aangeboden VAEB's en de daaraan verbonden
duurzaamheidskarakteristieken.
2.2 De bijmengverplichting
Voor vloeibare brandstoffen voor het wegverkeer is duidelijk op wie verplichting tot het
bijmengen van vloeibare biobrandstoffen rust:
- accijnsgoederenplaatshouders (AGP houders),
- geregistreerd geadresseerden (houders van een vergunning voor het invoeren van
brandstoffen zonder betaling van accijns),
- degene die brandstoffen invoeren onder betaling van accijns,
Voor zover zij bijgemengde brandstoffen uitslaan naar de markt.
In de markt van vloeibare brandstoffen komen swaps6 voor. De bijmengverplichting rust
in dat geval op de partij die de brandstoffen veraccijnst.
Leveranciers van elektriciteit respectievelijk gas kunnen op vrijwillige basis deelnemen
aan de handel in VAEB's. Als zij daartoe besluiten geldt voor hen ook de
bijmengverplichting. (zie paragraaf 2.2. voor uitleg wat VAEB's en bijmengen in dat geval
betekenen). Nog niet geheel duidelijk is op wie dan precies die verplichting rust.
Is dat bij elektriciteit de exploitant van het oplaadpunt of de leverancier van de
elektriciteit aan het oplaadpunt?
Het opladen van voertuigen bij kantoren, woningen en op bedrijfsterreinen is hierbij een
nader punt van aandacht: in die gevallen vindt daar de feitelijke levering aan voertuigen
plaats. Is dat bij een kantoor of bedrijfsterrein de exploitant of de
elektriciteitsmaatschappij? En bij een woning de elektriciteitsmaatschappij?
Technisch gezien is registratie van afgenomen elektriciteit voor voertuigen in dit soort
situaties naar verluidt mogelijk.
Overigens wordt niet verwacht dat opt-in zal bijdragen aan vergroting van het aandeel
duurzaam opgewekte elektriciteit, omdat het surplus aan VAEB's wordt bepaald op basis
van het aandeel duurzame elektriciteit in het net en daarmee slechts voor een beperkt
deel door de productie van het individuele bedrijf dat de elektriciteit levert.
6 Een swap betekent dat partij a een contract heeft voor levering aan partij b, die aan a betaalt. De fysieke
levering aan partij b vindt echter plaats door partij c. Partijen a en c verrekenen dat met elkaar.
15
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Voor gas zijn twee situaties te onderscheiden:
- Levering van biogas aan het aardgasnet, met "vergroening" via certificaten.
- Rechtstreekse levering van biogas aan voertuigen.
Levering van biogas aan het aardgasnet met vergroening via certificaten komt veruit het
meest voor, zij het in totaal met een nog zeer bescheiden volume. Rechtstreekse levering
komt naar verluidt sporadisch voor; de verwachting is niet dat dit een grote vlucht gaat
nemen.
Op wie rust in deze gevallen de bijmengverplichting? Bij levering aan het aardgasnet lijkt
het meest logisch de leverancier van het gas aan de voertuigen, die de accijnsplichtige is
en de "vergroenings"certificaten aanschaft (maar de leverancier int de accijns en draagt die
af aan de ficus).
Bij rechtstreekse levering (bijvoorbeeld vanuit een vergistingsinstallatie op een boerderij
aan een bedrijfswerktuig) zou het de leverancier zijn (in het voorbeeld dus de boer).
Zowel voor elektriciteit als gas is het advies uit praktische overwegingen in elk geval de
bijmengverplichting te kunnen opleggen aan de leverancier aan het oplaad/afleverpunt en
in overleg te treden met elektriciteits- en gasleveranciers over de verdere uitwerking in
het algemeen en in specifieke situaties in het bijzonder (zoals het opladen van elektrische
voertuigen bij kantoren en woningen).
Ten slotte is de vraag wanneer en onder welke voorwaarden opt-out mogelijk is van
leveranciers van elektriciteit en gas (die immers vrijwillig deelnemen)? In elke geval
zullen partijen die afzien van verdere deelname aan hun lopende verplichtingen moeten
voldoen. Mede uit praktische overwegingen zou beëindiging van deelname alleen aan het
einde van een kalenderjaar mogelijk kunnen zijn.
De bijmengverplichting geldt voor levering aan de volgende voertuigen:
- wegverkeer;
- mobiele machines (landbouw, bedrijven);
- pleziervaartuigen;
- treinstellen (alleen diesel, geen elektriciteit).
In de praktijk zal bij vulpunten geen onderscheid worden gemaakt tussen brandstof
bestemd voor voertuigen respectievelijk vaste machines. De hoeveelheid voor vaste
machines is overigens marginaal ten opzichte van de hoeveelheid voor voertuigen.
2.3 Biotickets en VAEB's
Het begrip "bioticket"
De in de huidige markt gangbare eenheid voor één bioticket is in 2010 42,6 l biodiesel
respectievelijk 59,6 l biobenzine. Die hoeveelheid is nodig om 1000 l diesel respectievelijk
benzine bij te mengen met 4% biodiesel respectievelijk biobenzine op energiebasis.
16
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
In deze systematiek wijzigt de volume inhoud van en bioticket dus met verandering van
het verplichte bijmengpercentage. In de huidige systematiek betekent een verandering
van het bijmengpercentage een verandering van het aantal liters benzine/diesel per
bioticket. In die zin zijn biotickets uit verschillende jaren dus niet identiek en kan de
prijsvorming daardoor verschillend zijn. Bij gebruik van tickets uit voorgaande jaren zal
een omrekening moeten plaatsvinden.
Alternatief is een vast volume biobrandstof voor één bioticket. Per jaar is dan een ander
volume biobrandstof nodig om een eenheid fossiele brandstof aan de bijmengverplichting
te laten voldoen.
Om het onderscheid tussen de huidige "biotickets" en de eenheden onder het regime van
de EU richtlijnen Hernieuwbare energie respectievelijk brandstofkwaliteit duidelijk te
maken, is het advies een nieuwe term te introduceren. Een voorstel is: "Verhandelbare
Administratieve Eenheden Biobrandstoffen", kortweg "VAEB's". In dit rapport zal verder
deze term worden gebruikt.
Voor VAEB's op basis van elektriciteit en gas (zie hierna) zijn nog geen eenheden
gedefinieerd, omdat daarin nog niet wordt gehandeld.
Op grond van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 is het mogelijk aan de
bijmengverplichting te voldoen door hoeveelheden biobrandstoffen administratief te
verhandelen (art. 3 lid 5). Op dit moment worden alleen de verhandelde hoeveelheden
geregistreerd, zoals afgesproken in de Intentieverklaring rapportage biobrandstoffen van
25 mei 2010. Biotickets krijgen vorm in een contract tussen twee partijen, waarin de
verhandelde hoeveelheid is vermeld.
Bij de invoering van de EU Richtlijn Hernieuwbare energie (RHE) respectievelijk de
Richtlijn brandstofkwaliteit treden veranderingen op in onder andere de vorm, de
registratie en keuring van partijen biobrandstoffen en de administratieve verhandeling
daarvan. Het elektronische register bij de Nederlandse Emissie Autoriteit INEA) vervult
daarin een centrale rol.
De vraag is of de term "Biotickets" dan zou moeten worden gehandhaafd of niet. Om te
markeren dat onder het regime van de EU richtlijnen veranderingen plaatsvinden, is er
wat voor te zeggen een andere term te introduceren.
Er zijn uit de interviews geen voorkeuren of ideeën voor een andere term; evenmin
bezwaar tegen de huidige term. De in ander verband wel genoemde term "Verhandelbare
Eenheden Biobrandstoffen" (VEB's) doet teveel denken aan fysieke eenheden en wordt
daarom minder geschikt geacht. "Verhandelbare Administratieve Eenheden Biobrandstof"
(VAEB's) zou dan een betere term zijn. In dit onderzoek is de term "VAEB's" gebruikt.
17
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Kenmerken en inzetbaarheid van VAEB's
Er zullen vanuit het oogpunt van herkomst en inzetbaarheid VAEB's ontstaan met
verschillende kenmerken. In verband met de bijmengverplichting is van belang wat de
kenmerken zijn van VAEB's die mogen worden ingezet voor het bijmengen bij
respectievelijk benzine, diesel en elektriciteit/gas. Tot 3,5% bijmenging van benzine
respectievelijk diesel mogen alleen VAEB's afkomstig van het bijmengen van benzine
respectievelijk diesel worden gebruikt. Boven 3,5% kunnen VAEB's worden gebruikt die
zijn ontstaan bij het bijmengen van alle soorten brandstoffen.
Voor diesel en benzine is in de RHE bepaald dat VAEB's op basis van de zogenoemde
tweede generatie biobrandstoffen met een factor 2 worden geteld.
Bij elektriciteit zal altijd sprake zijn van een overprestatie ten opzichte van de
bijmengverplichting: de overprestatie is het verschil tussen het percentage duurzaam
opgewekte elektriciteit in de afzet in NL of EU en de bijmengverplichting. Bovendien is in
de RHE bepaald dat VAEB's op basis van elektriciteit met een factor 2,5 worden geteld.
Bij gas is sprake van levering van 100% biogas (administratief bijlevering aan het net en
vergroening via certificaten, respectievelijk fysiek bij directe levering). Het meerdere is
ten opzichte van de bijmengverplichting als bioticket te verkopen (aannemende dat de
Vertogas certificaten voor biogas worden erkend). Punt van aandacht is de mogelijkheid
tot opt-out: hoe, wanneer en onder welke voorwaarden kan een opt-in bedrijf uitstappen?
In elk geval zal het bedrijf aan zijn lopende verplichtingen moeten voldoen, zoals de
levering van VAEB's. Omdat de bijmengverplichting voor een kalanderjaar geldt, lijkt de
mogelijkheid van opt out aan het einde van een jaar logisch.
Eigendom van VAEB's
De vraag is wie VAEB's in eigendom kunnen hebben. Degenen die VAEB's hebben,
verkrijgen VAEB's hetzij door zelf biobrandstoffen bij te mengen, hetzij door VAEB's van
anderen te kopen. Voor een sluitend overzicht van aantallen VAEB's en van transacties
zouden alle eigenaren een rekening bij de NEA moeten kunnen openen.
Een ticket kan dus niet worden overgedragen aan een persoon die geen rekening bij de
NEA heeft. De eigendom is dus gekoppeld aan het hebben van een rekening bij de NEA.
Vervolgens is de vraag wie een rekening bij de NEA kunnen openen. Dat zijn in elk geval
degenen die toegang tot de handel hebben. Wie dat zijn komt in paragraaf 2.5 aan de orde.
Makelaars in de bioticket handel vormen een uitzondering: zij kunnen wel een rekening
openen bij de NEA maar geen VAEB's in eigendom hebben. De reden dat zij wel een
rekening hebben is dat zij over de bioticket moeten kunnen beschikken die zij aan een
18
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
partijen hebben aangeboden. Deze constructie is analoog aan de werkwijze bij NOx
emissiehandel.
Registratie van VAEB's
De vraag is met welke frequentie gecreëerde VAEB's bij de NEA moeten kunnen worden
geregistreerd. De creatie vindt plaats bij het mengen van bio- en fossiele brandstoffen.
Partijen hebben er belang bij dat VAEB's zo snel mogelijk na creatie kunnen worden
geregistreerd, opdat zij beschikbaar komen voor verhandeling. Pas na registratie vindt
goedkeuring plaats door de NEA, waarmee zij verhandelbaar worden, eerder is dat niet
mogelijk.
Een en ander hangt ook samen met het advies elektronische handel op elk moment
mogelijk te maken (zie paragraaf 2.5).
Advies is dat registratie op elk moment elektronisch moet kunnen plaatsvinden.
Geldigheid van VAEB's
Per 1 januari 2017 respectievelijk 1 januari 2018 zullen de eisen voor de bijdrage van
biobrandstoffen aan de broeikasgasreductie worden aangescherpt. Om dat te kunnen
accommoderen zullen tickets uit eerdere jaren die niet aan deze eis voldoen ongeldig zijn
en dus niet kunnen worden meegenomen naar 2017 respectievelijk 2018.
De suggestie is gedaan tickets uit eerdere jaargangen hun geldigheid laten behouden en
het tekort aan broeikasgasreductiebijdrage te compenseren door bijmenging met
biobrandstoffen met een hogere broeikasgasreductiebijdrage (voorbeeld: 100 l
biobrandstof met 35% broeikasgasreductiebijdrage + 100 l biobrandstof met 65%
broeikasgasreductiebijdrage = 200 l met 50% broeikasgasreductiebijdrage, waarmee
voldaan zou zijn aan de eis per 1 januari 2017). Hoewel dit theoretisch leidt tot het
voldoen aan de aangescherpte eisen, is het advies dit niet te doen, wegens de complexiteit
die daardoor ontstaat in het register en bij transacties. Het is ook niet nodig omdat de data
en de omvang van de aanscherping zeer ruim vóór de ingangsdatum bekend zijn.
Een aandachtspunt is het mogelijk vervallen van de geldigheid van VAEB's als gevolg van
aangescherpte andere duurzaamheidseisen. Als daarvan sprake is zal dat ruim tevoren
bekend moeten zijn volgens een vastgelegde procedure (zoals uitsluitend met ingang van
een kalenderjaar en tenminste een jaar voorafgaand aan dat jaar, met regels voor al dan
niet of beperkte medeneming naar een volgend jaar).
2.4 Sparen en lenen van VAEB's
Breed gedeelde visie is dat pas aan het einde van een boekjaar wordt vastgesteld of een
bedrijf aan zijn bijmengverplichting heeft voldaan (vaststelling tussentijds zou overigens
vragen oproepen, zoals welk bijmengpercentage dan zou moeten worden gehanteerd).
19
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
In combinatie met de permanente mogelijkheid van registratie van VAEB's heeft dat biedt
dat de mogelijkheid tot sparen7 en lenen.
Sparen
Breed gedeelde visie is dat sparen mogelijk moet zijn. Belangrijkste reden is om fluctuaties
in aanbod van biobrandstoffen en prijzen te kunnen dempen (als gevolg van bijvoorbeeld
mislukte oogsten). De visies op het al dan niet beperken van de mogelijkheid tot sparen
lopen uiteen: van onbeperkt tot ten hoogste circa 10% van het aantal in het jaar
gecreëerde VAEB's. "Onbeperkt" is overigens natuurlijkerwijs begrensd tot het verschil
tussen de technisch ten hoogste bij te mengen hoeveelheid biobrandstof8 en het verplichte
bijmengpercentage.
Belangrijkste motieven voor onbeperkt sparen zijn:
- zo veel mogelijk kunnen bijmengen als de prijs van biobrandstof relatief laag is;
- indekken tegen marktbeïnvloeding door partijen die handelen in VAEB's;
- opvangen van fluctuaties in de prijs van biobrandstoffen;
- de verhouding tussen de prijs van fossiele respectievelijk biobrandstoffen: als de prijs van
biobrandstoffen lager is, kan bijmengen extra geld opleveren (dit is overigens geen
reguliere situatie, doorgaans zijn biobrandstoffen duurder dan fossiele brandstoffen).
Onbeperkt sparen heeft echter ook een aantal nadelen:
- het kan leiden tot een grote fluctuatie in de vraag naar biobrandstoffen, wat de
bedrijfsvoering van de producenten daarvan bemoeilijkt;
- extra onzekerheid over de ontwikkeling van de markt in VAEB's: mogelijk sterke
prijsdaling als veel gespaarde tickets te koop worden aangeboden, of het een prijsstijging
als relatief veel gespaard wordt.
- risico van illiquiditeit van VAEB's: veel sparen, weinig handelen.
Anderzijds zijn er ook factoren die de kans op veel sparen beperken:
- de markt voor (bijgemengde) fossiele brandstoffen voor transport is qua omvang tamelijk
stabiel (volumeveranderingen lijken dus minder een reden voor sparen te zullen zijn
dan de prijzen van biobrandstoffen, de grondstofprijzen voor biobrandstoffen en de
dynamiek in de markt van VAEB's);
- biobrandstoffen zijn doorgaans duurder dan fossiele brandstoffen, zodat daarin als
zodanig meestal geen motief is gelegen om extra bij te mengen;
- een grote gespaarde hoeveelheid VAEB's aanleiding zal kunnen zijn bijmengen te
7 Onder het sparen van biotickets wordt verstaan het meenemen van biotickets naar en volgend jaar;
daarvoor worden ook wel de termen "carry over" en "banking"gebruikt. 8 Wat technisch mogelijk is hangt af van de kwaliteit van de biobrandstof respectievelijk de voertuigmotor.
Gezien het huidige voertuigpark is E5 respectievelijk B7 het maximum. Afhankelijk van de kwaliteit van de
biodiesel respectievelijk aangepaste motoren zijn hogere percentages mogelijk.
20
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
verminderen, wegens een lagere prijs van de tickets door de grote beschikbaarheid als
een groot deel daarvan beschikbaar komt.
Overigens kan ook buiten het register om worden "gespaard", door het aanhouden van en
voorraad biobrandstof, die een waarde in VAEB's vertegenwoordigt. Dat legt uiteraard
beslag op financiële middelen en zal alleen maar zin hebben als met vrij grote mate van
zekerheid een stijging van de prijs van VAEB's valt te verwachten, die opweegt tegen de
kosten van het aanhouden van een voorraad.
De belangen van producenten van biobrandstoffen respectievelijk de afnemers daarvan
lijken hier enigszins tegengesteld, omdat beiden de mogelijkheid zouden willen hebben
om prijsfluctuaties veroorzaakt door de andere partij te kunnen opvangen of tegengaan:
een onbeperkte spaarmogelijkheid kan effect hebben op de stabiliteit van de vraag naar
biobrandstoffen, een beperkte spaarmogelijkheid beperkt de mogelijkheid tot indekken
tegen mogelijke prijsstijgingen van biobrandstoffen en beperkt de maximering van
inkomsten.
Wat het feitelijk gedrag zal zijn van partijen die handelen is niet goed voorspelbaar,
gegeven de onzekerheden.
Advies is uit oogpunt van stabiliteit in de markt en de productie van biobrandstoffen de
mogelijkheid tot sparen te beperken. Het voorstel van het ministerie van I&M is een
beperking van 25% van de bijgemengde hoeveelheid in het lopende jaar tot en met het
jaar 2012 respectievelijk 25% van het voorafgaande jaar met ingang van 2013.
Lenen
Bij lenen van VAEB's moeten twee situaties worden onderscheiden:
1. Lenen gedurende het boekjaar (plastischer gezegd: "rood staan" op de VAEB's rekening
bij de NEA9).
2. Lenen over de jaargrens.
"Lenen" is overigens wellicht geen gelukkige term; misschien is "krediet opnemen" beter.
Lenen gedurende het boekjaar maakt de markt flexibeler, bijvoorbeeld als een partij
VAEB's tegen een goede prijs kan worden verkocht, waarbij wordt geleend in de
wetenschap dat het tekort op de rekening bij de NEA op korte termijn wordt
aangezuiverd wegens de bijmenging van een partij biobrandstof waarvoor al een koper is.
Of, in het geval van kopers die niet zelf bijmengen, een daling van de prijs van VAEB's
9 Het gaat hierbij niet om "rood staan" in absolute zin, dat wil zeggen dat er op de rekening een negatief
saldo is van VAEB's, ongeachte de kenmerken daarvan. Het zal gaan om bijvoorbeeld een negatief saldo van
VAEB's afkomstig van bijmenging van benzene. Met andere wooorden: het gaat om een negatief saldo voor
VAEB's met bepaalde kenmerken.
21
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
wordt verwacht, zodat aanzuivering van het tekort op de bioticket rekening tegen een
lagere prijs mogelijk wordt. Of als goedkeuring van VAEB's bij de NEA op zich laat
wachten, terwijl verkoop tegen een aantrekkelijke prijs nodig is.
Hierbij moet wel worden bedacht, dat gedurende het jaar aan geen enkele verplichting
wat betreft het in bezit hebben van VAEB's hoeft te worden voldaan: pas aan het einde
van een boekjaar dient het aantal tickets op de rekening bij de NEA te staan dat vereist is
in verband met de bijmengverplichting. Indien ervan wordt uitgegaan dat in de loop van
een jaar VAEB's worden gekocht, kunnen die desgewenst allemaal weer worden verkocht.
Aldus lijkt lenen mogelijk in een behoefte te kunnen voorzien aan het begin van en
boekjaar als weinig is gespaard vanuit het voorgaande jaar, maar overigens niet strikt
nodig lijkt.
Ter voorkoming van onevenwichtigheid en speculatief gedrag in de handel is mede op
basis van het bovenstaande, het advies de mogelijkheid tot "rood staan" mogelijk te
maken, maar zowel in de tijd als qua omvang te beperken. Advies is ten hoogste een
maand en maximaal 10% van de in het voorafgaande jaar op de markt gebrachte
hoeveelheid bijgemengde biobrandstoffen.
Overigens brengt dat wel een complicatie met zich mee: een bioticket bevat informatie
over onder andere jaar van creatie, broeikasgasreductiebijdrage en andere
duurzaamheidsinformatie. Bij het geleende VAEB's is die informatie niet aanwezig.
Daarvoor zal een oplossing moeten worden gevonden.
Lenen over de jaargrens is problematischer: de facto wordt bij lenen over de jaargrens niet
aan de bijmengverplichting voldaan. Het zou wel enige flexibiliteit kunnen bieden bij het
afsluiten van een boekjaar en kunnen voorkomen dat voorafgaand aan de afsluitdatum
ongewenste prijsstijgingen van VAEB's plaatsvinden.
Advies is lenen over de jaargrens niet toe te staan.
Het is dan wel van groot belang dat de (goed)keuring van VAEB's aan het einde van een
boekjaar vlot verloopt, om te voorkomen dat bedrijven daardoor tekorten hebben en een
grote vraag naar VAEB's ontstaat, met prijsstijging als gevolg. Bijkomend effect als de
tickets pas in het opvolgende boekjaar worden goedgekeurd is "gedwongen sparen" (in
extreme situaties zou het zelfs tot het ongewenst vervallen van VAEB's kunnen leiden als
de gedwongen gespaarde hoeveelheid de toegestane hoeveelheid overschrijdt).
2.5 Handel in VAEB's
Toegang tot de handel
Degene die bijgemengde brandstoffen op de markt brengen dienen in elk geval toegang
tot de handel te hebben. Voor de vloeibare brandstoffen zij dat:
22
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
- AGP vergunninghouders,
- geregistreerd geadresseerden,
- degenen die brandstoffen invoeren onder betaling van accijns,
- "leveranciers" van elektriciteit en (bio)gas,
allen voor zover zij bijgemengde brandstoffen uitslaan naar de markt.
In de praktijk verzorgen leveranciers van biogas/elektriciteit aan exploitanten van
tankstations/oplaadpunten de benodigde VAEB's en de verhandeling daarvan (zij daartoe
beter geëquipeerd dan (kleine) exploitanten en nemen hen daarmee werk uit handen).
Bovendien komt een samenhang met het verdienmodel voor: leveranciers van
elektriciteit/biogas aan exploitanten van oplaadpunten/vulpunten delen in de opbrengst
van het surplus aan VAEB's ten opzichte van de bijmengverplichting, wat bijdraagt aan de
financiering van de opwekking van elektriciteit/biogas.
Een vergelijkbare praktische aanpak wordt bij de inning en afdracht van accijns toegepast.
De exploitanten van tankstations zijn accijns plichtig. De leveranciers van biogas aan de
tankstations innen de accijns bij de exploitanten van die stations en dragen de accijns af
aan de belastingdienst.
Advies is producenten van biobrandstoffen eveneens toegang te verschaffen, opdat zij zich
enigszins kunnen indekken tegen prijsfluctuaties door middel van het aankopen van
VAEB's.
Makelaars zullen in beginsel ook zonder toegang tot de handel hun werk kunnen blijven
doen. Bij NOx emissiehandel is gebleken dat om hun activiteiten goed te kunnen
verrichten een rekening bij de NEA onontbeerlijk bleek. Advies is een analoge
mogelijkheid te creëren.
Bij en ruime toetredingsmogelijkheid tot de handel zouden partijen kunnen toetreden die
geen binding hebben met de brandstoffenproductie en –handel. De bescheiden financiële
omvang van de handel zou het mogelijk maken de prijs te beïnvloeden en winst te
behalen door het innemen van posities in VAEB's tegen relatief lage prijzen, schaarste te
creëren en te verkopen tegen hogere prijzen.
Keerzijde is echter dat bij een beperking tot partijen met een bijmengverplichting, het
aantal spelers beperkt is, wat het risico tot eenzijdige beïnvloeding van de markt door
enkele partijen vergroot. Afgrendeling van de toegang lijkt overigens niet goed mogelijk:
bijvoorbeeld het kopen van een partij biogas en die op de markt brengen maakt opt in
mogelijk en dus toegang tot de handel.
Advies is in elke geval toegang tot de handel te verlenen:
- degenen op wie een bijmengverplichting rust;
23
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
- producenten van biobrandstoffen;
- leveranciers van elektriciteit/biogas aan exploitanten van oplaadpunten/vulpunten;
- makelaars.
Organisatie van de handel
Er is geen behoefte aan het opzetten van een organisatie voor de handel of het faciliteren
daarvan door de overheid. De markt kan dit regelen. Handel zal in verschillende vormen
plaatsvinden: OTC, via brokers, veiling, ….. Beperkingen op dit punt zijn niet wenselijk.
Frequentie van de handel, boekjaar
Zoals in paragraaf 2.3 is aangegeven, is de mogelijkheid tot permanente online registratie
bij de NEA van bijgemengde brandstoffen gewenst. De handel in VAEB's en de registratie
van transacties zou eveneens permanent mogelijk moeten zijn. Dat is – behalve voor het
snel kunnen handelen op de markt in het algemeen- onder andere van belang voor de
leveranciers die geen biobrandstoffen bijmengen: zij moeten op elk gewenst moment
VAEB's kunnen kopen.
Een verplichting tenminste eenmaal per kwartaal de balans op te maken stuit niet op
bezwaren. Aldus kan enigszins worden gevolgd of de bijmenging voor- of achterloopt bij
de jaarlijkse verplichting (die overigens niet evenredig over een jaar verdeeld is, maar
seizoen fluctuaties kent).
Voor de uiterste rapportagedatum over het afgelopen boekjaar is het advies 1 maart te
hanteren. Eerder is te vroeg gezien de noodzakelijke tijd in bedrijven voor het afsluiten
van de boeken. Afsluiting van alle verplichtingen op één datum is wenselijk (register,
bedrijfsboekhouding (bio)brandstoffen/VAEB's, massabalans).
Verhandelbaarheid van VAEB's op basis van elektriciteit en gas
Het idee is dat tickets van vrijwillig geregistreerden (opt-in) alleen aan degenen met een
bijmengverplichting zouden kunnen worden verhandeld. Achterliggende gedachte is, dat
leveranciers van elektriciteit en biogas in de praktijk een surplus aan VAEB's creëren ten
opzichte van de bijmengverplichting, en dus onderlinge verkoop geen zin heeft. Vanuit de
markt bezien ligt dat anders:
- een leverancier van biogas of elektriciteit die de mogelijkheid heeft voor een
aantrekkelijke prijs VAEB's te verkopen en tegelijkertijd tickets kan inkopen tegen een
lagere prijs bij een leverancier van biogas en elektriciteit, zou gebaat zijn bij de
onderlinge verkoopmogelijkheid;
- een kleine leverancier van biogas of elektriciteit met beperkte kennis van de bioticket
markt zou kunnen "meeliften" met de verkoop van een grote leverancier, die meer kennis
heeft van de markt (zie ook de paragraaf over de handel).
24
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
De beperking zou ook onlogisch zijn in het licht van het advies meer partijen toe te laten
tot de handel (zie paragraaf 2.5).
Advies is geen beperking te hanteren.
Forward trading
Koper en verkoper komen overeen op een bepaald tijdstip in de toekomst een bepaalde
hoeveelheid VAEB's te verhandelen. Dat kan buiten het register om, in de vorm van een
overeenkomst tussen partijen. Dit gebeurt in het huidige systeem ook al (onder andere
omdat biodiesel in de winter duurder is dan in de zomer). Een ander reden zou een
verwachte prijsdaling van VAEB's kunnen zijn door vergroting van het aanbod.
2.6 Marktwerking
In de paragraaf "VAEB's" zijn al enkele opmerkingen gemaakt over de prijsvorming.
Aanvullend daarop enkele opmerkingen over de marktwerking. De markt voor
brandstoffen voor het wegverkeer is qua omvang tamelijk stabiel: een plotselinge sterke
groei of daling van het marktvolume is niet waarschijnlijk. Dat geldt ook voor de markt
voor biobrandstoffen, als sprake is van:
- voldoende aanbod van biobrandstoffen;
- beperking van de mogelijkheid tot carry over van VAEB's;
- het verbieden van het lenen van VAEB's over een jaargrens;
- een geleidelijke groei van het bijmengpercentage biobrandstoffen.
De hoeveelheid biobrandstof die in een jaar nodig zal zijn, is redelijk goed bekend. Indien
gedurende het jaar informatie beschikbaar is over de in het register van de NEA
opgenomen en goedgekeurde VAEB's en de uitgeslagen hoeveelheid gemengde brandstof,
is af te leiden wat de vraag naar VAEB's in het resterende deel van het jaar ongeveer zal
zijn om aan de bijmengverplichting voor Nederland als geheel te voldoen.
Naast het relatief stabiele volume is de prijs van biobrandstoffen van belang; er zijn
verschillende factoren die de prijs kunnen beïnvloeden:
- beperkt of overvloedig aanbod ten opzichte van de bij te mengen hoeveelheid. Het
voorziene aanbod in Nederland zal de komende jaren naar verluidt voldoende zijn om de
behoefte te dekken. De relatief jonge markt voor biobrandstoffen is in de EU echter nog
flink in beweging, met wisselende verhoudingen tussen import en productie en
onvolledig gebruikte productiecapaciteit (18).
- overvloedige of mislukte oogsten van gewassen voor de productie van biobrandstoffen;
- korte termijn verschillen tussen vraag en aanbod. Dat kan verschillende oorzaken
hebben:
. het relatief weinig bijmengen, waardoor als gevolg van het voldoen aan de
verplichting tegen het einde van het jaar de prijs van VAEB's zal stijgen;
25
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
. het innemen van posities door marktpartijen (het kopen van een relatief grote
hoeveelheid VAEB's);
. het relatief veel bijmengen (bijvoorbeeld door tijdelijk lagere prijzen voor
biobrandstoffen).
De partijen die kunnen bijmengen verkeren hierbij in een bijzonder positie: bij stijgende
prijzen van VAEB's kunnen zij meer gaan bijmengen, om aldus minder te worden geraakt
door de prijsstijging (vooropgesteld dat die niet is veroorzaakt door stijging van
grondstofprijzen voor biobrandstoffen), wat overigens de vraag naar VAEB's doet dalen en
dus de prijs, zodat ook voor de partijen die niet blenden de kosten dalen.
Het omgekeerde is eveneens mogelijk: minder bijmengen, in de verwachting dat de prijs
van VAEB's gaan stijgen.
Het aantal spelers dat direct belang heeft bij de handel in VAEB's is op dit moment klein,
want qua omvang beperkt tot de leveranciers van vloeibare brandstoffen. Partijen die niet
bijmengen hebben een minder flexibele positie: zij zijn voor het verkrijgen van VAEB's
afhankelijk van de partijen die wel bijmengen. Er zijn enkele spelers met een groot
aandeel in het bijmengen van biobrandstof. Dat roept vragen op over de prijsvorming;
potentieel biedt dat de mogelijkheid tot marktbeïnvloeding..
Voorts is het voor kleinere partijen die willen gaan bijmengen van belang dat niet of
gedeeltelijk bijgemengde fossiele brandstof beschikbaar is tegen een prijs die bijmengen
financieel mogelijk maakt. Bij de levering van gedeeltelijke bijgemengde brandstoffen zal
het bijmengpercentage voor de afnemer bekend moeten zijn; dat is momenteel niet altijd
vanzelfsprekend het geval.
Er speelt nog een factor een rol. De productie van en internationale handel in fossiele
brandstoffen is zoals gezegd in handen van een klein aantal spelers. Het is van hen
afhankelijk of niet bijgemengde brandstoffen beschikbaar zijn voor degenen met een
bijmengplicht die willen gaan bijmengen, tegen een prijs die bijmengen financieel
mogelijk maakt. Bij de levering van gedeeltelijke bijgemengde brandstoffen zal het
bijmengpercentage voor de afnemer bekend moeten zijn; dat is momenteel niet altijd
vanzelfsprekend het geval.
Voor elektriciteit en gas is sprake van een bijzondere positie. Voor beide geldt een
van subsidie op duurzame productie. Bij elektriciteit geldt het verschil tussen de duurzaam
afgezette hoeveelheid op (naar keuze) het net in Nederland of de EU en de
bijmengverplichting als verhandelbare overprestatie. Voor biogas mag het verschil tussen
via certificaten voor 100% vergroend aardgas en de bijmengverplichting worden
verhandeld als overprestatie.
De prijs van VAEB's uit elektriciteit respectievelijk gas zal net onder het niveau van de
prijs voor VAEB's op basis van vloeibare biobrandstoffen liggen (althans zolang de laatste
26
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
veruit het grootste aandeel in de markt vormen). Aldus is de verkoop van VAEB's op basis
van elektriciteit en gas zeer profijtelijk. Dit systeem kan uitsluitend bestaan bij de gratie
van het voorlopig nog (zeer) geringe transport met elektrische voertuigen (zie hoofdstuk
3). Als dat een substantieel aandeel wordt, zou het bijmengen van vloeibare
biobrandstoffen boven de vereiste 3,5% voor een belangrijk deel kunnen worden afgedekt
met VAEB's uit elektriciteit, als gevolg waarvan de fysieke bijmenging van vloeibare
brandstoffen deels zou worden verdrongen, wat zowel de prijs als de productie van
vloeibare biobrandstoffen onder druk zouden komen te staan (de prijs zal dan immers
meer worden gedomineerd door de prijs van VAEB's op basis van elektriciteit). Deze
ontwikkeling lijkt tot 2020 niet te verwachten.
Onduidelijk is nog in hoeverre vanuit de markt vraag zal ontstaan naar VAEB's met een
relatief hoge bijdrage aan broeikasgasreductie, dus hoger dan vereist op grond van de
richtlijn. Dat is niet ondenkbaar, maar vraagt in de praktijk wel dat partijen fossiele
brandstof die daarmee worden gemengd apart worden gehouden tot aan het afleverpunt
voor het voertuig (of uitsluitend worden gemengd met andere partijen die eveneens een
hogere bijdrage leveren), wil de claim richting eindverbruiker correct zijn, dat een hogere
boeikasgasreductiebijdrage wordt geleverd.
Risico's
Er kunnen verschillende soorten risico's worden onderscheiden:
- Foute boekingen, valsheid in geschrifte, fictieve transacties via samenspanning,
gefingeerde computerschermen e.d. Risico's die niet specifiek zijn voor de registratie van
biobrandstof en de handel in VAEB's. Daarop wordt niet verder ingegaan.
Mogelijke wat specifiekere risico zijn:
- Registratie van een bijgemengde partij biobrandstof, gevolgd door export van de
bijgemengde partij naar het buitenland, met verzuim van afboeking in het register.
- Het onvoldoende beschikbaar zijn van goedgekeurde biobrandstof (hetzij omdat het er
niet is, hetzij omdat de certificering en/of goedkeuring stagneert). Dat kan ook gelden
voor de VAEB's als zodanig, als de (goed)keuring daarvan bij de NEA stagneert.
- Effecten van relatief grote marktaandelen van sommige partijen die bijmengen. Zie de
paragraaf over marktwerking.
Het beperkte aantal partijen dat bijmengt kan het risico van ongeoorloofde handelingen
beperken, enerzijds wegens het voorkomen van reputatierisico bij grote, bekende spelers,
anderzijds de controlemogelijkheden.
- Partijen die via het register bij de NEA VAEB's kopen zijn ervan verzekerd dat die
tickets aan de duurzaamheidseisen voldoen (of, scherper gezegd, waarvan is gegarandeerd
dat zijn onverkort mogen worden gebruikt voor het administratief afdekken van
bijmenging).
27
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Hoe ligt dat als bijvoorbeeld door faillissement beslag wordt gelegd op de boedel van een
bedrijf, inclusief de VAEB's, en levering van de tickets dus niet meer mogelijk is?
- Een mogelijk risico op sterk stijgende prijzen van VAEB's zou kunnen ontstaan, als op
enig moment de bijmengverplichting groter zou worden dan wat technisch mogelijk is
door beperkingen van voertuigmotoren. Een tekort aan VAEB's en een stijging van de
prijs van VAEB's tot het niveau van de boete op het niet nakomen van de
bijmengverplichting zou het gevolg zijn.
28
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
3. Omvang van de markt in Nederland en EU voor
(bio)brandstoffen
In dit hoofdstuk is weergegeven wat de omvang van de Nederlandse respectievelijk EU
markt is voor brandstoffen in het algemeen voor het wegverkeer en vloeibare
biobrandstoffen in het bijzonder. Het doel daarvan is inzicht te verschaffen in de
financiële belangen in die markten. De huidige situatie en de verwachting voor 2020 is in
kaart gebracht. Daartoe zijn globale berekeningen uitgevoerd; een grote nauwkeurigheid
van de berekeningen is gezien het doel niet nodig respectievelijk niet volledig mogelijk
voor 2009/2010 (o.a. nog niet alla data beschikbaar, kostprijzen van biobrandstoffen niet
volledig bekend) en voor 2020 afhankelijk van veel onzekere factoren.
Nederland
De inzet van "duurzame elektriciteit" en biogas voor het wegverkeer is buiten
beschouwing gelaten. Volgens het Nationaal actieplan energie uit hernieuwbare bronnen
(12) zal duurzame elektriciteit in 2020 naar verwachting 2% bijdragen aan de
energiebehoefte van het wegvervoer en biogas 0%10 (p. 107). Deze bronnen zijn daarmee
van zeer beperkte betekenis voor het beeld van de markt en om die reden niet in
beschouwing genomen.
Afzet en prijzen (bio)brandstoffen 2009
In tabel 1 zijn de afzet van brandstoffen, prijzen en kosten voor gebruikers weergegeven.
De afzet van brandstoffen is ontleend aan de Jaarrapportage 2009 over de inzet van
biobrandstoffen(5)11. De gemiddelde pompprijzen van benzine en diesel zijn ontleend aan
(10).
2009 Afzet
(mln liter)
Pompprijs
(€/liter)
Afzet
(mln €)
Benzine wegverkeer 5.720 1,35 7.722
Diesel wegverkeer 7.674 1,01 7.751
Totaal 15.473
Tabel 1
10 Intussen is het potentieel voor groen gas aanzienlijk: volgens inschatting van de Wergroep groen gas
8-12% van het aardgasverbruik in 2020, wat overeen komt met circa 25% van de brandstofinzet in
wegverkeer (19). 11 Deze opgave wijkt iets af van de opgave van het CBS:
- benzine wegverkeer 4.200 mln kg (= 5.567 mln liter)
- diesel wegverkeer 6.400 mln kg (= 7.601 mln liter)
In dit hoofdstuk gebruikte omrekenfactoren, prijzen en belastingtarieven zijn weergegeven in bijlage
a. hoofdstuk
29
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
De omvang van de markt voor benzine en diesel voor het wegverkeer is dus circa 15,5 mld
euro.
In 2009 is het verplichte percentage bij te mengen biobrandstoffen 4% (waarvan
tenminste 3,5% in benzine respectievelijk diesel).
De inzet van biobrandstoffen in ontleend aan de Jaarrapportage over de inzet van
biobrandstoffen over 2009 (5). In tabel 2 zijn de prijzen en de afzet in liters en euro's, van
biobrandstoffen in 2009 weergegeven.
2009 Afzet
(mln liter)
Prijs12
(€/liter)
Afzet
biobrandstoffenmarkt
(mln €)
Bio ethanol 23 1,41 32
Bio ETBE 389 1,94 755
Biodiesel 222 1,34 297
Totaal 1.084
Tabel 2
De omvang van de markt voor biobrandstoffen in 2009 op basis van producentenprijzen
inclusief belastingen was dus circa € 1,1 mld.
Afzet en prijzen (bio)brandstoffen 2020
Afzet en kosten van (bio)brandstoffen in 2020
De verwachte afzet van brandstoffen in het wegverkeer in 2020 vertoont naar
verwachting een daling. Volgens het rapport EU Energy trends to 2030, update 2009 (2, p.
162) zal het verbruik in 2020 circa 3,7% lager zijn dan in 2010. Uit de ECN
Referentieramingen energie en emissies 2010 -2020 (13, p. 38) kan worden afgeleid dat de
daling ongeveer 8% is, maar de grootte orde van de daling is met veel onzekerheden
12 Prijzen volgens Platts notering gemiddeld over 2009 + accijns + BTW, dus exclusief kosten van opslag,
transport, bijmengen en marge.
De omvang van de markt voor biobrandstoffen in 2020 is afhankelijk van veel factoren:
- de beschikbaarheid en prijzen van grondstoffen voor biobrandstoffen;
- het aandeel meervoudig tellende (bio)brandstoffen;
- de verhouding tussen de inzet van biodiesel, bio ethanol en bio ETBE;
- de hoogte van de bijmengverplichting;
- de omvang van de inzet van elektriciteit en gas voor vervoer;
- de prijs van aardolie;
- de hoogte van accijnzen, BTW en eventuele energiebelasting;
- de groei van het vervoer.
De omvang van de afzet en de kosten in 2020 is daarom een scenario op basis van plausibele
veronderstellingen en geen voorspelling.
30
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
omgeven. Voor de berekening van de omvang van de markt voor brandstoffen is bij wijze
van conservatieve schatting uitgegaan van eenzelfde afzet als in 2009, afgerond op 100
mln liter. Daarmee is dus ook de verhouding tussen de afzet van benzine en diesel
ongewijzigd verondersteld. Waarschijnlijk zal die verhouding verder verschuiven naar
een groter aandeel diesel (15)13. In tabel 3 zijn de prijzen en de afzet in liters en euro's,
van brandstoffen in 2009 weergegeven.
2020 Afzet
(mln liter)
Pompprijs
(€/liter)
Afzet
(mld €)
Benzine wegverkeer 5.700 1,60 9.120
Diesel wegverkeer 7.700 1,25 9.625
Totaal 18.745
Tabel 3
De omzet in de markt voor benzine en diesel in het wegverkeer zou in 2020 circa € 18,7
mld kunnen zijn.
In het Nationaal actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen (12) is een verwachting
gegeven voor de jaren 2010 tot en met 2020 voor onder andere de inzet van
biobrandstoffen in het wegverkeer. Daarmee wordt de doelstelling van 10% bijmenging
gehaald, conform de doelstelling van de EU richtlijn Energie uit hernieuwbare bronnen
(2009/29/EG). Dat komt echter niet overeen met 10% fysieke bijmenging bij brandstoffen
voor het wegvervoer, omdat sommige biobrandstoffen dubbel tellen, zodat het percentage
feitelijk ingezette biobrandstoffen lager zal zijn. Voorts wordt het bijmengpercentage
berekend op basis van de verhouding tussen de inzet van biobrandstoffen in alle vormen
van vervoer en de totale brandstof inzet in een beperkt aantal vormen van vervoer14.
Voor de berekening in dit rapport is de geraamde inzet van biobrandstoffen in wegvervoer
13 Stel dat de gewichtsverhouding diesel/benzine in 2020 2:1 is, dan zou de afzet van benzine 4800 mln l zijn
en van diesel 8.500 mln l. Bij de aangegeven pompprijs zouden de totale afzet dan € 18,3 mld zijn. 14 EU Richtlijn hernieuwbare energie, art 3, lid 4 (hier is de Engelse tekst gebruikt, omdat de Nederlandse
tekst aanleiding kan geven tot misinterpretatie):
Each Member State shall ensure that the share of energy from renewable sources in all forms of transport in
2020 is at least 10 % of the final consumption of energy in transport in that Member State.
For the purposes of this paragraph, the following provisions shall apply:
(a) for the calculation of the denominator, that is the total amount of energy consumed in transport for the
purposes of the first subparagraph, only petrol, diesel, biofuels consumed in road and rail transport, and
electricity shall be taken into account;
(b) for the calculation of the numerator, that is the amount of energy from renewable sources consumed in
transport for the purposes of the first subparagraph, all types of energy from renewable sources consumed in
all forms of transport shall be taken into account.
Op basis van de rekenvoorschriften van de Europese Commissie voor de Nationale actieplannen
hernieuwbare energie lijkt het effect van dit artikel beperkt (20).
31
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
in 2020 uit het Nationaal actieplan energie uit hernieuwbare bronnen gebruikt, met aftrek
van de dubbeltelling. Dat is 282 ktoe bio ethanol/bio ETBE en 552 ktoe biodiesel.
Prijzen voor biobrandstoffen zijn ontleend aan de OECD-FAO Agricultural Outlook 2010
– 2019. Uit die studie blijkt dat het aanbod van biobrandstoffen in de Europese Unie
slechts licht achterblijft bij de vraag. Zo bezien zouden de prijzen uit die studie een
realistisch beeld kunnen weergeven, maar uiteraard zijn er diverse onzekerheden. De
marktprijs van biobrandstoffen is afhankelijk van diverse factoren naast de
producentenprijs van biobrandstoffen, zoals de dubbeltelling van VAEB's uit 2e generatie
biobrandstoffen, vraag en aanbod van VAEB's en de invloed van VAEB's op basis van
elektriciteit en biogas.
In tabel 4 is weergegeven wat de prijzen en de afzet in liters en euro's van biobrandstoffen
in 2020 zouden kunnen zijn, onder de hiervoor gegeven aannamen.
2020 Afzet
(mln liter)
Prijs
(€/liter)
Omvang
biobrandstoffen markt
(mln €)
Ethanol/ Bio ETBE 55215 1,38 762
Biodiesel 690 1,51 1.042
Totaal 1.804
Tabel 4
Europese Unie
Brandstoffenmarkt algemeen
Ook in de EU wordt tot 2020 een bescheiden bijdrage verwacht van de inzet van gas en
elektriciteit in het wegvervoer (17). Dat is daarom niet in beschouwing genomen.
Het verwachte brandstofverbruik in de transportsector per vervoerswijze voor het jaar
2010 volgens het EU Referentiescenario (2, p. 125) is in tabel 5 aangegeven16. In dat
scenario is ervan uitgegaan dat de doelstellingen van de EU Richtlijn Energie uit
hernieuwbare bronnen worden gerealiseerd, wat volgens de studie haalbaar is. In tabel 5
is de energievraag per vervoerwijze vermeld.
15 Er zijn geen bronnen gevonden voor de verwachte verhouding tussen bio ethanol en bio ETBE. In de
berekening is 100% bio ethanol aangehouden. Het financiële effect van een andere verhouding is overigens
beperkt: bio ETBE heeft een wat hogere prijs en een hogere energiedichtheid, zodat een lager volume nodig
zou zijn. 16 In het EU rapport "Biofuels in the European Union" uit 2006 (16) worden iets hogere cijfers gepresenteerd
voor het totale energieverbruik: 324,2 Mtoe in 2010 en 353 Mtoe in 2020. Dit kan worden veroorzaakt door
verschil in definitie van het inbegrepen vervoer.
32
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
2010
Energievraag
(ktoe)
Openbaar vervoer via de weg 5.179
Particulier wegverkeer 186.470
Vrachtverkeer over de weg 111.595
Totaal 303.244
Tabel 5
Uit de tabel is afgeleid wat het aandeel diesel respectievelijk benzine voor het totaal van
openbaar, particulier en vrachtverkeer over de weg is in miljoen kubieke meter (afgerond
op 0,1 mln m3)17. In tabel 6 is weergegeven wat de prijzen en de afzet in liters en euro's
van brandstoffen in 2010 is.
2010 Afzet
(mld liter)
Pompprijs
(€/liter)
Afzet
(mld €)
Benzine wegverkeer 125 1,20 150
Diesel wegverkeer 239 1,01 241
Totaal 391
Tabel 6
In een recente rapportage van de Europese Commissie (17, p. 7) is aangegeven dat in 2010
in de EU circa 14 mld l biodiesel is afgezet en 6 mld l bio ethanol (omgerekend van ktoe
naar liter). In tabel 7 wat de prijzen en de afzet in liters en euro's van biobrandstoffen in
2010 is.
2010 Afzet
(mld liter)
Prijs11
(€/liter)
Afzet
(mld €)
Bio ethanol 6 1,28 7,7
Biodiesel 12 1,29 15,5
Totaal 23,2
Tabel 7
17 In de EU scenario's in het brandstofverbruik aangegeven in ktoe (kiloton olie equivalenten). Uit een studie
van WoodMackenzie (14) blijkt dat in 2010 de gewichtsverhouding diesel/benzine 2,15 is in de Europese
markt voor transportbrandstoffen. Deze verhouding is ook aangehouden voor 2020. De verhouding zou
verder kunnen stijgen (15, p. 30 en mondelinge mededeling in interview). Met behulp van de
omrekenfactoren is de verhouding diesel/benzine in ktoe 2,10. Met die verhouding is de inzet van fossiele
brandstof uit de tabel in ktoe gesplitst in een aandeel diesel respectievelijk benzine. Vervolgens is dat
teruggerekend naar m3.
33
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Eveneens op basis van het EU Referentiescenario (2, p. 125) is in tabel 8 het verwachte
brandstofverbruik in de transportsector per vervoerswijze voor het jaar 2020 aangegeven.
2020 Energievraag
(ktoe)
Openbaar vervoer via de weg 5.293
Particulier wegverkeer 181.619
Vrachtverkeer over de weg 126.197
Totaal 313.109
Tabel 8
Op dezelfde wijze als voor 2010 is het afzetvolume van benzine en diesel in 2020
berekend15. In tabel 9 is weergegeven wat de prijzen en de afzet in liters en euro's van
brandstoffen in 2020 is.
2020 Afzet
(mld liter)
Pompprijs
(€/liter)
Afzet
(mld €)
Benzine wegverkeer 129 1,43 184
Diesel wegverkeer 247 1,28 316
Totaal 500
Tabel 9
De Europese Commissie verwacht op basis van een analyse van de Nationale actieplannen
voor hernieuwbare energie slechts een kleine, niet nader gekwantificeerde bijdrage van
tweede generatie biobrandstoffen voor het wegtransport. Er is vanuit gegaan dat de
verwachte volumeafzet van biobrandstoffen zoals weergegeven in (17) de feitelijke,
fysieke inzet is, zonder correctie voor eventuele dubbeltellende biobrandstoffen van de
tweede generatie. Die gegevens zijn in tabel 10 opgenomen, tezamen met de prijzen en
afzet in euro's.
2020 Afzet
(mld liter)
Prijs
(€/liter)
Omvang
biobrandstoffenmarkt
(mld €)
Bio ethanol 26 1,28 33
Biodiesel 14 1,50 21
Totaal 54
Tabel 10
34
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Samenvatting
In onderstaande tabel in de financiële omvang van de markt voor (bio)brandstoffen in
Nederland en de EU in 2009/10 en 2020 samengevat weergegeven.
NL EU
2009 2020 2010 2020
Brandstoffen totaal
(mld €)
15,5 18,7 391 500
Aandeel biobrand-
stoffen (mld €)
1 1,8 23 54
Tabel 11
35
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Bijlagen
Bijlage a: Basisgegevens, omrekenfactoren en prijzen gebruikt in hoofdstuk 2 (Omvang
van de markt in Nederland en EU voor (bio)brandstoffen)
Eenheid VAEB's
In 2009 en 2010 was de bijmengverplichting voor biobrandstoffen 4% op basis van energie
inhoud. In de handel van biotickets is de gebruikelijke eenheid voor een bioticket het
aantal liters biobrandstof per 1000 liter fossiele brandstof dat nodig is om aan de
bijmengverplichting te voldoen. Dat is:
- 42,6 l biodiesel
- 59,6 l biobenzine
Omrekenfactoren (bio)benzine en (bio)diesel
kg/l MJ/l toe/m3
Benzine 0,75 32,5 0,78
Diesel 0,85 35,9 0,86
Biodiesel 0,88 33,6 0,80
Bio ethanol 0,80 21,3 0,51
Bio ETBE 0,75 26,9 0,64
Tabel 12
De omrekenfactoren voor de biobrandstoffen zijn conform de jaarlijkse rapportage uit
2007 over de inzet van biobrandstoffen in Nederland (4).
NEDERLAND
Producentenprijzen biobrandstoffen in € per liter
Gemiddelde producentenprijzen 2009 biobrandstoffen volgens Platts notering (dus
exclusief belastingen (waaronder accijns), kosten van opslag, bijmengen, transport)
- FAME 0 € 0,68
- FAME -10 € 0,76
- bio ethanol € 0,49
- bio ETBE € 0,93
Producentenprijzen 2009 incl. accijns en 19% BTW (excl. kosten van opslag, bijmengen,
transport en marge; zie voor de accijnzen tabel 14)
- FAME € 1,34
Gemiddeld € 0,72
36
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
- bio ethanol € 1,41
- bio ETBE € 1,94
Producentenprijzen 2019 biobrandstoffen excl. accijns en BTW (en excl. kosten van
opslag, bijmengen, transport en marge) (6)
- FAME € 0,85
- bio ethanol € 0,44
Voor bio ETBE is geen prijs gegeven.
Prijzen 2019 incl. accijns en 19% BTW (excl. kosten van transport, handling en marge; zie
voor de accijnzen tabel 14)
- FAME € 1,51
- bio ethanol € 1,38
- bio ETBE € 1,98
In deze studie zijn de prijzen van 2019 gebruikt voor 2020.
Pompprijzen brandstoffen in € per liter
Prijzen zijn gemiddelden over het aangegeven jaar.
Voor 2020 is een stijging t.o.v. 2009 aangehouden van de pompprijs excl. accijns en BTW
van 43%. De prijs per barrel olie lag medio 2009 rond U$ 70 (Medium term oil market
report, June 2009, International Energy Agency). Afhankelijk van het gekozen scenario
zou de prijs per barrel in 2020 tussen U$ 90 en U$ 100 liggen (in 2009 US dollars. World
energy outlook 2010, International Energy Agency, november 2010). Bij U$ 100 betekent
dat een prijsstijging van 43% ten opzichte van 2009.
De hoogte van accijns en BTW zijn voor 2020 gelijk verondersteld aan in 2011 (9).
Brandstof excl.
accijns en BTW
Accijns excl.
BTW
Brandstof incl.
accijns en BTW
benzine 2009 0,343 0,701 1,35
2020 0,624 0,718 1,60
diesel 2009 0,436 0,413 1,01
2020 0,623 0,424 1,25
Tabel 13
EUROPESE UNIE 27
Producentenprijzen biobrandstoffen in € per liter
Voor de producentenprijzen van biobrandstoffen in 2009 is het gemiddelde van de Platts
notering over 2009 aangehouden (zie het overzicht voor Nederland hierboven).
37
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Producentenprijzen 2009 biobrandstoffen incl. belastingen (excl. kosten van opslag,
bijmengen, transport en marge; voor de belastingen zijn dezelfde bedragen aangehouden
als voor fossiele brandstoffen, zie tabel 14)
- FAME € 1,29
- bio ethanol € 1,28
- bio ETBE € 1,72
Producentenprijzen 2019 biobrandstoffen excl. belastingen (kosten van opslag, bijmengen,
transport en marge) (6)
- FAME € 0,85
- bio ethanol € 0,44
Voor bio ETBE is geen prijs gegeven. In deze studie is € 0,95 aangenomen.
Prijzen 2019 incl. belastingen (excl. kosten van transport, handling en marge; voor de
belastingen zijn dezelfde bedragen aangehouden als voor 2011, zie tabel 14)
- FAME € 1,50
- bio ethanol € 1,28
- bio ETBE € 1,79
In deze studie zijn de prijzen van 2019 gebruikt voor 2020.
Pompprijzen brandstoffen in € per liter
Prijzen in 2009 zijn een gewogen gemiddelde voor de EU 27 in dat jaar (11).
Voor 2020 is een stijging t.o.v. 2009 aangehouden van de pompprijs excl. accijns en BTW
van 43%. De prijs per barrel olie lag medio 2009 rond U$ 70 (Medium term oil market
report, June 2009, International Energy Agency). Afhankelijk van het gekozen scenario
zou de prijs per barrel in 2020 tussen U$ 90 en U$ 100 liggen (in 2009 US dollars. World
energy outlook 2010, International Energy Agency, november 2010). Bij U$ 100 betekent
dat een prijsstijging van 43% ten opzichte van 2009.
De hoogte van accijns en BTW zijn voor 2020 gelijk verondersteld aan in 2011 (11).
Brandstof excl.
belastingen
Accijns excl.
BTW
Brandstof incl.
accijns en BTW
benzine 2009 0,410 0,786 1,20
2020 0,586 0,840 1,43
diesel 2009 0,438 0,568 1,01
2020 0,626 0,654 1,28
Tabel 14
38
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Bijlage b: Bronnen
1. EU Energy trends 2030, update 2009, Europese Commissie, Directoraat voor
Energie, april 2008
(http://ec.europa.eu/dgs/energy_transport/figures/trends_2030_update_2007/energ
y_transport_trends_2030_update_2007_en.pdf)
2. EU Energy trends 2030, update 2009, Europese Commissie, Directoraat voor
Energie, augustus 2010 (http://www.energy.eu/publications/Energy-
trends_to_2030.pdf)
3. Annual report 2009, Europia, Brussel
(http://www.europia.com/content/default.asp?PageID=412&DocID=25002)
4. Rapportage over 2007 ingevolge artikel 4, eerste lid, van richtlijn 2003/30/EG
ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare
brandstoffen in het vervoer, SenterNovem
5. Rapportage over 2009 overeenkomstig Artikel 4, eerste lid, van richtlijn
2003/30/EG
ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare
brandstoffen in het vervoer, SenterNovem
(http://www.senternovem.nl/mmfiles/pbb2010020283b_rapportage_2009_1_tcm24
-342323.pdf)
6. OECD-FAO Agricultural Outlook 2010 – 2019, 2010. Database:
(http://stats.oecd.org/viewhtml.aspx?QueryId=23341&vh=0000&vf=0&l&il=blank&
lang=en)
7. Medium term oil market report, International Energy Agency, June 2009
8. World energy outlook 2010, International Energy Agency, November 2010
9. Belastingtarieven rijksoverheid, www.rijksoverheid/belastingtarieven
10. Pompprijzen motorbrandstoffen Nederland, CBS, Statline,
(http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=80416NED&D1=0-
1&D2=377&VW=T)
11. EU pompprijzen motorbrandstoffen in- en exclusief belastingen, EU Energy
Observatory, (http://ec.europa.eu/energy/observatory/oil/bulletin_en.htm)
39
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
12. Nationaal actieplan energie uit hernieuwbare bronnen,
(http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/
2010/06/23/rapport-nationaal-actieplan-voor-energie-uit-hernieuwbare-
bronnen.html)
13. Referentieramingen energie en emissies 2010 -2020, ECN, april 2010
14. Studie van WoodMackenzie in 2010, weergegeven in het jaarrapport 2009 van
Europia (European Petroleum Industry Association)
(http://www.europia.eu/content/default.asp?PageID=391)
15. White paper on EU refining, Europia, May 2010,
(http://www.europia.eu/content/default.asp?PageID=676)
16. Biofuels in the European Union, a vision for 2030 and beyond, Biofuels research
advisory council, Europese Commissie, 2006
17. Renewable Energy: Progressing towards the 2020 target, European Commission,
COM (2011) 31 final, January 2011,
(http://ec.europa.eu/energy/renewables/reports/doc/com_2011_0031_en.pdf)
18. Recent progress in developing renewable energy sources and technical evaluation
of the use of biofuels and other renewable fuels in transport, European
Commission, SEC(2011) 130 final, January 2011 (bijlage bij 17),
(http://ec.europa.eu/energy/renewables/reports/doc/sec_2011_0130.pdf)
19. Vol gas vooruit, Platform groen gas, 2007
(http://www.energietransitie.nl/platforms/nieuw-gas/werkgroep/werkgroep-groen-
gas)
20. Beschikking van de Europese Commissie tot vaststelling van een model voor
nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen krachtens Richtlijn
2009/28/EG, Juni 2009, L 182/33
(http://eur-
lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2009:182:0033:0062:NL:PDF)
40
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Bijlage c: Geïnterviewde personen
B.W. ten Cate en A. Tramper, North Sea Group
L. Bernhardt, BP Nederland
T. J. E. M Bogaers, Vollenhoven Olie
D. J. Marees, Avia Marees
M. Pastink, Salland Olie
J. P. L. Speelman en D. R. M. Deweirdt, Argos Oil
B. Leenders, Neste Oil
A. Nagel, A. Wessels Boer, NUON en D. Fahrenkrog, Vattenfall
F. Smelt en M. Groeneveld, Essent
P. van Vegchel, STX Services
E. Groen, E-Energy Market
41
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Bijlage d: Vragenlijst interviews
1. Vindt u dat de term biotickets moet worden gebruikt voor verhandelbare
eenheden biobrandstof of moet daarvoor een nieuwe term worden gekozen?
Welke informatie zou een bioticket moeten bevatten, zoals het jaar van ontstaan?
(is er bijvoorbeeld behoefte in de markt aan biotickets met verschillende bijdragen
aan broeikasgasreductie?).
2. Er zijn verschillende verplichtingen (overall % bijmengen, 3,5% diesel, 3,5%
benzine). Er zullen drie soorten biotickets moeten worden onderscheiden (allen
uitgedrukt in eenheden energie) op basis van respectievelijk:
- benzine
- diesel
- biogas en elektriciteit
Dat vloeit onder andere voort uit de verplichting bij benzine respectievelijk diesel
elk tenminste 3,5% biobrandstof fysiek bij te mengen of met benzineVAEB's
respectievelijk diesel VAEB's af te dekken. Voor het meerdere boven 3,5% volstaan
alle soorten VAEB's.
Deze tickets zullen verschillende prijzen kunnen hebben (waarbij een eventueel
verschil in kostprijs tussen biotickets op basis van elektriciteit respectievelijk
biogas hetzij tot uitdrukking komt in verschil in aangeboden hoeveelheid, hetzij
dat onderscheid niet wordt gemaakt).
Is deze redenering correct?
3. Wat zou de frequentie van de handel in biotickets moeten zijn: eenmaal per jaar, in
feite alleen gericht op voldoen aan de bijmengverplichtingen bij afsluiting van het
boekjaar, maandelijks, wekelijks, dagelijks?
4. Welke frequentie van het invoeren van de bijgemengde biobrandstof in het
register vindt u wenselijk: verplicht maandelijks, verplicht per kwartaal, verplicht
jaarlijks, zelf te bepalen plus verplicht jaarlijks.
5. Handel alleen in geregistreerde overprestaties ten opzichte van de
bijmengverplichting lijkt niet logisch, want dan zou de overprestatie met dezelfde
frequentie als de handel mogelijk is moeten worden bepaald. Bovendien is dan de
vraag tegen welk bijmengpercentage dat zou moeten worden bepaald (want het
wettelijke percentage geldt alleen op jaarbasis).
Is deze redenering correct?
6. Alternatief voor punt 5 is verkoop van biotickets mogelijk te maken ter grootte van
ten hoogste de geleverde prestatie (dat wil zeggen de via bijmenging gecreëerde
biotickets. Is dit de juiste aanpak?
42
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
7. Een verdergaande mogelijkheid is dat verkopers meer biotickets mogen verkopen
dat zij volgens het register hebben (dat betekent dus "rood staan" op de rekening
van biotickets bij de NEA) en pas aan het einde van het boekjaar na te gaan of
voldoende biotickets zijn ingeleverd om aan de bijmengverplichting te voldoen. In
zekere zin is dit vergelijkbaar met "naked short selling" op de aandelenbeurs, met
bijbehorende risico's: onder andere dat als teveel handelaren dit doen en zij
vervolgens zelf geen overprestatie meer leveren, zij biotickets moeten bijkopen om
aan hun verplichtingen te voldoen, die er echter bij afsluiting van het handelsjaar
niet blijken te zijn (met sancties als gevolg: boete + het jaar daarop alsnog het
tekort aan biotickets aanzuiveren).
Het zou naar analogie logisch zijn kopers van biotickets de mogelijkheid te bieden
bijgemengde biobrandstoffen op de markt te brengen zonder daarvoor op dat
moment biotickets in bezit te hebben (uiteraard geldt ook hier dat bij de afsluiting
van het jaar wel aan die verlichting moet zijn voldaan).
Zouden dit mogelijk moeten zijn?
8. Buiten het register om kan een verplichting tot verkoop en koop van biotickets
worden aangegaan: de feitelijke transactie in biotickets vindt niet plaats, maar er is
wel een contractuele verplichting tot levering en koop.
Op deze wijze kunnen ook verplichtingen worden aangegaan voor komende jaren
(forward trading).
Is dit een gewenste mogelijkheid?
9. Vinden swaps plaats bij de levering van bijgemengde biobrandstoffen? Is duidelijk
op wie dan de bijmengverplichting rust?
10. Wat zou de duur van de periode na afloop van een boekjaar moeten zijn om de
registratie af te ronden resp. waarin handel in biotickets met het oog op het
voldoen aan de verplichtingen mogelijk is? Voorstel van het ministerie I&M is 31
januari van het volgende jaar.
11. Is het sparen18 van biotickets ("carry over") gewenst en zo ja:
- hoe zou de toegestane omvang daarvan moeten worden bepaald (bijvoorbeeld als
percentage van de ingeleverde biotickets in het afgelopen boekjaar).
- wat zijn de voor- en nadelen van een beperking tot bijvoorbeeld 10 of 25% van
de ingeleverde biotickets in het afgelopen boekjaar?
Wat is de kans op het sparen van relatief grote hoeveelheden biotickets en wat zijn
daarvan de risico's voor de bioticket markt (bijvoorbeeld onvoorspelbare
18 Door aanpassingen van de duurzaamheidscriteria kunnen biotickets die gespaard zijn hun waarde
verliezen, omdat in een later jaar andere duurzaamheidscriteria gelden. Deels zijn de aanpassingen te
voorzien: de EU richtlijn brandstofkwaliteit schrijft voor dat de bijdrage van biobrandstoffen aan
broeikasgasreductie tenminste 35% moet zijn en per 1 januari 2017 tenminste 50% respectievelijk per 1
januari 2018 60%.
43
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
prijsvorming, sterk fluctuerende prijzen).?
Wat is de kans dat buiten het register om wordt gespaard door het aanhouden van
voorraden biobrandstof?
12. Is het lenen van biotickets wenselijk? Zo ja:
- hoe zou de toegestane omvang daarvan moeten worden bepaald (bijvoorbeeld als
percentage van de ingeleverde biotickets in het afgelopen boekjaar).
- wat zijn de voor- en nadelen van een beperking tot bijvoorbeeld 10 of 25% van
de ingeleverde biotickets in het afgelopen boekjaar?
Wat zijn de risico's van lenen?
13. Zouden alleen degenen die een bijmengverplichting hebben toegang tot de handel
moeten hebben? Ook anderen en zo ja, welke en waarom (bijvoorbeeld
producenten van biobrandstoffen, brokers)? (het lijkt overigens tamelijk eenvoudig
een bijmengverplichting te verkrijgen en daarmee toegang tot de handel).
14. De gedachte is dat vrijwillig geregistreerden (zie voetnoot 1) hun biotickets alleen
aan registratieplichtigen mogen verkopen, niet aan andere vrijwillig
geregistreerden. De gedachte daarachter is dat leveranciers van elektriciteit
respectievelijk biogas altijd een overprestatie realiseren, zodat van onderlinge
verkoop geen sprake is. Is deze redenering altijd geldig?
15. Welk effect op de bioticket handel verwacht u van het de verplichting tot het
bijmengen van tenminste 3,5% biobrandstof in respectievelijk benzine en diesel?
(hogere percentages voor het bijmengen gelden voor benzine en diesel tezamen).
16. Wie zouden toegang tot de handel mogen hebben?
Hoe zou "toegang tot de handel" moeten worden gedefinieerd: als het in bezit
mogen hebben van biotickets (waarbij een bioticket alleen bestaat als het in het
register is opgenomen, dus betekent het ook toegang tot het register).
17. Mogelijke risico's bij de handel in biotickets die, afhankelijk van de inrichting van
het systeem, aandacht vragen (fraudemogelijkheden, onbedoelde werking van het
handelssysteem, marktmonopolies, schaarste door onvoldoende beschikbaarheid
van biobrandstof).
18. Wie zou de handel moeten organiseren? (aan de markt overlaten, aparte
organisatie oprichten). Dit hangt ook samen met het antwoord op de vraag hoe de
handel naar verwachting hoofdzakelijk zal gaan plaatsvinden: OTC, via
bemiddelaars, beurs, veiling, ……….
19. Wat is uw beeld van de prijsvorming in de handel in biotickets? Aandachtspunten
zijn onder andere:
- seizoen fluctuaties
- invloed van partijen met een relatief groot marktaandeel
- ……..
44
Van der Kolk Advies Inrichting van de markt voor het verhandelen van administratieve eenheden biobrandstoffen
Colofon
Dit rapport is opgesteld in opdracht van: door:
Nederlandse Emissie Autoriteit Van der Kolk Advies
Prinses Beatrixlaan 2 Pijnenburgerlaan 1
Postbus 91503 3763 LE Soest
2509 EC Den Haag 035 – 6669873
070 – 3395250 [email protected]