Plan van Transformatie ENCI-gebied Contourennota...steen per 1 januari 2015 en het verbinden van...
Transcript of Plan van Transformatie ENCI-gebied Contourennota...steen per 1 januari 2015 en het verbinden van...
Plan van Transformatie ENCI-gebied
Contourennota Vastgesteld op 1 juli 2009
Voor u ligt de Contourennota van het Transformatieproject voor het ENCI-gebied,
op 1 juli 2009 vastgesteld door de Stuurgroep. In deze Contourennota staan de
hoofdlijnen van het Plan van Transformatie zoals we die op dit moment zien.
Een concept van de Contourennota hebben wij voorgelegd aan de omgeving en
vele organisaties in en om Maastricht. Er zijn ruim 30 reacties ingediend, die op
hoofdlijnen zijn samengevat in hoofdstuk 5 van deze Contourennota. Op de website
www.encitransformeertnu.nl zijn alle reacties integraal terug te vinden.
De reacties laten zien dat er op hoofdlijnen overeenstemming is over de inrichting
voor het gebied, met uitzondering van het (ongewijzigd) voortbestaan van het be-
drijventerrein. Uit de consultatie zijn wensen, ideeën en kritiekpunten naar voren
gekomen, waar we op dit moment nog niet op kunnen reageren. Dit komt omdat
veel zaken pas in de maanden ná deze Contourennota, in de zogenaamde uitwer-
kingsfase, duidelijk zullen worden.
Verder heeft een commissie van deskundigen een advies uitgebracht over de Con-
tourennota, dat te vinden is in bijlage 4. De commissie spreekt waardering uit over
het proces tot nu toe en adviseert om dit op dezelfde wijze voort te zetten. De com-
missie constateert verder dat deze contourennota nog de nodige uitwerking vraagt.
Zoals wij ook bij het concept van de Contourennota hebben aangegeven, is de nota
op een aantal plaatsen vrij concreet. Wij hebben dit bewust gedaan om het stuk
levendig en leesbaar te maken en u een zo goed mogelijke voorstelling te geven
van de richting die wij zouden willen inslaan. Op een aantal plaatsen hebben wij in
kadertjes voorbeelden gegeven van ontwikkelingen, zonder dat er concrete beslui-
ten of afspraken aan ten grondslag liggen. Hier en daar zijn ook veel en verschillen-
de mogelijke activiteiten genoemd. Dit zijn slechts mogelijkheden, waaruit nog een
keuze moet worden gemaakt.
In de komende maanden zullen de hoofdlijnen uit deze Contourennota worden uit-
gewerkt tot het uiteindelijke Plan van Transformatie. In deze uitwerkingsfase zullen
wij uw inbreng en het advies van de commissie van deskundigen uiteraard ter harte
nemen. Ondanks het feit dat de zogenaamde creatieve fase in het project voorbij is,
is er in de uitwerking zeker nog ruimte voor creativiteit.
De stuurgroep
Pagina 2
Voorwoord
Pagina 3
1. Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 29 februari 2008 heeft de Werkgroep Sint Pietersberg Adembenemend een
burgerinitiatief ingediend bij Provinciale Staten. Het burgerinitiatief roept op zo snel
mogelijk te stoppen met de winning van mergel en te beginnen met de herstructu-
rering van het gebied.
Naar aanleiding hiervan hebben Provinciale Staten op 18 april 2008 een motie
aangenomen, waarin zij Gedeputeerde Staten oproepen om zo snel mogelijk een
POL-aanvulling te maken, met als inzet de beëindiging van de winning van kalk-
steen per 1 januari 2015 en het verbinden van voorwaarden aan de winning tot die
datum.
Sindsdien is er het een ander gebeurd: een tweede burgerinitiatief van de mede-
werkers van ENCI, een 24-uurssessie over het ENCI-gebied onder leiding van Jo
Coenen en een advies van de gemeenteraad van Maastricht van 21 oktober 2008.
De gemeenteraad adviseert om voor 1 januari 2010 een plan van transformatie te
maken in overleg tussen ENCI, gemeente en provincie. Op basis van dit plan kan
de definitieve einddatum van de kalksteenwinning vastgesteld worden in de perio-
de 2015 – 2020.
Heidelberg Cement-ENCI, gemeente Maastricht en de provincie Limburg zijn op 15
december 2008 overeengekomen om een gemeenschappelijk Plan van Transfor-
matie te maken voor de ENCI-groeve en het ENCI-bedrijfsterrein.
In de op 6 maart 2009 vastgestelde POL-aanvulling beëindiging kalksteenwinning
Sint-Pietersberg en de ontgrondingsvergunning van 10 maart 2009 is een koppe-
ling gelegd met het Plan van Transformatie.
1.2 Het proces richting Plan van Transformatie tot nu toe
Het proces naar het Plan van
Transformatie bestaat uit drie fa-
sen:
Een creatieve fase (Dromen) van 2
maanden waarin een klein aantal
toekomstvarianten worden ontwik-
keld voor de groeve en het bedrij-
venterrein. Deze fase heeft geleid
tot een Variantenschets.
Een keuzefase (Denken) van 3
maanden waarin een keuze wordt
gemaakt voor een voorkeursvari-
ant. Deze variant wordt vervolgens
op hoofdlijnen geschetst in de
Contourennota.
Een uitwerkingsfase (Doen) van 5 maanden waarin de voorkeursvariant wordt uit-
gewerkt in een Plan van Transformatie en een samenwerkingsovereenkomst om
dit plan te realiseren.
De afbeelding hiervoor geeft het proces tot aan het Plan van Transformatie weer. Er
is sprake van een interactie tussen het interne proces (Heidelberg Cement-ENCI,
gemeente, provincie, Natuurmonumenten) en het externe proces
(belangengroepen, omwonenden, overig Maastricht).
1.3 De keuzefase: criteria en proces op hoofdlijnen
Het externe proces heeft veel waardevolle ideeën opgeleverd. Er is ook veel infor-
matie naar voren gekomen over de waarden en kwaliteiten van het gebied en de
wensen over de inrichting. In de keuzefase wordt uit de reeks van ideeën, randvoor-
waarden en wensen en aan de hand van geformuleerde criteria (zie verder hoofd-
stuk 3) een ‘contour’ van het transformatieplan samengesteld. In onderstaande
afbeelding is het proces voor de keuzefase op hoofdlijnen weergegeven.
In de contourennota wordt de contour van het eindbeeld geschetst, met een contour
van de uitvoering daarbij. Het geeft ook aan wat er in de komende periode nog
moet gebeuren om te komen tot een concreet Plan van Transformatie en een sa-
menwerkingsovereenkomst voor de uitvoering hiervan.
De stuurgroep heeft de conceptcontourennota op 14 april 2009 vrijgegeven voor
inspraak en discussie. Gedurende vier weken kon een ieder schriftelijk advies en
commentaar geven op de contourennota. Op 20 april 2009 is een discussieavond
gehouden. De ontvangen reacties zijn vervolgens samen met de conceptcontouren-
nota aan een commissie van deskundigen aangeboden, die hierover een advies
heeft uitgebracht aan de project- en stuurgroep (bijlage 4).
1. Inleiding
Pagina 4
De commissie bestaat uit de volgende onafhankelijke deskundigen, onder leiding
van de voorzitter van de stuurgroep, Jan Mans:
Joan Muysken is hoogleraar macro-economie in Maastricht. Hij is de eerste hoog-
leraar - na bouwdecaan Wil Albeda - die aan de faculteit der economische weten-
schappen en bedrijfskunde werd benoemd. Hij is onder meer gespecialiseerd in
vraagstukken rond economische groei en de verklaring van ups en downs in een
economie.
Dirk Sijmons is Directeur H+N+S, landschapsarchitect, Nederlands eerste Rijks-
adviseur voor het Landschap. Dirk Sijmons studeerde af aan de TH-Delft faculteit
Bouwkunde, en was als planoloog werkzaam bij de ministeries van CRM en Land-
bouw en Visserij. Sinds 1989 is hij directeur van H+N+S BV Landschapsarchitec-
ten. Hij ontving in 2002 de grote Rotterdam-Maaskantprijs voor zijn verdiensten op
het gebied van theorievorming, publicaties, maatschappelijk debat en voorlichting
op het gebied van landschapsarchitectuur en stedenbouw.
Ben Crombaghs: Directeur van het adviesbureau NatuurBalans-LimesDivergens
in Nijmegen. Crombaghs heeft ervaring met mergelgroeve ’t Rooth en groeve Blom
en kennis van processen in kalkgroeven. Het bureau richt zich o.a. op ecologische
waardering van natuur- en landschapswaarden en effectvoorspelling van ingrepen.
De commissie wordt voorgezeten door Jan Mans, tevens de onafhankelijke voorzit-
ter van de Stuurgroep Plan van Transformatie. Jan Mans was onder meer burge-
meester van Meerssen, Kerkrade en Enschede.
Op 1 juli 2009 heeft de stuurgroep de contourennota vastgesteld.
1. Inleiding
Pagina 5
2.1 Algemeen
Er is op hoofdlijnen een brede overeenstemming te constateren over het gewenste
eindbeeld voor de groeve. De omgeving en de deskundigen binnen het project lij-
ken het er in meerderheid over eens te zijn dat de groeve in hoofdzaak natuur, met
recreatie, educatie, sport en cultuur als belangrijke nevenfuncties moet worden.
Voorzieningen (zoals horeca, cultuur e.d.) zijn gewenst, maar moeten het natuurlijk
beeld niet overheersen.
Over het eindbeeld voor het bedrijventerrein lopen de meningen uiteen. Een deel
van de omgeving heeft moeite met het blijven bestaan van het bedrijventerrein, in
ieder geval wanneer zware industrie mogelijk blijft. Sommigen hebben hier geen
problemen mee. Een transformatie op het bedrijventerrein van de huidige invulling
naar schone industrie (innovatie, duurzaamheid en differentiatie in bedrijven) vindt
men in het algemeen wel acceptabel.
Het gehele gebied, zowel de groeve als het bedrijventerrein, wordt ingedeeld in zo-
nes. Aan de noordzijde van het bedrijventerrein is (en blijft) een zone voor intensief
bedrijfsmatig gebruik (maalderij). Aan de noord- en westzijde van
de groeve is een zone voor stille natuur. In de tussenliggende zo-
nes wordt het gebruik richting groeve steeds minder intensief. Op
de kaart zijn de verschillende zones goed te zien.
Bij de indeling is vooral gekeken naar de gebruikswaarde van de
verschillende onderdelen in het gebied, oftewel welke functies zijn
daar mogelijk (in relatie tot bijvoorbeeld de bereikbaarheid, de fy-
sieke ruimte en functionaliteit gebouwen). Daarnaast is de bele-
vingswaarde van belang, oftewel de ontwerpkwaliteit (de inpassing
in de omgeving, de indeling van het gebied en de representativiteit
van gebied en bebouwing). Tot slot zegt de toekomstwaarde iets
over waardeontwikkeling en rendement van het gebied in de tijd.
De functies en de toegankelijkheid van delen van het terrein zullen
aanvankelijk, zolang de ENCI nog kalksteen wint en brandt, natuur-
lijk nog niet realiseerbaar zijn in de zones waar gewerkt wordt.
Hierbij moet nog een juiste fasering in beeld worden gebracht.
2.2. Bedrijventerrein
In de structuur van deze paragraaf wordt aansluiting gezocht bij de segmentatie van
bedrijventerreinen die in het Programma Werklocaties Limburg 2020 wordt gehan-
teerd.
Onderscheid wordt gemaakt in:
- gebruikswaarde: de mogelijkheden van het bedrijventerrein voor wat betreft type
activiteiten en functionaliteit;
- belevingswaarde: aspecten die te maken hebben met ontwerpkwaliteit en duurza-
me economische kwaliteit. Hier gaat het onder meer over de inpassing van het ter-
rein in zijn omgeving, de representativiteit en de lay-out van het terrein.
- toekomstwaarde: de waardeontwikkeling en het behoud van rendementen. Uit-
gangspunt is dat het beheer van het terrein, de aanwezigheid van voorzieningen en
de kwaliteit van het terrein in de toekomst geborgd worden.
2. De Contour
Pagina 6
Gebruikswaarde
ENCI blijft ongeveer 11 van de 33 ha bedrijventerrein, ook na het sluiten van de
groeve, gebruiken voor haar cementmaalbedrijf en haar handels-, logistieke en dis-
tributieve functies. De rest van het terrein (zo’n 22 ha) zal ENCI verhuren aan nieu-
we bedrijven.
Op het terrein moet een geleidelijke verschuiving en mutatie plaatsvinden van de
basic materials-activiteiten via manufacturing, trade en production services naar
consumer services. In gewoon Nederlands: de grondstoffenwinning en -verwerking
zal via de reeks maakindustrie, handel en zakelijke dienstverlening uiteindelijk op-
schuiven richting consumentgerichte dienstverlening. Dit veranderings– of transfor-
matieproces zal enige tientallen jaren duren.
De focus van ENCI richt zich in eerste instantie op:
* het huisvesten van cementgerelateerde activiteiten en het bieden van ruimte aan
groene maakindustrie en duurzame energieopwekking.
* ruimte voor innovatieve producten en kennisindustrie die kan bestaan uit architec-
tenkantoren, R&D, laboratoria e.d.;
Ongewilde concurrentie met de bestaande bedrijventerreinen in Maastricht moet
worden voorkomen. De specifieke sterke punten van het bedrijventerrein, die elders
in Maastricht niet aanwezig zijn, moeten maximaal worden benut.
Parkeren is op eigen terrein voorzien. Het terrein heeft één centrale
toegang, waardoor optimale veiligheid kan worden verzekerd voor be-
drijven, medewerkers en bezoekers. Gebouwen worden zodanig ont-
worpen dat zij voor een reeks van jaren gebruikt kunnen worden voor
verschillende bestemmingen.
Om dit van de grond te krijgen is het van belang dat er een
‘economische motor’ op het terrein aanwezig is, om de ontwikkelingen
op dit gebied aan te jagen en te sturen.
Het is de bedoeling dat op lange termijn een transformatie van het be-
drijventerrein plaatsvindt waarbij de aanwezige bedrijven elkaar ver-
sterken en het terrein een campusachtig karakter krijgt.
ENCI zal de haar ter beschikking staande faciliteiten, zoals de kade
met laad– en losfaciliteiten, in de markt aanbieden en met name bedrij-
ven willen aantrekken die gebruik maken van vervoer over water. Maar
ook zal de marktfocus zich richten of functies die gebruik maken van
de bestaande infrastructuur zoals de hoogwaardige elektriciteitsver-
deelstations of van de grote bedrijfshallen.
Belevingswaarde
Bij de transformatie van een bedrijventerrein wordt verder niet alleen
gekeken naar soorten bedrijvigheid, maar zeker ook naar het uiterlijk
van en de representativiteit van het terrein. Op het ENCI-terrein staan
gebouwen, waarvan bekeken moet worden of ze behouden kunnen
worden door middel van herbestemming en welke gebouwen gesloopt moeten wor-
den. De industrieel-cultuurhistorische waardering voor deze gebouwen peelt daarbij
een rol. Aan de nieuw te bouwen objecten worden hoge architectonische eisen ge-
steld. Daarnaast worden eisen gesteld aan duurzaamheid.
2. De Contour
Pagina 7
De lay-out van het terrein kenmerkt zicht door een gridstructuur, die zo nodig wordt
uitgebreid in de richting van de overgangszone en de groeve. Het terrein is gezo-
neerd: het meest noordelijk deel van het terrein blijft in gebruik voor de maalderij.
Vanaf daar wordt het gebruik in verschillende zones steeds minder intensief naarma-
te deze dichter bij de groeve liggen. Het gedeelte dat grenst aan de groeve is bijvoor-
beeld bedoeld voor creatieve bedrijven, (zakelijke) horeca (vergader- en trainings-
centra) en dienstensector. Aan de inpassing zal veel aandacht moeten worden be-
steed.
In de beleving en toegankelijkheid is het één open terrein geworden. De ontsluiting
van het terrein, overgangszone en groeve moet aantrekkelijk en uitnodigend zijn en
kwaliteit uitstralen. Waar deze hoofdontsluiting wordt gesitueerd, is afhankelijk van
de uiteindelijke uitwerking van het gebiedsplan voor het terrein.
Toekomstwaarde
Het bedrijventerrein zal voor de waardevastheid en het rendement op de gedane
investeringen uitgaan van de criteria van flexibel en duurzaam bouwen. ENCI heeft
in januari 2009 een interne ontwikkelingsmaatschappij opgezet, die onder de naam
ENCI-parkmanagement zorg draagt voor het dagelijks beheer van het terrein en haar
kwaliteitsbewaking. Deze organisatie draagt ook zorg voor het aanbieden van ver-
plichte services en facultatieve diensten.
De aanwezige infrastructuur zoals elektriciteitsverdeelcentra, watervoorziening, hoge
druk gas, weegbrug en wasstraat voor voertuigen, zullen ook door parkmanagement
aan de bedrijven en instellingen worden aangeboden. ENCI parkmanagement rekent
het tot haar taak om een duurzame koppeling van energie en productstromen tot
stand te brengen tussen de op het terrein gevestigde bedrijven . Het parkmanage-
ment zal ook zorgen voor het beheer en exploitatie van de parkeerplaatsen.
2. De Contour
Pagina 8
Zo zal bijvoorbeeld onder de naam ‘ENCI-bedrijvenpark Maastricht’ een terrein ontstaan, waar creativiteit
en innovatie samengaan met productie. Het bedrijventerrein is een mengeling van oude, cultuurhistorisch
waardevolle, maar functionele gebouwen en nieuwe gebouwen van hoge architectonische kwaliteit en re-
presentatie, die passen in dit bijzondere gebied. Voor nieuwbouw worden consequent duurzaamheidsprin-
cipes toegepast, er worden hoge eisen gesteld aan isolatie en er worden eisen gesteld aan het materiaal-
gebruik (IFD: Industrieel Flexibel en Demontabel bouwen). Gebouwen worden verwarmd en gekoeld mid-
dels warmtekoude technologie. Daken worden voorzien van zonnecollectoren en ramen zijn georiënteerd
op de zon.
2.3 De overgangszone
Gebruikswaarde
Op de rand van groeve én bedrijventerrein, meer specifiek in het gebied rond de
oven tot en met de groevewand, bevindt zich de zogenaamde ‘overgangszone’. In
deze zone zijn verschillende functies mogelijk:
* lichte bedrijvigheid, zoals businesscentra, voor startende ondernemers, creatieve
beroepsbeoefenaren, opleidingscentra en R&D-activiteiten;
* Bepaalde vormen van kunst/cultuur(historie), toerisme en recreatie, zoals
verblijfsaccommodatie (al of niet met welness), horecavoorzieningen, zoals
restaurants en/of theetuinen, en (out-door)sport en leisure.
In de uitwerking van het gebied zal de ‘zonering' van gebruik voor extensieve
functies tot intensiever gebruik verder worden geconcretiseerd. Niet alle genoemde
functies zullen overigens in het gebied passen.
Parkeren is op een aantal plaatsen geconcentreerd. Op bedrijventerrein en in de
overgangszone is alleen gemotoriseerd verkeer toegestaan voor laden, lossen en
onderhoudsactiviteiten.
Belevingswaarde
Een veelgehoorde, maar ambitieuze, wens is de vestiging van (een of) het
natuurhistorisch museum uit de binnenstad van Maastricht. In combinatie met
verblijfsaccommodatie en de groeve zou dit kunnen zorgen voor een internationale
uitstraling. Een dergelijk object moet voldoen aan zeer hoge eisen van architectuur,
moet duurzaam zijn en zeer goed geïntegreerd worden in haar omgeving.
De lay-out van de overgangszone sluit desgewenst aan op de gridstructuur van het
bedrijventerrein. Daardoor worden bedrijventerrein én overgangszone één in de
beleving. Men gaat over van de ene zone in de andere zonder dat dit schoksgewijs
verloopt. Hierin ligt een grote uitdaging voor het stedenbouwkundig ontwerp.
In de beleving zal de overgangszone een openbaar toegankelijk, parkachtig geheel,
moeten worden ,dat functioneert als een scharnier tussen Maas, verkeer,
bedrijvigheid en de natuur, die centraal staat in de groeve. De gebouwen in de zone
worden architectonisch vormgegeven, ofwel één met de natuur, ofwel als
eyecatcher. De daken van de gebouwen zorgen voor de productie van energie en
dienen eventueel als uitkijkpunt voor bezoekers. De inrichting van de overgangszone
heeft een hoog ambitieniveau ten aanzien van architectuur en beleving.
2. De Contour
De Museum-Brasserie Bér is dus dé plek om iets te weten te komen over de natuurhistorie en (geologische) ge-
schiedenis van het gebied, maar ook om wat te eten, te drinken en te brainstormen. In het museum kan men bij-
voorbeeld ook een jong-geologen-kit ter beschikking stellen, waarmee de jeugd zelf fossielen kan gaan zoeken.
Kortom: jong op avontuur en ontdekkingsreis.
Cultuur- en ateliertempel “Ainsi II“ (uitgesproken als ANSI) zal een plaats in de overgangszone kunnen krijgen,
evenals het nieuwste incubator-bedrijvencentrum van LIOF Bedrijvencentra BV.
Pagina 9
De overgangszone staat in directe verbinding met de groeve via natuurlijke
verbindingen zoals paden, wegen en trappen. Vanuit deze zone worden
bijvoorbeeld natuuractiviteiten georganiseerd en de zone dient dan als vertrekpunt
voor wandel-, fiets- en adventureroutes. In dit gebied kunnen ook sport en leisure
een plaats krijgen, zoals atletiek, fitness en out-doorsporten. Het grottenstelsel, dat
vanuit de overgangszone (mogelijk) toegankelijk wordt gemaakt, herbergt vele
prachtige kunstwerken in de vorm van muurtekeningen en schilderingen en in de
mergel uitgehouwen sculpturen.
De overgangszone is een economische ontwikkelingszone, die door de
investeerders gewild is vanwege het unieke parkachtige karakter dat een symbiose
vormt met de natuurbeleving van de groeve. Uit de exploitatie van deze zone
kunnen financiële middelen worden gegenereerd voor het gebied. Deze middelen
kunnen bijvoorbeeld dienen als aanvullende dekking voor de kosten van de
exploitatie van de groeve.
Toekomstwaarde
Om de waardevastheid en de rendementen van de investeringen in de
overgangszone te borgen is het van groot belang dat er een beheerorganisatie
komt. Indien gekozen wordt voor het oprichten van een ontwikkelingsmaatschappij
voor de ontwikkeling en exploitatie van de overgangszone, kan een van de
afwegingen zijn om dit beheer in handen te leggen van de nieuwe eigenaar van de
groeve, in handen te leggen van ENCI parkmanagement of voor een andere
constructie te opteren..
2. De Contour
Pagina 10
2. De Contour
2.4 De groeve
De contour voor de groeve gaat uit van een natuurlijke inrichting. Door natuurlijke
processen in dit grote gebied vrij haar gang te laten gaan en door de unieke uit-
gangssituatie van bodem en hellingen, ontstaan mogelijkheden voor waardevolle
en zeldzame planten en dieren. Omdat het gebied groot is en gevarieerd, zijn op
bepaalde plaatsen in de groeve ook andere activiteiten mogelijk, zij het met een
relatie tot de natuur.
De hoofdfunctie is dan ook natuur, maar daarnaast (recreatieve) natuurbeleving
in verschillende vormen. De groeve is verdeeld in zones, waarbij maximale varia-
tie is gezocht in nat-droog-omstandigheden, expositie (zon-schaduw), rust voor
natuur maar ook ruimte voor avontuur, hoogteverschillen en soort ondergrond.
De oehoevallei is aangemerkt als rust- en stiltegebied, slechts toegankelijk voor
natuurstudie en observatie. De rotswand tussen vallei en het overige deel van de
groeve wordt gehandhaafd. De aangesneden gangen zijn vakkundig gesloten en
slechts beschikbaar voor natuurontwikkeling. Op de plateaurand worden een ob-
servatiepunt en kijkhut aangelegd. De bosvege-
tatie wordt deels verwijderd, zodat schrale en
kalkminnende kruidenvegetaties kunnen ont-
staan. In de rotswanden worden nog enkele ri-
chels en holten gegraven als potentiële nest-
plaats voor o.a de oehoe, raven of kauwen.
In het meest westelijk en noordelijk deel
(bekeken vanuit het zuiden) vindt de echte na-
tuurbeleving plaats op eenvoudige paadjes of
wadend door het water in een kloof, eventueel
onder leiding van natuurgidsen. Mogelijk dat zelfs
een deel van het gangenstelsel wordt openge-
steld. Op enkele plekken staan natuurobservatie-
hutten waar men in stilte kan genieten van de
unieke natuur in dit gebied. Onderzoek naar geo-
logische lagen en fossielen gebeurt op verschillende, daarvoor aangewezen plek-
ken in het gebied.
Het middengebied van de groeve is vrij toegankelijk op de paden. Hier kan men
genieten van de natuur op een avontuurlijke manier, bijvoorbeeld via touwbrug-
gen, langs steile taluds, trappen langs de wand en verschillende uitkijkplatforms.
Hier kunnen ook sportieve paden, als onderdeel van een route buiten de groeve,
worden aangelegd.
Nabij de oostwand (ook weer bekeken vanuit het zuiden), in het laagste deel van
de groeve, kan op natuurlijke wijze een uniek zwemwater worden gerealiseerd
van enkele meters diep en evt. voorzien van een drijvend platform. In het over-
gangsgebied naar de overgangszone kunnen outdooractiviteiten worden gereali-
seerd, zoals een klimwand. In dit deel van de groeve kunnen evenementen die
betrekking hebben op natuur en natuurbeleving plaatsvinden.
Pagina 11
De groeve heeft een natuurlijk beeld met hier en daar een architectonisch vormge-
geven voorziening (platform, trap) ten behoeve van de beleving van de groeve.
Droge, ruwe steile kliffen met verschillende hoogten, steilten en exposities (zon/
schaduw) al dan niet gekoppeld aan de wand van de groeve wisselen zich af met
kalkplateau’s, bulten en taluds. Uitsijpelend grond- en regenwater loopt via verschil-
lende terrassen met meertjes en poelen naar een ‘natuurlijk’ meer.
Een gedeelte van het water stroomt langs de westwand door een canyon richting
kalkmoerassen waarna het op natuurlijke wijze afgevoerd wordt. Grazige en krui-
denrijke vegetaties wisselen zich af met struweel en op enkele plekken ontstaat
bos. Er is uitbreiding van kalkgrasland- en kalkrotsvegetaties voorzien, omdat die in
het huidige Natura 2000-gebied niet of nauwelijks te realiseren zijn.
De ontsluiting van de groeve vindt op meerdere plekken plaats, ieder met een eigen
kwaliteit, eventueel met gebruik van architectuur. Zie hierna in het onderdeel
‘verbindingen’.
In deze paragraaf zijn veel mo-
gelijke activiteiten en gebruiks-
vormen voor in de groeve ge-
noemd. Het zijn echter slechts
voorbeelden. In de volgende
fase van het proces worden de
inrichting en het gebruik van
de groeve verder uitgewerkt en
worden keuzes gemaakt. In dit
kader wordt ook nadrukkelijk
aandacht besteed aan de vei-
ligheid in en rond de groeve.
2.5 Verbindingen naar de omgeving
Het gebied is van diverse zijden goed ontsloten: er zijn doorgangen door het bedrij-
venterrein naar de voormalige groeve waarlangs gewandeld kan worden.
De andere zijden van de groeve zijn ontsloten door bij voorkeur monumentale trap-
pen of een slingerend toegangspad. Er kan zowel om de groeve worden gelopen
als er doorheen.
Vanuit het noorden wordt de groeve benaderd over de Luikerweg. Deze route splitst
zich vervolgens:
- Links loopt de route naar hoeve Lichtenberg. Vanaf de hoeve kan men met een
deels ondergrondse trap afdalen in de groeve om de wandeling voort te zetten over
een pad dat zowel over als onder de rand van het voormalige bedrijfsterrein voert,
de zogenaamde overgangszone.
2. De Contour
Pagina 12
- Rechts buigt de Luikerweg naar de huidige wandelroute door het ENCI bos, bo-
ven langs de groeve. Hier worden (1 of 2) architectonisch vormgegeven uitzichts-
punten aangelegd. Vanaf deze route daalt de Luikerweg met een brede uitzichts-
trap in de groeve. Met een brede boog loopt het pad
verder dalend over steeds lager wordende kalksteenter-
rassen, begeleid door een waterstroom, met stroomver-
snellingen over de terrasranden.
Voor recreatieve fietsers is een passende, grensover-
schrijdende structuur gemaakt. Aan de zuidkant van de
groeve wordt, bovenlangs, een fietsroute aangelegd in
oostelijke en in westelijke richting, zodat fietsers de Sint-
Pietersberg kunnen ‘oversteken’. De Hoge Kanaaldijk
wordt verbonden met de Mergelweg in het Jekerdal.
Onderzocht wordt of de busverbindingen met Maastricht
kunnen worden aangepast aan de nieuwe situatie. Ook
zullen andere verbindingsvormen via land en water on-
derzocht worden.
2. De Contour
Pagina 13
Bij voorkeur zal (al of niet in het fietsseizoen) een veerpont voor de aansluiting op het Heuvelland zorgen.
Horecavoorzieningen in de overgangszone en/of ergens anders in het gebied, vormt dan een aantrekkelij-
ke panoramische pleisterplaats. Bezoekers kunnen parkeren op de parkeerplaats bij Chalet Bergrust aan
de Luikerweg, die wordt verruimd en verbeterd. Een andere voorziening wordt op het bedrijventerrein van
ENCI en/of de overgangszone gerealiseerd. Van hier uit kan men op weg naar de wandelroutes, de recre-
atie- en horecavoorzieningen (en evt. het museum) in de overgangszone en/of voor een bezoek aan de
Observant met een trap en/of een kabelbaan. Vanaf hier wordt de Observant bereikbaar via een trap en /
of kabelbaan. Parkeervoorzieningen voor het personeel van nieuwe economische activiteiten wordt binnen
de (nieuwe) bebouwing opgelost in inpandige (bovengrondse) parkeerlagen, dan wel een innovatief
gebouwd centraal parkeergebouw.
Omdat het gebied ook aantrekkelijk is voor mensen uit de richting van Luik, zou met TEC kunnen worden
onderzocht of de frequentie van de lijn Maastricht – Luik in de spits kan worden verhoogd. Aanvullend rijdt
Veolia (bij voldoende passagiersaanbod en na uitbreiding van de lijn) bijvoorbeeld via een lus over het be-
drijventerrein ieder half uur naar het station.
Met Rederij Stiphout of andere aanbieders wordt de mogelijkheid van een bezoek aan de groeve of voor-
zieningen in de overgangszone over water onderzocht. Dit kan evt. aansluiten op de huidige Stiphoutlijn
van het centrum naar Casino Slavante. Hiervoor is wel een extra aanlegvoorziening aan de zuidgrens van
het ENCI terrein en de aanleg van een oversteekplaats nodig.
Een watertaxi, met fietsvervoer, tussen de haven van de Pietersplas en het ENCI-terrein is ook denkbaar.
Dit zorgt voor een verbinding met de zuidelijke wijken van Maastricht en voor een fietsverbinding tussen het
Heuvelland, Eysden en de Pietersberg. Het is wenselijk om de nieuwe aanlegvoorziening zo vorm te geven
2.6 Contour uitvoering
2.6.1 organisatie
Bedrijventerrein
Voor de transformatie van het Bedrijventerrein richt ENCI zelf een Ontwikkelings-
maatschappij op. Deze gaat verder over het bedrijventerrein en richt deze in volgens
de hierboven aangegeven uitgangspunten (zonering, gridstructuur, soorten bedrijven
enz. enz.). Voor het beheer wordt dan (bijvoorbeeld) een BV opgericht.
Groeve en overgangszone
Voor de overgangszone zal een gemeenschappelijke organisatie worden opgericht
die voor het beheer en exploitatie moeten zorgen. Het doel van deze organisatie is
het genereren van voldoende baten waarmee de voorzieningen (paden, uitkijkpunten
en dergelijke) goed onderhouden kunnen worden. Ook moeten er baten komen die
activiteiten gericht op natuur, recreatie en cultuur in de groeve en het overgangsge-
bied kunnen ondersteunen. Natuurmonumenten zal als (beoogd) toekomstig eige-
naar voor het beheer van de natuur in de groeve zorgen.
2.6.2 financiering
Bedrijventerrein.
Dit is een aangelegenheid van HC-ENCI. Zolang er sprake is van het uitoefenen van
activiteiten door HC-ENCI blijft het bedrijventerrein in haar bezit en draagt zij de ver-
antwoordelijkheid voor de exploitatie en instandhouding.
Overgangszone
De overgangszone heeft een nog te bepalen omvang. Nadat deze bouwrijp gemaakt
is kan de exploiterende organisatie de gronden verpachten of verkopen voor voorzie-
ningen op het gebied van horeca en diensten.
Groeve
Er zijn aanmerkelijke bedragen gemoeid met de realisatie van voorzieningen, het
beheer van het natuurterrein en het behoud van het culturele en natuurhistorische
erfgoed in met name de groeve. Een deel van deze voorzieningen kan op eigen
kracht worden gerealiseerd, maar er zijn ook onderdelen die niet bedrijfseconomisch
rendabel te realiseren zijn. Dit betreft bijvoorbeeld de recreatieve voorzieningen als
uitkijkplatforms, trappen en dergelijke. De eindafwerking van de groeve is voor reke-
ning van ENCI en staat los van het moment van beëindiging van de kalksteenwin-
ning. Op grond van de ontgrondingsvergunning is dit de verantwoordelijkheid van de
ontgronder.
2. De Contour
Voor de groeve kan bijvoorbeeld een holding worden opgericht, waarin ENCI, Natuurmonumenten, Ge-
meente en Provincie deelnemen. Onder deze holding hangen twee werkmaatschappijen:
1. een BV voor de overgangs- (of ontwikkelings-)zone, die als taak heeft deze zone bedrijfeconomische
te ontwikkelen en te exploiteren. Deze vennootschap moet zorgen voor voldoende financiële baten, die
dienen ter dekking van de exploitatie kosten van het beheer van de groeve;
2. een BV voor het beheer van de groeve.
Pagina 14
In dit kader zorgt ENCI voor het zogenaamde ‘omgekeerde gebouw’ (term afkomstig
uit de 24-uurssessie o.l.v. Jo Coenen), oftewel een groeve die klaar is om te worden
ingericht. Het globale programma van eisen dat hiervoor nodig is, wordt in de uitwer-
king van deze contourennota opgesteld en zal leidend zijn voor de winning in de ko-
mende jaren.
2. De Contour
Pagina 15
2. De Contour
Pagina 16
2.6.3 Globaal programma van eisen
In een globaal programma van eisen moeten de volgende onderwerpen worden
geregeld:
- wensen en randvoorwaarden;
- Een eindontwerp van de ‘ruwbouw’ van de groeve met een visie op de inrichting
daarvan;
- Het grondwerk volgens het gewenste eindbeeld, inclusief het afgraven van wan-
den, aanvullen, grondwerk voor recreatieve voorzieningen (uitgraven wanden voor
trappen en toegangspaden);
- Bouw van enkele nog architectonisch vorm te geven recreatieve voorzieningen:
monumentale trappen, uitgegraven entrees, uitzichtsplatforms en de ruwbouw voor
een museum-brasserie.
Bijdrage voor andere/extra recreatieve, culturele, cultuurhistorische en geologische
voorzieningen dan wel voorzieningen waar geen private partijen voor geïnteres-
seerd kunnen worden, zullen moeten worden gefinancierd uit de exploitatie van de
overgangszone en/of uit bijdragen van derden (overheid e.d.).
- een fasering van de uit te voeren werkzaamheden.
Voor de rol van de overheid (gemeente en provincie) wordt gedacht aan:
- deelname in de ontwikkelingsmaatschappij voor het bedrijventerrein;
- financiële deelname in de Holding Maastricht Park BV;
- zorg voor de fysieke ontsluiting buiten de groeve;
- indien en voor zover mogelijk: verbetering van het openbaar vervoer van en naar
het gebied;
- met HC/ENCI, AINSI (financieel) deelnemen in de marketing van het gebied;
- zorg voor het museumdeel van de museum-brasserie.
Natuurmonumenten is beoogd eigenaar en terreinbeheerder. Haar financiële ver-
antwoordelijkheid in het transformatieproces is beperkt.
Daarnaast zijn de middelen als terreinbeheerder
beperkt en zijn er als vereniging ook maar be-
perkte mogelijkheden om de inkomsten te ver-
groten. Wel kan Natuurmonumenten in de voor-
waardenscheppende sfeer veel betekenen. Zij
kan als terreineigenaar in meer of mindere mate
recreatieve ontwikkelingen toestaan of laten ont-
wikkelen (binnen de wettelijke kaders van een
natuurgebied, uiteraard).
Er wordt dan ook van Natuurmonumenten vooral
medewerking gevraagd voor het realiseren van
recreatieve, educatieve en culturele voorzienin-
gen als wandel- en hardlooppaden en horecavoorzieningen op de randen van de
groeve. Ook wordt een actief promotiebeleid gevraagd.
Pagina 17
3.1 Algemeen
In het vorige hoofdstuk is contour van de eindsituatie geschetst. In dit hoofdstuk
staan de criteria, waaraan het eindbeeld uiteindelijk moet voldoen. In deze projectfa-
se kan echter nog niet aan de criteria getoetst worden omdat wij bijvoorbeeld nog
niet genoeg inzicht hebben in de exacte meerwaarde van het project (criterium 1) en
de financiële haalbaarheid (onderdeel van criterium 3). In de volgende projectfase zal
de toetsing plaatsvinden.
Criterium 1: het Transformatieplan moet een duidelijke toegevoegde waarde
hebben ten opzichte van beëindiging van winning en productie in 2015.
De overheden zullen alleen instemmen met verlenging van de winning en klinkerpro-
ductie na 2015 als het Transformatieplan daartoe aanleiding geeft. Dit geldt ook voor
de omwonenden: er kan alleen een mate van draagvlak ontstaan als duidelijk is dat
het Transformatieplan een duidelijke meerwaarde heeft ten opzichte van beëindiging
in 2015. De totale meerwaarde moet het liefst lokaal en regionaal zijn. Gelet op de te
verwachten functies betekent dit concreet dat er sprake moet zijn van een totale
meerwaarde die bestaat uit de som van een aantal afzonderlijke elementen, zoals;
• Een ecologische meerwaarde, bijvoorbeeld: meer variatie in habitats, betere kan-
sen voor kwetsbare soorten, enz.;
• Recreatieve meerwaarde, bijvoorbeeld; een betere ontsluiting, meer mogelijkheden
voor recreatief gebruik, andere vormen van recreatie (passend bij natuur), betere
recreatieve zonering en voorzieningen;
• Economische meerwaarde, bijvoorbeeld: meer kansen voor werkgelegenheid, nieu-
we vormen van economische bedrijvigheid, versterking van kansrijke sectoren;
• Duurzaamheid, bijvoorbeeld: duurzame productie, toekomstbestendige functies;
• Culturele, natuurhistorische en cultuurhistorische meerwaarde, zoals behoud van
cultuurhistorisch belangrijke elementen en natuurhistorische waarden.
Criterium 2: het Transformatieplan moet zoveel mogelijk recht doen aan de
waarden en kwaliteiten die de omgeving naar voren heeft gebracht.
De oogst van de Creatieve fase zal als globale leidraad dienen. De contouren van
het Transformatieplan (en het Transformatieplan zelf) zullen naast deze aangedra-
gen waarden worden gelegd en er zal worden getoetst in hoeverre deze tegemoetko-
men aan het ideale eindbeeld, zoals door de omgeving is geformuleerd.
Omwonenen hebben aangegeven dat het Plan van Transformatie uitdrukkelijk de
verlaging van de uitstoot van de oven in de resterende productiejaren in de afweging
moet betrekken.
Criterium 3: Het Transformatieplan moet ambitieus, maar haalbaar zijn.
De ambitie zit deels in criterium 1, de meerwaarde, besloten. Maar het plan moet ook
haalbaar zijn. Het moet zeker zijn dat de ambities ook kunnen worden waargemaakt,
voordat de mergelwinning en klinkerproductie mogen worden voortgezet.. Meer con-
creet betekent haalbaarheid dat het Transformatieplan:
• Moet passen in beleid en wet- en regelgeving;
• Technisch uitvoerbaar moet zijn;
• Financieel gedekt moet zijn (uit private en/of publieke middelen);
• Zowel draagvlak bij ENCI als bij provincie en gemeente moet hebben (o.a. voor wat
betreft de werkgelegenheid);
De uitvoering contractueel en/of anderszins beheersbaar moet zijn.
3. Haalbaarheid
De contour: een impressie op kaart
De contour: een impressie op kaart
4. Zienswijzen
4. 1 Zienswijzen op het concept van de Contourennota
In de periode 17 april tot en met 14 mei 2009 kon men een zienswijze indienen over
het concept van de Contourennota. Op 20 april 2009 is een discussieavond ge-
weest, waar verschillende mensen en vertegenwoordigers van belangenorganisa-
ties hun mondelinge zienswijze hebben gegeven of vragen hebben gesteld over de
inhoud van de contourennota.
In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van degenen die schriftelijk (of via e-mail)
hebben gereageerd. In bijlage 3 is een kort overzicht opgenomen van de reacties
tijdens de discussieavond.
Opmerking van de stuurgroep
Om de contourennota niet al te lijvig te laten worden hebben we er bewust voor ge-
kozen om de reacties te bundelen en samen te vatten. Op de website
www.encitransformeertnu.nl zijn de reacties integraal terug te vinden.
Het kan dus zijn dat bepaalde zaken of onderwerpen niet terugkomen in de samen-
gevatte reacties. Dit wil nadrukkelijk niet zeggen, dat wij hier niets mee doen. Er
zijn verschillende wensen, ideeën en kritiekpunten aangedragen, waar we op dit
moment nog niet op kunnen reageren. Dit komt omdat veel zaken pas in de komen-
de maanden, in de zogenaamde uitwerkingsfase, duidelijk zullen worden. Reacties
die betrekking hebben op deze fase zullen wij bij de uitwerking betrekken.
Wij zijn ons er verder van bewust dat in dit soort processen niet iedereen zich zal
kunnen vinden in het uiteindelijke resultaat. De gevoelens van teleurstelling en/of
waardering die in verschillende zienswijzen worden geuit hebben wij gezien en ons
ter harte genomen.
4.2 Algemeen beeld van de reacties
De zienswijzen laten zien dat er, met uitzondering van het voortbestaan van het
bedrijventerrein in zijn huidige vorm, op hoofdlijnen overeenstemming is over de
inrichting van het gebied. In de komende tijd moeten de contouren verder worden
gedetailleerd. Wensen, ideeën, kritiekpunten enz. die in de zienswijzen naar voren
zijn gekomen zullen wij, zoals gezegd ook als ze in de samenvatting van de ziens-
wijzen niet specifiek aan de orde zijn gekomen, hierbij betrekken.
De tekst van de contourennota is op onderdelen aangepast naar aanleiding van de
zienswijzen.
4.3 Samengevatte reacties
In dit deel vindt u onder punt a. tot en met h. een samenvatting van de reacties op
dat onderdeel. In cursief volgt een korte reactie van de projectgroep hierop.
a. een aantal indieners vindt het niet acceptabel dat ENCI ook na 2015 kalksteen
mag winnen. Dit leidt tot zgn. `badkuipvorming' en een langere overlast van geluid
en luchtverontreiniging. De groeve moet zo snel mogelijk openbaar toegankelijk
worden gemaakt, wat niet mogelijk is als ENCI langer mag graven.
Reactie: in de uitwerkingsfase zal moeten blijken of er meerwaarde te bereiken is
met het Plan van Transformatie en ENCI als gevolg daarvan langer mag winnen De
aangevoerde argumenten worden in deze afweging betrokken.
Pagina 20
4. Zienswijzen
Pagina 21
b. Een aantal indieners vindt het belangrijk dat er een goede toegang tot de groeve
komt, vanaf de Maas over het bedrijventerrein. Dit is ook van belang voor de bereik-
baarheid en bruikbaarheid van de zgn. overgangszone die immers een wezenlijk rol
moet krijgen. De groeve moet in zijn algemeenheid ook openbaar toegankelijk zijn.
Reactie: de wens van een goede en open entree wordt onderschreven. Van belang is
dat ENCI volledig eigenaar is van het bedrijventerrein. Zij zorgt bij de ontwikkeling van
het bedrijventerrein voor een passende en herkenbare ontsluiting van het achterliggen-
de gebied.
c. De combinatie van natuur (waaronder een oehoevallei), natuurbeleving en extensie-
ve recreatie voor de groeve spreekt de meeste mensen aan. Er is wel verschil van me-
ning over de soort voorzieningen, de concentratie daarvan en de intensiteit van het
voorgestelde recreatieve gebruik. Er moeten duidelijke keuzes worden gemaakt en de
natuurlijke processen moeten worden beschermd.
Sommigen vinden het jammer dat creatieve elementen uit de droomfase, zoals een
uitzichtpunt op de Obeservant, niet meer terugkomen.
Reactie: in de komende fase zal de inrichting van de groeve verder worden uitgewerkt,
onder andere door de werkgroep Groeve, waarvan Natuurmonumenten voorzitter is. De
verhouding tussen de natuur en de beleving van de natuur krijgt in die verdere uitwer-
king een duidelijke plaats. Overigens is er in deze fase zeker nog ruimte voor creativi-
teit.
Verder hebben we in de Contourennota mogelijke invullingen van het gebied willen
aangeven, zonder daarin een keuze te willen maken. Het is dus zeker niet de bedoeling
dat alle genoemde activiteiten ook een plaats moeten krijgen in de groeve, dan wel in
de overgangszone.
De lijn uit de contourennota en de ingediende zienswijzen is ons inziens helder: de
groeve zal een min of meer conservatieve inrichting krijgen. Omdat het gebied groot en
gevarieerd genoeg is, zijn op bepaalde, niet kwetsbare, plaatsen andere activiteiten
mogelijk.
d. Er moet nog de nodige aandacht worden besteed aan de ontsluiting van het gebied
in zijn geheel en de verbindingen en relaties met de wijde omgeving, zoals Kasteel De
Hoogeweerdt en het Dagstrand Oost-Maarland, het Jekerdal, België, en meer. In dit
kader worden genoemd: een pont over de Maas, een kabelbaan vanuit de stad, goede
fietsverbindingen en dergelijke. Overleg met België is absoluut noodzakelijk.
Reactie: het onderdeel ‘verbindingen’ in brede zin is, net als de overgangszone, wat
onderbelicht gebleven in de contourennota. Hiervan zijn wij ons bewust. Om tot een
goed plan van Transformatie te komen zal dit onderwerp nog de nodige aandacht krij-
gen. De werkgroep Verbindingen heeft hiertoe een opdracht vanuit de projectgroep ge-
kregen.
e. Enkele indieners hebben moeite met het blijven bestaan van het bedrijventerrein, in
ieder geval wanneer daarop zware industrie mogelijk blijft. Men vindt dat ENCI door zijn
houding ten opzichte van het bedrijventerrein geen of te weinig blijk geeft van commit-
ment in het hele proces.
Het economisch gewicht van het terrein mag niet doorslaggevend zijn. Bovendien levert
het terrein een belemmering voor het realiseren van stiltegebied en voor natuurontwik-
keling. Deze indieners zijn ook bang voor geluidoverlast en luchtverontreiniging.
Het handhaven van het bedrijventerrein wordt in strijd geacht in strijd met het tweede
4. Zienswijzen
criterium (draagvlak omgeving) en de opmerking in de contourennota dat er "brede
overeenstemming bestaat over het gewenste eindbeeld voor de groeve en het be-
drijventerrein".
Een transformatie tot een ander soort bedrijventerrein zien sommigen als een even-
tueel alternatief, net als het verplaatsen van alle bedrijvigheid naar een van de an-
dere bedrijventerreinen in Maastricht.
Overigens is er ook een zienswijze waarin juist wordt betreurd dat het terrein niet
voor ‘gewone’ industrie beschikbaar blijft en zijn er zienswijzen waarin nadrukkelijk
wordt gepleit voor werkgelegenheid.
Reactie: in de Contourennota is inderdaad aangegeven dat er brede overeenstem-
ming is. Dat dit niet opgaat voor het bedrijventerrein is, gezien de reacties op dit
punt, correct. Feit is dat ENCI eigenaar en exploitant is van het terrein. Het streven
is om ook op het bedrijventerrein een transformatie te realiseren. De werkgroep
bedrijventerreinen zal aan de slag gaan met een mogelijke invulling van het bedrij-
venterrein, waarbij gekeken wordt naar een zonering van zwaardere naar lichtere
types bedrijven. Dit doet ook recht aan de wens van de provinciale en gemeentelij-
ke politiek om te zorgen voor werkgelegenheid.
Het verplaatsen van het bedrijventerrein in zijn geheel is nu geen realistische optie.
f. De overgangszone wordt onderbelicht: de omvang/locatie (bij voorkeur op het
bedrijventerrein en niet in de groeve), de mogelijk functies en activiteiten, de relatie
tot bedrijventerrein en groeve en de organisatie moeten beter worden uitgewerkt.
Reactie: meerwaarde (criterium 1) ontstaat in beginsel door alle (positieve) zaken
die niet op gang komen of zouden zijn gekomen zonder het Plan van Transformatie.
Cruciaal is in dit verband de overgangszone en alle activiteiten daarin. Uitgangs-
punt is dat de overgangszone een deel van het huidige bedrijventerrein en een deel
van de aangrenzende groeve omvat.
Naast de werkgroepen groeve, bedrijventerrein en verbindingen is er een aparte
werkgroep overgangszone ingesteld, die net als de andere werkgroepen een con-
crete opdracht heeft gekregen om in de komende tijd aan de slag te gaan met de
uitwerking van de contourennota voor dit gebied.
g. De contouren zijn alleen op hoofdlijnen getoetst aan de criteria, die in de Contou-
rennota zijn aangegeven. Het is dus niet duidelijk of de contouren realistisch en
haalbaar zijn.
Reactie: er is inderdaad op hoofdlijnen getoetst. In de komende tijd gaan de werk-
groepen verder met de uitwerking van de contourennota, waarbij de toetsingscrite-
ria uiteraard betrokken worden en realisme en haalbaarheid moeten worden aange-
toond.
h. Het merendeel van de reacties is positief over het proces tot nu toe. Dit betekent
overigens niet automatisch dat iedereen zijn/haar inbreng uit de creatieve fase in de
Contourennota herkent. Er zijn mensen teleurgesteld dat hun reactie niet is meege-
nomen, bijvoorbeeld over de invulling van het bedrijventerrein.
Reactie: de stuurgroep realiseert zich dat niet iedereen zich herkent in de contou-
rennota. De Contourennota is min of meer de grootste gemene deler van de inge-
brachte ideeën.
Pagina 22
In de komende ‘uitwerkingsfase’, die een periode van ca. 5 maanden beslaat, wor-
den verschillende zaken nader uitgewerkt en uitgezocht.
Acties in deze uitwerkingsfase zijn in ieder geval:
• Het opstellen van een gebiedsplan (inclusief zonering) voor het bedrijventerrein:
• Het nader bepalen van de omvang, functies en indeling van de overgangszone;
• Het opstellen van een programma van eisen, een ontwerp en een bestekvoor de
groeve, leidend voor de verdere winning/afwerking;
• Een onderzoek naar de mogelijkheid (in technische en economische zin) en wen-
selijkheid om de emissie van verontreinigende stoffen uit de oven verder te be-
perken dan op grond van de huidige milieuvoorschriften vereist is;
• Een onderzoek naar de potenties voor ecologie en opkwellend grondwater in de
groeve, wanneer langer gewonnen wordt dan tot 2015;
• Globaal uitwerken van de inrichting van het groevegebied;
• Het uitwerken van de organisatiestructuur:
• Het uitwerken van de financiering;
• Het bepalen van de einddatum van de kalksteenwinning;
• Het vastleggen van alle relevante zaken in een samenwerkingsovereenkomst.
De werkgroepen groeve, verbindingen en bedrijventerrein zullen de contourennota
verder concretiseren.Voor de overgangszone is een aparte werkgroep ingesteld,
die zich op dit specifieke gebied gaat richten.
Bij het uitwerken zal het advies van de commissie van deskundigen mede als lei-
draad dienen.
5. Van Contourennota naar Plan van Transfor-
matie
Pagina 23
a. beleid, wet- en regelgeving
Natuurbeschermingswet 1998
Het gebied ‘Sint-Pietersberg en Jekerdal’ is in Europees verband aangemeld als
Natura 2000-gebied, in verband met de aanwezigheid (en mogelijke uitbreiding) van
kalkgraslanden, heischrale graslanden en kalkrotsvegetaties en het leefgebied voor
diverse vleermuissoorten en de Spaanse Vlag (een dagvlinder). Het gebied omvat
het beschermd natuurmonument Sint- Pietersberg, een deel van het Jekerdal en de
Cannerberg en het gehele ondergrondse gangenstelsel, ook voor zover dit ligt bui-
ten de aangegeven oppervlaktebegrenzing. De ENCI-groeve ligt buiten het gebied,
met uitzondering van de Oehoevallei, die onderdeel is van het Natura 2000 gebied.
Activiteiten in en nabij een Natura 2000-gebied moeten worden getoetst aan de
invloed op de doelstellingen waarvoor het gebied is aangewezen. Plannen voor de
inrichting en het gebruik van de groeve en het bedrijventerrein mogen niet leiden tot
een aantasting van die doelstellingen.
Flora en Faunawet
In en direct om de groeve komen diverse dier- en plantensoorten voor die be-
schermd worden op grond van de Flora- en faunawet. Huidige en toekomstige acti-
viteiten in het gebied met een schadelijk effect op deze beschermde soorten zijn in
principe verboden. De Minister van LNV kan in bepaalde gevallen en onder bepaal-
de voorwaarden een ontheffing verlenen van dit verbod.
Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL)/ POL-herziening op onderdelen EHS
(oktober 2005)
Een klein deel aan de westkant van de huidige groeve ligt in de Ecologische Hoofd-
structuur; hier geldt dat ingrepen niet zijn toegestaan, tenzij in bepaalde gevallen en
onder bepaalde voorwaarden. De rest van de groeve ligt in de Provinciale Ontwik-
kelingszone Groen. Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte bescherming,
oftewel het ‘ja/mits’ principe . Behoud en ontwikkeling van natuur en landschaps-
waarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in het POG. Nieuwe activiteiten in
de groeve zullen aan de eisen van dit beleid moeten voldoen.
Het bedrijventerrein is gelegen in het perspectief 9, stedelijke ontwikkelingszone.
Hier gelden niet/nauwelijks voorwaarden vanuit het POL.
Programma werklocaties (uitwerking POL2006 voor bedrijventerreinen)
Het programma werklocaties, vastgesteld in 2008, schetst een algemeen beeld van
de markt voor bedrijventerreinen in Maastricht en directe omgeving.
Het bedrijventerrein van ENCI wordt in het programma niet genoemd, de lopende
ontwikkelingen waren bij de vaststelling nog niet bekend.
Bijlage 1: wet– en regelgeving
Bijlage 1
Bestemmingsplan (Wet ruimtelijke ordening)
Het gebied ligt in het vigerende bestemmingsplan ‘Herziening Buitengebied Sint
Pietersberg, Jekerdal en Cannerberg (1986). De groeve heeft binnen de inrichtings-
grens de bestemming ‘Recreatie, voorlopig afgraving’. Volgens de voorschriften en
de toelichting zijn deze gronden, na beëindiging van de kalksteenwinning, in hoofd-
zaak bestemd voor de aanleg van een recreatieplas met bijbehorende voorzienin-
gen. Dit is inmiddels achterhaald.
Het bedrijventerrein heeft de bestemming ‘industrie’. In het bestemmingsplan zijn
geen beperkingen gesteld aan de soort bedrijven die zich op het terrein mogen ves-
tigen. Een deel van de huidige bedrijfsactiviteiten van ENCI valt in milieucategorie
5.
het gebied bestaat uit 2 geheel verschillende sferen. Deze roepen een geheel an-
dere beleving op. Tegenover de romantische, rustige en weidse natuurbeleving
staat het actieve dynamische bedrijfsbeeld. Er is nu sprake van een harde en ab-
rupte overgang. Dit vraagt om een heel zorgvuldige planologische aanpassing van
de overgang van groeve naar bedrijventerrein.
Wet milieubeheer
ENCI werkt aan een aanvraag om een nieuwe milieuvergunning, waarvoor ook een
m.e.r.-procedure is gestart (startnotitie d.d. 15 juli 2008). Er is op dit moment geen
geldige milieuvergunning. ENCI mag op basis van een gedoogverklaring haar be-
drijfsactiviteiten blijven uitoefenen.
Wet geluidhinder
Op het terrein bevindt zich de maalderij, die vanwege de geluidproductie als een
zogenaamde ‘grote lawaaimaker’ (inrichting in de zin van artikel 2.4 van het Inrich-
tingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer) is aangemerkt. Rond het bedrijf ligt
een geluidcontour op grond van de Wet geluidhinder. Dit is het toetsingskader voor
de milieuvergunningen.
Toelatingseisen nieuwe bedrijven
Nieuwe bedrijven moeten voldoen aan de volgende eisen:
- geen belemmeringen opleveren voor de klinker- (voorlopig) en cementproductie
en de aan- en aanvoer en distributie van grondstoffen, halffabricaten en eindpro-
ducten.
- in beginsel passen of ingepast kunnen worden binnen het vigerende bestem-
mingsplan met de bestemming ‘industrie’,
- voldoen aan de eisen van de Wet milieubeheer
- verplicht gebruik maken van de door ENCI of een door haar aangewezen organi-
satie aangeboden parkmanagementdiensten (nog nader uit te werken).
Bijlage 1: wet– en regelgeving
Bijlage 1
Overdrachtsovereenkomsten Heidelberg/Enci – provincie en provincie – natuurmo-
numenten
ENCI en de provincie Limburg hebben in een overeenkomst gesloten, waarin is af-
gesproken dat de groeve na beëindiging van de kalksteenwinning overgedragen
wordt aan de provincie Limburg. Deze overeenkomst loopt af op1 januari 2010. EN-
CI blijft echter op grond van artikel 7 van de overeenkomst verplicht om terreinen,
die op dat moment nog niet in de afgesproken eindtoestand zijn gebracht, te zijner
tijd over te dragen.
De provincie Limburg en Natuurmonumenten hebben in 1995, bij de overdracht van
het natuurmonument Sint Pietersberg aan Natuurmonumenten, een overeenkomst
opgesteld waarin is afgesproken dat de provincie de gronden die zij van de ENCI
overgedragen krijgt doorlevert aan de vereniging Natuurmonumenten. In deze over-
eenkomst wordt voor de inrichting en functies van het gebied verwezen naar het
aangrenzende natuurgebied Sint Pietersberg. Een expliciete functiebeperking of –
richting is niet in de overeenkomst vastgelegd.
Stadvisie Maastricht 2030
Maastricht kiest ervoor om een internationale kennisstad, een complete cultuurstad
en een sterke woonstad te zijn. Deze keuze wordt ingegeven door de demografi-
sche transitie (krimp) en de economische transitie (van industrie naar diensten) die
de stad doormaakt. De strategie om de doelen te bereiken bestaat eruit om dyna-
miek te organiseren en voorwaarden te creëren. Als voorwaarden gelden: optimale
bereikbaarheid, sterk imago en bestuurskracht op regionaal niveau.
De ENCI-locatie kan bijdragen aan dit beeld door versterking van de belevingskwa-
liteit van de stad voor bevolking en toeristen (natuur en recreatie), van de cultuur-
structuur (compleetheid) en van een aanvulling op de werkgelegenheid. Ontwikke-
lingen op gebied van cultuur, recreatie en natuurbeleving enerzijds en aanvullende
(nieuwe) economische niches binnen de genoemde richtingen anderzijds moeten
dus worden gezocht en, indien ze haalbaar lijken, maximaal worden benut.
• Risico’s ten aanzien van het aanbod van bedrijfsterreinen (schaarste versus over-
schot).
• Geen ruimte voor extra woningbouw
• Voldoende kantoorruimtes zijn aanwezig.
Mobiliteitsbeeld Maastricht
• Goed bereikbare activiteiten op de oostoever / structuurversterking door A2 pro-
ject / geen Maaskruisend verkeer
• Strategisch parkeerbeleid
• Park & Walk op oostoever (omgeving Noorderbrug en Kennedybrug)
• Binnenstadsparkeren
Bijlage 1: wet– en regelgeving
Bijlage 1
De volgende personen/organisaties hebben een zienswijze ingediend:
1. Dhr. B.M.H.G. Miessen, Lage Kanaaldijk 105a, 6212 AL Maastricht;
2. Dhr. J. Dassen, Kasteel De Hogeweerth;
3. Dhr. J.C.M. Rompelberg, namens Recreatiepark Dagstrand Oost-Maarland, Oosterweg 5, 6245 EZ Eijsden;
4. Dhr. H.H.J. van Muijden, Pependel 19, 6267 GB Cadier en Keer;
5. Dhr. R. Lejeune, Jaagpad-West 16, 6219 NN Maastricht;
6. idem
7. Fietsersbond Afdeling Maastricht, p/a J. Hollmanstraat 7, 6217 KW Maas-tricht;
8. Mw. M. Hellenbrand, Jac Thijssedomein 13, 6229 EA Maastricht;
9. Xelat Holding, dhr. B. Wesley, Achter de Comedie 8, 6211 GZ Maastricht;
10. Rubber Resources, dhr. R. Burlet, Postbus 437, 6200 AK Maastricht;
11. Mw. R. van Oostrom, 6212 AN;
12. Vereniging tot Redding van de Sint-Pietersberg, pa Observantenweg 6E,
6212 ER Maastricht;
13. Scouting regio Maastricht en Mergelland, dhr. F. Schoonbrood, In het Straatje 2, 6245 KS Eijsden;
14. Natuurhistorisch Genootschap Limburg, dhr. ir. H.H. Tolkamp, Godsweerder-straat 2, 6041 GH Roermond;
15. Mw. E. den Hartog, Ursulinenweg 3, 6212 NC Maastricht;
16. Mw. Y. Verzijlberg, Mergelweg 251, 6212 XE Maastricht;
17. Visstand Verbetering Maas, mw. C.P. van Schayk-Neeft, Meesenbroekweg 37, 6212 HH Maastricht;
18. Dr. E. Homburg, Parallelweg 9, 6245 JL Eijsden;
19. Dhr. I. Gorissen, Jekerweg 76, 6212 GD Maastricht;
20. Atletiek Maastricht, mw. R. Vasse;
21. CNME Maastricht, mw. L. Klaassen;
22. Dhr. S. Smitshuysen, Mergelweg 11, 6212 XA Maastricht;
23. Stichting ECO 4, drs. P. Vossen, Vestahof 23, 6215 XA Maastricht;
24. Vereniging Natuurmonumenten Noord Brabant en Limburg;
25. Dhr. H. Heemskerk, Termileslaan 154, 6229 VX Maastricht;
26. Oehoewerkgroep in oprichting, dhr. S.S.M. van Lierop, p/a Voorstadslaan 313, 6542 TC Nijmegen;
27. Stichting Enci Stop, p/a St. Lambertuslaan 36, 6212 AT Maastricht;
28. IVN Maastricht, mw. T. de Jong, Meidoorn 25, 6226 WE Maastricht;
29. Limburgs geschied- en oudheidkundig genootschap, dhr. F. Hovens, Uitbel-derstraat 276, 6211 SL Maastricht;
30. Milieugroep St. Pieter, p/a Papenweg 46, 5212 CH Maastricht;
31. Prof. Dr. K.R. Westerterp, recollectenweg 20, 6212 CZ Maastricht;
32. Mw. M. Salet-Simmers, Cannerweg 300, 6213 BL Maastricht;
33. Stichting Milieufederatie Limburg, Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond.
Bijlage 2: lijst indieners
Bijlage 2
Bijlage 3: reacties discussieavond
Coen van der Gugten: De krenten in de pap, uit de droomfase, zijn grotendeels ver-
dwenen; zoals de sportfaciliteiten en monumentale herkenningspunten. Het is jam-
mer als er alleen activiteiten komen die geld opleveren.
Atletiek vereniging: Ziet niets terug van haar wensen, in de zin van een combinatie
van binnen- en buitensporten. Wat is de belevingswaarde van de overgang / toe-
gang van de ENCI (bedrijventerrein) naar de overgangszone voor sporters
Vereniging Redding St. Pieter & Atletiek vereniging: De atletieklocatie aan de Mer-
gelweg gaat op termijn weg. Is het niet mogelijk om de financiën die voor herhuis-
vesting beschikbaar zijn, te bestemmen voor sportlocaties in de groeve en daarbij
ook te kijken naar goede en veilige ontsluitingswegen?
Scouting Limburg: Bij het inrichten van de groeve ook rekening houden met wensen
en mogelijkheden voor scouting en kinderactiviteiten in het algemeen.
Architect van der Pol: Het is aan te raden om een zgn. belangenmonitor te maken,
waarin alle relevante belangen een rol krijgen. In de discussie moet niet centraal
staan het beschermen van belangen omdat iedereen andere belangen heeft. Aparte
belangen niet in de discussie betrekken maar de discussie moet gaan over inspire-
rende, creatieve en spannende dingen.
Dhr. Gorissen: Het is van belang om de inbreng van de externen te gebruiken in de
verdere besluitvorming en niet alleen de deskundigen te laten beslissen.
Don Sheperd CNME: De overgangszone is groter dan verwacht en ligt ook deels in
de groeve. Hoe zijn de plannen met behulp van activiteiten in deze zone te financie-
ren nu en in de toekomst? Hier moet een planeconoom worden ingezet. Hoe worden
opbrengsten van het bedrijventerrein ingezet (bijv. ook voor exploitatie van de groe-
ve)?
H. Heemskerk: Het is jammer dat de droom voor de zuidkant van het gebied niet is
uitgekomen: toegang groeve via het bedrijventerrein, met waterpartij en aanlegstei-
ger. Worden bij langer doorgraven de wanden aan de Jekerzijde niet alsnog snel
weggegraven, zodat er alleen een smalle ‘dijk’ overblijft?
Swinkels – architect: Is het nog mogelijk om in deze uitwerkingsfase creatieve idee-
en in te brengen? Of is er een soort noodscenario?
Hr Konings-LGOG: Budgettaire neutraliteit mag geen uitgangspunt zijn. De plannen
leveren iets op voor de gemeenschap, dus er mag ook geld in worden gestoken.
Zaken bekijken op macro-economisch niveau. Wat is de inbreng van subsidies of
van ENCI zelf?
Mw. de Haas ENCI-STOP: Uit de media blijkt dat Natuurmonumenten zich zorgen
maakt over de afwerking van de groeve, als er langer wordt doorgegraven (badkuip-
idee). Is een stiltegebied in de groeve wel mogelijk als de maalderij in bedrijf blijft? Is
het als achtergrondgeluid acceptabel?
Wat wordt bedoeld met de verschillende begrippen GROEN, ECOLOGIE en NA-
TUUR? Wie mag waar gebruik maken van het terrein? Bij de verdere besluitvorming
moet ook gekeken worden naar gezondheidsaspecten
Mw. Eyssen : Wordt groeve vrij toegankelijk of moet er voor betaald worden?
Bijlage 3
Bijlage 3: reacties discussieavond
John Wevers: Er moet een fatsoenlijke toegang naar de groeve worden gereali-
seerd vanaf de Maas. Enci heeft al heel veel krenten uit de pap gekregen. De ge-
plande overgangszone zou op het bedrijventerrein gesitueerd moeten worden en
niet in de groeve. Hoe zit het met het zgn. ‘mergelfonds’?
Vanaf de ‘dijk’ aan de westzijde van het gebied richting Jekerdal is sprake van hori-
zonvervuiling.
Dhr Theunissen: Doe iets met de vrijkomende gebouwen (ENCI), zoals bij AINSI is
gebeurd. Denk bijvoorbeeld aan een overdekte speeltuin of sport- en cultuuractivi-
teiten.
W. Keybets St. Pieter Adembenemend: Is positief over de contourennota. De uit-
werking daarvan wordt een belangrijke fase. Wordt er nog iets gedaan met de
schoorsteen? Hiervan moet je een statement maken.
Onbekend: Werkgelegenheid = geld = financiering
M. Lambrigts bewoner: ENCI kan een belangrijke rol spelen in de financiering bij-
voorbeeld en moet niet uit beeld verdwijnen.
Mw. ? Universiteit M’tricht: Hoe verhoudt het plan zich tot het concept verborgen
valleien?
Mw. Moreau: ENCI is eigenaar van bedrijventerrein en groeve en kan doen en laten
wat ze wil, ook ten opzichte van provincie en gemeente. Natuurmonumenten moet
zich beter profileren in het proces en de planvorming. ENCI heeft een dubbele
agenda, zie ook de plannen voor de productie van windmolenonderdelen, en infor-
meert de andere partijen niet. Wat gebeurt er met AINSI als er een grote investeer-
der komt? Wat zijn de consequenties van stoppen in 2015, 2017 of 2020?
Dhr. Miessen: Bij de plannen lijken ook particuliere gebieden betrokken. Hoe zit dit?
Mw. van Schaik: Wat is de bijdrage van ENCI in ruil voor een langere winning? De
burgers hebben behoefte aan ruimte en groen. Deze ruimte wordt minder als de
overgangszone in de groeve wordt gelegd!
J.Ramakers: De grens tussen NL en België moet op de kaart worden aangegeven.
België moet bij de plannen worden betrokken. De plannen moeten niet alleen tot
Nederlands grondgebied worden beperkt.
Harry Meeuwissen: Pleidooi voor werkgelegenheid.
Bijlage 3
Bijlage 4: advies commissie van deskundigen
Advies van de commissie van deskundigen inzake concept Contourennota voor
het Plan van Transformatie ENCI, d.d. 2 juni 2009
De commissie is gevraagd om een oordeel over de concept Contourennota aan de
hand van de volgende vragen:
1. Er zijn drie criteria geformuleerd waaraan het Plan van Transformatie moet
voldoen (meerwaarde, draagvlak en haalbaarheid/ambitie). Kan de Commissie in
deze fase al iets zeggen over de mate waarin de Contourennota aan deze criteria
lijkt te voldoen?
2. De commissie heeft via de Contourennota en de gesprekken met deskundigen
inzicht gekregen in de ontwikkelingsrichting van het project. Kunt u een algemene
mening geven over deze richting en kunt u nog een aantal aanbevelingen doen
voor verbetering? Kunt u dit nog verder specificeren voor uw vakgebied?
De commissie spreekt zijn waardering uit voor de wijze waarop alle betrokken
partijen in het proces zijn betrokken. Het feit dat ieder aan tafel zit en wordt
gehoord, wordt op zich al als meerwaarde beschouwd. Er is veel op gang
gebracht. Gezien de kansen en mogelijkheden die met dit proces zijn ontstaan,
vindt de commissie het van groot belang dat het proces op deze wijze wordt
voorgezet.
De commissie heeft zich geconcentreerd op het bepalen van de meerwaarde van
de voorliggende concept Contourennota. Met meerwaarde wordt gedoeld op de
winst ten opzichte van de situatie waarin er geen Plan van Transformatie tot stand
zou komen.
De Contourennota maakt onvoldoende helder wat de betekenis is voor de stad. De
concept Contourennota spreekt consequent over “gebruikswaarde” en
“belevingswaarde”. De commissie mist de “toekomstwaarde”, de derde component
van ruimtelijke kwaliteit. In die zin is de term keuzefase enigszins misleidend: de
echte keuzes worden vooral doorgeschoven naar de uitwerkingsfase. De
commissie beveelt daarom aan de doelen van het plan helder te maken als kader
voor de uitwerking.
Eigenlijk mist de commissie voorr een gedegen tussenoordeel in het voorliggende
plandocument drie punten waardoor de commissie als het ware een lijn kan
construeren en tot een weloverwogen oordeel kan komen:
• een heldere keuze over de doelen van het project. Dat wil zeggen welke
betekenis moet dit gebied gaan spelen voor de stad en voor de regio. Dit
geldt zowel voor de afwerking van de groeve (hoe hangen bijvoorbeeld
natuur en recreatiedoelen samen?) als het bedrijventerrein en de
overgangszone;
• een duidelijk inzicht in wat de harde afspraken zijn, die partijen
overeengekomen zijn over een eindafwerking in 2015 van de groeve. Dit
moet voor de commissie namelijk als een nul-meting fungeren om straks de
meerwaarde te kunnen bepalen;
• Inhoudelijke en financiële gegevens met betrekking tot de onderbouwing van
de voorstellen om de verschillende elementen van de meerwaarde meetbaar
of althans bespreekbaar te kunnen maken.
Bijlage 4
Meer in het bijzonder vraagt de commissie in ieder geval duidelijkheid op de volgende
punten voor de uitwerking van het plan in de komende fase:
− Explicitering van de economische aspecten in de afwerkingsplannen van de
groeve. In de voorliggende uitwerking is de afweging tussen natuurwinst en
economische winst nog niet te maken.
− Het sturen van het karakter en aantrekkingskracht van het bedrijventerrein door de
tijd, waarbij moet kunnen worden ingespeeld op wisselende economische
omstandigheden.
− Meer onderbouwing van de toekomstige natuur(meer)waarde van de”natuurbouw”
in de groeve (bijvoorbeeld het aanbrengen van droge kalklaag op gestort silex).
Een indeling in de natuurdoeltypen en de bijbehorende oppervlakten (globaal) die
men wenst te ontwikkelen en de levensgemeenschappen waarop men wenst in te
zetten is hierbij gewenst.
− Een zekere mate van ‘resultaatverplichting’ in plaats van een
inspanningsverplichting’ voor de beoogde natuurontwikkeling wordt hierbij sterk op
prijs gesteld.
− Zichtbaarheid van de afvoer van water en de beoogde oppervlakten en diepten en
beoogde gebruiksfuncties in de groeve is onderbelicht.
− Zicht op beheer. Beheer moet op voorhand goed zijn geregeld. Het plan moet niet
alleen voldoende garantie bieden voor de ontwikkeling van bepaalde
natuurdoeltypen, maar ook voor het duurzaam behoud daarvan.
− De doorwerking van veiligheidsmaatregelen voor bezoekers in de afwerking van de
groeve.
Ten aanzien van de haalbaarheid van het plan is de commissie van mening dat eerst
de meerwaarde helder moet zijn. Anders is een uitspraak over de haalbaarheid nog niet
zinvol.
Qua ambitie mag het uiteindelijke Plan van transformatie meer durf uitstralen. Het plan
heeft een wat behoudend karakter. Er is bovendien sprake van een sterk onderlinge
afhankelijkheid van de delen van het gebied. Als de groeve niet de uitstraling krijgt die
in potentie aanwezig is werkt dat door in de overgangszone en het bedrijventerrein.
Daarnaast vraagt ook de inbedding in de omgeving veel aandacht.
De commissie doet vooruitlopend op zijn definitieve advies alvast de volgende
aanbevelingen:
De commissie acht het van belang om de ontwikkelingen die in de Contourennota
worden voorzien in de tijd, goed in afspraken vast te leggen. Een garantiefonds voor
afwerking van de groeve, dat jaarlijks door de betrokken partijen wordt gevoed, wordt
hierbij aanbevolen;
De commissie acht een minder vrijblijvende betrokkenheid van Natuurmonumenten in
het proces onmisbaar. Als toekomstig beheerder is binding aan het resultaat nodig.
De commissie is van mening dat de kalksteenwinning al vanaf 2010 in dienst moet
staan van een aantrekkelijk Eindplan;
Tenslotte geeft de commissie de stuurgroep in overweging om in staat gesteld te
worden tot het geven van een uiteindelijk advies, als door het voorzien in additionele
informatie de meerwaarde, die een verlengde en/of gewijzigde exploitatie kan
opleveren, duidelijk is geworden.
Bijlage 4: advies commissie van deskundigen
Bijlage 4
Deze contourennota is op 1 juli 2009 door de stuur-
groep Plan van Transformatie ENCI-gebied vastge-
steld. In deze stuurgroep zitten HC-ENCI, gemeen-
te Maastricht en Provincie Limburg.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
de omgevingsmanager Geert Hendrickx (Provincie
Limburg): [email protected] of mobiel:
06-525 550 26
Reacties kunt u ook kwijt op ons contact-formulier
op de website: www.encitransformeertnu.nl