Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

130
Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd Nynke van Hichtum bron Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd. Met illustraties van W. van Haestrecht. S.L. van Looy, Amsterdam 1899 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hich002oeho01_01/colofon.php © 2014 dbnl

Transcript of Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 1: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen pagebij den koning werd

Nynke van Hichtum

bronNynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd. Met

illustraties van W. van Haestrecht. S.L. van Looy, Amsterdam 1899

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hich002oeho01_01/colofon.php

© 2014 dbnl

Page 2: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

V

Van de Redactie.

Dit boek dunkt mij geschikt voor den leeftijd van 11 jaar en nog vele jaren daarboven.Want de vorm is, zooals wij van N. VAN HICHTUM gewoon zijn: eenvoudig, naïef,kinderlijk zonder kinderachtigheid. Maar de inhoud is zoo rijk, boeiend enbelangwekkend, dat - ik ben er zeker van - menig ouder het boek louter vooreigen-pleizier zal uitlezen, eer hij het geeft aan zijn hunkerend kind. En verwonderenzou 't mij niet, of in vele gezinnen wordt Oehoehoe een tijdlang het voorwerp vanaller levendige belangstelling; en menig kind zal van Oehoehoe zijn Kaffervriendjemaken, zooals het zijn Eskimovriendje maakte van Kudlago.

REDACTIE.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 3: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

VI

Voorrede.

Voordat ik een verhaal van de Kaffers begin, moet ik u toch wel eens vertellen waarze wonen, en hoe ze er uitzien. Welnu, neem dan maar eens de kaart van Afrika enkijk eens naar het onderste puntje. Op den eenen hoek ligt Kaapstad, op den anderenPort Elisabeth. Een beetje noordelijker vindt ge Natal, en in de omstreken van Natalwonen de Kaffers. Er zijn verscheidene Kaffervolken, maar van de zoogenaamdeZoeloe-Kaffers is ons het meeste bekend en daarom heb ik dit volk uitgekozen om uvan te vertellen.Tegenwoordig behoort geheel Zoeloe-land aan de Engelschen. In 1887 is er nog

een groote oorlog geweest en toen hebben ze er het laatste stukje van ingepalmd.Koning Dinizoeloe, die dat niets prettig vond en het de Engelschen erg lastig maakte,werd met twee van zijn opperhoofden gevangen genomen en naar het eiland St.Helena gebracht, waar hij, geloof ik, nog woont en waar hij wel nooit vandaan kankomen.Dit was de laatste Zoeloe-Koning. Tegenwoordig regeert de gouverneur van Natal

in Zoeloe-land, en de Zoeloe's beginnen al geheel andere menschen te worden danvroeger, toen ze de blanke menschen bijna nog niet kenden.Omdat ze nu al zooveel gewoonten van de Europeanen hebben overgenomen, zou

het lang zoo aardig niet zijn als ik van de tegenwoordige Zoeloe's ging vertellen,daarom speelt dit verhaal ongeveer in 1850, toen de zwart-achtige Zoeloe's nog bijnaaltijd naakt rondliepen. Alleen op koudere dagen droegen zij

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 4: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

VII

een mantel of ‘karos’ van dierenvellen, die ze kunstig aan elkâar hadden genaaid,door er gaatjes in te prikken en ze met pezen aan elkaar te verbinden. De mannendroegen een kleedingstuk, waarvan de voorste slip ‘Isinene’ en de achterste‘Oemacha’ heette. Beide slippen of panden werden door een lederen riem om delendenen saamgehouden. Ze bestonden uit strooken behaarde dierenvellen, of ookwel uit de gekrulde staarten van wilde katten. Deze laatsten werden vooral in denoorlog gedragen.Ook de vrouwen en meisjes droegen leeren schortjes, waarop allerlei schitterende

kralen genaaid waren. De vrouwen hadden daarenboven nog meestal een halvekoeienhuid om het middel geslagen, die tot op de knieën af hing.Ofschoon ze zich tegenwoordig een beetje meer aankleeden, geloof ik toch dat ze

in hunne hutten nog wel ditzelfde ouderwetsche kostuum zullen gebruiken. In elkgeval hebben de mannen nog hun kunstigen haarring op het hoofd, dien ge zeker openkele prentjes wel zult opmerken. Zoo'n ring op het hoofd te maken, - dat is eenheel werk. Maar de Kaffers hebben altijd veel tijd en dus kappen zij elkaar heelgeduldig. Om den ring te maken, wordt eerst bijna het geheele hoofd kaal geschorenmet een ‘assegaai’ of werpspies. Alleen rondom de kruin blijft een smalle krans vanharen staan, en die worden met behulp van fijne pezen tot een vasten ringsamengevlochten. Daar wordt dan een mengsel van gom en houtskool over gegoten,en als dat is opgedroogd, wordt het geheele kunstwerk met vet gepolijst. Dat is weleen langdurig werkje, maar het behoeft dan ook niet elken dag gedaan te worden.De Kaffer loopt er net zoolang mee rond, tot het haar flink aangroeit en de ring zichal hooger en hooger opheft op zijn hoofd.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 5: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

VIII

Jonge mannen en jonge meisjes dragen hun wollig zwart haar gewoonlijk heeleenvoudig. Alleen bij feesten steken zij er wel eens pennen van stekelvarkens in, ofallerlei soorten van veeren.Maar zoodra een meisje getrouwd is, krijgt ze ook een prachtig kapsel, waar ze

erg trotsch op is. Dan wordt al haar haar afgeschoren, behalve een enkele lok op dekruin van het hoofd; en die lok wordt dan met vet en roode aarde stijf gemaakt,zoodat het wel een soort van handvat gelijkt, waaraan men de vrouw zou kunnenoptillen.Zooals ik reeds zei, zijn de Kaffers zwart van kleur,maar het is niet zulk dof zwart

als bij de Afrikaansche negers. Er ligt een roodachtig waas over, alsof de helderroode kleur van het bloed door de zwarte huid heen schemert.Ze zijn echter niet allen gelijk van kleur,maar dat roodachtig zwart vinden zij zelf

het mooiste. Als ze van natuur dien tint niet hebben, dan wrijven zij zich trouw inmet roode klei en vet. Hoe meer ze glimmen, hoe mooier ze zichzelf vinden!De kinderen zijn bijna heelemaal blank als ze geboren worden, maar worden

langzamerhand donkerder.Tot hun zesde jaar loopen ze heelemaal naakt en hebben ze een heerlijk leven.

Maar daar zult ge meer van hooren in het verhaal van den kleinen Oehoehoe.Ik hoop dat ge de geschiedenis zóó mooi vindt, dat ge er nog wel meer van zult

willen weten, want er is heel wat te vertellen van Oehoehoe, dat verzeker ik u!Welnu, als dit boek uit is, dan ga ik er nog een schrijven over wat er verder met

hem gebeurde. Vindt ge dat goed? Ja? Nu, dan roep ik u allen toe ‘Tot weerziens!’N. VAN HICHTUM.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 6: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

1

Eerste hoofdstuk.De kraal van Matakitakit.

IN een vriendelijk dal, tusschen platte tafelbergen, lag de kraal van het opperhoofdMatakitakit.1)

Als men op een van de platte bergen stond, zag men de kraal in de diepte liggen,omringd door laag kreupelhout. Uit de smalle bergkloven schoten hooge boomenop. De hellingen waren geheel bedekt met lage mimosa's.

1) De gemakkelijkste uitspraak van dit woord is. Mà-ta-ki-tà-kit, klem toon op Ma en ta.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 7: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

2

Op eenige mijlen afstands van de kraal stroomde een breede rivier, omzoomd doordicht kreupelhout, waarin zich bij dag de wilde dieren schuilhielden, die men 's nachtsrondom de kraal hoorde huilen, brullen en janken.De kraal bestond uit een grooten kring van ronde hutjes, met een open plaats in

het midden - de ‘isibaya’, waar het vee des nachts werd opgesloten om het voor wildedieren en vee-dieven te bewaren. Rondom de isibaya was dan ook een stevigeschutting gemaakt van toppen van dorenboomen; en rondom den kring van hutjeswas weer een schutting gebouwd, bestaande uit twee rijen stevige, puntige palen,die zóó waren bijeengebonden, dat hunne boveneinden elkaar kruisten. Als een vijanddeze schutting mocht willen beklimmen, dan konden Matakitakit en zijne vriendenhem met hunne lansen door de openingen heen treffen, en bovendien zou hij zichgeducht bezeeren aan de scherpe, naar alle richtingen uitstekende punten der palen.De opening in de buitenste schutting, waardoor menschen en koeien uit- en

ingingen, was zóó nauw, dat de dikste koeien er slechts met moeite door konden.Dat was opzettelijk zoo ingericht om het stelen van het vee moeielijk te maken. En's nachts werd die opening ook nog stevig gesloten met stokken en palen.Ook de ingang van de isibaya was even nauw, en met een gevlochten hekje

gesloten. Tegenover den ingang waren in de isibaya nog twee kleine rondeomheiningen getimmerd. Dit waren de bewaarplaatsen voor de groote kalveren. Dekleintjes waren nog te teer om aan zichzelf te worden overgelaten; die sliepen bij demenschen in de hutten.Achter de kalverhokken stonden de drie grootste hutten,

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 8: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

3

de woningen van het opperhoofdMatakitakit en zijn beide getrouwde zonen. Behalvedat de hutten der opperhoofden een beetje grooter waren dan de andere, zagen ze erallen precies gelijk uit. Van buiten geleken ze veel op platte bijenkorven. En vanbinnen? Hoe waren ze van binnen?We zullen er eens één nauwkeuriger bekijken. Hier hebben we de hut van Kolelwa

en zijn vrouw Nomboena. Zij is gemaakt door vrouw Nomboena zelve. Daartoe stakzij eerst een aantal lange, buigzame stokken in een kring in den grond, en bond dievan boven bij elkâar. Daarna legde zij lang riet over de stokken, en vlocht dat telkenste zamen met taaie stengels van zekere klimplant, die de Kaffers ‘apentouwen’noemen, omdat de apen in de bosschen zich er dikwijls langs laten afglijden.Deze apentouwen zijn soms zoo dik als kabeltouwen, maar voor het vlechten van

hare hut gebruikte vrouwNomboena een dunnere soort. O, ze kon zoo netjes vlechten!Zij was er zelf trotsch op.Toen het gebouwtje klaar was, werd er een lage opening in gemaakt, waar een

man juist op handen en voeten door kon kruipen; het gat werd omgeven met eenstevigen rand van vlechtwerk, en gesloten met een aardig deurtje, keurig netgevlochten door Kolelwa, en - de hut was klaar. Ramen en schoorsteenen zijn maarovertollige dingen, vinden de Kaffers.Toenmoest de vloer nog in orde gemaakt worden, want daar was vrouwNomboena

erg netjes op. Zij haalde in groote manden de aarde van een grooten Afrikaanschentermitenheuvel. ‘Termiten’ zijn min of meer op mieren gelijkende diertjes, die danook wel eens ‘witte mieren’ worden genoemd. Zooals deze naam aanduidt, zijn zewitachtig, of liever vuil-

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 9: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

4

geel van kleur, en veel grooter dan onze zwarte of roodachtige miertjes. Deze termitenbouwen hooge nesten van zeer fijne klei, die ze bovendien nog met hunne bekjeszorgvuldig bewerken en kneden tot ze geheel effen is. De Kaffers zijn dol op dezeklei. Ze vermengen die met water, en gebruiken ze voor vloeren, daar ze gemakkelijkhard gestampt kan worden.In het midden van den vloer maakte Nomboena een kring met een opstaanden

rand van aarde; - dat was de vuurhaard. Rondom dien haard liggen de menschen 'snachts te slapen, met hunne voeten tegen den opstaanden rand.Toen Nomboena den vloer hard gestampt had, ging ze dien polijsten met zachte

steenen, zoolang tot hij glom als een spiegel, en toen werd alles bestrekenmet verschekoemest.Een beetje vies, niet waar? Ja, wij zouden het zelfs héél vies vinden, maar

Nomboena was dat niet met ons eens. Zij vond dat eerst nu alles heel zindelijk ennetjes was.Achter in de hut plaatste zij een rij manden met koren, en potten met zure melk

en bier; en - geen Koning in Kafferland begeert een betere en nettere woning dandie van Kolelwa en Nomboena!Hier woonden ze met hun beiden in vrede, en sliepen 's nachts rustig op hunne

fijngevlochten matten, met een kunstig uitgesneden blok hout als hoofdkussen.Kolelwa verzorgde het vee van Matakitakit, en ook zijn eigen twee koeien; hij

ging op de jacht, en in zijn vrije uren was hij ook nog smid.Nomboena bewerkte den tuin, hield het hutje in orde, en maalde dagelijks het

noodige koren tusschen twee groote steenen. En 's avonds, als het werk gedaan was,ging zij op

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 10: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

5

handen en voeten staan en stak haar bovenlijf buiten het hutje, om zoo een gezelligpraatje te maken met de vrouwen en meisjes uit de andere hutjes. Gewoonlijk kregenze dan ruzie samen, en Kolelwa en de andere mannen moesten dikwijls met een stukhout den geheelen troep kijvende vrouwen uit elkâar jagen.Maar dat was nu eenmaal zoo de gewoonte; en al kreeg Nomboena dan ook nu en

dan eens een harden klap met dat stuk hout, daarom hield ze toch niet minder vanhaar Kolelwa.In hun eigen huisje was het altijd even rustig - altijd; behalve juist op het tijdstip

waarop dit verhaal begint.

Oehoehoe wordt geboren.

Ofschoon het nacht was, en buiten de hyena's lachten dat het een aard had, krioeldehet in de hut van buurvrouwen, die allen vol bewondering het pasgeboren kindje vanNomboena bekeken. Daar lag het, op den schoot van zijn grootmoeder, te schermenmet zijn kleine knuistjes, juist zooals de kleine kindertjes bij ons doen. Ook was hetnog niet zwart of chocoladekleurig, zooals alle groote menschen om hem heen; hethad een tamelijk blanke kleur. De oogjes echter waren reeds schitterend zwart.De vrouwen verdrongen elkander om het aardige kleine menschje te bekijken;

maar op eens weken zij terzijde, om plaats te maken voor een nieuwen bezoeker diede hut kwam binnenkruipen. Het was de medicijnman, die het kindje kwam ‘inenten’,zoo zouden wij het haast kunnen noemen. ‘Hoe heet het kind?’ vroeg hij. Ja, daarhad nog niemand over nagedacht. Nomboena keek eens om zich heen, of er ook iets

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 11: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

6

was waarnaar ze hem zou kunnen noemen... Daar klonk scheller dan ooit het schaterender hyena's buiten de omheining van de kraal: ‘Oe-hoe-hoe! Oe-hoe-hoe!’ Dat waseen teeken voor Nomboena. ‘Hij zal Oehoehoe heeten,’ zei ze.‘Dat is goed,’ zei de medicijnman, en onder een diepe stilte begon hij in alle

lichaamsdeeltjes van het arme kleine ding insnijdingen te maken, die hij daarnainwreef met medicijnen, ‘om den kleinen Oehoehoe voorziekte te bewaren.’ Datgebeurde nu wel met een heel goed doel, maar de kleine man vond het alles behalveprettig, en schreeuwde uit volle borst, half van pijn, half van honger.Nomboena zou erg veel lust gehad hebben dien honger van haar zoontje te stillen,

toen de inenting was afgeloopen. Maar ach, dat mocht nog niet gebeuren, demedicijnman had het verboden.Met veel moeite gelukte het de vrouwen het kindje in slaap te sussen; en toen het

eindelijk, in een dierenhuid gewikkeld, heerlijk sluimerde, gingen de vrouwen elknaar haar eigen hut, en ook Nomboena vond eindelijk den slaap.Van nu af werd Nomboena niet meer bij haar eigen naam genoemd; zij was nu de

‘moeder van Oehoehoe’, en was dan ook niet verwonderd, toen de medicijnman haarden volgenden dag ‘Ma-Oehoehoe’ noemde.Zij was trotsch op dien nieuwen naam, en erg blij dat de groote man kwam om

haar zoontje nog eens onder handen te nemen; want eerst als dat was afgeloopen,mocht het arme kleine schepseltje voedsel hebben.De medicijnman maakte nu de insnijdingen nog wat dieper, en wreef ze nog eens

in met de scherpe medicijnen.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 12: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

7

Het arme kind schreeuwde uit alle macht, en spartelde met zijn kleine handjes envoetjes. Zijn ‘Ma’ kon het haast niet aanzien, maar daar was nu eenmaal niets aante doen! Zoo werd hij sterk en krachtig gemaakt vooi zijn volgend leven, meendezij.Eindelijk bad de medicijnman met het kindje afgedaan, en nu mocht de moeder

haar jongen geheel afwasschen, en daarna laten drogen door hem boven het houtvuurheen en wêer te bewegen.Daarop volgde nòg iets wat Ma-Oehoehoe erg belangrijk

vond. Nu zou ze haar jongen eerst eens recht mooi maken! Ze nam een aarden potjemet roode oker-aarde, en smeerde het arme schaap daar geheel mêe in, van zijnhoofdje tot aan de kleine voetjes met de krampachtig trekkende teentjes. - Het lieveaardige kindje zag er allerbespottelijkst uit, maar zijn moeder was verrukt, en smeerdehet beetje oker dat er nog over was, op haar eigen wangen - die kostelijke roode klei!Oehoehoe was nu moe geschreeuwd en gespar-

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 13: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

8

teld, en zou zeker van honger en zwakte gestorven zijn, zooals dat dikwijls met kleinekafferkindertjes gebeurt, als nu zijn verdriet niet eindelijk uit was geweest.Hij kreeg nu permissie om een beetje te drinken, en daarna ging hij lekker slapen

na alle vermoeienissen. In een stuk zachte huid gewikkeld, slingerde zijn moederhem op haar rug, en bond de uiteinden van de huid zóó om haar lichaam vast, datOehoehoe als 't ware in een zak lag waar hij niet uit kon vallen.Daarna nam zij haar zware lompe spade, en ging met de andere vrouwen het land

bewerken. Daar was ook de vrouw van Matakitakit. Die had óók een klein kindje ophaar rug, in een draagmand van glimmende blauwe en witte kralen. O, wat wasNomboena jaloersch op dat prachtstuk! Al woog het ding ook wel tien pond, ze hadwel graag dat vrachtje er nog bij willen dragen, als ze maar zoo'n mooi nestje voorhaar kleinen Oehoehoe had kunnen krijgen!

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 14: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

9

Tweede hoofdstuk.Olifanten.

OEHOEHOE groeide als kool op moeders rug, en toen er een jaar voorbij was konhij al loopen, en was er een klein zusje dat het plaatsje in de zachte dierenhuid opNomboena's rug innam. Dat zusje heette Oenontsimbi, wat ‘dochter van ijzer’beteekent, omdat haar moeder juist op den dag van haar geboorte een nieuw ijzerenhouweel of spade van haar man had gekregen.En toen Oenontsimbi één jaar oud was en Oehoehoe twee, toen sliep er alwêer

een ander klein kindje op moeders rug: een jongentje dat Inyati (buffel) heette, omdatde mannen van de kraal op den dag zijner geboorte op de buffeljacht waren geweest.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 15: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

10

Weer een jaartje later kwam zusje Oembila (maïs) op de wereld; die was zoo genoemdomdat juist toen de maïs geoogst werd.Oehoehoe en Oenontsimbi waren toen al een paar kleine, vroolijke zwarte

deugnieten, met schitterende oogjes en blinkende witte tandjes.Zij waren de lievelingen van de geheele kraal; en als er soms menschen zaten te

eten bij de een of andere hut, kregen ze altijd een handvol mêe, of ook wel een lepel‘amasi’ (zure melk) of een slokje ‘oetsjoealla’ (bier).Ze hadden een goed leven en heel veel pret. Maar eens op een nacht werden ze

verschrikt wakker, doordat vader en moeder hen alle vier midden in hun slaapoppakten, en, bij de buitenste omheining van de kraal gekomen, hen allen trakteerdenop een vreeselijk pak slaag.O, wat schreeuwden die arme stakkers! Ze begrepen er niets van! Wat hadden ze

toch voor kwaad gedaan?Door hun vreeselijk schreeuwen en huilen hielden ze alle vier de oogjes gesloten,

en zagen dus niet hoe alle kindertjes van de geheele kraal op hetzelfde oogenblikjuist zoo mishandeld werden. Door hun eigen gejammer hoorden ze ook hetoorverdoovend geraas niet dat de anderen maakten.En alle moeders bleven maar klappen uitdeelen, en de arme kleintjes schreeuwden

steeds harder. Ook de honden blaften woedend door elkaar, en de mannen zwaaidenmet brandende fakkels.Wat was er toch te doen?Buiten de kraal kraakten dorre takken onder zware lompe pooten, - een

vreemdsoortig snuiven liet zich hooren, - daar was een geheele troep olifanten, enals die binnen kwamen, zouden ze zeker de geheele kraal vernielen!

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 16: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

11

Nu wordt er verteld, dat een olifant erg bang is voor 't geschreeuw van kinderen.Werkelijk gelukt het dikwijls, de groote dieren daarmêe te verjagen.Ook dezen keer leek het wel of het vreeselijke gehuil en gekerm den troep op de

vlucht zou jagen. Kijk, ze keerden zich al om en draafden weg; de grond dreunde ervan!

Ja, de troep ging weg! Alleen één groote mannetjesolifant bleef, - een onvoorzichtigejongen had hem gewondmet een speer en nu was hij woedend geworden. Hij maakteeen geluid als van een trompet, en vernielde de omheining met zijn groote slagtandenen met zijn slurf.De arme ouders wisten haast niet, hoe ze hunne kinderen voor het groote beest

zouden beschermen. Zij vluchtten, zoo snel ze maar konden, in de isibaya, maarverwachtten elk oogenblik dat het dier hen ook daar zou volgen.In gespannen verwachting keken ze door de omheining

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 17: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

12

van gekruiste palen. De koeien waren ook angstig geworden, en holden verschriktdoor de isibaya.Het monster liep tusschen de hutten door, zwaaiende met zijn slurf. Daar zag hij

een hut waar een vuur brandde. Gewoonlijk worden alle wilde dieren daardoorafgeschrikt, maar dezen keer scheen het den olifant nog maar wilder en razender temaken.Woedend stoof hij er op af, vernielde de hut, en trapte alles plat. Een zieke vrouw

die rustig in de hut lag te slapen, werd dood getrapt, en haar man ontkwam slechtsmet moeite, door tusschen de logge pooten van den olifant door te kruipen.Onderwijl had het opperhoofdMatakitakit alle mannen uit de kraal bijeen geroepen,

en met hunne ‘assegaaien’ (speren of lansen) vielen zij den olifant aan.Het gevecht duurde lang. Toen de morgen aankwam was het dier verzwakt door

bloedverlies, maar nog niet dood. Het zag er uit als een reusachtig stekelvarken,zooveel lansen staken er in zijn lichaam!Eindelijk gaf het den strijd op. Het bloed stroomde aan alle kanten uit zijn wonden;

het stortte neer, op zijn knieën, en juist boven op een hut! - Een gekraak van hetbrekende dak, - en daar lag het groote dier - morsdood!Nu was er feest in de kraal!Het was ondertusschen helder dag geworden, en niemand dacht meer aan slapen.Het lichaam van den olifant werd buiten de kraal gesleept, zoodat de vrouwen

gelegenheid hadden om de vernielde hutten wêer op te bouwen.Na wat gegeten te hebben, trokken dezen dan ook vroo-

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 18: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

13

lijk er op uit om hout te hakken, en riet en apentouwen te zoeken, en zongen daarbijhet gewone lied: ‘Akoosiniki, ingonyama, izeezwi!’ En bij het einde van elk versstampten ze met hare houweelen op den grond en zongen: ‘Haw! haw! haw!’ en methare kleinste kinderen op den rug, waren ze al gauw in de bosschen verdwenen.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 19: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

14

Derde hoofdstuk.Het slachten van den olifant.

OEHOEHOEmocht tot zijn vreugd naar de mannen blijven kijken. Hoegelukkig dathij nu niet meer op moeders rug behoefde te zitten! Hij vond zich al heel groot, enverbeeldde zich haast al dat hij zelf den olifant gedood had. Hij had den vorigen dageen kleine houten assegaai van zijn vader

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 20: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

15

gekregen, en dien had hij ook naar het groote beest gegooid, even als de grootemannen deden.Toen dan nu ook eerst de staart was afgesneden en daarna de slagtanden

uitgebroken, werd er gevraagd wie den olifant het eerst getroffen had; want het wasde gewoonte, dat hij die het eerst zijn assegaai geworpen had, de slagtanden mêenaar huis mocht nemen.Gewoonlijk werd er altijd gauw geantwoord op zulk een vraag; maar nu bleef het

een poosje stil, want de onvoorzichtige groote jongen, die het eerst het dier gewonden daardoor zoo boos gemaakt had, was een beetje bang voor straf en durfde dusmaar niet zoo dadelijk ‘Ik!’ roepen.Daar werd de vraag nog eens gedaan en een héél fijn, pieperig stemmetje riep:

‘Ik! ik!’ en daar stapte mij die kleine, brutale Oehoehoe ineens midden in den kringder mannen, en stak zijn kleine handjes uit om de slagtanden in ontvangst te nemen.Een oogenblik keken de mannen verbaasd - toen schaterden ze het allen uit.Vader Kolelwa nam zijn dapperen zoon op den arm en zei: ‘Nu, als jij den olifant

gedood hebt, wijs mij dan de assegaai eens aan waarmêe je het gedaan hebt!’‘Wel,’ zei Oehoehoe, ‘ik deed het met mijn eigen assegaai, en die gooide ik met

zooveel kracht, dat het beest al heel gauw dood was.’Maar helaas, hoe hij ook zocht, de houten assagaai van Oehoehoe was niet te

vinden!‘Nu, dan heb jullie hem er uit getrokken, want ik hèb hem gegooid, dus hij moet

er in zitten, ik gooi nooit mis!’ riep de kleine man boos.Ieder had schik in hem, en hoewel hij de slagtanden

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 21: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

16

Toen haalden de Kaffers met lange stokken de gloeiende kolen uit de heete asch.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 22: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

17

niet kreeg, werd hem toch een lekker stukje van den gebraden poot beloofd, en bleefhij verder geduldig toekijken. ‘Want,’ dacht hij, ‘als ik dan later eens weer een olifantschiet, dan weet ik meteen hoe ik hem moet slachten!’Een Europeesch kind zou het zeker erg griezelig gevonden hebben, te zien hoe de

mannen een groot gat in de eene zijde van den olifant sneden en daar zelf inkropenom de beste deelen van het beest er uit te snijden, maar Oehoehoe vond het heelaardig en zat er doodbedaard bij.Ondertusschen maakten een paar andere mannen vier ovens klaar, om de pooten

in te braden.Voor elken poot werd een heel diep en wijd gat in den grond gegraven, en in elk

gat een vuur aangelegd. Zoodra deze vuren begonnen te branden, werd er een heelehoop droog hout op gestapeld en tot asch verbrand.Toen haalden de Kaffers met lange stokken de gloeiende kolen uit de heete asch.

Dat was een heet werkje, en de mannen konden het niet lang volhouden. Beurt ombeurt gaven ze elkâar de stokken over, totdat alle kolen uit de gaten waren gehaald.Toen werd in elk gat een poot gerold en met gras en bladeren bedekt. Daaroverheenspreidden ze wêer de kolen, en de nog heete asch, en een nieuw vuur werd er bovenaangelegd.Toen al het hout geheel verbrand was, zei Matakitakit: ‘Ziezoo, nu zijn de pooten

gaar!’Ze werden met lange, scherpe stokken onder het vuur vandaan gehaald; en jawel,

òf ze gaar waren! De pezen, het vet, de kraakbeenderen, alles was zacht en week alsgelei.O, wat smulden die Kaffers! En Oehoehoe zat naast zijn vader, en kreeg flink zijn

deel van de lekkernij.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 23: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

18

Zelfs op den onvoorzichtigen jongen die het eerst zijn assegaai geworpen had, wasniemand meer boos. Hij had eerlijk de slagtanden verdiend, en kreeg die dan ookallebei mêe naar huis. Hoe heerlijk! Voor elken slagtand kon hij wel een kalf koopen,en die kalveren zouden groeien, en dan zou hij twee koeien hebben, en dan zou hijzijn best doen nog meer koeien te krijgen; - zóóveel, dat hij zelf een rijk opperhoofdkon worden en een kraal bouwen en zooveel vrouwen trouwen als hij maar wilde;want een opperhoofd moest nu eenmaal veel vrouwen hebben, wie zou anders al hetwerk doen?Zoo droomde de groote jongen, en Oehoehoe keek hemmet jaloersche oogen aan,

want hij vond nog altijd dat hij zelf de slagtanden eigenlijk verdiend had!

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 24: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

19

Vierde hoofdstuk.Kaffer-Vrouwen.

NADAT allen van de pooten gesmuld hadden, werd het overige vleesch van denolifant in lange smalle repen gesneden, die de kaffers ‘tongen’ noemen, en te drogengehangen in de groote, vreemde Euphorbia-boomen, die veel op cactussen gelijken,- niet op onze kleine pot-cactussen, maar op de reusachtige cactus-planten vanZuid-Amerika, die 50 tot 60 voet hoog worden.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 25: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

20

Daar klonk van verre het gezang der vrouwen, die genoeg hout hadden gehakt omde vernielde hutten en omheiningen te herstellen.Daar kwamen ze aan, loopend in lange rij langs rijpende maïsvelden, en boschjes

van rood en geel bloeiende heesters, en onder de hooge aloë's door, die nu ook invollen bloei stonden.Langzaam kwamen ze aanstappen, met hare zware vrachten hout op het hoofd en

de zware kinderen op den rug.En toch zongen ze nog haar eentonig: ‘Haw, Haw! Haw!’Die arme vrouwen! Terwijl de mannen hun feestmaal hadden gehouden, hadden

zij den geheelen morgen hard moeten werken, en ook nu nog mochten zij er niet aandenken eenige rust te nemen. Vóór de avond viel, moesten alle hutten en omheiningenweer opgebouwd zijn!En zoo keken ze maar even met begeerige blikken naar het lekkere vleesch, en

marcheerden toen weer verder. Oehoehoe, die juist met zijn vriendje Maslamfoe aanhet harddraven was, elk op een kalf gezeten, zag zijn moeder tusschen de vrouwen.Zij had een zware vracht hout op het hoofd, zijn zusje Oembila, die uit alle machtschreeuwde, op den rug, en den kleinen Inyati bij de hand. Ook deze huilde vanvermoeidheid en moest haast meêgesleept worden.‘Wat ben ik blij dat ik geen vrouw ben!’ dacht Oehoehoe. ‘Wij mannen hebben

toch heel wat prettiger leven! Maar toch zal ik probeeren moeder vandaag wat tehelpen, zij heeft het zoo druk!’En hij liet zich stilletjes van zijn kalf glijden zonder dat Maslamfoe, die hem

vooruit was, het zag, en kroop op handen en voeten door het lange gras naar de kraal.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 26: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

21

O wee, als de andere jongens hem gezien hadden, wat zouden ze hem hebbenuitgelachen omdat hij de vrouwen ging helpen!Thuisgekomen hielp hij zijn moeder eerst alles aandragen wat zij noodig had, en

toen ze aan het vlechten was en hij niets meer voor haar kon doen, hield hij de kleintjesbezig, opdat die haar niet lastig zouden vallen.Oembila was gelukkig weêr in slaap gevallen, maar Inyati was kribbig en lastig;

en dus was Ma-Oehoehoe (zoo werd ze nog altijd genoemd omdat Oehoehoe haaroudste zoon was), erg blij dat Oehoehoe met hem ging spelen.Ook zusje Oenontsimbi kwam er bij en was heel erg in haar schik dat Oehoehoe,

die een jongen was en een jaar ouder dan zij, zich vandaag niet te groot en te deftigvond om ook met haar te spelen.Zij speelden met het kleine broertje een spelletje als ons ‘Torentje, torentje

bossekruit!’Zij bouwden een torentje van hunne zes vuistjes en zongen dan: ‘koembelele,

koembelele, pangalala!’ En bij het laatste ‘la!’ trokken ze hunne handjes vlug weg,met den nagel van den duim omhoog, zoodat hij die het niet vlug genoeg deed, zichbezeerde aan den nagel van den ander. Maar met 't kleine broertje Inyati, die nogmaar anderhalf jaar was, waren ze toch wel een beetje voorzichtig. Toen dit henverveelde, ging de groote broer Oehoehoe, die al drie en een half jaar oud was,goochelen met maïskorrels, zooals hij de groote jongens dat wel eens had zien doen.Hij kon het nog wel niet zóó goed als zij, maar voor zijn jaren was hij toch verbazendvlug en handig, en de twee kleineren waren stom van verbazing als ze een maïskorrel,dien ze meenden dat hij in zijn rechterhand had, in zijn

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 27: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

22

linker terugvonden, en eens zelfs in het wollige kroeshaar van den kleinen Inyati.Eindelijk werd Oembila weêr wakker en schreeuwde weêr uit volle borst.‘Kom, Oehoehoe’, zei Nomboena, ‘houd haar nog eventjes stil met je nodiwoe;

ik heb straks de hut klaar, en dan ga ik koren malen en pap voor jelui koken als dezon ondergaat.’Gehoorzaam nam Oehoehoe zijn ‘nodiwoe’, een langwerpig smal stukje hout, in

het midden dikker dan aan de kanten. Aan het eene eind van de nodiwoe was eendunne leeren riem gebonden, en op het andere eind van den riem een dwarshoutje,dat als handvat gebruikt werd. Dit nam Oehoehoe in de hand, en zwiepte toen dennodiwoe snel in de rondte.Het snelle rondzwaaien van den nodiwoe en het vreemde, gierende geluid dat het

ding maakte, deden de kleine Oembila kraaien van de pret, en zoo kon Nomboenarustig haar werk afmaken.Eindelijk was de hut klaar, en nu kwam het korenmalen aan de beurt, dat een

vreeselijk zwaar werk is.Nomboena was erg vermoeid. Het vet waarmeê zij was ingesmeerd, smolt van de

warmte en liep met stralen bij haar gezicht neer. Zij had echter maar even den tijdom een beenen schrapper te nemen, die er uitzag als een vouwbeen bij ons, en zichdaarmeê het vet en het zweet van het gezicht en het lichaam te strijken.Daarna werd een groote platte steen gehaald en nog een andere, langwerpig rond,

ongeveer in den vorm van een ei, en 25 of 30 centimeter lang. De groote platte steenwerd op een mat gelegd, waarop het gemalen koren kon afglijden.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 28: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

23

Ondertusschen had Oehoehoe in de nieuwe, frissche hut, die er vrij wat aardigeruitzag dan de oude, die heelemaal zwart berookt was geweest, een vuur aangelegd.Drie even groote steenen waren in het vuur geplaatst, en daarop had Nomboena eenaarden pot gezet, gevuld met maïs (oembila) en water. Op den aarden pot stond eenandere pot omgestulpt, en de reet tusschen de twee potten was dichtgesmeerd metkoemest, zoodat de damp niet kon ontsnappen.Toen de maïs lang

genoeg gekookt had, werd een gedeelte ervan uitgestort op den grooten platten steen,en Nomboena wreef de korrels, met een draaiende en schuivende beweging van denronden steen, tot een soort van weeke pap. Het was erg zwaar werk! Met het geheelegewicht van haar lichaammoest zij op den ronden steen drukken, terwijl zij hemmetalle kracht van haar beide handen heen en weêr bewoog.Toen zij dan ook eindelijk genoeg maïs had gemalen voor de geheele familie, en

het gemalene telkens van den steen had afgeschoven op de schoone eetmat, was zijdoodmoe.Maar er was nog meer te doen! Voordat ze zelf kon gaan eten, moest zij eerst haar

man, die buiten met de andere mannen zat te rooken, zijn deel brengen.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 29: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

24

Zij nam een mand, zóó netjes en stevig gevlochten van grasstengels, dat er zelfs melkof water in bewaard kon worden. In die mand deed zij een groot deel van de pap of‘isikaba,’ zooals het gemalen koren dan genoemdwordt, en een tweede vulde zij met‘amasi’, de lekkere dikke zure melk, die in een andere groote mand achter in de hutbewaard werd. Toen nog Kolelwa's lepel, kunstig gesneden van hard acaciahout. Desteel was uit één stuk gesneden, maar het leek wel of hij uit een bundeltjebijeengebonden stokjes bestond. Op dezen lepel, door zijn vader gemaakt, wasKolelwa erg trotsch, en hij wilde nooit met een anderen eten.Zonder een woord te zeggen, nam Kolelwa zijn maal in ontvangst, mengde de

isikaba en de amasi door elkaar, en begon smakelijk te eten.Naar zijn arme vermoeide vrouw zag hij niet om. En toch was hij niet slecht; op

zijn manier hield hij zelfs van zijn Nomboena. Maar dat is nu eenmaal zoo bij deKaffers: de vrouwen moeten al het zware werk doen, en een man zou door alleanderen hartelijk worden uitgelachen, als hij haar daarbij wilde helpen.Eindelijk gingen ookNomboena en de kinderen eten, maar eerst werden de kinderen

eventjes buiten de hut gestuurd om te bidden tot ‘Oeloenkoeloenkoeloe’, den ‘Grooten,grooten Geest.’‘Oeloenkoeloenkoeloe, geef ons isikaba! Oeloenkoeloenkoeloe, geef ons amasi!’

riepen de twee oudsten, want de anderen konden nog niet praten.En toen mochten ze weer binnenkomen, en aten hunne buikjes dik.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 30: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

25

Vijfde hoofdstuk.Een dappere jongen.

OEHOEHOEwas nu zes jaar, en moest al met de andere jongens de kalveren weiden.Nu, dat vond hij wel prettig, ze konden daar buiten op de weiden zoo heerlijk spelen!Dan lootten ze er om, wie een poos alleen op de kalveren zou passen, en de anderenspeelden zoolang jagertje. Dat loten ging zóó in zijn werk: Een van de jongens namzooveel lange grashalmen in zijn hand als er kinderenwaren. In een van de grashalmenechter had hij vooraf een knoop gelegd. Elk moest er nu een trekken en hij, die denhalm met den knoop te voorschijn haalde, moest een poos alleen oppassen.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 31: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

26

Dan gingen de anderen spelen. Er werden met een stok eenige plekjes aangewezenen gemerkt, waar het gejaagde wild nu en dan mocht stilstaan om adem te halen, eneen beetje uit te rusten. Zoo'n plekje noemden ze ‘het struikgewas.’ Als het wild in‘het struikgewas’ stond, rustten ook telkens de jagers even uit.Vandaag was Maslamfoe een antilope, een andere jongen was de jager, en alle

anderen zouden honden zijn die het wild opjoegen. Het was een wilde, prettige jacht.Hoe snel liep die antilope en hoe blaften de honden! Eindelijk toch, na veel moeite,werd de antilope gevangen. Nu was de beurt aan Oehoehoe om ‘wild’ te zijn. Hijwilde 't liefst een leeuw wezen, zei hij, want hij hield er niet van om zoo laf weg teloopen. Hij wilde zich nu en dan liever eens omkeeren en vechten!Nu, tegen een leeuw kon één jager het niet volhouden, er moesten er wel minstens

vier zijn.De jacht begon. Telkens keerde de leeuw Oehoehoe zich om, en deed uitvallen

tegen zijn vervolgers. Ja, eens zelfs sprong hij onverwachts op den rug van een derjagers, en deed dien voorover buitelen in het gras. Toen ging er een gejuich op enOehoehoe had schik, ofschoon juist op dat oogenblik de gevallen jager hem een paarschoppen gaf die raak waren!Juist zou de jacht worden vervolgd, toen opeens alle kalveren uit elkâar stoven,

en er een vreeselijk gegil wêerklonk! De ééne herder, die door het lot was aangewezenom er op te passen, kon ze met fluiten niet weer bij elkâar krijgen, zoodat alle jongensmoesten helpen. Maar onderwijl keken ze toch nieuwsgierig uit naar de oorzaak vande verwarring.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 32: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

27

Toen Oehoehoe die oorzaak in het oog kreeg, stond hij een oogenblik verstijfd vanschrik. Daar liep in de verte een leelijke groote baviaan of ‘Sjakma’ met een kleinkaffer-kindje

in zijn armen, en de moeder liep er schreeuwende achteraan.Die moeder was - vrouwNomboena zelve, dus moest het kleine kindje zijn jongste

broertje Bopa zijn, dat pas een half jaar oud was.‘Pas jelui op de kalveren!’ riep hij tegen de andere jongens, ‘en Maslamfoe, ga jij

de mannen in de kraal waarschuwen!’Maslamfoe stoof naar de kraal, en Oehoehoe en zijn moeder den aap achterna!

Het was een wilde jacht door boschjes met vreeselijk scherpe doornen, die moederen zoontje het vel openscheurden.Het was verwonderlijk te zien, hoe de aap op het kleine kindje paste, dat het zich

niet zou bezeeren. Hij meende zeker dat het zijn eigen jong was. Nu, het kleine

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 33: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

28

zwarte schepseltje leek daar dan ook wel een beetje op.De jacht ging voort. Nu was het een echte jacht en geen spel meer, hoor! Toen ze

uit het kreupelbosch kwamen, holden ze wêer een poosje voort over groene weiden,begroeid met prachtige, vuurroode amaryllenMaar wat zagen ze van al die pracht? Daar voor hen uit zagen ze slechts één groote

zwarte stip, die ze maar altijd in het oog hielden, - de aap met den kleinen Bopa!Bijna hadden ze hem ingehaald. Daar beklom het beest een steile rots, en op den

top gekomen, lachte het hen uit en danste in de rondte, met het kind op den arm.Hij dacht zeker dat geen mensch hem daar kon volgen, maar Oehoehoe was

gelukkig haast even vlug en lenig als de aap zelf; en ofschoon zijn glibberig lichaam,dat als altijd geheel met vet was ingewreven, hem wel wat hinderlijk was, zoodat hijtelkens afgleed, gelukte het hem toch eindelijk, de rots te beklimmen. Onderwijlwaren ook de mannen aangekomen met hunne assegaaien en knods-kerries.1) Zijdurfden er echter den aap niet mêe gooien, uit vrees dat ze het kindje mêe zoudentreffen.Er viel niets anders te doen dan de geheele rots te omsingelen, zoodat het beest

hen niet kon ontsnappen; en dan verder af te wachten wat er zou gebeuren. De aapwas zóo verdiept in het kijken naar de jagers, dat hij niet merkte hoe Oehoehoe derots beklommen had. Deze kroop weg achter een uitstekende punt van de rots, enwachtte daar zijn tijd af.Daar kreeg de kleine Bopa zijn moeder in het oog, die

1) Knods-kerries zijn sterke stokken van hard hout, met een dikken ronden knop, die de Kaffersnaar het wild slingeren en waarmêe ze zelfs groote vogels in de vlucht kunnen dooden.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 34: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

29

daar beneden de armen naar hem uitstak, en hij spartelde zoo heftig, dat de aap hembijna liet vallen.Op dit oogenblik schoot Oehoehoe te voorschijn, scheurde den aap het kind van

den arm, en liep er mêe naar de andere zijde van de rots.Dadelijk werd de aap getroffen door verscheidene assegaaien en kerries, en viel

dood neer. Zijn lichaam gleed bij den steilen rotswand neer, en kwam tusschen dejagers terecht.Daar bemerkten ze dat er iets bewoog onder zijn eenen arm, - en kijk! daar kwam

waarlijk nog een klein kindje te voorschijn kruipen, een héél klein, piepjongapenkindje.‘Niet doodmaken!’ riep moeder Nomboena. ‘Het is al erg genoeg dat het arme

ding zijn moeder mist! Wij zullen het verplegen en opkweeken.’Oehoehoe werd erg geprezen, toen het hem eindelijk gelukt was, met hulp van

een der mannen, het kleine broertje veilig bij de steile hoogte nêer te brengen.Vroolijk gingen allen naar huis, Nomboena met haar Bopa voorop, en achter haar

Oehoehoe met den kleinen Sjakma-aap, dien hij gekregen had tot belooning voorzijn flink gedrag.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 35: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

30

Zesde hoofdstuk.Het verhaal van den vogel die melk maakte.

THUISKOMENDE moest Nomboena weêr vlug aan 't werk. Zij wilde een nieuwentuin aanleggen; bij het omhakken van het kreupelhout daartoe, had zij den kleinenBopa even op den grond gelegd om zich vrijer te kunnen bewegen, en toen was deaap gekomen en had het kind gepakt.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 36: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

31

‘Maar nu doe ik het nooit weer, ik houd je altijd op mijn rug, Amtakama, mijnlieveling!’ zei ze tot Bopa; en ze nam haar houwel weêr op, en verwijderde vlug dereeds omgehakte struiken van den grond dien ze wilde bebouwen. Toen ging ze aanhet hakken met haar zwaren akst, dat het een aard had. De grootste boom wortelsgroef ze uit, en nu en dan werd er eens een enkele graszode weggeslingerd; maaroverigens besteden de Kaffers niet veel moeite aan hun grond. Als de bodem maareen beetje is losgemaakt, strooien ze het zaaikoren er in, en als het flink is opgekomen,hakken ze den grond nog eens weêr om en zaaien opnieuw.Zoo gebeurde het, dat Nomboena tegen den avond toch nog het geheele veld op

hare manier had omgehakt en bezaaid.‘Foei’, zei ze 's avonds, toen het eten gedaan was en zij met hare kinderen buiten

de hut zat om een beetje te bekomen van het zware dagwerk; ‘foei, wat heb ik hardmoeten werken om dat veld nog bezaaid te krijgen! Als er nu van nacht maar geenmelkvogel komt, die mij den boel weer bederft!’‘Een melkvogel? Wat is dat voor een ding?’ vroeg Oehoehoe.‘Heb ik je dat verhaal nog nooit verteld? Nu, dan zal ik het vanavond eens doen,

omdat je zoo flink bent geweest, van morgen.’ En Nomboena begon:‘Daar waren eens een man en een vrouw, die woonden in een kraal en zij hadden

drie kinderen: twee jongens en een meisje. Zij waren heel arm en leden honger, enzij leefden van de melk uit een boom,1) die ze verkregen door insnijdingen in denbast te maken.

1) Een soort van Euphorbia.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 37: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

32

Maar het was geen lekkere melk, en de menschen die er van dronken, waren altijdeven mager. Daardoor zagen zij er ook nooit zoo glanzig uit als vette menschen.Eens op een dag ging de vrouw een ‘insimi’ (tuin) aanleggen; zij sneed eerst met

haar grasmes het lange gras af en legde dat op een hoop. Het werd een heel hoogeberg, want de tuin was groot. - Dat was het werk van den eersten dag, en toen de zononderging hield zij met werken op en ging naar huis.Pas was ze weg, of er kwam een vogel in haar tuin en die zong:

‘Gras van dezen tuin,Gras van dezen tuin,Verschijn, verschijn!Werk van dezen tuin,Werk van dezen tuin,Verdwijn, verdwijn!’

En alle grashalmen stonden weer op hun vorige plaats. -Toen de vrouw den volgenden morgen terugkwam, stond zij erg verwonderd. Zij

maaide het gras weêr af en maakte er een hoogen berg van, en stak eenige stokkenin den grond om de plaats goed te kunnen onthouden.'s Avonds ging zij weêr naar huis, en vertelde aan haar man hoe ze dien morgen

al het afgesneden gras weêr aan het groeien had gevonden.Haar man wilde het niet gelooven en was boos: ‘Hoe kan dit nu mogelijk zijn?’

zei hij. ‘Jij bent zeker lui geweest en je hadt geen lust om te werken, en nu vertel jenog deze leugen! Maak dat je wegkomt, of ik zal je slaan!’Den derden dag ging de vrouw met een bedroefd hart

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 38: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

33

van huis, als zij dacht aan de woorden van haar man.Zij kwam bij den tuin en vond het gras weêr aan 't groeien, juist als den vorigen

dag. De stokken die ze in den grond gestoken had, waren er nog, maar anders zagze niets meer van haar werk. Zij was erg verwonderd.‘Komaan.’ dacht ze ‘ik zal het gras maar niet weêr afsnijden, ik zal den grond

maar omspitten zooals hij is.En zij begon te graven. Toen kwam de vogel en ging op een van de stokken zitten.

Hij zong:

‘Siti, siti, wie graaft hier in den grond van mijn vader?Spade, uit den grond!Spade-handvat, breek!

Gras-zoden, terug naar uwe plaatsen!’

En alles gebeurde, zooals de vogel gezegd had.Bedroefd ging de vrouw naar huis, en vertelde aan haar man wat de vogel gedaan

had.Toen maakten ze met hun beiden een plan. Zij groeven een diep gat in den grond,

en bedekten dat met stokken en met gras. De man kroop stilletjes in het gat en stakeen van zijn armen recht omhoog, boven het gat uit.De vrouw begon weer te graven. Dadelijk kwam de vogel wêer aangevlogen en

ging zitten op de hand van den man, die boven het gat uitstak. En de vogel zong:

‘Dit is de grond van mijn vader,Wie zijt gij, die daar graaft in mijn vaders grond?Spade, breek in kleine stukjes!Graszoden, vlug naar uw plaats terug!’

En wêer gebeurde alles juist zoo als de vogel zong.Toen kneep de man zijn hand dicht en ving den vogel. En hij kwam uit den kuil

te voorschijn.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 39: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

34

‘Jij deugniet!’ zei hij tot den vogel, ‘jij, die al het werk bederft dat wij doen in onzentuin! Ik zal je dood maken! Je zult de zon niet meer zien! Met een scherpen steen zalik je je kop afsnijden.’Maar de vogel zei: ‘Ik ben geen vogel die doodgemaakt moet worden, ik ben een

vogel die melk kan maken.’De man zei: ‘Maak dan eens een beetje melk!’En de vogel maakte een beetje lekkere zure amasi in zijn hand. De man proefde

er van en het was heel lekker.De man zei: ‘Maak nog een beetje melk, mijn vogeltje!’ En de vogel deed het.De man zond zijne vrouw naar huis om een melkmand te halen en toen zij die

bracht, vulde de vogel de mand met amasi.De man was erg in zijn schik. Hij zei: ‘Deze lieve vogel van mij is meer waard

dan een koe!’Hij nam den vogel mêe naar huis en zette hem in een aarden pot met een mat er

op als deksel.Van nu af aan stond hij elken nacht van zijn slaapmat op, en vroeg den vogel melk

voor hem temaken. Alleen zijn vrouw en hijzelf dronken er van. De kinderen dronkenmaar altijd de melk uit den boom. De namen van de kinderen waren: Gingsie, deeerstgeborene, een zoon; Loosie, zijn broertje en Doemangasje, zijn zusje.De vader werd dik en vet en zijn huid werd glanzig.Toen zei het meisje eens tot haar broertje Gingsie: ‘Waaromwordt toch onze vader

zoo dik, terwijl wij zoo mager blijven?‘Ik weet het niet,’ zei Gingsie, ‘misschien eet hij 's nachts wel.’Zij spraken af, dat ze 's nachts wakker zouden blijven.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 40: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

35

Midden in den nacht zagen ze hem opstaan. Hij ging naar de groote aarden pot achterin de hut, en nam de eetmat er af die er op gelegen had.Zij hoorden hem zeggen: ‘Maak melk, mijn vogeltje!’ en hij dronk van de melk

totdat hij genoeg had. Toen ging hij wêer liggen.Den volgenden dag ging de vrouw uit om in haar tuin te werken, en de man ging

een vriend opzoeken in een andere kraal.De kinderen bleven thuis, maar ze mochten niet in de hut komen. Hun vader bond

het deurtje stevig dicht, en verbood hen binnen te gaan zoolang hij niet thuis was.Toen hij weg was zei Gingsie: ‘Vandaag zullen wij ook eens drinken van de melk

die onzen vader zoo vet en glanzig maakt; wij willen nu vandaag eens geen melkdrinken van den melkboom!’‘Neen,’ zei het meisje, ‘dat willen we niet! Die melk is niet lekker en wij blijven

mager. Ook ik wil vandaag eens van vaders melk drinken!’Zij maakten het deurtje los en gingen in de hut. Gingsie nam de eetmat van den

aarden pot en zei tegen den vogel: ‘Vogel van mijn vader, maak melk voor mij!’De vogel zei: ‘Als ik de vogel van je vader ben, zet mij dan bij den haardrand en

dan zal ik melk maken.’Dat deed de jongen, en de vogel maakte een heel klein beetje melk.De jongen dronk het op en zei: ‘Vogel van mijn vader, maak nog meer melk voor

mij!’De vogel zei: ‘Als ik de vogel van je vader ben, zet mij dan bij de deur en ik zal

meer melk maken.’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 41: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

36

Dat deed de jongen, en de vogel maakte wêer een beetje melk en de jongen dronkhet wêer op.Toen zei het meisje: ‘Vogel van mijn vader, maak toch ook een beetje melk voor

mij!’En de vogel zei alwêer: ‘Als ik de vogel van je vader ben, zet mij dan in het zonlicht

en ik zal melk voor je maken.’Het meisje deed dit en de vogel maakte een heelen aarden pot vol melk. Toen

begon hij te zingen:

‘De vader van Doemangasje kwam, hij kwam,Hij kwam, zonder dat ik het wist.Hij ving mij en was eerst boos.De kleine kinderen zijn samengekomen,Gingsie, de broeder van Loosie.

De rivier Oemkomanzi, daar kan niemand over,Niemand dan de Zwaluw,De zwaluw met lange vlerken.’

En meteen spreidde hij zijn vleugels uit en vloog weg.Maar het meisje dronk nog maar altijd van de lekkere melk.De kinderen riepen den vogel: ‘Kom terug, vogel vanmijn vader, kom toch terug!’Maar de vogel kwam niet, en de kinderen zeiden tot elkâar: ‘Nu zal vader ons

vandaag doodmaken.’Zij liepen den vogel na, en kwamen bij een boom waarin veel vogels zaten.De jongen ving er een van en zei tegen den vogel: ‘Vogel van mijn vader, maak

melk voor mij!’Maar in plaats van melk kwam er bloed en de jongen zei: ‘Dit is de vogel van mijn

vader niet!’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 42: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

37

De vogel bloedde maar door, het bloed vloeide als een rivier, en verschrikt liet dejongen den vogel los.De vogel vloog weg.De kinderen waren angstig.‘Als vader ons vindt, zal hij ons doodmaken!’ zeiden zij.Des avonds kwam de vader thuis. Toen hij dicht bij zijn hutje kwam, zag hij dat

de deur opengebroken was geweest en toen wêer dichtgebouden.

‘Ik had de deur geheel anders dichtgebonden,’ zei hij.Hij riep de kinderen, maar alleen Loosie antwoordde.‘Waar zijn Gingsie en Doemangasje?’ vroeg de vader.Loosie zei: ‘Ik ging naar de rivier om te drinken, en toen ik wêerom kwam waren

ze beide weg.’De vader ging zoeken. Hij vond het meisje onder de asch, en den jongen achter

een grooten steen. Dadelijk vroeg hij naar den vogel en zij vertelden de waarheid.Toen nam de vader twee sterke leeren riemen, bond die zijn twee kinderen

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 43: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

38

stevig om het middel, en hing ze op aan een boom, wiens takken over de rivier hingen.En hij ging naar huis en liet hen daar alleen.De moeder smeekte den man, de kinderen wêer los te maken; maar de man wilde

niet.Toen zij alleen waren, probeerde de jongen los te komen.Hij klom bij den riem op en hield zich aan den boom vast. Daarna maakte hij den

riem los, waarmêe zijn zuster gebonden was. Toen ze beide los waren klommen zijuit den boom, en liepen ver weg van hun vaders huis.Zij reisden drie dagen en drie nachten.Toen kwamen zij bij een groote rots en de jongen zei:‘Rots, wees gij onze hut, wij hebben geen vader en geen moeder.’En de rots opende zich, en de kinderen gingen er in wonen, en zij bleven altijd op

die plaats.De jongen ging alle dagen op de jacht en schoot allerlei wild. Daarvan leefden zij.Toen zij daar al heel lang gewoond hadden, was het meisje groot geworden.Toen kwam er op een dag een krokodil bij hun huis, en de jongen wilde hem

dooden, maar het beest zei: ‘Ik ben wel een krokodil, maar je moogt mij nietdoodschieten, ik wil je vriend wezen. Ga maar eens met mij mee!’Toen ging de jongen mêe naar het huis van den krokodil, in een gat, diep onder

het water.De krokodil had vele koeien en ook heel veel koren. Hij gaf den jongen tien koeien

en tien manden vol koren. ‘Maar,’ zei de krokodil, ‘nu moet jij mij je zuster brengen,want ik wil met haar trouwen.’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 44: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

39

Daar de jongen nu ook al groot geworden was, gaf de krokodil hem een van zijndochters tot vrouw.En nu ging Doemangasje naar de kraal van den krokodil, met wien zij zou gaan

trouwen.De menschen vroegen haar: ‘Met wien wilt gij trouwen?’‘Met Krokodil!’ zei het meisje.‘Dan moet je mijn gezicht aflikken,’ zei de krokodil.En het meisje deed het, - en ziedaar! De krokodil gooide zijn leelijke huid af, en

een mooie, sterke zwarte man stond voor haar!‘Kijk,’ zei hij, ‘de vijanden van mijn vader hadden mij betooverd, maar mijn lieve

vrouw is sterker dan zij!’Later kwam er een groote hongersnood in het land, en de moeder van Gingsie en

Doemangasje kwam in hunne kraal, maar zij kende hare kinderen niet. De kinderenkenden haar echter wel en gaven haar te eten.Zij ging wêer naar huis en toen kwam de vader. Hij herkende hen ook niet, maar

zij kenden hem wel. Zij vroegen hem wat hij wilde, en hij vertelde hen dat er eengroote hongersnood was in de kraal waar hij woonde. Zij gaven hem eten en hij gingnaar huis. Later kwam hij wêer terug. Toen zei de jonge man: ‘Gij dacht zeker datwij zouden sterven, toen gij ons in den boom hadt opgehangen!’De vader was verwonderd en vroeg: ‘Zijn dit werkelijk mijne kinderen?’Toen gaf Krokodil aan de ouders drie manden met koren, en zeide hen dat ze een

hut moesten bouwen op de bergen.Dat deden zij en daar op de bergen zijn zij later ook gestorven.’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 45: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

40

Inyati en Oembila en Bopa waren alle drie in slaap gevallen onder dit lange verhaal,maar Oehoehoe en Oenontsimbi hadden met schitterende oogen zitten luisteren.‘Zullen wij ook samen in de wildernis gaan wonen, dade?’1) vroeg Oehoehoe aan

zijn zusje.‘Neen,’ riep het meisje, ‘ik blijf liever bij Ma en Bawo,2) en onze Bawo zou nooit

alleen de lekkere melk opdrinken en ons die leelijke melk van den boom geven, waarmen altijd zoo'n buikpijn van krijgt, nietwaar Ma?’‘Neen,’ zei Ma-Oehoehoe, ‘dat zouden wij nooit doen. Men moet altijd van alles

wat men heeft aan anderenmêedeelen. En nu gaan we allen slapen, het is al heelemaaldonker!’Een uur later was alles stil in de kraal. Alleen de ratten piepten schel, en vochten

als razenden om de enkelemaïskorreltjes die ze kondenmachtigworden. EnOehoehoedroomde een heerlijken droom, dat ook hij in de wildernis woonde in een rots, endat hij alle dagen met werkelijke assegaaien en een echte dikke knods-kerrie op dejacht mocht gaan!En toen den volgenden morgen de vogels hem wakker tjilpten, was hij nog

heelemaal in zijn droom verdiept, en meende eerst dat het de ‘melkvogel’ was diedaar zong.

1) Dade = zuster.2) Bawo = vader.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 46: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

41

Zevende hoofdstuk.Een groote jachtpartij.

OEHOEHOE was nu tien jaar, en zijn vader had hem beloofd dat hij hem eens mêezou nemen, als er wêer een groote jacht zou gehouden worden. Eindelijk was nu dieheerlijke dag gekomen.'s Morgens vóór zonsopgang trokken zij uit. Er was den vorigen dag een groote

kudde antilopen, kwagga's, giraffen en struisvogels gezien, en van dien troep wildemen er liefst zooveel mogelijk vangen. Eerst werd de kudde opgezocht, en toen menhaar in de verte zag weiden, verdeelden de jagers zich in twee groepen. De ouderegetrouwde mannen verborgen zich aan beide zijden van een diepe kloof tusschen debergen. Deze kloof was aan het eene einde breed en ruim, en aan

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 47: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

42

het andere einde waren de bergen zóó dicht bij elkâar, dat er maar een nauwe doorgangoverbleef. Dit was dus juist een plaats die voor deze jacht geschikt was; de jongerejagers zouden stilletjes achter de kudde aansluipen, zonder dat de dieren er iets vanmerkten, en dan den geheelen troep in de kloof drijven.Om op te passen dat de dieren niet zijdelings konden ontsnappen, was er een

geheele rij schildwachten geplaatst, langs den weg waarlangs men de kudde wildedrijven. Natuurlijk waren ook al die schildwachten geheel in de struiken verborgen.Oehoehoe mocht niets mêedoen, dan héél stilletjes achter zijn vader zitten om allesaan te zien, en hem nu en dan een van zijn assegaaien aanreiken als de dieren eenmaalin de kloof zonden zijn. Lang zaten ze te wachten. Oehoehoe verveelde zich wel eenbeetje, maar aan een van ons zou de tijd niet lang gevallen zijn. Het was een heerlijkgezicht. Voorbij de kloof stroomde een woest schuimende bergstroom, met prachtiggeboomte aan beide zijden. Van boom tot boom slingerden zich de ‘apentouwen’ enandere klimplanten, met kleurige bloemen beladen. De stammen der boomen zatenvol grijs mos, dat als ruige baarden overal tusschen de takken naar beneden hing.Aan een van de takken zag Oehoehoe het kunstig gevlochten nestje van eenwevervogel hangen. Om aan de slangen te ontkomen, bouwen deze vogels hunnenesten altijd boven het water, aan de overhangende takken van de boomen.Daarenboven is de ingang van het nest aan de benedenzijde, vlak boven het water;deze opening voert langs een buisvormigen gang naar het eigenlijke nest, ongeveerzooals de lange gang van een huis van de voordeur naar de

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 48: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

43

achterkamer voert. Alleen gaat die gang niet van voor naar achter, maar van ondernaar boven, gelijk een steile trap.Oehoehoe had veel lust, om eens te gaan kijken of er ook eitjes in het nestje waren;

maar hij mocht zich niet bewegen, had zijn vader gezegd.Daar zat een van de wevertjes boven op het nest, en hij keek maar altijd strak naar

dien eenen tak, daar boven zijn hoofd. Wat zou daar toch zijn? Oehoehoe keek eensgoed toe - ja waarlijk, daar kronkelde zich een slang, en liet zich langzaam zakkenboven het arme vogeltje. Het diertje werd hoe langer hoe angstiger, maar de slangkeek het strak aan en 't vogeltje moest ook de slang aankijken, of het wilde of niet.En de slang kwam al dichter en dichter bij - hu, Oehoehoe rilde er eventjes van, - entoen de kop van de slang, met de lange uitgestrekte tong, nog zoowat een halve elvan het vogeltje verwijderd was, viel het arme diertje achterover, - dood van schriken angst!En de slang daalde snel op het nestje neer, belust op de arme jongen of op het

wijfje daarbinnen!Oehoehoe kon haast niet meer stilzitten. Hoe graag zou hij die leelijke slang den

kop verpletterd hebben met zijn vader's knods-kerrie!Maar met het wachten en kijken was 't nu gedaan.De apen en bavianen, die allerlei dolle sprongen en bewegingen gemaakt hadden

in de toppen van de groote boomen, begonnen opeens hard te schreeuwen, en degeheele troep verdween in een ommezien.Een ander geschreeuw deed zich nu hooren. Het waren de jagers, die de kudde

opjoegen en daarbij met alle kracht

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 49: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

44

op hunne schilden sloegen om de arme dieren nog meer in de war te brengen.Nog een paar minuten, en de voorhoede van de kudde stormde de bergkloof binnen!

Nu was de jacht gewonnen, want alle dieren zouden de voorhoede volgen, dat wistende mannen zeker.In een oogenblik was de geheele kloof vol kwagga's, giraffen en antilopen, - één

verwarde hoop. En de jagers gooiden hunne wapens snel achter elkaâr naar de dieren.De levenden vielen over de dooden, het was een afschuwelijk tooneel; maar Oehoehoe,die straks zoo'n medelijden met het arme vogeltje gehad had, stond nu te kijken metgloeiende wangen en schitterende oogen.‘O, was ik toch maar een man en mocht ik toch meêdoen! Had ik toch assegaaien

en kerrie's, wat zou ik gelukkig en dapper zijn!’Kijk, daar waren een paar van de dieren aan het einde van de kloof gekomen, en

probeerden daar te ontsnappen. Maar ook daar stonden jagers hen op te wachten, endreven hen scherpe assegaaien in de borst.Anderen probeerden terug te keeren, en een uitweg te vinden aan het breede einde

van de kloof, maar daar waren de drijvers, en ook daar werden de angstige dierenmet assegaaien bestormd.En zoo werden de nog levende beesten heen en weêr gejaagd in de kloof, zoolang

tot de jagers al hunne wapens hadden uitgeworpen.Toen lieten de mannen de overgebleven dieren ontsnappen, en de groote berg van

dooden beloofde hun en hunne

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 50: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

45

families voor langen tijd voedsel, en mooie huiden om mantels van te maken.En boven op de toppen der grijze rotsen stonden de vreemde Euphorbia-boomen,

en staken hun bladerlooze takken als armen in de lucht. Het was alsof ze zichverwonderden over dien moord op zooveel onschuldige dieren, in de mooie werelddaar beneden, waar de roode amaryllen bloeiden, en de bloemtrossen der aloë's ophunne lange stengels zich wiegelend heenbogen naar de fijngebladerde acacias methaar zoetgeurende bloesems, terwijl de kleine schitterende suikervogeltjes juichendklapwiekten tusschen al die kleurenpracht!

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 51: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

46

Achtste hoofdstuk.De jachtdans.

ZINGEND en juichend kwamen de jagers thuis. Matakitakit en Sangatoe, hetopperhoofd van een andere kraal, ongeveer een kwartier verder gelegen, gingen zittenin de isibaya; en de mannen van de beide kraals die samen gejaagd hadden, brachtenal het doode wild en legden het voor de voeten der opperhoofden neer. Oehoehoe ende andere jongens moesten elk op zoo'n dood beest gaan liggen, om het voor boozetoovenaars te bewaren.Daar moesten ze blijven liggen tot de groote jachtdans was afgeloopen; en vreemd

genoeg, ze vonden het heelemaal niet vervelend.Oehoehoe lag op een giraffe, en het duurde niet lang of hij lag met zijn halve

lichaam in het bloed. Vreeselijk, niet-

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 52: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

47

waar? Maar de malle jongen was er trotsch op, hij vond die bloedvlekken eeneereteeken; en toen hij eindelijk op mocht staan, had hij niet eens erg veel lust omze af te wasschen.De jachtdans was ondertusschen begonnen: de jagers hadden zich in rij en gelid

geplaatst enmarcheerden vóór-en achterwaarts, onder het maken van groote sprongenen het slaan op hunne schilden.Zij zwaaiden met hunne wapens en werden erg wild en opgewonden. De

voordanser, die met het gezicht naar hen toestond, was haast nog doller dan deanderen; hij sprong en stampte en schreeuwde zoo, dat hij wel krankzinnig leek.Het was een vreemd tooneel, die wilde zwarte mannen met de witte schilden daar

door elkâar te zien dwarrelen, terwijl de koestaarten waarvan hunne schorten(‘isinenes’) gemaakt waren, naar alle kanten slingerden en wapperden.De opperhoofden zaten er kalm en statig naar te kijken, dronken oetsjoewalla

zooveel ze maar lustten, en klapten nu en dan eens in de handen, als ze den dans ergmooi vonden.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 53: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

48

Negende hoofdstuk.Mantels maken.

DAARNA werd het wild geslacht en een groot feestmaal gehouden, en de huidenwerden bij de vrouwen gebracht. Dezenmoesten ze eerst afschrappen, en dan zoolangwrijven met vet en met vermolmd acaciahout, tot ze geheel zacht en lenig waren.Lenigmoesten ze blijven ook nadat ze waren opgedroogd. Daarna werden er mantelsvan gemaakt. Zoo'n mantel heet een káros, en is soms wel uit twintig stukken aanelkaâr genaaid: en dat naaien doen de Kaffers zóó netjes, dat men heelemaal de

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 54: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

49

naden niet kan zien. De moeder van Oehoehoe en de vrouw van Matakitakit haddenelk een naald in een scheede om den hals hangen. Die van Nomboena was maareenvoudig, en hing aan een ketting van gedroogde noten. De scheede waarin de naaldbewaardwerd, was van hout. O, wat was ze jaloersch op den prachtigen koralenkettingvan de opperhoofdsvrouw! Het waren wit met rood gestreepte en blauw met witgevlekte koralen, waaraan de scheede van de naald der ‘Omkoeloe’ (groote vrouw)hing. En die scheede zelve was gesneden uit den hoorn van een rhinoceros, met eenprachtig nagebootsten buffelkop als versiering.De naalden van beide vrouwen waren hetzelfde. Ze geleken meer op onze

vleesch-pennen, dan op de naalden die de vrouwen hier gebruiken. Ten eerste warenze vreeselijk groot en lomp, en ten tweede hadden ze een knopje in plaats van eenoog.Met deze naalden boorden de vrouwen gaatjes in elk paar huiden die ze aan elkâar

wilden naaien, nadat ze die nauwkeurig aan elkâar hadden gepast, en goed achtgegeven dat de haren niet aan de binnenzijde te zien kwamen.Tot draden gebruikten ze de nekpezen van giraffen, welke pezen eerst in het water

hadden gestaan tot ze geheel week waren, en toen zoolang waren geklopt tusschentwee steenen, tot ze zich in dunne vezels verdeelden.Deze vezels nu werden door de in de huiden geprikte gaatjes gestoken, en aan de

binnenzijde stevig en netjes aan elkâar geknoopt. Zoo gingen de vrouwen door totdater een naad klaar was; en daarna werd deze zoolang platgewreven,

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 55: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

50

tot men aan den buitenkant niets meer kon zien van het geheele naaisel.Het was een wonder, hoe ze dat zoo netjes deden. De beste bontwerker in Europa

zou het niet mooier hebben kunnen maken.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 56: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

51

Tiende hoofdstuk.De eerste sprinkhanen.

GELUKKIG was het een vruchtbaar jaar en viel er nu en dan eens wat regen, zoodatde tuinen tierden en bloeiden dat het een lust was. Het was alleen maar erg moeielijk,om allerlei gedierte te beletten den oogst te vernielen of op te eten. Rondom elkentuin was een flinke omheining gemaakt, maar dat was lang niet voldoende. Deantilopen en wilde zwijnen konden

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 57: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

52

er wel niet doorkruipen, maar wat is zoo'n omheining voor een olifant of voor eennijlpaard, en wat gaven de vogels en de apen daarom?Om de nijlpaarden het bereiken van de tuinen onmogelijk te maken, was er rondom

elke omheining nog een diepe gracht gegraven, met hier en daar scherpe palen er in.Als zoo'n log, dik nijlpaard in die gracht tuimelde, kon het er meestal niet wêeruitkomen, vooral niet als het met zijn buik op zoo'n scherpen paal terecht kwam. Diegrachten hielpen nog al flink, en de velden waren tot nu toe beveiligd gebleven voorde nijlpaarden, die alles wat ze niet opeten, toch geheel vertrappen en vernielen.Maar de vogels? Wat daaraan te doen? Die lastige tuiniers moesten door de jonge

meisjes worden weggejaagd.Midden in den tuin was een uitkijk gebouwd, op hooge palen, waar nacht en dag

eenige jongemeisjes moesten zitten, om op te letten of er ook groote dieren kwamen,en om de vogels geregeld te verschrikken. Om dat gemakkelijker te maken, stondener overal in den tuin hooge, dunne palen, waaraan touwen van boombast warenvastgemaakt. Al deze touwen kwamen te samen op den uitkijk, en waren daar stevigvastgebonden.Kwamen er vogels, dan trokken Oenontsimbi en de andere meisjes hard aan de

touwen, en dadelijk vloog de geheele troep verschrikt weg.Met de apen hadden zij mêer last. Die waren zoo vlug en slim, en zochten altijd

juist de lekkerste en beste vruchten en maïskolven uit, en als ze werden weggejaagd,namen zij nog altijd in de gauwigheid een heelen voorraad mêe.Op een mooien morgen zaten drie meisjes op den uit-

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 58: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

53

kijk. De tuinen stonden prachtig; er was nog nooit zoo'n goede oogst in dit landgeweest, als er dezen keer zeker zijn zou. Het was een heerlijk gezicht, als ze naarbeneden keken.Oehoehoe en de andere jongens pasten op de kalveren. De weilanden waren groen

en frisch, het gras zoo malsch en sappig dat het een lust was, en daardoor was al hetvee glanzig en vet. Het was een heerlijke tijd, niemand had zorgen, ieder had pleizier.De jongens dresseerden de kalveren, lieten hen allerlei kunsten maken, en leerdenhen luisteren naar allerlei verschillende signalen, die ze met hunne houten fluitjesgaven. Het was nu tijd om naar huis te gaan, want ze waren een heel eind van dekraal afgedwaald met de kudde, en ze hadden den wind van voren.Daar voelde Oehoehoe iets in zijn gezicht, - het was een dier dat hij tot nog toe

nog nooit gezien had,... een sprinkhaan! De jongens moesten maar steeds tegen denwind oploopen en het waaide nog al sterk. Daar was waarlijk alwêer zoo'n dier, - hè,hoe vervelend! De andere jongens begonnen er ook over te klagen. En daar in deverte, wat een donkere wolk! Zou er onwêer komen? Niet mogelijk, de lucht washelder!Daar waren alwêer van die beesten! Ze lagen al overal op den grond en aten van

het malsche gras.Ze vlogen van alle kanten tegen de naakte lichamen der jongens, en er kwamen

er al meer en meer. De wind dreef ze naar hen toe. Op 't laatst was het niet meer uitte houden, ze kropen hen in oogen, mond en ooren, en de kalveren hadden het nogzwaarder te verantwoorden. De arme dieren bulkten van angst. En maar steeds daaldeeen dichte regen

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 59: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

54

van sprinkhanen op hen neer. Zij konden niets meer zien, en de kalveren wilden geenstap verder doen naar den kant van de kraal.Ze moesten dus terugkeeren, en voor den nacht een plaats opzoeken waar de

sprinkhanen nog niet geweest waren. Ze liepen twee uren voordat de regen vaninsecten ophield. Doodvermoeid en half schreiende kwamen ze bij een vreemdekraal, waar ze vriendelijk werden ontvangen.Toen Oehoehoe alles vertelde wat hen gebeurd was, keken enkele mannen van de

kraal elkâar hoofdschuddend aan. ‘Daar heb je 't al,’ zeiden ze - ‘de straf vanSotsjangana!’ Verwonderd keken de anderen op - hoe was het mogelijk? hoe kon nuhet opperhoofd Sotsjangana, in het distrikt Delagoa, deze dieren op hen afzenden?De oudste van de mannen begon te vertellen wat hij bedoelde.‘Nu bijna een jaar geleden hadden wij oorlog met Sotsjangana, zooals gij weet.

Het was een lange reis voor de krijgslieden, en wij hadden dikwijls zulk een honger,dat wij de huiden van onze schilden en de riemen waarmede onze assegaaien warenvastgebonden, moesten koken en opeten.Toen kwamen wij bij een kraal van Sotsjangana, en de bewoners gingen op de

vlucht. Zij stonden op de rotsen en scholden en raasden tegen ons. Koren of andereten was er niet te vinden, en wij stierven haast van honger.Toen vond een der onzen een geheele rij groote korenmanden, met deksels gesloten.

Zij waren zwaar en schenen vol koren te zijn. Haastig deed ik een van de dekselsopen, - en het lekkere maal dat wij verwacht hadden, vloog ons om de ooren! Hetwaren dezelfde dieren die deze jon-

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 60: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

55

gens gezien hebben. Wij waren allen vol verbazing. Ieder vroeg aan zijn buurmanwat er toch gebeurde, maar niemand kon de soort of den naam der dieren noemen.Eindelijk werd er iemand gevonden die de dieren eens gezien had, heel ver weg,

in het land van Makazana. Hij wist ook te vertellen, dat de dieren door de menschendaar werden gegeten.Pas had hij dit gezegd, of wij begrepen dat hij de waarheid had gesproken; want

de menschen op de rotsen, die ons tot nu toe hadden uitgejouwd en bespot, begonnennu te springen van woede, nu ze zagen dat wij hun voedsel hadden ontdekt.Zij begonnen luidkeels te roepen, dat ook wij de plaag van deze dieren in ons land

zouden krijgen, als wij het durfden wagen, hunne manden leeg te eten.Maar wij stoorden ons nergens aan; wij roosterden de beesten boven het vuur en

stilden onzen honger. En hier hebben wij nu de straf! O wee, o wee, zij hebben dezedieren hierheen getooverd!’Oehoehoe had stil vóór zich zitten kijken terwijl de krijgsman vertelde, maar nu

kon hij zich niet langer inhouden. Hij had honger, en die geroosterde sprinkhanenleken hem erg lekker toe.Hij mocht niet hardop praten waar de groote mannen bij waren, vooral niet als

hem niets gevraagd werd. Daarom fluisterde hij een ouden Kaffer, die naast hem zat,zachtjes in:‘Als die spinkhanen goed smaken, waarom gaat gij dan ook niet uit met zakken

en manden, om ze te verzamelen?’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 61: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

56

‘Ja,’ dacht de oude man, ‘de jongen heeft gelijk!’ en hij deed het voorstel aan deanderen.Dadelijk waren allen bereid.Zij namen een paar ossen meê om den last te dragen. Natuurlijk waren de jongens

van de partij, dat kan je begrijpen.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 62: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

57

Elfde hoofdstuk.De sprinkhanenvangst.

NA een uur geloopen te hebben, vonden ze het geheele land overdekt met sprinkhanen,die in de koude nachtlucht hunne vleugels niet konden bewegen. Duizenden vogelsdeden hun maal met al die insecten. Zelfs leeuwen en andere vleeschvretende dierendeden zich te goed aan dit gerecht, dat zoo gemakkelijk te verkrijgen was.In een half uur tijds waren alle zakken en manden vol geschept, en de mannen

waren juist bezig die op de ruggen der ossen te laden, toen er een vreeselijke schreeuwweerklonk.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 63: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

58

Oehoehoe, die nog altijd aan het verzamelen was, had zijn hand in een grooten hoopsprinkhanen gestoken, toen plotseling een dikke pof-adder, een van demeest vergiftigeAfrikaansche slangen, er uit te voorschijn schoot en hem in den blooten arm beet.Dadelijk laadde het opperhoofd hem op een van de ossen, en draafde met hem

naar de kraal terug, zoo vlug als het beest maar wilde loopen. Bij hunne aankomstaldaar had de geheele arm al een blauwachtige kleur aangenomen, en was vreeselijkgezwollen. Als er geen hulp kwam, zou de jongen binnen het uur dood zijn!Dadelijk riep het opperhoofd zijne vrouwen, en haalde zelf eenige kippen uit het

hok. Hij sneed de borst van een dezer kippen open, en drukte den arm van Oehoehoein de opening, met de wonde stijf geperst tegen het vleesch der kip. Het duurde nietlang, of het arme dier kreeg stuiptrekkingen en viel dood neer.Toen dadelijk weêr een andere kip opengesneden en op dezelfde wijze er tegenaan

gedrukt! Ook dit beest stierf na een poosje, maar toch niet zóó gauw als de eerste,en dat was een bewijs dat het vergif al wat uit de wonde begon te trekken.Nog een andere kip onderging hetzelfde treurige lot, maar het duurde alweêr een

poos langer, en de vierde kip kreeg wel een paar stuiptrekkingen, maar stierf niet.Nu was de arme jongen gered! Hij moest nu nog veel zoete melk drinken, en den

gewonden arm een poos in het stroomende water der rivier houden. Nu verdwenenook langzamerhand de pijn en de blauwachtige kleur - het gevaar was geheel voorbij!

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 64: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

59

De vrouwen dansten om Oehoehoe heen; ze waren zoo blij, alsof 't hun eigen zoongeweest ware dien ze genezen hadden van een slangenbeet!Wel keken ze een beetje treurig naar de arme vermoorde kippen, maar - beter vier

kippen dood dan zoo'n flinke, aardige jongen als Oehoehoe!Ondertusschen waren ook de anderen thuisgekomenmet de sprinkhanen, en boven

groote vuren werden de dieren in reusachtige pannen gekookt, of liever gestoofd,met een beetje water.Men liet ze op het vuur tot ze geheel droog en hard waren geworden. Toen werden

ze in platte manden in den wind heen en weêr geschud, zoodat alle vleugels en pootener uit vielen, en wegvlogen als het kaf van het koren, als dit gewand wordt. Daarnawerden de gestoofde sprinkhanen door de vrouwen tusschen hare steenen gemalenen tot een soort van brij gemaakt, evenals maïskorrels. Oehoehoe was al geheelbekomen van den schrik, en at zijn buikje vol van het nieuwe gerecht, dat naar zijnverklaring een lekkeren notensmaak had. Daarna ging hij heerlijk slapen, en eersttoen hij den volgenden morgen wakker werd, dacht hij weer aan zijn ouders en dievan zijn vriendjes.Wat zouden ze thuis ongerust zijn over de jongens en de kalveren!Na nog een lekker ontbijt van sprinkhanen-pap, gingen de jongens de terugreis

aanvaarden.In het begin was het land groen en frisch zooals gewoonlijk, maar verderop geleek

het wel een woestijn. Alles wat maar eenigszins eetbaar was, hadden de sprinkhanenverteerd.Wijd en zijd was geen grassprietje of blaadje meer te zien. Zij konden hunneoogen niet gelooven!

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 65: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

60

Op den uitkijk in de tuinen zaten nog de drie meisjes, en keken treurig en verbijsterdnaar den kalen, grijzen bodem. Eerst nu, nadat de dieren in den morgen wêer warenweggevlogen, begrepen ze recht wat er eigenlijk gebeurdwas. Zij hadden den geheelennacht op den uitkijk gezeten, zoo angstig waren ze geweest. En nu durfden ze haastniet naar huis gaan, uit vrees dat hare ouders hen zouden slaan, omdat ze niet beterop de tuinen hadden gepast! De jongens troostten haar echter, en nu daalden ze vanden uitkijk af en trokken mêe naar huis, nog rillend van de koude die ze dien nachtgeleden hadden.Thuis was ook alles in diepe droefheid. De mannen hadden al samen vergaderd,

en waren tot het besluit gekomen dat ze hier niet langer konden blijven, nu allesverwoest was en er voor het vee in den naasten omtrek geen weide meer te vindenwas.De geheele kraal moest worden opgebroken. De vrouwen en de ossen werden met

zware vrachten beladen, en de mannen dreven het groote vee, terwijl de jongens metde kalveren volgden.Ook Sangaboe, het opperhoofd van de naastbijzijnde kraal, tien minuten verder

op, had besloten te verhuizen, en zij spraken af om weêr dicht in elkanders buurt,elk een nieuwe kraal te bouwen.Zij kwamen ook de kraal voorbij waar de vrouwen Oehoehoe van den slangenbeet

hadden genezen, en vader Kolelwa ging haar zelf bedanken, en gaf een kalf totvergoeding voor de vier kippen.Nog twee uren marcheeren - en ze kwamen op eene plaats waar het land nog door

niemand in bezit was ge-

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 66: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

61

nomen. Dadelijk begon men de twee nieuwe kraals op te richten. Eerst de isibayavoor het vee, natuurlijk, want in deze streek kwamen dikwijls leeuwen, zooals menhen verteld had.In een oogenblik waren allen aan het werk. Zelfs de mannen hielpen meê, maar

ze deden toch geen ander werk dan de boomen omhakken, die ze voor de omheiningnoodig hadden. Het dragen van het hout en het eigenlijke bouwen lieten zij aan devrouwen over; dat was nu eenmaal geen mannenwerk!

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 67: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

62

Twaalfde hoofdstuk.Een onaangenaam bezoek in den nacht.

TOEN de twee nieuwe kraals geheel klaar waren, liet Matakitakit in de zijne, middenin de isibaya, een vrij hoogen uitkijk maken, waar elken nacht een man de wachtmoest houden, of er ook soms een leeuw de kraal naderde.Het platte bovenvlak van dezen uitkijk, die eigenlijk wel een toren mocht heeten,

werd met leem bestreken en vormde dus een vuurvasten bodem, waarop droog houtwerd gestapeld, om dadelijk een vuur te kunnen aanleggen ten einde den leeuw teverschrikken.Het andere opperhoofd lachte om al deze voorzorgen. ‘Och kom,’ zei hij,

‘gewoonlijk zijn hier immers geen leeuwen in de bosschen, en als ze nu en dan eensmochten komen, dan zullen ze toch niet zoo brutaal wezen om in

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 68: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

63

onze kraal te komen! In elk geval is zoo'n beest nog wel af te schrikken met fakkels!’(Fakkels van gras, vooraf in vet gedoopt.) Nu, Matakitakit liet hem praten, maar namzelf elken nacht goede voorzorgen, al duurde het dan ook eenigen tijd vóór men ietsvan een leeuw bespeurde.Doch ééns toch kwam de nacht, dat men het vreeselijke gebrul van niet één, maar

van drie leeuwen te gelijk buiten de kraal vernam. Het vee werd bang, en draafdeangstig bulkend door de isibaya. Matakitakit hoorde dit, kroop snel uit zijn hut, wasin een oogenblik in de isibaya, klom als een aap in zijn wachttoren, en stak den brandin het droge hout.Een helder vuur flikkerde op. Alle mannen en jongens kwamen uit hunne hutten

en schreeuwden luidkeels.Een van de leeuwen, die zich al gereed maakte om met een vervaarlijken sprong

de isibaya te bereiken, stond plotseling stil van verbazing. Het helderbrandende vuuren het vreeselijke rumoer verschrikten hem. En toen nu de mannen begonnen tewerpen met steenen en alles wat ze verder maar in de handen konden krijgen, leekhet de beesten toch maar beter toe, den inval niet te wagen.Matakitakit, die nog altijd op den uitkijk stond, zag hoe ze zich omkeerden en

aftrokken in de richting van de andere kraal.Met zijn luide, krachtige stem riep hij zijne vrienden toe dat ze op moesten staan,

want dat de leeuwen zeker bij hen zouden komen. Gelukkig werd het geroep gehoord.‘Waar zijn de leeuwen dan?’ werd er gevraagd.‘Ze komen van onzen kant en nemen de richting naar uwe kraal!’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 69: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

64

Nu kropen de mannen van de andere kraal ook uit hunne hutten. Ze sloegen eenbeetje op hun schilden en liepen een poosje luidkeels te schreeuwen, maar toen zena een half uur nog niets van de leeuwen merkten, zeiden ze: ‘Och kom, die laffeMatakitakit met zijn uitkijk! Hij is zoo gauw bang en heeft zich zeker maar verbeelddat er leeuwen zijn!’En ze gingen wêer slapen.Maar pas had de laatste man zijn beenen binnen zijn hut getrokken, of de leeuwen

sprongen de isibaya binnen, en de arme koeien wisten niet waar zich te bergen inhun doodsangst. Nu kwamen enkele mannen wel uit de hutten te voorschijn metbrandende fakkels. Ook schreeuwden ze nogwel, maar de leeuwen joegen hen telkensmet een plotselingen uitval de hutten wêer binnen, en gingen dan wêer voort metzich tegoed te doen aan de arme, weerlooze koeien.Machteloos en wanhopig zaten de mannen in hunne hutten, totdat de dag aanbrak

en de leeuwen verzadigd waren. Toen vonden ze de geheele isibaya leeg. De koeiendie niet waren verscheurd, waren gevlucht door dat deel van de omheining, hetwelkdoor de leeuwen vernield was geworden. Een van de leeuwen had hen achtervolgd;en toen de mannen de arme dieren gingen zoeken, vonden ze overal bloedsporen, enten slotte nog wel zes koeien die gestorven waren aan de ontvangen wonden.Dadelijk werd er nu begonnen met het opstellen van een uitkijk, maar die was

tegen den nacht nog niet geheel klaar. Wèl werden er vuren aangelegd en wèl stondende mannen klaar om de dieren met steenen te ontvangen, maar de leeuwen waren nueenmaal brutaal geworden, en ze vonden die koeien veel te lekker om zich zoo gauwte laten

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 70: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

65

uit het veld slaan. Zij lieten zich door geen vuren of steenen weerhouden, en sprongendoodbedaard wêer over de herstelde omheining. Den volgenden morgen waren bijnaalle koeien dood.Matakitakit begon nu te vreezen, dat de woedende dieren binnenkort toch ook nog

met zijne koeien zouden beginnen. Beide opperhoofden stuurden nu boden uit naarkoning Tsjaka, met verzoek hen van deze vreeselijke leeuwen te verlossen.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 71: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

66

Dertiende hoofdstuk.De leeuwenjacht.

DE bode van Matakitakit kwam met een present van vier prachtige koeien bij denkoning, en die van het andere opperhoofd bracht een streng mooie koralen, daar zijnmeester, helaas, bijna geen enkele koe meer had overgehouden.De koning nam de geschenken genadig aan, en stuurde dadelijk een regiment

soldaten uit om de leeuwen te bevechten.Dit regiment had den naam van ‘Omobapankne’ (luipaardvangers), dus die zouden

de leeuwen ook wel aandurven.De mannen van Matakitakit wezen hen dadelijk het spoor van een der leeuwen,

een mannetje, en heel gauw hadden ze zijn leger ontdekt tusschen het hooge riet.De bevelhebbers van het regiment en de aanzienlijksten

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 72: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

67

onder de mannen klommen vlug in de boomen, toen er bevel gegeven werd om hetdier op te jagen; en de anderen omringden de plaats in een halven cirkel, ten eindeden leeuw het ontsnappen te beletten.Met geschreeuw en steenworpen joegen ze den leeuw op uit zijn leger; en pas had

hij zich opgericht, nog half in den slaap, of een hagelbui van assegaaien daalde ophem nêer. Een paar er van brachten hem ernstige wonden toe, maar de meesten gledenbij hem neer. Hij was nu echter voor goed wakker geworden, brulde dat de grond ervan dreunde, en deed een sprong naar zijn aanvallers. In een oogenblik had hij ervier gedood, en de anderen ontkwamen slechts doordat ze nu en dan een assegaai,met een bos struisveeren versierd, in den grond staken.De leeuw vloog daar dan telkens woedend op aan, en zoo kregen de mannen

gelegenheid om te vluchten.Het leek er veel op of het bevel van den koning niet opgevolgd zou worden, maar

de dappere leeuwenjagers in do boomen begonnen nu te schreeuwen en te dreigen:als de mannen niet dadelijk terugkwamen, zouden ze nooit weer vleesch te etenkrijgen; als ze den leeuw niet doodden, zou de koning hen zelven laten dooden,zoodra ze wêer thuis waren!Helaas, de arme mannen wisten maar al te goed dat dit waar was! Koning Tsjaka

was een vreeselijke wreedaard, en had nooit medelijden met laffe krijgslieden.Nu, toe dan maar! Nog liever met eere door den leeuw gedood, dan met schande

door den koning!Nog eenmaal deden zij allen tegelijk een verwoeden aanval op den leeuw. Het

was een heete strijd, maar eindelijk

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 73: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

68

werd de leeuw zwak door bloedverlies, en gelukte het hen hem te dooden. Maar evenvoordat hij bezweek, beet hij nog een van de mannen den voet af!Nu daalden ook de dappere officieren en aanzienlijken

van de boomen af, staken hunne assegaaien in het doode lichaam en riepen uit: ‘Wijhebben den leeuw gedood! Wij hebben den leeuw gedood!’En de anderen bogen hunne hoofden en zeiden heel nederig: ‘Ja, gij hebt den leeuw

gedood.’De andere twee leeuwen waren zeker op de vlucht gegaan, tenminste zij waren

niet te vinden; en ook later heeft geen van beide opperhoofden ooit wêer last vanhen gehad.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 74: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

69

Veertiende hoofdstuk.In de isibaya.

NU was er rust in de kraal van Matakitakit. De jongens speelden natuurlijk elkendag ‘leeuwenjacht’, en dan zaten de jongetjes van het opperhoofd natuurlijk in deboomen om hunne bevelen te geven, terwijl de anderen den woedenden leeuwaanvielen. Dat hadden ze immers zoo gezien, on ze dachten dat het zoo behoorde.Nu, Oehoehoe was er heelemaal niet jaloersch op. Daar stilletjes in de boomen tezitten, dat was goed voor die dikke, vetgemeste zoontjes

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 75: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

70

van een opperhoofd, - hijzelf was liever leeuw of anders tenminste een van deaanvallers.Later vonden ze wêer uit, een leeuw te maken van een hoop aarde, mos en bladeren,

waar ze dan op konden leeren mikken met hunne houten assegaaien, en met deknods-kerries die ze zelf gesneden hadden van het harde acaciahout en die al bijnazoo groot waren als die der mannen. Eenige dagen geleden hadden ze met diezelfdekerries al een heele massa vogels gedood, juist op het oogenblik dat de meisjes zeopjaagden uit den tuin, door de touwen te bewegen. Oehoehoe had dat afgesprokenmet zijn vriendinnetje Oezinto, die met Oenontsimbi dien dag op den toren de wachtmoest houden. Deze twee meisjes waren groote vriendinnen, en daardoor praatteOehoehoe ook dikwijls met Oezinto; en daar Oehoehoe allerlei grappen maakte onOezinto daar zoo hartelijk om kon lachen, pasten ze goed bij elkâar, en hadden zesamen al afgesproken, dat ze later met elkâar zouden trouwen.Hoe had Oezinto gisteren niet gelachen, toen Oehoehoe wêer een erg ondeugenden

streek uithaalde! Luister maar eens wat een guit die Oehoehoe was:Daar ging een vrouw langs den weg, met een groote pompoen op het hoofd, die

ze uit haar tuin had gehaald en nu naar huis wilde brengen voor het avondmaal.Die pompoen zag er heerlijk uit, en Oehoehoe had bovendien dorst, zoodat hem

het water om de tanden liep toen hij die heerlijke, saprijke vrucht zag.Daar begint me die stouterd ineens te schreeuwen en te springen, alsof hij angstig

en verschrikt was: ‘O, vrouw, vrouw, pas toch op, daar zit iets op je hoofd!’ Devrouw,

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 76: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

71

denkende dat het minstens een vergiftige slang was, of een tarantula (een reusachtigespin, wier steek een vrij erge ontsteking veroorzaakt,) begon ook te schreeuwen ente springen, liet de pompoen vallen en liep naar huis.‘Ziezoo,’ zei Oehoehoe, ‘ik heb niet gejokt, want er zat werkelijk een pompoen

op haar hoofd, en nu zullen wij eens proeven hoe die smaakt.’ En Oezinto enOenontsimbi, die achter de struiken het geheele tooneel hadden aangezien, kwamenook te voorschijn, schaterend van het lachen. Terwijl ze met hun drieën bezig warenlekker te smullen van de pompoen, kwam de vrouw terug. Nu begreep ze dat zegefopt was, maar gelukkig werd ze niet boos. Evenals alle Kaffers, hield ze wel vaneen grapje. Ze trok alleen de kinderen lachend bij de ooren, en ging toen naar haartuin om een nieuwe pompoen te halen.Maar ik was aan 't vertellen, hoe op een vroegen morgen de jongens zich oefenden

in het mikken op den leeuw van mos en bladeren. Ze waren allen vol vuur, enschreeuwden en riepen door elkâar. En telkens als de leeuw geraakt werd, werd hetgeschreeuw nog scheller en luider en opgewondener. Daar raakte Oehoehoe denleeuw, juist midden in zijn kop!‘Tsi! ha! ha! ha! ha! Izikali zika Raraké!’1) riepen de jongens.Het was een oorverdoovend leven!Vader Kolelwa had het tooneel een poosje staan aanzien. Hij had schik in de

jongens en in het spel dat ze gekozen hadden.‘Flink zoo!’ zei hij, ‘dat maakt dat jelui krachtige armspieren krijgt en een breede

borst. Maar het is nu tijd om

1) ‘Dat zijn de wapens van Raraké’, (een beroemd jager.)

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 77: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

72

de koeien te melken. Kom Oehoehoe, ga mee, dan kan jij de kalveren wegjagen!’En Oehoehoe ging mee. Hij was er altijd trots op, dat hij een jongen was, en in de

isibaya mocht komen, waar vrouwen en meisjes nooit werden toegelaten.Kolelwa zocht de koe op die hij het eerst wilde melken, en Oehoehoe het kalf, dat

bij de Kaffers altijd eerst even mag zuigen, voordat de man begint te melken.Maar pas was het arme kalfje op zijn gemak aan het zuigen, of het werd

weggetrokken; en Kolelwa, die onderwijl op zijn hurken was gaan zitten op zij vande koe, nam zijn ‘itoenga’ (melkemmer) tusschen de knieën en begon te melken.Het was een vreemd tooneel. Daar zat die zwarte Kaffer, geheel naakt, behalve

eenige snoeren koralen om den hals, waartusschen allerlei soorten van wortelenwaren geregen, die de profeten hem hadden gegeven als voorbehoedmiddelen tegenziekten en toovenaars of ‘boosdoeners.’ Om het middel droeg hij een kleine ‘isinene’of schort, gemaakt van strooken van de huid van den baviaan, die een paar jaargeleden den kleinen Bopa had willen meenemen.Zoo zat hij daar, de knieën opgetrokken tot aan de kin, den vreemdgevormden

melkemmer, van boven heel nauw, tusschen de knieën.Het arme kalf, dat juist den smaak der lekkere melk beet had, deed telkens moeite

hemweg te dringen, en Oehoehoe had handen vol werk om het met stokslagen telkenste verdrijven.Of hij ook medelijden met het arme diertje had? Ik vrees van neen, want zóó is

het nu eenmaal de gewoonte bij de

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 78: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

73

Kaffers; en deze menschen zijn nog niet genoeg ontwikkeld, om over zulke dingenna te denken. Zij doen hun vee, waarvan ze toch werkelijk veel houden, dikwijls ergepijnen aan zonder er bij te denken.Daar had je bijvoorbeeld de koe die juist gemolken werd: het beest had zes horens

die allen naar verschillende kanten uitstaken, en de ooren waren uitgetand als deranden van sommige boombladeren. Aan beide zijden van den kop hingen langereepen losgesneden vel als eene franje naar beneden.Al deze versierselen, die de Kaffers zoo mooi vonden, hadden de arme koe erg

veel pijn doen lijden.Die zes horens hadden ze op de volgende wijze verkregen: toen het dier nog jong

was en de horens zich pas begonnen te vertoonen, had men met een zaag tweeinsnijdingen in de lengte gemaakt in de jonge, weeke horens. Die insnijdingen bleven,en de zaagwonden groeiden dicht, zoodat de koe zes dunne horens kreeg in plaatsvan twee dikkere.Maar er was nog een andere, erg vreemde koe in de isibaya. Die had maar één

horen midden op den kop, in plaats van twee. Bij dat dier waren de horens van hetbegin af aan over het voorhoofd naar elkaâr toe gebogen, totdat ze elkaâr aanraakten.Toen waren ze stijf tegen elkaar aan gebonden, zoodat ze in elkaar groeiden en tezamen één dikken, vreemdsoortigen horen vormden.Ondertusschen was de eerste koe gemolken onder voortdurend fluiten en

schreeuwen van Kolelwa, en nu mocht het arme kalfje eindelijk weêr een beetjezuigen.De emmer werd geleegd in de groote melkmand, waar altijd de amasi in klaar

stond. Daar werd de frissche

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 79: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

74

melk altijd weer bij gegoten, en zoo werd alles met elkâar zuur. Elken dag werd dewaterige wei er afgegoten, en dan bleef de lekkere, dikke zure melk over, waarvande Kafferkinderen zoo gezond en sterk worden.Nu kwam de tweede koe aan de beurt; maar die was koppig en wild, en had geen

lust om stil te staan. Toen kwam er nog een andere Kaffer bij te pas, die het dier metde eene hand bij de horens pakte en het met de andere hand stijf in de neusgatenkneep. Nòg was het dier niet

rustig. Toen werd er een stok gestoken door een gat in den neus, waarmeê de koeienook al in hun jonge dagen worden versierd. Zij weten bij ondervinding, dat het pijndoet, wanneer de stok in dat gat wordt omgedraaid, en staan dus dadelijk stil als zeden stok maar in het gat voelen. Dezen keer echter hielp ook dit niet; - de koe leekwel

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 80: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

75

betooverd te zijn, zij schopte maar aldoor en wilde niet gemolken worden!Toen kwam er weer een andere man bij, die den rechterpoot vasthield en, daar het

beest nu moeite genoeg had om op drie pooten te blijven staan, kon het niet meerschoppen en bewegen.Nu zou Kolelwa beginnen met melken, maar ook met de uiers was het niet in orde.

Die waren dik en gezwollen en toch kwam er bijna geen melk uit.‘Het beest is betooverd,’ zei Kolelwa, ‘ik kan het niet melken!’ De ander schudde

ook zijn hoofd. ‘Ja,’ zei hij, ‘hier is een “kwaaddoener” aan het werk geweest! Erwas vanmorgen ook al een slang in mijne hut, dat was zeker de geest van mijn vader,die mij kwam waarschuwen. Komaan, we moeten dadelijk maar naar den profeetgaan! Kijk, daarginds staat ook nog al een andere koe te schoppen en te stooten, -waarlijk, hier is tooverij gebeurd!’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 81: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

76

Vijftiende hoofdstuk.Bij den Profeet.

DADELIJK ging Kolelwa met den vriend die hem bij het melken geholpen had, opweg. Oehoehoe sloop hen stilletjes achterna; hij had alléén nog nooit bij de kraal vanden profeet durven komen, maar toch was hij er al lang nieuwsgierig naar geweest,hoe het er daar wel uit zou zien.Er liepen vreemde geruchten omtrent den profeet. Hij was eenmaal door andere

profeten, die wilden probeeren of hij ook een bedrieger was, in de diepe zee geworpenen - den

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 82: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

77

volgenden dag kwam hij wêer te voorschijn met al zijn haar afgeschoren, en een boslang gras op het hoofd, dat er aan alle kanten bij neer hing. Om zijn hals kronkeldezich een vreeselijke slang. Na dit voorval mocht een tijdlang niemand bij hem komendan zijn zoon en zijn jongste dochter. Alle andere menschen joeg hij weg, totdat hijeens op een morgen vertelde, dat hij gedroomd had van een reusachtige slang - eenboa constrictor. Hij had in zijn droom gezien waar het beest verborgen lag, en zoudie plaats aanwijzen als het volk mêe wilde gaan.Nu, dat gebeurde; en toen hij werkelijk de slang vond, in een diep gat midden in

het bosch, juichten de menschen en zeiden: ‘Nu is hij een echte profeet geworden!’Hij wilde met de handen de gevaarlijke slang vangen, maar zijn zoon sloeg het

beest eerst zóó op den kop, dat het nog wel niet dood was, maar toch niet meergevaarlijk. En toen slingerde de nieuwe profeet de slang om zijn hals en ging naarhuis. Later vond hij op dezelfde manier een luipaard, en het volk juichte luid engeloofde alles wat hij zei. In Europa zou men wel in de eerste plaats verondersteldhebben, dat de profeet de dieren zelf op die plaatsen gebracht had, na ze eerstbedwelmd te hebben.Toen ging de nieuwe profeet naar huis, en slachtte al zijn vee ter eere van de

geesten; en ieder mocht komen eten van het vleesch - mits ze hem een presentjegaven: een mes of een assegaai, of een snuifdoos, of een bundel tabak of ietsdergelijks. Hij hield voor zichzelf alleen de galblazen van de doode dieren, enbesmeerde zich van top tot teen met de vieze gal. De blazen werden opgeblazen endichtgebonden, en zóó versierden ze zijn hals en zijn schort.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 83: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

78

Toen bouwde hij zich een kraal midden in het bosch, in een hut vol slangen endoodshoofden.

Oehoehoe griezelde er van als hij er aan dacht, maar hij was toch te nieuwsgierigom niet mee te gaan. Het was gelukkig geen lange reis; zij vonden den grooten manop de hurken zitten bij zijne hut. Hij had zich geheel ingesmeerd met witte aarde, endroeg een slangenhuid om den hals, en zijn hoofd was met zooveel versierselenbedekt, dat men zijn gezicht bijna niet kon zien. Verder was zijn geheele lichaamoverladen met koestaarten, lange sikken van geiten, vogelvellen en andere dingen,en bij elke beweging rinkelden de schelpen, die hem aan lange leeren riemen overalom het lijf hingen. Dit was zijn allerdeftigste costuum; hij was zeker pas ergensgeweest om een ‘kwaaddoener’ aan te wijzen

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 84: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

79

of om een zieke te genezen, en zat daarover nog na te denken.Hij zei niets tegen de mannen, maar wenkte hen, te gaan zitten.Toen ging hij zelf buiten de kraal, hurkte neer bij den ingang, nam een mooie

snuifdoos uit een gat in zijn oor, en een snuiflepeltje uit de versierselen op zijn hoofd,en snoof welbehagelijk de scherpe tabak op. Het duurde niet lang of er kwamentranen in zijn oogen, en hij maakte met zijn wijsvinger als 't ware een geultje langszijn wangen, waar die tranen langs konden loopen.Eerst echter had hij stilletjes een kleinen jongen bij zich gewenkt, en hem iets in

't oor gefluisterd, waarna de jongen haastig wegliep in de richting van de kraal vanMatakitakit.Oehoehoe had alles gezien, maar hij durfde zich niet bewegen. Toen de profeet

flink wat tranen gestort had en zich frisch en lekker gevoelde in het hoofd, kwam dejongen terug en fluisterde hem iets in het oor.Oehoehoe boog zich tusschen de struiken naar voren, om te probeeren of hij niet

kon hooren wat de jongen zeide, en, - daar kreeg de Profeet hem in het oog.De man zag hem strak aan, zoodat Oehoehoe er akelig van werd, maar zei niets

dan: ‘Blijf daar zitten tot je vader terugkomt en loop dan stilletjes achter ons aan, datniemand het merkt. Als je vóór dien tijd een kik geeft of een lid verroert, zal ik jedoodmaken!’Toen keerde de vreeselijke man zich om en stapte langzaam de kraal binnen. ‘Dat

is een leelijk geval,’ dacht hij, ‘dat die nieuwsgierige jongen gezien heeft hoe ik eenbode naar hunne kraal stuurde, om eerst gauw te weten te komen

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 85: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

80

waarvoor de mannen mij noodig hebben. Als hij het in zijn kraal vertelt, ben ikverloren!’En daar had de man gelijk aan, want een profeet die een bedrieger blijkt te zijn,

wordt levend in een termitenhoop gelegd, aan handen en voeten gebonden, en danknagen de hongerige mieren aan hem tot hij dood is.De profeet besloot dus Oehoehoe weg te zenden uit de kraal. Doodmaken durfde

hij hem niet, maar als die lastige jongen maar eerst ver weg was, dan zou hij welniets vertellen van wat hij gezien had.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 86: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

81

Zestiende hoofdstuk.De uitspraak van den Profeet.

DE profeet ging nu tegenover de mannen op zijne hurken zitten, en keek hen eenpoos aan. Maar voordat hij met hen ging spreken, moest hij zijne belooning hebben.‘Waar is mijn assegaai?’ vroeg hij.‘Wij hebben niets,’ zei Kolelwa, ‘maar over een paar weken zal ik u iets betalen.’‘Neen,’ zei de profeet, ‘gij wilt mij misleiden; dat probeeren ze allen tegenwoordig.

Geef mij mijn assegaai, anders zal ik niet spreken!’Nu gaf Kolelwa hem een kleine assegaai, maar de profeet schudde zijn hoofd, en

wees op de mooie groote assegaai die Kolelwa achter zich op den grond gelegd had.‘Dat is mijn assegaai,’ zei hij.‘Die mag ik u niet geven,’ zei Kolelwa; ‘het is de

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 87: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

82

mijne niet,’ maar de profeet geloofde er niets van. Er was niets aan te doen, Kolelwamoest hem de groote assegaai afstaan. Nu was de man tevreden. Hij zette een ergwijs en ernstig gezicht en zei: ‘Welnu dan, sla en luister, mijn volk!’De twee mannen klopten met hunne knods-kerries op den grond en zeiden: ‘Ik

luister.’‘Ik krijg een droomgezicht!’ zei de profeet. ‘Er is een mensch ziek! Neen - het is

een koe - het zijn meer koeien dan één.’De mannen zeiden telkens als de profeet even ophield: ‘Ik luister!’ Maar toen de

Profeet van de koeien sprak begonnen hunne oogen te schitteren, en knikten zij elkâartoe alsof ze wilden zeggen: ‘Die profeet weet toch altijd alles, het is een grooteprofeet!’De groote man lachte in zijn vuistje, maar bleef nog altijd kijken alsof hij droomde.

‘Ik zie nog meer,’ zei hij. ‘Ik zie een slang in een hut - en een hond. Wat doet dehond? - Hij springt boven op een hut - dat is een slecht voorteeken. - Het is een geest- het is de geest van Oemhlozi, die bij zijn kleinzoon komt om hem te waarschuwenvoor een groot ongeluk!’Kolelwa begon te beven van den schrik! Oemhlozi was de naam van zijn grootvader

geweest. Wat zou die hem te vertellen hebben?‘Ik luister!’ riep hij weer met trillende stem.De profeet begon nu vreemdsoortige bewegingen te maken en met de oogen te

rollen.‘Ik zie den geest van Oemhlozi!’ riep hij - ‘ik spreek met hem. ‘Het vee van mijn

kleinzoon is ziek,’ zegt hij ‘er zijn nu twee koeien ziek, maar al het vee in de kraal

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 88: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

83

zal ziek worden en er zal hongersnood komen en droogte, en de vijand zal komenen de kraal in brand steken!’Kolelwa was voorover gevallen en kermde het uit. Dat was verschrikkelijk! Zijn

vriend was ook geheel van streek. Hij vroeg den profeet eindelijk of er niets te doenwas, om al die ongelukken te voorkomen.‘Als gij mij nog een assegaai geeft, zal ik den geest van Oemhlozi er naar vragen!’

zei de profeet. Dadelijk gaf de andere man zijn wapen over, en de profeet zei nadathij zich omgekeerd en een poos binnensmonds gemompeld had: ‘Ik heb den geestvan Oemhlozi gesproken. Hij zegt dat er maar één middel is om al die ongelukkente beletten:““Mijn kleinzoon heeft een zoontje,”” zegt de geest van Oemhlozi; ““het is zijn

oudste zoon en het kind is twaalf jaar oud. Dat kind moet dadelijk gebracht wordennaar koning Tsjaka, om hem als page te dienen, en zijn vader en moeder mogen nooitmeer met hem spreken!”” Dat zegt de geest van Oemhlozi.’De vader was diep bedroefd; maar hij bedacht dat het toch maar beter zou zijn,

zijn zoontje Oehoehoe naar den koning te brengen, dan dat er zulke vreeselijkeongelukken zouden gebeuren als de profeet voorspeld had.Toch was hij bang dat zijn vrouw het kind niet zou willen missen, tenminste niet

zonder dat zij eerst nog eens met hem gesproken had; en daarom sprak hij met denprofeet af, dat deze Oehoehoe dadelijk zelf naar den koning zou brengen, nadat debooze geest uit het vee verdreven zou zijn.De profeet lachte alweer in zijn vuistje. Ziezoo, nu zou die jongen nooit aan zijn

familie kunnen vertellen wat hij gezien had, en de profeet zou er ook nog een kalfaan verdienen, als hij hem naar den koning bracht.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 89: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

84

Zeventiende hoofdstuk.Het genezen van het vee.

OEHOEHOE had stil tusschen het kreupelhout gezeten. Hij had wel graag willenwegloopen, maar hij durfde niet, uit vrees dat hij dan doodgemaakt zou worden.Eindelijk kwamen de mannen met den profeet uit de kraal.Wat zou vader Kolelwa toch mankeeren? Die liet het hoofd hangen, en keek zóó

bedroefd dat Oehoehoe er akelig van werd. Hij had wel graag willen vragen wat ertoch gebeurd was, maar hij durfde alwêer niet om dien boozen profeet, en zoo sloophij maar wêer stilletjes achter hen aan.Bij den ingang van hun eigen kraal keerde de profeet zich plotseling om. Hij deed

net, of hij toevallig Oehoehoe

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 90: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

85

opmerkte, riep hem bij zich en zei: ‘Kijk, hier is nu de jongen over wien de geestgesproken heeft, dit moet dezelfde zijn!’Kolelwawas alwêer verbaasd over de knapheid van den profeet, maar diep bedroefd

dat hij zijn aardigen jongen zoover weg moest zenden.‘Pas op,’ zei de profeet, ‘spreek niet tegen hem, Kolelwa, en laten we oppassen

dat uwe vrouw hem niet meer ziet! Weet ge wat? Ik zal hem met een boodschap naarmijne kraal zenden, en hem daar laten wachten tot ik terugkom!’ Kolelwa knikte dathet goed was. De profeet zei Oehoehoe de boodschap, en de jongen liep hard weg,blij dat hij niet bij dien naren man behoefde te blijven.O, hij kreeg zoo'n hekel aan dien profeet! En toch wist hij nog niet eens, dat deze

man hem van zijn lieve ouders zou wegsturen!Diep bedroefd keek Kolelwa hem na. Maar hij had niet veel tijd om er over na te

denken, want de profeet trok hem bij den arm en keek hem streng aan.‘Waar zijn de zieke koeien?’ vroeg hij, ‘ik heb haast!’ En de mannen brachten

hem in de isibaya.Er waren nog meer koeien ziek geworden, en het opperhoofd Matakitakit kwam

hen tegemoet, blij dat hij den profeet zag.Nu werd het een voordeelige zaak voor den profeet. Hij vroeg Matakitakit om

eene koe tot belooning voor zijn werk, en hij kreeg die ook. Toen, zei hij, moest ernog eene koe geslacht worden, want de geesten van de voorvaderen van hetopperhoofd hadden honger, en moesten iets te eten hebben.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 91: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

86

Dit gebeurde dadelijk. De ingewanden werden over de omheining gegooid, en hetandere vleesch een poos in een gesloten hut gelegd, opdat de geesten er van kondeneten.Het opperhoofd ging toen, buiten de hut, den geest van zijn vader aanspreken en

alle anderen waren doodstil:‘Gij, geest van mijn vader, gij die tot deze kraal behoort, geef ons uwen zegen, nu

gij ziet wat wij gedaan hebben. Gij ziet ons ongeluk: neem het van ons weg, nu wijdeze koe voor u geslacht hebben. Wij weten niet, of gij nog meer noodig hebt, of gijook nog iets anders wilt hebben dan deze koe.Geef gij ons nu veel koren dit jaar, opdat wij kunnen eten en nergens gebrek aan

hebben, nu wij u deze koe gegeven hebben!Deze kraal werd door uzelven gebouwd, mijn vader, waarom vermindert gij nu

het vee van uwe eigene kraal? Maak uwe kraal grooter en genees ons vee, opdat wijallen gelukkig mogen zijn!’Eindelijk zei de profeet, die zelf honger begon te krijgen:‘Ziezoo, nu hebben de geesten genoeg van hunnen maaltijd! Nu kunnen wij gaan

eten!’En het vleesch werd gekookt en allen aten er van. De profeet kreeg natuurlijk de

beste stukken.Nu moest het vee nog ‘uitgerookt’ worden om den boozen geest te verdrijven.Er werd een groot vuur aangestoken in de isibaya, en daarop verbrandde de profeet

allerlei geheime geneesmiddelen, waarvan de rook over al het vee heentrok. Daarnawerden de beesten nog één voor één onder handen genomen. De profeet nam eenbrandend stuk hout in de hand, en

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 92: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

87

een stuk vet van de geslachte koe in den mond. Een van de koeien werd stevigvastgehouden, en de groote man hield haar het brandend hout voor den neus enspuwde het uitgekauwde vet dan in de vlam. Natuurlijk werd zoo'n beest daar halfdol van. Het scheurde zich los, en draafde wild door de isibaya.Toen de geheele kudde op deze manier behandeld was, en de arme beesten niet

meer wisten wat te doen van angst, werd de ingang van de isibaya open gezet, en dedieren met een vervaarlijk geschreeuw naar buiten gejaagd.De geheele kraal er achteraan! De mannen sloegen op hunne schilden, en de

vrouwen ratelden met kalebassen met steenen er in.Zoo werden de arme dieren voortgejaagd tot ze van vermoeidheid neêrvielen.Toen eerst werden ze zacht en vriendelijk naar de kraal teruggebracht, maar het

duurde nog eenige dagen, voordat ze van den schrik bekomen waren. Maar na dientijd waren ze dan ook werkelijk van hun ziekte genezen.Het is vreemd, maar de dieren schijnen door den schrik beter te worden. Deze

behandeling komt natuurlijk dikwijls in Afrika voor, en meestal worden de dierener werkelijk beter van.De Kaffers denken dan natuurlijk, dat de genezing bewerkt werd door de groote

macht hunner profeten, en zoo komt het dat ze dezemannen altijd gelooven, tenminstezoolang tot ze betrapt worden op bedriegerij; en dan hebben ze ook geen medelijdenmeer met hen. Als de menschen in de kraal van Matakitakit gemerkt hadden dat deprofeet eerst een jongen gestuurd had, om alles te weten te komen van de zieke

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 93: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

88

koeien, dan zouden ze begrepen hebben dat hij niet alles van de geesten hoorde,zooals hij zelf altijd vertelde, en dat hij hen dus bedroog.En daarom moest nu onze arme Oehoehoe, die dit toevallig gezien had, van vader

en moeder verdreven worden!

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 94: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

89

Achttiende hoofdstuk.Oehoehoe gaat op reis.

TROTSCH en blijde stapte de profeet dien avond naar huis. Hij had een koe, eenkalf en twee assegaaien verdiend. Dat was wel de moeite waard!Thuiskomende vond hij Oehoehoe op hem wachten. Hij wilde den jongen niet

laten merken, hoe bang hij was dat hij iets zou vertellen, en daarom had hij beslotenheel vriendelijk tegen hem te zijn. ‘Het is nu te laat om naar huis te gaan,’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 95: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

90

zei hij - ‘de wilde dieren huilen in de bosschen! Ik heb met je vader afgesproken datje vannacht hier zoudt slapen. En kijk eens, ik heb ook een stuk van de offerkoe voorje mêegebracht, en mijn vrouw zal je gierstepap geven en amasi, en dan mag je metde jongens van mijne dochter “iesseia” gaan spelen.’En Oehoehoe at smakelijk, en speelde met de kinderen ‘iesseia.’Zij zaten in een kring, en hadden elk één maïskorrel in de hand. Zij waren met

hun vijven, en beurt om beurt strekte één van de vijf de stijf gesloten handen uit enriep: ‘Ik ben een “inhlangano!”’ (iemand die iets ontmoet) of ‘Ik ben een “ipambo!”’(iemand die niets ontmoet).Het kind dat tegenover hem zat, stak dan ook de gesloten vuisten uit, tegen die

van den eerste aan. Dan werden de handen geopend; en als de maïskorrels dan in debij elkaar-komende handen waren, was hij die het eerst de handen uitgestoken had,een ‘inhlangano’; anders was hij een ‘ipambo.’‘Ik ben een ipambo!’ riep Oehoehoe. Een andere jongen stak zijne rechtervuist

tegen de linker van Oehoehoe, en zijn linker tegen Oehoehoe's rechter.Oehoehoe had goed geraden. Beiden hadden den maïskorrel in de linkerhand, dus

zij ontmoetten elkâar niet; - Oehoehoe was dus een ipambo! Zoo won hij het vandrie van de jongens, zoodat hij en de oudste jongen nog alléén overbleven. Nu warenallen vol vuur, want dit gedeelte van het spel, als er maar 2 van een geheelen kringover zijn, heette de ‘oemnyadala’. Wie van de beiden nu verloor, zou door allenworden uitgelachen; wie won, zou door allen plechtig worden begroet als ‘de dragervan den mantel van tijgervellen.’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 96: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

91

Vlug gooiden de beide jongens de armen uit. Oehoehoe wist haast niet wat hij zouraden.... de andere jongens werden ongeduldig: ‘Nu dan, ik ben een ipambo!’ Eenalgemeen gelach volgde, want toen de handen open kwamen, had Oehoehoe zijnmaïskorrel in de rechter en de andere jongen in de linker; dus, zij ontmoetten elkâar,en Oehoehoe was dus nu inhlangano.De andere jongen was nu de ‘drager van denmantel van tijgervellen’, en Oehoehoe

werd erg uitgelachen. De drie anderen die het tegen hem verloren hadden, waren blijdat hij nu ook eens gefopt werd, en hadden veel schik.Oehoehoe was maar blij toen er wêer een nieuw spel begon. Het was toch een

prettig spel! Ze konden haast niet ophouden, en speelden den halven nacht door.Maar eindelijk gingen ze slapen, en Oehoehoe droomde heel prettig van iesseia-spelenen van lekker eten... Hij wist nog niet, wat hem boven 't hoofd hing!

Toen hij den volgendenmorgen wakker werd, stond de jongste zoon van den profeet,een jonge man van achttien jaar, voor zijne slaapmat.‘Ik ga op reis naar Isangoe, waar koning Tsjaka woont!’ zei hij.‘Is het daar mooi?’ vroeg Oehoehoe.‘O ja, prachtig! En men krijgt er alle dagen rundvleesch te eten en oetsjoewalla te

drinken, en zooveel snuif als je maar wilt.’‘Hè,’ zei Oehoehoe, ‘daar wou ik ook wel eens heen! Ons opperhoofd gaat er ook

alle jaren een maand heen, en dat vindt hij ook heel prettig, geloof ik.’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 97: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

92

‘Nu,’ zei de jonge man, ‘zou je graag met mij mêe willen gaan?’‘O ja,’ riep Oehoehoe, ‘dolgraag!Maar mijne ouders zullen het toch niet toestaan.’‘Jawel,’ zei de jonge man lachende, ‘ze geven permissie, hoor! Mijn vader is er

zelf heen geweest, om verlof voor je te vragen! Mijn vader zou zelf ook meê zijngegaan, maar hij werd bij een ziek opperhoofd geroepen, en nu gaan wij met onsbeiden.’Nu, Oehoehoe ging liever met den vroolijken jongen man, dan met dien naren

profeet; want dien mocht hij niet lijden, al was hij den vorigen avond ook nog zoovriendelijk geweest.‘Kom’, zei Inyoes, (zoo heette de jonge man,) ‘neem nu eerst een bad in de rivier,

en smeer je in met vet. Dan gaan we na het morgenmaal dadelijk op reis!’ Zoo gezegd,zoo gedaan!Oehoehoe was in zijn schik; hij dacht nog altijd dat het een pleizierreisje was, en

dat hij gauw weêr bij zijn ouders zou terugkomen.Vroolijk gingen ze op weg. Zij moesten flink aanstappen, als ze nog dienzelfden

avond te Isangoe wilden aankomen. Het was heerlijk weêr. 't Had des nachts erggeregend, en alles was frisch en groen. De kaapsche jasmijnen verspreidden eenheerlijken geur, en de weinige zangvogels die er in die streken zijn, deden hun besten zongen vroolijk hun lied.Inyoes had de reis vroeger al eens gemaakt. Hij wist dus den weg. Maar één ding

had hij niet bedacht: toen hij de vorige maal reisde, was het in Augustus geweest,toen het

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 98: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

93

gras zoo geel en droog was, dat men het wel tot poeder kon wrijven, en de rivierengeheel uitgedroogd.Nu was het in den regentijd. Het barre, verdroogde en verschroeide land, zooals

hij het toen gezien had, was nu veranderd in een paradijs. Dat was nu alles heel mooien prettig; maar de rivier, die de vorige maal geheel was uitgedroogd, vonden ze nubreed en gezwollen, zoodat ze haast niet wisten, hoe ze er over zouden komen.

Maar Inyoes was gelukkig een goed zwemmer, en Oehoehoe kon er ook nog al aardigmeê terecht, en dus waagden ze het maar om er in te springen. Maar toen Oehoehoemidden in de rivier vermoeid werd en niet meer kon, pakte Inyoes hem bij denschouder en trok hem op een eilandje, midden in de rivier. Daar rustten ze een poos;en Inyoes,

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 99: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

94

die zelf ook vermoeid was, viel vast in slaap. Ook Oehoehoe deed zijn oogen dichten dommelde zoo'n beetje, maar hij werd opgeschrikt door een geplas in het water.Hij opende de oogen, - en daar zag hij vlak bij hen twee krokodillen, die lust schenente hebben zijn vriend Inyoes zoo maar dadelijk op te eten.Oehoehoe schudde zijn kameraad met alle kracht bij den arm en Inyoes sprong

op. Dat was zijn geluk, want een der krokodillen hapte juist naar zijn blooten voet!Wat nu te doen? Het was gevaarlijk de dieren met assegaaien aan te vallen, want

dan zouden ze maar woedend worden en hen dadelijk dooden.‘We moeten maar hard schreeuwen!’ riep Inyoes, ‘dat is het eenige middel om

ons te redden!’Ze schreeuwden zoo hard als alleen een Kaffer schreeuwen kan, en waarlijk, het

gelukte hen de dieren te verdrijven!‘Nu maar gauw verder gezwommen!’ riep Inyoes, ‘maar we moeten blijven

schreeuwen zoo hard we maar kunnen, om de dieren op een afstand te houden!’Zoo gezegd, zoo gedaan. Zij waren nog een kwartier in groot gevaar, maar toen

bereikten zij eindelijk de overzij, en konden weer geregeld op hun doel afgaan.Hoewel het in den tijd der lange dagen was, hadden ze toch te veel tijd verloren,

om nog vóór den nacht te Isangoe te zijn.Toen de zon onderging zagen ze juist een kraal voor zich liggen, en Inyoes had

daar gelukkig een kennis, bij wien zij zeker wel den nacht zoudenmogen doorbrengen.En jawel, deze jonge man ontving hen vriendelijk, gaf hun eene mat in zijn hut

om op te slapen, en riep een

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 100: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

95

meisje toe, dat ze zijn gasten toch gauw wat gierstepap zou brengen.Tot zoover ging alles goed. Het meisje bracht de pap; maar juist toen de gasten

smakelijk zouden beginnen te eten, kwam het meisje terug, met tranen in de oogen,en nam vlug de pap weêr weg.Terwijl ze elkaâr nog verwonderd aankeken, kwam het opperhoofd van de kraal

binnengekropen met een boos gezicht, en den stok nog in de hand, waarmeê hij hetarme meisje geslagen had.Hij schold hen uit, omdat zij in zijn kraal waren gekomen zonder hem eerst

permissie te vragen; en wat zij ook deden, en hoe hun jonge vriend ook dreigde dathij deze kraal zou verlaten om een ander opperhoofd te gaan dienen, er was niets aante doen.‘Maar deze jongen is een page van den koning!’ riep Inyoes op 't laatst.‘Dat kan mij niets schelen,’ zei de driftige man, ‘er uit, er uit!’Bij de poort gekomen, hoorden ze buiten de kraal de hyena's huilen.‘Als de hyena's ons verscheuren, is het uwe schuld?’ zei Inyoes.‘Laat ze jelui allebei maar gerust opeten, het kan me niet schelen!’ riep het booze

opperhoofd.En meteen gaf hij hen een stoot met zijn stok, zoodat ze naar buiten stoven, en

maakte de poort van de kraal dicht.Daar stonden ze nu met hun beiden!Het was een stikdonkere nacht, en ze wisten den weg

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 101: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

96

niet. Het huilen van de hyena's kwam hoe langer hoe dichter bij, en weldra zagen zehun oogen in de duisternis schitteren.‘Nu kan alleen dapperheid ons redden!’ riep Inyoes; ‘we moeten maar wêer uit

volle borst schreeuwen en de dieren met steenen gooien. Hyena's zijn gelukkig laf.Het is mij wel eens meer gelukt, ze op de vlucht te jagen.Zoo gezegd, zoo gedaan, ze schreeuwden als razenden, en gooiden alle steenen

die ze konden vinden, naar de jankende dieren.Eerst stonden de hyena's een poosje stil; toen trof een dikke steen een hunner op

den kop, zoodat hij vreeselijk begon te kermen; en dat maakte de anderen geheel vanstreek, waardoor de geheele troep op den loop ging.“Ziezoo, die zullen niet terugkomen!” zei Inyoes. En nu moeten we maar een

beschut plekje opzoeken, waar we den nacht kunnen doorbrengen. Wij kunnen danbeurt om beurt een poos de wacht houden om op de wilde dieren te passen. Hier iseen hooge boom. Daaronder gaan we liggen. Als er dan leeuwen of luipaardenmochten komen, kunnen we er in klimmen.’Dat deden ze. Gelukkig ging de nacht rustig voorbij; maar het was vreeselijk koud,

en zij hadden hunne karos-mantels niet mêegenomen!

Verstijfd en verkleumd gingen ze den volgenden morgen verder, en zagen, na eenpaar uur geloopen te hebben, eindelijk de kraal Isangoe voor zich liggen.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 102: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

97

Negentiende hoofdstuk.Bij koning Tsjaka.

OEHOEHOE schreeuwde het uit van verwondering. Zoo'n groote kraal had hij nognooit gezien! Wat een ruime isibaya en wat een menigte hutten! Oehoehoe kon zeonmogelijk tellen, maar later hoorde hij, dat er wel 1800 waren.‘Maar waar is het vee? Die groote

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 103: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

98

isibaya is bijna geheel leeg!’ zei hij tegen Inyoes.Inyoes lachte. ‘Vee genoeg, mijn jongen, maar deze isibaya is zoo vreeselijk groot,

dat een klein gedeelte er van genoeg is om een kudde van 2000 koeien te bergen.Kijk, daar bij den ingang heb je aan elken kant een afgeschoten gedeelte. Daar bewaartTsjaka zijn koeien, en het overige gedeelte van de isibaya wordt voor het houdenvan feesten gebruikt.‘Kijk, daar tegenover den ingang is de ‘isigohlo’ (het paleis), dat lijkt wel een

aparte kraal, want het is geheel door een omheining van doornstruiken omringd. Daarwoont de koning in die eene groote hut, en er zijn ook hutten voor de ‘ama-pakati.’‘Wat zijn dat nu weer?’ vroeg Oehoehoe.‘Wel, dat zijn de raadslieden van den koning, daar hoort uw opperhoofdMatakitakit

ook bij, als hij elk jaar een maand in de koningskraal is. Alle “Indoena's” ofhoofdmannen moeten elk jaar een maand bij den koning zijn. Op zoo'n manier heefthij altijd vrienden bij zich, die hem kunnen raden en die recht spreken als iemandiets verkeerds gedaan heeft.’‘En daar achter de isigohlo, zijn daar nog drie andere kleine kraals?’‘Ja, de eene is de korenbergplaats, of “wamabele”, de andere het slachthuis

“tlabamkomo”, en de middelste is de kraal van 's konings vrouwen, de “imposeni”.Daar mag nooit een andere man of een jongen binnenkomen. Denk daar altijd aan,anders zou je doodgemaakt worden! Ook moet je oppassen dat je niet met de jongemeisjes praat, die 's morgens vroeg al in de tuinen werken. Zij zullen je dan wel eensom snuif vragen, maar

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 104: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

99

danmoet je haar onvriendelijk antwoorden en zeggen: “Die heb ik niet!” en je dadelijkomkeeren, want de wachters van den koning liggen overal verborgen in het langegras. Als ze hooren dat je vriendelijk antwoordt en zegt: “Neenmtakababa (lieveling),ik heb helaas geen snuif!” dan springt er zoo'n kerel te voorschijn en slaat je hethoofd af.’Oehoehoe was verwonderd en verschrikt.‘Maar dan zou ik hier niet graag altijd willen wonen!’ riep hij.‘Och kom,’ zei Inyoes, ‘dat moet je niet zeggen, het is hier zoo'n heerlijk leven.

Altijd eten, en bijna alle dagen groote feesten! En de pages van den koning mogenoveral bij zijn. Wat zou 't een geluk zijn, als de koning jou eens zoo aardig vond dathij je als zijn page aannam! Dan kreeg je mooie koralen om den hals, en allerleiandere mooie sieraden die den koning vervelen. Die verdeelt hij namelijk nu en danonder zijn pages en zijn knechten.’Nu, dat leek Oehoehoe toch wel prettig toe. Zijn oogen schitterden, en vroolijk

stapte hij met Inyoes naar de poort van de koningskraal. Hij begon nu al in stilte tehopen, dat de koning hem als page zou aannemen.Wat zou zijn vriendje Maslamfoe jaloersch zijn als hij het hoorde, en wat zou

Oezinto trotsch op hem zijn!Als page zou hij zeker ook wel wat verdienen, en als hij dan groot was, zou hij

haar van haar vader kunnen koopen voor acht koeien! Dat zou grappig zijn!

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 105: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

100

Twintigste hoofdstuk.De groote koning Tsjaka.

HET was ongeveer 9 uur in den morgen toen zij bij de kraal aankwamen. Zij werdendadelijk binnengelaten; en toen den koning bericht werd gezonden, dat zij eenboodschap hadden van den profeetMapoeto, mochten zij dadelijk bij ZijneMajesteitkomen, die juist bezig was zijn toilet te maken.Vóór hem zat een page op de hurken, die met zijn beide handen een groote zwarte

waschkom stevig vasthield.Een grootere jongen was bezig er water in te gieten, en

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 106: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

101

een derde stond met een mooi bewerkte aarden pot vol water te wachten, of de koningmisschien ook nog meer noodig zou hebben.Hij hield den pot met uitgestrekte armen boven zijn hoofd. Dat was een moeielijk

werk, maar Tsjaka was een strenge koning! Als de jongen het gewaagd had tebewegen, of den pot op een andere manier vast te houden, zou hem stellig een uurlater door een van de krijgslieden het hoofd zijn afgeslagen!Zoolang Tsjaka bezig was met wasschen, bleven Inyoes en Oehoehoe op een

afstand staan. Zij durfden hem niet aanspreken vóór hij klaar was.Na het wasschen kwam een andere page, die den koning een schaal voorhield met

roode klei.Tsjaka smeerde zich hiermêe in van top tot teen.Toen verscheen er dadelijk wêer een andere page met een kalebas vol vet.Terwijl hij zich hiermêe inwreef, keerde de koning zich naar de twee nieuwelingen,

alsof hij er op wachtte dat zij hem zouden aanspreken.Dadelijk vielen beiden op de knieën en Inyoes begon:‘O gij groote Olifant, gij Fontein van barmhartigheid, gij die eeuwig leeft, gij die

zoo hoog zijt als de bergen, gij Vogel die andere vogels opeet, gij zoon eener Koe,gij die koningen onderworpen hebt, gij die alle volken overwonnen hebt, gij zijt eenolifant, een olifant, een olifant! Gij zijt een Groote Zwarte!Wie ben ik, dat ik tot u durf spreken? Ik ben de nederige zoon van een profeet, -

van den profeet Mapoeta.Mijn vader zendt mij tot u, o Olifant. Mijn vader heeft een droom gehad en met

de Geesten gesproken. De Geesten

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 107: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

102

uwer voorvaderen hebben hem gezegd dat hij dezen jongen tot u moest brengen, omu als page te dienen. O olifant, o Groote Zwarte, die de bergen verzet, neem dit offeraan van uwen nederigen dienaar Mapoeta!’

Verwonderd keek de koning van den knappen flinken jongen man naar Oehoehoe,die zelf ook verbaasd opkeek, dat hij als een offer van den profeet naar den koninggebracht werd.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 108: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

103

Hij durfde echter niets zeggen, en keek den koning, die nu onderwijl al zijneversierselen had aangedaan en er erg deftig uitzag, met open mond aan.Wat was die koning dik en rond en vet! En wat had hij mooie koralen om den hals,

en mooie koperen en ivoren ringen om de armen! En dan dat hoofd met al dieprachtige struisveeren, en die groote ronde veeren bal boven het voorhoofd! Oehoehoewist wel dat alleen een koning zoo'n bal mocht dragen, en hij moest er maar aldoornaar kijken. Hij schrikte eventjes, toen Zijne Majesteit hem aansprak.‘Hoe heet je?’ vroeg de koning.‘Ik heet Oehoehoe, o Olifant!’ (Hij had al van Inyoes gehoord, dat de Koning het

liefst ‘Olifant’ genoemd werd, omdat een olifant zoo groot en zoo sterk is.)‘Uit welke kraal kom je?’‘Uit de kraal van uwen indoena Matakitakit.’‘Het is goed, ik zal den jongen in mijn dienst nemen; maar hij moet eerst goed

leeren wat hij als page te doen heeft. Tot zoolang kan hij bij den wachter van deisigohlo in huis wonen, en bij het melken helpen.’Inyoes bedankte nu den koning nog eens, door den vinger op te steken en nog eens

allerlei mooie namen te noemen, en Oehoehoe zei hem alles na. Hij was er wel trotschop, dat hij nu een dienaar van den koning was, maar begon toch ook een beetjebedroefd te worden als hij aan zijn ouders dacht en aan Maslamfoe en Oezinto, diehij nu in langen tijd wel niet wêer zou zien. En hij had van niemand afscheid genomen!Dat was toch wel wat hard.Toen de koning zich omkeerde om naar zijne hut te gaan, kon Oehoehoe zich haast

niet meer goed houden.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 109: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

104

Inyoes zag tranen ìn zijn anders altijd zoo vroolijke zwarte oogen, en een onderlipdie begon te trillen.‘Pas toch op, jongen, huil niet!’ fluisterde Inyoes hem toe, ‘hier mag niet gehuild

worden! Als de koning het ziet, laat hij je het hoofd afslaan!’Dadelijk probeerde Oehoehoe een vroolijk gezicht te zetten, en keek verschrikt

om zich heen, of ook iemand het gezien had.Gelukkig was er niemand geweest die op hem lette, en nu keek hij ook al gauw

wêer even vroolijk als altijd, want daar kwam een page aangeloopen en hing hemeen mooie streng blauwe koralen om den hals.En Inyoes kreeg voor zichzelf een bundel prachtige, scherpe assegaaien en voor

zijn vader een prachtige kàros van apenvellen. Die oude profeet was slim. Hij hader erg veel voordeel van, dat hij dien nieuwsgierigen jongen zoo handig naar denkoning had gezonden. Hij lachte in zijn vuistje toen Inyoes met den prachtigenmantelthuiskwam!En de nieuwsgierige jongen zelf? Hij kreeg eten en drinken naar hartelust en was

erg trotsch op zijn mooie koralen; maar toen hij eindelijk op de slaapmat lag in dehut van den wachter van de isigohlo, toen snikte de dappere Oehoehoe zóóaandoenlijk, dat de vrouw van den wachter medelijden met hem kreeg en probeerdehem te troosten. Maar het hielp niet veel. Toen hij die goede vrouw zag, dacht hijaan zijn eigen lieve moeder thuis, en de tranen stroomden nog erger. Hij huilde netzoolang, tot hij van vermoeidheid in slaap viel.De goede vrouw had tot zoolang stilletjes bij hem gezeten. Toen hij eindelijk sliep,

streelde zij hem zacht over de zwarte wangen, en ging daarna zelf ook hare matopzoeken.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 110: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

105

Een-en-twintigste hoofdstuk.Het leger van Tsjaka.

TOCH gewende Oehoehoe al gauw aan het nieuwe leven in de kraal. Kaffers hebbennooit lang verdriet, en dat is een groot geluk voor hen. Nu, het was dan ook welprettig in de ‘Groote Plaats’, zooals de kraal van den koning gewoonlijk genoemdwordt. Men kreeg volop te eten en bijna elken dag was er een feest. Het mooistevond Oehoehoe de groote ‘revue’ van het leger, die maar éénmaal in het jaar ge-

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 111: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

106

houden werd in elke van de 36 kraals van koning Tsjaka.Op den tienden dag dat hij in de Groote Plaats was, trof hij juist dit mooie feest.Hij trilde van verlangen, om ook een groot krijgsman te worden, toen hij daar die

lange rijen van strijders zag marcheeren, allen in oorlogskostuum.De getrouwde mannen (‘ama-doda's’) hadden witte schilden, de ongetrouwden,

die ‘jongens’ genoemd werden, zwarte.Er waren vele regimenten, en elk regiment had een verschillend hoofdsieraad.

Sommigen droegen ravenveeren in hun hoofdring, anderen struisveeren, anderenwêer stukken dierenvel, in allerlei vreemde fatsoenen uitgesneden.Elk regiment bestond uit 1000 man, en woonde in een van de groote kraals van

den koning. In de kraal waar Oehoehoe was, had men het ‘olifanten-regiment.’ Datwaren de dapperste en beste soldaten van den koning.Zij waren prachtig versierd dezen dag! Hun geheele borst was bedekt met

nêerhangende, zachte veeren. Hunne schorten (‘Isinene's’) waren gemaakt vankoestaarten, en ook onder hunne knieën hing een franje van korte staarten.Zoo marcheerden ze achter elkâar. Oehoehoe werd er koud van, toen hij het zag.En dan de koning, die midden in de isibaya stond! Midden op zijn hoofd droeg

hij de staartveer van een kraanvogel. Dat was het teeken van oorlog; en aan beidezijden van zijn hoofd hingen de prachtigste struisveeren naar beneden.Zijn schort was gemaakt van de staarten van luipaarden, en zijn knieën en enkels

waren versierd met kwasten van het

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 112: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

107

.... en de derde moest klaar staan om het schild boven zijn hoofd te houden als zonnescherm.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 113: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

108

lange, zijde-achtige haar van de Angora-geit. Ineengedraaide strooken van hetkostbaarste bont hingen om zijn hals en borst. In zijn linkerhand droeg hij het grootewitte schild en een bundel assegaaien, in de rechter een vreeselijk zware knods-kerrie.Drie pages stonden achter hem, de een meteen stoel, waarop hij zou kunnen zitten

als hij vermoeid werd; de andere page droeg een snuifdoos, een mand met bier eneen lepel, en de derde moest klaar staan om een schild boven zijn hoofd te houdenals zonnescherm, wanneer Zijne Majesteit wilde gaan zitten.Dit laatste was een erg gevaarlijke betrekking. Er was dan ook een volwassen man

voor gekozen, daar kleinere jongens dikwijs alles om zich heen vergaten, als ze zooiets moois zagen als den wilden krijgsdans. Dan zou het elk oogenblik kunnengebeuren dat ze het schild scheef hielden, en een enkele zonnestraal den koningbereikte!Arme schilddrager, als hem dat ongeluk overkwam!Danwenkte de koning dadelijk

een ander om het schild te houden, en hij moest tot straf zijn leven verliezen!Nadat de vele duizenden van krijgslieden de kraal een paar maal rond hadden

gemarcheerd, gingen ze allen in een cirkel staan, ieder met zijn schild op den grondvoor zich, zoodat alleen de gezichten er boven uit kwamen. En zoo stonden zeonbeweeglijk als standbeelden, totdat de koning een ander bevel zou geven.Zijne Majesteit was nu midden in den kring gaan zitten. Hij dronk bedaard zijn

bier, nam een snuifje uit de prachtige doos die de page hem voorhield, wachtte totde tranen hem flink over de wangen liepen, en gaf toen

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 114: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

109

bevel dat men het vee langs hem heen moest drijven, dan zou hij de dieren aanwijzendie ter eere van het feest geslacht moesten worden.Een prachtige kudde van enkel zwarte koeien met witte ruggen werd langs den

koning heen gedreven. Hij wees enkele koeien aan, en deze werden door dekrijgslieden gedood. De andere koeien werden wild door den schrik, en het was eenheele toer ze allen weêr op te vangen, en binnen hunne omheining op te sluiten.Toen stond de koning op en ging den geheelen kring van soldaten rond. De

officieren gaven hem berichten van hunne manschappen, en als de koning van eenvan allen iets goeds hoorde, riep hij luide zijn naam. Dat was een groot geluk. Dekrijgsman wist dan haast niet, wat hij doen zou van blijdschap. Hij sprong binnenden kring en begon te loopen, hoog in de lucht te springen, te schoppen, met zijnschild te zwaaien, en allerlei vreemde bewegingen te maken! Eindelijk vloog hij,vlug als de wind, weêr in het gelid terug. Soms waren er zeven tegelijk bezig zulkevreemde sprongen te maken. Het was een dwaas gezicht, maar Oehoehoe vond hetprachtig, en hij dacht: als ik groot ben, dan wil ik ook dapper zijn en door den koninggeprezen worden!Toen de koning den geheelen kring rond was geweest, kwamen de zangers en

‘prijzers’ van den koning te voorschijn. De prijzers zeiden al zijne ‘Isi-bonga's’(eere-namen) op, en dat was een heel werkje, want de koning had er wel meer danhonderd. Gelukkig kenden ze die allen goed van buiten. Owee, als ze er één vergetenhadden! De koning luisterde aandachtig en zou het dadelijk gemerkt hebben,

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 115: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

110

en dan - ja, dan had ook de arme ‘prijzer’ dadelijk zijn hoofd moeten verliezen! Eenzanger zong toen het volgende lied, dat door koning Tsjaka zelven gedicht was:

‘Gij hebt de volken, de volken vernietigd!Waarheen zult gij nu ten strijde gaan?

Ja, waarheen zult gij nu ten strijde gaan?Ge hebt de Koningen overwonnen,Waarheen zult gij nu ten strijde gaan?

Gij hebt de volken, de volken vernietigd!Waarheen zult gij nu ten strijde gaan?Hoera! Hoera! Hoera!

Waarheen zult gij nu ten strijde gaan?’

En het geheele leger zong de twee laatste regels meê. Het was een oorverdoovendgeraas.Tsjaka was tevreden, en gaf een teeken dat de troepen nog eens langs hem heen

moesten trekken.Toen verdwenen allen door de poort, en Tsjaka bleef alleen achter met zijne idoena's

en zijn drie pages. De mannen stonden allen stil om hem heen, want de koning zatin gedachten verzonken op zijn stoel.Eindelijk echter stond hij op, nog bij zichzelven fluisterend: ‘Ik heb de Zoeloe's

tot een machtig volk gemaakt, ik heb al zoovele stammen onderworpen!Waarheen zal ik nu ten strijde gaan?’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 116: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

111

Twee-en-twintigste hoofdstuk.Een regenmaker.

OEHOEHOE begon een flinke melker te worden. Nog een paar maanden, en hij zouals page bij den koning in dienst mogen treden. Het leek hem heerlijk toe, maar tochzag hij er erg tegen op, want in den korten tijd dat hij in de Groote Plaats was geweest,waren er al wel twintig bedienden onthoofd geworden omdat ze de een of anderekleinigheid vergeten hadden. En hij was nog zoo jong en vond het leven zoo prettig!In den laatsten tijd vooral was de koning erg ongeduldig en knorrig. Het was namelijkeen tijd van

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 117: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

112

droogte. Menschen en dieren versmachtten, de velden stonden treurig, en het graswas zoo droog dat het wel tot poeder gewreven kon worden. Waar moesten deprachtige groote kudden van den koning weiden? Er was al een groote weide in brandgestoken, opdat het jonge gras spoedig het oude, verdroogde, zou mogen opvolgen,maar ook voor het groeien van dit jonge gras was regen noodig! Regen! Regen!Er was al een profeet aan het hof geweest om regen te maken. Hij was gekomen

met zijne vrouw, en de koning had hen eene hut gegeven om in te wonen. Hij kreegook een schaap en een geit, maar dat vond hij lang niet genoeg, en toen de indoena'svan den koning weer eens bij hem kwamen, om hem te vragen of er nu toch eindelijkeens regen zou komen? toen antwoordde hij: ‘Ja, gij geeft me niets dan schapen engeiten; dan kan ik ook maar alleen een geiten-regen maken! Geef mij koeien, en gijzult een koeien-regen zien nêervallen!’Dadelijk werd denman een koe gebracht en, o wonder! er viel dien avond werkelijk

een regenbui! De indoena's gingen dadelijk naar de hut van den profeet om hemgeluk te wenschen, maar tot hun groote verwondering vonden ze den man lekkerliggen slapen.‘Halaka rare!’ (Halloo, mijn vader!) riepen zij: ‘Wij dachten dat gij bezig waart

regen te maken, en wij wilden u daarmêe gelukwenschen, en nu ligt gij te slapen!’De profeet was een erge slimmert. Hij zag vlug om zich heen, en merkte dat zijn

vrouw bezig was, een melkzak heen en wêer te schudden, om wat boter te karnendie ze in hare haarlokken wilde smeeren. Nu wist hij raad. ‘Nu kijk dan maar eensnaar mijn vrouw!’ riep hij. ‘Ziet gij

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 118: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

113

dan niet, dat zij bezig is, regen te karnen, zoo hard als zij kan?’De Indoena's schudden verwonderd het hoofd, en in een oogenblik ging het praatje

door de geheele kraal, dat deze profeet regen kon karnen uit een melkzak.Een tijdlang werd de profeet geprezen en vertroeteld door de geheele kraal. Hij

kreeg allerlei presentjes en stapte rond met een erg trotsch gezicht.Maar die ééne regenbui was al gauw door den uitgedroogden grond opgeslorpt,

en er volgde wêer een tijd van vreeselijke droogte. Nu en dan kwam er wel eens eendonkere wolk aan den hemel, en weerklonken er ook wel een paar donderslagen,maar regen kwam er niet.De profeet en zijn vrouw moesten nu dag en nacht karnen. De deftige Indoena's

hielden zelf de wacht. Maar het hielp allemaal niets!De koning was woedend, want verscheidene van zijne koeien waren al gestorven

van honger. Toen liet hij op een goeden dag den ongelukkigen profeet bij zich komen.De man zocht allerlei uitvluchten, maar hij was zóó bang voor den koning, dat hijop het laatst bekende, dat het nietwaar was dat hij regen kon maken in een melkzak.Maar hij zou het nog wel eens op een andere manier probeeren, stelde hij voor!De koning had er echter genoeg van en joeg hem weg.Het was een wonder dat hij in het leven werd gelaten!Nu werd er een profetes geroepen, die erg beroemd was. De koning beloofde haar

vier koeien, als zij uit haar land wilde overkomen om regen te maken. En zij kwamdan ook dadelijk.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 119: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

114

Vijf-en-twintig krijgslieden uit haar land waren bij haar. Statig marcheerden zij deKoningskraal binnen tot in het midden van de isibaya, en bleven daar staan.De koning begroette de profetes en liet haar eene koe geven; maar die koe was te

klein, zei zij, ze moest een grootere hebben voordat ze aan het werk kon gaan.Vreemd zag zij er uit. Het haar had zij laten groeien, en met houtskool en roode

klei aan elkâar geplakt. Haar linker neusvleugel en ooglid had zij geverfd met roodeaarde, en haar rechter ooglid en de rechterkant van haar neus waren zwart gemaaktmet houtskool.Verder was zij versierd met slangen, doodshoofden, en koppen en pooten van

vogels.In de eene hand droeg zij een tooverratel, waarmêe zij een vreeselijk leven maakte,

en in de andere hand een profetenstaf met een pluim versierd.Toen het geheele volk rond om haar vergaderd was, liet zij eenige bakken met

water brengen. Daar roerde zij medicijnen in, nam den staart van een zebra als kwast,en besprenkelde alle mannen van de kraal met het betooverde water.Nu zou er zeker wel regen komen!Maar toen, na een paar uren, de lucht nog niet bewolkt was, bedacht de profetes

er iets anders op. Zij zeide dat zij met de geesten gesproken had, en die hadden haargezegd dat zij geen regen wilden maken, voordat er een levende baviaan uit debosschen was gehaald. Maar het moest er een zijn waaraan geen haar ontbrak.Dat was een toer, want bavianen zijn bijna niet te vangen; maar dadelijk ging er

een troepje jonge mannen uit om het te probeeren.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 120: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

115

‘Ziezoo,’ dacht de profetes, ‘nu heb ik wêer een beetje tijd gewonnen! Want er moettoch eindelijk haast wel eens regen komen! De regentijd is toch eigenlijk alaangebroken.’ Het kan onmogelijk lang meer duren!’En ze ging in de hut die haar was toegewezen, en strekte zich uit op de slaapmat.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 121: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

116

Drie-en-twintigste hoofdstuk.De bavianenjacht.

ZIJ werd met hare krijgslieden goed verzorgd, terwijl de dappere ‘jongens’ op debavianenjacht waren.Oehoehoe had gevraagd of hij er bij mocht zijn, en dat werd toegestaan toen hij

vertelde van het avontuur met den aap, die eens den kleinen Bopa gestolen had.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 122: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

117

Vlug beklommen de jonge mannen een berg, waarop ze wisten dat veel bavianenwoonden.Dikwijls hadden deze dieren van uit de hoogte naar beneden gekeken in de dalen

en kloven, wanneer de Kaffers jacht maakten op kwagga's en antilopen. Wie hadgedacht dat ze zelf ook nog eens zoo gejaagd zouden worden?Vol schrik vlogen zij naar alle kanten weg, sprongen van rots tot rots, schreeuwden,

bromden en lieten den vervolgers hunne groote tanden zien. Soms zaten ze tegrinniken op een onbereikbaren tak of rotstop, alsof ze al die mannen daar benedenuitlachten en bespotten.De jagers scheurden overal hunne voeten open en wondden zich aan de vreeselijke

dorens die ‘Wacht een beetje!’ worden genoemd; ook was er meer dan één die inzijn ijver viel en zich een been brak; maar eindelijk gelukte het Oehoehoe, die vanzijn eigen jongen baviaan thuis alle manieren had afgekeken, en alle geluiden die hijmaakte kon nadoen, een nog heel jong dier tot zich te lokken. Hij deed alsof hij ermee praatte, en het bleef een poosje stil bij hem zitten. Dat gaf den anderen degelegenheid het dier te grijpen.Juichend van blijdschap kwamen ze met het baviaantje thuis en brachten het bij

de profetes.De slimme vrouw bekeek het spartelende beest goed, en zette toen een heel

bedroefd gezicht.‘Mijn hart wordt vaneen gereten,’ zeide zij, ‘ik kan van droefheid niet spreken!’

En zij wees naar het eene oortje van den baviaan, dat een beetje geschramd was, ennaar zijn staartje waaruit hij een paar haren had verloren. ‘Heb ik u niet vooruitgezegd, dat ik geen regen kan maken, als er ook maar één haar aan het beestontbreekt?’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 123: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

118

Dadelijk gingen de dappere jongens weêr op weg. Oehoehoe moest weêr meê, wantaan hem hadden zij het vangen van het eerste beest te danken.En waarlijk, het gelukte hemweêr op de zelfde manier een jongen baviaan bij zich

te lokken en - aan dit beest was heemaal niets te merken! Nu zou de regen zeker wellos komen!De profetes ontstak groote vuren boven op een bergtop en liet zich het beest daar

brengen. Het werd vastgebonden, en toen moesten alle mannen weer naar benedengaan. De profetes moest alléén met de geesten spreken.De menschen beneden zagen haar hare magere armen uitstrekken naar de wolken,

alsof ze hen om regen smeekte, en dan weêr dreigde zij ze met een assegaai.Zij lachte in haar vuistje, want zij kende precies alle teekenen aan de lucht, en zij

wist zeker dat er gauw een erge donderbui zou komen.Langzamerhand begon dan ook de lucht te betrekken, de wind bedaarde, en het

werd drukkend warm.De profetes danste van blijdschap, en maakte allerlei grimassen boven op den

berg.De lucht begon er hoe langer hoe zwarter uit te zien, en nu kwam de vrouw naar

beneden; ze begon bang te worden, daar op den bergtop.Nu kwam er een vreeselijke bliksemstraal, en dadelijk daarop een donderslag, zóó

verschrikkelijk, dat alle menschen naar hunne hutten vluchtten.Het ééne oogenblik leek het geheele land zoo zwart als inkt, het volgende was

alles één vlam, - een witte verblindende vlam! Een lange donderslag weêrklonk, enhet gerom-

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 124: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

119

mel wilde maar niet ophouden. - Wij kunnen ons hier zoo'n Afrikaansch onweêr nietvoorstellen. De bliksem sloeg in de toppen van de bergen en groote rotsblokkenrolden naar beneden. Eindelijk kwam ook de regen los, maar het is niet te beschrijven,hoe het water ineens het geheele land overstroomde. De uitgedroogde rivieren warenin een paar uur tijds veranderd in wilde bergstroomen, die alles meesleepten.Twee dagen later was het geheele omliggende land bedekt met prachtig groen

gras. Het zaad in de tuinen schoot op en alle menschen waren opgeruimd en tevreden.De profetes kreeg tien koeien in plaats van vier, en ook Oehoehoe kreeg een koe

van den koning, omdat hij het eigenlijk was, door wiens toedoen de jonge bavianengevangen waren.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 125: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

120

Vier-en-twintigste hoofdstuk.Het oogstfeest.

NA dien tijd had men heelemaal geen last meer van droogte. Alles groeidevoorspoedig; en toen in de allerlaatste dagen van December het oogstfeest wasaangebroken, waren alle menschen dankbaar en vroolijk; het zou stellig een heerlijkfeest worden! Oehoehoe zou op dien dag voor het eerst verschijnen als page van denkoning. Hij had zich al flink geoefend

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 126: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

121

om doodstil te zitten, als hij iets voor den koning moest vasthouden.Op den morgen van het feest riep een van de koninginnen hem in hare hut. Zij

was een dochter vanMatakitakit, en nu had zij gehoord dat Oehoehoe ook uit dezelfdekraal kwam, en wilde graag eens weten hoe het daar ging, met allerlei menschen dieze zich nog herinnerde.Oehoehoe dacht wel aan de waarschuwingen van Inyoes, maar hij wilde zich niet

bang toonen; hij ging dus met het meisje meê, dat hem geroepen had. Toch kloptezijn hartje erg, toen hij de ‘witte isigohlo’ (de koninginnenkraal) binnen stapte.

Daar lag de koningin op de mat in een van de hutten. Ze lag daar, dik en vet, met dehand onder het hoofd. Naast haar stond een pot met gemalen maïspap, een mand metamasi en een nog grootere mand met bier.‘Die heeft hier een goed leventje!’ dacht Oehoehoe. ‘Daar wordt ze dan ook zeker

zoo dik van.’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 127: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

122

De koningin was erg vriendelijk, gaf hem pap en bier, en liet hem vertellen van zijnouders en van Matakitakit. Oehoehoe, blij dat hij over dit alles eens mocht praten,vertelde zóó aardig, dat de koningin hem lang bij zich hield.Daar op eens hoorden zij tot hun schrik de voetstappen van den koning. De

dienstmeisjes der koningin probeerden den jongen weg te stoppen, maar de koninghad alles bemerkt en was woedend!Oehoehoe verwachtte elk oogenblik dat hem het hoofd zou worden afgeslagen.

Maar de koningin vertelde aan haar man dat zij zelve den jongen geroepen had, omdatzij zoo graag eens wat wilde weten van de kraal van Matakitakit, waar zij geborenwas. Zij had gedacht dat het wel mocht, ‘omdat hij nog zoo'n kleine jongen was!’Dat woord ‘kleine jongen’ vond Oehoehoe niet erg prettig, maar hij was toch maarblij, dat hij er daardoor met een flink standje afkwam, en met de ernstige belofte dathij het nooit weêr zou doen.Gelukkig, dat was goed afgeloopen! Als het nu op het feest ook maar goed ging!Het volk stroomde al naar de isibaya, en Oehoehoe moest maken dat hij in de

isigohlo kwam, want hij moest den stoel van den koning dezen dag voor het eerstachter dezen aandragen.Toen hij achter den koning binnen kwam, waren de krijgslieden juist bezig een

wilden stier te vangen, geheel zonder wapenen. Dat was een moeielijk werk, en velenwerden erg gewond, maar dat behoorde nu eenmaal bij dit feest. Eindelijk haddenzij het beest op den grond, en nu werd het geslacht voor de ongetrouwde mannen of‘jongens.’Daarna werden er nog meer koeien geslacht, en alle menschen mochten naar

hartelust smullen van het gekookte

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 128: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

123

vleesch. Toen ging men dansen, drinken en snuiven, en op zoo'n manier duurde hetlieve leventje drie dagen lang. Het was een moeielijke taak voor Oehoehoe, om altijdprecies te raden wanneer de koning plan had te gaan zitten. Hij moest altijd naar hemkijken, en had heelemaal geen tijd om van het feest te genieten.Hij was dan ook blij, toen het den derden dag eindigdemet een groote plechtigheid,

waarmeê de oogst voor het geheele land geopend werd.De koning kwam binnen in danscostuum,met een prachtigen gordel om de heupen,

en geheel met klinkende belletjes en schelpen behangen. Hij voerde een wilden dansuit, die hem erg zwaar viel omdat hij zoo dik was. Oehoehoe liep hem overal metden stoel achterna, uit vrees dat Zijne Majesteit van vermoeidheid zou neêrvallen.Maar Tsjaka danste maar door. Hij maakte groote luchtsprongen, zwaaide met zijnkoningsstaf, en zong liederen tot zijn eigen eer. Alle menschen die er om heen stonden,waren vol bewondering dat die dikke koning zóó kon dansen!Eindelijk hield hij op met springen, en ging staan op een klein heuveltje midden

in den kring. Een page gaf hem een kleine groene pompoen in de hand, en de koninggooide deze vrucht in stukken op den grond. Dit was het teeken, dat iedereen devruchten van het nieuwe jaar mocht oogsten en eten.Juichend en zingend stroomde het volk de poort uit, naar hunne tuinen, om al hun

koren en tabak binnen te halen, en van de lekkere vruchten te eten!De koning was dood-af en schraapte zich het gesmolten vet, dat hem bij alles

neêrliep, van het lichaammet een groot voorsnijmes, dat hij eens van een Engelschenzendelinghad gekregen.

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 129: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

124

Oehoehoe dacht: ‘Nu zal hij wel moe zijn!’ En hij beklom het heuveltje met zijnstoel; maar o wee! hij gleed uit over de stukken van den pompoen en viel op zijnneus, terwijl ook de prachtig gesneden stoel een leelijken smak kreeg.Nu was de koning tòch al een beetje boos op hem, omdat hij dien morgen in het

vrouwenpaleis geweest was, en daarbij nu dit ongeluk!Woedend wenkte hij een anderen page om den stoel op te rapen, en Oehoehoe zou

zeker gedood zijn geworden, als hij niet dadelijk gevlucht was, zoo snel zijne beenenhem maar wilden dragen!Nu was er geen beter hardlooper in de geheele kraal dan hij - en dat was zijn geluk.

Hij werd wel vervolgd door dikke Indoena's, (de eenigen die op dat oogenblik bijden koning waren) maar die waren gauw achter adem, en de kleine page was hunook eigenlijk de moeite niet waard.Toen zond de koning een geheel regiment krijgslieden uit om den jongen te vangen,

maar deze was weg en bleef weg en was nergens te vinden!De koning zond nu boden uit naar de kraal van Matakitakit, om te vragen of de

vluchteling daar ook was aangekomen, maar ook daar had men taal noch teeken vanhem gehoord.Vrouw Nomboena schreide dag en nacht, en was erg ongerust over haar oudsten

zoon, maar Kolelwa kende zijn flinken jongen beter.‘Wees toch verstandig, vrouw!’ riep hij telkens. ‘Wat dacht je nu wel, dat onze

Oehoehoe zoo dom zou zijn om hier heen te komen? Hij is slim genoeg, om tebegrijpen dat de spionnen van den koning hem natuurlijk hier het eerst zouden zoeken.Neen hoor! Neem jij maar een vosse-

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

Page 130: Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd

125

staart en droog je oogen af. Je jongen is in veiligheid, wees daarvan overtuigd! Hijzal er zich wel doorslaan, die guit van een Oehoehoe!’ En de vader lachte nog eensin zichzelf om al de streken die zijn oudste zoontje vroeger had uitgehaald.Er kwamen echter ook tijden dat hij niet lachte. Het duurde zoo lang, zoo vreeselijk

lang voordat hij iets van Oehoehoe hoorde!Ook hij had soms angstige oogenblikken, en vreesde ook dikwijls dat zijn jongen

dood was, maar als hij zich dan weer voorstelde hoe flink en hoe guitig het ventjealtijd geweest was, dan moest hij toch weêr glimlachen. En dan riep hij telkens weeruit:‘Ja, ja, die guit van een Oehoehoe slaat er zich wel door!’

Nynke van Hichtum, Oehoehoe I. Hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd