NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de...

50
NONING DORM EN ZUN INAUWE ZEE /P' RI DIDF,R5 LPIritStiOr DOOR LEV GRUNWALD

Transcript of NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de...

Page 1: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

NONING DORMEN ZUN INAUWEZEE /P' RI DIDF,R5

LPIritStiOr

DOOR LEV GRUNWALD

Page 2: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden
Page 3: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

40 CENT

KONING DORUS EN ZIJN BLAUWE ZEERIDDERS.

DOOR

LEVY GRUNWALD

(AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN)

ELECTR. DRUKKERIJ EGNER, HELDER - 1923

Page 4: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

AAN DE STAD DIE IK LIEF IIEB. DIE MEN ZWART NOEMT, DIE MEN SMAADT,

MAAR TOCH OM HARE HELDENBEWONERS, DE SCHOONSTE IS ONDER HARE ZUSTEREN.

DE SCHRUVER.

• VOORWOORD VAN DEN BURGEMEESTER VAN HELDER.

Met het oog op het goede doel door den schrijver met deze novelle beoogd, heb ik gemeend aan het verzoek om daarbij een voorwoord te schrijven te moeten voldoen.

Doel dezer brochure is toch de aandacht te vestigen op de bemanning onzer reddingbooten, wanneer zij door ziekte en ouderdomsgebreken niet meer in staat zijn hun brood, te verdienen en dit doel is mij zeer sympathiek. Wel laat de Reddingmaatschappij hun in die gevallen niet geheel aan hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden voor aanschaffing en onderhoud der reddingsmiddelen.

Het behoort dan ook, vooral in deze tijden van malaise niet tot de zeldzaamheden, dat er onder hun voorkomen, die, hoewel met eereteekenen overladen, op hun ouden dag in kommervolle omstandigheden verkeeren.

Moge deze novelle er toe medewerken, dat hierin ver-betering worde gebracht.

De Burgemeester van Helder, W. HOUWING.

Page 5: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

VOORREDE VAN DEN SCHRIJVER.

-Waar Dr. Rademaker, redacteur van het „Vaderland” zich \ met zijn welversneden pen reeds als kampioen van koning

Dorus opwierp, waar de heeren Duijs en Henri ter Hall zeer zeker niet zullen nalaten in het Parlement hunne stem ten gunste van de „Blauwe Zeeridders'' te doen hooren, waar het Nederlandsche Volk met interesse kennis nam van een artikel des heeren la Lau, en de Heldersche en Alkmaarsche Courant geheele pagina's vol lof aan deze edellieden. wijdden, meende ik niet te mogen nalaten deze novelle te schrijven.

Niet alle zeehelden kon ik in deze novelle met eere noemen, doch uitstel is geen afstel. Onderkoningen der Zee, als v. d. Broek, Diecienhove en t al van anderen langs de geheele kust, zullen door mij aan de vergetelheid worden ontrukt. Lyrisch wil ik hun dacten bejuichen, hun daden als mensch'enredder.

Niets menscSelijks is ook deze mannen vreemd, doch in daden van moed en onverschrokkenheid zijn zij onover-tref baar.

-Levy Grunwald. Helder, Maart 1923.

Dr. L. A. RADEMAKER, redacteur v/h. „Vaderland", schrijft

Het is mij een bijzonder genoegen om de levendige novelle van den heer Levy Grunwald, waarin hij zoo waar en zoo geestig het leven van de Heldersche menschenredders schetst, een geleide-mee te geven.

't Is er een van. hartelijke instemming en groote erkentelijkheid, dat hij, wat wij in zwakke kracht begonnen met zooveel kracht voortzet.

Moge het werkje beantwoorden aan zijn nobel doel en het Neder-landsche Volk voorgoed wakker schudden voor een vervulling van een duren eereplicht.

Page 6: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

't Mag niet meer voorkomen, dat de held van de reddingboot een stumper wordt, aangewezen op iiefdadigheid, zoodra zijn lichaams-kracht is heengegaan.

HENRI TER HA.LL, Lid der Tweede Kamer, schrijft : Waarom dweep ik met Dorus ? Omdat gedurende mijn verblijf te

Helder 1879-1892 ik Dorus heb leeren kennen als . . . als Dorus de• menschenredder.

Ik woonde in de Koningstraat, twee huizen verder woonde toen CORNELIS DITO, voorganger van Dorus. — Nu heeft men te Helder een Cornelis Ditostraat maar ook heeft men een levende DORIT'S

• RIJKERS. lk heb hem gezien die winter, die strengen winter, toen Dorus drie dagen achtereen in ijzige koude, tusschen ijs en sneeuw met z'n wakkete makkers door de branding trok ora de bemanning van de „Renown" uit het tuig van het gestrande schip tehalen. 'k Heb Dorus zien smeeken om marinemannen toen z ij n bemanning niet meer k on. 'k Heb Donis eindelijk terug zien komen met de laatste schipbreukelingen. 'k Heb meegebruld op den zeedijk toen Dorus de haven instuurde. 'k Heb met duizenden belangstellenden Dorus gezien in een ijscostuum, — alles bevroren — ar de mensch en ge r e d. 'k Heb deze menEchen meer dood dan levend naar hetsHospitaal zien vervoeren, en ik heb nog zoo'n vage herinnering dat wij jongeren ons niet schaamden, Dorus onze tranen te laten zien. — Wij jonge menschen hebben toen begrepen., wat een groot man die eenvoudige Dorus was.

Dorus is nu oud en het zal niemand verwondering baren als er nu met vreugde door ons zal worden gewaakt voor het : ,Dorus heeft armoede hebben succes en gaan voort met ons horns R ij kers fond s. Hij toch droeg in zijn schild het devies :

„Doe wel en zie niet om." Wij kunnen hem huldigen door naast deze spreuk te plaatsen

„Loon naar werken."

P. J. JAGER, gep. Luit. ter zee le kl., schrijft

Schip op den Haaks — ,Wie snelt ter redding aan ?" be reddingboot bemand met Heldersche visscher- en vletter-

lieden, kranige kerels, die op hun botters en vletten in weer en wind uitzeilen om een hard stuk brood te verdienen en die ondanks ontbering en armoede altijd gereed staan hun evenmensch to redden van een wissen dood in de golven. Onverschrokken en met kloek beleid verrichten zij de reddingen, zonder uitzicht op eenige belooning.

De schrijver vertelt onopgesmukt en naar waarheid. Wie iets gevoelt voor vredeshelden, nederig en menschlievend,

geve dit werkje zijn kinderen ter lezing, opdat het de jeugd voor idealen vatbaar make.

Moge in de toekoinst voor heldhaftige reclders van schipbreuke-lingen een betere oude dag zijn weggelegd, dan thans het geval is.

Page 7: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

De Redactie van de „lieldersche Courant" schrijft : Eindelijk zal er dan iets meer worden gedaan voor onze oude

holden van, de kust, die in zoo menigen storm hun leven waagden om dat van anderen te redden ! In vele jaargangen van de Heldersche Courant zijn de onopgesmukte verhalen van die daden van moed en zelfopoffering te vinden.

Helaas; de herinnering daarvan vervaagt te spoedig in deze tijden! En daarom is het een sympathieke gedachte van den heer Levy Grunwald geweest, om door middel van dit boekje de herinnering daaraan levendig te houden en .... tegelijkertijd te wijzen op den reeds lang gevoelden misstand, dat zij, die steeds bereid waren hun leven te wagen, hunnen ouden dag veelal in kommervolle om-standigheden moeten doorbrengen.

Moge een groote verkoop van dit boekje bijdragen tot een flinke versterking van het DORIIS RIJKERS FONDS !

A. G. A. VERSTEGEN, Wethouder der Gemeente Helder, schrijft : En garnalen garnalen, daar hebbe we niet an,

hoera mijn boys Hoera, hoera mijn boys.

Ik heb liever een steekie van een pieterman, *) Falderalderiederiedera la la.

Dat was het lied van de jutters in de jeugdjaren van Dorus, Bedn, Kuiper, Bijl, Bot, Tabbie en de velein anderen.

Dat was hun heldenlied, gezongen in de vletten, op de riemen, als zij uitvoeren ter redding van kostbare menschenlevens.

Het was geen verheven lied, hun eigengemaakte woord en zalg-rythme. Het lied was als de blanwe ridders z e 1 f, niet in aanzien.

Maar laat dit lied, hetwelk oude herinneringen in mij opriep, en dat werd gezongen bij het trotseeren van de grootste gevaren, een aansporing zijn, om het boekje te koopen, voor alien, die nog lets gevoelen voor naastenliefde en zelfopoffering.

*) Een pieterman- is een ronde visch die zich tegen zijn aanvallers duchtig weet te verweren, door met een vreeselijk scherpen, giftigen stekel zijn vijand te verwonden. Vooral aan den Heldersche kust worden deze vischjes veel gevangen en menig patient met dik opgezwol-len armen en beenen ziet men naar het marine-hospitaal hollen. (L. G.)

W. F. LA LAU, Voorzitter van de Vereeniging „Moed, Volharding, Zelfopoffering" (dragers van reddingmedailles).

Door jarenlange omgang met de bemanningen der Heldersche reddingboot en vlet, uitermate met hun nooden op de hoogte, is mij het streven van het comite tot vorming van het Dorus Rijkers-fonds niet anders dan welkom want indien ergens hulp noodig is, dan zeker wel onder de ,Helden der Zee'', welke op hun ouden dag gebrek moeten lijden.

Dit is geen belooning voor hen, die bij storm en ontij, dag en nacht gereed stonden in oliepak en zuidwester om bij het eerste sein om hulp, de reddingboot te bernannen en hun leven in de waagschaal stelden, om hun evenmensch, onverschillig van welke

Page 8: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

nationaliteit of huidskleur zij waren, hulp te brengen in hun doods-an gsten.

Een medaille alleen (zij mogen er trotsch op zijn), is geen vol-doende belooning voor hen, alleen een rustige oude dag, welke niet al te zorgwekkend is.

TJEERD ADEMA, Hoofdredacteur vid. „Alkmaarsche Crt.", schrijft : Met groote instemming heb ik van den inhoud van dit boekje

kennis genomen. De lezers van de „Alkmaarsche Courant" hebben in het vorige

jaar ruim f 400.— voor den ouden menschenredder bijeengebracht en ik had het voorrecht deze, hem in Den Helder te mogen over-handigen. Toen heb ik Dorus persoonlijk leeren kennen en zijn wonderlijke avonturen hebben mij ruimsehoots copie voor mijn dagblad gegeven.

Ik stem van harte gaarne in, met elk streven, de laatste levens-jaren van den man die 500 menschen redde zoo blij en zorgeloos mogelijk te maken -en hoop ook daarom, dat het boekje van den heer Levy Grunwald in ruimen zin verspreid en verkocht zal worden.

„Beschouw ze even, die stoere mannen, ze zijn van 't hout waarvan men redders onze helden in stormgevaar maakt.

Meestal worden de schipbreukelingen gered, some na vele ont-beringen te hebben geleden, soms na bovenmenschelijke krachts-inspanning onzer redders. . De geschiedenis van elk dezer reddingen is een brok proza dat

u tot in de ziel roert." (Uit „Gids voor Helder" door CH. L. VAN PE BILT.)

Een vlot geschreven novelle, met wier inhoud ik geheel instem,, om twee redenen vooral.

In de eerste plaats is het een welsprekend pleidooi voor die mannen, die met eigen levensgevaar de kostbare levens van andere, hun geheel onbekende medemenschen van een wissen dood hebben gered. En dat deze helden in armoede hun ouden dag moeten doorbrengen, en dat hunne kindertjes vaak met sardientjes moeten venten, dat is een aan-klacht tegen ons volk. Het boekje is een stem die roept om nationale, om regeerIngshulp : afdoende hull) en steun voor hen, wier moed en beleid den Hollandschen naam ver over de grenzen met eere doen noemen.

In de tweede plaats spreekt mij uit dit boekje toe groote, warme liefde voor onze woonplaats Heide r.

In de twaalf jaren dat ik hier woon heb ik deze stad lief ge-kregen. De algemeene geest der bevolking is breed en ruim en vrij en dat schrijf ik toe aan de lange kustlijn van Helder. Breed en vrij bespoelt de Oceaan onze stad, en honderden inwoners brachten uit alle werelddeelen mee een zin van algemeene menschenaehting, voor eerbiediging van alle godsdienstige beginselen, van ruimte van blik, die ik elders niet vond.

P. STORM (Hoofd der Chr. Selool voor M. U. L. O.)

Page 9: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

Wing Dorus en zijn Blauwe Zeeridders.

Een troosteloos dreinende regen motte over het Haegje.... glimnat, saai en leelijk lag daar het gebouw van de Tweede Kamer . . . Daarbinnen, waar de Volksvertegenwoor-diging _ vergaderde, was het een getrouwe afspiegeling van het- miezerige weer buiten. Monotoon, vervelen.d draaide een Karnerlid een ellenlange rede af . . . zonder de minste belangstelling te wekken. Apathisch, met een gezj,cht van :- „Mijn een zorg'', lieten de aanwezige, edelmogende collega's cfe woorden van den spreker over zich heen druppelen.

Hield-ie zijn kop maar dicht, fluisterde zacht de ge-achte afgevaardigde yan St:Pancras tot zijn fractie-genoot... Wat . is-ie weer aan 't zanike ! Rustig, kalm, .reeg de spreker zijn woorden aan elkaar . . . hij zelf vond 't reusachtig, al -wat-ie zei, het was als een ketting zonder eind. Zijn einde-loos zeuren was niet ,te stuiten . . . in de Kamer bled, een vervelende in doffe onverschillige stemming hangen. Een edelmogende begon te knikkebollen een ander geeuwde.

Ik .zou , haast wenschen, dat we hier in Polen zaten, bromde een. strijdlustig afgevaardigde, dan pikte ik dien ver-velenden kerel een inktpot tegen zijn kanis, dan zou ie mis-schien ophouwen met zijn gesmoes . en hadden we nog een lolletje . bah, gebeurde er maar iets bijzonders, alles is welkom, chich deze saaie dooie boel, is om dol te worden...

Nou kerel ga verkassen . als . je geen zin heb, dan niet hier . . . je bent toch geen gevangene . we leven in een vrij land. , •

Page 10: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

8

Wat mot ik buiten doen, daar word ik kletsnat, mop-perde de inktwerper-edelmogende en in de koffiekamer is

ook een' vervelende pan... J'y suis j'y reste. Helaas, ik ben een slachtoffer van politiek Nederland ! Ik heb aan mijn kiezers beloofd, dat ik zittingen zou bijwonen een reuze corvee daarom hebben ze me gekozen. Ik ben hier nou eenmaal . . . dus ik blijf, afijn misschien krijgen we toch nog wel een gijntje, iets bijzonders. En . . . het bijzonders kwam . . . het was reeds op weg naar de 2e Kamer.

p■rl ,■•■■■•

Langzaam was de trein de overkapping van het station binnengerold en weldra gulpten de reizigers naar buiten, zich snel in verschillende richtingen verspreidend, of de tram bestormend, om zoo mogelijk nog droog thuis te komen.

Een onder de nieuw aangekomenen haast zich niet Rustig en stevig stapt hij over het stationsplein . . . een klein pakje bungelt in zijn hand . . .

Een ijverige witkiel loopt pet-tikkend op hem toe en zijn glim-nat beregend gelaat in een gedienstige plooi zettend, vraagt ie beleefd :

Pakje dragen merieer ? . . . Zeg, as je me nou bed . . . mot je 't zeggen, bromt de

aangesprokene. Dat stumperige pakkie zal ik jou te drage geve ! . . Nee man, ik heb zelvers nog flinke poote an me lijf en as ik daarmede nou nooit wat anders gedaan had, als zoo'n vrachie te sjouwe, dan zou ik me, zoo waar as ik hier voor je sta, me ooge uit mijn kop schame !

Nou, ik dacht vanwege 't natte weer, hernam ver-goelijkend de teleurgestelde pakjesdrager . . . , — Nat, nat, noem jij dit weer nat . . . zegt de reiziger op verwonderden toon . . . rondkijkend of het 't mooiste weer is, dit beetje regen noemt ie nat . . . wat weten jullui hier nou in den Haag van nat . . . (de regen gutst in stroomen) zoo'n beetje 'regen . 't is reuze weer ! Och kerel, dan zou ik je wel wat anders van nat kenne vertellen ! . .

Nou, op 'n andere keer dan maar dereis, ouwe heer, zegt de pakjesdrager op ongeduldigen toon, ik heb nou een vrachie an die reiziger daar . saluut

Pakjesdrager af . . . De reiziger vervolgt in den plassen-den regen zijn tocht Hij is een lange forsche man . . . zijn gelaat is kerngezond — rood en een en al alimlach

Page 11: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

9 •

met een grijs baardje omlijst. Zijn stap is veerkrachtig. Onvermoeid, den regen ten spijt loopt hij door . . . de snel

langs hem schietende voorbijijangers -kijken nog haastig even om . . . zelfs in het cosrnopolitische, defticm niet trit-cle-plooiem-komende Den Haag . . . waar* tal van nationale en inter-nationale koppen- zich vertoonen, waar de vreemdste vreem-deling geen opgang maakt, of belangstelling trekt, daar viel, ondanks het saaie regenweer mijn reiziger op.

En toch was het om den drommel geen deftig heer, hij had geen dwazen hoogen hoed op zijn hoofd, ook geen dandy-slobkousen over zijn voeten. Wel was hij op weg bij 100 reuze deftige Hollanders een bezoek te brengen.

p■I . . . . .

In de, vestibule der 2e kamer aangekomen. loopt ie op een bode toe . . .

Verbaasd, eenigszins wantrouwig, kijkt deze den beregen-derr ,man aan . .

Wat moet die ouwe man hier, dacht hij. Een politikus was 't niet, dat kon je voor den drommel .wel aan zijn heele gezicht zien. Belangstelling voor de begrooting in de 2e Kamer kon ie niet bij hem veronderstellen . . . Niemand, geen Kamerlid zelfs, die zich daarvoor interesseerde . . . geen kip, as 't nou nog algemeene beschouwingen waren, waarin ze elkaar daarbinnen de huid volschelden en flink staan te zwammen, dan was 't nog begrijpelijk geweest . want dan is 't in de Kamer wel zoo grappig als in de komedie maar om nu, met deze saaie begrootingen in de Kamer te komen, nee, dat gaat. boven mijn pet, denkt de Cerberus (ler 2e Kamer. ,

Plotseling verneemt hij een eigenaardig dat onder de jas van den bezoeker vandaan komt. Allemachtig,

heti zal toch geen bolsjewiek zijn iemand, die de heele Kamer in de lucht wil laten vliegen hij heit toch geen bomme onder zijn jas zitte !

De bode verbleekt, krijgt kippenvel bij die gedachte . . . .4°0- als ie in het gezicht van den bezoeker staart, is hij weer gerust gesteld . nee, kwaje bedoelingen heeft die niet . . .

Z'n gezicht, dat zoo heerlijk prettig-joviaal de wereld kijkt, spreekt heel andere taal. Die man, ziet er heelemaal niet - naar uit, dat hii booze plannen heeft; of ooit had . . .

Page 12: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

1 0

in zijn oogen is iets dat eerbied afdwingt ontzag in- boezem t.

Met groote vooticomenheid, met een beleefdheid als ware de oude een hoogedelmogende zelf . . . vraagt de bode wat er van zijn verlangen is . . .

Wil u effe an meneer ter Hall zegge, dat ik d'r ben, zegt de bezoeker, zijn jas losknoopend . . . Wederom klinkt een geheimzinnig, eigenaardig gerinkel, van onder dit kleeding-stuk.

Wat drommels . . . wat zou ie toch bij ziCh hebben, denkt de bode . . . doch ziet, wat is dat ? Welke wonderlijke metamorfose heeft mijn reiziger ondergaan ? Zijn beregende jas heeft hij uit-getrokken, en . . . het geheim van het metaal-geklingel is daarmede tevens opgelost Nooit tevoren heeft de bode dezen man gezien en toch weet hij nu wie voor hem staat. Met een blik vol vereering en bewondering kijkt hij den ouden man aan .

Wat wonderlijks. is er dan gebeurd, heeft de oucle soms zijn naam op zijn jasje geschreven, of heeft hij den bode een visitekaa. rtje overhandigd, waarop vele adelijke titels voorkomen ? . . . Niets van dit alles, o lezer . . . Eenvoudig, vroolijk, zeemansachtig joviaal staat daar nog de oude . . . alleen zijn overjas heeft hij uitgetrokken, dat gewichtige feit vertelde ik u reeds, hij staat daar nu in een blauw laken colbertje zooals tal van zeevarenden dragen. Maar dit was volstrekt nog geen reden voor den bode, om dien man te kennen en zeer zeker niet, om hem met zoo'n diepe vereering aan te kijken. Dat eenvoudige visschers-colbertje echter, schitterde fel van gouden zware-medailles het waren geen medailles zooals zoovelen droegen . . . geen nietszeggende prullen, die tal van staatshoofden conventioneel over de hoofden van hun onderdanen doen regenen, geen lintjes van inferieure kwaliteit, deze soort medailles waren het niet daaraan was de bode gewoon, half den Haeg liep verwaand met zoo'n lintje in 't knoopsgat, het waren ook geen oorlogs-medailles, die verdiend waren in heeten strijd, waarin men rnedemenschen het leven benam, er kleefde geen bloed aan... neen, de medailles, die deze man op de borst droeg, spraken heel andere taal. Ze spraken alle van menschenmin, broeder-liefde, opofferingsgezindheid, volharding Deze medailles vertegenwoordigden tallooze menschenlevens . . .

Page 13: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

11

U bent Dams ! . . U is Rijkers riep de bode verrast'..., Het was nieti bijzonders, lezer, dat de bode dit wist

zonder ooit officieel aan Dorus voorgesteld te zijn geweest, want . . . zoo ik u zeide er is maar een man in Nederland, die zooveel medailles mag dragen, medailles van het edelste soort en die man is Dorus . De Nederlander, die Donis niet kent, is geen vaderlander, heeft geen zeemansbloed in zijn aderen . . . Dorus is gelijk, neen, Dorus is veel hooger dan aardsche koningen ... want vele aardsche koningen doen nooit iets impulsiefs, nooit iets spontaans, alles is voor hen afgebakend en geregeld, zij mogen nimmer uit het gareel.

Maar deze man, deze koning, deze Dorus, hij heerschte niet over een brok zwarte grond, over klei, waarop slechts menschen leefclen, die elkander haatten en afbreuk trachtten te doen, die elkaar het licht in de oogen niet gunden. Hij regeerde niet over een aarde waarboven de menschen in vuil en afval wroetten.

En toch was deze man koning, een machtig vorst Hij was een held . . . geliefd bij zijn onderdanen . . . hij heerschte over een gebied. dat zonder grenzen was . . . een gebied, waar de zon nooit in onderging... Dorus beheerschte de eeuwige oneindige Zee.

Niet dg. zee, die eindeloos, zacht .spiegelend, in het zonlicht goudt . . . niet de kabbelende, voortstuwende golfjes, waarover een blauwe hemel koepelt niet het zilte nat, dat 'wee- moed-wekkend in de ziel, haar zonderling vredig lied ruischt... het lied, clat, 'door alle eeuwen heen dichters en zangers inspi-reerde en begeesterde. Neen, over die zee heerschte Dorus niet . . . - - Maar, wanneer hevige noordwester stormvlagen over de kust renden, wanneer de zee grauw en woest witkoppig tegen de dijken sloeg, als wilde zij deze verbrijzelen, wan-neer huilende windvlagen het schuim der golven als witte vlokken naar het land medevoerden, wanneer de zee den kokende, bruisende heksenketel was, dan zat Dorus op zijn troon En dan kon je hem vinden in zijn paleis, een ruwe houten loods, te midden van zijn troep getrouwen te midden, van zijn edellieden. Waakzaam, nauwlettencL tuurde koning Dorus dan naar de groote zanclbanken voor de kust... hij en zijne ridders . . . Uren en uren stonden zij daar . . .

Torenhoog joegen de golven Geweldig brulde de

Page 14: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

1 2

stdrm . . . en deed de binten van het gebouwtje op den dijk kraken, doch Dorus en zijn edellieden stonden daar slag-vaardig, onbevreesd, gereed . . . de wreede zee te bestrijden. Hoe heviger de storm werd, des te waakzamer tuurden zij... zij weken niet . en als het middernachtelijk uur reeds lang voorbij was, geen maan of sterren meer aan den donkeren hemelkoepel straalden, zoodat alomme een stikdonkere, onheil-spellende, geheimzinnige duisternis heerschte, wanneer alle andere inwoners van het zeestadje ter ruste waren, dan schimden spookachtig in het paleis van den koning der zee de dappere krijgslieden.

Zij waren daar niet bijeengekomen om hun medemensch te bestrijden, niet, om onder chauvinistisch dwaas gebrul op volkeren in te jagen . . . zij werden niet bespat met het roode, levende, warme bloed van menschen. Zij waren niet daar om te dooden ! Neen, hun taak was edel, grootsch, ideeel, verheven . . . Zij stonden gereed om menschen te redden uit den vreeselijksten, ontzettendsten, gruwelijksten ver-stikkingsdood. Niet bloed bespatte hun handen en gelaat, doch wel vlokken wit schuim der zee . . . Neen, Dorus en zijn mannen waren geen oorlogshelden . . . Zij waren helden des vredes.

500 menschen had Dorus in zijn leven aan den wreeden kokenden heksenketel ontrukt . . rsZijne collega's, de vorsten der volkeren, eerden hem, zonden hem gouden, zilveren en bronzen platen . . . Dorus was een internationaal bekend man.

p■W #•■•1

In de Tweede Kamer zaten de leden te kienen . . . de inktwerper broedde op booze plannen, een tweede maakte gijntjes, de derde gaapte... n°. vier dacht, bah, is die vent nou nog niet uitgedrenst . . . Een miezerige, miserable, regenachtige, troostelooze atmosfeer . Bah, gebeurde er maar wat buiten-gewoons verbrak maar iets de saaie stemming dacht een welbekend politicus, Kamerlid Henri ter Hall bij zich zelf

Hij, de man die zooveel schitterende revue's ontworpen had, vond het in die deftig doende 2e Kamer op dat moment ook een vervelende boel . . .

Plots komt een bode op hem toeloopen : „Meneer ter Hall, daar is iemand om u te spreken.- •

Wie is 't ?

Page 15: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

,

Tabbie, jaap Been en.ansl.emn in_het.Paleis der ridders an 't

Page 16: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden
Page 17: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

1 5

Dorus ! Pe bode zegt dezen naam op zoo'n eerbiedigen toon, dat

het Kamerlid direct begrijpt wie er is. Een glans van vreugde trekt over zijn gezicht Dorus,

Dorus Rijkers, de menschenredder roept hij uit. Eenig ! Geef Dorus een plaats op de gereserveerde tribune,

spreekt hij haastig . . . hij moet met groote onderscheiding behandeld worden ! . .

De bode verdwijnt plechtstatig groetend . . . Het gelaat van den revue-koning ter Hall glimt, glinstert

van trots. Hij is in zijn hart altijd een Heldersche jutter gebleven . . . hij heeft maling aan alle deftig doenerij. Dorus is voor hem een stukje Vaderland, een brok Heldersche dijk, en. hij keurt Dorus waardig de eerste rol in ziin revue te spelen. Duizenden malen heeft Nederland gebruld, gegierd, geweend en geapplaudiseerd bij de revues van ter Hall . altijd waren _deze een succes en nu zal hij in de deftige, saaie 2e Kamer een revue opvoeren . . . Hij, de koning der, revues, zal eer bewijzen, aan den koning van den Helder-schen zeedijk.

Snel loopt hij naar den Voorzitter. Ik verzoek u even naar de publieke tribune te kijken,

dan zult u onzen voornaamsten Nederlander hooren binnen komen, zegt hij haastig.

Geinteresseerd kijkt de voorzitter omhoog . . . Wat zal er nu ge.beuren Ook de andere leden worden wakker . . . de inktwerper vergeet zijn booze plannen.

Plotseling hoort men een krachtigen stap, waartusschen metaal-geklik . en boven op de tribune verschijnt, een-voudig, edel, kaarsrecht, de koning van den zeedijk . . . De zware medailles blikken en tikken . . . eischen hulde, groote, spontane hulde !

Een frissche ongekende attnosfeer Waait door- de Kamer. Een krachtige zeewind Blaast alle politiek voor een oogen-blik uiteen . De heer ter Hall voert zijn revue op . . .

'lit de koffiekamer komen de leden aanstormen. De Kamer vult zich . . . alien kijken omhoog en zien hem staan, den grootsten zeeheld van Europa ! . Wie is dat, vragen enkelen, wie is die man met zijn borst voi rinkelend zilver en goud ? . .

Mijne heeren, roept de heer ter Hall, die man, dat is Dorus Rijkers!

Page 18: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

16

Dan heeft er iets plaats, dat zijn wedergade in de parle-mentaire geschiedenis niet vindt

Vreemd . . . aandoenlijk . . . doch verheven moment ! Een oogenblik heeft de Kamer zich uit de haarkloverijen, uit de politiek losgemaakt, een oogenblik is in het huis van afgevaardigden een storm van gejuich, een orkaan van geestdrift ; als gebrul van machtige zeeen klinken de geestdriftige bravo's, als donderslagen roffelt het applaus.

m■•

De kamer is uit zijn lethargische slaap ontwaakt . met gloeiende wangen en schitterende oogen verheffen de kamer-leden en aanweiige ministers zich van hun zetel. Dan wordt het doodstil . . . de voorzitter der 2e Kamer neemt het woord . . . Hij stelt voor eene commissie uit de leden te benoemen, die Dorus, den menschenredder, zal compli-menteeren. Weder dondert het applaus, zelfs de publieke tribune en Pers stemmen luide in met deze hulde. Kleere-koper, Duymaer van Twist en baron van Wijnbergen zullen de groote eer genieten, Dorus plechtig 's Landsvergader-zaal binnen te leiden ; dan neemt de voOrzitter opnieuw het woord en zich tot den stoeren grijsaard wendende, die stom verwonderd al dit gedoe vanaf de gereserveerde tribune gadeslaat, -spreekt hij : Hoogedelmogende heer, of neen . . . Dorus -!

De Volksvertegenwoordiging, de Staten-Generaal,. Heet u hartelijk welkom in deze zaal,

waar de uitverkorenen, de voornaamsten van ons volk, plechtiglijk vergaderen. Wij achten het een buitengewone eer, onzen grootsten staatsburger hier te mogen ontvangen.

Nederland brengt u, eenvoudigen zeeman, Hulde, omdat gij uitmunt boven allen. Gij, groote Nationale held, hebt meer dan 500 menschen aan de wreede zee ontrukt ! Wij, afgevaardigden van Zee-Nederland weten wat dit beteekent . . . en wij, de hoofden des' Volks, de voornaamsten, wij gevoelen ons klein, o zoo klein in uwe tegenwoordigheid, want gij zijt altijd groot geweest in daden 1 wij slechts in woorden ! Wij, in deze zaal, zijn vertegenwoordigers van alle twistende politieke groepen in Nederland ! Gij echter o Dorus, zijt vertegenwoordiger van Neerlands Zee-Helden ! Wij noodigen u uit, namens de regeering met ons mede aan te zitten en plaats te nemen op den zetel der Eere . . .

Page 19: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

17

Ziet hen aan, deze drie mannen . A. B. Kleerekoper, Duymaer van Twist en barOn van Wijnbergen zijn hunne namen . In broederlijke eensgezindheid komen zij tot u

Toen daalde Koning Dorus van de tribune af Weder sschalden daverende jubelkreten uit de kelen van de 100 deftige Nederlandets . men drukte en kuste als om strijd de vereelte, eerlijke handen van den grootsten menschen-redder van Europa.

Doch al deze hulde laat Dorus ijselijk koud._ Met een stem, die luide a1s een scheepsroeper de juichkreten van de kamerleden overschalt, vraagt hij het woord en een doodsche stilte- ontstaat nu in de Vergaderzaal ; ademloos staan daar de 100 deftige Nederlanders, als Dorus spreekt :

Mijne heeren Het is hier voorwaar een dooie boel, Ik wil niet zitten op uwen Eere-stoel ! Gewoonlijk aanschouw ik stoerd're knapen Foei! hoe suffig, staat gij daar Zijt ge dan niet welgeschapen ? Zijt ge niet van zessen klaar ? Komt edelmogenden en ga mee Naar mijn Zee! — Naar mijn Zee!

Ja, naar zijn Zee, naar zijn Zee, allemaal naar de Zee, brulde de heele Tweede Kamer, daar zullen Onze verpolitiekte hersenen weder frisch worden en in dichte drommen met Dorus Rijkers aan het hoofd, snelden de kamerleden juichend naar den uitgang van het Parlement.

0.••••• 1•■•.. lorl. P..... 1+1

Helaas, 't was een droombeeld . . . want weet, o yolk van Nederland, dat, toen Dorus daar forsch en stoer met zijn tallooze glinsterende, tikkende medailles op de gereserveerde tribune verscheen, en de heer ter Hall, tegen zijne mede-leden zeide : die man daar, is Dorus Rijkers, toen was er wel even aandacht . . . ontwaakte men wei den oogen-blik uit de duf-saaie-politieke-stemming . . . toen .fluisterden wel de kamerleden zijn naam . . . klonk wel eerbiedig van hun lippen . . . Dorus, de zeeheld, maar alleen ter Hall heeft DOrus opgezocht . . . hem uitgeleide gedaan, hem eer bewezen . . . hij en de bode der 2e Kamer huldigden onzen nationalen held als ware hireen der eersten_ des lands . . . doch in de saaie 2e kamer kwam direct weer, de rniezerige, politieke

Page 20: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

18

atmosfeer. Overwoog de inktpotwerper nog steeds, of hij zijn zeurderige Collega, het zwarte, vloeiende goedje via zijn witte halsboord in den nek zou gieten.... Toch was de revue door Henri ter Hall in elkaar gezet niet mislukt, dit is nog geen enkele, integendeel . het was de mooiste die hij ooit opvoerde . . . Dr. Rademaker Vaderland trok op het juiste moment het tooneelgordijn, dat Dorus en zijn helden aan het oog van het Nederlandsche volk onttrokken had, weg

Hij en ter Hall zullen met luitenant .ter zee de Jager e.a. de ontvangst ervan voor Dorus en zijn edelen beheeren. Indien ooit iemand recht had, op eene grootsche, spontane wijze in het Parlement gehuldigd te worden, was dit zeer zeker Dorus Rijkers.

En deze held, deze koning van de zee en zijne ridders zij woonden in het ruwe Noorden . . . verafgood door het geheele yolk . . . badend in weelde . . . zij, die zoovele men-schen uit de diepe afgronden van den oceaan redden . . . zij woonden natuurlijk in paleizen, ridders waardig zij behoefden de „struggle for life'', den strijd om den broode, den strijd des 'evens natuurlijk niet te striiden . . . voor hen, die met hun leven streden voor het behoucl hunner mede-menschen, voor hen werd rijkelijk gezorgd... Ik bid u zwijg ! zwijg . . .

o■P

. Korn, ga met mij mede, volg mij naar de uiterste noord-punt van NoordwHolland, naar het land, waar geen land achter ligt, dan zal ik u het paleis van Dorus binnen voeren, clan zal ik u ook de kasteelen van zijne ridders, even dapper als hij zelf, laten zien

Neen ! neen ! gala . . . wit gedast . . . behoeft gij daar niet heen te gaan . . . wij in den Helder houden niet van vormen, van slobkousen. Wij zijn jutters, allemaal . . . Ronde zeelui, wars van alle kouwe drukte wij houden van blauwe truien en zeelaarzen.

Kijk, daar gaat de Burgemeester van Helder, ook al een oud-zeeman . . . nog wel een hooge oome geweest, Kolonel op een oorlogsschip erg sjiek ziet ie er niet uit zagt u? Verschil van smaak mijn vriend

Bij jullie loopt de Burgemeester misschien met een hooge kachelpijp op zijn hoofd en een wit beffie voor, onze zeeman-

Page 21: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

19

burgemeester doet niet zoo gewichtig, hij is een jutter... hij draagt een lekkere, warme, blauwe visscherstrui Een zee- officier, die tiit den Helder komt, houdt niet van overdreven deftigheid, die is alleen zeeman niks meer. Zoo zijn. ze bijna allemaal, van den matroos tot den admiraal rechtuit .en rond . . .

Nou, die reuze dikkert, die daar in een blauwe trui zoo blozend-lachend naast jullui jutter-kolonel-burgemeester voort stapt, is zeker toch vast een visscherman, vraagt u ?

Pardon, al weer mis . die dikke, ronde reus, is wet-houder Verstegen. Ook al een oud-zeeman niet zoo'n hooge als de burgemeester, hij was vroeger marine-matroos, gewonnen en geboren in de buurten der vletterlieden. Een waschechte jutter, hij heeft recht op 't dragen van de blauwe trui •

Een reuzen uniform zoo'n blauwe trui wat . . . Niet deftig zag, zegt u ?

Chacun son gout . . . smaken verschillen. In den Helder is een blauwe trui de dracht der ridders . der voornamen.

Deze stad wordt door jutters in blauwe visscherstruien geregeerd. Die man, die daar zoo onverschillig met zee-beenen voor ons uitloopt, is ook geen visscherman. Hij lijkt er duvelskaters veel op, dat geef ik toe, ook bij hem is sjiek ver te zoeken, maar visscher is niet Iederen morgen gaat ie zelfs naar jullie elegante Haegje om daar de zittingen van de 2e Kamer .bij te wonen maar van de Haegsche kouwe drukte moet ie niks hebben, want

avonds bommelt v. d. Bilt weer vele uren in een amechtig puffend treintje naar zijn jutterstad terug... en da's een reuze corvee — in het boemeltreintje zitten natuurlijk niet, ora naar jutterstad te trekken, want daar woont de elite, de bloem van de Nederlandsche ridderschap.

Kijk, daar staat een heel hoopje bij elkaar, Biji, Bot, Been en 't Hert, .allemaal ridders, allemaal helden, verheven en edel, vol idealen twoegden zij en strengden hun spieren om moec ders en kinderen van stumperige wrakken te halen . . . hun sch6onste werk verrichten zij in de Heldersche uniform . . . Van hen kun je terecht zingen : „hun naam is klein ; maar hun daden bennen groot”. Menige leeglooper in de residentie of hoofdstad moest noodig zoo n blauwe trui over zijn lijf trekken en eens met de vletterltii in storm en noodweer

Page 22: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

20

over de baren dobberen, dan zou hij misschien voor Veerst weten wat leven is . dan zou hij verstomd toezien, hoe 10 eenvoudige mannen in een vlet hun leven wagen om een kostbaar leven te redden, dan zou deze Haagsche of Amsterdamsche tat voortaan niet meer blase, zelfingenomen zijn nieerderheid zoeken in het dragen van slobkousen en. een monocle, maar hij zou zeggen, ik vertik het . . . ik ver-draai het, en hij zou zijn pooten uitslaan voor zich en zijn medemenschen . . .

Kom, volg mij, deftige Hollander naar de kasteelen der visschers . . .

Neen, neen, zoo chic als in een vorstelijk -Paleis gaat 't bij hun niet toe ... Onze Heldersche zee-ridders en koningen louden zich niet op, met etiquette.

Eer en aanzien begeeren zij niet, die menschenredders, zij wenschen niets liever dan ongemerkt voort te leven en te sterven. En intusschen voeren zij een harden vreeselijken strijd om het bestaan . . .

In de achterbuurten der zeeplaatsen slepen zij, die roem-ruchte edellieden een treurig bestaan voort . In nederige en bouwvallige woningen slijten zij hunne dagen . . . arm en berooid . . .

De vrouwen van die ridders, die edelvrouwen, wasschen en ploeteren en schuren, zitten tot laat in den avond de kleertjes van de kleinen te verstellen. Welvaart heerscht hier niet. Kindersnuitjes met bleeken lijdenstrek staren den vreemdeling verwonderd aan.

Schrille tegenstelling ! Het kind van den man met een geerfde adellijken titel, van den man, die misschien mer iets presteerde, gaat ver wend en vroolijk door het leven, het kind van mijn jutter-edelman lijdt gebrek.

De zonen en dochters van rijke, pronkerige parvenu's wonen sierlijk in overdadige luxe-paleizen in de hoofdstraten der steden . . . en in de buurten, waar het kind van de edele, stouttnoedige zeehelden lee ft, vindt gij slechts bouw-vallige woningen hutten, waarin niets is, dan dreigende, sombere, zwarte armoede . . . Ellende, groote ellencle wordt er geleden in de achterbuurten, waar koning Dorus en zijn blauwe ridders hun treurig bestaan voortsleepen. In gezinnen, waar de vader werkloos is, waar hij zijn harde, vereelte, eerlijke, krachtige hancien niet in dienst kan stellen van

Page 23: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

21

hen, die hij lief heeft, daar grijnst de honger- dood. , Eilieve, weet gij wel goede burgers van Nederland, dat

er menschen zijn, die zich verzadigd lebben met koude aard-app- elen en korsten brood, welke men op den weg voor de handen had nesergeworpen ? Weet gij, dat de kinderen van onze werketijk nationale helden huiveren en rillen van koude, omdat zij geen kleeding hebben het naakte lichaam yob. doende te beschutten . . . En voelt gij niet, o chauvinistische burgers van Nederland, dat er iets gedaan moet worden om aan die krankzinnige, dwaze, ten hemel schreiende toe-stand een einde te maken ?

Ik bezweer u, o landgenooten, dat het onrechtvaardig is, schandelijk onrechtvaardig, dat deze edellieden gebrek moeten lijden . . . Geen liefdadigheid . . een plicht, een groote plicht rust op u te zorgen, dat van staatswege deze menschen verzorgd, vertroeteld worden . . .

■■■■■0' ,••■•■• pr./ i•■•1

Kijk, in dat slopje daar staat juist zoo'n ridder een otide man. Hij is tegen de zeventig een oud stoffig kaasbolletje zit schuin op zijn grijzen kop . . . daarin zie je een paar helder blauwe oogen schitteren een grauwe sik stoppelt aan zijn kin, in zijn mond hangt een pijp, waarin een goedkoope tabak smeult . . . Mijn edelm' an is in uniform, een blauwe, zware visscherstrtii sluit hem om het lijf, een oude, afgetrapte, zwarte, manchester broek hangt hem tot de enkels, daaronder een paar bruine, grove kousen en oude, griize, doorgeloopen schoenen.

— Morrie (goeden dag in het Juttersch) zeg ik. Ook gedag, mompelt de ouwe.

- 't Is nogal hefig Bakker, zeg ik, de wind loopt om de noord, zou d'r wat loos komme ? De stormbal hangt . . .

- 't Ken best weze, 't yolk is op de dijk al kijke, zegt mijn edelman . . .

- Nou ja, kijke, kijke zeg ik . . . da's niks bijzonders, ze zijn altijd in de loods aan 't kijken. *)

- Ja, zeit uwe dat wel, zeit uwe dat wel, in de loods is altijd yolk . . .

- Hebt u veel medaljes, Bakker, vraag ik nieuwsgierig. — Meer medaljes as cente, meneer. As je ze wilt zien,

*) -De lonls is een soort wachthok, dichtbij het gebouwtje, waar de reddingbout in opgeborgen is. Een soort „droge" sociteit voor vletterlui.,

Page 24: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

22

kom dan maar mee naar binnen . . . maar nou moet uwee niet zoo deftig Bakker teuge me zeggen, zoo noeme ze me noQit, ze zegge altijd teuge me Tabbie. As je vraagt wie is Jacob Bakker weet geen mensch wie dat is, maar zeg je : ik mot Tabbie hebbe, dan weet 't kleinste kind je te vertellen, waar die woont.

Na deze uiteenzetting draait Tabbie zich langzaam om, en door een nauw poortje over eenige spinten en balken volg ik hem in een roodsteenen gangetje, waarin een paar .lange zwarte zeelaarzen stijf lijkachtig liggen.

— Korn maar binnen, zeit ie en kijk uwee maar niet naar de rommel, want wij wonen hier met z'n drieen broers. Me vrouw is dood, vervolgt ie mededeelzaam, we konden 't best samen hebben me vrouw en ik. We deden ons best, maar ja, ik had 18 kinderen te verzorgen en me vrouw moest de deur uit om mee te verdienen en dan gaat 't brakkig worre . . . dan hei je gauw kouwe beene !

— Had je altijd eten voor zoo'n troep, vroeg ik stom verwonderd.

- Ke je net denken, bij lange na niet, soms was er geen vlooi om te knappe Vaak gingen de jonges zonder ete naar school, maar 's middags konde ze snert van 't oorlogs-schip hale, best ete . en clan waren de boys weer tevree, want dan gingen ze zingend naar meester en 's avonds as we geen licht en vuur an hadde, nou, dan ging ik maar naar de dijk, naar de loods en dan kregen de jongens een stuk droog brood, as 't er was, en die kropen dan bij elkaar in de kooi ik bleef d'r maar uit van de miserabeligheid en stond als maar op de dijk te kijke... daar wor je dan weer een heel ander mensch meneer, dan vergeet je je beroerderig-heid, as je de zee ziet, dan ben je weer klaar wij leve en sterve . op de dijk, zoo is 't.

- Nou is me vrouw dood en ik ben alleen achtergebleven, kijk dus niet naar de rommel, wij leven hier zoo ik zeg met

drie broers, ik ben het hoofd van ze. As we niks vet-dienen en dat gebeurt hoopie zat, clan zeg ik : „Vandaag zalle we aardappele koke en niks meer en dan is 't ok goje, en as ik zeg : jonges, vandaag maar een bakkie koffie, een potje troost, meer kan d'r niet overschiete, dan is 't een

*) Goje is speciaal Juttersch en beteekent goed.

Page 25: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

23

potje en ist ok goje. As 't niet kan lije, kan 't niet lije, zeg ik. tnaar. -

Ik k4k, de woning eens rond, een oud kacheltje zonder vuur er in met roestige pijp, daarnaast een houten kastje met zes schuifladen aan een kram langs den zolder hangt een hoed

een pendant van het model kaasbol dat mijn ridder op zijri hoofd heeft, een bedstede met een paar gebloemde gordijnen, alsmede een vischnet, 3 wrakke stoelen en dito tafel vormen het ameublement van het kasteel, waar ridder Tabbie woont.

— We hebbe met z'n drieen niet veel gehad de leste weice, zegt de oude makreelrooker, bijna niks geen verdienste, makreele benne d'r bijna niet, maar ja, de buurvrouw is een goed mensch en daar kenne we borrege, op de goeje moed zeg ik maar altijd, en as er kouze te stoppe zijn, zegt ie heel plotseling op een ander onderwerp overstappend, dan stopt die me schoondochter, en mijn buurvrouw haalet goed binnen en wascht een paar stukkies van ons en as ik dan an 'r vraag : wat kost 't, dan zeit ze niks niemendal Tabbie, zeit ze dan ja, ja, meneer, we benne larig niet rijk . . . maar wat zal je er an doen

— Maar ja, uwee vroeg naar die medaljes. Kijk, ik heb d'r over de driehonderd van wrakke en boote weggehaald. Niet medalies netuurlijk, maar mensche, verduidelijkte ie. De eene keer vaarde ik in de via met as schipper an 't roer ouwe Jaap Been, dan was ik weer met Dorus Rijkers, mannetjesputters, meneer, onze schippers, reuze kerels, zegt ie trotsch, maar zonder ons, aldus voegt hij er menschelijk-ijdel bij, zouden ze toch ok niet gekend hebbe. Wij trokken an de rieme dwars over de hoogste golleve, hurrie op !

Kijk daar heit u een schilderij van de koningin, wees ie. En hier hebt u een pepier, dat hoorde bij 't kruts van Oosten-rijk, van Frans Jozef ken u leze, ziet u ?

Mijn edelman schijnt druk in correspondentie en in nauwe relatie met verschillende hoven gestaan te hebben ! Hij heeft er papieren en medailles van en hij is toch straatarm.

Da's van de Renouw in 1887, van 9-10-11 December. Niet om te vergeten, meneer ! De bark zat op de Panne-

koek, da's een zandplaat dicht bij de rooie tonne, een heel eind hier vandaan, da's de slechtste plaats in zee, die ik ken ;

Page 26: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

24

clan is een schip subiet naar de haaie. Drie dage bij nacht .en ontije hebbe we met Dorus an 't hoofd gesjouwd en geploeterd om die mensche d'r af te hale voor ze d'r maal af wasse, De eetste keer zijne we d'r heengegaan, een storm, bar, en de vOlgende nacht hebbe ze me weer geroepe, kwamme ze me weer hale om de andere te redde. Er was al een dooie an boord, in de zaling*) bij de steng, lag de dooie zoo stijf as een pier. We hebbe die ok nog met de vlet meegenome, om hem een eerlijke begraffenis te late geve.

Ja, ja, die Renouw zal ons heuge tot we in onze kist ligge. Allemaal pepiere van reddinge, vervolgt ie moeizaam opstaand van een leunstoel, allemaal mooie pepiere, ziet uwee, maar brood op de plank dat hei je er niet van.

Laat es kijke — het is nou 1923 dus het zel zoowat 36 jaar geleje zijn met die Renouw, toen waren we honger-lijers en nou zijne we 't nog allemaal. Je wordt zoetjes an oud meneer, en . . . en ze zeggen wel dereis, hou de moed d'r maar in, maar as je niet heb te bikken . . . dan is 't een heele toer... en as je zeventig bint, is de neerhaalder d'r op.

— 300 menschen heb ik in vliegend stormweer van wrakke en schepe helpe hale . . .

Nederlanders, vinden jullie het niet schandelijk, dat deze oude man, die driehonderd menschenlevens gered heeft, die misschien jullie moeder of vader aan de wreede zee heeft ontrukt, dat. de mannen, die bij nacht en ontij zich in vreese-lijke branding waagden, opofferend hun. leven voor dat van anderen, vinden jullui niet dat deze heerlijke helden schan-deli* door ons vaderlandslievend yolk vergeten worden. Zij, die mannen hebben gearbeid hard en veel. Zij waagden hun leven. Velen van hen vielen zelf ten prooi aan de woeste golven. Zij &den heldendaden en bleved arm ellendig in krotwoningen :" 0, als ik de overdaad, waarin sotnmigen voortzweigen ver-gelijk met de zwarte armoede der helden-visschers, dan komt mijn heele gemoed in opstand, dan gilt in mijn ziel de wan-hoop over deze zotte, onrechtvaardige wereld, want . . 36 jaar geleden had tnijn kaasbol menschen met levensgevaar

Scheepsterm voor het platform rond den ondermast, welke stem'. geeft aan den steng, die den ondermast naar boven verlengt.

Page 27: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

... Z

ij v

erge

ten,

dat

er

een

wre

ede

plat

er, e

en r

oofd

ier

ligt,

met

geo

penc

le k

aken

, bel

ust

op h

unne

leve

ns

doc

h bo

ven

het

gebr

ul d

er z

ee, d

aver

t m

acht

iti h

un s

triid

kree

t.

Page 28: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden
Page 29: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

27

gered... toen was hij arm... en nu 36 jaar later is hij nog berooid en beroofd van alles wat een menschenleven gelukkig kan maken, ik vraag u, is dit recht, o yolk van Nederland . . . Zult gij dit gedoogen ?

p.•■■• o■••,, p••••■I •■■0 J.... p...0

Ik heb d'r noggeres een heel soepie gered, vervolgt het stoffige kaasbolletje . . . scharrelend in een oude beduimelde corsetdoos... kijk, laat es kijke... hier, dat was van een wrak, dat an kwam drijve, de golve hadde zoo huisgehouwe, dat de heele verschansing tegen elkaar geknepe lag, de mensche konden niet gewoon staan, maar hadde touwe om d'r lui lijf gebonde ; 't is, of ik 't nog zie, d'r was een zwarte lange donkere man bij en naast 'm stond zijn vrouw, die was stoerd (steward). Of ze in de knijp zatte !

We waren d'r 's nachts op uitg`etrokke, maar teuge dat 't begon te dage hadde we ze te pakke . . . een weertje was 't geweest, schrikkelijk wat een weer, herhaalde de oude, de zee was door de noordwester compleet helsch. Op de st eene van de dijk lage de balke, zoo was 't schip uit elkaar gerukt . . .

Ze kwamme me ok eres roepe voor een Grieksche bark, daar ware een paar runders an boord.

- Runders ? vraag ik verwonderd, hebbe jullui dan nog tijd om koeien (runderen) van boord te halen ?

— En dat vraagt nou een jutter an mijn ? zegt ridder Tabbie geringschattend, uwe, uwe die altijd in de • Helder gewoond heb, weet niet wat runders binne ?

Ik moet beschaamd mijn onwetendheid bekennen. - Welnou, vervolgt de verteller, runders ziet u, dat wasse

mensche, die monsterde voor een pond of twee drie, en die dan zoo'n boot naar Engeland brachte, dat zijne nou runders. ja, die hebbe we er ok nog afgekrege. Soms ging ik met Dorus in de boot op zee en een volgende keer zat ouwe jaap Been an 't per. Allemaal reuzekerels, allemaal manne, die durfde. Maar nou mot je niet denke, dat ik alleen zoo'n redding klaarspeelde, om de drommel niet ; we zatte met zijn tiene en de stuurman. Teugewoordig zijn .Bontes en Bot an 't roer.

- Daar hei je. nou bevoorbeeld, vervolgde hij, een zwar-tig doosje openmakend een paar medaljes, die binne van een stiefzoon van me : Willem Mulder hiet ie, die was ok bij een boot, die naar de haaie is gegaan.

Page 30: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

28

Daar hebbe ze een reuzewerk an gehad, nou, of ze gesjouwd hebbe en wat mooiste is, die snuiter van een stiefzo. on van me, heit er nog lang pleizier van gehad... hij heit wel gewete, dat ie in stormweer op zee is geweest

Kreeg ie dan zoo'n groote hulde en belooning voor die redding, vraag ik snel, geinteresseerd.

Ke je net denke meneer, ke je net denke ! Ja, ze hebbe hem zoo wat gegeve. Nee, hij heit een heel ander kedo gekrege !

8 maande heit ie stijf van de rimmetiek gelege, die snuiter heit van dat grappie nou nog weet. Zal ik uwes ver-telle, mot u luistere — 8 maande heit ie van die tocht op 't water met de rimmetiek gelege . . . deurnat was ie thuis gekomme, armoe troef natuurlijk, geen eens een bakkie warme koffie, geen cerit in huis voor een hartversterkinkje en daar lag ie . . . stijf as een plank . . .

Komt de looskommissares binne bij 'm en zeit die teuge 'm : „clat kan zoo niet met die rimmetiek Willem, das veuls te erg, daar mot je een pilledraaier bij hale en medicijne van de' drogist-, en _door die looskommissares kreeg die nou alles vrij en nog een daalder kreeg ie toe.

Ja, hij had een reuze rimmetiek d'r van gekrege, dat was een tocht, zoo koud as 't toen was ! Twee keer met de reddingboot . en klesnat, daarvan heit ie 't netuurlijk ge-krege ; drommels hoe hiette dat scheepie ok weer . . . 't was

't was . . . 't Was de Turbo, zegt plots een vreemde stem, Tabbie

heel onbeleefd interrumpeerend. Verrast kijk ik op naar den bezitter van die stem, die zoo

onverwacht mijn tete a tete met den oude komt verstoren. Het is een lange forsche man . . . een ridder, dat zie ik direct, want hij heeft zijn uniform, de blauwe trui aan, op zijn hoofd ook een kaasbolletje . en daaronder ook 2 hel-dere, blauwe, eerlijke zee-oogen.

— Het was de „Turbo- in Januari 1908, daar heb ik die rimmetiek bij te pakke gekrege . . . en 8 maande geen cent, geen spie verdiend.

Nou, nou, geen cent . . . geen spie, zegt vergoelijkend de oude. Je heit toch nog twee-en-veertig en een halve gulden medicijnen gebruikt, die hei je toch voor niks van de drogist gekrege ! . . .

Page 31: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

29

Twee..en-veertig en een halve gulden, lezer, heeft deze held aan medicijnen geslikt. Het Nederlandsche yolk heeft dezen man aldus geholpen.

Als een minister 8 maanden ziek komt te liggen, als die rimmetiek krijgt in zijn handen vanwege 't vele schrijven, worden er bulletins uitgegeven en dan komt er deftig in de krant te staan, dat de Minister van Volkswelvaart door het harde werken schrijfkramp gekregen heeft en dat zijn collega, de Minister van Financien ad interim zijn baantje zal waar-nemen. Maar dan eet die rheumatische minister er geen boterham minder om. De staat betaalt hem even goed.

Maar m ij n held, m ij n edelman liet de regeering netjes liggen met zijn verstijfde spieren, hoewel deze in dienst der menschheid zijn 'gezondheid en leven in 'zit: waagschaal haa gesteld. Hij kreeg... 421/2 gulden medicijnen van den drogist te slikken.

p•■■•0

Nou, wat zeg jij Willem, aldus Wendt de oude zich moeizaam over de tafel buigend naar zijn stiefzoon. We hebben heel wat harde uren rondgezwalkt op zee !

Vraag maar dereis an Dorus Rijkers meneer, dat was me schipper. Hij was een beste hoor, dat was-ie, een reuzekerel in de reddingboot ; al was 't in 't holletje van de nacht, al vrore je hande stuk, dan zee ie : manne gooi maar los, daar zijne mense, die in nood zitte, en dan ginge we hene. Een-maal zijne we deris voor niks door vliegend stormweer ge-gaan . . . hu ! as ik d'r nog an denk . . . toen zijne we dwars over de Razende Bol (zand-plaat) gezele . . . op een stoom-boot af, die daar lag kapot slaan . . . maar wen we d'r bij kwamme, was an boord geen kop meer te zien, niks, niemendal, geen asempie leven . . . het leek wei of 't de Vliegencle Hollander was . . . zoo doodsch en verlaten was 't er an boord . . . toen zijne we op Tessel angedreve en daar zagge we wat er gebeurd was . . . harstikke dood lage ze 's morgens tegen de Tesselsche kust ze hadden in der benauwdheid geprobeerd om raet d'r eige vlet d'r af te komme, maar da's niks gedaan, want as je met het veraaierige water bij Nieuwediep niet bekend ben . . . ga je sebiet naar de vissche . . .

— He, daar .hei je mijn broer, die weet ook van storm te` prate, zegt Tabbie plotseling, als een nieuwe menschen-

Page 32: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

30

redder zijn kasteel binnentreedt. bie hiet ok Willem, zegt mijn gastheer, plechtig de nieuw aangekomene voorstellend.

Willem zal ook een kleine zeventiger zijn. Op zijn ver-weerd gezicht ontwaar ik trekken die verraden, dat ook deze man veel ellende en ontbering heeft gekend.

— Zoo, komt u bij uw broer een visite brengen, zeg ik, om toch maar iets te zeggen.

— Wel ninnik, zegt ie. Ik woon bij Jaap (dit is mijn gastheer) en dan vervolgt ie, nedrig dankbraar : Warachtig meneer, as ik Jaap niet had dan stierf ik subiet, ik mot leve van vier heele gulden en daar mot iedere week 24 stuiver huur van af en dan nog 3 stuiver ok, voor 't dooie fonds, datte ze me lijk, as ik gestorreve bin naar Huisduine, naar

kerkhof kenne rije. As ik Jaap niet had kon ik krepeere, soms het Jaap nog wel deres een kooksel aarpele. Ja meneer, ons bestaan is treutig. Vroeger toen ik nog een jonge kerel was, dacht ik 't zal wel rolle, maar later vraag je, waarvoor leef je eigenlijk, niks en niks as beroerderigheid. Niks as miser heb ik gehad. Twee kindere had ik een is er levend verbrand, de andere is gelijk met d'r tnoeder gestorreve . . . zwakte . . . een oogenblik zwijgt Willem hij staart droef en zwijgend voor zich stil en huiverend zit ik in het kamertje bij de eenvoudige, groote helden, die dag in, dag uit een troosteloos bestaan leven, die van hun jeugd af tot op hun ouden dag gegeeseld werden door het hongerspook

En als in een visioen zag ik de jeugd dier mannen Vader op zee . . . moeder gebrek . . . en als dan andere kinderen speelden en uitgelaten hun jeugd doordartelden, dan liepen de kinderen der menschenredders verkleumd, haveloos en zielig langs de huizen met een mand met sinaas-appelen, of hoorde men ze luidkeels door de straten galmen : Sardien, sar sar—dien . . . dit was hun jeugd.

Afgesnauwd aan de deuren werden zij : ik koop niet van kinderen... en dan klapte de deur weer nijdig dicht en een enkele elegante mevrouw mopperde wei eens : voor dat schorum moet ik nou nog open doen, en soms voegde zij er ook welderes bij : wat een stel ouders, die hun kinderen zoo exploiteeren ! en dan vond zij zich. een ideaal moeder, omdat zij hare kinderen een andere opvoeding gaf, en dan keek zij zelf-voldaan naar haar welgekleede jongens, die

Page 33: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

31

schaterden bij een heerlijk brandenden haard, die speelden met overdreven kostbaar speelgoed, die er o zoo doorvoed uitzagen, en clan vergat die mevrouw dat daar, in een bouwvallig huisje bij een walmend lampje, de moeder zat de kleine sinaasappelenventer, of sar sardien schreeuwster en dat die moeder haar vingers zwart pikte aan venijnige prikken van de naald, waarmede zij de kleertjes van haar kleinen verstelde. Dan vergat zij, dat de moeder van dat, sardien-schreeuwende kind een moeder was gelijk zij, dat wanneer de regen tegen de ramen striemde, of de hagel op het pannedak neerkletterde, het hart van die moeder ineen-kromp uit angst over haar 7-jarig kind, dat daar moest gaan -door een weer, om er geen hond uit te jagen, dat huiverend over glimnat beregende straten liep, als hare kinderen reeds lang rustig in hun ledikantjes sliepen.

Maar dat kind moest gaan, moest, door nood gedreven, want claar; in dat huis, was geen eten om de kinderen te voeden, geen vuur om ze te verwarmen en de vader had de brutaliteit gehad, bij het redden van medemenschen te verongelukken, die lei stijf en dood in zijn kist onder den grond op het jutterkerkhof . . . en nu moest haar kind er uit, moest schreeuwen sar sardien . . . .want die door-dringende, schrille kinderkreet beteekende een hulp voor het gezin ; die kreet leverde meestal nog 60 of 70 cent op, centen, die moeder moest gebruiken. De kleine sar sardien-schreeuwsters filmden in 't openbaar de ellende bij moeder thuis . . . Een film vol ernst . ; . in alle kustplaatsen gratis entree . . . Tweede Kamerleden hebben gereserveerde plaatsen.

0, gij moeders van blijde kinderen, neen, gij zijt niet wreed, doch gij denkt alleen niet diep door ; ik zeg u echter : mijn sar—sardienkind is geen kind van schormn, gij vergist u, dat kind heeft koninklijk bloed in cle aderen, het is een afstammeling van mijn edelman-menschenredder dat kind heeft recht op een opvoeding haar hooge afkomst waardig, maar . . . dat kind wordt een verschoppeling der maatschappij

Wanneer het ouder wordt, moet het onder uw stand dienen, dan wordt mijn sardien freule in den fel-kouden, grauwen wintermorgen uit haar schamel bed wakker ge-schreeuwd huiverend kleedt -zij zich aan, in haar sierloos

Page 34: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

32

dakkam6rtie J.. afmaken . . . anders komt ze te laat in haar dienst . even later staat ze te rammelen . . . met ijskoude stramme vingers, aan de deur van haar dienst Geeuwend,

oogen nog dik van slaap, maakt mijnheer de huisdeur open . . . gauw de kachel aan Aaltje, als mevrouw beneden komt moet 't lekker warm zijn . . , want gisteravond heeft ze op 't bal van den gezant van Peru, kou gevat . .

En dan moet mijn ridderkind ploeteren en sjouwen soms wordt ze gejaagd en afgesnauwd, alle nukkeu van mevrouw moet ze verdragen . en als dan eindelijk de cipier komt, die haar gevangenis ontsluit, als twee lieve, trouwe, zeemansoogen diep staren in de oogen van mijn freule, als een jeugdig, overmoedig, dapper, ridderredder met haar het onaanzienlijk Heldersche Raadhuis binnentreedt en door den Jutter-Kolonel-Burgemeester of Jutter-matroos-Wethouder in den echt worden verbonden, dan goudt over hun volgend 'even wel liefde . . . . en trouw . . . . maar ook niets, niets meer . . . .

Wel donkert en grijnst armoede en wreede dood hun tegen . . . onbezorgde toekomst is voor hen niet weg-gelegd . en toch . . . wanneer daar, vanuit de hooge wilde zee een vuurpijl door den donkeren hemelkoepel flitst, dan staat daar, op den dijk, een jonge-pracht-kracht-kerel, voor-naam en trotsch als edelman in zijn hooge ridderlaarzen . . . dan roept Dorus of Bontes, Bij1 of Bot, dan roept de koning der zee : Mannen het is tijd . . . gooi los . . en dan gaat hij heen, de jonge ridder, hij doet wat zijn adelijke ouders van geslacht op geslacht gedaan hebben, hij gaat heen, ridderlijk-onverschrokken menschen redden . . .

En daar vlak bij hem staat Aaltje, mijn sardienkind Aaltje, de dienstbode . . . die nu zijn vrouwtie is, die zijn kind zal baren . . . schoon en edel zijn haar trekken, heeilijk en edel, als ware zij koningin, verheft zij zich . . .

Vol trots en vreugde kijkt zij haar held na haar held. die gaat bekampen de machtige wateren . Wie onder de edelen, wie onder de voornamen is haar held gelijk . . . wie evenaart hem, dien zij verheerlijkt en aanbidt, in kracht, in moed ? Ja, haar man is een man des strijds, geweldig is zijn arm, als een moedig krijgsheer verslaat hij de zee, ontrukt haar heur prooi . . . . Ter-dood-veroordeelden schenkt hij genade.

Page 35: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

33

Ontembaar, woest, in vreugdezang trekken de ridders heen, machtig strengen hunne spieren, hunne riemen houWeri als zwaarden de wateren Aaltje staat cip den dijk met de andere edelvrouwen.

Heure blonde haren fladderen wijd om het hoofd . . . flauw verlicht .de gaspit uit het kasteel der ridders hare aangezichten . . . Zwart van ellende zijt gij en toch schoon, ik zweer _het u, dochters van den Helder, uwe oogen, zij zijn mij lief . . . zij zijn schoon als die eener gazelle . uwe blonde haar vlechten, zijn als zachte, teere zijde . . . en ik ging door de poorten en soaten der steden en dorpen van Holland en ik zocht hen, die mijn ziel beminde, maar ik vond ze niet en ik vroeg den wachters aan de Oostgrens : kent gij hen, hebt gij hen gezien, die miin ziel bemint . . . kent gij hen, die zwart zijn, maar toch schoon en lieffijk ik bezweer u, o wachters van de grenzen van Nederland, zegt de verblijf-plaats mijner geliefden.

Maar de oudsten van Groningen, Assen en Maastricht, de wachters van de steden aan de oostgrens kenden mijne geliefden niet. Neen, hier zijn geen vrouwen met blonde, gouden haren, die in stormwind wappercn, hier zijn geen menschen, die zwart zijn en toch schoon, o dwaas.

En moedeloos toog ik voort over de velden van het lage land, ik volgde de kronkelingen der rivieren en eindelijk kwam ik bij een oneindig groote waterplas en daar langs de kusten... en aan de stranden der eilaaden zag ik ze staan, de mannen en vrouwen, die door de overige .bewoners soms verachtelijk werden aangezien, op wie sommigen neerkeken, die- men weleens zwart maakte, door ze baliekluivers te noemen ik zag ze aan . . . en het • jubelde in mijn hart hoog en luide, want ik zag niets zwarts, niets verkeerds aan ze, ik zag, dat hunne zielen mooi en groot en verheven waren, ik zag reine en teere zonnige zielen, die in een breed, ruw lichaam leefden, ik zag ook moeders in stralenglans . . . Ik aanschouwde helden . . .

0, lach niet lezer, zeg niet : fantasie ! zeg niet : die drie mannen met stoffige kaasbolletjes in dat kleine huisje bij het uitgedoofde; koude kacheltje zijn doodgewone, kringetjes-spugende baliekluivers, zooals je in ieder dorp, in iedere

Page 36: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

34

stad hoopjes vindt. Ik zeg u, gij alleen in de kust- plaatsen zult gij deze menschen vinden .*)

Ik heb ok ereis een vrouw van zoo'n wrak afgehaald, meneer, nou, dat was me een karweitje. Ik ben toen van de kust weggezelen met de vlet van Jan Runnenberg, nou is t ie dood... hij is getroffe door een granaat, die op' de dijk lag en die gesprongen is, in stukke is-tie geslage, arme kerel ! Afijn, hij is nou gestorreve, zoo as ik u zei, maar toen zijne we d'r op uit geweest Dat schip hiette, geloof ik, de „Stally".

De reddingboot van Tessel was al een paar maal d'r op af geweest, maar niks hoor, niks gedaan, de lui konden d'r niet bij . Of ze daar op de „Stay" in den piepzak zaten. Ja meneer, 't is geen lolletje, as je daar eenzaam en verlaten in- de kokende zee zit . . . Golleve as huize en daar zatte ze... 't heele schip zat al onder water, ze waren in de mast geklomme en streje voor d'r hachie-.

Wij d'r na toe, nou, dat was duvelskaters lastig, want 't was hardstikke donker, je kon haast je kammerade niet zien, eindelijk hoor zagge we 'm, krege we 'm in de gate, maar toen hadde ze al een half etmaal zoo in de mast gezete . . .

Veul langer kerel, veul langer, viel Muller Tabbie in de rede, veul langer hadde ze daar al gezete 's morgens ging ie al an de grond, toen de wind uitschoot naar 't noorde, s nachts om 2 uur was ie uit de kust megaan, hij heit veul langer gezete . . . Veul langer !

Nou afijn, je kent gelijk hebben, viel Tabbie zijn stief-zoon in de rede, of ze nou 12 of 13 uur gezete hebbe dat doet er niet toe. Wel weet ik, datte we heel wat rondge-zwalkt hebbe, eer we d'r bij ware, en verbeelje noch toe, daar was ok een vrouwspersoon an boord, die hadde ze an de mast gebonde, dat ze niet over boord zou slaan en de matroze liete d'r 't eerst zakke in onze vlet. En wat denk je,, dat ze ,stijf in d'r arreme hield ? . . dat raai je nooit : een klein wurm van een kind . . . of ik 't nog zoo voor me zie. 't Was een wurm van nege maande en de matroze namme allemaal d'r

*) Men gelieve deze ontboezeming lyrisch op te vatten._ lk wil hierraede volstrekt Diet zeggen dat in de oostelijke provincin geen groote naann.en, Oen helden zijn,... doordien ze aan Zee grenzen vindt men bier echter geen zeehelden. (L. G.)

Page 37: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

35

pet voor d'r af, niet voor dat wurm, mar voor die laady netuurlijk, voegde Tabbie er veicluidelijkend bij.

0, o, dat was een benauwd oogenblikkie zoo as dat vrouwmensch toen te keer ging, ze zoende als maar dat, schreeuwende worm, je werd d'r compleet benauwd van,' en ze zat maar te snottere van blijigheid en toen zei ze wat teugen ons en blijd, dat ze was, nou we konden niks uit d'r woorden wijs worden, 't leek net potjeslatijn, maar ze was blij as kip Ze zeee later 't was Engelsch dat ze sprak ; afijn, we hebbe d'r netjes op de Hercules geloosd en toen we wegginge krege we allemaal een poot van er ... en teen huilde ze weer, dat wijf dee niks as grienen, dat dee ze, net of in zee al niet water genoeg is.

Maar de mooiste mop kompt nog. Mot je verbeelde, een week later zit ik met moeder de viouw an tafel (we konde het best same hebbe) en ok de jonges zitte te schranse an de leste aarpele met lawaaisaus en ik krab me deris achter me oore . . . jonge, jonge denk ik, al die vreters ankijkend, alles gaat sebiet in d'r maag, we houwe niks voor morrege over .. . dan kenne we lucht happe ; om zoo te zegge meneer, we zate dr brakkig voor, wat je noemt kouwe beene.

Daar komt me werachtig een haringtrekker binne en die zeit teuge me . . . zeg, weet je nog wel van die vrouw ?

Van die vrouw, van die vrouw zeg ik prakkezeerend, welke vrouw ?

- Ja, welke vrouw, zegt mijn oudje zoo jaloersch als een nuf. Wat het ie nou weer uitgehaald buurman ?

- Nou buvrouw, zeit die maat van me, hou je koest Tabbie is een nette kerel... Ik bedoel die Engelsche vrouw met d'r kind.

Nou nog mooier, valt nijdig mijn vroui'm uit, hou jij conversatie met Engelsche missen met een kind, zoo, geef jij je cente uit an Engelsche gouvernantes ? hei jij spiee te veul ? . .

- 't Is nog veul, veul erger buvrouw, spot mijn maat 't is nog veul erger an, die Engelsche mis is zoo verkikkert

Tabbie, dat ze 'm compleet onderhoudt en mijn van de weromstuit ok.

Zij stuurt mijn een pond en je n;$3, n en an al de mannen, die d'r gered hebbe ... zoo blijd is ze, dat ze met dat wurm van dat kind door ons van die mast is gehaald.

Page 38: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

36

— 0, waait de wind uit die hoek, zeit mijn vrouw, nou dan is 't goje, dat pondje ken ik gebruike, 't komt net op tijd, want 't is hier kouwe beene en de muize valle dood voor de kast, die twaalf gulde valle op een gloeiende plaat.

— Later heb ik nog deres een vrouw met een kind van een lekke schuit gehaald dat was ok een Engelsche miss, toen we bij 't hoofiel lande, heeft Toon Zwaan ze in een visjelante weggereee... maar daar hebbe me niks van gehad, afijn daar rekene me niet op meneer, we doene 't om de mensche te redde, niet voor de cente

jonge, dat was toen ok eris een storm, we hadde toen nog de ouwe pelisie-commesarus Swaying . beste comme-sarusse wasse 't altijd voor ons de nuwe teugeswoordig mag d'r ok weze, das ok een reuze beste kerel, maar afijn, die ouwe Swaying dan, die sting toen met die storm op de dijk en die joeg de moed er in. Toe jonges, toe, doe je best, haal ze d'r af allemaal, ik zal jullie tracteere, dat 't een lust is schreeuwde ie. Nou en we hebbe ze van het wrak gehaald allemaal !

Een kerel was zoo blij, dat ie de vletterlui om d'r hals viel. Nou ja, daar mot je nou niet om lache, want as je daar midde in de golve je leste endje denkt te vinde en je wotdt er afgehaald, dan ben je blij stel je je eige deres voor in die nood, midde in de zee !

En in een visioen zie ik mij zelf aan boord van een groot schip . . . Het is voorjaar. Blij blauw koepelt zich de hemei over het spiegelgladde water . . . Vele, vele dagen zijn wij reeds onderweg . . . alles is voorspoedig gegaan . . . Nog een half etmaal . . . dan zal onze voet weer den geboortegrond drukken dan zullen wij weer zijn in den kring van hen, die reikhalzend onze komst verbeiden.

Een vroolijke stemming is onder de opvarenden gekomen. Straks zijn zij weer met een bom duite bij moeder de vrouw, dan kunnen zij weer lachen en lol maken met de kinderen... Voor den 2e stuurman is 't al een heel feest, die gaat direct trouwen, alles is klaar . . . het huis gemeubeld ... van zuinig opgespaarde centjes, ondertrouwd is ie al vast... dan hoeven ze niet onder de geboden te staan as ie thuis komt . . . een

*) Hoofie is verkleinwoord van hoofd in de be-teekenis van landings-hoofd.

Page 39: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

37

reuze lief meisje heeft ie, keurig en netjes, watte d'r oogen zien, keimen d'r handen. Al tien jaar loopt ie met tr, - 't is angekomme bij O. K. K.*) . . . een bom cente heeft ie over-gespaard . met blijden trek op 't gelaat komt ie naar me toe . . . nog een poosje dan tijn -we weer thuis, alles gaat goje . . .

Neen, alles gaat niet goje !... Blauwe, vredige hemelkoepel is er niet meer, wel een zwart, zwaar, dreigend, donker zwerk, waar wolken als krankzinnig, elkaar najagen.

Huilend giert de wind door het touwwerk bezorgd ziet de kapitein naar den barometer . . . Toch nog op 't laatst een kink in den kabel, mompelt hij . en dat dicht bij de Nieuwedieper gronden ! . . Heviger en heviger loeit de storm, als machtige bergen verheffen zich de wateren, door hun geweldige kracht weipen zij het schip, het trotsche maaksel van rnenschenhanden als een kinderbal voort . . .

Plotseling een hevige rukwind, het schip is stuurloos, een spel der golven geworden ... het gezicht van den kapitein verbleekt . . . angstig staart de 2e stuurman . . . krak krak

krak . . . en met vreeselijk geweld valt het schip neer . . . het zit vast op den Razenden Bol... „We zijne naar de haaie, af is de kous'', zegt koelbloedig de oudste matroos, „we gane om zeep... ik zal mijn ouwe niet eerder zien as daarbove...

Och jonge loop toch niet te janke, zegt ie tegen den lichtmatroos, maar dan zich bezinnend, nou ja . . . je bent ok eigenlijk veuls te jong om nou al door de vissche opge-vrete te worre Ik ben oud en taai mijn luste de schelvissche niet eens, an mijn is 'niet veul verbeurd.

Mijn stuurman staart angstig . . . Hij weet het nog twee, nog drie uur kan 't duren . . . maar dan zal het heele schip tot driivende planken geworden zijn en dan . . . vaarwel, bruidje . . . vaarwel, lief klein huisje met meubeltjes van op-gespaarde centjes gekocht... vaarwel, oude moeder . . . nooit zullen zij elkaar weerzien V.aarwel, de kokende zee zal komen en ze slaan van boord de golven zullen hunne lichamen opwerpen, ze verstikken . . . als de dageraad aan-breekt zal hun lichaam wel op Hollandsch grondgebied komen, doch ze zullen het niet weten, ze zullen daar liggen, stijf, koud, met gesloten oogen, met blauwe, akelige kleur

*) O..K. K. is de Gymnastiekvereeniging „Oefeuing kweekt Kunst''.

Page 40: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

38

Geen gejuich van vroolijke bruiloftsgasten zal mijn stuur-man verwelkomen, geen vroolijke paarden zullen voor een mooi verlakte koets draven en hem naar het ouwe, lieve, onaanzienlijke raadhuis brengen, geen jutter-burgemeester of jutter.wethouder zal zijn huwelijk voltrekken neen, droef, somber en weeklagend zullen zijn verwanten neerzitten, zijn verloofde zal haar leed uitgillen, zwarte, sombere paarden voor een zwarte koets met doodskoppen zullen hem naar zijn laatste woning brengen en de jutter-kolonel-bur-gemeester zal droef en somber door de vensters van zijn kamer de stoet zien voorbij trekken.

En in mijn visioen zie ik die mannen daar op het lang-zaam uit elkaar slaande schip. Er zijn protestanten, katho-lieken en boedhisten aan boord en ziet, hoe wonderlijk, alle godsdienst-dispuut is geeindigd. Aandachtig, innig vroom biddend ligt daar, met het kruis voor zich de roomsche matroos. Moeder Maria, Heilige moeder Gods, sta ons bij! Verderop ligt koud, geheel doorweekt, een volgeling van meester Storm, den straatprediker : o Heere, red ons... laat ons niet omkomen ! Er is ook een jood aan boord : ono hausjingo no ... redt ons, o God... smeekt hij... doch onbarm-hartig blijft de heksenketel rondom de biddenden razen.

0, alleen een wonder kan hen nog redden . . . maar het wonder komt niet . . . stom, verkleumd en somber dringen de ter dood veroordeelden bij elkaar . . . door ellende over-meesterd. Niets kan hen meer aan het wreede, verslindenie, brullende, monsterachtige roofdier „Zee - ontrukken Zij zijn en blijven verlaten, hulpeloos . . .

Langzaam, tergend langzaam kruipen de uren in zwarte duisternis voort . en het wonder komt niet. Niemand kan hun ter hulpe komen . . .

Doch wat is dat ? Plots hooren . . . zien kunnen zij niet — in hun nabijheid een geplas gespannen luisteren zij toe... dan vernemen zij mannenstemmen Een wonder, een groot machtig wonder gaat geschieden! Mijn edellieden, mijn ridders, mijn hoofden met kaasbollen zijn het, doch hun kaasbollen hebben zij thuis gelaten in hunne kasteelen . . . Heerlijk helmen nu de zuidwesters boven hun hoofden

— Hallo, instappen lui, beveelt Dorus Rijkers en machtig klinkt zijn stem over de golven als hij voortgaat :

Wij vertrekken direct van dit station „Sombere Dood-

Page 41: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

39

-naar „Helder Leven" . . . hebbe jullui zin te vare, of wille jullie liever op dit natte perron blijve staan en een bezoek brenge an magere Hein ? en dan pakken mijn reuze dappere ridders de verkleumde kerels in d'r kladden, trekken ze in de boot en varen in triomf as de weerlicht van dat helsche wrak weg.

Hoera, hoera, hoezee ! . . lang zalle ze leve, roepen de menschen, die op den dijk van het perron „Helder Leven" staan en mijn 2e stuurman, ja die heeft erg raar gedaan in die boot, die kerel was zoo in de war, dat ie in de boot mijn ridders heeft gezoend. Zeg, ik ben je meisie niet, ajakkes zei een zuidwester . . . in de Helder zijne meiisies genog, in de Spoorstraat loope d'r heele vrachies. Haal daar je hart op, maar blijf met je kouwe fiselemie van mijn ouwe kop, af Nou, gelijk had ie, want in den Helder heeft mijn stuurman dan ook heel wat af te zoenen gehad. Geen won-der ook, als je zoo maar onverwachts van het eindstation „Dood" naar het beginstation „Trouwen" wordt gebracht—

Mijn kaasbollen hebben menig -huwelijk op d'r geweten, nu ja, maar daarvoor zijn het ook ridders nietwaar, en een ridder zonder jonkvrouw is niks niemendal, zeg ik maar, das net as aardappels zonder zout.

0■■, p.■,/

Nog steeds zit ik bij mijn edelen in 't kasteel. Ik ben d'r vanavond om half negen gekomen en het is nu half elf. maar ik verveel me heelemaal niet. Ridders hebben altijd avonturen, altijd iets te vertellen, zoo ook mijn zeeridders.

/■, p■W

Ik ben nog deres eenmaal in 't ijs geweest, dat was met de Elsenau, het ijs was werachies, zoo waar as dat ik hier zit, 3 voet dik, afijn, we konne niet wachte tot de heele zooi gesmolte was, want in dien tijd zou de heele bemanning naar de haaie 7ijn gegaan.

— Zeit, Koen Bot. was 't, geloof ik, zeit ie, kijk, daar is een gaatje in 't ijs, daar kenne we net door . . . verdraaid 't lukt, daar zitte me in de kou . wij naar het schip ... hale alles wat asempt eraf . . . - -- En toen ginge jullie direct weer naar moeder de vrouw,

Tabbie, vraag ik. Ke je denke, ke je denke, daar was me voor de kust een

berg iisscholle gedreve ! . . 't leek wel Nova Zembla ! . . de

Page 42: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

40

eene was op de andere geklomme . . . 't leek net, of ze bok bok deee, je weet wel, zoo as de kwaje jonges doen, as ze op elkaars rug springe. En daar zatte we in het ijs ! tire en ure, we konden d'r niet door, alles an ons werd dood en stijf van kou. De golleve, ja, daar zijne we an gewend, maar voor het ijs hadde we respect . . .

'Boni daar kwam weer zoo'n ijsbrok uit de holle zee an zette, pal op onze boot an, dat was een verdraaid beroerd ding . . . en asse we naar die klompe, die onze boot konne vermorsele keke, dan zei de schipper . . . Benne jullui nou kerels . as je bang d'r voor bent kijk d'r dan niet naar, kijk voor je . . . We kenne maar eenmaal verzuipe . . . Nou, en toen ginge we zinge . . . en de Heldersche Jutters gaan nooit verlore, valderalderiere, valderalderie . . .

ja, soms houde we de moed er in met een lolletje Mot je Dorus Rijkers hoore vertelle . Was ereis een

schip op de Noorderhaaks geslage . . . Dorus as de duvel-kater 't was altijd een reuze-gehaaide, dat mot ik zegge

door de golleve . . . eindelijk daar kompt-ie bij de lekk e schuit 't was geloof ik de Ninia Paton — zijrie me daar weer twee vrouwspersone an boord . . .

— Eerst de vrouwe, zeit Dorus, teuge de matroze . . . eerst de vrouwe in de reddingboot eer an de dames zeit ie maar jewel, loopt Dorus daar midde in den storm op zijn zestigste jaar nog een reuze blauwtje . Nee, zegge die vrouwe . . . nee schipper, wij gane 't laatst . . . Wij zijne heil-soldate . we zijne in Gods hand, eerst de andere redde en wij eerst in de laatste plaats ! . . Dat was reuze-kerdaat van die heilsoldate ! . . Nou zeit Dorus, in de boot z a 1 jullui . . . we laten zulke vrouwe-menschen niet door de vissche op-vrete . . . afijn, eindelijk krijgen we ze ok in de viet... : Zeit Dorus, meisies, jullie zijn flinke vrouwspersone . . . geef me een zoen alles in 't fatsoendelijke natuurlijk want Dorus was zoowaar op z'n zestigste jaar smoor op die flinke heilsoldate geworre . . . maar toen kreeg-ie nog ereis een blauwtje zoene, nee hoor, dat wilde ze niet, ze gaffe 'm alleen maar een hand . . . Toch reuze-wijve benne jullie, zei Dorus . . . of ie me nou zoent of niet . . . mijn respect !

Soms hebbe we ok wel deres ruzie onder elkaar, ver-volgt Tabbie, plots op een ander onderwerp overstap-pend u moet nou niet denke, dat alles pais en vree is,

Page 43: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

14001, en .sterreve bij de vlette op de di*.

Page 44: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden
Page 45: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

43

om de drommel niet. D'r zat ereis een schuit in Caltants-oog. Nou dan, de Callantsodgers wilde eerst in zee en wij wilde ok 't eerst.

Toen gaat jaap Been, onze schipper, naar de burgemeester van Pette, die hem bij Dieuweitje Mooi in de herberg had late roepen, die zee tegen 'm : eerst wille de Callantsoogers ; die wilde de eer hebbe, maar Jaap Been wilde niet wachten omdat er veertig man in nood ware. Goed, toen zijne me gegaan net zoo goed as zullie en hebbe twee tochten door de Noordzee gemaakt.

it Was vliegend stormweer, compleet een orkaan, we hebbe er met zijn soepie een dikke dertig afgehaald. Toen zeit de kaptein, die tot 't lest an boord 'was gebleve : ik laat me schip niet in de steek, ik ga d'r niet af, ik ben d'r verantwoordelijk voor. Nou zeee we, laat je schip nou maar alleen naar de haaie gaan en ga mee . . .

Toen keek ie ons an en toen zei ie, maar as 't nou weer goed weer wordt en de zee effe, dan kan jan en alleman naar mijn schuit komme vare en alles d'r van meegappe . Wees maar niet bang kaptein, zei Jaap Been . . . ga mee, niemand zal wat van jou schip meenerne wij zijne geen dieve . . .

Och, ik zou wel de lieele avond kenne door vertelle, zegt mijn ridder . . . Van een Engelsche smak, van Zweee, overal hebbe we ze afgehaald

Eenmaal heb ik ok nog ereis een hond gered ; alle lui ware al van boord , gehaald . . . en daar woef, woef, staat me daar een hond te blaffe an boord van die lekke schuit, mot u wete. Het was de scheepshond, Tabbie hiette-die. Ik zeg jongens, late we dat dier niet late verzuipe, want honde benne ok trouw an de mensche, late we Tabbie ok redde . nou wij d'r na toe, in de stormwind op, ik roep : „Tabbie, Tabbie, jij dereis bij de baas'' . . .en zoowaar kompt dat stomme dier naar me toe en ik zet 'm keurig netjes in de vlet, sinds dien tijd hebbe ze mijn ok Tabbie .gedoopt, afijn ik hep er toch geen kwaad mee gedaan wat zeit uwes ?

leder oogenblik was er wat anders . . . nou gane me niet meer, wij zijne te oud . . . nou gane de jongere met als schippers Bot en Bontes. •

Page 46: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

44

— Het is laat geworden mannen, ik moet naar huis, zei ik plotseling.

Ja, we motte allemaal naar de kooi, beaamde Tabbie,het is net zoo je_ zeit, laat. Dralend stond ik op van den wanklen rieten stoel, waar.op ik gezeten had.. en ik keek rond in de armelijke menschen-woning, die verstoken was van alle com-fort . . . een klok hoorde ik niet tikken, een kachel brandde niet, dat kon niet lije, op de tafel stond een oud koffiekannetje met wat bruin pruttig, vocht morgen zou d'r noggeres water op worden gegooid, want 't was brakkig teugenwoordig, had Jacob gezeid . . . 't was kouwe beene.

Stil zaten daar de mannen in hun arme-lijke kleeding . . . de haren grijzend, kau-wend en smakkend aan een steenen pijp, met smeulende, goedkoope tabak. Droe-vig, somber en toch berustend keken de oude haringtrekkers Een heel leven hadden zij gewerkt, geleden . . . hadden zij gestreden voor anderer leven. In alle landen van Europa waren er kinderen,

„SARDIEN ! ?" - NITDIG moeders en mannen, die hun leven aan KLAPT DE DEUR DICHT hen dankten, doch zij werden vergeten,

vergeten zelfs door eigen landgenooten. Genavond meneer, zeiden de mannen . Toen ben ik

heengegaan, gegaan door de verlaten straatjes en steegjes der jutter-achterbuurt. Donker en somber stonden daar de nederige woningen van mijn sar sardienkinderen, die nu lagen te slapen onder hun armelijk dek . . .

Ik zag ook de woning van Dorus, hun koning, van den man, die juist 76 jaar geworden was, en die nu bij een dochter, die haar vader vorstelijk verzorgde, inwoonde, en ik dacht er aan, hoe Dorus, de man die meer dan vijf hon-derd menschen gered had, op vijf-en-zeventig jarigen leeftijd nog om drie uur in den kouden nacht op moest staan om een paar centen te verdienen ,met steenen te bewaken. E Het waren maar jutters . . . mijne kaasbollen en Dorus was slechts jutterkoning . . .

Page 47: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

45

Het was al over elven, toen ik mijn waning

binnenkwam, alles was daar al in diepe rust ... Stil zette ik mij neder . . .

Buiten klaag-de de wind door mijn serin gen-boom en deed het kinder-waschgoed, dat mijn vrouvy aan de lijn gehang-en had, fel uitwap-peren. Boven lagen in vreclig

vriendelijken slaap een drie-jarige jongen en een meisje, mijne

kincleren . . . . plo'ts kwam het als een hevige, felle schok in In vele steden der wereld sliepen nu kleine dreumes- mijn denken . . . sen wier ouders aan de Blauwe Zeeridders het Ik aanschothyde leven dankten. het duidelijk . . . als een visioen . . .

Het was een koude winteravond ./ buiten huilde de Noordwester, het was geen weer om er een hond uit te jagen.

Rustig zelfvoldaan zaten de burger moedertjes in de kamer bij schaterende, levenslustige kinderen heerlijk warm was het daar, overdadig het speelgoed . . .

-De hagel klettert tegen de ramen, doch die kinderen liebben er geen hinder van . . . Een schelle doordringende kreet, lang en aanhouclend weerklinkt plotseling : „sar-- sardien... sa-a-ar sa-r sar-dien!"

In mijn visioen zie ik een kind . . . in haar verkleumde, verstramde vingertjes houdt zij een mandje, waarin gele

Page 48: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

46

kleine gerookte vischjes. Zeven jaar . . . ouder is zij niet. Ze moet die vischjes verkoopen, ze moet, want ze moeten eten, ze moet geld hebben . . . en dit kind moet den harden, ruwen strijd om het bestaan reeds in al zijn voile, felle wreedheid kennen . . .

Een treurig nat gezichtje kijkt droef onder het havenlooze omslagdoekje uit . . . Mijn visioen is duidelijk, ik aanschouw het als werkelijkheid, ik zie het kindje en mijzelf, snel nader ik het meisje . . . De hagel heeft opgehouden, een fijne jachtsneeuw stuift neer, fel blaast de wind, het kind en ik, wij staan tegenover elkaar ! . . . Een wreede, waan-zinnige angst martelt mij, dan zie ik het kind scherp aan... Gelukkig, het is mijn kind niet, het is slechts het kind van een jutter Mijn kinderen slapen rustig, daarboven in hun ledikantje.

Het visioen verdwijnt, maar de gewaarwording blijft En teen zette ik mij neer aan tafel en ik schreef deze

regelen... Vele uren zat ik daar en ik vergat alles om mij, alleen, het treurig kijkende, 7-jarig sardien-kind had ik steeds voor oogen . . .

Ik zeg u, o yolk van Nederland, het is onrecht, duldeloos onrecht, dat de kinderen van deze edellieden in armoede en ontbering opgroeien . . .

Het mag, het kan zoo niet langer ! Ik eisch van de Volks-vertegenwoordiging, dat zij naar de ellende-toestanden onder de bevolking onzer kustplaatsen een onderzoek zal instellen.

Medaljes, lintjes vraag ik niet voor mijne edellieden . . . deze zeggen zoo weinig. Eer hebben zij genoeg, meer dan koningen of keizers, want hun kroon zal nboit over de straat rollen, hun adel kan hun nooit ontnomen worden. Ten eeuwige dage staan in de archieven, op de bureaux van de oude trouwe Heldersche Jutterskrant uitvoerig hun heldendaden vermeld . . .

Neen, eer begeer ik niet voor koning Dorus en zijn mannen, doch dat, waarop zij recht hebben : een salaris en een pensioen . . . een edelman waardig.

■••■••' ••••■0 #■.I

Den geheelen nacht heb ik opgezeien. Vreemd snel heeft mijn pen deze regels neergesmeten. Buiten trillen van een torenklok 5 slagen door de nachtelijke eenzaamheid. 5 uur

Page 49: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

47

in den morgen. Buiten giert eeuwige noordwesterstorm en is het nog. stikdonker.

NASCHRIFT. • Ik ben vannacht niet naar bed geweest . • Vijf uur ! . . . over twee uren zou de morgen dagen

behoedzaarn ben ik naar boven gegaan en heb mij gebogen over de twee rustig slapende figburtjes, hun knuisjes voor den mond . lagen zij daar, mijn jongen, met blozenden, ondeugenden, kaalgeknipten jongenskop, het meisje met ver-warde, blonde krullen over haar gezichtje. En toen bad ik : „O, Schepper der Oneindigheid, mogen mijne kinderen op- groeien tot harde, stoere, produceerende werkers doch laat hun een onbezorgde jeugd... laten zij het nimmer noodig hebben in dagen hunner kindsheid te vechten voor het bestaan

Zachtkens ben ik de trap afgegaan . . . naar buiten, door de Breewaterstraat geen ster flonkerde aan den maan-loozen, donkeren hemel... Toen heb ik dien nacht geloopen door de eenzame verlaten straten van de jutterstad... doch niemand ontmoette ik. De storm werd heviger en heviger... en steeds • meer moest ik kampen om mijn weg te vervolgen...

Eindelijk bereikte ik den dijk en daarachter lag de zee in ha're wilde woestheid. In de duisternis hoorde ik haar wreed, ontetnbaar als een lichtende phosphor-streep tegen

kust zag ik haar wit schuim . . . en ik ging voorwaarts, steeds voorwaarts doch menschen ontmoette ik niet.

Het was noodweer geworden . . . Plots hoor ik luide stemmen van mannen, die komen uit

een houten gebouwtje : het „Paleis- der ridders ! . . Ernstig, vreemd, plechtig-aandoend staan daar de edelen . . . alien turen recht voor zich . . . naar de plek waar de verraderlifke zandplaat ligt . Hun harnas hebben ze aangegord . . . met hunne hooge, zware, leeren zeelaarzen bestappen zij veer-kra' chtig den grond, zij zijn gekleed in de helden-uniform ,der Jutters, de blauwe zeemanstrui doch deze is nu ver-borgen onder reddingsgordel en oliejas — en daar staan zij, fier en trotsch . . . slagvaardig, gereed ten strijde . Wie onder` de menschen is hun gelijk . . . wie evenaart hen in ridderlijkheid ?

Gespannen turen zij Een felle schittering ! . Een vuur-

Page 50: NNN DR N ZN N Z R DDF,R - dbnl · digitale bibliotheek voor de ... · hun lot over, doch de middelen dier Maatschappij zijn zeer beperkt en. moeten in de eerste plaats aangewend worden

48

pijl schiet door het zwarte zwerk . . . Een schip in flood . . Menschenlevens dreigen verloren te gaan ! . . Een heilige geestdrift maakt zich van de strijders meester geweldig schalt de krijgskreet der jutters zij weten, dat tusschen hen, en den Razenden Bol, het kerkhof der schepen . . . een wreede panter, een roofdier ligt, met geopende kaken, belust op hunne levens . . . •

Doch vrees kennen zij niet . Ten strijde ! Ten strijde ! Boven het gebrul der zee davert machtig hun kreet!

En edel gaa.n zij daarheen, mijne mannen, mijne strijders . de kampvechters over machtige wateren. Ziet zij dralen niet! De wild kokende heksenketel boezemt hun geen angst in ... zij doen wat hun adelijke voorvaders deden, zij volgen de stem van den jutter-koning die over hen heerscht

".■e

Mijne ridders zijn heengegaan . . . Verlaten ligt de loods . . . Huilend buldert de wind tegen de spinten. Met geopende kaken ligt dreigend het wreede roofdier, de zee, ontembaar ! Eenige vrouwen en meisjes met blonde haren, fladderend in fellen stormwind, staan daar fier te wachten op de terugkomst hunner helden, die nu worstelen en strijden, die zegevierend slaan de machtige wateren . die overwinnend voorwaarts gaan als machtige krijgslieden De afgronden der diepste wateren verschrikken hen niet. Machtig slaan hun zwaarden den verslindenden draak . . .

juich, yolk van Nederland, juich, over deze, uwe grootste helden . . . die het roofdier bekampen, en die vele menschen van het perron „Dood" naar dat van machtig, rijk „Leven" terugvoeren !