Onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 België
Transcript of Onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 België
Onderwijs- en opleidingsmonitor 2015
België
Onderwijs enOpleiding
This publication is based on document SWD(2015)199. The Education and Training Monitor 2015 was prepared by the Direc-torate-General of Education and Culture (DG EAC), with contributions from the Directorate-General of Employment, Social Affairs and Inclusion (DG EMPL) and the Eurydice Network. DG EAC was assisted by the Education and Youth Policy Analysis Unit from the Education, Audiovisual and Culture Executive Agency (EACEA), the JRC’s Centre for Research on Education and Lifelong Learning (CRELL) and Institute of Prospective Technological Studies (IPTS), Eurostat and Cedefop. The Members of the Standing Group on Indicators and Benchmarks (SGIB) were consulted during the drafting phase. Manuscript completed in September 2015Additional contextual data can be found online (ec.europa.eu/education/monitor)
Europe Direct helpt u antwoord te vinden op uw vragen over de Europese Unie.
Gratis nummer (*):00 800 6 7 8 9 10 11
(*) De informatie wordt gratis verstrekt en bellen is doorgaans gratis, maar sommige operatoren, telefooncellen of hotels kunnen kosten aanrekenen.
Cover image: © Shutterstock.comMeer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu).
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2015
ISBN 978-92-79-50727-4doi: 10.2766/988421
© Europese Unie, 2015Overneming met bronvermelding toegestaan.
Printed in BelgiumGedrukt op elementair chloorvrij gebleekt papier (ECF)
BELGIË 1
Belgium
BELGIË
2 BELGIË
Belangrijkste indicatoren en benchmarks 1.
Bronnen: Eurostat (arbeidskrachtenenquête, UOE, statistieken betreffende de overheidsfinanciën); OESO (PISA, Talis).
Opmerkingen: • ET 2020-benchmark; de gegevens hebben betrekking op het gewogen EU-gemiddelde, dat naargelang de
bron werd berekend op basis van een verschillend aantal lidstaten; b = breuk in tijdreeks, d = verschillende definitie, p =
voorlopig, u = geringe betrouwbaarheid, nl = Vlaamse Gemeenschap, 12 = 2012, 13 = 2013. Het relevante deel van
volume 1 bevat nadere informatie (ec.europa.eu/education/monitor).
Figuur 1. Positie ten opzichte van de lidstaten met de beste (buitenste ring) en de slechtste prestaties (midden)
Bron: berekeningen van het DG Onderwijs en Cultuur, gebaseerd op gegevens van Eurostat (arbeidskrachtenenquête 2014
en UOE 2013) en de OESO (PISA 2012, Talis 2013). Opmerking: alle scores worden gepositioneerd tussen een maximum
(de lidstaten met de beste prestaties, op de buitenste ring) en een minimum (de lidstaten met de slechtste prestaties, in
het midden van de grafiek).
2011 2014 2011 2014
• : 16,1% 12 : 17,8% 12
• : 19,0% 12 : 22,1% 12
• : 17,7% 12 : 16,6% 12
6,3% 6,4% 13 5,1% 5,0% 13
11,7% 11,8% 13 10,5% 10,3% 13
14,9% 11,8% 15,2% 12,7%
9,7% 7,7% 11,5% 9,5%
• 12,3% 9,8% 13,4% 11,1%
37,1% 37,4% u 31,0% 33,6%
48,1% 50,2% u 38,7% 42,3%
• 42,6% 43,8% u 34,8% 37,9%
• 98,1% 98,1% 13 93,2% 93,9% 13
: 88,2% 13, FL : 84,6% 13
: 23,1% 13, FL : 32,4% 13
: 8,3% 13, FL : 13,2% 13
: 37,2% 13, FL : 51,0% 13
26,4% 26,3% 12 63,0% : 12
72,8% 60,2% 13, b 50,4% 48,9% 13
73,5% 67,4% 71,3% 70,8%
86,0% 86,2% 82,5% 80,5%
• 80,8% 79,0% 77,1% 76,1%
: 6,4% 13 : : 13
: 16,1% 13 : : 13
• 7,1% 7,1% 8,9% 10,7%
België EU-gemiddelde
Onderwijsarmoede en -bezuinigingen: uitdagingen voor de onderwijssector
Aandeel 15-jarigen met
ondermaatse prestaties voor:
Lezen
Wiskunde
Wetenschap
Investeringen in onderwijs
Overheidsuitgaven voor onderwijs
uitgedrukt als percentage van het bbp
Overheidsuitgaven voor onderwijs
uitgedrukt als percentage van de totale
overheidsuitgaven
Opleidingsniveau van jongeren in heel Europa
Voortijdige verlaters van
onderwijs en opleiding
(18-24 jaar)
Mannen
Vrouwen
Totaal
Tertiair opleidingsniveau
(30-34 jaar)
Mannen
Vrouwen
Totaal
Beleidshefbomen voor inclusiviteit, kwaliteit en relevantie
Opvang en onderwijs voor jonge kinderen (OOJK)
(vanaf 4 jaar tot de schoolplichtige leeftijd)
Deelname van leerkrachten
aan opleiding
Alle onderwerpen (totaal)
Bijzondere onderwijsbehoeften
Multiculturele omgevingen
ICT-vaardigheden voor lesgeven
VreemdetaalverwervingAandeel ISCED 2-leerlingen die twee of
meer vreemde talen leren
Aandeel ISCED 3-leerlingen in beroepsonderwijs en -opleiding
Arbeidsparticipatie van pas
afgestudeerden per
opleidingsniveau
(20-34 jaar, afgestudeerd in
de 3 jaar voor het
referentiejaar)
ISCED 3-4
ISCED 5-8
ISCED 3-8 (totaal)
Leermobiliteit
Inkomende mobiliteit van afgestudeerden
(bachelor)
Inkomende mobiliteit van afgestudeerden
(master)
Deelname van volwassenen
aan een leven lang leren
(25-64 jaar)
ISCED 0-8 (totaal)
Voortijdige verlaters van onderwijs
en opleiding
Tertiair opleidingsniveau
Arbeidsparticipatie van pas
afgestudeerden
Deelname van volwassenen aan een
leven lang leren
Opvang en onderwijs voor jonge
kinderen (OOJK)
Ondermaatse prestaties voor lezen
Ondermaatse prestaties voor
wiskunde
Ondermaatse prestaties voor
wetenschap
België EU-doelstelling EU-gemiddelde
BELGIË 3
Belangrijkste sterke punten en uitdagingen 2.
Het Belgische onderwijsstelsel behaalt gemiddeld nog steeds goede resultaten. Bijna alle
kinderen ouder dan drie jaar nemen deel aan het onderwijs en de opvang voor jonge kinderen
en het schooluitvalpercentage gaat in dalende lijn. Het percentage overheidsuitgaven voor
onderwijs behoort tot de hoogste in de EU en elk van de drie gemeenschappen (de Vlaamse
Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap) voert momenteel grote
onderwijshervormingen door. Er bestaat echter grote ongelijkheid in het onderwijs die te maken
heeft met de sociaaleconomische en migratieachtergrond van leerlingen, en er zijn grote
verschillen in de prestaties van de scholen. Er zijn ook aanzienlijke verschillen tussen de
gemeenschappen en regio's wat betreft de prestaties voor basisvaardigheden en het
schooluitvalpercentage. De schoolprestaties van leerlingen in het beroepsonderwijs zijn zwak. In
scholen met veel kansarme leerlingen is er een gebrek aan ervaren leraren en schoolhoofden;
daarnaast zijn er wat de infrastructuur betreft problemen op het vlak van capaciteit en kwaliteit.
De overgang van school naar werk is erg moeilijk voor schoolverlatende jongeren die maximaal
een diploma van het lager secundair onderwijs bezitten. Veel verschillende actoren zullen grote
inspanning moeten leveren om de hervorming door te voeren.
Investeren in onderwijs en opleiding 3.
Ook in 2013 behoorden de overheidsuitgaven voor onderwijs in het algemeen, uitgedrukt als
een percentage van het bbp, tot de hoogste in de EU (6,4 % in 2013, ten opzichte van het
EU-gemiddelde van 5 %)1. Het aandeel overheidsuitgaven voor onderwijsinfrastructuur behoort
tot de kleinste in de OESO-landen (OESO 2013a; Europese Commissie 2013). In de
verschillende regeerakkoorden (2014-2019) wordt melding gemaakt van de noodzaak om de
infrastructuurinvesteringen te bespoedigen2.
De gemeenschappen onderzoeken alle drie mogelijkheden om middelen doeltreffender te
besteden3, in het bijzonder om het hoofd te bieden aan het groeiende leerlingenaantal. Bij de
mogelijke aanpassing van het financieringssysteem voor scholen in de Vlaamse Gemeenschap
zal rekening worden gehouden met de audit van het Rekenhof (2015), de analyse van de
hervorming inzake de werkingsmiddelen van de scholen van 2008 (Groenez et al., 2015) en de
conclusies van de lopende beoordeling van onderwijsmiddelen van de OESO. De resultaten van
de beoordeling van de financiering van het hoger onderwijs (Vlaams ministerie van Onderwijs
en Vorming, 2015) worden momenteel geanalyseerd. Tijdens het hervormingsproces van het
verplicht onderwijs in de Franse Gemeenschap wordt onder andere ook de doeltreffendheid van
de uitgaven geanalyseerd en de eerste resultaten zijn reeds beschikbaar (Pacte pour un
enseignement d'excellence, 2015).
De initiële begrotingen 2015 van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap4 bevatten een kleine
nominale jaarlijkse stijging van de onderwijsuitgaven (respectievelijk van 72,6 miljoen EUR en
39,5 miljoen EUR). Het basisonderwijs en de infrastructuur blijven gevrijwaard bij de
verschuivingen in de Vlaamse begroting. De toename van de werkingsmiddelen voor het hoger
onderwijs zal echter trager verlopen dan aanvankelijk gepland, omdat er niet onmiddellijk
rekening wordt gehouden met het toegenomen aantal leerlingen (Vlaamse overheid, 2015).
Vanaf 2015-2016 wordt het inschrijvingsgeld in het hoger onderwijs, het volwassenonderwijs en
het deeltijds kunstonderwijs verhoogd. De begroting van de Franse Gemeenschap biedt meer
flexibiliteit om onderwijzend personeel te financieren met werkingsuitgaven.
1 Bron: Eurostat, database Overheidsuitgaven naar functie (COFOG). 2 De maatregelen omvatten in het bijzonder het lopende programma Scholen van morgen en het masterplan
Scholenbouw (Vlaamse Gemeenschap), en het plan uit 2010 om schoolgebouwen te renoveren en te bouwen en het
noodplan uit 2013 om de uitvoering in de Franse Gemeenschap te bespoedigen. 3 Bijvoorbeeld: vermindering van het grote aantal leerlingen en studenten dat een jaar overdoet in het verplicht en het
hoger onderwijs, rationalisering van het aanbod in het initieel beroepsonderwijs en het hoger onderwijs, een
doeltreffender beheer van de werkingskosten van de scholen en een betere synergie tussen de aanbieders van
onderwijs en opleiding (in het bijzonder in de Franse Gemeenschap). 4 Intussen zijn de initiële begrotingen van beide gemeenschappen aangepast.
4 BELGIË
Ongelijkheid aanpakken 4.
Het schooluitvalpercentage in België5 daalde ook in 2014 (9,8 % in 2014 t.o.v. 11 % in 2013)
en bleef onder het EU-gemiddelde. Dit verhult echter blijvende discrepanties tussen subgroepen
van de bevolking, de gewesten en gebieden binnen de gewesten. In 2013 bedroeg het
schooluitvalpercentage 7,5 % in het Nederlandse taalgebied, 14,7 % in het Franse taalgebied en
17,7 % in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Het schooluitvalpercentage is twee keer zo
hoog bij personen die in het buitenland geboren zijn als bij personen die in België geboren zijn
(17,5 % t.o.v. 8,7 %). Het percentage is ook hoger bij mannen (11,8 % t.o.v. 7,7 %) en bij
leerlingen in het leerlingwezen of die beroepsonderwijs of een beroepsopleiding volgen.
Uit de schooluitvalindicator van de Vlaamse Gemeenschap, die gebaseerd is op administratieve
gegevens voor Vlaamse scholen en waarin wordt bijgehouden hoeveel jongeren de school
verlaten met maximaal een diploma van het lager secundair onderwijs, blijkt een daling van
12,9 % in 2010 tot 11,7 % in 20136 (kabinet van de Vlaamse minister voor Onderwijs en
Vorming, 2015). Er is een sterke samenhang met de plaats waar de leerling woont7, de taal die
thuis wordt gesproken en het opleidingsniveau van de moeder. Op basis van de indicatoren van
de Franse Gemeenschap ligt het percentage jongeren dat de school verlaat met maximaal een
diploma van het lager secundair onderwijs naar schatting boven 20 % in de Franse
Gemeenschap en is het in de periode 2002—2012 met 3,5 % gestegen (Lambert 2014). In
beide gemeenschappen bestaat er bezorgdheid over het aandeel leerlingen in het buitengewoon
onderwijs en de oververtegenwoordiging van kansarme leerlingen (Hirtt et al., 2013).
Deelname van jonge kinderen aan onderwijs en opvang van goede kwaliteit draagt mogelijk bij
tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Hoewel bijna alle kinderen ouder dan drie jaar
deelnemen aan het onderwijs en de opvang voor jonge kinderen, kunnen bij bepaalde
doelgroepen een lager deelnamepercentage en een minder regelmatige deelname worden
vastgesteld. Ook de kwaliteit van de verstrekking varieert (Europese Commissie, 2014c). De
deelname van kinderen jonger dan drie aan de kinderopvang blijft beperkt8 en de sociale
gradiënt voor het gebruikmaken van opvangdiensten is de derde hoogste in de EU (Europese
Commissie, 2015a). Ook een gebrek aan plaatsen9 kan deelname in de weg staan.
Uit het programma voor de internationale beoordeling van leerlingen (PISA) 2012 van de OESO
blijkt dat België een van de landen is met de grootste discrepanties in de prestaties voor
basisvaardigheden die met sociaaleconomische factoren te maken hebben (OESO, 2013b). De
uiteenlopende prestaties van scholen komen duidelijk naar voren. Het aandeel slecht
presterende leerlingen is de voorbije tien jaar gedaald voor lezen en gelijk gebleven voor
wiskunde en wetenschappen. In de verschillende gemeenschappen ligt het aandeel slecht
presterende leerlingen onder (Vlaamse Gemeenschap), in de buurt van (Duitstalige
Gemeenschap) of boven (Franse Gemeenschap) het OESO-gemiddelde. In vergelijking met
2009 is er in de Vlaamse Gemeenschap echter een toename van slecht presterende leerlingen
voor de drie geteste onderwerpen10. Ondanks een verontrustend percentage voor
wetenschappen is er een lichte verbetering waar te nemen in de Franse Gemeenschap. Vooral
de prestaties van leerlingen met een migratieachtergrond vormen een uitdaging, aangezien
5 EU- en nationale indicatoren hebben uiteenlopende doelen en vullen elkaar aan. De indicator van de EU inzake
voortijdig schoolverlaten (18—24 jaar) maakt het mogelijk om de schooluitvalpercentages in heel Europa te
vergelijken. In sommige gevallen is er geen nationale indicator en nationale indicatoren zijn ook niet gestandaardiseerd. Nationale indicatoren zijn echter noodzakelijk om een op feiten gebaseerde strategie tegen
voortijdig schoolverlaten te ontwikkelen en te controleren. 6 6,5 procentpunten meer dan het Vlaamse doel van 5,2 % voor 2020. 7 De hoogste percentages komen voor in steden: Antwerpen (24,6 %), Gent (20,6 %), het tweetalige gebied Brussel-
Hoofdstad (19,6 % voor scholen die afhankelijk zijn van de Vlaamse Gemeenschap) en Genk (19,4 %). 8 In Vlaanderen nam in 2013 48,8 % van de kinderen deel aan de formele kinderopvang. Daarbij zijn er grote
verschillen tussen de provincies. De toegang tot (de betaalde verstrekking van) kinderopvang blijft beperkt voor
kansarme gezinnen. 9 In Vlaanderen zijn de autoriteiten voornemens om tegen 2020 17 500 plaatsen te creëren; ook in Brussel en Wallonië
zijn er maatregelen gepland om het gebrek aan plaatsen aan te pakken. 10 Deze ontwikkeling gaat gepaard met een krimpend aandeel uitzonderlijk goed presterende leerlingen voor wiskunde.
BELGIË 5
deze leerlingen een aanzienlijk groter deel van de schoolpopulatie vormen dan het
OESO-gemiddelde (15,1 % t.o.v. het OESO-gemiddelde van 12 % in 2012) en dit aandeel
tijdens de voorbije tien jaar sneller is gegroeid11,12. Ondanks een algemene verbetering kampt
België nog steeds met een van de grootste verschillen qua prestaties, rekening houdend met de
sociaaleconomische achtergrond, tussen leerlingen die in het land geboren zijn en migranten
van de eerste en tweede generatie13. Uit rapporten blijkt een ongelijke verdeling van
migrantenkinderen over de scholen, hoge concentraties in dichtbevolkte gebieden en een
moeilijkere overgang van school naar werk.
In de scholen met de meeste kansarme leerlingen is er een gebrek aan ervaren leraren en
schoolhoofden. Volgens de internationale onderwijsenquête (Talis) van 2013 behaalt de
Vlaamse Gemeenschap (de andere gemeenschappen namen niet deel) een van de laagste
scores wat betreft het inzetten van de meest ervaren leraren in de scholen met de grootste
uitdagingen (figuur 2). Uit recent onderzoek blijkt dat de situatie in de Franse Gemeenschap
vergelijkbaar is (Pacte pour un enseignement d'excellence, 2015).
Figuur 2: Verschil in aandeel meer ervaren leraren dat in scholen met grotere en minder grote uitdagingen werkt*
* Klassering als een school met grotere uitdagingen is gebaseerd op schattingen door schoolhoofden van de percentages a)
leerlingen uit sociaaleconomisch achtergestelde gezinnen, b) leerlingen met bijzondere behoeften, en c) leerlingen die een
andere moedertaal dan de onderwijstaal hebben.
** Vlaamse Gemeenschap
Bron: OESO (2014)
De drie gemeenschappen hebben allemaal maatregelen (die verschillen qua aanpak en
reikwijdte) aangekondigd of reeds genomen om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, het
gevestigde onderwijsvoorrangsbeleid en de inschrijvingsdecreten te herzien, de
basisvaardigheden van alle leerlingen te verbeteren, het mislukken op school te verminderen en
radicalisering in het onderwijs aan te pakken. Bovendien zijn alle gemeenschappen bezig met
grondige onderwijshervormingen met als doel het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs
11 11,8 % in 2003 t.o.v. het OESO-gemiddelde van 9 %. 12 Het aandeel leerlingen met een migratieachtergrond in scholen in de Franse Gemeenschap ligt boven het Belgische
gemiddelde (18 % in 2009). 13 Leerlingen die eerstegeneratiemigranten zijn, werden buiten België geboren, net als hun ouders; leerlingen die
tweedegeneratiemigranten zijn, werden in België geboren, maar hun ouders werden elders geboren.
-10 -8 -6 -4 -2 0 2 4
Kroatië
Nederland
Letland
Portugal
Italië
Frankrijk
Bulgarije
Slowakije
Polen
Spanje
OESO-gemiddelde
Estland
Engeland
Roemenië
Zweden
België nl**
6 BELGIË
en het terugdringen van ongelijkheid in het onderwijs (zie deel 5). Er worden ook nog steeds
inspanningen geleverd om het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen te verbeteren.
Daarbij ligt de nadruk op het combineren van opleiding en onderwijs en remediërende
maatregelen voor voortijdige schoolverlaters (zie deel 7). Ten slotte is ook de recente beslissing
dat jongeren tot 21 het hoger secundair onderwijs moeten afwerken voor ze in aanmerking
komen voor een inschakelingsuitkering een poging om te voorkomen dat jongeren de school
voortijdig verlaten.
De Vlaamse overheid ontwikkelt momenteel een geïntegreerd beleid inzake schooltoelage,
spijbelen en voortijdig schoolverlaten dat de huidige actieplannen inzake spijbelen en voortijdig
schoolverlaten zal vervangen (Belgische regering, 2015). In juni 2015 werd advies gevraagd
over een door de regering goedgekeurd(e) conceptnota en actieplan. Er is nog geen beslissing
genomen over het budget. Tegelijkertijd werden recente maatregelen om voortijdig
schoolverlaten aan te pakken en subsidies bestemd voor begeleidende maatregelen
ingetrokken14. Een recent onderzoek raadt aan om de beste leerkrachten zo vroeg mogelijk in
het onderwijstraject van leerlingen in te zetten en benadrukt de financiële voordelen van het
vroeg aanpakken van voortijdig schoolverlaten (De Witte, 2014). In de Duitstalige Gemeenschap
wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het bevorderen van de mentale en fysieke
gezondheid van kinderen. Hoewel er in de Franse Gemeenschap geen integraal beleid bestaat,
wordt de strijd tegen voortijdig schoolverlaten ondersteund door twee decreten die sinds het
schooljaar 2014-2015 geleidelijk worden uitgevoerd. De decreten hebben betrekking op het
welzijn van jongeren, schoolverlaten, het voorkomen van geweld en het bieden van begeleiding,
en het verbeteren van de samenwerking tussen de onderwijs- en de jeugdsector. Er wordt meer
aandacht besteed aan schoolverzuim15. Het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kampt met
specifieke beheers- en kwaliteitsproblemen. De Brusselse overheid werkt nu nauwer samen met
beide gemeenschappen om plannen voor vroege interventie en correctieve maatregelen te
ontwikkelen en ontoereikende taalcompetenties aan te pakken16. Bovendien wordt het
uitwisselen tussen de Franse en de Vlaamse Gemeenschap van gegevens over leerlingen in het
tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad vanaf oktober 2015 verbeterd en uitgebreid naar gegevens
over het onderwijs voor jonge kinderen. Er zijn maatregelen gepland om de deelname aan het
onderwijs voor jonge kinderen te vergroten (Vlaamse Gemeenschap, met een focus op
driejarigen). In september 2015 werd begonnen met het toepassen van een reeks maatregelen
om de kwaliteit van het onderwijs voor jonge kinderen te verbeteren (Franse Gemeenschap;
Milquet, 2015). Het gaat daarbij onder andere om het verlagen van het percentage zittenblijvers
en het verkleinen van het aandeel kinderen dat wordt doorverwezen naar het buitengewoon
onderwijs.
Wat het verplicht onderwijs betreft, blijft de Vlaamse Gemeenschap de nadruk leggen op kennis
van de onderwijstaal (zie kader 1) en meer inclusief onderwijs. In september 2015 treedt het M-
decreet in werking: ieder kind, ook kinderen met bijzondere behoeften, zullen het recht hebben
zich in te schrijven in een gewone school op voorwaarde dat dit door redelijke aanpassingen
14 Subsidies toegekend aan gemeenten die bestemd waren voor het aanpakken van voortijdig schoolverlaten
(flankerend beleid) maken nu bijvoorbeeld deel uit van hun algemene budget. Tegelijkertijd hebben lokale
autoriteiten nu een grotere verantwoordelijkheid om voortijdig schoolverlaten aan te pakken. Dit kan leiden tot een
daling dan wel een stijging van lokale budgetten voor het aanpakken van voortijdig schoolverlaten. Bepaalde
projecten en maatregelen werden stopgezet, zoals het Project Innoveren en Excelleren in Onderwijs (PIEO), een
pilootproject dat advies verleende aan slecht presterende scholen met een hoge concentratie leerlingen met een lage sociaaleconomische status. Het verzenden van spijbelbrieven werd stopgezet in het kader van Operatie Tarra, die in
maart 2015 van start ging. Deze operatie is bedoeld om de administratieve last van scholen te verlagen. 15 Het aantal ongeoorloofde afwezigheden in het secundair onderwijs moet vanaf 2015-2016 worden verlaagd. Mogelijk
worden de regels inzake uitsluiting wegens verzuim gewijzigd om scholen aan te moedigen het probleem aan te
pakken. 16 De doelstellingen zijn om het uitwisselen van leraren tussen gemeenschappen, netwerken en scholen te
vergemakkelijken; om taalimmersie in ten minste één van de nationale talen vanaf de lagere school (of vroeger) te
ontwikkelen en specifieke maatregelen te nemen om het leren van Engels aan te moedigen; de regels inzake het
leren van een tweede taal zo snel mogelijk te wijzigen en de financiering daarvan te verbeteren; ten minste één
school op te richten voor het opleiden van tweetalige leraren. Er zijn maatregelen genomen om de mobiliteit van leraren tussen de drie gemeenschappen vanaf september 2015 mogelijk te maken (http://www.teachersmobility.be).
BELGIË 7
mogelijk is (Europese Commissie, 2015b). Andere maatregelen zijn bedoeld om de kwaliteit van
het onderwijs en de steun aan de scholen te verbeteren. Bijvoorbeeld: het initiatief
Inspectie 2.0 met als doel de ondersteunende rol van de onderwijsinspectie uit te breiden tegen
2017, het aanmoedigen van zwakkere scholen om meer gebruik te maken van de bestaande
pedagogische begeleiding, en betere gegevens verstrekken om het beleid van een school mee
te bepalen en leraren te ondersteunen (Crevits 2015). In september 2014 werd in de Franse
Gemeenschap begonnen met een hervorming van het eerste jaar van het secundair onderwijs.
Dit omvat het ontwikkelen van actieplannen op het niveau van de afzonderlijke scholen (en
mogelijk op het niveau van individuele leerlingen) om slechte prestaties aan te pakken. De
ontwikkeling van inclusief onderwijs voor leerlingen met bijzondere behoeften bevindt zich in de
Franse Gemeenschap nog in een zeer vroeg stadium.
Het schoolonderwijs moderniseren 5.
Wat onderwijspraktijken in het lager secundair onderwijs betreft, blijkt uit Talis 2013 dat het
aandeel leraren in de Vlaamse Gemeenschap17 dat de voorbije twaalf maanden heeft
deelgenomen aan bijscholingsactiviteiten iets boven het EU-gemiddelde ligt (88,2 % t.o.v.
84,7 %). Deelname aan ICT-opleidingen ligt (met 37,2 %) echter onder het EU-gemiddelde.
Bovendien maakt slechts 27 % van de leraren gebruik van ICT voor projecten van de leerlingen
of taken in de klas (t.o.v. het EU-gemiddelde van 34 %). Co-teaching is weinig ontwikkeld
(figuur 3) en het aandeel leraren dat leerlingen verschillende taken geeft op basis van hun
individuele behoeften is kleiner dan het EU-gemiddelde (27,9 % t.o.v. 46 %). De hoeveelheid
tijd die wordt besteed aan administratief werk behoort zowel voor schoolhoofden als voor
leraren tot de grootste van de OESO-landen. Wat ICT voor het onderwijs betreft, wijzen andere
bronnen op de noodzaak om de leraren in alle gemeenschappen te helpen om beter gebruik te
maken van de beschikbare ICT-hulpmiddelen18.
Figuur 3: Percentage leraren uit het lager secundair onderwijs dat aangeeft nooit deel te nemen aan de volgende activiteiten
* Vlaamse Gemeenschap
Bron: OESO (2014)
17 Talis heeft betrekking op de Vlaamse Gemeenschap, d.w.z. alle scholen in het Nederlandse taalgebied alsook de scholen
in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad waar Nederlands de voornaamste onderwijstaal is. 18 Zie Europese Commissie (2014b) voor meer informatie.
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Observeert nooit lessen van andere leraren en geeft nooit feedback
Geeft nooit als deel van een team les in dezelfde klas
Neemt nooit deel aan gezamenlijke activiteiten met andere klassen en leeftijdsgroepen
Neemt nooit deel aan gezamenlijke bijscholing
8 BELGIË
Alle gemeenschappen voeren hervormingen van het verplicht onderwijs (Franse Gemeenschap)
of het secundair onderwijs (Duitstalige Gemeenschap, Vlaamse Gemeenschap) uit. In de
verschillende regeerakkoorden (2014-2019) wordt de sleutelrol van schoolhoofden en leraren
erkend alsook de behoefte aan nieuwe onderwijsmethoden, in het bijzonder om aan de noden
van een steeds diversere schoolpopulatie tegemoet te komen. Met het oog op het aanpakken
van de lerarentekorten, het verlagen van het grote aantal leraren dat het beroep verlaat en het
aantrekken van de beste kandidaten zijn er plannen om een carrière als leraar aantrekkelijker
te maken, de lerarenopleiding te hervormen, de ondersteuning van de scholen te verbeteren,
meer autonomie en verantwoordelijkheid voor de kwaliteitscontrole op het niveau van de school
te geven, en de administratieve last te verlichten. In de Vlaamse Gemeenschap is er een
grootschalige operatie aan de gang om de administratieve last van scholen te verminderen
(Tarra).
In 2015 werd in de Franse Gemeenschap begonnen met een grondige hervorming van het
verplicht onderwijs19. Tijdens de voorbereidingsfase in 2015-2016 wordt er een diepgravende
analyse uitgevoerd en worden belanghebbenden geraadpleegd. Dit wijst erop dat de wil bestaat
om een transparant en op feiten gebaseerd beleid te ontwikkelen. Ter afsluiting van de eerste
fase werden in juli 2015 rapporten bekendgemaakt die zowel een visie voor de toekomst als een
gedetailleerde analyse van de huidige situatie bevatten. Die rapporten zullen worden gebruikt
door twaalf werkgroepen die in september 2015 werden samengesteld en die in 2015-2016 de
voornaamste elementen van de hervorming zullen bepalen overeenkomstig de belangrijkste
doelstellingen van de overheid. Het doel van de hervorming is het bestrijden van ongelijkheid in
het onderwijs, het verbeteren van de gemiddelde prestaties en het aanpassen van het onderwijs
aan de 21e eeuw door de kwaliteit te verbeteren van: 1) de begeleiding bij en consistentie van
het traject dat leerlingen afleggen; 2) de opleiding, ondersteuning en begeleiding van leraren en
ander personeel dat bij het onderwijs betrokken is; 3) de verstrekking van onderwijs en
opleiding; 4) het bestuur en de efficiëntie van het onderwijs. De hervorming zal tussen 2016 en
2025 geleidelijk worden uitgevoerd. Er werden echter al nieuwe maatregelen genomen of in
gang gezet (Milquet, 2015). Tegelijkertijd wordt het ontwerpdecreet over de hervorming van de
initiële lerarenopleiding verwacht in de herfst van 2015.
De hervorming van het secundair onderwijs die momenteel wordt voorbereid in de Duitstalige
Gemeenschap, is gericht op de herziening van de organisatie van scholen en de verbetering van
de gedifferentieerde ondersteuning van leerlingen op basis van een vroege vaststelling van
problemen en een inclusieve benadering. In het kader worden de bijzonderheden van de
hervorming in de Vlaamse Gemeenschap toegelicht.
Kader 1. De modernisering van het secundair onderwijs (Vlaamse Gemeenschap) Op 4 juni 2013 keurde de Vlaamse regering een masterplan goed voor een tien jaar durende hervorming van het secundair onderwijs. Bij dat masterplan hoort een draaiboek met
55 maatregelen. Het regeerakkoord 2014-2019 voorziet in de uitvoering van het masterplan. De hervorming is gericht op het aanpakken van voortijdig schoolverlaten en schoolmoeheid, de grote impact die de sociaaleconomische en culturele afkomst van een kind heeft op zijn of haar onderwijsresultaten en traject, en het probleem van leerlingen die vastzitten in het beroepsonderwijs en slechts beperkte mogelijkheden hebben om op te klimmen naar een ander
studietraject20
. De hervorming moet ook de overschakeling tussen richtingen zo veel mogelijk
vergemakkelijken.
Belangrijkste punten en maatregelen:
Sterkere basiscompetenties in het basisonderwijs en een gemakkelijkere overstap naar het secundair onderwijs: het curriculum voor de onderwijstaal, wetenschappen en technologie
19 Pacte pour un enseignement d'excellence (http://www.pactedexcellence.be). 20 Het watervalsysteem: algemeen onderwijs wordt als beter beschouwd dan technisch onderwijs, technisch onderwijs als beter dan beroepsonderwijs, en voltijds beroepsonderwijs als beter dan deeltijds beroepsonderwijs.
BELGIË 9
wordt versterkt. Dit omvat de invoering (in 2014-2015) van taaltesten aan het begin van het lager onderwijs (en het secundair onderwijs) en van "wetenschappen en techniek" en "mens en maatschappij" als afzonderlijke onderwerpen (2015-2016). Er is een
gedifferentieerde benadering gepland voor sterkere en zwakkere leerlingen, waarbij de nadruk ligt op het behalen van een kwalificatie. Er zullen wijzigingen worden ingevoerd om de overstap naar het secundair onderwijs te vergemakkelijken.
Matrix van studierichtingen: invoering van een classificatie van studiegebieden op basis van vijf studiedomeinen21 in plaats van een algemene, een technische en een beroepsoptie. Elk studiedomein zou drie richtingen omvatten die leiden naar het hoger onderwijs, een "open einde" hebben of gericht zijn op een rechtstreekse overstap naar de arbeidsmarkt. Die
nieuwe groepering moet leiden tot flexibelere trajecten, waarbij leerlingen binnen hun
studiedomein van studierichting kunnen wisselen.
Graden van het secundair onderwijs: er komt een reorganisatie van de drie graden. De eerste graad (eerste en tweede jaar) wordt breder met als doel een betere oriëntatie en minder ongekwalificeerde leerlingen die een bepaald traject volgen. In het eerste jaar zal het curriculum onderwerpen uit alle studiedomeinen bevatten. In het tweede jaar kunnen leerlingen zich meer toeleggen op twee domeinen. Vanaf het derde jaar blijven leerlingen
binnen één domein. Het studieaanbod in de tweede (derde en vierde jaar) en derde (vijfde en zesde jaar) graad wordt vereenvoudigd, waardoor er minder studierichtingen zullen zijn.
Hervorming van het curriculum, meer aandacht voor STEM-vakken (wetenschap, technologie, engineering en wiskunde) en vreemde talen, relevantie voor de arbeidsmarkt: de leerresultaten zullen vereenvoudigd worden, er zal een duidelijker onderscheid worden gemaakt tussen kennis, vaardigheden en attitudes, en er komen duidelijke prestatieniveaus.
Er zal aandacht worden besteed aan werkplekleren in de derde graad en aan de relevantie
van arbeidsgerichte richtingen.
Ondersteuning, leerlingenbegeleiding en overgang na het secundair onderwijs: aanleggen van een persoonlijk dossier voor elke leerling vanaf het basisonderwijs; maatregelen om een goede beheersing van de onderwijstaal te verzekeren; invoeren van vijf tot zeven uur per week in elke graad voor een gedifferentieerde benadering22 en van een niet-bindende oriëntatietest aan het einde van het secundair onderwijs om leerlingen te helpen inzicht te
krijgen in toekomstige mogelijkheden en een weloverwogen keuze te maken. De Centra voor Leerlingenbegeleiding worden mogelijk hervormd op basis van de resultaten van een lopende audit.
Personeel, beheer en financiering: de maatregelen omvatten een herziening van het financieringssysteem om scholen aan te moedigen partnerschappen aan te gaan binnen scholengemeenschappen, waardoor een professioneel beheer van grotere entiteiten mogelijk wordt; ondersteuning van schoolhoofden, met inbegrip van opleidingen en een
verbeterde permanente beroepsontwikkeling voor leraren; de invoering van een masteropleiding onderwijs en van een niet-bindende intakeproef aan het begin (staat ter discussie) van de lerarenopleiding; verbetering van de schoolbegeleidingsdiensten naar aanleiding van de resultaten van de evaluatie van februari 2014. Er loopt (opnieuw) een initiatief voor een loopbaanpact, dat tegen 2016 wordt verwacht. Het doel is om jonge getalenteerde leraren betere werkomstandigheden te bieden.
Stand van zaken:
De hervorming, die tien jaar zal duren, wordt geleidelijk uitgevoerd. Er moeten nog veel beslissingen worden genomen, waaronder in het bijzonder de fundamentele beslissing (Europese Commissie, 2015a) over de algemene structuur van het schoolsysteem. Die beslissingen moesten oorspronkelijk tegen 2016 worden genomen (Vlaamse overheid, 2014). Momenteel wordt het voorbereidende werk uitgevoerd23. Er wordt onder andere gediscussieerd over de uiteenlopende interpretaties van de "brede eerste graad" en de uitvoering van de
21 Er werden vijf studiedomeinen bepaald: wetenschap en techniek, welzijn en maatschappij, economie en organisatie,
taal en cultuur, kunst en creatie. 22 Sterkere leerlingen zullen meer gevorderde lessen kunnen volgen, zwakkere leerlingen zullen deze tijd kunnen
gebruiken om hun achterstand in te halen of oefeningen te maken. Anderen zullen keuzevakken volgen om
onderwerpen uit te proberen met het oog op hun toekomstige studiekeuzes. 23 De matrix van de nieuwe structuur en het nieuwe studieaanbod wordt midden 2016 verwacht. Een diepgaande
screening vanuit een resultaatgericht perspectief van elk van de 256 studiegebieden in de tweede en derde graad werd voltooid.
10 BELGIË
wekelijkse differentiatie-uren. Ofwel kunnen die besteed worden aan individuele differentiatie (remediëring, uitbreiding of intensivering), ofwel kan het gaan om gedifferentieerde tijdsblokken om het huidige systeem van studierichtingen voort te zetten. De scholen en hun
koepelorganisaties bereiden zich voor op de komende hervorming. Veel scholen onderhandelen over partnerschappen met complementaire scholen, aangezien er voor het nieuwe studieaanbod grotere eenheden nodig zijn alsook een herverdeling van gebouwen en materiaal. Hoewel de mogelijke voordelen groot lijken, bevindt de hervorming zich nog in een vroeg stadium.
Het hoger onderwijs moderniseren 6.
In België ligt het percentage personen van 30 tot 34 jaar met een diploma van het hoger
onderwijs boven het EU-gemiddelde (43,8 % t.o.v. 37,9 % in 2014). Dat percentage ligt echter
onder het niveau van 2010 en het nationale doel voor Europa 2020 van 47 %. Wat het behalen
van een diploma hoger onderwijs betreft, blijft de kloof tussen mannen (37,4 % in 2014) en
vrouwen (50,2 %) erg groot. Ook het percentage afgestudeerden dat niet in België geboren is,
ligt lager dan het percentage afgestudeerden dat wel in België geboren is (35,2 % t.o.v. 46,2 %
in 2014). De arbeidsparticipatie van recent afgestudeerden van het hoger onderwijs24 ligt boven
het EU-gemiddelde (86,2 % t.o.v. 80,5 % in 2014). Nationale gegevens bevestigen dat
deelname aan het hoger onderwijs gelinkt is aan de sociaaleconomische en culturele
achtergrond en wijzen ook op andere factoren zoals gezinsstructuur. De ongelijkheid is het
grootst in de masteropleidingen (Statistics Belgium, 2015).
Uit een recent onderzoek (Lambert, 2014) blijkt dat een stijging van het deelnemingspercentage
in de Franse Gemeenschap mogelijk wordt gehinderd door het groeiende aandeel jongeren dat
het onderwijs verlaat zonder het hoger secundair onderwijs af te werken. De lopende
hervormingen van het verplicht onderwijs worden derhalve als fundamenteel beschouwd om
ongelijkheid in het onderwijs in een vroeg stadium aan te pakken. Andere onderzoeken25
hebben voor de Vlaamse Gemeenschap tot gelijkaardige conclusies geleid.
Er is meer efficiëntie nodig om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van massificatie,
kwaliteit en kansengelijkheid, en beperkte budgetten. Beide gemeenschappen hebben
maatregelen genomen of zijn voornemens maatregelen te nemen wat betreft kwaliteitsgarantie
en kwalificatietoekenning, een mogelijke herziening van hun financieringssystemen26 en een
rationalisering van het aantal opleidingen en de verscheidenheid ervan.
Ondanks een verhoging van het inschrijvingsgeld voor Vlaamse studenten27 in 2015-2016
behoort België nog steeds tot de landen waar relatief weinig inschrijvingsgeld moet worden
betaald in het hoger onderwijs. Alle gemeenschappen doen inspanningen — zij het van
verschillende aard en met een verschillende reikwijdte — om het hoger onderwijs toegankelijker
te maken, in het bijzonder voor ondervertegenwoordigde groepen (Europese Commissie, 2014),
om het uitvalpercentage te verlagen en de tijd waarin het hoger onderwijs wordt afgewerkt, te
verkorten, en om het afstudeerpercentage te verbeteren. Hoewel de toegang tot het hoger
onderwijs vrij is, omvatten de belangrijkste maatregelen de invoering (als proefproject in
2015-2016) van niet-bindende oriëntatietests voor STEM-programma's (Vlaamse Gemeenschap)
of geneeskunde (Franse Gemeenschap), mechanismen voor een vroege heroriëntatie in het
eerste jaar, en de mogelijkheid voor instellingen om strengere eisen te stellen aan het overdoen
van een jaar (Vlaamse Gemeenschap). De (gedeeltelijke) hervorming van het hoger onderwijs
in de Franse Gemeenschap die in 2014-2015 van start ging, wordt geleidelijk uitgevoerd. De
24 Personen van 20 tot 34 jaar die het onderwijs één tot drie jaar vóór het referentiejaar hebben verlaten. 25 Zie het landrapport voor België van de Onderwijs- en opleidingsmonitor 2014 voor de verschillende bronnen. 26 In de Vlaamse Gemeenschap zal de hervorming gebeuren op basis van de evaluatie (Vlaams ministerie van Onderwijs
en Vorming, 2015) van de financieringshervorming van 2008. De Franse Gemeenschap heeft plannen voor een
herziening van het financieringssysteem voor de universiteiten waarbij rekening wordt gehouden met het
toenemende aantal studenten. 27 Het inschrijvingsgeld wordt nog steeds bepaald op basis van het inkomen. Door deze wijziging benadert het bedrag
voor een volledig academiejaar het niveau in de Franse Gemeenschap.
BELGIË 11
voornaamste aspecten zijn onder andere: 1) de invoering van een op studiepunten gebaseerd
systeem, waardoor vooruitgang flexibeler en onafhankelijk van het academiejaar wordt; 2) het
verlagen van de punten die nodig zijn om te slagen (controversieel).
Andere maatregelen zijn gericht op het vergroten van de inzetbaarheid. De Vlaamse
Gemeenschap ontwikkelt momenteel een systeem om afgestudeerden op te volgen dat het hele
hoger onderwijs omvat en levert inspanningen om het hoger beroepsonderwijs te versterken
door middel van een recent decreet om programma's van de korte cyclus met verplichte stages
(HBO5) te verbeteren en door middel van meer professionele bachelors met aandacht voor
leren op de werkplek. In de Franse Gemeenschap voorziet het regeerakkoord in de uitbreiding
van het aanbod programma's met veel aandacht voor leren op de werkplek (en alternance) en
wordt er voortgebouwd op de positieve ervaring die is opgedaan in vijf proefrichtingen.
Het beroepsonderwijs en beroepsopleidingen moderniseren en het 7.
volwassenenonderwijs bevorderen
Over het hele land genomen blijft de deelname van leerlingen in het hoger secundair onderwijs
aan het beroepsonderwijs en beroepsopleidingen boven het EU-gemiddelde (60,2 % t.o.v.
48,9 % in 2013)28. Ondanks het grote aandeel studenten in het beroepsonderwijs combineert
slechts 4,3 % school met werkplekleren. De arbeidsparticipatie van recent afgestudeerden van
het hoger secundair onderwijs29 is in vergelijking met 2013 met 3,7 procentpunten gedaald en
ligt net onder het EU-gemiddelde (67,4 % t.o.v. het EU-gemiddelde van 70,8 % in 2014). De
deelname van volwassenen aan een leven lang leren ligt onder het EU-gemiddelde (7,1 % t.o.v.
10,7 % in 2014). Ongeveer 700 000 volwassenen in de Franse Gemeenschap hebben beperkte
basisvaardigheden. In beleidsmaatregelen inzake volwassenenonderwijs wordt de nadruk steeds
meer uitsluitend op specifieke doelstellingen gelegd, zoals inzetbaarheid, integratie van
migranten en verwerving van de nationale identiteit. Uit gegevens blijkt dat het aantal
deelnemers aan modulaire opleidingstypes is gestegen, terwijl het voor lineaire types sterk is
gedaald.
Voortijdige schoolverlaters zijn oververtegenwoordigd in het beroepsonderwijs en
beroepsopleidingen. Veel maatregelen ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten zijn specifiek
gericht op het beroepsonderwijs en beroepsopleidingen of zijn remediërende maatregelen, met
name in het kader van de Jongerengarantie (zie hieronder). In de verschillende
regeerakkoorden wordt verwezen naar de behoefte aan sterkere banden om de kloof tussen de
aangeboden en gevraagde vaardigheden te dichten, de taalopleiding te verbeteren, het aanbod
van het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen te verbeteren en te rationaliseren, en
alternatieve opleidingen voor leerlingen en werklozen te ontwikkelen. De Vlaamse Gemeenschap
is van plan beroepsaspecten op te nemen in het verplicht onderwijs (zie kader 1), wat nu al het
geval is in de Franse en Duitstalige Gemeenschap (Cedefop, 2015). De Franse Gemeenschap is
begonnen met de reorganisatie van de verstrekking van het beroepsonderwijs en de
beroepsopleidingen in tien (geografische) zones. In juli 2015 heeft de Vlaamse Gemeenschap
haar conceptnota over duaal leren bekend gemaakt. Dit systeem zal gelijkwaardig zijn aan alle
andere vormen van secundair onderwijs. Tegen het begin van het schooljaar 2015-2016 zal de
Franse Gemeenschap een enkel statuut voor 'duaal leren' en een enkel contract invoeren. Om
de horizontale vaardighedenkloof aan te pakken blijft de Vlaamse Gemeenschap het STEM-
actieplan uitvoeren (kader 1) en academies ontwikkelen die deze vakgebieden behandelen.
Begin 2015 heeft het EFP (aanbieder van beroepsopleidingen bij kmo's in de Franse
Gemeenschap) in samenwerking met verschillende partners de eerste Semaine Entreprendre
(ondernemingsweek) georganiseerd.
28 Voor de gegevens van 2013 zijn sommige programma's in de Vlaamse Gemeenschap heringedeeld van ISCED 3
naar 2 of 4, of van beroeps- naar algemeen onderwijs. 29 Personen van 20 tot 34 jaar die het onderwijs één tot drie jaar vóór het referentiejaar hebben verlaten.
12 BELGIË
Alle overheden hebben zich ertoe verbonden de aanbeveling omtrent de Jeugdgarantie uit te
voeren, wat heeft geleid tot een groter aanbod aan stages, waarbij in het bijzonder aandacht
wordt besteed aan het bereiken van niet-geregistreerde jongeren die niet werken en geen
onderwijs of opleiding volgen (NEET's). Hiervoor wordt samengewerkt met jongerenorganisaties
en gebruik gemaakt van sociale media. Wat onderwijs en opleiding betreft, zou een grotere
betrokkenheid van de onderwijssector bijdragen tot een betere samenhang van preventie en
compenserende maatregelen voor voortijdige schoolverlaters.
Werkplekleren wordt een structurele component van de Vlaamse arbeidsmarktgerichte
opleidingen. Sinds 1 september 2014 zijn stages verplicht in meer dan 140 opleidingen. De
komende jaren zal die verplichting in het volwassenenonderwijs worden uitgebreid. De Vlaamse
Gemeenschap werkt samen met de sociale partners aan een nieuwe geïntegreerde
opleidingsincentive die het voor werknemers mogelijk maakt om opfrissings- of
omscholingsopleidingen te volgen. Het Waalse Gewest heeft een werkgelegenheids- en
opleidingspact (Pacte pour l'emploi et la formation) opgesteld.
In januari 2015 heeft de Franse Gemeenschap een advies over voortgezet onderwijs en
afstandsleren goedgekeurd met als doel het bevorderen van een leven lang leren voor iedereen.
In februari 2015 heeft de Franse Gemeenschap richtlijnen (Note d'orientation) bekendgemaakt
om voortgezet onderwijs en opleidingen en e-learning sterk uit te bouwen om de persoonlijke
ontwikkeling te bevorderen en om in te spelen op de algemene sociale en economische
dynamiek van de regio's. De richtlijnen zijn opgedeeld in drie grote delen (15 projecten):
1) onderwijs voor iedereen garanderen; 2) een ruime keuze aan onderwijs; 3) de dynamiek van
aanbod en zichtbaarheid sturen.
De formele certificering van verworven competenties blijft speciale aandacht krijgen. Zowel in
de Franse als de Vlaamse Gemeenschap bestaan er validatiemechanismen/—systemen voor
niet-formeel en informeel leren. In de Duitstalige Gemeenschap wordt momenteel een
validatiesysteem voor vaardigheden ontwikkeld.
Drie (Franse Gemeenschap, Vlaamse Gemeenschap en Duitstalige Gemeenschap) van de vier
operationele programma's in het kader van het Europees Sociaal Fonds (ESF) kennen in totaal
ongeveer 287 miljoen EUR toe aan maatregelen gericht op het verstrekken van aanvullende
kwalificaties aan volwassenen of het erkennen van vaardigheden die zij reeds hebben
verworven, en op het verlagen van het schooluitvalpercentage (voornamelijk remediërende
maatregelen). Er zijn oproepen voor projecten gedaan. Naast de ESF-maatregelen inzake
opleiding stelt het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) 70 miljoen EUR ter
beschikking om vormingscentra (centres de compétences) in de Franse Gemeenschap uit te
rusten.
Referenties
Belgische regering (2015), Nationaal hervormingsprogramma 2015, http://ec.europa.eu/europe2020/pdf/csr2015/nrp2015_belgium_nl.pdf
Belgisch Rekenhof (2015), Werkingsmiddelen van het gewoon basis- en secundair onderwijs. Toekenning en aanwending. Verslag van het Rekenhof aan het Vlaams Parlement, Brussel, juni 2015, https://www.ccrek.be/docs/2015_22_Werkingsbudgetten.pdf
Cedefop (2015), Stronger VET for better lives. Cedefop's monitoring report on vocational education and training policies 2010-14, http://www.cedefop.europa.eu/en/publications-and-resources/publications/3067
Crevits, H. (2015), persbericht Samen aanbevelingen onderwijsinspectie aanpakken, 1 april 2015
De Witte, K. (2014), Beleid rond vroegtijdig schoolverlaten is de investering waard, KUL, Leuvense economische standpunten, 2014/143, november 2014
Europese Commissie (2013), Funding of Education in Europe. The Impact of the Economic Crisis, http://eacea.ec.europa.eu/education/eurydice/documents/thematic_reports/147EN.pdf
BELGIË 13
Europese Commissie (2014a), Facts and Figures, National Sheets on Education Budgets in Europe, http://eacea.ec.europa.eu/EDUCATION/EURYDICE/documents/facts_and_figures/National_Budgets.pdf
Europese Commissie (2014b), Education and Training Monitor 2014, http://ec.europa.eu/education/library/publications/monitor14_en.pdf
Europese Commissie (2014c), Study on the effective use of early childhood education and care in preventing early school leaving, http://bookshop.europa.eu/en/study-on-the-effective-use-of-early-childhood-education-and-care-ecec-in-preventing-early-school-leaving-esl--pbNC0414322/
Europese Commissie (2015a), Landverslag België 2015, SWD(2015) 21 final/2, http://ec.europa.eu/europe2020/pdf/csr2015/cr2015_belgium_nl.pdf
Europese Commissie (2015b), Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, https://webgate.ec.europa.eu/fpfis/mwikis/eurydice/index.php/Belgium-Flemish-Community:National_Reforms_in_School_Education#Parliamentary_act_on_pupils_with_specific_educational_needs
Groenez, S.; Juchtmans, G.; Smet, M. en Stevens, C. (2015), Analyse van het nieuwe financieringsmechanisme voor de werkingsmiddelen van scholen. Evaluatie van het financieringsdecreet van 2008: Eindrapport, http://www.ond.vlaanderen.be/obpwo/rapporten/Analyse_nieuwe_financieringsmechanisme_werkingsmiddelen_scholen_DEFINITIEF_RAPPORT_HIVA.pdf
Hirtt, N.; Nicaise, I. en De Zutter, D. (2013), De school van de ongelijkheid, Berchem: EPO
Kabinet van de Vlaamse minister voor Onderwijs en Vorming (2015), persbericht over voortijdig schoolverlaten van 12 maart 2015
Lambert, J.P. (2014), Stratégie de Lisbonne et niveau de formation. Pourquoi l’ascenseur social ne fonctionne plus en FWB, Reflets et Perspectives de la vie économique, De Boeck Supérieur
Milquet, J. (2015), persbericht Pacte pour un Enseignement d'excellence: les premières réalisations et nouveautés de la rentrée scolaire, 31 augustus 2015
OESO (2013a), Education at a glance, http://www.oecd.org/edu/eag2013%20(eng)--FINAL%2020%20June%202013.pdf
OESO (2013b), PISA 2012 Results, http://www.oecd.org/pisa/keyfindings/pisa-2012-results.htm
OESO (2014), TALIS 2013 Results: An International Perspective on Teaching and Learning, Parijs: OECD Publishing
OESO, Europese Commissie (2015), Indicators of Immigrant Integration 2015
Pacte pour un enseignement d'excellence (2015), http://www.pactedexcellence.be/documents-a-telecharger
Statistics Belgium (2015), Census 2011: Een diploma van het hoger onderwijs behalen: welke sociaal-demografische ongelijkheden bestaan er?, http://census2011.fgov.be/index_nl.html
Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming (2015), Evaluatie van een aantal aspecten van het financieringsmechanisme in het hoger onderwijs, http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/publicaties/Evaluatie-financiering-Hoger-Onderwijs.pdf
Vlaamse regering (2014), Draaiboek uitrol masterplan hervorming secundair onderwijs (Vlaamse Regering 17.01.2014), http://www.hervormingsecundair.be/pdf/draaiboek.pdf
Opmerkingen en vragen over dit rapport kunt u per e-mail sturen naar: Patricia De Smet [email protected] of [email protected]
14 SAMENVATTING
Belgium
SAMENVATTING Belangrijkste punten van de transnationale analyse Belangrijkste punten van de analyse per land
SAMENVATTING 15
1. Belangrijkste punten van de transnationale analyse
Deze eerste editie van de onderwijs- en opleidingsmonitor onder de Commissie-Juncker wordt bekendgemaakt op het moment dat Europa's behoefte aan langetermijnoplossingen voor een erger wordende sociale crisis opnieuw voor het voetlicht wordt gebracht. Onderwijs legt de basis voor de economische vitaliteit van Europa in de toekomst en is de motor van de inzetbaarheid, productiviteit, innovatiekracht en ondernemingsgeest van de toekomstige beroepsbevolking.
Mensen inzetbaar maken op de arbeidsmarkt is evenwel maar een deel van het verhaal. Onderwijs speelt namelijk een even belangrijke rol in de totstandbrenging van een betere samenleving. Goed opgeleide mensen lopen minder risico op marginalisering en sociale
uitsluiting. In een doeltreffend onderwijsstelsel gaat het om inclusiviteit: elke burger de kans bieden zijn talenten te ontwikkelen en het gevoel geven deel uit te maken van een gezamenlijke toekomst. Bij het opzetten van doeltreffende onderwijs- en opleidingsstelsels moet aandacht
gaan naar inclusiviteit als essentieel element in het ruimere streven naar uitmuntendheid, kwaliteit en relevantie. Met deze doelstellingen is terdege rekening gehouden in het Europa 2020-kerndoel voor onderwijs. Uit de meest recente beschikbare gegevens blijkt echter voor het derde jaar op rij een daling van de investeringen in onderwijs, wat verontrustend is aangezien de vorderingen van de EU inzake haar doelstellingen daardoor in gevaar komen. Lidstaten die al minstens drie jaar op rij
onderwijsbezuinigingen doorvoeren, zijn Nederland, Finland, Portugal, Italië, Spanje, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Voor de vier laatstgenoemde landen is dit vanuit demografisch standpunt het meest problematisch. Uit de onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 blijkt dat, met het oog op doeltreffendere en doelmatigere uitgaven, van elkaar leren en empirisch onderbouwde beleidsvorming van vitaal belang zijn.
Inclusiviteit
Onderwijsarmoede, dit is het aandeel jongeren dat niet de minimumonderwijsnormen haalt, is vandaag een van de grootste problemen in Europa. Ook al moet onderwijs een gelijk speelveld creëren voor iedereen, blijken kansen en resultaten nog steeds sterk afhankelijk te zijn van de sociaaleconomische en migratieachtergrond van leerlingen en studenten. Bijgevolg heeft geen enkele EU-lidstaat de ondermaatse prestaties van 15-jarigen met een lage sociaaleconomische
status tot onder de doelstelling van 15 % kunnen terugbrengen. Daarnaast zijn in Bulgarije, Cyprus, Roemenië, Griekenland, Slowakije en Hongarije meer dan de helft van deze jongeren niet in staat om zeer eenvoudige wiskundige problemen op te lossen. Voortijdig schoolverlaten zonder diploma hoger secundair onderwijs is ook een aanwijzing van onderwijsarmoede. Net als het percentage ondermaatse prestaties voor basisvaardigheden, is
het schooluitvalpercentage in onderwijs en opleiding (momenteel 11,1 % in de EU) sterk
afhankelijk van de achtergrond van de ouders van de leerling of student. Bovendien is ongeveer 60 % van de voortijdige schoolverlaters vervolgens inactief of werkloos, wat aantoont dat onderwijsarmoede ernstige langetermijngevolgen heeft. Het toegankelijker maken van hoger onderwijs wordt bemoeilijkt door een gebrek aan inclusiviteit in de eerste schooljaren. Het tertiair opleidingsniveau ligt in de EU momenteel op 37,9 %, maar het sociale aspect van hoger onderwijs blijft een probleem. Tal van factoren,
waaronder hun resultaten en inzet tijdens de eerdere onderwijsfasen, hebben een invloed op de toegang van ondervertegenwoordigde bevolkingsgroepen tot hoger onderwijs. Aangezien de diversiteit onder de studenten wel degelijk toeneemt, zal het hogeronderwijsstelsel zich tegelijkertijd moeten aanpassen om ervoor te zorgen dat kansarmere studenten minder snel het stelsel verlaten zonder diploma.
Een uitstekend voorbeeld van hoe onderwijs een gelijk speelveld kan creëren, zijn de vorderingen inzake het Europa 2020-kerndoel bij leerlingen die in het buitenland zijn geboren. Onder in het buitenland geboren jongeren die in hun nieuwe verblijfsland zijn aangekomen vóór de schoolplichtige leeftijd zijn het schooluitvalpercentage en het tertiair opleidingsniveau nagenoeg gelijk aan die onder jongeren die in dat land zijn geboren. In het buitenland geboren
16 SAMENVATTING
jongeren die pas ná de schoolplichtige leeftijd zijn aangekomen, presteren dan weer minder goed en hebben behoefte aan gerichte ondersteuning.
Veel volwassenen die in hun initiële opleiding geen toereikend niveau van kennis, vaardigheden, competenties en attitudes hebben bereikt, zitten vast in banen van lage kwaliteit die weinig doorgroeimogelijkheden bieden of weinig aanzetten om verdere opleiding te volgen. Een op de vier volwassenen in Europa kampt met een vaardigheidstekort dat de toegang tot zowel de arbeidsmarkt als tot aanvullende onderwijs- en opleidingsmogelijkheden beperkt. In de onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 worden drie soorten beleidshefbomen
onderscheiden die de inclusiviteit van de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa kunnen helpen verbeteren en zodoende onderwijsarmoede kunnen aanpakken. Het begint allemaal met
opvang en onderwijs voor jonge kinderen (OOJK), dat de invloed van de sociaaleconomische achtergrond op latere onderwijsresultaten helpt terug te dringen. Van belang zijn bewustmaking en in sommige gevallen maatregelen voor positieve discriminatie; voorbeelden hiervan zijn taalcursussen, gerichte steun voor achtergestelde gebieden, streefcijfers voor kansarme bevolkingsgroepen en begeleiding bij thuisleren.
Ten tweede spelen leerkrachten een belangrijke rol in inclusief onderwijs. Aan hun behoefte aan
opleiding op het gebied van bijzondere onderwijsbehoeften, multiculturele omgevingen en
geïndividualiseerd leren, moet worden tegemoetgekomen met onbelemmerde toegang tot permanente bijscholing. In de initiële lerarenopleiding moet aandacht zijn voor kwesties omtrent onderwijsarmoede zoals ondermaatse prestaties voor basisvaardigheden en risicofactoren die gepaard gaan met voortijdig schoolverlaten. Ten derde moeten onderwijs- en opleidingsstelsels zorgen voor flexibelere overgangen, of het
nu tussen onderwijsniveaus is, tussen beroeps- en algemeen onderwijs, of tussen arbeidsmarkt en volwassenenonderwijs. Vooral kansarme leerlingen halen voordeel uit onderwijstrajecten met lage overgangsdrempels, niet-traditionele instroomtrajecten in hoger onderwijs en tweedekansonderwijs. Permanente scholing is van essentieel belang voor de 66 miljoen volwassenen die als hoogste opleidingsniveau lager secundair onderwijs hebben, maar slechts 4,4 % van hen neemt effectief deel aan volwassenenonderwijs.
Kwaliteit
Het toegankelijker maken van onderwijs en opleiding is een cruciaal aspect van inclusie. De ontwikkeling van doeltreffende, doelmatige en goed afgestemde onderwijs- en opleidingsstelsels gaat echter verder dan het bereiken van bepaalde opleidingsniveaus; de aandacht moet worden geconcentreerd op de kwaliteit van onderwijsprogramma's. Ondanks het toenemende gebruik
van kwalificatiekaders en de nadruk op leerresultaten, blijven internationale beoordelingen wijzen op grote verschillen in competentieniveau tussen de landen.
SAMENVATTING 17
In de onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 wordt gewezen op vier gebieden waarop beleidshefbomen kunnen worden gehanteerd. Ten eerste moet al in een vroeg stadium aandacht gaan naar kwaliteit. Deelname aan OOJK is in een toenemend aantal EU-lidstaten
nagenoeg algemeen gangbaar, maar er is weinig bekend over de kwaliteit van het aanbod en over de nodige interactie tussen kinderen, personeel, overheid en ouders. Veel lidstaten en delen van lidstaten (de Duitstalige gemeenschap in België, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Frankrijk, Italië, Cyprus, Polen, Portugal, Slowakije, Wales en Noord-Ierland) verschaffen gedurende de hele OOJK-fase geen educatieve richtsnoeren. Er is voor OOJK geen samenhangende visie aanwezig, met name inzake beheer en financieringsbehoeften.
Ten tweede wordt met kwaliteit bedoeld dat ondermaatse prestaties voor basisvaardigheden worden aangepakt en dat leerlingen en studenten worden ondersteund om hun competenties te
versterken die zij op een steeds internationalere en competitievere arbeidsmarkt nodig zullen hebben. In de onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 wordt een van vele mogelijke voorbeelden besproken, namelijk de kennis van vreemde talen en de beschikbare voorzieningen voor het onderwijzen en leren van talen.
Een stijgend percentage leerlingen dat thuis een andere taal spreekt dan de onderwijstaal, noodzaakt de lidstaten een nieuwe aanpak te ontwikkelen voor het onderwijzen en leren van talen, waarbij moet worden ingezet op de bestaande diversiteit om het bewustzijn rond talen en de metalinguïstische vaardigheden te verbeteren. Nog steeds leert 18 % van de leerlingen in het basisonderwijs en 10,3 % van de leerlingen in het hoger algemeen secundair onderwijs geen enkele vreemde taal. Deze percentages moeten worden verlaagd en de leerresultaten
moeten worden verbeterd om taalkundige belemmeringen bij leer- en arbeidsmobiliteit te overwinnen.
Ten derde kan kwaliteit verder worden verbeterd door innovatie en digitale technologieën. In het hoger onderwijs gaat het hierbij bijvoorbeeld om de manier van kennisoverdracht, de invoering van betere beoordelingsmethoden en nieuwe vormen van kwalificatietoekenning. Open onlinecursussen voor een groot publiek (Massive Open Online Courses) en andere digitale ontwikkelingen zetten de rol en structuur van instellingen voor hoger onderwijs (IHO’s) op losse schroeven. Anderzijds kunnen door analyse van grote hoeveelheden gegevens van digitale
leerervaringen zowel de processen als resultaten worden verbeterd en kan het percentage jongeren dat het hoger onderwijs zonder diploma verlaat, worden teruggedrongen.
Tot slot zijn al deze inspanningen ter verbetering van de kwaliteit van de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa sterk afhankelijk van de competenties van leerkrachten en van het vastleggen van strenge normen voor hun initiële lerarenopleiding, introductiecursussen en permanente bijscholing. Dit is volgens de onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 het vierde
gebied waarop beleidshefbomen kunnen worden gehanteerd om de kwaliteit te verbeteren. Het betreft ook schoolhoofden, die tijd en middelen moeten vrijmaken om leraren ertoe aan te
18 SAMENVATTING
zetten samen te werken, hun manier van onderwijzen te diversifiëren en de individuele leerprestaties van leerlingen en de begeleiding tijdens hun leertraject te verbeteren.
Relevantie In de onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 wordt jeugdwerkloosheid erkend als een voortdurende uitdaging voor Europa en worden drie gebieden onderscheiden waarop beleidshefbomen de relevantie van onderwijs en opleiding voor de arbeidsmarkt kunnen verbeteren. Ten eerste kan via een combinatie leren op school en op de werkplek de relevantie van beroepsonderwijs en -opleiding (BOO) voor de arbeidsmarkt worden versterkt. Deze
leermethode garandeert de voortdurende wisselwerking tussen enerzijds de behoeften van werkgevers en anderzijds de opbouw en evaluatie van onderwijsprogramma's, beroepsnormen
en leerlingbeoordelingsmethoden. Leerlingplaatsen zijn het bekendste voorbeeld van dergelijke combinaties van leren op school en op de werkplek. Uit de analyse blijkt echter dat er tussen de lidstaten grote verschillen zijn voor zowel de resultaten in het BOO als de toegang tot kwaliteitsvol BOO. Leren op de werkplek is ook niet
even sterk aanwezig in de verschillende BOO-stelsels, hoewel het van belang is voor een relevanter BOO. In het BOO zijn kwaliteit en relevantie nauw met elkaar verbonden. In de meeste lidstaten is er echter nog veel ruimte voor verbetering inzake het BOO; de betere benutting van dit potentieel kan ook de aantrekkingskracht van het BOO verbeteren. Ten tweede hebben afgestudeerden in het hoger onderwijs betere kansen op de arbeidsmarkt
(80,5 %) dan jongeren met een diploma hoger secundair onderwijs (70,8 %). Anderzijds nemen de kansen van jongeren met een diploma hoger secundair onderwijs op de arbeidsmarkt stilaan toe, terwijl de arbeidsparticipatie van afgestudeerden in het tertiair onderwijs gelijk blijft. De
beperkte beschikbare transnationale gegevens lijken er bovendien op te wijzen dat er voor afgestudeerden in het tertiair onderwijs nog steeds een kloof tussen vraag en aanbod is: 25 % van hen heeft een baan waarvoor tot nu toe een diploma hoger onderwijs niet nodig werd geacht. Deze bevindingen stellen de relevantie van deze vaardigheden en kwalificaties voor de
arbeidsmarkt op de helling. De lidstaten hebben als uitdaging hoger onderwijs attent te maken op de behoeften van de arbeidsmarkt. In heel Europa worden meerdere mogelijkheden daartoe nog onderbenut. Nogmaals, van elkaar leren en empirisch onderbouwde beleidsvorming zijn van vitaal belang. Verbeteringen zijn mogelijk via beter en stelselmatiger gebruik van informatie uit arbeidsmarktprognoses en onderzoek naar de loopbaan van afgestudeerden. Een andere
mogelijke verbetering is de stevigere verankering van leren op de werkplek in het tertiair onderwijs, zoals in bepaalde delen van Europa al het geval is.
SAMENVATTING 19
Uiteindelijk blijven vaardigheden en kwalificaties niet voor altijd relevant. Het derde gebeid waarop beleidshefbomen kunnen worden gehanteerd, is dan ook de behoefte aan bijscholing en herscholing om te verzekeren dat de vaardigheden van de beroepsbevolking blijven
tegemoetkomen aan een veranderende arbeidsmarkt. Uit de onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 blijkt duidelijk dat de lidstaten hun stelsel voor volwassenenonderwijs moeten heroverwegen om de deelname aan scholing na de initiële opleiding (momenteel in heel Europa gemiddeld 10,7 %) te verhogen.
2. Belangrijkste punten van de analyse per land
Het tweede deel van de onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 omvat de 28 individuele landenverslagen en kan online worden geraadpleegd (http://ec.europa.eu/education/tools/et-monitor_nl.htm). De landenverslagen hebben een vergelijkbare structuur als het eerste deel, maar vullen de transnationale analyse aan met landspecifieke gegevens en informatie over beleidsmaatregelen en de meest recente hervormingen.
AT (Oostenrijk) Het schooluitvalpercentage in Oostenrijk ligt onder het EU-gemiddelde.
Het BOO-stelsel is er goed aangepast aan de arbeidsmarkt, wat heeft bijgedragen tot een van de laagste jeugdwerkloosheidspercentages in de EU. Desondanks is het schooluitvalpercentage onder in het buitenland geboren leerlingen drie keer zo hoog als onder in Oostenrijk geboren leerlingen en blijven onderwijsresultaten sterk afhankelijk van de
sociaaleconomische achtergrond van de ouders. Het ontbreekt het hoger onderwijs aan consequente strategische oriëntatie en aan financiering. Het
percentage studenten dat het hoger onderwijs zonder diploma verlaat, blijft hoog, en het begint te ontbreken aan afgestudeerden in wiskunde, wetenschap en technologie.
BE (België) Het Belgische onderwijsstelsel behaalt gemiddeld nog steeds goede resultaten. Bijna alle kinderen ouder dan drie jaar nemen deel aan OOJK en het schooluitvalpercentage gaat in dalende lijn. Het percentage overheidsuitgaven voor onderwijs behoort tot de hoogste in de EU en elk van de drie taalgemeenschappen voert momenteel grote onderwijshervormingen door. Er bestaat echter grote ongelijkheid in het onderwijs die te maken heeft met de sociaaleconomische en
migratieachtergrond van leerlingen, en er zijn grote verschillen in de prestaties van scholen. Er zijn ook aanzienlijke verschillen tussen de gemeenschappen en gewesten wat betreft de prestaties voor basisvaardigheden en het schooluitvalpercentage. De schoolprestaties van
leerlingen in het BOO zijn zwak. In scholen met veel kansarme leerlingen is er een gebrek aan ervaren leraren en schoolhoofden; daarnaast zijn er wat de infrastructuur betreft problemen op het vlak van capaciteit en
kwaliteit. De overgang van school naar werk is erg moeilijk voor schoolverlatende jongeren die slechts kwalificaties van het lager secundair onderwijs bezitten. Veel verschillende actoren zullen grote inspanningen moeten leveren om de hervorming door te voeren.
BG (Bulgarije) Bulgarije scoort sinds kort beter op basisvaardigheden en tertiair
opleidingsniveau. Het moet echter nog steeds de algemene kwaliteit en efficiëntie van zijn schoolsstelsel verbeteren en de capaciteit van het hoger onderwijs beter afstemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt. De toegang van kansarme kinderen, in het bijzonder Roma, tot onderwijs is nog steeds een uitdaging. De kwaliteit van het BOO is in Bulgarije
ontoereikend, alsook de integratie ervan in het algemene onderwijsstelsel. Het percentage volwassenen dat deelneemt aan onderwijs is een van de
laagste in de EU.
CY (Cyprus) Het schooluitvalpercentage in Cyprus is de afgelopen jaren afgenomen en het percentage afgestudeerden in het tertiair onderwijs behoort tot de
20 SAMENVATTING
hoogste in de EU. Hierachter schuilt echter dat de overheidsuitgaven onvoldoende efficiënt zijn en dat de kwaliteit van onderwijsresultaten relatief laag is. Cyprus heeft te kampen met een van de laagste
inzetbaarheidspercentages voor pas afgestudeerden in de EU en ontoereikende prestaties voor basisvaardigheden bij zowel leerlingen als jongvolwassenen. Het land heeft ook een van de laagste percentages in de EU voor deelname aan BOO, maar recente hervormingen en nieuwe initiatieven op dit gebied houden een geleidelijke uitbreiding van het BOO-aanbod in.
CZ (Tsjechië) Algemeen zijn de onderwijsresultaten en de inzetbaarheid van afgestudeerde studenten en leerlingen in Tsjechië goed. Het
schooluitvalpercentage blijft laag en het tertiair opleidingsniveau neemt snel toe. In 2014 is een nieuwe omvangrijke onderwijsstrategie aangenomen, waarin de nadruk ligt op de terugdringing van ongelijkheid, de ondersteuning van leraren en de verbetering van het beheer van het onderwijs- en opleidingsstelsel. Het aanbod aan OOJK wordt versterkt. De
verhoging van de deelname van kansarme kinderen, in het bijzonder Roma, aan het regulier onderwijs is een uitdaging. De salarissen van leraren liggen in vergelijking met andere landen laag en het lerarenkorps vergrijst. Afgestudeerden in het BOO bezitten niet altijd de vaardigheden die op de arbeidsmarkt nodig zijn. Gezien steeds meer jongeren voortstuderen, zullen verdere maatregelen nodig zijn om de kwaliteit en
de relevantie voor de arbeidsmarkt te verzekeren.
DE (Duitsland) De onderwijsresultaten van leerlingen, ook die van kansarme leerlingen,
blijven verbeteren. Duitsland heeft zijn nationale Europa 2020-doelstelling voor voortijdig schoolverlaten gehaald en de deelname aan OOJK blijft stijgen. Een doeltreffend duaal stelsel voor onderwijs en opleiding zorgt voor de verwerving van de vaardigheden die op de arbeidsmarkt nodig
zijn. Desondanks is er in bepaalde sectoren en regio's een tekort aan hoogopgeleide werknemers, deels als gevolg van negatieve demografische tendensen. Tegen deze achtergrond zijn een verdere verbetering van de onderwijsresultaten en het doorbreken van de sterke band tussen sociaaleconomische achtergrond en onderwijsresultaten cruciaal voor de instandhouding van de exportgerichte economie, die een grote behoefte aan vaardigheden heeft. Dit impliceert meer en betere OOJK (de
verhoging van het aantal plaatsen in scholen waar kinderen de hele dag terecht kunnen en verbetering van de kwaliteit van deze scholen) en de bevordering van de toegang van laaggeschoolden tot opleiding. Tot slot
zullen de integratie van het groot aantal recent aangekomen migranten in het onderwijsstelsel en de voorbereiding van hun overgang naar de arbeidsmarkt grote uitdagingen vormen.
DK (Denemarken) Denemarken presteert goed op veel gebieden van onderwijs en opleiding,
waaronder voor voortijdig schoolverlaten, tertiair opleidingsniveau, deelname aan OOJK, deelname van volwassenen aan onderwijs en de arbeidsparticipatie van pas afgestudeerden. Het percentage overheidsuitgaven voor onderwijs behoort tot de hoogste in de EU. De grootste uitdagingen voor Denemarken zijn de verlaging van het hoog
percentage ondermaatse prestaties voor basisvaardigheden onder leerlingen met een migratieachtergrond en de terugdringing van het schooluitvalpercentage in het BOO. De hervormingen die in 2014 in het BOO en in het onderwijs in het algemeen van start zijn gegaan, bieden de
kans om deze problemen aan te pakken.
EE (Estland) In Estland zijn de basisvaardigheden zeer goed en het tertiair
opleidingsniveau is zeer hoog. Het aantal afgestudeerde wetenschappers, technologisch deskundigen, ingenieurs en wiskundigen is aanzienlijk toegenomen en vertegenwoordigt meer dan een kwart van alle afgestudeerden in het hoger onderwijs. De arbeidsparticipatie van pas
SAMENVATTING 21
afgestudeerden is na de economische crisis snel hersteld. Het percentage overheidsuitgaven voor onderwijs blijft vrij hoog en behoorlijk stabiel. Er zijn echter bepaalde structurele problemen die gepaard gaan met de
aanpassing van het Estse onderwijsstelstel aan de snel verslechterende demografische situatie en aan de toekomstige eisen van een arbeidsmarkt die een grote behoefte heeft aan technologische kennis. De aantrekkingskracht van het BOO en het aanbod aan leerlingplaatsen blijven problematisch. Er zijn ook sterkere banden met de economie nodig. Tot slot is het een probleem dat jongens in het onderwijs slechter presteren dan meisjes.
EL (Griekenland) Griekenland presteert beter dan het EU-gemiddelde wat voortijdig
schoolverlaten betreft en bevindt zich rond het gemiddelde als het gaat om het tertiair opleidingsniveau. De afgelopen jaren is de onderwijs- en opleidingssector onderworpen aan een strikte begrotingsconsolidatie en er zijn in het kader van het economische aanpassingsprogramma een aantal belangrijke structurele hervormingen doorgevoerd. Griekenland is
begonnen aan de aanzienlijke taak om het algemeen onderwijs te herorganiseren, het BOO te verbeteren en het beheer en de organisatie van het hoger onderwijs te hervormen. In recente wetgeving is de intentie aanwezig om terug te keren naar het onderwijsbeleid uit de periode vóór 2010. Het Griekse onderwijs- en opleidingsstelsel heeft nood aan een verbetering van de prestaties en een verdere modernisering van de
werkmethoden, in het bijzonder voor het aanleren van basisvaardigheden, en wat betreft de voorbereiding van jongeren op de overgang naar de arbeidsmarkt.
ES (Spanje) Spanje heeft een van de hoogste tertiaire opleidingsniveaus in Europa en
de inschrijvingen in het BOO zijn ook toegenomen dankzij een specifieke uitbreiding van het duale model van leren op school en op de werkplek.
Deelname aan OOJK is nagenoeg algemeen gangbaar. Ondanks een geleidelijke daling van het schooluitvalpercentage de afgelopen zes jaar, heeft Spanje nog steeds het hoogste percentage in Europa, waarbij er aanzienlijke verschillen zijn tussen de regio's. Er zijn ook grote verschillen tussen leeftijdsgroepen, scholen en regio's wat betreft de prestaties van leerlingen; dit heeft vaak te maken met de sociaaleconomische achtergrond. De recente hervorming van het onderwijs- en
opleidingsstelsel zal naar verwachting het schooluitvalpercentage verder terugdringen, terwijl de basisvaardigheden van de slechtste presteerders zullen worden verbeterd. De hervorming wordt in de autonome
gemeenschappen op verschillende manieren en met verschillende snelheden doorgevoerd. De inzetbaarheid van afgestudeerden in het hoger onderwijs, vooral in bepaalde richtingen, en het aanzienlijke percentage
afgestudeerden in het tertiair onderwijs dat een baan heeft waarvoor geen universitair diploma nodig is, blijven problemen om aan te pakken.
FI (Finland) Finland heeft een rechtvaardig onderwijs- en opleidingsstelsel dat zeer goede leerresultaten oplevert. Het schooluitvalpercentage is stabiel en de basisvaardigheden blijven goed, ondanks iets minder goede resultaten in recente internationale onderzoeken. Er duiken nieuwe problemen op,
vooral wat betreft leerlingen met een migratieachtergrond en gezien de recente tendens waarbij verschillen ontstaan tussen scholen in dichtbevolkte stedelijke gebieden. Ondanks de hoge deelname aan BOO en onlangs gecreëerde leerlingplaatsen is het aantal leerlingplaatsen
algemeen relatief laag.
FR (Frankrijk) Bijna alle kinderen ouder dan drie jaar nemen deel aan OOJK. Het niveau
van de overheidsinvesteringen in onderwijs blijft hoog en sinds 2013 is het land bezig met ambitieuze hervormingen in alle sectoren en op alle niveaus van onderwijs en opleiding. In vergelijking met andere landen zijn de resultaten echter gemiddeld en de ongelijkheid die te maken heeft met
22 SAMENVATTING
de sociaaleconomische achtergrond neemt steeds toe. Ondanks een schooluitvalpercentage dat onder het EU-gemiddelde ligt, blijven er aanzienlijke regionale verschillen bestaan. Bovendien zijn er te veel
voortijdige schoolverlaters met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs, in het bijzonder onder jongeren met een migratieachtergrond, terwijl de perspectieven voor deze voortijdige schoolverlaters op de arbeidsmarkt aanzienlijk verslechterd zijn. Het aantal leerlingplaatsen voor het hoger BOO is toegenomen, maar er zijn nog steeds niet genoeg leerlingplaatsen voor de minst gekwalificeerden. Tot slot behoort het niveau van mensen met lagere kwalificaties en van de oudere
bevolkingsgroepen voor lezen, schrijven en rekenen tot de laagste in de EU.
HR (Kroatië) De voornaamste sterke punten van het Kroatische onderwijs- en
opleidingsstelsel zijn een laag schooluitvalpercentage en een groot aandeel afgestudeerden in het beroepsonderwijs dat hoger onderwijs gaat volgen. Tot de positieve ontwikkelingen in het land behoren de
goedkeuring van een omvangrijke strategie voor onderwijs, wetenschap en technologie, die in de komende jaren de voornaamste drijvende kracht zal zijn achter hervormingen. Anderzijds wordt het Kroatische onderwijs- en opleidingsstelsel geconfronteerd met een aanzienlijk aantal uitdagingen, waaronder de verbetering van de onderwijsresultaten voor wiskunde in de lagere en middelbare school, de modernisering van de
programma's voor initieel BOO in overeenstemming met de behoeften van de arbeidsmarkt, alsook de verbetering van de toegang tot het hoger onderwijs en de verhoging van het afstudeerpercentage in het hoger
onderwijs. Er zijn vrij lage deelnamepercentages voor zowel OOJK als volwassenonderwijs. Kroatië kampt met aanzienlijke structurele problemen: de capaciteit van de voorschoolse kinderopvang heeft zijn grenzen bereikt en het stelsel voor volwasseneducatie is te weinig
gereglementeerd en kent een tekort aan financiering.
HU (Hongarije) Ter verbetering van de kwaliteit van zijn onderwijs- en opleidingsstelsel heeft Hongarije in 2014-15 verschillende nationale strategieën aangenomen inzake voortijdig schoolverlaten, de uitbouw van het openbaar onderwijs, het BOO, het hoger onderwijs en een leven lang leren. Daarnaast is OOJK sinds september 2015 verplicht voor alle
kinderen ouder dan drie jaar. Het onderwijs- en opleidingsstelsel kampt met een aantal problemen: het cijfer voor ondermaatse prestaties voor basisvaardigheden stijgt en de verschillen in prestaties te wijten aan de
sociaaleconomische achtergrond behoren nog steeds tot de hoogste in de EU. De verhoging van de deelname van kansarme studenten, in het bijzonder Roma, aan regulier inclusief onderwijs en de verbetering van
ondersteuning via gerichte lerarenopleiding blijven uitdagingen. Het beroepsonderwijs is niet aantrekkelijk voor jongeren, kent veel voortijdige schoolverlaters en biedt geen mogelijkheden voor een flexibele carrière. Veel studenten verlaten het hoger onderwijs zonder diploma en de deelname van volwassenen aan onderwijs blijft laag. De overheidsuitgaven voor onderwijs, uitgedrukt als percentage van het bbp, behoren tot de de laagste in de EU.
IE (Ierland) Het Ierse tertiaire opleidingsniveau behoort tot de hoogste in de EU. Het
schooluitvalpercentage is gedaald en ligt ruim onder het gemiddelde. Er is ook een positieve ontwikkeling geweest wat betreft prestaties voor
basisvaardigheden. Tegelijkertijd zijn herscholing en bijscholing een uitdaging voor het onderwijs- en opleidingsstelsel. Binnen de zeer moeilijke begrotingscontext met dalende overheidsuitgaven voor onderwijs
zijn hervormingen doorgevoerd om tot een stelsel te komen dat beter afgestemd is op de behoeften van de arbeidsmarkt en er relevanter voor is. De toegang tot voltijdse kinderopvang blijft beperkt en duur.
SAMENVATTING 23
IT (Italië) Italië heeft zijn onderwijs- en opleidingsstelsel de afgelopen jaren verbeterd. Er is een schoolevaluatiesysteem ingesteld, de prestaties voor basisvaardigheden zijn verbeterd, het schooluitvalpercentage gaat in
dalende lijn en bijna alle kinderen tussen vier en zes jaar nemen deel aan OOJK. Daarnaast kan de recente hervorming van het schoolstelsel de nodige omstandigheden creëren om schoolresultaten verder te verbeteren. Desondanks blijft het schooluitvalpercentage flink boven het EU-gemiddelde liggen. De regionale verschillen in prestaties voor basisvaardigheden zijn groot. Het tertiair opleidingsniveau bij jongeren is het laagste in de EU en veel studenten verlaten het hoger onderwijs
zonder diploma. Er zijn niet genoeg mogelijkheden voor leren op de werkplek en de overgang naar de arbeidsmarkt is voor jongeren moeilijk,
ook voor hoogopgeleiden. De overheidsuitgaven voor onderwijs, uitgedrukt als percentage van het bbp, behoren tot de laagste in de EU, vooral voor het tertiair onderwijs.
LT (Litouwen) Gezien het lage schooluitvalpercentage en het hoog tertiair
opleidingsniveau presteert Litouwen goed met het oog op het Europa 2020-kerndoel voor onderwijs. De onderwijsresultaten van leerlingen kunnen een impuls krijgen door recente beleidsmaatregelen zoals het verplicht maken van OOJK voor alle kinderen ouder dan vijf jaar, de ontwikkeling van een nationaal meetsysteem voor leerlingcompetenties, en introductiecursussen en professionele
ondersteuning voor leraren. Tegelijkertijd komen de vaardigheden die in het secundair en tertiair onderwijs worden opgedaan vaak niet tegemoet aan de behoeften van de arbeidsmarkt. De cijfers voor ondermaatse
prestaties voor lezen en wiskunde zijn hoog en de deelname aan initieel BOO ligt eerder laag. Slechts een klein percentage volwassenen neemt deel aan onderwijs. Tot slot is het lerarenkorps aan het vergrijzen en zijn er moeilijkheden om het lerarenberoep aantrekkelijk te maken voor
jongeren.
LU (Luxemburg) Luxemburg is een drietalig land en dit veelvoud aan talen komt duidelijk tot uiting in het onderwijs- en opleidingsstelsel. Luxemburg investeert veel in zijn stelsel en het tertiair opleidingsniveau is er sterk gestegen. De sociaaleconomische achtergrond is echter van grote invloed op de onderwijsresultaten. Leerlingen met een migratieachtergrond behalen
algemeen aanzienlijk slechtere resultaten in vergelijking met in Luxemburg geboren leerlingen. Hoewel het land goed presteert op het vlak van voortijdig schoolverlaten, is het schooluitvalpercentage onder
leerlingen met een migratieachtergrond vrij hoog. Voorts liggen de prestaties voor de basisvaardigheden lezen, wiskunde en wetenschap iets onder het gemiddelde. Luxemburg heeft ook het op een na hoogste
doubleerders percentage in het secundair onderwijs in de EU. De vorderingen bij de geplande onderwijshervorming zullen van cruciaal belang zijn voor verdere verbetering.
LV (Letland) Letland heeft de afgelopen jaren aanzienlijke vorderingen geboekt inzake de terugdringing van het schooluitvalpercentage, de verhoging van het tertiair opleidingsniveau en de verbetering van de prestaties voor
basisvaardigheden, waardoor het voor al deze indicatoren beter presteert dan het EU-gemiddelde. Het aanbieden van relevante vaardigheden voor de arbeidsmarkt aan de beroepsbevolking is de belangrijkste uitdaging voor het BOO-stelsel. In het hoger onderwijs is er aanzienlijke ruimte om
het innovatiepotentieel van de Letse economie te vergroten. Met name de overheidsuitgaven voor hoger onderwijs zijn weinig prestatiegericht. Er zijn op dit gebied echter veelbelovende hervormingen aan de gang. Tot
slot is de kloof tussen mannen en vrouwen in het onderwijs een overkoepelende uitdaging aangezien vrouwen aanzienlijk en consequent beter presteren dan mannen, op het vlak van zowel kwalificaties als prestaties voor basisvaardigheden.
24 SAMENVATTING
MT (Malta) Malta heeft de afgelopen jaren aanzienlijk geïnvesteerd in zijn onderwijs- en opleidingsstelsel. De overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt verloopt makkelijker dan in de meeste andere EU-landen. Het
vaardigheidsniveau van de beroepsbevolking zal op lange termijn echter niet verbeteren indien bepaalde knelpunten in het onderwijs- en opleidingsstelsel niet worden verholpen. Ten eerste is het schooluitvalpercentage, ondanks recente vorderingen, hoog. Ten tweede zijn de prestaties voor basisvaardigheden in vergelijking met andere landen zwak. Tot slot is in het BOO-stelsel het aanbod aan vaardigheden nog niet afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt.
NL (Nederland) Nederland heeft een hoog tertiair opleidingsniveau en heeft vorderingen
geboekt inzake de terugdringing van het aantal voortijdige schoolverlaters, wat deels kan worden toegeschreven aan de uitvoering van een omvangrijke strategie ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten. Het percentage leerlingen in het secundair BOO, de arbeidsparticipatie van pas afgestudeerden in het hoger secundair
onderwijs en de deelname van volwassenen aan onderwijs liggen aanzienlijk hoger dan het EU-gemiddelde. De onderwijsresultaten zijn goed maar zijn de afgelopen jaren, in tegenstelling tot andere landen, niet gestegen. Er zijn dan ook maatregelen genomen om de rekenvaardigheid in het lager, secundair en beroepsonderwijs te verbeteren. Problemen zijn de vergrijzing van het lerarenkorps en het tekort aan goed opgeleide
leraren, in het bijzonder voor het onderwijzen van talen, wiskunde, wetenschap en aan leerlingen met bijzondere behoeften.
PL (Polen) Polen heeft een van de laagste percentages voor schooluitval en voor leerlingen met ondermaatse prestaties voor basisvaardigheden. Er zijn ook snel vorderingen geboekt inzake de verhoging van het tertiair opleidingsniveau en de deelname aan OOJK. Het Poolse onderwijs- en
opleidingsstelsel heeft in het licht van de toenemende wens van de bevolking om een diploma hoger onderwijs te behalen een paar diepgaande wijzigingen ondergaan wat betreft de structuur, de organisatie, het beheer en de kernprogramma's. Toch is er nog een aanzienlijk aantal problemen zoals de toegang tot kwaliteitsvolle OOJK (in het bijzonder voor kinderen jonger dan drie jaar), het aanleren van algemene vaardigheden, de aantrekkingskracht van het BOO, en de
relevantie van hoger onderwijs voor de arbeidsmarkt. Voorts blijven het lage deelnamepercentage van volwassenen aan onderwijs en het lage vaardigheidsniveau van volwassenen, vooral voor ICT, een bron van
bezorgheid voor de toekomst.
PT (Portugal) In Portugal is het schooluitvalpercentage aanzienlijk gedaald en het tertiair
opleidingsniveau sterk gestegen. De regering is voortgegaan met de doorvoering van grote hervormingen met als doel de verbetering van de basisvaardigheden onder de bevolking. Het aantal inschrijvingen in het BOO is nog toegenomen en er is in het hoger onderwijs een eerste reeks nieuwe technische opleidingen van het type korte cyclus van start gegaan onder de naam TeSP. Het hoge percentage leerlingen dat zijn jaar moet overdoen en de mate waarin de sociaaleconomische achtergrond van
invloed is op de onderwijsresultaten tonen aan dat het verzekeren van rechtvaardigheid in het basisonderwijs een probleem blijft, ondanks de vele nieuwe programma's en maatregelen die de afgelopen tien jaar zijn ingesteld. De inschrijvingscijfers in het hoger onderwijs hebben de
afgelopen drie jaar enkele schommelingen vertoond.
RO (Roemenië) Het tertiair opleidingsniveau is in Roemenië de afgelopen jaren
voortdurend gestegen, maar blijft het op een na laagste in de EU. De Roemeense regering heeft een strategie voor tertiair onderwijs aangenomen met twee overkoepelende doelstellingen: de relevantie van hoger onderwijs verbeteren door het beter af te stemmen op de behoeften
SAMENVATTING 25
van de arbeidsmarkt en de toegankelijkheid van hoger onderwijs voor kansarme bevolkingsgroepen verbeteren. De Roemeense regering heeft in juni 2015 ook een strategie aangenomen om voortijdig schoolverlaten
tegen te gaan. Het schooluitvalpercentage blijft flink boven het EU-gemiddelde liggen. De beschikbaarheid van OOJK en de toegang ertoe zijn beperkt, vooral in landelijke gebieden en voor de Romagemeenschap. De deelname van volwassenen aan onderwijs ligt ver onder het EU-gemiddelde en de overheidsuitgaven voor onderwijs als percentage van het bbp zijn de de laagste in de EU.
SE (Zweden) Het Zweedse onderwijs- en opleidingsstelsel presteert goed op vele gebieden, waaronder OOJK, de maatschappelijke kennis van leerlingen en
hun kennis van het Engels als vreemde taal, tertiair opleidingsniveau en deelname van volwassenen aan onderwijs. Zweden is zwaar blijven investeren in onderwijs en opleiding. De schoolresultaten voor basisvaardigheden zijn echter verslechterd en de rechtvaardigheid in scholen is achteruitgegaan. Het feit dat jongere leeftijdsgroepen slechter
presteren dan hun voorgangers is zorgwekkend aangezien een hoogopgeleide beroepsbevolking van cruciaal belang is voor het behoud van het concurrentievermogen, de levensstandaard en de innovatiekracht op lange termijn. De overgang van school naar werk blijft moeilijk voor jongeren die de school verlaten zonder een diploma hoger secundair onderwijs. De integratie van het grote aantal pas aangekomen leerlingen
met een migratieachtergrond in het onderwijs wordt een belangrijke uitdaging.
SI (Slovenië) Slovenië heeft het op een na laagste schooluitvalpercentage in de EU en het tertiair opleidingsniveau ligt boven het EU-gemiddelde. De gemiddelde prestaties voor basisvaardigheden zijn bevredigend, vooral voor wiskunde en wetenschap. Het percentage leerlingen in het hoger secundair BOO
blijft boven het EU-gemiddelde. Het hogeronderwijsstelsel wordt echter gekenmerkt door een buitensporig groot aantal studieprogramma's, een hoog percentage studenten die het hoger onderwijs zonder diploma verlaten en problemen met fictieve inschrijvingen. Voorts is er een tekort aan financiering, waardoor de kwaliteit van het onderwijs en de middelen in gevaar komt. In het hoger secundair onderwijs heeft de ommekeer in de demografische tendensen en de daling van het aantal leerlingen ertoe
geleid dat scholen in het hele land onder hun capaciteit functioneren. Tot slot blijken uit nationale onderzoeken zeer duidelijke regionale verschillen; deze geven aan dat de sociaaleconomische achtergrond een grote invloed
heeft op onderwijsresultaten.
SK (Slowakije) In Slowakije blijft het schooluitvalpercentage laag, maar een recente
toename vereist gerichte maatregelen. De capaciteit van OOJK wordt versterkt. Nieuwe regelgeving voor het BOO is gericht op de betere voorbereiding van afgestudeerden voor de arbeidsmarkt. Er blijft echter ongelijkheid bestaan en de onderwijsresultaten zijn de afgelopen jaren verslechterd. De deelname van Romakinderen aan regulier onderwijs en kwaliteitsvolle OOJK vormt een probleem. De aantrekkingskracht van het lerarenberoep op getalenteerde jongeren is laag en er zijn problemen met
de initiële lerarenopleiding en permanente bijscholing van leraren. De kwaliteit van het hoger onderwijs en de samenwerking met werkgevers blijven problematisch, en het percentage afgestudeerden in het tertiair onderwijs die een baan onder hun kwalificatieniveau hebben, is gestegen.
UK (Verenigd Koninkrijk)
De onderwijs- en opleidingsstelsels binnen het Verenigd Koninkrijk presteren goed op vele gebieden zoals OOJK voor kinderen vanaf vier jaar,
op school verworven digitale competenties, de inzet van leraren om zich permanent bij te scholen, het tertiair opleidingsniveau en de deelname van volwassenen aan onderwijs. Een grote hervorming van de programma's voor lager en secundair onderwijs is aan de gang.
26 SAMENVATTING
Baanbrekend werk is verricht op het vlak van vaardigheden voor computerprogrammering (codering) door deze in het programma voor het basisonderwijs op te nemen. Een paar van de belangrijkste uitdagingen
zijn de verbetering van de toegang tot OOJK voor kinderen jonger dan vier jaar, de geletterdheid van jongeren van 18 tot en met 24 jaar die enkel een diploma lager secundair onderwijs hebben behaald en de rekenvaardigheid van 15-jarigen, alsook de verdere verlaging van het schooluitvalpercentage. Ook al is in het Verenigd Koninkrijk de arbeidsparticipatie van pas afgestudeerden op elk onderwijsniveau hoger dan het EU-gemiddelde, blijft de overgang naar werk moeilijk door minder
leerlingplaatsen voor het hoger beroepsonderwijs en technisch onderwijs in vergelijking met andere stelsels in Europa.
Waar zijn EU-publicaties verkrijgbaar?
Gratis publicaties:• één exemplaar: via EU Bookshop (http://bookshop.europa.eu); • meerdere exemplaren of posters/kaarten: bij de vertegenwoordigingen van de Europese Unie (http://ec.europa.eu/represent_nl.htm), bij de delegaties in niet-EU-landen (http://eeas.europa.eu/delegations/index_nl.htm), door contact op te nemen met Europe Direct (http://europa.eu/europedirect/index_nl.htm), door te bellen naar 00 800 6 7 8 9 10 11 (gratis in de hele Europese Unie) (*).
(*) De informatie wordt gratis verstrekt en bellen is doorgaans gratis, maar sommige operatoren, telefooncellen of
hotels kunnen kosten aanrekenen.
Betaalde publicaties:• via EU Bookshop (http://bookshop.europa.eu).
Europese CommissieDirectie Generaal Onderwijs en Cultuur
Onderwijs en Opleiding - Onderwijs- en opleidingsmonitor 2015 - België
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2015
2015 — pp. 26 — 21 x 29.7cm
ISBN 978-92-79-50727-4ISSN 2466-9997doi: 10.2766/988421
NC-AN
-15-001-NL-N
ISBN 978-92-79-50727-4