Peilbesluit Eemland - Vallei en Veluwe · 2017. 12. 28. · Toelichting peilbesluit Eemland mei...
Transcript of Peilbesluit Eemland - Vallei en Veluwe · 2017. 12. 28. · Toelichting peilbesluit Eemland mei...
Peilbesluit Eemland
Toelichting
Toelichting peilbesluit Eemland 2013
Waterschap Vallei en Veluwe, Postbus 4142, 7320 AC Apeldoorn, internet: www.vallei-veluwe.nl
Peilbesluit Eemland
Toelichting
status: Definitief
versie: 3.0
datum: mei 2013
kernwoorden: peilbesluit, Eemland, inventarisatie, waterpeilen, belangen, afweging
opdrachtgever: Jos Athmer
projectgroep: Michiel Nieuwenhuis
Almer Bolman
Wietske Terpstra
Versie Datum Doel oplevering Opgeleverd aan
1.0 10-01-2013 Behandeling in D&H D&H
2.0 07-02-2013 Ter inzage voor inspraakperiode
3.0 22-04-2013 Behandeling in D&H en AB D&H, AB
Toelichting peilbesluit Eemland 2013
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
3
Inhoud
1 Inleiding 5
1.1 Aanleiding 5
1.2 Doel en werkwijze 6
1.3 Leeswijzer 7
2 Gebiedsbeschrijving 9
2.1 Begrenzing 9
2.2 Grondgebruik 9
2.3 Eigendommen 10
2.4 Ontstaansgeschiedenis en landschapsvormen 10
2.5 Bodemopbouw en grondwater 11
2.6 Hoogteligging en bodemdaling 11
2.7 Ecologie en natuurwaarden 12
2.8 Cultuurhistorie en archeologie 12
2.9 Keringen 13
3 Uitgangspunten en belangen 15
3.1 Uitgangspunten 15
3.2 Belangen 18
4 Peilafweging 23
4.1 Inleiding 23
4.2 Soesterpolder 27
4.3 Polder Zeldert 28
4.4 Polder De Haar 29
4.5 Bikkerspolder 30
4.6 Oosterpolder 31
4.7 Noordpolder te Veld, Noordpolder te Veen en Maatpolder 33
4.8 Zuidpolder te Veld en Zuidpolder te Veen 35
5 Maatregelen 37
5.1 Verplaatsen stuw in Oosterpolder 37
5.2 Verbeteren wateraanvoer en –afvoer in Zuiderpolder te Veen 37
5.3 Aanpak overlast rondom Geerenweg 38
5.4 Lokale knelpunten en onderhoud 38
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
4
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
5
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Waterschap Vallei en Veluwe is verantwoordelijk voor het beheer van het water en de
waterkeringen in het gebied tussen de IJssel, Nederrijn, Utrechtse Heuvelrug en Randmeren.
Centraal in het gebied ligt de Veluwe met de hoge zandgronden. Aan de randen van de
Veluwe gaan deze hogere zandgronden langzaam over in de poldergebieden met klei en
veen in de ondergrond. De poldergebieden liggen beneden NAP en dit zijn dan ook de
gebieden die voor de afwatering afhankelijk zijn van bemaling.
Als beheerder van het oppervlaktewater is Waterschap Vallei en Veluwe volgens de Water-
wet (artikel 5.2) verplicht peilbesluiten vast te stellen voor de daartoe aangewezen
gebieden onder zijn beheer. De aangewezen gebieden zijn de gebieden waar normaliter het
hele jaar het waterpeil gehandhaafd kan worden, deze zijn opgenomen in de provinciale
waterverordening Waterschap Vallei en Veluwe. Het gaat om poldergebieden als Eemland,
Arkemheen, Terwolde, Oosterwolde/Oldebroek, Hattem. Hier kan namelijk zowel water
worden afgevoerd via de gemalen als water worden ingelaten via de verschillende inlaat-
punten. Hierdoor worden de waterpeilen in de polders gehandhaafd. Een vastgesteld
peilbesluit biedt aan belanghebbenden duidelijkheid en rechtszekerheid over de te handha-
ven peilen onder normale omstandigheden in het betreffende gebied. De peilbesluiten
moeten elke 10 jaar worden herzien.
In een peilbesluit stelt het waterschap de gewenste oppervlaktewaterpeilen vast voor het
gebied waarvoor het besluit geldt. Dit gebied kan onderverdeeld zijn in meerdere peilgebie-
den, met voor elke peilgebied een ander peil. Het peilbesluit zelf geeft in ieder geval aan op
welk gebied het besluit betrekking heeft, welk(e) peil(en) daar geld(t)(en) en de periode
waarvoor de in het peilbesluit opgenomen waterstanden gelden.
Het peilbesluit van Eemland is aan herziening toe. Voor het gebied van Eemland is het meest
recente peilbesluit vastgesteld in 2003. Eemland bestaat uit de volgende tien polders:
- Soesterpolder
- Polder Zeldert
- Polder de Haar
- Bikkerspolder
- Oosterpolder
- Noordpolder te Veld
- Noordpolder te Veen
- Zuidpolder te Veld
- Zuidpolder te Veen
- Maatpolder
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
6
De stedelijke kernen Eemnes, Bunschoten en Amersfoort zijn geen onderdeel van het peil-
besluit Eemland.
Figuur 1 Overzichtskaart van de polders uit het peilbesluit Eemland uit 2003
1.2 Doel en werkwijze
Met de peilbesluiten voor Eemland legt Waterschap Vallei en Veluwe voor de komende tien
jaar de na te streven waterpeilen in Eemland vast. In deze toelichting op de peilbesluiten
wordt duidelijkheid gegeven hoe deze waterpeilen bepaald zijn en welke belangen en func-
ties daarbij zijn afgewogen. In de peilbesluiten zijn de gebieden van Eemland opgenomen
waar het waterschap normaliter het hele jaar het waterpeil kan handhaven. De nieuwe
peilbesluiten ondersteunen de gebruiksfuncties in het gebied en zijn tot stand gekomen in
overleg met de belanghebbenden in het gebied. Bij de peilafweging is gewerkt volgens de
GGOR-systematiek (Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime) om de optimale water-
standen te bepalen.
Om tot een gedegen onderbouwing te komen voor het peilbesluit van Eemland zijn drie
stappen doorlopen:
1. Gebiedsinventarisatie: de inventarisatie bestaat uit een gebiedsbeschrijving van de
huidige situatie met aandacht voor landgebruik, hoogteligging, bodemopbouw etc.
Daarnaast worden de huidige waterhuishoudkundige situatie en de geïnventari-
seerde wensen en knelpunten beschreven.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
7
2. Gebiedsproces en belangenafweging: in samenspraak met vertegenwoordigers van
de belanghebbenden maakt het waterschap een belangenafweging. Op basis van
deze belangenafweging worden de waterpeilen vastgesteld, met daarbij een be-
schrijving van de nieuwe situatie en benodigde maatregelen.
3. Vaststellen peilbesluit: na de inspraakperiode van het ontwerp-peilbesluit en het
verwerken van de zienswijzen wordt het definitieve peilbesluit uiteindelijk vastge-
steld door het Algemeen Bestuur van het waterschap. Tegen het definitieve
peilbesluit kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank.
Het peilbesluit van Eemland is opgesteld door een projectgroep van het waterschap. Daar-
naast zijn vertegenwoordigers van de belanghebbenden betrokken. De samenwerking met
de verschillende partijen is belangrijk om tot een door het gebied gedragen peilbesluit te
komen. De vertegenwoordigers van de belanghebbenden vormen samen de klankbordgroep
voor het peilbesluit (zie bijlage A). De klankbordgroep is op belangrijke momenten in het
proces betrokken.
1.3 Leeswijzer
Naast deze inleiding bevat dit rapport de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 2 – “Gebiedsbeschrijving”: beknopte beschrijving van Eemland met de belangrijk-
ste gebiedskenmerken.
Hoofdstuk 3– “Uitgangspunten en belangen”: beschrijving van de uitgangspunten en belan-
gen waar het peilbesluit mee te maken heeft. De uitgangspunten zijn voornamelijk
afkomstig van het beleid en de wetgeving, de belangen gaan uit van het watersysteem en
van de gebruiksfuncties in het gebied. De uitgangspunten en belangen zijn een belangrijke
basis voor de afweging van de waterpeilen in het nieuwe peilbesluit.
Hoofdstuk 4– “Peilafweging”: beschrijving van het nieuwe peilenvoorstel. Daarnaast is
beschreven welke belangen zijn meegewogen en hoe die tegen elkaar zijn afgewogen (in-
dien er meerdere belangen aanwezig waren).
Hoofdstuk 5 – “Maatregelen”: beschrijving van de benodigde (onderzoeks)maatregelen om
het nieuwe peilbesluit in te kunnen stellen.
In deze toelichting op de peilbesluiten Eemland zijn de meest relevante onderdelen uit de
achtergronddocumenten beschreven. Voor nadere informatie wordt dan ook verwezen naar
de volgende achtergronddocumenten uit 2013 van Waterschap Vallei en Veluwe:
- Inventarisatierapport: De eerste stap voor het vaststellen van het peilbesluit was
het opstellen van een inventarisatierapport waarin de huidige situatie is beschre-
ven, met daarin opgenomen de knelpunten en wensen van het gebied.
- Rapport peilafweging: De tweede stap was het opstellen van een rapport waarin de
verschillende belangen, de afweging daarvan, het peilenvoorstel en de onderbou-
wing daarbij zijn opgenomen.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
8
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
9
2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Begrenzing
Eemland is gelegen in de provincie Utrecht en is circa 7.500 ha groot. Het gebied is omringd
door een aantal stedelijke kernen: Amersfoort in het zuidoosten, Bunschoten-Spakenburg in
het oosten, Eemnes in het westen en Baarn en Soest in het zuiden.
Het Waterschap Vallei en Veluwe is belast met de zorg voor zowel de waterkwantiteit als
waterkwaliteit in het gebied van Eemland. Eemland is gelegen in het noordwesten van het
beheersgebied van het Waterschap Vallei en Veluwe.
2.2 Grondgebruik
Het grootste gedeelte van de gronden in Eemland wordt agrarisch gebruikt, daarbij gaat het
om overwegend grasland ten behoeve van grondgebonden veeteelt. Verspreid in het gebied
is een aantal maïspercelen aanwezig, met name op de wat hoger gelegen gronden.
In het gebied heeft ruilverkaveling plaats gevonden. De eerste aanvraag voor een ruilverka-
veling in Eemland dateert van oktober 1963. De aanleiding hiervoor was dat veel
boerderijen de huiskavel in de dorpskern hadden, waardoor geen efficiënte bedrijfsvoering
kon plaatsvinden. In 1977 is de voorbereiding gestart, in 1988 is het proces afgesloten
waarna de uitvoering is begonnen. De ruilverkaveling heeft geleid tot een verbetering van
de structuur van het gebied, hierbij is ook de waterstructuur verbeterd en zijn hoofdwater-
gangen en gemalen op de nieuwe peilen gedimensioneerd. In grote delen van Eemland is,
ook in de huidige situatie na de ruilverkaveling, door de aanwezigheid van laaggelegen veen-
en kleigronden, sprake van een smalle verkaveling.
Tijdens de ruilverkaveling in Eemland is besloten de natuurfunctie te scheiden van de agrari-
sche functie. Er zijn reservaatsgebieden aangewezen voor natuur die apart beheerd worden.
Het grootste reservaatsgebied bevindt zich in de Maatpolder en de Noordpolder te Veld aan
weerzijden van de aanwezige zomerdijk. Verder zijn voornamelijk langs de Eem enkele
reservaatsgebieden aanwezig voor natuur.
Naast de agrarische gebieden en natuurgebieden is ook bebouwing aanwezig in de polders
van Eemland. Die concentreert zich met name langs de Wakkerendijk en de Meentweg en in
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
10
de kleine woonkernen Eemdijk en Eembrugge. Verspreid over het gebied bevinden zich ook
agrarische bedrijven.
2.3 Eigendommen
Het grootste gedeelte van de percelen in Eemland is in bezit van particulieren. Zoals reeds
aangegeven zijn in de Maatpolder en de Noordpolder te Veld, aan weerzijden van de aan-
wezige zomerdijk, en lokaal langs de Eem enkele reservaatsgebieden aanwezig voor natuur.
Veel percelen in deze reservaatsgebieden zijn aangekocht door Natuurmonumenten, enkele
percelen zijn in eigendom van Staatsbosbeheer. Op dit moment worden voor de meeste
percelen in de reservaatgebieden agrariërs ingezet voor het beheer.
Ook Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) heeft enkele percelen in bezit, deze gronden
bevinden zich met name ten noorden van de rijksweg A1 in de Noordpolder te Veld en de
Zuidpolder te Veld. Verder betreft het ook nog enkele percelen in de Bikkerpolder en de
Oosterpolder. Deze gronden worden op dit moment vooral aan particulieren verpacht.
De overige percelen/gronden zijn met name in bezit van overheden (gemeente, provincie,
Rijkswaterstaat). De gronden die in het bezit zijn van gemeenten zullen vooral dienen voor
de uitbreiding van de stedelijke kernen van Bunschoten (woonwijk Rengerswetering) en
Amersfoort (Vathorst).
2.4 Ontstaansgeschiedenis en landschapsvormen
In het Saalien (130.000 – 240.000 jaren geleden) werd een groot gedeelte van Nederland en
ook Eemland overdekt met ijs. Door het ijs werden de stuwwallen van de Utrechtse Heuvel-
rug en de Veluwe gevormd. De Gelderse Vallei ontstond hier tussenin als glaciaal bekken en
bij het wegtrekken van het ijs ontstond een diepe vallei.
In het Eemien (120.000 – 130.000 jaren geleden) steeg de zeespiegel tot ongeveer 4-6 meter
boven het huidige niveau. Hierdoor zijn in Eemland mariene klei- en zandlagen afgezet
(Eem-formatie). In de Gelderse Vallei is vooral klei afgezet. De huidige grondwaterstroming
wordt sterk beïnvloed door het wel of niet voorkomen van Eemklei in de ondergrond.
Het Eemien wordt opgevolgd door het Weichselien (10.000 – 120.000 jaren geleden). In
deze periode werd Nederland niet bedekt door ijs, maar heerste er een poolwoestijn. Door
de beperkte vegetatie en de drooggevallen Noordzee kwam er veel zand los te liggen. Langs
de zuidrand van Eemland komen dekzanden aan het oppervlak die door de wind zijn afge-
zet.
Het Holoceen (10.000 jaren gelden tot heden) wordt gekenmerkt door veenvorming, sedi-
mentatie van kleilagen en de invloed van de mens. De aanwezigheid en dikte van de
kleilagen hangt samen met de ontginningsgeschiedenis van de polders. Het ontginnen van
een polder ging samen met het beschermen van de polder tegen overstromingen vanuit de
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
11
Eem. Zodra een polder ontgonnen is, is de sedimentatie van klei afgelopen. De gebieden die
als eerste ontgonnen zijn hebben daarom geen of een dunne kleilaag. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de Noordpolder te Veen, Bikkerspolder en Oosterpolder. De Noordpolder te Veld,
Zuidpolder te Veld en de Maatpolder zijn langer buitendijks gebied gebleven en hier is de
kleilaag daarom dikker.
2.5 Bodemopbouw en grondwater
De bodemopbouw binnen Eemland is globaal te verdelen in drie hoofdtypen:
- Klei op zand (zeekleigronden): direct langs de Eem wordt zeeklei aangetroffen. De
gronden zijn ontstaan in de tijd dat de Zuiderzee de laaggelegen vlakte van de monding
van de Eem overstroomde;
- Zandgronden met een teellaag: langs de west- en zuidrand van het gebied worden
zandgronden aangetroffen. Deze gronden vormen de overgang van het poldergebied
naar de heuvelrug;
- Klei op veen op zand (veen - en moerige gronden): het grootste gedeelte van de Eem-
land, het gebied tussen de Eemdelta en de heuvelrug, bestaat uit veengronden of
moerige gronden. Ten westen van de Eem worden de veengronden nog doorkruist door
een stuifduin die door de wind is afgezet tijdens de laatste ijstijd het Weichselien.
Over het algemeen is de veendikte in Eemland beperkt tot minder dan 1 meter, maar vooral
in de Bikkerspolder kan de dikte toenemen tot maximaal 5 meter. De dikte van het totale
veenpakket wordt meegewogen bij het vaststellen van de nieuwe waterpeilen. In een groot
deel van Eemland bestaat een licht kwellende situatie met hoge grondwaterstanden. Er
kwelt water op uit de Utrechtse Heuvelrug. In het zuiden van Soesterpolder en de polders
westelijk van de A27 bestaat een lichte infiltratie van water. In het gebied dat rond NAP ligt
bestaat infiltratie noch kwel.
2.6 Hoogteligging en bodemdaling
In Eemland is sprake van een duidelijke overgang van de hoger gelegen gronden langs de
Utrechtse Heuvelrug naar de laaggelegen poldergebieden langs de Eem. De hoogste gron-
den bevinden zich ten zuiden van de spoorlijn Amersfoort-Amsterdam, ten noorden van
Hoogland bij Amersfoort en ten westen van de Wakkerendijk. Een hoogtekaart van het
gebied is opgenomen in het Inventarisatierapport.
In de Eemdelta, daar waar kleigronden worden aangetroffen, ligt het maaiveldniveau rond
NAP. Als gevolg van de aanwezigheid van veen in de ondergrond is in het verleden in de rest
van het poldergebied maaivelddaling opgetreden, waardoor het maaiveldniveau onder NAP
ligt. De stuifduin die ten westen van de Eem het veenlandschap doorkruist is niet gevoelig
voor maaivelddaling.
De recente bodemdaling in Eemland is in grote delen van het gebied zeer beperkt. De ge-
middelde bodemdaling is per peilgebied bepaald door hoogtegegevens uit de jaren ’70 te
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
12
vergelijken met hoogtegegevens uit 2010. De bodemdaling is voor de meeste peilgebieden
minder dan 2,5 mm/jaar. Alleen in de Maatpolder is de bodemdaling groter, hier is de bo-
demdaling ongeveer 3-4 mm/jaar. Daarnaast zou de bodemdaling in de zuidwesthoek van
de Noordpolder te Veld op basis van bovenstaande vergelijking ook meer dan 2,5 mm/jaar
zijn, dit is echter niet te verklaren vanwege de zandige ondergrond.
2.7 Ecologie en natuurwaarden
Eemland is een belangrijk weidevogelgebied, de voornamelijk open weidegebieden zijn van
grote waarde voor weidevogels en vegetatie. Eemland is onderdeel van de ecologische
hoofdstructuur (EHS) en onderdeel van het nationaal landschap Arkemheen-Eemland. Het
Eemmeer ten noorden van Eemland is een Natura 2000-gebied.
De belangrijkste natuurgebieden binnen de EHS zijn de reservaatgebieden in de Noordpol-
der te Veld en de Maatpolder, de Slaag en de Valse Bosjes. Verder zijn er nog diverse
kleinere natuurgebieden langs de Eem die ook onderdeel uitmaken van de EHS.
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze kaderrichtlijn heeft
tot doel om in 2015 de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa op orde te
hebben. In Eemland zijn een aantal KRW-lichamen aangewezen. Het grootste waterlichaam
is de Eem. Daarnaast zijn er in de Noordpolder te Veld, Zuidpolder te Veld, Bikkerspolder en
Polder de Haar drie waterlichamen aangewezen: de Eemnesservaart, Noorderwetering en
Haarse Wetering.
In en door de Provincie Utrecht zijn natuurgebieden aangewezen die de komende jaren
extra aandacht krijgen, zogenaamde TOP-gebieden. TOP-gebieden zijn verdroogde gebie-
den, zij kampen met te weinig water of water van mindere kwaliteit. De natuur lijdt dan
schade door de slechte kwaliteit van dit water. Het gebied Valse Bosjes in de uiterste
noordwest hoek van het gebied Eemland is een TOP-gebied en ligt op de overgang van de
hoger gelegen zandgronden van de Utrechtse Heuvelrug naar de lager gelegen veengronden
van Eemland. In het gebied komt kwel voor, afkomstig uit de Heuvelrug.
2.8 Cultuurhistorie en archeologie
In Eemland zijn het verkavelingspatroon en het vestigingspatroon van cultuurhistorisch
belang. Het verkavelingspatroon wordt gekenmerkt door smalle, lange percelen die door
sloten van elkaar gescheiden zijn. Het smalle verkavelingspatroon zorgt voor de aanwezig-
heid van een kenmerkend vestigingspatroon – de lintbebouwing. In het gebied zijn enkele
boerderijlinten te vinden, de meest kenmerkende lintbebouwing bevindt zicht langs de
Wakkerendijk/Meentweg, plaatselijk langs de Eemdijk en in de polder Zeldert.
Naast een kenmerkend verkavelings- en vestigingspatroon vormt het westelijke deel van de
Grebbelinie met de bijbehorende militaire objecten een belangrijk cultuurhistorisch element
in het zuiden van het gebied. Ook de aanwezige waaien langs de (voormalige) primaire
waterkering van de Eem vormen een cultuurhistorisch element in het gebied.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
13
Binnen Eemland zijn diverse vindplaatsen aangewezen als terreinen van hoge archeologi-
sche waarde. Het gaat daarbij veelal om sporen van vroegere bewoning uit de steentijd of
resten van een huisterp uit de Middeleeuwen. Twee van deze terreinen zijn zelfs aangewe-
zen als rijksmonument. Dit betreft de resten van fort en kasteel ‘Huis ter Eem’ bij
Eembrugge en het terrein met (overblijfselen van) de boerderij en het versterkte huis
Hoogerhorst.
2.9 Keringen
Binnen het gebied van Eemland zijn twee dijkringgebieden (dijkring 45 en 46) aangewezen.
Dijkringgebieden worden omsloten door primaire waterkeringen en hoge gronden. De
primaire keringen hebben een beschermingsniveau van 1/1250 jaar. De volgende polders
liggen in dijkring 45: Bikkerspolder, Oosterpolder, Polder de Haar en Polder Zeldert. Zij
worden beschermd door de waterkering net ten oosten van de Eem en de waterkeringen
langs het Eemmeer. Dijkring 46 bestaat uit de Noordpolder te Veen en Zuidpolder te Veen
en omsluit het deel van Eemland ten westen van de Wakkerendijk.
Regionale waterkeringen hebben een lager beschermingsniveau dan primaire keringen. De
keringen aan westkant van de Eem hebben een beschermingsniveau van 1/300 jaar en de
keringen langs de Laak hebben een beschermingsniveau van 1/30 jaar. Het gebied tusse de
de Eem en de Wakkerendijk wordt beschermd door een regionale waterkering, waardoor er
officieel sprake is van buitendijks gebied. Ditzelfde geldt voor de Soesterpolder.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
14
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
15
3 Uitgangspunten en belangen
3.1 Uitgangspunten
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste beleidskaders en belangen opgenomen, waar rekening
mee is gehouden bij de peilafweging. Hieronder is een samenvatting op hoofdlijnen weer-
gegeven van uitgangspunten vanuit wetgeving en beleid. Als laatste zijn in deze paragraaf
de in het provinciaal waterplan onderscheiden functies in Eemland beschreven.
Vanuit wetgeving
Wetten en verordeningen zijn instrumenten voor overheden om bepaalde doelen te halen.
De relevante wetten en verordeningen voor deze studie zijn de volgende:
- In de Waterwet is bepaald dat de waterbeheerder verplicht is peilbesluiten vast te
stellen voor de daartoe aangewezen gebieden onder zijn beheer;
- In de Waterverordening van Waterschap Vallei en Veluwe is bepaald dat voor de pol-
dergebieden Eemland en Arkemheen een peilbesluit moet worden opgesteld. In de
verordening is ook bepaald dat het peilbesluit moet bestaan uit een tabel en kaart, en
een geschreven toelichting hierop;
- De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van inheemse planten- en diersoorten.
Het peilbesluit van Eemland mag niet leiden tot verstoring van deze soorten op welke
manier dan ook.
Vanuit beleid
In het beleid zijn de doelen van overheden verwoord. Het kan worden ingedeeld in de
verschillende overheidsniveaus, van Europees tot gemeentelijk beleid.
- In de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is de waterkwaliteitsdoelstelling voor Euro-
pese wateren vastgelegd. Het peilbesluit mag geen verslechtering van de waterkwaliteit
van de waterlichamen in Eemland (Eemnesvaart, Haarse Wetering, Noorderwetering)
opleveren.
- In het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden
vastgelegd.
- In de Nota Ruimte is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen, een deel van
Eemland is daarin aangewezen als EHS-gebied. Verder zijn in de Nota Ruimte de vol-
gende voor Eemland relevante punten met betrekking tot waterbeheer en peilbesluiten
genoemd:
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
16
o Het creëren van meer mogelijkheden voor waterberging om watertekort en –
overlast te voorkomen.
o Het hanteren van een drietrapsstrategie voor de waterkwaliteit: voorkomen (van
vervuiling), scheiden (van schone en vuile waterstromen) en zuiveren.
o Ruimtelijke besluiten en peilverlagingen mogen niet leiden tot bodemdaling in ge-
bieden met veen.
o Het waterbeheer dient te worden afgestemd op de aangewezen EHS-gebieden.
Peilverlagingen in omringende gebieden mogen het waterpeil in deze ecologische
gebieden niet beïnvloeden.
o Waar mogelijk moeten combinaties worden gezocht van waterbeheer met andere
functies om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.
- In het NBW (Nationaal Bestuursakkoord Water) - Actueel is vastgelegd dat de water-
schappen de komende jaren GGOR’s (Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime)
gaan opstellen voor hun beheersgebied en dat GGOR wordt gebruikt voor het afstem-
men van de waterpeilen. Dit moet leiden tot een duurzaam ingericht watersysteem
waarin de toegekende functies voldoende worden ondersteund. Bovendien mag het
peilbesluit niet strijdig zijn met het behalen van de doelen uit het NBW – Actueel (wa-
teroverlast, watertekort, waterkwaliteit en stedelijke wateropgave). Waar mogelijk
levert het peilbesluit een bijdrage aan het behalen van deze doelen.
- Het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking van het Deltaprogramma, dat als doel
heeft een duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening te realiseren. Binnen het
plangebied geldt dit voor de dijken langs de Randmeren en de inlaatvoorzieningen in de
polders. Een belangrijke ontwikkeling is een nieuw peilbesluit voor het IJsselmeer en de
ontkoppeling van het Markermeer en de Veluwerandmeren.
- Het provinciaal waterplan van Utrecht (2010-2015): Richting Robuust geeft kaders voor
het peilbesluit. Hierin zijn onder andere een functiekaart en de bijbehorende functiebe-
schrijvingen opgenomen. Deze vormen voor het peilbesluit een belangrijk vertrekpunt
voor de afweging van de waterpeilen.
- De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 – 2028 (ontwerp) beschrijft het ruimtelij-
ke beleid van de provincie Utrecht. Er wordt geen nieuw waterbeleid geformuleerd in
de Structuurvisie. Het peilbesluit Eemland wordt afgestemd op de provinciale ruimtelij-
ke doelstellingen, zoals de kernkwaliteiten van het landschap van Eemland, het
veenweidekarakter van Eemland, een klimaatbestendige leefomgeving en de Ecologi-
sche Hoofdstructuur.
- In het Waterbeheersplan 2010-2015 beschrijft het waterschap hoe het zijn drie kernta-
ken gaat vervullen: veiligheid, optimale waterstanden en schoon water. Belangrijke
onderdelen voor de peilbesluiten zijn:
o Verschil tussen zomer- en winterpeil wordt zoveel als mogelijk teruggebracht;
o In natuurgebieden wordt een natuurlijk waterpeil ingesteld (hoog in de winter en
laag in de zomer);
o In toekomstige natuurgebieden die momenteel nog landbouwgrond zijn, stemmen
we de waterbeheersing af op de natuur wanneer het gebied grotendeels (> 80 pro-
cent) van landbouwgrond is omgezet in natuur.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
17
- In het Waterbeheersplan 2010-2015 is beschreven dat bij het opstellen van peilbeslui-
ten gebruik wordt gemaakt van de GGOR-methodiek. Dit betekent dat voor de
verschillende functies wordt gezocht naar de optimale waterstanden. Voor landbouw is
dit vooral een economische afweging, waarin opbrengst van gewassen centraal staat.
Voor natuur wordt een koppeling gemaakt met natuurbeheerplannen.
- In de Keur van het waterschap is opgenomen het verboden is zonder vergunning van
het bestuur de waterstand te brengen en te houden op een ander peil dan voor de be-
treffende watergang is vastgesteld of gangbaar is (artikel 4.2 lid 1b). In de beleidsregels
is daarnaast opgenomen dat in poldergebieden in principe geen onderbemalingen wor-
den toegestaan (regel 3.1.4).
- In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Eemland uit 2005 is door de gemeenten
Baarn, Bunschoten, Eemnes en Soest een visie beschreven op het landschap. Hierin is
een aantal opgaven voor het watersysteem benoemd:
o Voor het open slagenlandschap en de overgangslandschap is dat een uitwerking ge-
ven aan duurzaam waterbeheer door herstel van de natuurlijke waterhuishouding
(bijvoorbeeld: herstel watersystemen, bestrijding verdroging en vermesting, beper-
ken risico’s van hoogwater en wateroverlast door dijkverbetering, verbetering
kwaliteit grond- en oppervlaktewater).
o Voor het rivierlandschap van de Eem is dat de facilitering van de regionale beroeps-
vaart in combinatie met hoge ecologische doelstellingen. Recreatief medegebruik is
wenselijk, mits dit geen obstructie betekent voor het voorgaande.
Functies in Eemland volgens Provinciaal Waterplan (2010-2015)
In Eemland zijn drie basisfuncties aanwezig, dit zijn: Landbouw, Natuur en Stedelijk Gebied.
Er komen geen verweven functies voor, daarmee zijn de verschillende functies in het gebied
van elkaar gescheiden (zie kaart 16 in het achtergrondrapport met de peilafweging). De
natuurgebieden bevinden zich vooral langs de Eem en de het Eemmeer. De kernen van
Eemnes, Bunschoten, Amersfoort, Eemdijk en Eembrugge zijn als stedelijk gebied aangewe-
zen. De rest van het gebied heeft een landbouwfunctie.
Naast deze basisfunctie worden er nog andere aanduidingen onderscheiden waar doelstel-
lingen aan verbonden zijn. De onderstaande twee zijn van belang voor het peilbesluit
Eemland.
- Veengebied: een groot gedeelte van het landbouwgebied is ook aangewezen als veen-
gebied. Dit betekent dat er veen in de ondergrond aanwezig is en er aandacht moet
worden besteed aan het beperken van bodemdaling.
- Natte ecologische verbindingszones: binnen het peilbesluitgebied is een gedeelte van
de Dijkwetering in de Noordpolder aangewezen als natte ecologische verbindingszone.
Ecologische verbindingszones zijn gericht op het verbeteren van de mogelijkheden voor
verplaatsing van planten en dieren tussen de verschillende, vaak verspreid liggende, na-
tuurgebieden. Hier moet rekening mee gehouden worden bij het opstellen van het
nieuwe peilbesluit, bijvoorbeeld wanneer er een extra peilvakgrens geïntroduceerd zou
worden.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
18
3.2 Belangen
In deze paragraaf zijn de verschillende belangen in Eemland beschreven. De belangen zijn
onder te verdelen in belangen vanuit het watersysteem (wateraan- en afvoer, waterconser-
vering, waterkwaliteit en ecologie) en belangen vanuit gebruiksfuncties (landbouw,
veenweidegebied, natuur/weidevogels, recreatie).
Vanuit watersysteem
Wateraan- en afvoer: robuuste peilgebieden en open afvoerroutes
Om de wateraanvoer en afvoer in de polder op een goede manier te kunnen regelen is het
wenselijk om robuuste peilgebieden te creëren. Robuuste peilgebieden zijn gebieden van
een aanzienlijke omvang. Daarbinnen staat het water in open verbinding en kan zich “vrij”
bewegen. Meerdere locaties om water aan en af te voeren zijn gewenst om bij lokale knel-
punten of calamiteiten in te kunnen grijpen. Op deze manier kan het waterpeil goed
gehandhaafd worden.
De afvoerroutes in het gebied en naar het gemaal moeten open blijven. Lokale knelpunten
in de waterafvoer door te hoge duikers of aanwezige dammen zijn niet gewenst. Hierdoor
kan te veel opstuwing ontstaan waardoor de vastgelegde waterpeilen niet gehandhaafd
kunnen worden.
Waterconservering: hanteren van een bandbreedte rondom het waterpeil
Voor de waterconservering is het wenselijk om te werken met een minimum en maximum
waterpeil die enigszins uit elkaar liggen. Het hanteren van een vast strak waterpeil betekent
namelijk dat veel water moet worden afgevoerd, maar ook dat veel water moet worden
aangevoerd. Met een bandbreedte rondom het waterpeil kan worden ingespeeld op het te
verwachten weer. Bij hevige neerslag kan vast worden voorgemalen en wanneer droogte
wordt verwacht kan nog extra water worden vastgehouden. Op deze manier wordt op een
duurzame manier met het watersysteem omgegaan. Uitgangspunt voor het waterschap is
een bandbreedte van 20 cm, bij deze bandbreedte is het waterbeheer op een efficiënte
manier uit te voeren.
Waterkwaliteit en KRW: droogval voorkomen, goed inlaatbeheer, natuurlijk peilbeheer
Het peilbeheer is een belangrijke factor waarmee de waterkwaliteit wordt gestuurd, daarom
zal in de peilbesluiten rekening gehouden moeten worden met de KRW doelen. Er zijn
vooral twee aspecten van belang: het voorkomen van droogval en een goed inlaatbeheer.
Sloten kunnen droogvallen in de winter omdat het winterpeil te laag is, of omdat er een laag
bagger aanwezig is. Droogval in de winter is slecht voor de waterkwaliteit, zowel chemisch
als biologisch. Door oxidatie van organisch materiaal of veen in de drooggevallen slibbodem
kan veel fosfaat vrijkomen. Wanneer het waterpeil weer stijgt zullen hoge fosfaatconcentra-
ties voorkomen in het oppervlaktewater. Bij droogval zullen tevens veel planten en
diersoorten de winter niet overleven. Daarnaast is de kans op bevriezing kleiner bij een
grotere waterdiepte. Dit betekent dat een grotere waterdiepte bijdraagt aan de mogelijkhe-
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
19
den voor overwintering door vissen. Voldoende waterdiepte draagt daarmee dus bij aan een
betere ecologie.
Het peilbeheer bepaalt hoeveel inlaatwater er nodig is. Een vast waterpeil met een kleine
bandbreedte betekent dat er regelmatig water moet worden ingelaten om het uitzakken
van het waterpeil te voorkomen. Wanneer het waterpeil wat meer mag fluctueren dan
hoeft er minder water te worden ingelaten. De kwaliteit van het water in het gebied wordt
beïnvloed door de hoeveelheid water die moet worden ingelaten en uiteraard ook door de
kwaliteit van het inlaatwater. Daarom wordt er naar gestreefd om zoveel mogelijk water uit
de polders zelf te benutten en dit eventueel aan te vullen met water vanuit bovenstrooms
gelegen gebieden of de Eem.
Voor de waterkwaliteit is het wenselijk om zoveel mogelijk een natuurlijk peilbeheer te
hanteren. Met een natuurlijk peilbeheer wordt bedoeld: hogere peilen in de winter dan in
de zomer en minder verschil tussen het waterpeil in de zomer en in de winter. Daarnaast is
ook het moment waarop wordt overgegaan van het hoge naar het lage waterpeil belangrijk.
Het is namelijk belangrijk dat watergangen zo laat mogelijk droogvallen in het najaar. De
temperatuur is dan lager waardoor bodemprocessen langzamer verlopen. Deze bodempro-
cessen zorgen er voor dat de er nutriënten (met name fosfaat) vrijkomen. Het is daarom
wenselijk om het lagere waterpeil in de winter zo laat mogelijk (vanaf december) in te
stellen.
Ecologie: natuurlijk peilbeheer en aangepast maaibeheer
Een natuurlijk peilbeheer is goed voor de ecologische kwaliteit. Wanneer een natuurlijk
peilbeheer niet mogelijk is kan alsnog kritisch gekeken worden naar de periode van het
minimum- en maximumwaterpeil. De negatieve effecten op de waterkwaliteit en ecologie
van een laag waterpeil in de winter zijn groter naarmate het waterpeil eerder verlaagd
wordt. In het najaar graven larven en andere kleine waterdieren zich namelijk in de oever
onder het waterniveau in voor het winterseizoen. Bij het verlagen van het waterpeil in het
najaar is er minder oever beschikbaar of sterft de reeds ingegraven waterfauna. Wanneer
ook het maximum waterpeil eerder weer ingesteld wordt, duurt de tegennatuurlijke situatie
van een laag waterpeil in de winter zo kort mogelijk.
Bovendien is het wenselijk om gedurende de zomer het hoge peil verder uit te laten zakken
voordat het weer op streefpeil wordt gebracht. Droogval in de zomer is een essentieel
proces voor veel oeverplanten. Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het laten
uitzakken van het waterpeil tot ongeveer 10 cm onder het streefpeil alvorens het weer op
peil gebracht wordt.
KRW doelen kunnen gehaald worden door aanpassing van het maaibeheer in weteringen.
Om de vishabitats te verbeteren is meer vegetatie gewenst, dit heeft echter een negatief
effect op de afvoer van een watergang omdat het verhang toeneemt. De ontwikkeling van
de oevervegetatie kan daarnaast nog bevorderd worden door een kleiner peilverschil,
hierdoor wordt de zuiverende werking van het watersysteem versterkt.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
20
Vanuit gebruikersfuncties
Landbouw: voldoende drooglegging
In Eemland zijn de meeste landbouwpercelen in gebruik als grasland. Voldoende droogleg-
ging is nodig om het gras te laten groeien. Daarnaast is de landbouw gebaat bij een lager
waterpeil in de winter en het vroege voorjaar. Voor het schonen van sloten in het najaar is
een lager waterpeil wenselijk. Het waterpeil mag echter niet te laag zijn, omdat dan te veel
bagger meekomt met het schonen. Een goede waterkwaliteit is van belang voor de gezond-
heid van grazend vee. Daarnaast kunnen watervoerende sloten voor veedrenking en
veekering gebruikt worden.
Behalve grasland wordt er ook maïs verbouwd in Eemland. Dit gebeurt lokaal, maar wel
verspreid over het hele gebied. De waterpeilen worden daarom in principe niet specifiek
afgestemd op de maïsteelt. Op hogere percelen zal maïsteelt echter goed mogelijk zijn.
In Eemland heeft ruilverkaveling plaats gevonden. Bij de ruilverkaveling zijn afspraken
gemaakt over de benodigde drooglegging in het gebied. Deze afspraken zijn meegenomen
bij het opstellen van het peilbesluit in 1991 en in 2003. In een aantal peilvakken is de uitein-
delijke drooglegging wat kleiner dan deze normen. In de toelichting bij het peilbesluit uit
1991 zijn de volgende droogleggingsnormen voor de winterperiode opgenomen:
- Kleigronden: 90-110 cm
- Klei op veengronden: 85-105 cm
- Zandgronden: 75-95 cm
Het peilbesluit uit 2003 is een belangrijk vertrekpunt geweest voor het nieuwe ontwerp-
peilbesluit. Dit betekent dat de drooglegging bij het peilbesluit uit 2003 een belangrijk
vertrekpunt is voor de nieuwe drooglegging.
Veenweidegebied
Een groot gedeelte van Eemland is aangewezen als veenweidegebied. In het Provinciaal
Waterplan is opgenomen dat bij het opstellen van peilbesluiten voor deze gebieden extra
aandacht nodig is voor het beperken van bodemdaling. In een veenweidegebied daalt de
bodem doordat het veen zet, inklinkt en oxideert als gevolg van ontwatering. Het veen daalt
niet overal even snel. Behalve met de ontwateringstoestand hangt dit ook samen met het
soort veen. In natte natuurgebieden gaat de bodemdaling minder snel dan in de drogere
landbouw- en natuurgebieden, waardoor het hoogteverschil toeneemt.
Vanuit het Provinciaal Waterplan geldt in veenweidegebieden het volgende vertrekpunt met
betrekking tot bodemdaling: ‘Substantieel afremmen van de bodemdaling binnen een ro-
buust en klimaatbestendig watersysteem, zodanig dat het op lange termijn goed betaalbaar
en beheersbaar is en dat rekening wordt gehouden met behoud en ontwikkeling van de
landschappelijke kernkwaliteiten’.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
21
Dit is vertaald in de volgende twee provinciale richtlijnen:
- In veengebieden een maximale drooglegging van 60 cm (gemiddeld per peilgebied). Dit
behoudens eerder gemaakte afspraken in het kader van de landinrichtingsprojecten Lo-
pikerwaard en Eemland. Gevraagd wordt om bij nieuwe peilbesluiten te streven naar
waar mogelijk de drooglegging te beperken tot 60 cm;
- In veengebieden geen vergroting van de drooglegging, tenzij dit noodzakelijk is voor het
duurzaam uitoefenen van de functie;
Natuur: weidevogels, beschermde soorten en ecologische verbindingen
Eemland is een zeer belangrijk weidevogelgebied in Nederland. Weidevogels houden in het
algemeen van open tot zeer open, vochtige tot natte graslandgebieden die overwegend
extensief tot matig intensief gebruikt worden en waar geen of weinig ‘storingsbronnen’
aanwezig zijn in de vorm van wegen en bebouwing. De meeste weidevogels zijn gebaat bij
een relatief hoge grondwaterstand, dat wil zeggen dat het grondwater niet te ver onder het
maaiveld staat (40-50 cm in het voorjaar). Onder die omstandigheden droogt de bodem niet
uit en is het voedsel voor de weidevogels goed bereikbaar. Daarnaast is een late maaidatum
van belang, om eieren te leggen en hun jongen te verzorgen is maaien voor begin juni niet
wenselijk1. In heel Eemland zijn veel weidevogels aanwezig, maar specifiek het reservaatge-
bied in de Noordpolder/Maatpolder en De Slaag zijn speciaal ingericht voor weidevogels.
De Flora- en faunawet beschermt de in het wild voorkomende planten en dieren. Voor het
peilbesluit betekent dit dat de belangen en de mogelijke effecten van peilwijzigingen op
(beschermde) flora en fauna meegenomen moeten worden.
De volgende aspecten zijn van belang voor het peilbesluit:
- Het aantal peilgebieden. Voor de aanwezige beschermde vissen is het van belang dat de
migratiemogelijkheden niet verminderen. Deze kunnen verminderen doordat de be-
grenzing van peilgebieden wijzigt of doordat het aantal peilgebieden toeneemt.
- Natuurlijk peilbeheer. Voor de meeste beschermde soorten is het met name van belang
dat de vegetatieontwikkeling en mogelijkheden tot verlanding worden gestimuleerd.
Soorten als Kleine en Grote Modderkruiper en Bittervoorn zijn bijvoorbeeld afhankelijk
van een goed ontwikkelde vegetatie of verlanding. Waterpeilen hebben invloed op de
ontwikkeling hiervan. Een natuurlijk peilbeheer beïnvloedt de vegetatieontwikkeling
positief.
- Peilwijzingen. Abrupte stijgingen en verlagingen van de waterpeilen dienen zoveel
mogelijk vermeden te worden. In het broedseizoen kunnen hierdoor bijvoorbeeld vo-
gelnesten verdrinken, ook kunnen onnatuurlijke stijgingen en verlagingen de
ontwikkeling van vegetatie (leefgebied van beschermde soorten) negatief beïnvloeden.
- Beheer. Extensief beheer van de watergangen is over het algemeen goed voor de aan-
wezige beschermde soorten. Mogelijkheden om het beheer extensiever uit te voeren
dienen bij de peilafweging te worden onderzocht en zoveel mogelijk benut te worden.
1 Bron: www.natuurkennis.nl
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
22
- Inlaatwater. Het inlaten van gebiedsvreemd water kan exoten met zich meebrengen die
een negatieve invloed kunnen hebben op de bestaande flora en fauna. Daarnaast heeft
de kwaliteit van het inlaatwater invloed op de aanwezige flora en fauna.
In Eemland is een ecologische verbindingszone aanwezig in de Noordpolder te Veld/ Maat-
polder. Het streefbeeld hiervoor is een zone die bestaat uit natuurgebiedjes met moeras,
schraalland, vochtige ruigte en struweel en op de hogere delen bloemrijk grasland. Doel-
soorten zijn voornamelijk de plant- en diersoorten die vochtige tot natte omstandigheden
nodig hebben als leefgebied en/ of voor migratiedoeleinden. De bestaande wielen en plasjes
in het gebied (zoetwatergemeenschappen) fungeren hierbij voor veel soorten als stapsteen.
Recreatie
De polders van Eemland worden veel gebruikt door recreanten, dit zijn met name fietsers en
wandelaars. Het recreatief gebruik van de polders stelt geen eisen aan het te hanteren
waterpeil en wordt daarom ook niet meegenomen in de peilafweging. Wel kan bij de reali-
satie bijvoorbeeld een nieuwe stuw recreatief gebruik meegenomen worden door de stuw
passeerbaar te maken voor wandelaars.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
23
4 Peilafweging
4.1 Inleiding
In de volgende paragrafen wordt per polder beschreven waarin het ontwerp-peilbesluit
verschilt met het peilbesluit uit 2003 en welke afwegingen daaraan ten grondslag liggen. Het
peilenvoorstel komt voor een groot gedeelte overeen met het vigerende peilbesluit. Wel is
het peilenvoorstel op een aantal locaties aangepast aan de huidige praktijksituatie, dit geldt
voornamelijk voor de begrenzing van een aantal peilgebieden. Er zijn een paar algemene
keuzes gemaakt waar het peilenvoorstel op gebaseerd is. Deze keuzes worden hieronder
toegelicht.
Peilgebieden zonder wateraanvoer
In Eemland zijn verschillende peilgebieden aanwezig waar het niet mogelijk is om water aan
te voeren. Deze peilgebieden liggen op de overgang naar de hoger gelegen zandgronden ten
westen van de A27 in de Noord- en Zuidpolder te Veen en ten zuiden van de spoorlijn in de
Soesterpolder. Vanwege het ontbreken van wateraanvoer kan het uitzakken van het water-
peil in de zomer niet voorkomen worden. Daarom worden voor deze peilgebieden geen
minimum waterpeilen opgenomen in het peilbesluit. De maximum waterpeilen geven aan
welke waterpeilen onder normale omstandigheden verwacht kunnen worden. In een twee-
tal peilgebieden in de Soesterpolder (nr. 112 en 114) wordt in de winter een lager waterpeil
gehanteerd dan het maximum waterpeil om wateroverlast te voorkomen. Op deze manier
wordt inzichtelijk gemaakt welke waterpeilen de gebruikers in de gebieden kunnen ver-
wachten.
Compensatie bodemdaling
In het inventarisatierapport is op kaart 6b de bodemdaling in Eemland weergegeven. Op
basis van die kaart kan geconstateerd worden dat de bodemdaling in Eemland in de afgelo-
pen 10 jaar niet meer dan 2,5 cm (of 2,5 mm/jaar) is geweest. Alleen in de Maatpolder is
een grotere bodemdaling geconstateerd. De waterpeilen in de peilvakken 701 en 702 kun-
nen aangepast worden om de bodemdaling van de afgelopen 10 jaar te compenseren. Bij de
peilafweging voor dit peilbesluit wordt er echter voor gekozen om deze compensatie voor
peilvak 701 nu niet door te voeren, zoals hieronder verder wordt toegelicht.
Het aanpassen van de waterpeilen in het peilbesluit gebeurt over het algemeen per 5 cm.
Dit is vanwege de praktische uitvoerbaarheid en sluit aan bij de nauwkeurigheid van het
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
24
peilbeheer in de praktijk. De gemalen kunnen uiteraard op de centimeter nauwkeurig aan-
gestuurd worden, maar door de onnauwkeurigheid in de metingen en tijdelijke afwijkingen
(bv. het scheefhangen van een vlotter) is een nauwkeurigheid van 1 cm niet te garanderen.
Om verkeerde verwachting te voorkomen en om bovendien te kunnen spreken van een
significante verandering bij peilaanpassingen worden daarom de waterpeilen alleen per 5
cm aangepast. Aangezien de bodemdaling in het gebied aanzienlijk kleiner is dan deze 5 cm
wordt deze nu niet gecompenseerd.
Wanneer het peilbesluit over 10 jaar herzien wordt zal de bodemdaling sinds 2003 opnieuw
meegenomen worden in de afweging van de waterpeilen. Dit betekent dat bij de herziening
van het peilbesluit in 2023 de bodemdaling sinds 2003 meegenomen in de peilafweging. De
bodemdaling over de afgelopen tien jaar wordt daarmee niet verwaarloosd, zodat ook op de
lange termijn er voldoende drooglegging in het gebied gegarandeerd blijft.
In de Maatpolder (peilgebied 701) is de afgelopen tien jaar een lager waterpeil gevoerd dan
officieel was opgenomen in het peilbesluit. Dit lagere praktijk waterpeil wordt nu opgeno-
men in het peilbesluit, maar er wordt geen extra compensatie toegepast voor de
bodemdaling.
Flexibel peilbeheer
In de polders van Eemland wordt een flexibel peilbeheer toegepast. Het flexibel peilbeheer
wordt als middel ingezet om met de oppervlakte- en grondwaterstanden de aanwezige
functies in het gebied zo goed mogelijk te ondersteunen. Dit komt overeen met het peilbe-
sluit uit 2003 waarin dit ook was opgenomen in de vorm van minimum- en maximum
waterpeilen. De definitie van een flexibel waterpeil is in onderstaand kader opgenomen.
Flexibel waterpeil: een peilbeheer waarbij het waterpeil varieert tussen een boven- en een
ondergrens. Het waterpeil is daarbij afhankelijk van de weersomstandigheden en de grond-
waterstanden om de functies in het gebied zo goed mogelijk te ondersteunen.
Het flexibel peilbeheer betekent dat er geen vaste periodes zijn met een hoger of lager
waterpeil, zoals in het verleden het geval was met een zomer- en winterpeil. Het waterpeil
wordt namelijk afgestemd op de weersomstandigheden en de grondwaterstanden in het
gebied. Het waterpeil in de polders zal daarbij variëren tussen het maximum en minimum
waterpeil. Dit betekent overigens niet dat het peilbeheer volledig anders gaat worden, over
het algemeen zullen de waterpeilen in de polder in droge perioden hoger zijn en in natte
perioden lager. Dit laatste geldt echter niet in de natuurgebieden waar een meer natuurlijk
en dus tegengesteld waterpeil wordt gevoerd.
Bij het flexibele peilbeheer worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- In de winterperiode wordt in principe een waterpeil van 5 cm boven het minimum
waterpeil gehandhaafd, alleen bij aanzienlijke neerslag en tijdens het schonen van de
sloten wordt het minimum waterpeil gehanteerd;
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
25
- In de zomerperiode wordt in principe een waterpeil van 5 cm onder het maximum
waterpeil gehandhaafd, alleen bij aanzienlijke droogte wordt het maximum waterpeil
gehanteerd;
- De overgang van de winter naar de zomer en andersom verloopt heel geleidelijk met
een verandering van maximaal 5 cm per week.
Door deze uitgangspunten toe te passen wordt een positieve bijdrage geleverd aan een
aantal aspecten van het waterbeheer in Eemland: droogval wordt meer voorkomen, de
waterkwaliteit verbetert, begroeiing in het voorjaar wordt beperkt, wateroverlast in de
zomer vermindert en KRW doelen worden ondersteund.
Figuur 2 Verloop van het streefpeil in een theoretisch jaar op basis van de uitgangspunten bij het nieuwe peilre-
gime in Eemland. De overgang van het lagere waterpeil in de winter naar het hogere waterpeil in de zomer is niet
vastgelegd met een bepaalde datum, maar hangt af van de weersomstandigheden en grondwaterstanden.
1-j
an
1-f
eb
1-m
rt
1-a
pr
1-m
ei
1-j
un
1-j
ul
1-a
ug
1-s
ep
1-o
kt
1-n
ov
1-d
ec
Aan
zie
nli
jke
ne
ers
lag
Aan
zie
nli
jke
ne
ers
lag
Aan
zie
nli
jke
dro
ogt
e
Sch
on
en
slo
ten
Maximum waterpeil
Minimum waterpeil
20 c
m5 c
m
Ove
rgan
gsp
erio
de
Ove
rgan
gsp
erio
de
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
26
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
27
4.2 Soesterpolder
In Tabel 1 is het peilenvoorstel voor de Soesterpolder weergegeven. De waterpeilen in alle
peilgebieden in de Soesterpolder zijn afgestemd op de functie Landbouw.
De belangrijkste verandering ten opzichte van het peilbesluit uit 2003 is dat alleen voor de
peilgebieden 101, 102 en 103 een minimum waterpeil is opgenomen. De andere peilgebie-
den liggen allemaal aan de zuidkant van de spoorlijn en daar kan geen water aangevoerd
worden. Voor deze peilgebieden is daarom geen minimumwaterpeil opgenomen. De maxi-
mum waterpeilen van twee peilgebieden (103 en 114) wijken af van het peilbesluit 2003.
Hier is namelijk het praktijk waterpeil opgenomen in het peilenvoorstel, omdat er geen
problemen zijn geconstateerd met de praktijkpeilen. De peilgebieden 105 en 108 zijn res-
pectievelijk bij de peilgebieden 106 en 107 gevoegd. Hiermee is het peilbesluit aangepast
aan de praktijksituatie.
Tabel 1 Peilenvoorstel 2013, verschil met 2003 en gemiddelde drooglegging Soesterpolder. V-’03 (cm) is het
verschil in centimeters ten opzichte van het waterpeil uit het peilbesluit 2003, DL (cm) is de drooglegging in
centimeters.
Peilge-
bied
Maximum Minimum
2013 V-‘03 (cm) DL (cm) 2013 V-‘03 (cm) DL (cm)
101 -0,55 - 92 -0,75 - 112
102 -0,30 - 120 -0,50 - 140
103 0,80 + 20 118 0,60 - 138
104 -0,35 - 145 n.v.t. - -
1062 -0,15 - 119 n.v.t. - -
1073 -0,15 - 151 n.v.t. - -
109 -0,05 - 209 n.v.t. - -
110 0,60 - 134 n.v.t. - -
111 0,05 - 151 n.v.t. - -
112 1,50 - 178 n.v.t. - -
113 0,40 - 126 n.v.t. - -
114 0,90 +15 204 n.v.t. - -
2 Peilvak 105 is bij peilvak 106 gevoegd, dit komt overeen met de praktijksituatie.
3 Peilvak 108 is bij peilvak 107 gevoegd, dit komt overeen met de praktijksituatie.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
28
4.3 Polder Zeldert
In Tabel 2 is het peilenvoorstel voor de Polder Zeldert weergegeven. In drie peilgebieden
zijn de waterpeilen afgestemd op de functie natuur, dit is het gebied De Slaag (peilgebied
201 en 204) en Zuivereind (peilgebied 208). Het peilgebied 207 is een hoogwatervoorziening
voor de aanwezige bebouwing. De waterpeilen worden in een hoogwatervoorziening afge-
stemd op het beschermen van de fundering van de bebouwing en zijn over het algemeen
hoger dan in de rest van de polder. De waterpeilen van de andere peilgebieden in de Polder
Zeldert zijn afgestemd op de functie Landbouw.
De peilgebieden van Polder De Haar ten zuiden van de A1 zijn bij Polder Zeldert getrokken,
omdat zij horen bij het bemalingsgebied van gemaal Zeldert. Dit heeft betrekking op de
peilgebieden die nu 207, 208 en 209 zijn genoemd. Daarnaast is in de polder Zeldert peilge-
bied 210 er bijgekomen. In praktijk werd er in dit gebied al een ander waterpeil gevoerd dan
in peilgebied 202, hiermee is het peilbesluit is aangepast aan de praktijksituatie.
De peilgebieden 201 en 204 krijgen een lager minimum waterpeil. Beide peilgebieden heb-
ben betrekking op het natuurgebied De Slaag. Daar wordt in principe het hele jaar een hoog
waterpeil gehandhaafd, deze natte omstandigheden worden gecreëerd voor de weidevo-
gels. Het minimum waterpeil wordt alleen ingesteld voor het maaien en bewerken van de
percelen. Dit gebeurt slechts een korte periode op het eind van de zomer.
De twee peilgebieden 205 en 206 worden bemalen door gemaal Malesluis. De waterpeilen
in de peilgebieden veranderen niet ten opzichte van het peilbesluit uit 2003.
Tabel 2 Peilenvoorstel 2013, verschil met 2003 en gemiddelde drooglegging Polder Zelder. De peilgebieden met
“(na)” achter de code zijn afgestemd op natuur, de peilgebieden met “(hw)” zijn een hoogwatervoorziening. V-’03
is het verschil in centimeters t.o.v. het waterpeil uit het peilbesluit 2003, DL is de drooglegging in centimeters.
Peilgebied Maximum Minimum
2013 V-‘03 (cm) DL (cm) 2013 V-‘03 (cm) DL (cm)
201 (na) -0,35 - 27 -0,80 -30 72
202 -1,00 - 84 -1,20 - 104
203 -0,70 - 113 -0,90 - 133
204 (na) -0,15 - 14 -0,80 -50 79
205 -0,65 - 128 -0,75 - 138
206 -0,40 - 128 -0,60 - 148
2074 (hw) -0,80 - 129 -1,00 - 8
2085 (na) 0,20 - 21 n.v.t. - -
2096 -1,10 - 84 -1,30 - 104
2107 -0,90 +10 69 -1,10 +10 89
4 In peilbesluit 2003 werd dit peilvak aangeduid met de code 302.
5 In peilbesluit 2003 werd dit peilvak aangeduid met de code 303
6 In peilbesluit 2003 was dit peilvak onderdeel van peilvak 301
7 In peilbesluit 2003 was dit peilvak onderdeel van peilvak 202
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
29
4.4 Polder De Haar
In Tabel 3 is het peilenvoorstel voor de Polder De Haar weergegeven. Het peilgebied 302 is
een hoogwatervoorziening voor de aanwezige bebouwing. De waterpeilen in peilgebied 301
zijn afgestemd op de functie Landbouw.
In het peilbesluit uit 2003 bestond polder De Haar uit meer peilgebieden, maar zoals ook in
voorgaande paragraaf is beschreven zijn de peilgebieden ten zuiden van A1 bij polder
Zeldert gevoegd. Alleen het bemalingsgebied van gemaal De Haar is nu opgenomen met
slechts twee peilgebieden. De waterpeilen in de polder zijn niet veranderd ten opzichte van
het peilbesluit uit 2003.
Tabel 3 Peilenvoorstel 2013, verschil met 2003 en gemiddelde drooglegging Polder De Haar. De peilgebieden met
“(na)” achter de code zijn afgestemd op natuur, de peilgebieden met “(hw)” zijn een hoogwatervoorziening. V-’03
(cm) is het verschil in centimeters ten opzichte van het waterpeil uit het peilbesluit 2003, DL (cm) is de droogleg-
ging in centimeters.
Peilgebied Maximum Minimum
2013 V-‘03 (cm) DL (cm) 2013 V-‘03 (cm) DL (cm)
301 -1,10 - 74 -1,30 - 94
302 (hw) -0,80 - 86 -1,00 - 106
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
30
4.5 Bikkerspolder
In Tabel 4 is het peilenvoorstel voor de Bikkerspolder weergegeven. De waterpeilen in de
peilgebieden 401, 402 en 404 zijn afgestemd op de functie Landbouw. Deze drie peilgebie-
den beslaan samen het grootste gedeelte van de Bikkerspolder. Aan de noordkant zijn er
nog twee peilgebieden (403 en 408) waar de waterpeilen zijn afgestemd op de natuurfunc-
tie op het terrein van drinkwaterbedrijf Vitens. Ook in de gebieden Zwartenoord (405) en
Eembrugge (406) zijn de waterpeilen afgestemd op de natuurfunctie. Daarnaast worden er
nog verschillende hoogwatervoorzieningen onderscheiden (407 en 409) rondom bebouwing
in de polder.
De waterpeilen in de Bikkerspolder zijn niet aangepast ten opzichte van het peilbesluit 2003.
Er is alleen een peilgebied bijgekomen en dat is peilgebied 409 in de noordoosthoek. De
grenzen uit het peilbesluit 2003 klopten hier niet met de praktijksituatie, daar is het peilbe-
sluit op aangepast.
Tabel 4 Peilenvoorstel 2013, verschil met 2003 en gemiddelde drooglegging Bikkerspolder. De peilgebieden met
“(na)” achter de code zijn afgestemd op natuur, de peilgebieden met “(hw)” zijn een hoogwatervoorziening. V-’03
(cm) is het verschil in centimeters ten opzichte van het waterpeil uit het peilbesluit 2003, DL (cm) is de droogleg-
ging in centimeters.
Peilgebied Maximum Minimum
2013 V-‘03 (cm) DL (cm) 2013 V-‘03 (cm) DL (cm)
401 -0,80 - 86 -1,00 - 106
402 -1,00 - 56 -1,20 - 76
403 (na) -0,80 - 98 -0,80 - 98
404 -0,60 - 95 -0,80 - 115
405 (na) -0,10 - 9 n.v.t. - -
406 (na) 0,00 - 30 n.v.t. - -
407 (hw) -0,80 - 95 -1,00 - 115
408 (na) -1,00 - 111 -1,00 - 111
4098 (hw) -0,80 +20 131 -1,00 +20 151
8 In peilbesluit 2003 was peilvak 409 onderdeel van peilvak 402
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
31
4.6 Oosterpolder
In Tabel 5 is het peilenvoorstel voor de Oosterpolder weergegeven. Het peilgebied 503 is
een hoogwatervoorziening voor de aanwezige bebouwing. De waterpeilen in peilgebied 501
en 502 zijn afgestemd op de functie Landbouw.
De grens tussen peilgebied 501 en 502 is naar het zuiden opgeschoven (zie Figuur 3). Dit
heeft te maken met de ontwikkelingen rondom de Laakzone en het bevaarbaar maken van
de Laak. Om de peilgebiedgrens naar het zuiden te verplaatsen moet de aanwezige stuw
verplaatst worden en zijn compenserende maatregelen nodig (zie ook H5). Dit zal gebeuren
op initiatief van het Laakzoneproject als onderdeel van de uitvoering van het gehele project.
Dit betekent dat de huidige peilgebiedgrens nog gehandhaafd wordt tot het moment dat
het Laakzone project daadwerkelijk in uitvoering gaat.
De peilgebiedgrenzen van 501 en 502 zijn aangepast aan de ruimtelijke ontwikkelingen
Haarbrug Zuid en Rengerswetering. Deze uitbreidingen van Bunschoten worden niet mee-
genomen in dit peilbesluit. In 2016 wordt het peilbesluit voor het stedelijk gebied van
Bunschoten vervangen. Op dat moment worden de uitbreidingen in het nieuwe peilbesluit
voor Bunschoten opgenomen.
Het minimum waterpeil in peilgebied 502 wordt 10 cm verhoogd, in de praktijk werd het
minimum waterpeil van het peilbesluit 2003 nooit ingesteld, omdat er dan te veel sloten
droog zouden vallen. Daarom wordt in het peilbesluit het waterpeil van -1,10 mNAP opge-
nomen.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
32
Figuur 3 Peilgebiedsgrenzen van het peilbesluit 2003 (stippellijn) en van het nieuwe ontwerp-peilbesluit
voor de peilgebieden 501 (groen) en 502 (blauw)
Tabel 5 Peilenvoorstel 2013, verschil met 2003 en gemiddelde drooglegging Oosterpolder. De peilgebieden met
“(na)” achter de code zijn afgestemd op natuur, de peilgebieden met “(hw)” zijn een hoogwatervoorziening. V-’03
(cm) is het verschil in centimeters ten opzichte van het waterpeil uit het peilbesluit 2003, DL (cm) is de droogleg-
ging in centimeters.
Peilgebied Maximum Minimum
2013 V-‘03 (cm) DL (cm) 2013 V-‘03 (cm) DL (cm)
501 -1,00 - 66 -1,20 - 86
502 -0,90 - 82 -1,10 +10 102
503 (hw) -0,80 - 94 -1,00 - 114
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
33
4.7 Noordpolder te Veld, Noordpolder te Veen en Maatpolder
In Tabel 6 is het peilenvoorstel voor de Noordpolder te Veld, Noordpolder te Veen en de
Maatpolder weergegeven. In de drie polders zijn verschillende natuurgebieden aanwezig:
Maatpolder/Noordpolder (602, 703, 704 en 708), Eemdijk (706 en 707), Valse Bosjes (902 en
905) en Buitenvaart Noord (705). Hier zijn de waterpeilen afgestemd op de verschillende
natuurdoelen. Er zijn geen hoogwatervoorzieningen aanwezig en dat betekent dat de wa-
terpeilen in de overige peilgebieden zijn afgestemd op de functie Landbouw.
De waterpeilen van de verschillende natuurgebieden zijn aangepast. In het natuurgebied
Maatpolder/Noordpolder is een extra peilgebied geïntroduceerd met een hoger waterpeil.
In het gehele gebied worden in principe het hele jaar een hoog waterpeil gehandhaafd, deze
natte omstandigheden worden gecreëerd speciaal voor de weidevogels. De minimum wa-
terpeilen in het gebied zijn echter verlaagd, om het maaien en bewerken van de percelen
mogelijk te maken. Dit gebeurt slechts een korte periode op het eind van de zomer. Voor de
Valse Bosjes geldt dat de waterpeilen zijn aangepast op basis van het inrichtingsplan dat
voor het gebied is opgesteld. In het gebied van Buitenvaart Noord is het maximum waterpeil
aanzienlijk verhoogd en in overeenstemming gebracht met de praktijksituatie.
In het peilgebied 701 is de afgelopen tien jaar in werkelijkheid waterpeilen gehandhaafd die
5 cm lager waren dan de waterpeilen in het peilbesluit 2003. In het nieuwe ontwerp-
peilbesluit wordt het waterpeil uit de praktijk overgenomen en officieel wordt het waterpeil
daarmee 5 cm verlaagd. Deze verlaging is de compensatie voor de bodemdaling in het
peilgebied. Er wordt geen aanvullende compensatie toegepast voor de bodemdaling, dus in
de praktijk veranderen de waterpeilen niet. In het peilgebied 702 wordt de compensatie van
de bodemdaling wel toegepast, hier worden de waterpeilen met 5 cm naar beneden bijge-
steld.
Voor de peilgebieden ten westen van de A27 (903 en 904) wordt geen minimum waterpeil
meer opgenomen in het peilbesluit. In deze gebieden is het niet mogelijk om water aan te
voeren en daarom is het niet te voorkomen dat hier de waterpeil ten tijde van droogte
uitzakken.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
34
Tabel 6 Peilenvoorstel 2013, verschil met 2003 en gemiddelde drooglegging Noordpolder te Veld, Noordpolder te
Veen en Maatpolder. De peilgebieden met “(na)” achter de code zijn afgestemd op natuur, de peilgebieden met
“(hw)” zijn een hoogwatervoorziening. V-’03 (cm) is het verschil in centimeters ten opzichte van het waterpeil uit
het peilbesluit 2003, DL (cm) is de drooglegging in centimeters.
Peilgebied Maximum Minimum
2013 V-‘03 (cm) DL (cm) 2013 V-‘03 (cm) DL (cm)
601 -0,90 - 59 -1,10 - 79
602 (na) -0,40 +5 17 -0,85 -25 62
6039 -0,95 - 60 -1,15 - 80
901 -0,70 - 79 -0,90 - 99
902 (na) -0,50 +20 99 -0,50 +40 99
903 -0,45 - 158 n.v.t. - -
904 0,45 - 150 n.v.t. - -
90510 (na) -0,30 +40 27 -0,50 +40 47
701 -0,95 -5 91 -1,15 -5 111
702 -1,15 -5 91 -1,15 -5 91
703 (na) -0,05 +5 22 -0,55 -20 72
704 (na) -0,25 -10 21 -0,75 -45 71
705 (na) -0,20 +40 10 -0,60 - 50
706 (na) 0,00 - 53 n.v.t. - -
707 (na) -0,10 - 53 -0,50 - 93
70811 (na) -0,15 -5 20 -0,65 -30 70
9 In peilbesluit 2003 werd dit peilvak aangeduid met de code 805 en was dit peilvak onderdeel van de Zuidpolder
te Veld, het peilvak wordt echter bemalen door gemaal Eemnes en daarom in dit peilbesluit toegerekend
aan de Noordpolder te Veld. 10
In peilbesluit 2003 was dit peilvak onderdeel van peilvak 902 11
In peilbesluit 2003 was dit peilvak onderdeel van peilvak 703
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
35
4.8 Zuidpolder te Veld en Zuidpolder te Veen
In Tabel 7 is het peilenvoorstel voor de Zuidpolder te Veld en Zuidpolder te Veen weergege-
ven. In de Zuidpolder is een natuurgebied aanwezig: Buitenvaart Zuid (804). Hier zijn de
waterpeilen afgestemd op het natuurdoel: zilt- en overstromingsgrasland. Er zijn geen
hoogwatervoorzieningen aanwezig en dat betekent dat de waterpeilen in de andere peilge-
bieden zijn afgestemd op de functie Landbouw.
De waterpeilen in de Zuidpolder zijn niet aangepast ten opzichte van het peilbesluit uit
2003. Peilgebied 1002 is bij het peilgebied 1001 gevoegd, hiermee is het peilbesluit over-
eenkomstig de praktijksituatie aangepast.
Voor de peilgebieden ten westen van de A27 (1004 en 1005) wordt geen minimum water-
peil meer opgenomen in het peilbesluit. In deze gebieden is het niet mogelijk om water aan
te voeren en daarom is het niet te voorkomen dat hier de waterpeilen ten tijde van droogte
uitzakken. In het peilgebied 1001 is wel een minimum waterpeil opgenomen, maar er is op
dit moment geen mogelijkheid aanwezig om water aan te voeren. Deze mogelijkheid zal op
de dezelfde manier gerealiseerd worden als in het gebied ten noorden van Eemnes. Dit
betekent dat er bij de stuw die het waterpeil regelt een opvoerpomp komt.
In peilgebied 801 is een knelpunt rond de Geerenweg geconstateerd. Wanneer in de polder
de maximum waterpeilen gehanteerd worden treedt in dit gebied snel overlast door hoge
waterstanden op. In het ontwerp-peilbesluit worden de waterpeilen voor peilgebied 801
niet aangepast.
Wel worden er in 2013 en 2014 twee onderzoeken opgestart om de knelpunten rond de
Geerenweg verder te onderzoeken en op te lossen. In 2013 wordt onderzocht hoe gevoelig
dit gebied is voor wateroverlast, dit gebeurt met een rekenmodel in het kader van de NBW
toetsing.
Daarna zal er in 2014 een jaar lang een proef gedaan worden met een maximum waterpeil
van -1,10 mNAP voor het gehele peilgebied 801. Er wordt dan onderzocht of dat waterpeil
problemen oplevert voor het westelijk deel van het peilgebied. In 2014 worden de onder-
zoeken afgerond en bepaald of het nodig is om binnen het peilgebied 801 verschillende
waterpeilen te voeren. Wanneer blijkt dat het nodig is om het peilgebied op te splitsen zal
er waarschijnlijk een extra stuw gemaakt worden. De nieuwe waterpeilen worden vervol-
gens vastgelegd in een projectplan die in het kader van dit werk opgesteld zal worden.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
36
Tabel 7 Peilenvoorstel 2013, verschil met 2003 en gemiddelde drooglegging Zuidpolder te Veld en Zuidpolder te
Veen. De peilgebieden met “(na)” achter de code zijn afgestemd op natuur, de peilgebieden met “(hw)” zijn een
hoogwatervoorziening. V-’03 (cm) is het verschil in centimeters ten opzichte van het waterpeil uit het peilbesluit
2003, DL (cm) is de drooglegging in centimeters.
Peilgebied Maximum Minimum
2013 V-‘03 (cm) DL (cm) 2013 V-‘03 (cm) DL (cm)
801 -1,00 - 66 -1,20 - 86
802 -0,80 - 64 -1,00 84
803 -0,80 - 64 -1,00 - 84
804 (na) 0,20 - -6 -0,20 - 34
100112 -0,70 - / -5 137 -0,90 - / -5 157
1003 -0,35 - 103 -0,35 - 103
1004 0,70 - 237 n.v.t. - -
1005 1,10 - 203 n.v.t. - -
12
Peilvak 1002 is bij peilvak 1001 gevoegd. Het waterpeil in peilvak 1002 was in peilbesluit 2003 5 cm hoger dan
in peilvak 1001. In de praktijk was er geen peilscheiding aanwezig en hadden beide peilgebieden hetzelfde
waterpeil van peilvak 1001.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
37
5 Maatregelen Om het ontwerp-peilbesluit uit te kunnen voeren is een aantal maatregelen nodig. Het gaat
om uitvoeringsmaatregelen, waarbij kunstwerken of watergangen aangepast worden.
Daarnaast is er ook een aantal onderzoeksmaatregelen nodig. Deze leiden nog niet direct
tot aanpassingen in het watersysteem, maar moeten er voor zorgen dat de waterpeilen uit
het peilbesluit in de toekomst beter gehandhaafd kunnen worden.
5.1 Verplaatsen stuw in Oosterpolder
De grens tussen peilgebied 501 en 502 is naar het zuiden opgeschoven. Dit heeft te maken
met de ontwikkelingen rondom de Laakzone en het bevaarbaar maken van de Laak. Om de
peilgebiedgrens naar het zuiden te verplaatsen moet de aanwezige stuw verplaatst worden.
Dit zal gebeuren op initiatief van het Laakzoneproject als onderdeel van de uitvoering van
het gehele project. Dit betekent dat de huidige peilgebiedgrens nog gehandhaafd wordt tot
het moment dat het Laakzoneproject daadwerkelijk in uitvoering gaat.
Er zijn twee locaties in de Oosterpolder waar de verplaatsing van de peilgebiedsgrens nega-
tieve gevolgen kan hebben. Hier kan de sloot droog vallen of minder diep worden. Voor
deze twee locaties worden compenserende maatregelen genomen indien in overleg met de
belanghebbenden knelpunten worden geconstateerd. In eerste instantie wordt ingezet op
het uitdiepen van de sloten, als dat geen werkbare oplossing blijkt te zijn kunnen bijvoor-
beeld afrastering en drinkbakken worden geplaatst.
5.2 Verbeteren wateraanvoer en –afvoer in Zuiderpolder te Veen
In de Zuidpolder te Veen is zowel een knelpunt met de wateraanvoer als met de wateraf-
voer geconstateerd. Op dit moment is het niet mogelijk om water aan te voeren naar het
gebied ten zuiden van Eemnes. Er is geconstateerd dat de waterpeilen daardoor regelmatig
uitzakken. Om dit te voorkomen is het nodig om een opvoerpomp te plaatsen bij de stuw in
de Jonge Jaapesloot. Eenzelfde constructie is ook aanwezig om het gebied ten noorden van
Eemnes van water te voorzien.
Daarnaast zijn er regelmatig peilstijgingen geconstateerd bij neerslag. Het water blijft lang in
het gebied hangen, door een beperkte afvoercapaciteit van de secundaire afvoersloot
richting de stuw in de Jonge Jaapesloot. Om de afvoer te verbeteren moet de watergang
opgeknapt worden. Naar verwachting zullen beide maatregelen in 2014 uitgevoerd worden.
Toelichting peilbesluit Eemland
mei 2013
38
5.3 Aanpak overlast rondom Geerenweg
In de periodes waarin het maximum waterpeil in de Zuidpolder is ingesteld, treedt er
rondom de Geerenweg snel overlast door hoge waterstanden op. In 2013 wordt onderzocht
hoe gevoelig dit gebied is voor wateroverlast, dit gebeurt met een rekenmodel in het kader
van de NBW toetsing. Als er in het gebied te vaak sprake is van wateroverlast, worden er in
het kader van het NBW programma maatregelen getroffen.
Daarnaast zal er in de periode 2013/2014 met een praktijktoets onderzocht worden of het
mogelijk is om in het gehele peilgebied een lager waterpeil te voeren in een droge periode.
Een belangrijk aandachtspunt daarbij zijn de hoger gelegen gronden. Voorkomen moet
worden dat er te veel sloten droog gaan vallen tijdens de droge periodes.
In 2014 worden de onderzoeken afgerond en wordt bepaald of het nodig is om maatregelen
te treffen. Het opknippen van het peilgebied lijkt dan een kansrijke oplossing te zijn. De
waterpeilen die zijn opgenomen in dit peilbesluit bieden voldoende ruimte om deze oplos-
sing ook daadwerkelijk te realiseren.
5.4 Lokale knelpunten en onderhoud
Er is een aantal locaties in Eemland waar op dit moment de waterpeilen niet optimaal
gehandhaafd kunnen worden. Dit heeft te maken met lokale knelpunten zoals bijvoorbeeld
een duiker die te hoog ligt. Maar het onderhoud van de sloten speelt hier ook een heel
belangrijke rol in. Het gaat om sloten die door het waterschap onderhouden worden, maar
ook om sloten die door de ingelanden of andere partijen onderhouden worden.
De aangedragen knelpunten uit het inventarisatierapport die te maken hebben met deze
lokale knelpunten of het onderhoud worden beschreven in een verbeterplan. In dit plan
wordt per locatie aangegeven wie verantwoordelijk is voor welke activiteiten. Locaties die
bijvoorbeeld opgenomen worden in dit verbeterplan zijn de percelen in de Noordpolder te
Veld, Bikkerspolder en polder Zeldert. Het verbeterplan wordt in 2014 door het waterschap
in samenspraak met de betrokken eigenaren opgesteld.
39
Bijlage A – Deelnemers klankbordgroep In onderstaande tabel zijn de deelnemers aan de klankbordgroep weergegeven.
Organisatie Deelnemer klankbordgroep
Waterschap Vallei en Veluwe Dick Veldhuizen (voorzitter)
LTO Utrecht Johan Eek
Alfons Breij
ANV Ark en Eemlandschap Kees van Valkengoed
Natuurmonumenten Jan Roodhart
Vogelwerkgroep het Gooi e.o. Jan Mooij
Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei Jaap Floor
Provincie Utrecht Hans Mankor
Gemeente Eemnes Theo Leys
Gemeente Bunschoten René Gmelig Meyling
Aad Voorwinden
Gemeente Soest Alice van Halsema
De gemeente Baarn en Amersfoort en de Natuur- en Milieufederatie Utrecht hebben besloten om
geen deel te nemen aan de werkgroep.
In onderstaande tabel zijn de overlegmomenten van de klankbordgroep weergegeven.
Werkoverleg Datum Agenda
1 20 april 2012 Kennismaking, rolverdeling, procedure, inventarisatiefase
2 12 juli 2012 Toelichting resultaten inventarisatiefase, voorbereiden infor-
matieavonden
3 4 oktober 2012 Afronden inventarisatiefase, randvoorwaarden peilafweging
4 22 november 2012 Toelichting en discussie voorontwerp-peilbesluit
5 17 januari 2013 Toelichting en discussie ontwerp-peilbesluit
6 15 april 2013 Bespreken verwerking zienswijzen op het ontwerp-peilbesluit