Planten1 Delen van de plant en hun functies Planten2 Belang van planten Zonder planten géén leven...
-
Upload
johanna-thys -
Category
Documents
-
view
231 -
download
7
Transcript of Planten1 Delen van de plant en hun functies Planten2 Belang van planten Zonder planten géén leven...
Planten 1
Delen van de plant en hun functies
Planten 2
Belang van planten
• Zonder planten géén leven op aarde• Planten groeien ALTIJD door• Planten(delen) bevatten:
– vetten, eiwitten, voedingsvezels, sporenelementen, vitaminen, mineralen en vooral koolhydraten.
• Alléén planten eten gaat uitstekend. (vegetariër,
maar het dieet moet dan wel goed uitgebalanceerd zijn om alle essentiële voedingsstoffen te komen)
Planten 3
Planten:
• Eerste voedingsbron voor mens en dier
• Produceren O2
• Nemen CO2 op
Planten 4
Stevigheid van planten
• Stevigheid van planten door – 1.turgor, – 2. houtvaten – 3. steunweefsel.
• Steunweefsel = Sklerenchymweefsel.
• De vezels van een plant = sklerenchymweefsel.
• Parenchymweefsel = vulweefsel van een plant
Planten 5
Delen van de plant
• Vier basis delen–Bladeren
–Stengels
–Wortels
–Bloemen
Planten 6
Groeiende delen van een plant
Planten 7
Plantengroei
Planten vertonen diktegroei
Planten vertonen lengtegroei
Vervolg PowerPoint
Planten 8
Diktegroei
Planten 9
Planten 10
Lengtegroei
• Went zei: “zonder auxine geen groei”
Auxine
Planten 11
Planten 12
Bladeren
• De voedselfabrieken van de plant
• Produceren het voedsel en / of slaan het op, voor later
Colcichine
Planten 13
Interne bladstructuren
• Epidermis–Huid van het blad
–Eéncellige laag
–Protectie tegen vochtverlies
Planten 14
Interne bladstructuren
Houtvat
Bastvat
Planten 15
Interne bladstructuren
Planten 16
Sluitcellen
• Openen en sluiten van kleine poriën aan de onderzijde van het blad
Planten 17
Sluitcellen
• Meer chlorofyl dan in omringende epidermiscellen
• FS = glucose = osmotische • waarde = zwellen = sluiten• Turgor van deze sluitcellen is van
belang
Planten 18
Huidmondjes
• Maken gaswisseling mogelijk–Afgifte van vocht
Planten 19
Huidmondjes
• Beschermingsmethodieken tegen uitdroging:–Waslaag
–Kurk
–Sluiten van de huidmondjes
Planten 20
Huidmondjes
• CAM planten (woestijn)planten die de huidmondjes bij nacht openen en overdag sluiten.
• De fotosynthese verloopt via een extra stapje.
• De CO2 wordt s' nachts verzameld en vastgelegd in 'appelzuur‘ (Malate),
• Overdag wordt de CO2 vrijgemaakt en kan in de donkerreactie wordt omgezet in glucose.
Planten 21
Chloroplasten
Planten 22
Chloroplasten
• Bevatten chlorophyl
• Gelokaliseerd inin de voedselproducerende cellen
Planten 23
Fotosynthese
• Proces waarbij CO2 en H2O (in aanwezigheid van licht) worden omgezet in suiker en zuurstof
Planten 24
Fotosynthese
Planten 25
Chemische formule
• 6CO2 + 6H2O
• -----> in reactie met zonlicht in chlorophylkorrel ------>
• C6H12O6 (glucose) + 6O2
Planten 26
Glucose
• Productie in de bladeren gaat naar de wortel door de stengel–Plant gebruikt het voedsel zelf
–Slaat voedsel op als suiker, zetmeel of eiwitten.
Planten 27
Glucose
• Gevormd glucose wordt snel omgezet in zetmeel om de osmotische waarde laag te houden.
• s' Nachts omzetting in sacharose en afvoer naar alle delen met de baststroom.
• Alleen glucose wordt gedissimileerd, omzetting van sacharose in glucose is mogelijk.
Planten 28
Respiratie
• Planten respireren 24 uur per dag• Consumeren O2 en geven CO2 af• Planten produceren meer O2 door
FS. dan ze consumeren tijdens respiratie en groei.
• FS en dissimilatie in het licht,• In donker alléén dissimilatie
Planten 29
Stengels
• Twee hoofdfuncties–1.Verplaatsen van water en
mineralen van wortel naar boven en verplaatsen van glucose naar beneden
Planten 30
Stengel functies
• 2. Steunfunctie voor bladeren en reproductieve structuren (bloemen en vruchten)
Planten 31
Stengels eveneens
• Gebruikt voor opslag
• Groene stengels ook FS• NB. Bescherming tegen 'vraat' door stekels
en brandharen.
Planten 32
Externe stengelstructuren
• Lenticellen (=kurkporiën) - adem poriën • Vormen verbinding van buiten naar binnen
achtereenvolgens:• Lenticel, mergstraal, mergparenchym
Planten 33
Interne Stengelstructuren
• Bastvaten (floeëm), vervoert gevormd voedsel (FS) naar Beneden
• Houtvaten (xyleem), vervoert water en mineralen omHoog.
• Cambiumlaag- scheidt de twee, en produceert de nieuwe cellen.
Werking houtvaten
Planten 34
Interne stengelstructuren
• Dicotylen, plant met twee zaadlobben
• Monocotylen plant met één zaadlob
• Type is in de stengel te zien
Planten 35
Interne stengelstructuren
• Dicotylen heeft ring
• Monocotylen heeft separate vaatbundels
Planten 36
Mono en dicotylen
• Grassen
• Lelies
• Orchideën
• Palmen
• Eik
• Bonen
• Spinazie
• Rozen
Planten 37
Monocotyl
• Monocotyl – plant met één zaadlob.
• Heeft vaatbundels, deze vaatbundels bevatten zowel xyleem als floeëm in iedere bundel
Planten 38
Monocotyl
• Stengels hebben géén doorlopende cambiumlaag
• Dicotyl heeft doorlopende cambiumlaag
Planten 39
Wortels
• Meestal ondergronds
• Functies:
–Verankeren van de plant
–Absorberen water en mineralen vanuit de bodem naar stengel toe
Opname water wortel
Planten 40
Wortels
Functies vervolg:
–Opslag reservevoedsel
Planten 41
Wortelstructuren
• Intern
–Vergelijkbaar met stengel
–Oudere wortels hebben xyleem, floeëm en cambium
Planten 42
Extern
–Wortelmuts /top
•Produceert onophoudelijk nieuwe cellen
•Beschermt de wortel tijdens groei door de bodem
Planten 43
Structuren
• Wortelharen
–Absorbtie van vocht met mineralen
Planten 44
Wortelstelsels
• Bijwortelstelsel
–Makkelijker te verplaatsen
–korter, kleiner, compacter
• Hoofdwortelstelsel
–Langer en minder wortels (1)
Planten 45
Bloem, vrucht, en zaad
• Gekleurde bloemen trekken insecten aan voor BESTUIVING
• BEVRUCHTING = begin van vrucht- en zaadvorming
• vrucht en zaad aantrekkelijk voedsel, vogels, verspreiding zaad
Planten 46
Bloem, vrucht, en zaad
• Reproductie plant– Sommige zaden blijven in de vacht
hangen
– Bloem is enorm goede voortplantingstruc, toeval wordt erdoor een handje geholpen
– Bloem is evolutionair jong
Planten 47
Bloem, vrucht, en zaad
• Bloem is vaak ♂ en ♀– ♀ bloem levert zaad
– ♂ bloem levert stuifmeel
– Zaden bevatten veel reservestoffen voor het embryo.
Planten 48
Bloemdelen
• Verschillen in grootte, vorm, en kleur, onderdelen zijn
• Kroonbladeren
–groen (meestal), bedekten en beschermden de bloemknop
Planten 49
Kelkbladeren
• Zijn feitelijk bladeren
• Meestal felle kleur voor aantrekken insecten.
Planten 50
Meeldraden
• ‘Mannelijk’ deel van de bloem
–Twee delen
•Meeldraad / helmknopjes
Planten 51
Helmknop
• Knopje boven aan meeldraad bevat het stuifmeel
Planten 52
Stamper
• Vrouwelijk deel
• In centrum van de bloem
• Heeft drie delen
Planten 53
stamper
• Vruchtbeginsel - steel - stempel
Planten 54
Vruchtbeginsel
• Eicel ontwikkelt zich hierin tot zaad
• Groeit uit tot vrucht of tot zaadbedekking
Planten 55
Dus?
Planten 56
Bloemtypen
• Compleet (tweeslachtig)
–Heeft alle 4 de onderdelen
–Veel planten gaan
zelfbestuiving tegen
Planten 57
Incompleet
• Heeft niet alle onderdelen
Planten 58
Tweeslachtig
• Hebben meeldraden EN stamper
Planten 59
Eenslachtig
Missen
• of de helmdraden • of de stamper
Planten 60
Eenhuizig
• Eenhuizig
–Plant heeft aparte vrouwelijke bloemen en aparte mannelijke bloemen
•voorbeeld: grassen
Planten 61
Tweehuizig
• Mannelijke bloemen op de ene plant
• en vrouwelijke bloemen op de andere plant
• Voorbeeld: Hulst
Planten 62
Einde van deze presentatie
Planten 63
Auxine• Plantenhormoon, komt bij alle plantencellen• Veroorzaakt celstrekking• Auxine heeft optimum concentratie• Er boven ENEN er onder is de celstrekking i.h.a. minder • Worteloptimum ligt vóór gezamenlijk optimum• Stengeloptimum ligt voorbij gezamenlijk optimum • Licht breekt auxine af!
Planten 64
Auxine• Aan lichtzijde dan dus minder auxine, = minder
celstrekking, = naar licht toebuigen• Tropie is beweging van een plant, • richting van beweging bepaald door de richting
van waaruit een factor de grootste intensiteit uitoefend
• Fototropie, chemotropie, geotropie, tigmotropie (aanraking, klimop draaien)
• Door auxine te verplaatsen kunnen bladeren in optimale FS stand komen
Planten 65
Auxine
• Muurleeuwenbek bloem is vóór bloei positief fototroop,
• insect heeft goed zicht,
• nà bloei negatief fototroop.
• Bevruchte bloem draait van licht af in richting van rots of muur,
• dat is een goede plaats voor de zaden.
Planten 66
Auxine
• Nastieën, bewegingen met onveranderlijke richting en volgens stereotyp plan (anatomische afhankelijkheid) kan door:
• warmte, licht, stoten. • Openen en sluiten van bloemen is nastie.• Zonnebloemen die gedurende de dag het zonlicht
‘volgen’met de bloemknop is helionastie
Planten 67
Planten 68
Colchicine
• Medicament tegen jicht, herftsstijlroos (herfstkrokus)
• Voorkomt vorming van spoeldraden bij de celdeling
• Meerdere chromosomen in de cellen; polyploïdie
• Meer opbrengst
Planten 69
Planten 70
Einde van deze presentatie
Planten 71
Werking houtvaten
• Transport in de vaten door verdamping, (rietje bovenlangs blazen) en de capillaire werking (niet actief).
• Capillaire werking is mogelijk door;– de kleine diameter van de vaten
– de adhesiekrachten (watermoleculen hechting aan de wand)
– de cohesiekrachten (watermoleculen hechting aan elkaar)
Planten 72
Werking houtvatenVerdamping gaat vanzelf!
Transport is passief, kost plant geen ATP!
Planten 73
Planten 74
Wateropname door wortel
• De vaten in de jonge wortel liggen in de 'centrale cilinder' de buitenste laag van de cc is de endodermis (endo = binnen)
Endodermis bevat de cellen van Caspary, cellen met kurk.
Planten 75
Wateropname door wortelVanuit de bodem komen water en opgeloste voedingsstoffen (zouten) via capillaire werking in de wortelharen.
Opname dmv actief transport in de cellen rondom de houtvaten en doorgifte naar de houtvaten, de zouten worden hierin vastgehouden doordat diffusie terug voorkomen wordt door de kurkbandjes (bandjes van Caspari). Door het osmotische verschil nemen de houtvaten meer water op en ontstaat er worteldruk.
Watertransport, via openingen in celwanden door de cellen heen richting houtvaten.
Planten 76
Wateropname door wortel
Capillaire werking, hoe dunner het vat hoe hoger de vloeistof komen kan.
Planten 77
Wateropname door wortel
• De vaten in de jonge wortel liggen in de 'centrale cilinder' de buitenste laag van de cc is de endodermis (endo = binnen)
• Worteldruk is het stijgen van water met opgeloste stoffen in de houtvaten omdat de bandjes van Caspary terugstromen voorkomen (semi-permeabel).
• Worteldruk is niet groot (uitz. berken in voorjaar)
Planten 78
Planten 79
Rekenen met mol en molair bij osmoseTijdens een osmosepracticum heeft een leerling de osmotische waarde van bietenstaafjes bepaald met behulp van verschillende concentraties NaCl, de osmotische waarde bleek 0,25 molair te zijn.In een vervolgonderzoek wil deze leerling bepalen of andere oplossingen met dezelfde osmotische waarde een zelfde soort effect hebben op deze bietenstaafjes.De leerling maakt daarom van vier verschillende stoffen een oplossing van 1 liter met een osmotische waarde van 0,25 molair.De vier stoffen zijn;- glucose- Natriumacetaat (NaCH3COO)- Calciumchloride- Natriumchloride (als controle) 8 Bereken hoeveel gram de leerling van elke stof moet oplossen in 1 liter gedestilleerd water om aan een osmotische waarde van 0,25 molair te komen.