Mag omdat het moet
description
Transcript of Mag omdat het moet
omdat het moet
als je hem of haar raakt, dan gaat er iets gebeuren, hoe dan ook
als je hem of haar raakt, dan gaat er iets gebeuren, hoe dan ook
Voorin de mond
Raak me en ik voel. Tussen de ogen, in het hart. Raak me en ik lach of huil, grijns of wend
mijn hoofd af, word woedend of zacht, heb slapeloze nachten of geniet extra van een koud
witbier. Maar raak me, want anders wordt het allemaal van hetzelfde en val ik in slaap, word
ik gevoelloos, prikkelloos, ontzield. Een automatische piloot voelt niets maar doet omdat het
krijgt opgedragen. Maar word je geraakt, dan kan het alle kanten op gaan. Het hart is geen
wetmatigheid, gevoel geen rechte lijn, een impuls nooit voorspelbaar. Laten we onszelf meer raken, openstellen
voor de extremen in het leven en ons minder badderen in het warme, behaaglijke water waarin wij ons
bevinden. Van waaruit we vaak zeggen dat alles om ons heen beter moet en dat we wat moeten gaan doen om
vervolgens weer het hoofd in het lauwe water te laten zinken. Nee, laat het water pijnlijk heet worden door het
leed dat mensen om ons heen treft, of verfrissend koel door de pracht en praal van een wereld met betrokken
mensen.
Raak me. Dat deed een oude vrouw in Ugunda in oktober vorig jaar, vlakbij het stadje Masaka. In de maand
dat ik daar vrijwilligerswerk deed, kwam ik haar tegen bij haar huis. Haar huid vertelde het leven dat ze tot dan
toe had geleid. Taai. Gerimpeld. Geschilferd. Geleefd. Ze was ouder dan negentig en woonde alleen. Haar
man en kinderen waren allang gestorven. Aids. Als je geen kinderen hebt die voor je zorgen als je oud bent,
heb je het moeilijk in Uganda. Geen aanleunwoningen, geen tafeltje-dek-je, geen rustige oude dag. Soms kreeg
ze eten van buren, soms ook niet. Ze was mager, keek hol uit haar ogen, keek naar iets wat achter haar ogen
leefde. Toen ik wegging had ze met mij gesproken zonder letterlijk iets te zeggen. Het was een gesprek over de
onmogelijkheid om iedereen te helpen en tegelijkertijd de mogelijkheid om haar te helpen.
Geraakt worden in de mogelijkheden van alle
onmogelijkheden. Het is mogelijk dat mensen in de goot
liggen terwijl anderen erover heen stappen met onmogelijke
passen. Dat er een genocide plaatsvindt in Birma en het
Westen zichzelf vervloekt door er veel te weinig aan te doen.
Het is mogelijk dat we ons materieel vermaak boven een
kind in Darfur stellen. En ja, het is verdoemend mogelijk
om te leven in een cocon van vrienden, gezin, werk en
vakantie en het daarbij te houden. Geraakt worden is niet zo
gemakkelijk als het klinkt. Ook organisaties die goede doelen
en prachtige projecten hebben, zullen
dit moeten beamen. Fondsenwerving en
communicatieplannen worden bedacht,
uitgevoerd, gemeten en geëvalueerd.
Aantallen, nummers, getallen, statistieken:
dat zijn de woorden die het raken
van mensen moeten aantonen. Meer
vrijwilligers? Dan zal de visie en missie
wel aanslaan! Meer fondsen gekregen?
Dan hebben we de juiste toon gevoerd!
En meer actieve ambassadeurs? Dan
moet de boodschap wel overgekomen
zijn! De goochelhoed van marketing,
communicatie, fondsenwerving,
draagvlakversterking en open sources
tovert veel successen tevoorschijn. Maar
hoe meten we de hartslag die langzamer
of sneller slaat bij een doel van het goede
doel, bij de vraag van de duurzame
op zo’n manier dat jouw missie, jouw visie, jouw bewogenheid met je doel de
ander raakt. Want als je hem of haar raakt, dan gaat er iets gebeuren, hoe dan
ook. Dat is 1:1.
Johnny Cash zingt met een van zijn laatste zuchten in het nummer Hurt “I
hurt myself today, to see if I still feel”. Dat is pas waarheid, als je het mij vraagt:
raak maar eens opzettelijk de scherpe randen van het leven aan met je vingers,
snijd jezelf aan de haken en ogen die anderen weerhouden te leven, pijnig
je hersenen aan het onrecht dat bestaat, stoot je hoofd tegen de muur van de
onmogelijkheden om te helpen. Je zult zien dat je dan weer gaat voelen waar
het om gaat. Boos wordt, heilig verontwaardigd, huilt, ontploft.
Weet waarom je doet wat je doet. Waar het om moet gaan. Dat is
in eerste instantie niet om de cijfers, targets, hoeveelheid, bekende
namen, in the picture, keurmerken of prijzen. Er is wel eens gezegd
dat het goed is dat de non-profitorganisaties verzakelijken. Zeker,
op het gebied van organisatie en management is dit absoluut
een pluspunt. Maar laten we niet de aanbidding van de cijfers in
deze verzakelijking meenemen. Anders wordt duurzaamheid een
marketingtool, ontwikkelingshulp een industrie en de donateur een
pinautomaat.
Is dit een preek, moralistisch hiërarchisch gedonder? Ach, het
is geen preek en de donder zal persoonlijk geëvalueerd moeten
worden. Laten we zeggen dat het meer een oproep is aan mezelf
en aan ons eigen bureau. We leven in een tijdperk waarin we alles
kunnen delen: Facebook, Twitter, Hyves, Linkedin, blogs, mails,
smsjes, telefoontjes en het ouderwetse gesprek. Ik wil dit graag delen
met jou. De slotzin laat ik over aan Leonard Cohen, iemand die
mij altijd raakt en verwoordt dat de actie van een boodschap bij de
ontvanger ligt:
“If it be your will, That I speak no more, And my voice be still,
As it was before, I will speak no more, I shall abide until,
I am spoken for, If it be your will.”
Folkert Rinkema,
oprichter en mede-eigenaar van Frivista,
bureau voor communicatie en fondsenwerving.
oplossing of bij de oproep om
echt om te kijken naar de man die
eenzaam zijn laatste dagen slijt op
vierhoog?
In fondsenwervingsplannen en in
bijna elke workshop die gaat over
draagvlakversterking kunnen we
het hebben over instrumenten,
metingen, foefjes, trucs en de
magische slogan om mensen te
binden aan je organisatie en je
doel. Strategisch plannen, want we
willen allemaal zo graag weten over
hoeveel jaar het er allemaal zo gaat
uit zien. Maar hoe plannen we de
hartsbetrokkenheid van mensen?
Hoe halen we het hart van mensen
binnenboord? Door allerlei boeken
te lezen over hoe je mensen moet
bereiken? Door (wel) heel erg hip te
zijn met 2.0 als het gaat om social
networking? Hoe 2.0 we ook willen
zijn, het blijft uiteindelijk gaan om
dat ene: het bereiken van hem of haar
86pag
ina’
s
865 columns1 voorwoord9 artikelen langer dan 3 pagina’s6 advertenties71 foto’s24 boektitels8 dvd’s1 colofon
pag
ina’
s
Speel
Speel
in op de emoties van
de achterban
maar houd ze niet voor
dom
Als je aan Marieke vraagt wat draagvlak precies is, volgt er een uitgebreide defi-
nitie. Het begrip draagvlak is niet zo gemakkelijk te vatten en bovendien is het
heel breed. Maar het is niet alleen daarom dat Marieke de tijd neemt draagvlak
te definiëren; ze hecht ook groot belang aan het uitleggen van de complexiteit
in de relatie tussen ontwikkelingsorganisatie en achterban. Draagvlak is volgens
Marieke de betrokkenheid van overheid,
organisaties en burgers bij mondiale
vraagstukken. “En betrokkenheid bestaat
dan uit kennis, houding en gedrag. Dan
gaat het er dus om dat je er iets vanaf
weet, dat je er positief tegenover staat en
dat je bereid bent om je er actief voor in
te zetten.”
Ze geeft een voorbeeld om de complexi-
teit te illustreren: “Ik heb wel eens een
organisatie gesproken die zei: we doen
een heleboel structurele opbouwdin-
gen in de derde wereld, maar dat is te
ingewikkeld om uit te leggen aan onze
achterban, dus we communiceren dat we
aan noodhulp doen. Dat is lekker mak-
kelijk en verkoopt. Ik vind dat niet kun-
nen. Ten eerste is het niet eerlijk dat de
achterban iets anders financiert dan hij
denkt. Maar veel belangrijker: je houdt je
achterban voor dom. Je houdt mensen in
de waan dat het met noodhulp alleen wel
goed komt, terwijl je juist moet uitleggen
dat als je niet aan structurele oplossingen
werkt, je ieder jaar aan noodhulp kunt
blijven doen maar dat dat over dertig jaar
nog geen zoden aan de dijk zet. Je moet
de balans vinden tussen het vertellen van
een concreet verhaal en het uitleggen van
de complexiteit.”
Koenders’ notaNee, we moeten niet denken dat Marieke vindt dat het zo slecht gesteld is met
de draagvlakversterkende activiteiten van ontwikkelingsorganisaties, zeker niet,
Ze is een spraakwaterval wanneer het over haar vak
gaat. Vol passie spreekt ze, krachtig alsof iedere zin de
belangrijkste is. ‘Ze’ is Marieke Hart (1979). Haar vak
is consultant draagvlak bij Context, international
cooperation, een sociale onderneming met als missie capaciteitsversterking voor
ontwikkelingsorganisaties. Dus als iemand iets over draag-
vlakversterking kan vertellen, is zij het wel. “Zo slecht is het
niet gesteld met de draagvlak-versterkende activiteiten van
ontwikkelingsorganisaties,” vertelt ze, “maar het kan
altijd beter.”
maar het kan altijd beter. Hetzelfde geldt voor de in 2009
verschenen beleidsnota van minister Bert Koenders van
ontwikkelingssamenwerking (op moment van schrijven af-
getreden minister, red.). Hij besloot de subsidie voor draag-
vlak te halveren en de functie van de Nationale Commissie
voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwik-
keling (NCDO) te veranderen van subsidieverlener naar
kenniscentrum. De belangrijkste verandering in zijn beleid
is volgens Marieke dat hij vertrekt vanuit een mondiaal
perspectief en beargumenteert dat ook ‘hier’ veranderingen
nodig zijn om ‘daar’ ontwikkeling te stimuleren. “Daar-
mee geeft Koenders aan dat mondiaal burgerschap heel
belangrijk is in ontwikkelingssamenwerking. Bovendien
maakt hij in zijn nieuwe beleid scherp onderscheid tussen
de verschillende objecten van draagvlak, oftewel ‘waarvoor’
draagvlak wordt versterkt.” En die opheldering was hard
nodig, vindt Marieke.
Een andere verandering is dat meetbaarheid van het effect
van draagvlakversterking een criterium wordt voor subsidie-
verlening. Het doel daarvan, namelijk efficiënt werken en
je als organisatie meer bewust zijn van je doelen, is goed,
vindt ze, maar om daarvoor meetbaarheid als financierings-
criterium te hanteren - daarover is ze minder enthousiast.
“Ik denk dat het heel terecht is dat hij de conclusie trekt dat
evalueren van draagvlakversterking in de kinderschoenen
staat. Want dat is ook zo. Maar Koenders kondigt nu aan
dat hij alleen nog activiteiten gaat financieren die concrete,
meetbare resultaten opleveren. Hij zegt niet: je moet doen
wat je belangrijk vindt en daarna gaan we kijken of en hoe
we het kunnen meten. Nee, hij zegt: als je het niet kan
meten, dan financier ik het niet. Zo stimuleert hij dat orga-
nisaties kleine, simpele en concrete campagnes gaan doen,
en daar is op zich niets mis mee. Maar het risico bestaat
dat organisaties het meest complexe en noodzakelijke werk
links laten liggen. Terwijl dat uiteindelijk belangrijker is.”
Civic driven changeAls Marieke Hart het over draagvlak heeft, komt ze al snel
op de term civic driven change. Dat wordt gedefinieerd als
Dat betekent niet dat je niet aan internationale samenwerking moet doen, maar dat je de rol anders moet invullen en actieve, lokale burgers moet onder s t eunen
veranderingsprocessen die opgezet en geleid worden
door de mensen zelf. Niet de staat of de markt, maar
burgers zijn de belangrijkste ‘drijvers’ voor verande-
ring. “In feite gaat het er om dat burgers zich inzetten
voor solving common problems: gemeenschappelijke
problemen die het persoonlijke of individuele belang
overstijgen en die zowel ‘hier’ als ‘daar’ terug te zien
zijn en op te lossen zijn. Actieve mondiale betrokken-
heid van Nederlanders is dus ook een uiting van civic
driven change,” licht Marieke toe. Het is een ontwik-
keling die zich al enkele jaren voortzet, en die ze
alleen maar toe kan juichen. “Maar daardoor moet je
de rol van ontwikkelingsorganisaties ook anders gaan
zien. Mensen in ontwikkelingslanden zijn in staat om
hun eigen situatie te verbeteren. Dat betekent niet dat
je niet aan ontwikkelingssamenwerking moet doen,
maar dat je de rol ervan anders moet invullen en
actieve, lokale burgers moet ondersteunen.”
Dit is geen nieuwe ontwikkeling maar wel eentje die
nog steeds actueel is en daarom de moeite van het
noemen waard. “We denken nog steeds teveel vanuit
ons oude referentiekader. Ook wanneer je het hebt
over draagvlak vind ik dat je het minder noord-zuid
moet bekijken. Context laat zich nu bijvoorbeeld
inspireren door E-Motive dat aan omgekeerde ontwik-
kelingssamenwerking doet. (E-Motive is een initiatief
van Oxfam Novib met als motto ‘Nederland leert
van ontwikkelingslanden’. Kennis en ervaring van
mensen uit ontwikkelingslanden worden ingezet om
Nederlandse organisaties verder te helpen, red.) In
Zuid-Afrika bijvoorbeeld, schijnen ze veel beter te
zijn in campagne voeren. Dus zorgt E-Motive ervoor
dat mensen uit Zuid-Afrika Nederlandse organisaties
adviseren en begeleiden over hoe wij campagnes
moeten voeren. Dat draagt bij aan een andere beeld-
vorming van ontwikkelingslanden. En dat is nodig,
want we blijven denken dat wij het beter weten. We
moeten ons eens bescheidener gaan opstellen.”
Houding en gedragEen andere belangrijke ontwikkeling is de rol van
kennis in draagvlakversterking, vertelt Marieke. Ze
haalt Patrick Develtere aan, onderzoeker bij de Katho-
lieke Universiteit van Leuven. Hij definieert draagvlak
als ‘de al dan niet door kennis gedragen houding en het gedrag’
ten aanzien van in dit geval ontwikkelingssamenwerking. “Hij zegt
hiermee,” legt Marieke uit, “dat de kern bij houding en gedrag ligt
en niet bij kennis. Want allerlei onderzoek wijst uit dat meer ken-
nis niet per definitie zorgt voor een gedragsverandering.
In de jaren 70 draaide draagvlakversterking wel om educatie. Toen
was de gedachte dat als mensen er maar meer vanaf wisten ze van-
zelf wel goede dingen gingen doen. Maar dat bleek niet te werken.
Je moet zorgen dat je meer aansluit bij wat mensen raakt, op hun
emotie inspelen en handelingsperspectief bieden zodat mensen
zelf iets kunnen doen. De Groene Sint van Oxfam Novib is een
goed voorbeeld. Je kocht een eerlijke chocoladereep met Sinter-
klaas en op de verpakking las je ook iets over cacao en problemen
met handelsbarrières. De volgorde is omgedraaid. Kennis is, en
dat vind ik ook, nog steeds een belangrijk element, maar het wordt
niet langer gezien als voorwaarde voor draagvlakversterking.
Het heeft wel een keerzijde. Persoonlijk vind ik dat kennis soms
wel erg achterwege gelaten wordt. Het draagvlak kan gaan uithol-
len als je helemaal van dat kennisverhaal wegblijft en je het
oppervlakkig houdt. Mensen zouden in ieder geval de grote lijnen
moeten weten van de fundamentele, structurele problemen in de
wereld.” Hier komt de complexiteit waarover Marieke het al eerder
had, weer om de hoek kijken: “Het is allemaal leuk, zo’n chocola-
dereep kopen, maar uiteindelijk heb je het dan nog niet over waar
het echt om gaat: wat er structureel mis is in de wereld. Daarom
was bij de Groene Sint juist de koppeling met lobby richting cho-
colade fabrikanten zo sterk.”
Marieke Hart is sinds 2007 werkzaam voor Context, international cooperation, een sociale onderneming die zich voornamelijk bezighoudt met onderzoek, facilitatie, training en publicatie op het gebied van internationale samenwer-king. Marieke is onder andere verantwoordelijk voor de Con-text MasterClass, een leer-traject voor ontwikkelingsor-ganisaties op het gebied van draagvlakversterking. Verder doet ze onderzoek op dit ge-bied. Hiervoor werkte Marieke als onderzoeker en docent aan de Universiteit van Utrecht bij de studie algemene sociale wetenschappen en studeerde ze af in de communicatiewe-tenschappen en op beleid, organisatie en samenleving.
Zie verder:www.contextmasterclass.nlwww.developmenttraining.org
Onrecht“Er is veel onrecht in de wereld,” plachtte mijn
onderwijzer in de vijfde klas met licht spottende
blik te antwoorden, wanneer wij - een jaar of tien
jong en al erg mondig - weer eens op hoge toon
betoogden dat we echt teveel huiswerk konden ma-
ken. Het bleek een uitermate effectieve manier om
ons de mond te snoeren. Zelfs wij begrepen dat de
honger in Biafra van een andere orde was dan een
half uurtje minder buitenspelen. Het leerde ons -
onbewust - ook relativeren, en zoals bekend: jong
geleerd is oud gedaan.
Er is inderdaad veel onrecht in de wereld en ik
heb inmiddels een beroep waarbij het berichten
daarover dagelijkse kost is. Nog letterlijker: het
is mijn broodwinning, ik eet ervan. En goed ook,
ik laat het mezelf smaken, ondanks alle honger in
de wereld. Er is, naast onrecht, overigens weinig
wat mij meer irriteert dan de vragen die de
redactie van dit blad mij vroeg te beantwoorden:
in hoeverre raak je als journalist afgestompt?
Hoe geef je het onrecht dat je in je werk tegen-
komt een plek? Ik ben meteen geneigd een tegen-
vraag te stellen: hoe zit dat eigenlijk met de
vragensteller, de krantenlezer, televisiekijker,
de lezer van ‘MAG’? Raakt die afgestompt? Hoe
geeft die het een plek?
We hebben allemaal onze eigen manier om om te
gaan met ons schuldgevoel. Of met onze betrok-
kenheid. Of met het schuldgevoel dat we betrok-
kenheid noemen. Ik ben journalist geworden omdat
ik me interesseer voor de wereld om me heen, hoe
onrechtvaardig ook. Omdat ik me interesseer voor
de onder- of achterliggende machinaties en oorza-
ken van wat zich zoal afspeelt. En om die bloot te
(helpen) leggen, als dat even kan. Om ‘het pu-
bliek’ in staat te stellen zich daarover een me-
ning te vormen. En om bij te dragen aan een recht-
vaardiger wereld wellicht? Ach, mijn pretenties
zijn bescheiden. Mijn illusies nog bescheidener.
Er is tenslotte veel onrecht in de wereld.
Clairy Polak,
presentatrice en journalist
UZontmoet jouw betere wereld
Op 21 januari vond de eerste UZ plaats in Seats2Meet te Utrecht. Met € 0,- kregen de initiatiefnemers Be More, 1ProcentClub en Frivista ruim 200 bezoekers op dit event. Via vraag en aanbod en workshops konden orga-nisaties en particulieren elkaar ontmoeten en helpen met vrijwilligerswerk, ideeën en nieuwe inzichten. Visitekaartjes werden rondgedeeld, daarna het bekende maar oh-zo leuke hapje en drankje en iedereen ging met een goed gevoel en meer contacten naar huis. Ze hadden hun betere wereld ontmoet. Check www.jijbent.uz wanneer er weer een UZ plaatsvindt.
De toekomst of illusie?
Pioniers in de duurzame landbouw, vee- en fruitteelt
Biefstuk van de EemlandhoeveHet is een druilerige woensdagmiddag. De mist wil maar niet weg-
trekken en met moeite kun je de Eemlandhoeve in het Utrechtse
Bunschoten zien liggen, de ‘brede’ boerderij van Jan Huijgen.
“Òf je werd heel groot, zoals mijn buurman, òf je redde het niet.
Het was in die tijd dat ik zei: nee, er moet ook nog een andere mo-
gelijkheid zijn.” En zo ontstond de Eemlandhoeve in Bunschoten.
Jan Huijgen, filosoof en boer van huis uit, wilde een boerderij waar
cultuur centraal zou staan. Cultuur in de vorm van zorg voor de na-
tuur en de bodem, en educatie aan kinderen en omwonenden. Dat
vertaalt zich praktisch in het houden van vleeskoeien, een boerderij-
Er wordt steeds kritischer naar de grootschalige
landbouw en veehouderij gekeken. Het milieu en
het dierenwelzijn worden belangrijker, en de af-
hankelijkheid van import baart ons juist zorgen. Is duurzame landbouw het
alternatief? Op bezoek bij drie pioniers.
winkel, vergadercentrum voor bedrijven en een zorgboerderij voor
mensen die niet op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag kunnen.
De boerderij krijgt zo weer een centrale rol in de omgeving. Inder-
daad, net als vroeger, al wil Huijgen niet teruggaan in de tijd. “Ik
ben niet alleen een idealist maar ook een pragmatist, een onder-
nemer. Ik wil breder kijken dan alleen productie en een directe
verbinding maken met de cultuur eromheen.”
Huijgen draagt een belangrijke reden aan om zijn hoeve op deze
wijze te houden en ieder jaar verder uit te breiden. Zo legt hij uit
dat het voedsel van Nederlandse boeren naar slechts drie inkopers
gaat, en van daaruit naar de consument. Een zeer smalle trechter,
‘van de zotte’ vindt hij het. “Boer en consument raken hierdoor
De toekomst of illusie?
Pioniers in de duurzame landbouw, vee- en fruitteelt
nog verder van elkaar verwijderd. Ook worden we
als consument meer en meer afhankelijk van de
grote partijen en dat is lang niet altijd positief,” zegt
Huijgen, “dat zagen we tijdens de economische crisis
ook op andere gebieden.”
De Eemlandhoeve is een voorbeeld voor veel andere
boerderijen op het gebied van multifunctionele en
duurzame landbouw. Zo krijgt Huijgen al sinds 1993
- het jaar dat de Eemlandhoeve van start ging - veel
politieke aandacht. Hij onderhoudt contact met
Arie Slob van de ChristenUnie en met voormalig
CDA-landbouwminister Cees Veerman, en heeft
inmiddels ook op Europees niveau contacten. In
2007 ontving Huijgen zelfs als eerste Nederlander de
internationale Mansholtprijs, een prijs voor belang-
rijke pioniers in de landbouw. En naast zijn werk-
zaamheden op de hoeve is Huijgen ook initiator van
de Taskforce Multifunctionele Landbouw, ingesteld
door Gerda Verburg (demissionair landbouwminister
op moment van schrijven). Doel van de Taskforce is
‘werken aan versnelling, verbinding en vernieuwing
van initiatieven in de multifunctionele landbouw’.
Je kunt wel stellen dat Huijgen een belangrijke speler
is in de huidige ontwikkelingen van de landbouw.
Wat denkt hij: heeft deze landbouw de toekomst?
Eten we straks alleen nog maar biologische koeien
uit de streek, of blijven we afhankelijk van de mas-
savleesproductie zoals we die van na de Tweede We-
reldoorlog kennen? “We moeten niet òf-òf denken.
De diversiteit van het levensweb is de kracht. Je kunt
niet alleen maar mikken op de grootschalige land-
bouw. Het is een kwestie van balans vinden tussen
regiospecifieke en grootschalige landbouw.”
Het contact met zijn buurman, die net nieuwe
schuren heeft gebouwd met ruimte voor vierhon-
derd melkkoeien en bij wie alles op de boerderij is
gemechaniseerd, is daar een goed voorbeeld van. De
boeren leven letterlijk naast elkaar en vullen elkaar
in bepaalde opzichten juist aan. Zo had Huijgen in
de zomer een grote grasmaaier nodig en kon hij die
lenen van zijn buurman, en andersom gebruikte de
buurman bij de opening van zijn uitgebreide boer-
derij de tientallen stoelen die Huijgen heeft staan
in zijn vergadercentrum. “En ik zat ook te denken,”
gaat Huijgen verder, “dat het een win-win-situatie
kan worden. De nieuwe schuren van mijn buurman
hebben enorme daken. Daar kunnen prima zonne-
panelen op.”
Appels van Willem & DreesTwee mannen van begin dertig, voorheen werkzaam
bij Unilever waar ze zich dagelijks met eten bezig-
hielden, vroegen zich altijd al af: waar belanden al
die groenten die ik in het land zie staan eigenlijk? In
de winkel kunnen we vooral veel producten van over
de grens kopen, maar waarom kopen we niet meer
lokaal in? De twee mannen, Willem Treep en Drees
Peter van den Bosch, raakten er met elkaar over aan
de praat, en betrokken supermarkten bij hun ideeën.
Was het mogelijk om een schap met lokale produc-
ten te verkopen aan een supermarkt? Begin 2009
mochten ze dat acht weken proberen bij de Plus in
Amersfoort. In korte tijd sloten tien andere winkels
zich hierbij aan en sinds eind juni 2009 is het bedrijf
Willem & Drees een feit.
Voorafgaande klinkt nonchalanter dan het werkelijk
was. Want wat deze twee mannen deden was een
stabiele baan bij Unilever opgeven voor het onzekere
ondernemerschap. Het is dan ook niet zomaar een
bevlieging, maar vooral bevlogenheid die de man-
nen drijft. “Ik wil in mijn maatschappelijke carrière
een bijdrage leveren aan een betere wereld,” zegt
Drees Peter van den Bosch. “Mijn hart ligt bij de Ne-
derlandse landbouw en ik geloof in korte, overzichte-
lijke voedselketens. Die zijn namelijk goed voor het
milieu en zorgen voor een verbinding tussen boer en
burger.”
Het bedrijf Willem & Drees doet wat supermarkten
zelf niet kunnen: verse, lokale producten verkopen
We moeten anders gaan denken
in de supermarkt. Een te kleine markt voor de grote
ketens, en daarom een gat in de markt voor de twee
oud-Unilever-medewerkers. Drie keer per week
rijden ze naar de boeren en vertrekken ze met een
vrachtwagen vol groente en fruit naar de supermarkt.
Bestellen hoeft niet, want de medewerker van de
groenteafdeling kiest ter plekke. De eisen die Willem
& Drees stelt aan de producten zijn dat ze uit een
straal van maximaal veertig kilometer komen en van
het seizoen zijn, en dus niet uit een verwarmde kas
komen. Daarbij moet de kwaliteit goed zijn, de boer
zichtbaar zijn en moet er rekening worden gehouden
met het milieu door bijvoorbeeld te denken aan
duurzame teeltwijzen. Een succesformule, want
inmiddels zijn ook de Jumbo, Spar en Super de Boer
aangesloten bij de groenteverkopers.
Wat het belang is van lokale landbouw? Daarover
hoeft Van den Bosch niet lang na te denken. “Toen
de aanslagen werden gepleegd op de metro in Lon-
den in 2005 vroegen mensen zich af: hoe kwetsbaar
zijn we eigenlijk? Als er bijvoorbeeld drie dagen
geen vliegtuigen kunnen landen is er niet voldoende
voedsel en krijgen de Britten honger.” Het is dan
ook niet voor niets dat Van den Bosch verwacht dat
supermarkten meer en meer aandacht zullen krijgen
voor de herkomst van producten op hun groente- en
fruitafdeling.
“Producten die je goed kunt bewaren, zoals sinaas-
appels en bananen, en je dus milieuvriendelijk per
schip kunt vervoeren zullen gewoon blijven. Aardbei-
en uit Egypte in de winter zullen wel verdwijnen. Of
we nog vlees eten? Ik denk het wel, al zal het meer
een delicatesse zijn.” Volgens Van den Bosch moeten
we anders gaan denken, want als we zo verder gaan
overleven we het niet in de toekomst. “Ik geloof niet
dat we teruggaan in de tijd, maar ik geloof dat we
anders gaan eten. Want mensen willen niet terug in
hun welstandsniveau,” vult hij aan, “maar ze willen
wel bewuste keuzes maken. En daarvoor moet je het
ze gemakkelijk maken.”
Avocado uit Zuid-AfrikaBananen uit Colombia, rijst uit Thailand en avo-
cado’s uit Zuid-Afrika. We zien ze allemaal regelma-
tig in de supermarkt liggen. Maar hoe zit het in die
landen nu precies? Is er in ontwikkelingslanden ook
sprake van lokale landbouw? Een interessante vraag,
zeker gezien de uitbreiding van lokale landbouw in
Nederland waardoor die landen misschien wel meer
concurrentie krijgen. Edith van Walsum, direc-
teur van Ileia, weet daar meer van af. Ileia is een
organisatie die zich bezighoudt met kleinschalige
landbouw in ontwikkelingslanden. Je zou Ileia een
kenniscentrum kunnen noemen, want de mensen
die er werken verzamelen en verspreiden kennis
over kleinschalige, duurzame landbouw. Zij geloven
namelijk in deze landbouwvorm, en niet alleen in
Nederland maar ook in bijvoorbeeld India, China,
Peru en Senegal.
Van Walsum vertelt: “Ileia heeft partnerorganisaties
op veel plaatsen in de wereld. We zien dat de moder-
nisering van de landbouw in de lift zit: schaalvergro-
ting, specialisatie, steeds meer export. Het heeft een
impuls gekregen door de globalisering, waar boeren
van kunnen profiteren. Maar tegelijkertijd is er ook
een grote groep die niet mee kan profiteren van deze
nieuwe kansen. Meer dan de helft van de ruim een
miljard kleine boeren op de wereld heeft geen of
slechte toegang tot markten en produceert op land
dat niet geschikt is voor moderne landbouwmetho-
den. Deze categorie boeren is gebaat bij een goede
toegang tot lokale afzetmarkten en bij het spreiden
van risico’s.” Bovendien is er ook van de consumen-
tenzijde weer vraag naar lokaal geproduceerd voed-
sel zagen we al bij Willem & Drees. Van Walsum
bevestigt dit. “Je ziet overal dat het contact tussen
consument en producent weer steeds belangrijker
wordt.”
Behalve dat grootschalige landbouw voor kleine
boeren vaak niet mogelijk is, moet je een land ook
steunen in het voorzien van eigen voedsel, vindt Van
Walsum. “Op die manier kun je een land uit de ar-
moede helpen. Kijk bijvoorbeeld naar Senegal, waar
twee jaar geleden voedselrellen waren. Het land is
afhankelijk van rijstimport uit Thailand. Vanwege
een slechte oogst in Thailand was de rijst in Senegal
ineens twee keer zo duur.”
Als Edith van Walsum praat, kun je niet om haar en-
thousiasme heen. Ze oefent haar vak duidelijk gepas-
sioneerd uit en bezit veel kennis over kleinschalige
landbouw. “Wij willen dan ook de discussie voeren:
wat voor landbouw willen we nu eigenlijk? In tegen-
stelling tot wat veel mensen denken, is kleinschalige
landbouw in principe efficiënter dan grootschalige
moderne landbouw en, mits goed gemanaged, beter
voor het milieu,” zegt Van Walsum.
Maar eerst nog even terug naar het probleem:
waarom maakt Senegal zich zo afhankelijk van
een ander land en is het niet zelfvoorzienend?
“Het landbouwbeleid van Senegal richt zich op het
vergroten van export, want de gedachte daarachter
is dat je met al die inkomsten weer goedkope rijst
in Thailand kunt kopen,” legt Van Walsum uit.
“Zo wordt er bijvoorbeeld niet geïnvesteerd in de
infrastructuur naar lokale voedselmarkten waardoor
boeren het niet redden. Onze insteek is om kleine
boeren in marginale gebieden de kans te geven
om hun kracht te benutten en om hen onder de
aandacht te brengen. Dan kun je zeggen: kleinscha-
lig, marginaal. Maar samen is dat heel groot, en dat
wordt vaak vergeten.”
En hoe zit het dan met Thailand, als belangrijke
exporteur voor Senegal in rijst, om weer even terug
te komen op het voorbeeld dat Van Walsum aan-
haalde. Wat is er nu precies mis met de export? “Je
ziet in Aziatische landen, waar op grote schaal rijst
en tarwe geproduceerd wordt met moderne produc-
tiemethoden, ook een stagnatie in de productie. Dat
heeft te maken met veelvuldig gebruik van pestici-
den en kunstmest. De grond is uitgeput. En steeds
meer pesten en plagen worden resistent tegen pesti-
ciden. Dat is eigenlijk het westerse productiemodel:
een enorme sprong in productie en een dip in de
diversiteit, landschapsschoonheid en het gemengde
bedrijf waar er steeds minder van over zijn.”
Goed, een duidelijk verhaal. Maar waarom zou
kleinschalige landbouw nog meer het alternatief
kunnen zijn? “Kleinschalige landbouw is per defini-
tie divers en dus worden de risico’s gespreid. En dat
laatste krijgt een extra belang bij sterke klimaatwis-
selingen.” Van Walsum haalt een voorbeeld aan van
lokale landbouw en klimaatveranderingen: “Veel
boeren uit tropische gebieden zijn al gewend aan
onvoorspelbare weersomstandigheden,” vertelt ze,
“hun strategie richt zich op het omgaan met risico’s.
Ik bezocht in Bangladesh eens een project. Daar
werd een mengvorm van landbouw met bomen sterk
gestimuleerd. Vrouwen hadden daar veel ideeën
over; behalve vruchtbomen en bomen die construc-
tiehout opleveren wilden zij ook een soort boom op
hun erf waar ze gemakkelijk in kunnen klimmen als
het water stijgt. Dat is iets waar wij nooit op waren
gekomen.”
Kleinschalige landbouw naast grootschalige land-
bouw. Het is wat Jan Huijgen ambieert en uitvoert,
idem dito voor Willem & Drees en Ileia. Een alter-
natief dus, maar dan wel een stevig en realistisch
alternatief met belangrijke pioniers voorop. “Want
de diversiteit van het levensweb is de kracht,” zei Jan
Huijgen. En Van den Bosch’ visie op de ontwikke-
lingen in het voedselaanbod: “Ik geloof niet dat we
teruggaan in de tijd, maar ik geloof dat we anders
gaan eten.” Edith van Walsum, tot slot, over klein-
schalige landbouw in ontwikkelingslanden: “Als je
op zoek gaat naar de mogelijkheden die er zijn zul
je er veel vinden. Kleinschalige en multifunctionele
landbouw heeft de toekomst.”
Meer weten? Kijk op www.eemlandhoeve.nl,
www.willemendrees.nl en www.ileia.org.
De kledingindustrie zit steeds meer op het
goede spoor qua duurzaamheid
en fair trade. Vier voorbeelden
die navolging verdienen.
attuneshirts.com Wat : Attune
Wie : Erik Akse
Waarom : “Ik was bij de Jonge Socialisten (PvdA) al bezig met thema’s als eerlijke handel en ontwikkelings-
samenwerking. Toen ik daarmee moest stoppen omdat ik te oud werd voor de organisatie, dacht ik:
het wordt tijd voor concrete actie.”
Hoe : Met het leveren en bedrukken van promotiekleding die verantwoord is geproduceerd en vanaf 2010
ook met kleding voor de consument.
Sinds : 2005
“We willen graag kleding maken die je gewoon naar je werk en naar een feestje
kunt dragen.”
suite69.eu Wat : Suite69
Wie : Dennis van der Zande
Waarom : “Mijn partner Linda en ik werkten al in de kledingbranche en wilden graag iets voor onszelf begin-
nen. Er is veel mis in deze sector, dus we wilden het graag verantwoord doen.”
Hoe : De T-shirts, vesten en sweaters voor winkels en de Suite69-webshop zijn verantwoord geproduceerd.
Hetzelfde geldt voor de promotieshirts voor organisaties. Bovendien gaat van ieder kledingstuk 69
cent naar een goed doel.
Sinds : 2005
“De ontwikkelingen zijn positief en dat maakt ons blij. De vraag stijgt explosief en duurzaamheid
krijgt gelukkig steeds meer aandacht.”
alchemist.cc Wat : Alchemist
Wie : Caroline Mewe
Waarom : “Het behoud van de planeet kan geen trend of hype zijn, en ik miste mooie én verantwoorde
kleding voor vrouwen.”
Hoe : Verantwoord geproduceerde dameskleding die zoveel als mogelijk van biologische materialen is
gemaakt.
Sinds : 2005
“Het gaat goed, er zit een gestage en flinke groei in de verkoop. En het mooie is dat niet alleen
de eco-winkels bij ons inkopen.”
mudjeans.nl Wat : Mud Jeans
Wie : Tim van Looijen
Waarom : “Omdat groen niet saai en duur hoeft te zijn, maar ook modieus, bereikbaar en betaalbaar voor een
grote groep mensen.”
Hoe : Kleding voor mannen en vrouwen die op een verantwoorde manier geproduceerd is.
Sinds : 2008
“Ik word er blij van als ik iets moois kan kopen dat ook verantwoord
is geproduceerd.”
Linkervoet van David Hartog, maat 41, directeur van drukkerij de Bunschoter.
Advertentie
Is ontwikkelingssamenwerking nog nodig? De laatste tijd is er veel kritiek. Het Westen heeft sinds de Tweede Wereldoorlog ruim 2.500 miljard dollar gestoken in hulp aan de derde wereld. Maar met name in Afrika is de meeste hulp op niets uitgedraaid. Daar zijn honderden miljarden verspild. Grootschalige projecten die door (ook de Nederlandse) overheden, werden uitgevoerd, misluk-ten vaak omdat er te weinig oog was voor de specifieke lokale context. De investeringen van IMF en Wereldbank werden te vaak gedreven door westers eigenbelang, zodat sommige Afrikaanse landen meer betalen aan rente en aflossing van oude leningen dan ze aan hulp ontvan-gen. Veel landen staan er nu slechter voor dan rondom de jaren 60, toen zij onafhankelijk werden.
Critici geven de Afrikanen zelf de schuld omdat ze vol-gens hen corrupt, lui en oorlogszuchtig zijn. Koren op de molen van (voormalig) politici als Arend-Jan Boekesteijn van de VVD, die de hulp wil halveren, of Geert Wilders, die vindt dat we er maar helemaal mee moeten stoppen. Maar ook de Zambiaanse econome Dambisa Moyo, die aan de Harvard University en in Oxford studeerde, meent in haar geruchtmakende boek ‘Dead Aid’ dat de hulp aan Afrika moet worden stopgezet. Het continent is volgens haar te afhankelijk geworden van donaties uit het Westen en hulp werkt de corruptie alleen maar in de hand, zegt zij. Ik vind niet dat we moeten stoppen met de hulp aan Afrika. Integendeel, we moeten onze inspanningen opvoeren. Het moet alleen anders. Het Westen moet zich niet langer superieur opstellen, en de Afrikanen moeten zich niet langer opstellen als de ‘ontvangers’ van hulp en dus werken aan een mentaliteitsverandering. Wat zijn de alternatieven? Ik wil drie zaken noemen. Het privé-initiatief, kleinschalige projecten die door Nederlandse particulieren zijn opgezet, is het eerste alternatief. Dat is de enige sector binnen de Nederlandse ontwikkelings-samenwerking die echt succesvol is en groeit. Zij zijn succesvoller dan de overheid en de grote hulpclubs, omdat ze drijven op persoonlijke betrokkenheid en directe contacten. Elke cent wordt direct in hulp omgezet.
Het tweede alternatief is het verstrekken van micro-
kredieten via plaatselijke banken, maar vooral ook door particulieren via het internet. Zeer effectief. Kijk eens op een site als www.myc4.com en er gaat een wereld voor u open.
Ten derde wil ik ervoor pleiten op te houden met het opleggen van westerse denkmodellen en juist meer reke-ning te houden met de Afrikaanse traditie. In 2007 kocht ik in Kaapstad een oude auto en reed ermee naar Cairo. Zes maanden, 25.000 kilometer. Ik logeerde bij gewone mensen en met hen praatte ik over de toekomst van hun geliefde Afrika. Een aantal van hen kwam met zeer werk-bare oplossingen die hun wortels hebben in de Afrikaanse traditie. Oplossingen voor kleine, lokale problemen, maar ook voor de grote kwesties op het gebied van oorlog, mi-lieu, ziekte en corruptie die op het hele continent spelen. Afrikaanse oplossingen voor Afrikaanse problemen zijn een goede manier om het continent vooruit te helpen, omdat zij aansluiten op de plaatselijke cultuur en worden herkend en gedragen door de gewone bevolking.
Ik pleit ervoor dat westerse landen geld vrijmaken in hun ontwikkelingsbudget om een gezamenlijk programma op te zetten. De Afrikanen (antropologen, historici, journalis-ten, politici maar ook dorpshoofden en stamoudsten) zul-len het onderzoek en de uitvoering zelf moeten doen. Zij zijn volwaardige partners en moeten zich ook als zodanig gaan gedragen. De nieuwe generatie is hier absoluut toe in staat en zullen dat de komende tijd moeten bewijzen. Afrika is nu zelf aan zet.
Ton van der Lee (1956) woonde elf jaar in Afrika. Hij studeerde literatuurwetenschap-pen in Amsterdam, werkte als journalist voor diverse kranten en tijdschriften en schreef zeven boeken over Afrika. Ook maakte hij verschillende documentaires over het continent voor binnen- en buitenlandse omroepen. Zijn boek ‘De Afrikaanse Weg’ kwam in 2007 uit bij uitgeverij Balans. Zie verder: www.tonvanderlee.nl
Afrika is aan zetTon van der Lee
journalist en auteur
Persona non grata Venezuela, 2007Fabio Wuytack
Negentig minuten lang kijk je niet naar, maar belééf je het leven van priester, rebel en artiest Frans Wuytack. De documentaire, gemaakt door zijn zoon en film-maker Fabio, brengt je vooral naar het Venezu-ela van de jaren zestig, waar Frans als priester naar toe reisde om de mensen uit de sloppen-wijken te helpen. Niet met een zak geld, maar door de bevolking te leren kennen en samen met hen de strijd aan te gaan. Frans ontke-tende een sociale en culturele revolutie en werd door de regering verbannen, maar liet zich de toegang tot wat hij ‘de universiteit van het leven’ noemde niet ontzeggen. Bijzondere documentaire over een bijzondere man.
Osama Afghanistan, 2003Siddiq Barmak
Dit is de eerste Af-ghaanse film na de val van de Taliban en geeft de kijkers een kritisch beeld van het leven onder dit regime. Alleen daarom al de moeite van het kijken waard. In de film moet een twaalfjarig meisje zich voordoen als jongen om te overleven. Ze heeft geen vader of broers, en voor vrouwen is het ten tijde van de taliban streng verboden om naar school te gaan, te werken of alleen de straat op te gaan. De constante angst om ont-dekt te worden is niet geacteerd, aangezien de jonge actrice zelf op de vlucht was voor de taliban. Erg indrukwek-kend neergezet, de hopeloze blik van het meisje houdt je tot het einde vast.
Hunger Engeland en Ierland, 2008Steve McQueen
Met ‘Hunger’ levert kun-stenaar Steve McQueen een prachtige, artistie-ke, maar ook afschuwe-lijke debuutfilm af. De grotendeels in beelden vertelde film neemt je mee naar de Noord-Ierse Maze-gevangenis, begin jaren tachtig. IRA-gevangenen weigeren om gevangeniskleding te dragen, zich te wassen en hun haar te laten knippen om op die manier een status als politiek gevangene af te dwingen. De bewaarders proberen de gevangenen met grof geweld te wassen en hun haar te knip-pen en dat leidt tot harde confrontaties. De gebeurtenissen in Abu Ghraib en Guantánamo Bay maken deze film in één klap actueel. In het tweede deel van de film staat IRA-leider Bobby Sands centraal. Sands begint als eerste van de groep een hongersta-king, de volgende stap in de strijd om een poli-tieke status. Je volgt de aftakeling van Sands op de voet en dit zijn zowel gruwelijke, als prachtig gefilmde beelden van McQueen.
Fighting the SilenceCongo, 2007Femke en Ilse van Velzen
‘Fighting the Silence’ is gemaakt door de twee-lingzussen Femke en Ilse van Velzen (1980): selfmadedocumentaire-makers met een passie. Geraakt door een korte documentaire van het tv-programma Net-werk, reisden ze af naar Congo en legden ze de schrijnende verhalen van verkrachte vrouwen vast. De verkrachtingen zijn een machtsmiddel dat vrouwen niet alleen immens vernedert, maar dat er ook voor zorgt dat hun mannen hen verlaten en de samen-leving hen verstoot. Het is een taboe, een enorm taboe. En dat moet worden doorbro-ken, vinden steeds meer Congolese vrouwen. De zussen ook: zij gebrui-ken deze documentaire nu als voorlichtingsfilm in Congo. In 2009 verscheen een vervolg op deze documentaire, ‘Weapon of War’ over de motieven van de daders.
Sing for DarfurSpanje, 2008Johan Kramer
Een Brit loopt over de straten van Barcelona en belt met een vriend over het internationale concert vanavond in de stad: Sing for Darfur. “Ja, ik ben het helemaal met je eens. De hele cri-sis in Darfur is afgrijse-lijk.” En of hij vanavond tijd heeft? Nee, want hij moet twee facelifts en een schaamhaarlaserbe-handeling doen. “But anyway, tell me, how are you?” Zijn gesprekspart-ner blijkt onlangs ge-scheiden en peilt of zijn vriend dan misschien een andere keer tijd heeft. “Nee volgende week lukt echt niet, de kliniek is zo druk. Maar mail mijn secretaresse anders even.”Het is een scène uit de speelfilm ‘Sing for Dar-fur’, gemaakt door de reclameman Johan Kra-mer. Een film die onze betrokkenheid bij Darfur en daarmee ook andere ontwikkelingsvraag-stukken bekritiseert. Prachtig gefilmd, fijne muziek en bovendien non-profit. Moet je zien. Kijk ook eens op www.singfordarfur.org.
Das leben der anderenDuitsland, 2007Florian Henckel von Donnersmarck
Typisch zo’n film waar je niet over moet schrij-ven, maar die je moet zien. Het onderwerp, de grove lijn van het ver-haal en de acteurs moe-ten voldoende zijn om je over te halen deze goede film te kijken.Onderwerp: de DDR in de jaren 80 en het Ministerium für Staats-sicherheit (Stasi) en hun afluisterpraktijken.Grove lijn van het ver-haal: Stasi-agent Wiesler luistert de toneelschrij-ver Georg Dreyman en zijn geliefde af. Hij raakt door het volgen van hun leven in een moreel dilemma en vindt het steeds lastiger zich loyaal op te stellen tegenover de staat.Acteurs: Martina Ge-deck als Christa-Maria Sieland, Ulrich Mühe - geschapen voor de rol van Stasi-agent Weisler - en Sebastian Koch als de toneelschrijver (en inderdaad van Zwart-boek).
The Gods must be crazy Botswana en Zuid-Afrika, 1980Jamie Uys
Van een tijdje terug alweer, deze film, en dat zie je. Toch de moeite van het kijken waard, want het schudt je weer even wakker uit je druk-ke, westerse bestaan. Xi, de hoofdrolspeler, is een Bosjesman en heeft het met zijn stam prima voor elkaar in de woestijn Kalahari. Tot iemand een colaflesje uit het vliegtuig boven hen laat vallen en dit onbekende, westerse voorwerp voor veel ophef zorgt. Veel slap-stickelementen en daar moet je van houden, en ook niet elke verhaallijn is even interessant, maar deze film moet je gezien hebben.
Burma VJ – Reporting From a Closed CountryNoorwegen, Zwe-den, Denemarken, Engeland, 2008Anders Østergaard
‘Burma VJ’ toont het werk van videojourna-listen in Birma (Myan-mar), een land waar de militaire dictatuur hard optreedt tegen alles en iedereen die het niet eens is met hen. Het verhaal speelt zich grotendeels af in september 2007 als de monniken de straat op gaan om te protesteren tegen het bewind. De VJ’s werken undercover voor de Democratic Voice of Burma, een oppositiezender. De beelden zijn des te aangrijpender omdat bekend is hoe tragisch het afloopt. Ook die afloop filmen de VJ’s: het brute neerslaan van de protesten door het leger, de dood van een Japanse toerist, politie en knokploegen en de overvallen op de kloos-ters. ‘Burma VJ’ is een documentaire, maar ook een getuigenis van een opstand die de junta verborgen wilde houden en die de wereld dankzij de moed van de VJ’s en vele andere Birmese journalisten en burgers toch te zien kreeg.
De moed om uit te spreken dat je elkaar
De moed om uit te spreken dat je elkaar
De naam Paul Rusesabagina zal bij veel mensen onbekend zijn. Zijn daden niet. Rusesabagina is namelijk de man op wiens leven de film Hotel Rwanda is gebaseerd. Tijdens de genocide in Rwanda in 1994 was Rusesabagina hotelmanager van Hôtel des Mille Collines. Terwijl de strijd tussen de Hutu’s en de Tutsi’s weer oplaaide en er een miljoen mensen werden vermoord, gaf Rusesabagina onderdak aan zowel Hutu’s en Tutsi’s en heeft zo het leven van zo’n twaalfhonderd mensen gered. Ten tijde van het interview woont Rusesabagina (1954) alweer dertien jaar in Brussel. Omdat hij veel kritiek heeft op de huidige Rwandese overheid en deze kritiek niet onder stoelen of banken steekt, is een terugkeer naar Rwanda volgens Rusesabagina te gevaarlijk.
“Ik mis mijn land. Ik mis de plek waar ik geboren en
getogen ben. De boerderij van mijn vader, met alle
dieren. De school waar ik naar toe ging, dertien jaar
lang. Ik mis de bergen waar ik vaak kwam en je een
prachtig uitzicht over het noorden hebt. Ik mis mijn
mensen, mijn familie, ik mis alles in Rwanda. Het
is mijn grote wens om terug te kunnen, maar ik ben
verbannen door de Rwandese overheid. Ik haat het
woord verbannen. Ik ga er tegenin, ik moet ervoor
vechten, want iemand anders heeft mijn rechten en ik
wil ze terug.”
StrijdPaul Rusesabagina neemt de tijd om zijn verhaal te
vertellen. Met zijn wijsvinger in de lucht onderstreept
hij belangrijke woorden en de strijdlust glanst in zijn
ogen. Af en toe lacht hij zelfs, al geeft zijn verhaal
daar weinig aanleiding toe. Maar het laat zien dat
hij geen verbitterd man is, de strijdlust wint. Strijd
omdat er volgens hem nog veel dingen mis gaan in
Rwanda en ook in andere landen, en hij de situatie
wil verbeteren. Hij heeft daarvoor in 2005 The Hotel
Rwanda Rusesabagina Foundation opgericht, een
stichting die voort wil bouwen op de lessen die er
van de genocide in Rwanda geleerd zijn en zo in de
toekomst genocide wil voorkomen.
We zitten bij elkaar op witte, nepleren banken in
zijn sobere woonkamer in Brussel. Het huis van een
held, maar ook een huis dat je zo drie keer voorbij
zou lopen. Geen mooie auto voor de deur, nergens
overdreven luxe spullen. Alleen een grote foto van
hem en de voormalig president van de Verenigde
Staten, George W. Bush, valt op. De foto is genomen
in 2005 tijdens de uitreiking van de hoogste
burgeronderscheiding die er bestaat in de Verenigde
Staten: The Presidential Medal of Freedom. Een
contrast met de rest van het huis. Rusesabagina geeft
ons een rondleiding en laat meteen de sporen van
inbraak zien. Want er wordt met enige regelmaat
bij hem ingebroken, vertelt hij, waarschijnlijk door
vijanden uit Rwanda. Volgens Rusesabagina dezelfde
vijanden die hem van de weg probeerden te rijden
een paar jaar geleden. Hij vertelt het onbewogen. Er
is waarschijnlijk weinig wat hem nog bang maakt na
alle gebeurtenissen. Volgens Rusesabagina vinden
er ook twijfelachtige bijeenkomsten plaats tussen
Rwandese jongeren en de Rwandese ambassadeur
in Brussel. Bijna elke dag, vertelt hij, kun je tussen
tien en twaalf uur ’s avonds Rwandese jongeren
richting de ambassade zien lopen. Wat er besproken
wordt weet Rusesabagina niet. Maar al die zaken bij
elkaar zorgden er wel voor dat hij zijn kinderen naar
scholen in Amerika heeft gestuurd. Ook zelf is hij
een verhuizing aan het voorbereiden. Maar bang om
te praten over de situatie in Rwanda is Rusesabagina
zeker niet.
Boodschap“Hotel Rwanda was een film, maar vooral een
boodschap. Elke dag werden er duizenden mensen
vermoord buiten de muren van ons hotel. Bijna een
miljoen mensen in drie maanden tijd; met zeven
miljoen inwoners is dat vijftien procent van de
Rwandese bevolking. Ik was getraumatiseerd door
alles wat ik had gezien, had last van nachtmerries.
Maar ik sprak niet over de situatie in Rwanda, dus
niemand schoot er iets mee op. De internationale
gemeenschap had ons verlaten, had ons overgeleverd
aan dieven, gangsters, criminelen. Ik was een
ooggetuige van wat er gebeurde, ik had een
boodschap te vertellen. Dus ik begon te praten. Veel
mensen wilden die boodschap ook horen, ze wilden
weten wat er gebeurd is in Rwanda. Dus nu reis ik
met mijn stichting de wereld rond om mijn verhaal te
vertellen.”
MoedRusesabagina is net terug van een van deze reizen.
Hij sprak in Belfast, Noord-Ierland, zijn hoop uit
dat de Hutu’s en Tutsi’s ooit zo ver komen als de
katholieken en protestanten daar. Volgens hem zijn
de problemen tussen deze groepen vergelijkbaar met
de situatie in zijn thuisland. “Ze vechten beiden al
eeuwen om de macht. Maar in Noord-Ierland hebben
ze nu een stap vooruit gezet. Ze zitten nu met elkaar
om de tafel, kijken elkaar in de ogen en hebben de
moed om uit te spreken dat ze elkaar haten, maar dat
ze wél met elkaar moeten leven. Daar proberen ze
een manier voor te vinden, voor de toekomst, voor
hun kinderen. In Rwanda, maar ook in Burundi,
Oost-Congo, Tanzania en West-Uganda, zijn we
nog lang niet zo ver. Je kunt nooit spreken over vrede
zolang er nog ongelijke rechten zijn. Of zolang er
nog meer dan twee miljoen mensen in ballingschap
leven in omringende landen. In 1959 waren
tweehonderdvijftigduizend Tutsi’s verbannen en die
kwamen dertig jaar later vechtend terug. Vandaag
hebben we twee miljoen verbannen mensen. Hoe
kun je dan spreken over vrede?”
LeugensHard is Rusesabagina in zijn oordeel over de
Rwandese overheid. “De Rwandese gemeenschap is
gebaseerd op leugens. Mensen worden de verkeerde
dingen verteld en ze vertellen de internationale
gemeenschap de verkeerde dingen. Tutsi’s zetten
zichzelf bijvoorbeeld na de genocide van ‘94 neer
als slachtoffer, maar Tutsi-rebellen begonnen al
eerder, op 1 oktober 1990, een burgeroorlog. Ze
vermoordden toen veel Hutu’s en lieten een leegte
achter. Massa’s mensen vertrokken, vluchtten. Een
ware exodus. Eind ’93 was Kigali, de hoofdstad
van Rwanda, omringd door meer dan een miljoen
vluchtelingen. Ze sliepen in de open lucht in de
meest vreselijke omstandigheden en die situatie
wakkerde de haat tegen de Tutsi’s aan. Toen de
Hutu-president Juvénal Habyarimana op 6 april
1994 werd vermoord laaide het vuur nog hoger op.
In de genocide die volgde zijn een miljoen mensen
afgeslacht, maar in Rwanda leven helemaal geen
miljoen Tutsi’s, dus veel onder hen waren Hutu’s.
Westerse media brachten het eenzijdig: Hutu’s
vermoorden Tutsi’s. Maar er was een burgeroorlog
gaande, zowel de Hutu’s als de Tutsi’s hadden een
eigen leger en waren aan het moorden. En de burgers
waren de slachtoffers. De Front Patriotique Rwandais
(FPR), de Tutsi-partij die nu aan de macht is, met
Tutsi Paul Kagame als president, accepteert het niet
als je dit hardop zegt. Dan noemen ze je de vijand
van het land. Ik verdedig de Hutu’s niet, en ontken
hun misdaden ook niet, maar we moeten ook laten
zien dat er al eerder misdaden plaatsvonden. Dit
waren óók oorlogsmisdaden tegen de mensheid, maar
die worden verzwegen. Ik sta niet aan één kant, ik sta
in het midden. Ik ben niet voor de overheid, ik ben
voor mensenrechten.”
Verenigde Naties-syndroomOorlogsmisdaden waar het Westen de ogen voor
sloot. Toen er in augustus 1993 sprake was van
een vredesakkoord tussen de Tutsi-rebellen en de
Rwandese overheid, stuurden de Verenigde Naties
vijfentwintighonderd soldaten. In Rwanda vertrouwde
iedereen erop dat het moorden nu zou stoppen en
mensen die eerder gevlucht waren durfden weer terug
naar huis. Ook Rusesabagina keerde terug naar huis
nadat hij lange tijd in het Hôtel des Mille Collines,
het hotel waar hij manager was, had gelogeerd. Maar
toen werd de Rwandese president Habyarimana
vermoord en de dag erna tien Belgische VN-
soldaten die de nieuwe Hutu-president en voormalig
minister-president, Agathe Uwilingiyimana, moesten
beschermen. Rusesabagina: “Toen begon de genocide
pas echt, maar de hele wereld liet Rwanda in de
steek. Meer dan tweeduizend soldaten werden
teruggetrokken en tweehonderdzestig soldaten bleven
over. Terwijl we zeker vijfduizend soldaten nodig
hadden om de genocide te stoppen. Dat begrepen we
niet en zullen we nooit begrijpen. Ik noem het het
‘Verenigde Naties-syndroom’. Je kunt het vergelijken
met wanneer we een auto op een kind zien afrijden,
dan sluiten we onze ogen en oren, want we willen
het niet zien.” Rusesabagina laat foto’s zien van wat
Ik sta niet aan één kant, ik sta in het midden. Ik ben niet voor de overheid, ik ben voor mensenrechten.
er vermoedelijk gebeurde in april 1995. Tutsi-rebellen
hadden het land overgenomen en zouden in de
vluchtelingenkampen van Kigali vijfentachtighonderd
mensen hebben vermoord in vier dagen tijd. Op de
foto’s zie je VN-soldaten tussen de lijken staan. “Het
wordt stil gehouden. Maar de mensen die dit doen
zouden gestraft moeten worden. Deze lijken zijn
mensen. We kunnen dit niet voor altijd verborgen
houden. Het Internationale Gerechtshof kreeg de
missie om alle Rwandezen die zich schuldig hadden
gemaakt aan misdaden tegen de mensheid naar de
rechtbank te brengen. Maar de oorlogsmisdadigers
lopen nog vrij rond. Gerechtigheid heeft gefaald.”
Manipulatie
“Dit verhaal moet verteld worden. Wat je nu van
Afrika ziet is allemaal gemanipuleerd. We hebben
de media nodig om het hele plaatje aan de mensen
te laten zien zodat ze zich bewust worden van de
situatie en zodat de westerse overheid stopt met het
ondersteunen van dictators. Het zijn doodgewone
mensen die in Afrika de macht grijpen. Binnen drie
maanden zijn ze miljonair en binnen een paar jaar
biljonair. Ze durven te stelen van hun eigen mensen,
geld waarmee het Westen probeert te helpen. Dat
geld komt nooit op de juiste plek terecht. Er wordt
maar een kleine groep mensen mee geholpen
om andere mensen te onderdrukken. En na het
vermoorden van hun eigen mensen vluchten de
dictators en gaan ze relaxen aan de Côte d’Azur.
In het Westen leggen ze rode tapijten uit om ze te
verwelkomen. Dit is een schande voor de westerse
grootmachten. Dat mag niet kunnen, dictators
moeten weten dat ze niet boven de regels en wetten
staan, maar dat ze op een dag terecht zullen staan
voor hun misdaden.”
Empty suitDe rol van de Verenigde Naties laat Rusesabagina
niet los. Een rol waarin ze gefaald hebben volgens
hem. “De Verenigde Naties zijn een empty suit. Of
een maatpak voor één persoon, één of twee landen.
Want het zijn maar een paar landen die alles regelen
in de VN. En ze doen nooit het juiste. Heb je ze
ooit één conflict zien oplossen? Elf jaar na Rwanda
ging ik naar Darfur. De geschiedenis herhaalde zich.
Daar gebeurde precies hetzelfde. Mensen worden
verkracht, hebben geen onderdak, voedsel en geen
onderwijs. En dan hoor ik elke westerse leider tijdens
de herdenking van de Holocaust zeggen dat dit nooit
meer mag gebeuren. Never and again. Dat zijn de
meest misbruikte woorden ter wereld. Als ze wilden
De film Hotel Rwanda (2004) is gebaseerd op het leven van Paul Rusesabagina tijdens de genocide in Rwanda in 1994. Op 6
april dat jaar werd het vliegtuig neergeschoten waarin de presidenten van Rwanda en Burundi zaten. Tutsi’s werden verantwoordelijk
gehouden en de strijd tussen de Hutu’s en Tutsi’s, de twee grootste bevolkingsgroepen van Rwanda, laaide weer op. Honderd
dagen later waren bijna een miljoen mensen vermoord. Voor 1994 kende Rwanda al een lange geschiedenis van strijd om macht
tussen de Hutu’s en de Tutsi’s. Tijdens de kolonisatie van België, vanaf 1918, werden de Tutsi’s door de Belgen tot een elitegroep
verheven die de Hutu’s (die 85 procent van de Rwandese bevolking uitmaken) onderdrukten. Op 1 juli 1962 werd Rwanda
onafhankelijk, maar daarmee verdwenen de spanningen tussen de bevolkingsgroepen niet. De Hutu’s verdreven de Tutsi-elite en
namen de macht over. De Tutsi’s probeerden in de daaropvolgende jaren de macht terug te krijgen. In 1990 viel het door Tutsi’s
geleide Front Patriotique Rwandais Rwanda binnen om de macht over te nemen. Dit leidde tot gevechten, maar de Hutu-president
bleef overeind. Tot 6 april 1994. Hutu’s werden na de aanslag via de radio opgehitst tegen de ‘Tutsi-kakkerlakken’.
Rusesabagina was tijdens de volkerenmoord die er op volgde hotelmanager van Hôtel des Mille Collines en heeft in die positie
het leven van 1268 mensen veilig gesteld, zowel Hutu’s als Tutsi’s. Rusesabagina: “Ik zie mezelf niet als held. Ik zie mezelf als
een doodgewone man, iemand die in een buitengewone situatie geen partij koos maar zichzelf bleef en zijn taak als hotelmanager
volbracht. Ik had geen wapens, wel woorden. Daar vocht ik mee van het begin tot het eind.”
hadden ze de oorlog kunnen stoppen, maar dat
deden ze niet. De VN-soldaten komen geen vrede
bewaren, ze komen staan kijken hoe mensen elkaar
afmaken en sturen aan het eind van de dag een
verslag naar New York. Er mankeert heel veel aan
de VN. Ze moeten nodig hervormen en versterken,
de grootmachten moeten er weer deel van gaan
uitmaken. Nu kunnen de VN niet snel beslissen, ze
horen van een conflict maar de volgende vergadering
is pas een volgende maand. Dan wachten ze gerust en
besluiten pas tijdens die vergadering dat ze moeten
ingrijpen. Vervolgens vragen ze elk land om wat
soldaten en dan hebben ze bijvoorbeeld drieduizend
soldaten bij elkaar geraapt, maar die soldaten komen
uit minstens dertig verschillende landen, ze spreken
verschillende talen, hebben nooit samengewerkt en
moeten dat dan ineens gaan doen. De VN moeten
veranderen willen zij echt van betekenis zijn.”
Nalatenschap“Het zal de mooiste dag uit mijn leven zijn als Hutu’s
en Tutsi’s op een dag rond de tafel gaan zitten, elkaar
in de ogen durven te kijken en elkaar de waarheid
zeggen. ‘Ik haat je en ik weet dat je mij haat, maar
we moeten samenleven dus hoe gaan we dat doen?’
Net als in Noord-Ierland. Je hoeft niet van elkaar te
houden, maar je moet wel goede buren zijn. Iedereen
heeft zijn rechten. Ik doe wat ik kan zodat never again
ook echt betekent: nooit meer. Met mijn stichting
organiseer ik deze gesprekken om ervoor te zorgen
dat er in de toekomst nooit meer burgeroorlogen zijn.
Om ervoor te zorgen dat er een stap vooruit wordt
gezet en er vrede kan zijn voor de volgende generatie.
Ik heb mijn hele leven gevochten, ik wil niet dat
mijn kinderen dat gevecht aan moeten gaan en mijn
kleinkinderen opgroeien met haat en gebrek aan
geloof in de ander. Ik wil iets nalaten. Ik geloof nog
steeds in Afrika. Ik geloof dat we het kunnen maken,
als we de wil maar hebben. Als er de wil is, dan is er
een weg.”
Ik geloof
nog steeds
in Afrika.
Ik geloof dat we
het kunnen maken, als we de wil maar
hebben. Als er de wil is, dan is er een
Shahied Badoella (ChristenUnie)
1. De Bijbel
2. Eindelijk thuis Henri NouwenDit inspirerende boek heeft mijn houding en gedrag ten opzichte van naastenliefde en sociale gerechtigheid ingrijpend beïnvloed. Geen oordeel, geen verwijt en geen afkeu-ring, maar juist bereid zijn de ander hoger te achten dan jezelf. Ik wil iedereen aanraden dit ontroerende boek te lezen en je te laten inspireren door de kracht van een ontmoe-ting. Begroet elkaar met open armen en ontmoet elkaar met af-fectie, genegenheid en onbevangenheid.
3. Wie heeft mijn kaas gepikt Spencer Johnson & Kenneth Blanchard
Michel Groenenstijn (Be More)
1. Shadow of the sun Ryszard Kapuscinsk
2. How to be good Nick HornbyEen ontzettend grappig en herkenbaar boek, met een goede bood-schap over ‘doorschie-ten’ in het goed doen. Ik wil in mijn enthou-siasme nog wel eens doorslaan in waar ik mee bezig ben, maar mede dankzij dit boek let ik inmiddels veel be-ter op waar het uitein-delijk echt om draait.
3. Lord of the Rings Tolkien
Ewout Suithoff (ZOA-Vluchtelingenzorg)
1. The Shack William P. Young
2. Dromen, Durven, Doen Ben Tiggelaar
3. De 7 gewoonten Stephen R. CoveyVoor iedereen die zich-zelf en zijn omgeving verder wil ontplooien is dit een prachtig boek, en een must voor iedere manager die leidinggeven serieus neemt. Volgens Covey moet je eerst jezelf aanpakken voor je met je omgeving aan de slag kunt. Het boek leert je leiding te geven aan jezelf zodat je een effectief leider vananderen kunt zijn. Prak-tisch en goed toepas-baar.
Henk van Stokkom (VanStokkom)
1. Africa, a biography of the continent John ReaderReader is de zoon van een Londense taxi-chauffeur die in 1955 richting Afrika vertrekt en door wie dit boek in 1997 is geschreven. Na veertig jaar schrijft hij een doorwrochte bio-grafie over Afrika; het continent dat zo groot is dat je het boek alleen al moet hebben van-wege het fantastische kaartje achterin. Daarop wordt namelijk duidelijk dat de oppervlakte van Afrika met gemak de oppervlakte van China, de Verenigde Staten, India, Europa, Argenti-nië en Nieuw Zeeland kan bevatten. Een must read voor iedereen die Afrika als continent beter wil leren kennen en doorgronden. 2. Binnen is het don-ker, buiten is het licht Dick Wittenberg (fotografie Jan Ban-ning) 3. Fooled by randomness Nassim Nicholas Taleb
Otto Kamsteeg (Frivista)
1. Wat is de wat Dave Eggers Deze indrukwekkende roman vertelt het levensverhaal van Va-lentino Achak Deng. Valentino is een jongen die op zesjarige leeftijd op de vlucht sloeg voor de oorlog in Zuid-Sudan. Shockerend en confronterend om al lezend te ontdekken welke genocide er heeft plaatsgevonden onder de ogen van mij en mijn generatie. En welke verwachtingen Valen-tino van het Westen had, en hoe ‘wij’ hem hierin teleurstellen. Het verhaal is zo krachtig dat het de manier ver-andert waarop je naar je eigen leven en dat van anderen in bijvoor-beeld Afrika kijkt. Groot respect voor Dave Eggers.
2. Welvaart voor de wereld Jeffrey D. Sachs
3. In alle redelijkheidTim Keller
Guido de Vries(ZOA-Uganda)
1. Guns, Germs and Steel Jared DiamondFascinerend boek over hoe de mens zich heeft verspreid en ontwikkeld in de afgelopen 13.000 jaar. Hoe wilde planten, zaden en dieren voor menselijk gebruik ge-schikt werden gemaakt en hoe dat uitmondde in Europese naties die andere (wereld)delen veroverden en popula-ties uitroeiden. De titel verwijst naar de manie-ren waarop dat gebeur-de; dat vooral geografi-sche en klimatologische omstandigheden hierbij een doorslaggevende rol speelden is een eye-opener.
2. Leven met Jezus van dag tot dag Juan Carlos Ortiz
3. The bottom billion Paul Collier
Hagar Prins (Frivista)
1. Ik was een kindsoldaat China Keitetsi
2. De gifhouten bijbel Barbara KingsolverEen dikke pil en in het begin is het even door-zetten, maar dit boek is oh-zo de moeite waard. Op meeslepende wijze vertelt Kingsolver het verhaal van Nathan Price die met zijn gezin afreist naar Belgisch Congo om de bevol-king tot het christen-dom te bekeren. Door zijn fanatieke gedrag kan Nathan echter op weinig sympathie van de bevolking rekenen. Kingsolver groeide zelf op in Congo en dat merk je. Haar beel-dende beschrijvingen voeren je weg naar Afrika, haar boosheid over de politieke situ-atie in het land voel je en haar onbegrip over de westerse inmenging begrijp je. Een boek dat mij leerde dat goed-doen helemaal niet zo gemakkelijk is.
3. Relationship fundraising Ken Burnett
Edith van Walsum(Ileia)
1. The God of small thingsArundhati Roy
2. La parole aux negressesAwa Thiam Dertig jaar geleden kwam ik voor het eerst in Afrika, en kocht in Lome (Togo) het boekje ‘La parole aux négres-ses’. De journaliste Awa Thiam had een dertigtal vrouwen geïnterviewd in verschillende West-Afrikaanse landen. Over elke vrouw schreef zij een hoofdstuk in dit prachtige en voor mij schokkende boek. Verhalen van jonge en oude vrouwen, van vrouwen op het plat-teland en in de grote stad. Verhalen over de relaties die deze vrouwen hadden met hun mannen, kinderen, familie. Over hoe het was om hun man te delen met vijf andere vrouwen. Vrouwen die verlaten en bedrogen waren, die kinderen in hun eigen armen zagen sterven, die hun dochters lieten besnij-den. Maar de verhalen gingen ook over kracht, solidariteit, wijsheid, hoop, humor.
3. An unquiet mindKay Redfield-Jamison
Wat een mooi blad, denkt u. En zo goed geschreven ook.
Dat vinden wij ook. Elke druppel inkt moet de moeite waard zijn. Een goede, mooie en foutloze tekst: daar houden we van. Net als u. Met veel liefde werkten we mee aan dit mooie blad. Omdat het mocht én omdat het moet.
An & Erica, tekstschrijvers www.verzinsels.com
Erica [email protected]
06 29 14 20 00
verzinsels in tekst v.o.f.creatief tekstbureau
www.verzinsels.com
creatief tekstbureau
Advertentie
Als je een beetje bekend bent van tv, word je heel vaak gevraagd voor goede
doelen. En het liefst hebben die je als ambassadeur. Dat je het gezicht
wordt van een organisatie. Ik vind dat altijd een beetje vreemd. Hoe kun je
nu het gezicht zijn van iets, wat je niet zelf bestuurt? Dat je bekende kop
niet weet wat de rest van je lijf doet. Is verrekte lastig. Moet je bij fietsen
eens proberen. Lig je zo op je bekende gezicht. Andersom lijkt me ook
onhandig trouwens. Dat je als organisatie opeens je gezicht in compromit-
terende toestand aantreft. Dan voel je je toch ook een kip zonder kop.
Toen ik gevraagd werd om mee te werken aan een spotje voor Cordaid,
heb ik dan ook gezegd dat ik dat graag wilde doen, maar dan wel eenmalig.
Voor één campagne dus. En dat ik mijn eigen gezicht voor mezelf mocht
houden.
Opeens vond ik mezelf terug in Malawi, in een heus Afrika van lemen
hutjes, rieten daken en vrouwen met een kruik op hun hoofd. Het rook ook
zo naar Afrika. Naar dampende grond. Iedereen was blij, en voor ik het wist
stond ik te dansen met stralende vrouwen in prachtig gebatikte doeken.
Iedereen was aardig, de projecten liepen gesmeerd, het leek bijna een aards
ie almaar riep hoe prachtig het werd en hoe goed ik het deed, rausde ik
Ik leerde veel mensen kennen en het klikte met hen. Ik had bedongen dat
mogelijk zouden filmen, zodat we niet de schijn tegen ons hadden dat we
decadent een beetje vakantie hielden. Achteraf vind ik het bijna jammer
dat we zo ijverig waren en alleen maar gewerkt hebben. Eigenlijk had ik
nog wel een tijd door dat land willen reizen. Het nog beter leren kennen.
Ook de slechte kanten zien. Het is nu een zoete herinnering, die langzaam
vervaagt. Maar goed, gelukkig heb ik het filmpje nog!
Bekend gezichtJoris Linssen, tv-presentator
Ik voelde me Kuifje in Afrika. paradijs. Achtervolgd
door een snelle crew, d over de Afrikaanse
markten en stofwegen. we zo veel
‘Ik schaam me voor mijn huis’
Het is zaterdagochtend, kwart voor negen. De meeste mensen genieten van hun vrije dag en liggen nog in bed, maar voor een flat in het Amersfoortse Liendert staan al vijf vrijwilligers van Stichting Present klaar met emmers en schoonmaakspullen. Klaar om een verwaarloos-de flat weer leefbaar te maken. Straks zullen ze de taken verdelen en gaan twee vrijwilligers aan de slag in de keuken. Een ander zal zich met schoonmaakspullen terugtrekken in de badkamer en ook zal iemand met afval en af-gedankte spullen heen en weer lopen tussen de flat en de vuilniscontainer. Het opruimen van de overgebleven spullen zal door vrijwilliger nummer vijf worden gedaan. Later die dag zul-len ze de kamers stofzuigen en dweilen zodat de flat niet alleen opgeruimd, maar ook weer schoon en fris is.
Sociaal isolementDe flat is het thuis van Marianne van Veen, een alleenstaande vrouw van
37 jaar. Marianne heeft last van een laag zelfbeeld, depressieve gevoelens
en lichamelijke problemen die haar belemmeren goed te functioneren
in de maatschappij. Ze fladdert van het ene baantje naar het andere,
maar het lukt haar niet iets aan te pakken of vast te houden. Ze krijgt
hiervoor al vanaf haar vijftiende psychische hulp, maar werd telkens
zonder diagnose naar huis gestuurd. Tot twee jaar geleden, toen het echt
mis ging. Er werd door een instantie van de Gemeente Amersfoort een
verkeerde inschatting gemaakt waardoor Marianne weer aan het werk
moest. Marianne: “Ik ben toen helemaal ingestort. Ik wilde graag werken
‘Ik schaam me voor mijn huis’
Stichting Present ruimt op bij Marianne
en deed heel erg mijn best maar
het lukte gewoon niet. De instantie
nam me niet serieus en ik raakte in
paniek. Ik begon dingen te zien die
er niet waren en wilde tegen een
boom rijden. Opnieuw kwam ik op
de psychiatrische afdeling van het
ziekenhuis terecht en weer werd ik
naar huis gestuurd met de bood-
schap dat ze niet wisten wat me
mankeerde. Dat werd me teveel. Ik
sloot me op in huis en nam de tele-
foon niet meer op. Gelukkig belden
vriendinnen de crisisdienst en na
meer onderzoek kwam er eindelijk
een diagnose. Ik bleek borderline te
hebben, een persoonlijkheidsstoor-
nis.”
Sinds maart zit Marianne full-
time in therapie en leert ze inzien
waarom ze dingen op een bepaalde
manier doet. En waarom ze dingen
niet doet, zoals het opruimen en
schoonmaken van haar huis. Door
haar psychische en lichamelijke
klachten heeft ze haar huis de
afgelopen jaren verwaarloosd. Afval
en spullen stapelden zich op terwijl
haar twee katten voor nog meer
rommel zorgden. Langzaam maar
zeker stond het hele huis vol. Zo
vol dat Marianne op de bank in de
woonkamer moest slapen. Marian-
ne: “Ik schaam me voor mijn huis.
Ik nodig ook nooit mensen uit want
dan moeten ze hink-stap-sprong
mijn huis door. Als het net is op-
geruimd wil het nog wel een tijdje
lukken om het zo te houden, maar
op een gegeven moment wordt de berg te groot en gaat het weer mis.
Ik krijg het gewoon niet voor elkaar.” Anne Ettema van de Gemeente
Amersfoort helpt Marianne haar leven weer op de rit te krijgen. Ze
kennen elkaar goed. Zij was ook degene die Stichting Present inscha-
kelde om zo een stap in de goede richting te zetten.
Anne: “Als het huis straks op orde is kunnen we huishoudelijke
ondersteuning proberen te regelen zodat het schoon en netjes blijft.
Iemand die samen met Marianne de boel aanpakt en haar motiveert
zodat het niet bij deze dag alleen blijft.”
Nieuwe startTerug naar zaterdag. Marianne staat in de deuropening en probeert
rustig te blijven als de groep binnenkomt en bezit neemt van haar
omgeving. Al snel worden er spullen heen en weer gesleept. De
spanning op haar gezicht neemt toe. De controle loslaten is moeilijk
voor haar. Straks gaan er dingen weg die niet weg mogen of stuk die
niet stuk mogen... De afgelopen dagen heeft ze een aantal dingen
gestickerd dat echt niet weg mag. Ook heeft ze het afval bij elkaar
proberen te verzamelen. Nu de groep binnen is pakt ze snel haar jas
om ergens anders heen te gaan. Ook voor morgen heeft ze wat leuks
op de planning staan zodat ze niet meteen alles gaat doorzoeken.
“Het liefste zou ik zeggen ‘laat alle vuilniszakken maar staan’ dan
kijk ik die nog even na. Maar ik moet het loslaten. Want ik ben heel
blij met de hulp. Heerlijk dat alles straks schoon is, dat is heel lang
geleden. Ik hoop echt op een nieuwe start.”
Een week later vertelt ze hoe het met haar gaat na de invasie van
afgelopen zaterdag. En is het huis nog steeds netjes? “Eh, het is al
iets rommeliger dan afgelopen weekend,” lacht ze, “want het was
wel heel leeg en ongezellig. Maar schoon is het nog wel. Ik probeer
het bij te houden maar de huishoudelijke ondersteuning laat nog
even op zich wachten.” Sommige dingen waren ook iets te goed
opgeruimd. “Ik heb me rot gezocht naar de afstandsbediening en er
waren ook wat dingen weggegooid die ik liever gehouden had. Maar
ik ben erg blij met de hulp. Ik vond het niet leuk, al die mensen over
de vloer, want zoals ik al vertelde schaam ik me voor mijn huis, maar
het scheelde dat het onbekenden waren, want die zie ik nooit meer
als het goed is,” lacht ze.
De naam Marianne is om privacyredenen gefingeerd
‘Het liefste zou ik zeggen ‘laat alle vuilniszakken maar staan’ dan kijk ik die nog even na’
Stichting Present Stichting Present mobiliseert jaarlijks honderden vrijwilligers die hun tijd en mogelijkheden inzetten om mensen die dat nodig hebben te helpen. Present werkt samen met maatschappelijke orga-nisaties omdat die weten welke mensen in de samenleving de hulp van vrijwilli-gers kunnen gebruiken. In het geval van Marianne werkte Present bijvoorbeeld samen met de Gemeente Amersfoort en Stichting Altrecht. Leden van een Bij-belstudiegroep van de christelijk gere-formeerde kerk uit Amersfoort hadden zich aangemeld als vrijwilligers. Zij doen dit jaarlijks om iets te kunnen betekenen voor hun naasten en tegelijkertijd elkaar beter te leren kennen. André, één van de vrijwilligers, was onder de indruk toen hij bij Marianne binnenstapte: “Bizar dat het in je eigen stad gebeurt dat iemand op de bank moet slapen vanwege de rom-mel in huis. Ik schrok er gewoon van en ben blij dat we haar met deze dag op weg kunnen helpen.” Harmen van Zwol is coördinator bij Stich-ting Present Amersfoort. Hij constateerde dat er twee typen mensen actief waren in het vrijwilligerswerk: de ‘geitenwollen-sokkentypes’ en de mensen met veel tijd. Maar voor de middengroep met mensen die wel iets willen doen maar niet weten hoe zij dat in hun drukke leven vorm moe-ten geven, was er niets. Stichting Present speelde daar op in. Harmen: “Ik zie dat het past bij de moderne wereld dat je zelf bepaalt wanneer je een dagje vrijwilli-gerswerk kunt doen. Het zou mooi zijn als het niet blijft bij een dagje goed-doen en het echt een maatschappelijke beweging wordt die vorm krijgt in de samenleving. Het zijn namelijk niet alleen de klusjes, maar ook het gevoel van eigenwaarde dat de hulpontvangers terugkrijgen. Ze zien zo dat er wel degelijk mensen zijn die hen willen helpen en die hen belangrijk vinden.”
‘Het liefste zou ik zeggen ‘laat alle vuilniszakken maar staan’ dan kijk ik die nog even na’
‘Elke keer als ik wakker word denk ik: joh, we zijn gewoon te moeilijk bezig’Wubbo Ockels: iedereen kent
hem als de eerste Nederlandse
ruimtevaarder. Maar dat was
1985. Vijfentwintig jaar later is
Ockels hoogleraar duurzame
technologie aan de TU Delft, en
zet hij zijn kennis en energie in
voor het bedenken en ontwikke-
len van duurzame ideeën. Dat is
nodig, aangezien Nederland qua
duurzaamheid een behoorlijke
achterstand heeft ten opzichte
van omringende landen. Toch
wordt Ockels door de regering
niet met open armen ontvangen.
“De laatste jaren ga ik me steeds
meer ergeren. In Nederland
heerst een zieke mentaliteit.”
Als je Wubbo Ockels vraagt naar
zijn beste duurzame ideeën -
die eigenlijk allang uitgevoerd
hadden moeten worden - is hij
wat terughoudend. “Ik kan veel
ideeën hebben, maar ik weet niet
of ze werken. Ik heb er natuurlijk
wel vertrouwen in, maar je kunt
gewoon niet goed inschatten of
het lukt, of het gebeurt. In de
jaren 50 dachten we bijvoorbeeld
dat we naar een atoomtijdperk
zouden gaan, dat is niet gebeurd.
In de jaren 80 zou er een water-
stofeconomie komen, dat is ook
niet gebeurd. Nu denken we al
veertig jaar lang dat kernfusie de
oplossing is, maar dat is ook nog
niet gebeurd. Dingen blijken toch
moeilijker te zijn dan ze in eerste
instantie lijken.”
Dat geldt ook voor zijn beste idee:
energie opwekken door middel van
vliegers. “Waarom weet ik eigen-
lijk niet. Elke keer als ik wakker
word denk ik: joh, we zijn gewoon
te moeilijk bezig. Kijk naar buiten,
zie hoe de wolken bewegen, wat
een energie! Als je daar een vlieger
hangt kun je er zoveel uithalen,
het is zonde dat we die energie
niet gebruiken.”
Er heerst een zieke mentaliteit
Het is moeilijk niet onder de
indruk te raken van Ockels. Hij
neemt de tijd om dingen uit te
leggen en maakt het niet nodeloos
ingewikkeld. Hij is zo inventief
en bevlogen bezig om Nederland
duurzamer te krijgen; daar word je
vanzelf enthousiast van. Maar dat
enthousiasme neemt de regering
nog niet over. Dus kaart Ockels de
klimaatproblematiek regelmatig
aan in de media. Het beleid van
de regering schommelt volgens
Ockels namelijk alle kanten op
door een gebrek aan kennis en een
heldere koers.
‘Elke keer als ik wakker word denk ik: joh, we zijn gewoon te moeilijk bezig’
Hoogleraar Wubbo Ockels over duurzaamheid
Ockels’ drie beste ideeën
1. Vliegerenergie “Vliegers fascineren mij omdat ze zo ontzettend veel mogelijkheden heb-ben.” Dit is een innovatief idee om gebruik te maken van windenergie op grote hoogten, waar het over het alge-meen harder waait en de luchtstroom gelijkmatiger is. Dit gebeurt door mid-del van een laddermolen met vliegers eraan.
2. Ecolution Een zeilboot die zijn eigen elektrici-teit opwekt: dat is het zero-emission zeilschip de Ecolution. Een dag zeilen geeft vijf dagen levensenergie. Midden juni 2010 gaat de boot het water in. “Veel mensen denken: leuk zo’n bootje, maar die hebben niet door dat dit een expeditie is, een levensexpeditie.”
3. SuperbusEen combinatie tussen de flexibiliteit van een auto en een hogesnelheids-trein. Deze elektrische autobus biedt plaats aan twintig à dertig personen en rijdt buiten de steden op een betonnen geleidingsbaan. De bus kan 250 kilo-meter per uur en bestaat uit meerdere compartimenten die elk via hun eigen deur bereikbaar zijn. Het prototype is bijna af. “De Superbus is waanzinnig! Dat is echt wat ik noem een megaknal-ler.”
“Kennis en innovatie worden
helemaal niet gestimuleerd in
Nederland. Dat is heel jammer.
Het aanvragen van subsidie voor
onderwijs en onderzoek is veel te
ingewikkeld gemaakt. Daarbij is
de waardering voor vernieuwing
niet groot, want er heerst eerder
angst voor vernieuwing, risico’s
worden gezien als slecht. Maar
iemand die vernieuwend bezig
is zoekt juist die risico’s op, daar
zit het spannende.” Dat innova-
tie niet wordt toegejuicht wordt
ook duidelijk als we Ockels’ idee
over vliegerenergie als voorbeeld
nemen. Ockels bedacht dit idee al
meer dan tien jaar geleden, maar
hij kreeg van het ministerie van
economische zaken geen subsidie.
Jaren later werd er in Duitsland
eenzelfde idee ontwikkeld, en toen
werd het idee serieuzer genomen.
Rotterdam kwam toen met een
miljoen euro over de brug.
“Ja, daar raak je soms wel een
beetje gefrustreerd van. De
laatste jaren ga ik me steeds meer
ergeren. In Nederland heerst een
zieke mentaliteit, en dat heeft
alles te maken met de insteek dat
je het eigenlijk niet weet, maar
er wel over mee wilt praten. Dat
gebeurt vooral in de politiek,
waardoor er dus een groot deel van
ons belastinggeld verkeerd wordt
uitgegeven. Ik kan er niet meer zo
goed tegen. Dat heeft misschien te
maken met die handelsmentaliteit.
Je hoeft niet eerlijk, oprecht of
verantwoord te zijn, als het maar
winst maakt.
Net als dat polderen. Dat is
prachtig voor sociale vraagstukken,
maar voor technische vraagstuk-
ken over duurzaamheid moet je
gewoon experts in huis hebben.
In de medische wetenschap doe je
ook alleen maar iets als je daarvoor
bewijs hebt. Hier hebben we een
doelstelling, dan een regel, en dan
gebeurt er wat, maar of het werkt!?
Dat doet er niet toe. En dat is niet
goed. We moeten evidence-based
gaan regeren. Want als we alleen
maar aan het polderen zijn en
iedereen mag zijn mening uiten,
dan komen we in een hele vlakke
maatschappij terecht. In zo’n maat-
schappij wordt het moeilijk een
zeker recht van spreken op te eisen
omdat jij het weet, omdat de ander
niet kan beoordelen of jij het weet
want die heeft weer geen kennis.
Ik heb geen respect voor onze re-
gering. Als je ziet hoe die mensen
zich uiten als ze het over duur-
zaamheid hebben, dan denk ik:
jongens waar haal je dat toch van-
daan? Waarom beweert voormalig
minister van onderwijs, cultuur en
wetenschap Maria van der Hoeven
(op moment van schrijven demis-
sionair minister van economische
zaken, red.) dat we kolencentrales
nodig hebben voor elektrisch
rijden, terwijl er rapporten zijn die
aangeven dat die niet nodig zijn?
Ze praat gewoon een lobbygroep
na. Er is wel kennis, maar er wordt
niet gestudeerd. Politici besteden
het gewoon uit aan een consultant
en kunnen dus ook geen verant-
woordelijkheid nemen. En zo wor-
den we een kennisloos land terwijl
we een kennisland wilden zijn.”
We hebben een leider nodig
Ockels zit ondertussen niet stil.
Al bijna twintig jaar is hij hoog-
leraar aan de Technische Uni-
versiteit Delft en in die tijd heeft
hij meerdere projecten bedacht
en uitgewerkt. Zo heeft Ockels
studenten geholpen de zonne-auto
Nuna te bouwen, en binnenkort
wordt de laatste hand gelegd aan
het zero-emission zeilschip de
Ecolution (zie kader voor toelich-
ting). “Ik denk regelmatig: wat is
dat een mooi project! Geweldig
interessant om op je eigen boot
onderzoek te doen en colleges te
geven. Dan plaats ik die filmpjes
weer op YouTube en zo wordt zo’n
schip een verhaal. En van het ene
verhaal komt het andere verhaal
en kun je je leven verrijken met
de dingen die op je pad komen.
Maar die dingen komen dus op je
pad omdat je ook op die manier
bezig bent. Dat klinkt een beetje
taoïstisch misschien,” lacht Ockels,
“maar het is in de praktijk wel zo.”
Naast de Ecolution is Ockels al
een tijd bezig met de zogenaamde
Superbus, een elektrische autobus.
“Het concept van de Superbus
is zo voor de hand liggend dat ik
denk: waarom is het er nog niet?
Je hoeft niet eerlijk, oprecht of verantwoord te zijn als je maar winst maakt
Ik heb er nooit een studie van
gemaakt, maar iets groots als het
openbaar vervoer, waar veel van
elkaar afhankelijk is, heeft een
hele sterke drager nodig. Daar-
voor is iemand nodig die zegt: wij
gaan dat doen en dat gaan we zo
financieren. Zoals John F. Ken-
nedy er toentertijd voor zorgde dat
Amerika naar de maan ging. Dat is
zo on-Nederlands, dat kennen wij
niet. Wij kunnen alleen maar en-
thousiast worden van buitenlandse
ideeën. We hebben een leider no-
dig als we onze achterstand willen
inhalen. Iemand die de echtheid
weer naar boven haalt. We hebben
in Nederland een hele intelligente
bevolking, dat is aangetoond, maar
waarom besteden we dan geen
aandacht aan het onderwijs en zijn
de leraren niet de belangrijkste
mensen in onze maatschappij? We
moeten meer gaan werken met
competities, bijvoorbeeld alle be-
drijven die zonnepanelen bouwen
uitdagen met een groot tv-pro-
gramma en 100.000 euro prijsgeld
van de regering voor wie de beste
en goedkoopste panelen bouwt.
Daar profiteren we van want het
wordt voor iedereen bereikbaar,
iedereen ziet het.
Het is ook belangrijk dat de jeugd
meer geld krijgt om dingen te
doen. Er bestaat ontzettend veel
wil. Ik heb daarom een voorstel
gedaan om tien procent van het
innovatiegeld naar de jeugd te
laten gaan, want we hebben het
toch over de toekomst? En de
jeugd ís de toekomst. Maar ik werd
door politici neergezet als een
sinterklaas die geld wilde strooien
over de jeugd. Nee, zei ik, ik ben
iemand die water geeft aan alle
zaadjes. Waar ben je mee bezig als
je in een rijk land als Nederland
denkt: ben ik wel goed bezig als je
geld geeft aan de jeugd? Iedereen
die een klein beetje nadenkt kan
hooguit zeggen dat die tien pro-
cent te weinig is, niet teveel.
Lokaal, regionaal en bij bedrijven
wordt er gelukkig ontzettend veel
gedaan aan duurzaamheid. Want
duurzaamheid leeft wel, er is veel
pit in Nederland, er zijn heel veel
mensen die heel veel doen. De
provincie Friesland is bijvoorbeeld
lekker aan de weg aan het tim-
meren, daar mankeert niets aan.
Wat er mankeert is dat de regering
het maar niet voor elkaar krijgt
om bestaande belangen en lob-
bies opzij te schuiven en met een
strakke strategie naar de toekomst
te gaan. Daarvoor hebben ze steun
nodig en dat kan maar van één
kant komen volgens mij: van de
burgers.”
En om die burgers te bereiken
heeft Ockels een beweging
opgericht die eist dat Nederland
in 2050 honderd procent schoon
is. “Ik geloof dat de mens wakker
gemaakt moet worden om door
te krijgen dat je recht hebt op een
schone toekomst, dat het een bur-
gerrecht is, zeker in zo’n welvarend
land als Nederland. De mensen
zijn zich wel bewust van het recht
op vrije meningsuiting en van het
recht op onderwijs, maar niet van
het recht op een duurzame toe-
komst. Iedereen wil het wel, maar
dat vertaalt zich nog niet in dat we
het eisen van de democratie. Ik
hoopte op één miljoen leden op 8
maart 2010 zodat ik daarmee naar
de regering kon stappen, maar er
hebben zich niet genoeg mensen
aangemeld.
Men vindt het te lastig. Ze kijken
wel op de site maar melden zich
niet aan. Ik ga nu naar andere
wegen zoeken om dezelfde bood-
schap te vertellen.
Ja, ik wil het ook!
In Nederland zijn we zo ver
weggeraakt van het gevoel van
democratie. Ik reis elke dag met
de trein en dan praat ik vaak met
mensen over de problematiek
en vraag ik hen of ze denken dat
ze daar wat aan kunnen doen.
Nou nee, dan moet je op partijen
stemmen, hoor je dan, is er iets
anders? Misschien werkt het niet
meer, die partijen. Zeker niet ten
aanzien van duurzame ontwik-
keling, want die partijen zitten
tegen elkaar in te harken. Terwijl
de problematiek algemeen is en
niets te maken heeft met links of
rechts, of wel of niet religieus. Het
gevoel van democratie is weg. Ik
zou dolgraag een beetje van dat
gevoel terug zien. Zeker met de
huidige communicatiemiddelen
is het zo gemakkelijk. Morgen kan
iedereen zeggen: ja, ik wil het ook!
En als mensen dat zeggen heeft de
regering een opdracht. Maar ook
een kracht, want dan heb je het
ergens over, Nederland wil echt
dat we dit doen.”
Door deze uitspraken ontstaat
vanzelf de vraag of Ockels niet
zelf de politiek in wil. “Ik heb er
wel over nagedacht, maar ik ben
er bang voor. Ik ken veel politici
nog van voor ze de politiek in
gingen, en pff, je wordt gemangeld
in die wereld. Ik vraag me dan af
wanneer ik meer kan bereiken. En
misschien is dat wel op de manier
waarop ik mijn eigen ik ben met
mijn ideeën. Ik kan mensen
begeisteren als leider, maar heb
waarschijnlijk niet de bestuurlijk
eigenschappen die nodig zijn. Ik
ben geen Obama.”
Je hoeft niet eerlijk, oprecht of verantwoord te zijn als je maar winst maakt
van geen zingeving
van geen zingeving
Leven met het
Bij Thailand denk je niet meteen aan vluchtelingen. Eerder aan jungletochten, prachtige eilanden, blauwe zee en snorkelen totdat je trek hebt in spicy food and cold beer. Maar in het westen van Thailand, aan de grens met Birma, zie je als je goed zoekt al snel verschillende grote vluchtelingenkampen, tjokvol mensen uit Birma. Bezaaid met huisjes van bamboe die elkaar net niet raken en vergeven van een gif
dat mensen leeg maakt: het onbreken van zingeving.
Een dag in het kamp Ma Lae is als een hele koude douche; je wordt lichamelijk te snel wakker terwijl je geestelijk nog niet aanwezig bent. Er lopen 40.000 Birmezen rond, maar ze zijn er met hun gedachten niet bij. Die zijn elders, bij hun thuisland, bij de wreedheden die
ze hebben gezien, bij het verlies van geliefden. Het helpen van deze mensen is moeilijk omdat ze getraumatiseerd zijn, heimwee hebben naar huis en haard, vrij willen zijn, een leven willen hebben waarin nut, blijdschap en perspectief aanwezig zijn en dat op dit moment niet blijvend verholpen kan worden. De Birmeze junta (sinds de jaren zestig al in het zadel) zit niet te wachten op al die minderheden die meer onafhankelijkheid willen. Dus worden er grootschalige militaire campagnes uit de kast gehaald, gecombineerd met een wreedheid die het bloed doet stollen. Inwoners van dorpjes worden verjaagd en gedwongen om door hun eigen landerijen te lopen of rennen. Daarin krioelt het van de landmijnen. Alle kampen kennen dan ook een werkplaats voor het vervangen en repareren van kunstarmen, kunstbenen en kunstvoeten. Alles voor een gekunsteld bestaan. Dat geldt ook voor de kinderen en jongeren die zijn geboren in de kampen. Ver weg van het dorp van hun ouders, moeten zij het doen met de glorieuze droom van verzet, en hopen op een regering ergens in deze wereld die hen een verblijfsvergunning wil bieden. Amerika pikt alle intelligente mensen eruit,
dus als je dom bent heb je echt een probleem. Als je dat al niet had. Want elke dag bedenken wat je met je leven moet doen en daarop geen echt antwoord weten is slecht voor je geest. Dus gaan de vluchtelingen maar massaal onderwijs volgen: beroepstrainingen en landbouwklasjes. Maar als je al jaren en jaren in een kamp zit ben je òf heel geleerd òf heel moe. En wat moet je met een IQ van boven het gemiddelde wanneer je niet kunt excelleren? Wanneer je niet in vrijheid kunt gaan en staan waar je wilt? Wanneer de wereld niet verder komt dan sancties, in Irak en Afghanistan wel dictaturen wil omgooien, maar Birma ongemoeid laat qua militaire interventie?Nu is het Westen sowieso geestelijk en daadkrachtig gehandicapt als het gaat om dictaturen, genocide en het verstaan van de schreeuw van mensen. Mensen die schijnbaar die vraag om hulp niet samen met olie en andere grondstoffen weten mee te brengen. Dus is de situatie van de Birmeze vluchtelingen een status quo die henzelf het meeste treft. Want de wereld draait wel door.
Meer informatie: www.burmacentrum.nl
Bond tegen het vloeken
Focus op (groen) verzenden | www.euromail.nl
Advertentie
Onze verpakkingsfolie.
PROFITVOOR
NON PROFITpersoonlijke aandacht in media-advies
www.svbmedia.nl
Wij behoren tot de eerste generatie die op een
indringende manier ervaart dat wij als wereldbe-
volking een gezamenlijk lot delen. In het Westen
en in Nederland beseffen wij meer en meer dat ons
individueel en collectief (consumptie)gedrag een
grote, mogelijk zelfs desastreuze invloed heeft op het
welzijn van de aarde en de bewoners ervan.
Maar dat lijkt nu nog vooral anderen aan te gaan
die ver weg wonen. En het raakt weliswaar bij tijd
en wijle ons hart en onze portemonnee, maar het
krenkt ons rechtvaardigheidsgevoel niet. We worden
ook niet in ons diepste mens-zijn geraakt. Hoe komt
dat? Gebrek aan kennis? Ik geloof er niets van. Het
verhaal is simpel en al eeuwenoud: de ene mens telt,
het andere niet. Some people are more equal than
others. Alle (internationale) solidariteit en naas-
tenliefde ten spijt: het evolutionaire proces lijkt de
gang te bepalen. The survival of the fittest. Of is the
survival of the lucky een betere benaming?
In de laatste decennia heeft dat in de westerse cul-
tuur bizarre vormen aangenomen. Was er eerst nog
het algemeen belang van de groep waartoe je be-
hoorde, nu gaat het in de kern om het belang van het
individu. Het leven is een project, een instrument
voor eigen geluk en gelijk. En dat dient beschermd
te worden. Tegen elke prijs. Zowel macro, maar dat
staat nog maar al te vaak voor ‘ver weg’, als micro:
als consument gaan voor de trends en de koopjes
op allerlei terreinen, dondersgoed wetend dat de
verborgen kosten moeten worden betaald door
mensen elders, zonder macht en invloed. De bonus-
en graaicultuur is niet begonnen op Wall Street,
maar in Main Street. In onze eigen straat. In ons
eigen huis. In ons eigen hart. Maar inmiddels weten
ons hoofd en hart dat dit consumptiegedrag ook
ons leven zal treffen, en dat van onze kinderen, de
volgende generaties. De voedselcrisis, de watercrisis,
de grondstoffencrisis, de klimaatcrisis en de financi-
ele crisis geven aan dat een aantal seinen op rood is
gesprongen langs onze hoge snelheidslijn.
Als christelijk wereldburger heeft bij mij niet
wanhoop maar hoop het laatste woord. Hoop is niet
maakbaar, je ontvangt het. Net als liefde. Naar mijn
overtuiging gaan hoop en liefde altijd samen met
de wil en de verantwoordelijkheid de ander recht te
doen. En daarvoor de prijs te betalen. Daarbij gaat
het niet in de eerste plaats om geld, maar om integri-
teit. Ben je uit één stuk en waar ga je dan voor?
Recht doen zijn woorden waaruit Bijbelse integriteit
spreekt. De toets daarbij is in hoeverre je recht doet
aan mensen die niet in tel zijn, die je eigenlijk alleen
maar wat lijken te kosten. Tegenover the survival of
the fittest zegt het Bijbelboek Spreuken dat God zich
juist in het bijzonder verbindt met de gemarginali-
seerden: “Wie een verschoppeling onderdrukt, bele-
digt zijn schepper, wie zich over een arme ontfermt,
eert hem.”
Kortom, met je houding ten opzichte van kwetsbaren
vloek je of eer je de schepper. ‘Kom op!’ zou ik tegen
een ieder willen zeggen, maar in het bijzonder tegen
christenen. Stop met vloeken op macro- en microni-
veau. Sluit wereldwijd een bond tegen het vloeken.
Doe recht, wees trouw, want dat zijn wegen waarop
God wandelt.
Bond tegen het vloeken
Mar
nix
Nie
mei
jer,
dir
ecte
ur T
ear.
dit is voor hen die in onze wereld onzichtbaar worden gemaakt
dit is voor hen die in onze wereld onzichtbaar worden gemaakt
Help de donateur praat
terug, wat nu?
Traditiegetrouw ligt er bij veel goede doelen een grote
focus op het werven van nieuwe donateurs. Nieuwe
donateurs worden vaak gezien als het instrument om
meer inkomsten te realiseren. Is de nieuwe donateur
eenmaal ‘binnen’, dan verdwijnt deze vaak uit het
zicht van het goede doel. Op een paar standaard
mailings per jaar na, lijkt de interesse om te bouwen
aan een (h)echte relatie met de gever ver te zoeken.
Relaties worden onderhouden op basis van eenrich-
tingsverkeer en dat resulteert op de lange termijn in
afstandelijke, niet betrokken relaties of relaties die te
vroeg eindigen. En dat is jammer, want het werven
van een nieuwe donateur kost vele malen meer dan
het behouden van een bestaande relatie. Bovendien
levert een trouwe donateur op de lange termijn altijd
meer op, in geld of andere vormen van betrokken-
heid. Daarnaast zijn het vaak de loyale donateurs
die hun goede doel onder de aandacht brengen bij
vrienden en bekenden en daarmee hun goede doel
ingangen bieden bij nieuwe doelgroepen. Genoeg
redenen, zou je zeggen, om ook te investeren in het
onderhouden van de relatie.
Authenticiteit Volgens Edwin Venema, hoofdredacteur van FM,
tijdschrift voor filantropie en bestuur, en program-
mamanager van het Civil Society Congres voor
fondsenwervers, is de randvoorwaarde voor loyale
donateurs een authentieke organisatie. “Door de
crisis zijn we klaar met inhoudsloze massaconsump-
tie, communicatie waar je niet om gevraagd hebt.
Er is een brede maatschappelijke behoefte ontstaan
aan een terugkeer naar duurzame, oprechte en pure
dingen in het leven.” Volgens Venema moeten veel
goede doelen hun authenticiteit weer herontdek-
ken. “Een goed merk heeft een authentiek verhaal te
vertellen, een oprecht verhaal dat mensen aanspreekt
omdat ze in het verhaal iets van zichzelf herkennen of
omdat ze iets bewonderen of denken: ‘dat is goed’. Bij
veel goede doelen is authenticiteit vaak overwoekerd
door kenmerken die ze hebben overgenomen van
bedrijven en de overheid. Dan kun je denken aan de
eigenschappen groot, ambtelijk en log. Dat zie je ook
terug in de fondsenwerving. Goede doelen gebruiken
vaak instrumenten die ook door bedrijven worden
gebruikt, zoals telemarketing.” Volgens Venema heeft
dat een negatief effect op de relatie tussen goede
doelen en het publiek. “Mensen willen geen goed
doel steunen dat te veel op een bedrijf of de overheid
‘Loyale donateurs bestaan niet meer.’ Tegenwoordig zul je bijna geen fondsenwerver meer tegenkomen die deze uit-spraak niet in de mond neemt. Ook als we de vakmedia moeten geloven behoren loyale donateurs tot een uitstervend ras. Wat gaat er mis? Slagen goede doelen er niet meer in om hun gevers aan zich te binden of zijn de donateurs van deze tijd echt zo wispelturig? De ontwikkelingen vormen aanlei-ding voor goede doelen om hun relatie met gevers eens goed onder het licht te houden. Het moet en kan anders, maar dat stelt goede doelen wel voor nieuwe uitdagingen. Vier profes-sionals en hun visie op donateursloyaliteit.
lijkt. Goede doelen die zich in zo’n positie gemanoeu-
vreerd hebben, hebben een groot probleem, want het
publiek wil zich herkennen in een burgerinitiatief.”
Venema is ervan overtuigd dat een betere balans tus-
sen professionaliteit en passie bij goede doelen leidt
tot loyalere donateurs. “Dat is de grootste uitdaging
voor goede doelen. Aan beide kanten is veel werk te
verzetten. Sommige organisaties moeten hun passies
van vroeger weer herontdekken, anderen moeten juist
op het gebied van professionaliteit enorme sprongen
maken.” In het opbouwen van een goede relatie met
de donateur vindt Venema het essentieel dat organisa-
ties steeds weer hun toegevoegde waarde laten zien.
Venema: “Ik vind dat een maatschappelijke organisa-
tie, en dat is een goed doel, maatschappelijke winst
moet maken. Als je alleen maar als een tussenstation
fungeert zonder dat je iets toevoegt aan de keten dan
doe je iets niet goed. Die maatschappelijke waarde
moet je elke keer heel scherp definiëren en bewaken.
Als je daarin namelijk een scherp en goed profiel
hebt, kun je ook je donateurs op langere termijn
borgen. Dat is heel belangrijk. Op het moment dat je
niet meer goed kunt uitleggen wat het verschil is of je
er nu wel of niet was, als je daar geen draagvlak voor
kunt creëren, dan werkt de markt ook heel simpel en
verdwijn je vanzelf.”
KloofVenema ziet naast het gebrek aan authenticiteit bij
goede doelen nog een factor die goede doelen kan
belemmeren in het opbouwen van een goede relatie
met hun donateurs: de kloof tussen goede doelen en
het publiek. “Het publiek verwacht van goede doelen
dat ze nog steeds opereren als vrijwilligersorganisatie.
De discussie van een aantal jaar geleden over het
salaris van de directeur van de Hartstichting vind ik
Renée Steenbergen: adviseur, onderzoeker en publicist op het gebied van Mecenaat en major donors in de kunsten
“In het bouwen aan een goede relatie met grotere gevers is dankzegging de alfa en de omega en dat kan in allerlei vormen. Het is wel belangrijk om dankzegging zo symbolisch mogelijk te houden en zo min mogelijk materiële tegenprestaties te beloven. De enige oplossing daarvoor is persoonlijke aandacht, met daarbij als stelregel ‘hoe meer je geeft, des te persoonlijker de aandacht’. Het is een vreemde aanname dat mensen niet bedankt zouden willen worden. Als je iets krijgt, zeg je netjes dan-kuwel en als iemand afzegt dan zeg je ook ‘bedankt voor uw bijdrage’. Dat zijn gewoon beleefdheids-vormen! Soms lijkt het wel alsof er bij goede doelen een angst is om persoonlijk contact te hebben met de gever. Behalve goede omgangsvormen is het in de relatie met gevers ook belangrijk dat je ze kent. Ik moet wel eens tegen mensen zeggen: een gever is niet de prins op het witte paard die toevallig met een zak geld voorbij komt rijden. Het is meestal iemand die je al kent, maar die je nog niet als zodanig hebt geïdentificeerd en aan wie nog niet op het juiste moment, door de juiste persoon of op het juiste niveau - qua bedrag - de geefvraag is gesteld. Hij is misschien vriend, terwijl hij ook major donor kan zijn. Zoiets weten vereist netwerkonderzoek. Iemand die daarbij voor jouw organisatie een soort am-bassadeursrol wil vervullen is van net zo groot belang als gevers zelf. Zeker als kleine organisatie heb je dat hard nodig, want je kunt het niet allemaal zelf.” www.ReneeSteenbergen.com
Goede doelen moeten in de hoofden van donateurs op de bekende pijndossiers vooruitgang boeken
Goede doelen moeten in de hoofden van donateurs op de bekende pijndossiers vooruitgang boeken
daarin heel kenmerkend. Ik denk dat toen pas duide-
lijk werd dat goede doelen soms hoge kosten moeten
maken om de kwaliteit van de organisatie in stand te
houden.” Venema vindt dat goede doelen beter hun
best moeten doen om deze kloof te dichten. Dat zorgt
uiteindelijk ook voor loyalere, meer betrokken dona-
teurs. “Ik ben groot voorstander van een sectorbrede
voorlichtingscampagne. Goede doelen moeten in de
hoofden van donateurs op de bekende pijndossiers
vooruitgang boeken. De strijkstok, salarissen, verspil-
ling, onderlinge concurrentie. Je hoort veel van dit
soort verhalen op feestjes omdat men vindt: dat hoort
niet met mijn geld. En daar hebben goede doelen
gewoon een goed antwoord op te formuleren.”
IllusieDe snel veranderende samenleving dwingt goede
doelen anders te kijken naar hun relatie met hun
gevers. “De donateur van deze tijd heeft andere
behoeftes, de loyale donateur is een uitstervend ras
geworden. Daar komt bij dat er veel veranderd is op
het gebied van communicatie door de opkomst van
web 2.0. Met de flexibiliteit en dynamiek die nu in
onze samenleving zit, hebben de goede doelen ook
te maken,” aldus Venema. “Het verbaast me dat veel
organisaties daar niet goed op zijn ingericht. Veel
goede doelen denken nog steeds ongelofelijk 1.0 over
hun taak in deze wereld. Als het er op aan komt,
weten ze eigenlijk niet wat ze terug moeten zeggen
tegen hun donateurs.” Venema wil het heersende
beeld over het groeiend aantal kritische donateurs
overigens wel nuanceren. “Ik denk dat een overgrote
meerderheid van donateurs nog steeds in de ‘trust
me-fase’ zit. Voor hen is het voldoende om een goed
gevoel te hebben bij hun gift. Verder willen ze er
niet teveel mee lastig worden gevallen. Volgens mij
is de kritische groep niet veel groter geworden, maar
wel veel manifester en luidruchtiger. De huidige mo-
gelijkheden op het internet bieden daar natuurlijk
alle mogelijkheden voor. De donateur kan op een
2.0 manier heel erg actief zijn in allerlei netwerken,
en informatie ophalen en uitwisselen.”
Die ontwikkeling is volgens Venema van grote
invloed op de relatie met de donateur: “De illusie van
totale regie over de relatie met je donateur zul je prin-
Hans Kramer: communicatiemanager bij Dunck Loyalty Marketing en eind-redacteur van kennisplatform Loyalty Facts
“Spontane loyaliteit komt bijna niet voor. Wil je echt loyale relaties hebben, dan moet je daar hard voor werken. Een goed loyalityprogramma voldoet voor ons aan tenminste drie voorwaarden: het programma is oprecht, passend bij je merk en product en substantieel, het voegt wat toe. Bij passend moet je denken aan: ‘is het logisch dat deze organisatie mij dit aanbiedt?’ Voor goede doelen zit het verkrijgen van loyaliteit niet in het weggeven van cadeautjes, eerder in programma’s waarmee je emotionele betrokkenheid creëert via bij-voorbeeld een community of club. We hebben onlangs zoiets ontwikkeld voor NRC Media. Veel abonnees hou-den van het goede leven en zijn lid van een wijnclub. Als een soort exclusiviteit voor deze abonnees stelt NRC nu informatie aan hun beschikbaar over goede wijnen. Zoiets zal door deze ontvangers als substantieel worden ervaren, ze hebben er echt iets aan. Veel marketeers bepalen of iets passend of substantieel is op basis van hun eigen ge-voel, maar meestal is dat geen goede graadmeter. Het valt ons op dat veel organisaties hun klanten nauwelijks kennen en al hun klanten hetzelfde behandelen. Maar veel klanten willen gediscrimineerd worden, zeker als zij in het topsegment zitten. Ik geloof niet dat dit voor gevers anders ligt. Organisaties kunnen, naast het geven van erkenning, ook investeren in relaties door meer te luisteren naar hun klanten. Bij-voorbeeld via Twitter en de sociale netwerken. Wat wordt er over je organisatie gezegd en hoe reageer je daarop? Ook dat is investeren in een relatie. Zie bedreigingen daarbij ook als een mogelijkheid om te werken aan loyali-teit, draai een negatieve ervaring om. Bijvoorbeeld als je klachten ontvangt over het salaris van de directeur. Rea-geer niet met een standaardreactie per brief, maar laat de directeur bijvoorbeeld zelf bellen. Laat hem zijn kant van het verhaal uitleggen en ga het gesprek aan. Daar win je harten mee.”
cipieel moeten opgeven. De ontvangers zijn door de
nieuwe werking van het internet beslissers geworden,
dat is een omkering van de macht. Je kunt je daar
tegen verzetten en proberen om op een ouderwetse
manier die regie toch weer terug te pakken, maar dat
gaat je niet lukken. Je kunt beter zeggen ‘we accepte-
ren dat er een nieuwe realiteit is ontstaan en daarbin-
nen proberen we als organisatie overeind te blijven’.
Breng in kaart: hoe kunnen wij van mensen in ons
netwerk ambassadeurs maken? Hoe kunnen we onze
invloed doen gelden in die netwerken? En hoe kun-
nen we in die netwerken medespeler worden in plaats
van regisseur. Dat laatste is echt een verloren strijd.”
DNADe donateur is veranderd en daarmee de relatie en
de wijze waarop een donateur betrokken wil zijn bij
een goed doel. Dat plaatst goede doelen voor nieuwe
uitdagingen, stelt Venema. “Gelukkig is het niet meer
zo dat als een donateur een organisatie belt omdat
hij iets wil doen de standaard reactie is ‘maak maar
geld over’. Je ziet steeds meer dat goede doelen op
zoek gaan naar manieren om deze mensen een plek
te geven in de organisatie of verder te helpen. Maar
wil je als organisatie de betrokkenheid van mensen
stimuleren, dan vraagt dat wel een wezenlijke andere
instelling dan een aantal jaar geleden. Het betekent
dat je als goed doel niet alleen om geld vraagt maar
mensen ook op andere niveaus betrekt. Dat heeft
gevolgen voor de manier waarop je je organisatie
opbouwt en het vraagt ook een andere organisatiecul-
tuur; een openheid om oprecht in dialoog te gaan en
niet te vervallen in een soort van kunstmatig beleefd
antwoorden. De vraag is: ben je echt bereid je anders
op te stellen, zit het in je DNA? Je moet het niet
alleen voor een mooie buitenkant doen. Bij veel orga-
nisaties zie je nog steeds reacties als ‘help de donateur
praat terug, wat nu?’. Het moet wel oprecht je intentie
zijn om op een andere manier aan draagvlak voor je
doelen te werken.”
Ilja de Coster: adviseur Fondsenwerving EthiCom en redacteur van vakblad Fondsenwerving
“Fondsenwervers praten nauwelijks met hun gevers. Veel organisaties denken dat ze hun fondsenwerving goed geregeld hebben door enkel en alleen iemand achter de computer te zetten die alles aanstuurt zonder dat ze daarbij persoonlijk contact hebben met gevers. Organisaties die zo denken hebben een probleem. Fondsenwerving is tijdsintensief, je moet je daarin geen illusies maken. Het gaat over mensen en het gaat over relaties. Echt luisteren naar en in gesprek gaan met de schenkers doen we amper. Dat heeft consequenties voor de trouw van je donateur en de mate waarin zij zich herkennen in je organisatie. Het verklaart deels ook de opkomst en het succes van de particuliere initiatieven: daar zie je veel meer dat persoonlijke tussen de vrager en de gever en blijkt dat mensen dat echt wel waarderen. Ik ben er van overtuigd dat het bouwen aan een goede relatie met je gevers niet kan zon-der het kwalitatief inschakelen van vrijwilligers. Wat je bij veel organisaties ziet is dat vrijwilligers vaak alleen maar goed zijn voor het plakken van postzegels, maar ik geloof dat het tijd wordt om die angst te overwinnen. Ook bestuurders spelen een belangrijke rol. Ik adviseer bestuurders van organisaties altijd om wekelijks vijf gevers te bellen, gewoon om hen te bedanken voor hun betrokkenheid. Dat is misschien een uurtje werk, maar het verbetert de kwaliteit van de relatie enorm. Vaak loop ik met dit advies tegen de mentaliteit aan van bestuurders en organisaties. Die zeggen ‘dat is toch niet onze taak’ of ‘mensen worden niet graag gebeld’, en meer van dat soort vooroordelen.
Fondsenwervers hebben vaak hun budget voor werven scherp gedefinieerd, maar wat mag het behoud van een donateur kosten? Er wordt gezegd dat je van donateurbehoud moeilijk kunt voorspellen wat het oplevert. Daar ben ik het niet mee eens. Wat dat betreft zit er niet zoveel verschil tussen werving en behoud. Het is vooral experimenteren, acties naast elkaar testen, leren en veel met gevers praten: hoe ervaren zij het contact? Na twee jaar testen en contacten onderhouden met je gevers kun je dan echt wel een goed programma opzetten en inschatten wat je investering je oplevert.”
de juiste ringtone
Advertentie
downloadable via www.christal.nl/ringtone
17 april 2010
Aan de muren van een oude kerk en een school in
het Ugandese dorpje Nakyenyi hingen op 17 april
2010 negentien grote foto’s van mensen uit dit dorp.
Organisatoren van deze expositie waren Frivista en
de Ugandese organisatie Lwengo Rural Development
and Support Organisation. Zo’n 1.500 mensen uit het
district Lwengo zagen de foto’s en kregen gratis te eten,
terwijl scholen en vrouwengroepen zongen, dansten,
kortom: zorgden voor een feestelijke stemming.
De foto’s zijn in oktober 2009 gemaakt door Folkert
Rinkema (zie foto). De geportretteerde mensen kregen
tijdens de opening van de expositie een ereplaats en
mochten als eerste de foto’s bekijken. Dit zorgde voor
verschillende emoties: sommigen lachten, anderen
huilden en vaker nog waren mensen stil. Stil, om naar
de foto’s kijken. Ja, het was een speciale dag, die 17e
april. Niet alleen omdat de foto’s op dezelfde dag ook
op het station in Amersfoort te zien waren, maar ook
omdat Frivista daarmee haar eerste stap zette om actief
aan de slag te gaan in Uganda. Missie: het opzetten van
een creatief ontmoetingscentrum in de stad Masaka,
samen met de organisatie Be More. Duurzaamheid,
uitwisseling van kennis en ervaring en innovatie zullen
in dit centrum centraal staan. Zo worden er in het
centrum onder meer workshops gegeven over onder-
werpen die lokaal worden aangedragen en zal Be More
met een toegesneden reisaanbod zorgen voor ontmoe-
tingen tussen vakgenoten uit Nederland en uit Uganda.
Denk bijvoorbeeld aan theater, kunst, landbouw en
geneeskunde. Daarnaast wil Frivista in Uganda een
nieuwe vestiging openen: Freevista Uganda, een
commercieel creatief communicatiebureau mét een
opleidingstak. Verschillende creatieve modules worden
nu op maat ontwikkeld voor groepen en organisaties in
Uganda. De winst uit Freevista Uganda wil Frivista in-
zetten voor het ondersteunen van onder andere lokale
organisaties die ouderen, HIV-patiënten en straatkinde-
ren helpen.
Meer informatie: www.exposeervooruganda.nl, www.frivista.com
17 april 2010
Als je de vertrouwde roze 75
grams-reep van Verkade uit het
supermarktschap trekt, hoef je
je niet meer schuldig te voelen.
In elk geval niet over oneerlijke
handel. Chocoladefabrikant
Verkade stapte in 2008 namelijk
als eerste A-merk over op het Max
Havelaar-keurmerk. “Verkade
chocolade is met liefde gemaakt
van fair trade-ingrediënten. Heer-
lijk omdat deze fair trade Verkade
chocolade nu nog lekkerder is.
Honderd procent eerlijk omdat de
boeren in ontwikkelingslanden
een eerlijke prijs hebben gekregen
voor hun cacao en rietsuiker,”
lees ik op de verpakking. Ik word
daar blij van. Want ik kan nu met
een gerust hart de Verkade choco-
lade eten, zoveel ik wil.
Maar waarom deed Verkade dit,
vraag ik mij af. Waarom ging juist
deze fabrikant over op de eerlijke
(en duurdere!) cacaobonen? En
waarom pas in 2008 en niet
eerder? Want de misstanden in de
cacaosector zijn al jaren bekend.
Kortom: hoe eerlijk zijn de mo-
tieven van Verkade? Een lastige
vraag vind ik dat. Aan de ene
kant wil ik alleen maar aanmoe-
digen dat een grote fabrikant als
Verkade dit risico neemt, aan de
andere kant wil ik kritisch blijven
en niet meegaan in de ‘hallelu-
jah-journalistiek’ van de meeste
kranten. Wie eerlijk pretendeert
te zijn, moet ook eerlijk zijn over
zijn motieven.
Ik besluit eens te bellen naar
Zaandam, waar de chocolade-
fabriek al sinds de start in 1886
gevestigd is. Ik wil een afspraak
maken met de directeur, maar dat
blijkt nog niet zo gemakkelijk. Di-
recteur Bart Merkus mag ik niet
rechtstreeks bellen en commu-
nicatiemedewerker Sylvia Brand
zit ‘in een meeting’. Ik word twee
dagen later teruggebeld. Een
lange discussie volgt, want een
afspraak maken of bellen blijkt
niet mogelijk. De oplage van
‘MAG, omdat het moet’ is te laag en
bovendien richt het zich niet op
dezelfde doelgroep als Verkade,
legt Brand uit. Mailen mag wel.
Uiteindelijk ga ik akkoord, ik
kan immers niet anders. Al weet
ik nu al dat mailcontact niet de
uitgebreide antwoorden op mijn
vragen zal opleveren die ik wil.
Verkade maakt eer-lijke chocolade. Als eerste A-merk heeft
het bedrijf in 2008 de grote stap gemaakt.
Internationaal zie je dezelfde beweging, want Mars en Cad-
bury hebben ook beloofd fair trade te
gaan. Maar wat zit daar nu precies ach-ter? Een idealistisch
hart of goed commer-cieel inzicht?
Eerlijke Verkade
Het commerciële alternatief
De juiste boonZo. Mail opgesteld en verstuurd
en in de tussentijd ga ik maar
eens verhaal halen bij Oxfam No-
vib en Max Havelaar. Met de eer-
ste partij werkte Verkade samen
voor de kennis en de publiciteit,
de tweede verleent het keurmerk
aan de chocoladefabriek.
Via de persvoorlichter van Oxfam
Novib heb ik na een paar dagen
Gine Zwart aan de telefoon. Zij
is beleidsmedewerker bij Oxfam
Novib en deed onderzoek naar
de cacaoboeren voor Verkade.
“Wij hebben kennis en contacten
met West-Afrika in huis. Zowel
Verkade als Max Havelaar heb-
ben concurrenten en wij konden
daarin dus een neutrale rol
spelen. Daarnaast hebben we een
rol gespeeld bij de communicatie
aan het einde van het traject. Het
was voor Verkade natuurlijk ook
prettig dat wij daarbij betrokken
waren.” Aha. Dus zo liggen de
verhoudingen. Oxfam Novib was
goed voor het imago van Verkade
en ging tegelijkertijd op zoek
naar de juiste cacaobonen. Las-
tige kwestie, want waar haal je
ineens jaarlijks 1500 ton eerlijke
cacao vandaan? Uit Ghana en
Ivoorkust blijkt, want daar was er
voldoende. “Er moet natuurlijk
wel een goede balans zijn tussen
vraag en aanbod,” licht Zwart
toe. “Ons belang is uiteindelijk,
als je het terugredeneert, armoe-
debestrijding. Feit is dat je in
cacaoproducerende landen veel
armoede ziet. En dat hoeft niet
nodig te zijn,” zegt ze. En wat
is volgens Zwart het belang van
Verkade? “Bij hen zal meespelen
dat het goed is voor het imago
van Verkade om zich duurzaam
neer te zetten. Consumenten, en
wij ook, stellen vragen als: hoe
weet je of de cacao eerlijk is? En
wat je kun je eraan doen eerlijker
te produceren? Verkade geeft
met het kiezen voor dit keurmerk
antwoord op deze vragen.”
Ja, dat is zeker waar. Maar wie
wordt er nu het rijkste van? Er
valt een lange stilte als ik Zwart
deze vraag stel. “De cacaoboe-
ren worden er beter van, maar
om nu te zeggen dat ze er rijk
van worden, dat is een stap te
ver. Verkade verdient met deze
stap wel geld, en het keurmerk
verbetert bovendien de concur-
rentiepositie.”
Gine Zwart is wel blij met de
stap van Verkade: “Het heeft veel
voeten in de aarde gehad, ik vind
het dapper.” Volgens Zwart is er
sprake van een nieuwe ontwik-
keling in de cacaosector. “Je ziet
het bijvoorbeeld ook bij Cadbury
(Engeland) en Mars (Verenigde
Staten). Zij beloven fair trade te
gaan. Het zullen geen directe
volgers zijn, maar ze letten wel
op elkaar. Kijk, als er één over de
streep is, volgen er waarschijnlijk
meer.”
Verkade is stoerGoed nieuws dus. Wie weet is
over tien jaar alle chocolade
wel eerlijk. Ook eens bellen
Choc feitenEen Nederland eet zo’n vijf kilo chocolade per jaar; dat is de helft van het aantal kilo’s dat een ge-
middelde Engelsman eet. Het Nederlandse bedrijf Verkade verkoopt ieder jaar 12 miljoen repen
chocolade (dat is ongeveer 900 ton chocolade) en daarvoor importeert de chocoladefabriek onge-
veer 1500 ton cacao per jaar. De cacao in Verkade-repen komt uit Ghana en Ivoorkust, dat is voor
Verkade altijd zo geweest. Verschil is dat de cacao nu van traceerbare boerderijen komt en de boer
een eerlijke prijs krijgt voor zijn cacao. Ivoorkust is, met 43 procent van de totale cacao, het land waar
de meeste cacao vandaan komt. En het is tegelijkertijd het land waar zich de grootste wantoestan-
den voordoen. Duizenden kinderen werken er onder slechte omstandigheden op de plantages en
helaas wordt ook kindslavernij vaak in verband verbracht met de cacao.
met Max Havelaar, waar ik na
veel telefoontjes en voicemails
de enthousiaste persvoorlichter
Jochum Veerman aan de telefoon
krijg. “Ik vind het heel stoer dat
Verkade duurzaam is geworden,”
zegt hij. “Wij hopen natuurlijk
dat er nog veel meer A-merken
zullen volgen en promoten dat
zelf ook bij bedrijven. Ja, we zijn
heel blij met deze stap.”
Max Havelaar is bij uitstek een
organisatie die inzicht heeft in de
cacaoleveranciers. Is hij niet bang
dat er straks onvoldoende cacao
is als iedereen fair trade gaat?
“Nee, want het kan. Er is genoeg
cacao.” En dan die ene vraag
die al lange tijd op mijn lippen
brandt: heeft Verkade deze stap
alleen gezet vanuit commercieel
oogpunt? “Het is een combinatie
van imagoversterking, duurzaam
ondernemen en een commercië-
le, slimme zet die goed is voor de
cacaosector in het algemeen.
Verkade doet deze investering
niet alleen omdat het hip is.”
Oxfam Novib gesproken en
ook de kant van Max Havelaar
gehoord. Nu graag die van Bart
Merkus. Want de Verkade-direc-
teur heeft na twee weken terug-
gemaild. Met een zeer vriendelijk
mailtje waarin hij alle vragen
beantwoordt. Maar inhoudelijk
geven ze me weinig bevrediging.
Hij gaat vooral in op wat Verkade
allemaal al deed voor een betere
wereld, het drinken van eerlijke
koffie op kantoor bijvoorbeeld.
Maar het motief om deze stap
te zetten vertelt hij me niet, net
zoals hij niets loslaat over de
keuze voor het jaar 2008 en niet
al eerder. Enigszins gefrustreerd
besluit ik het Verkade-verhaal
maar even te laten liggen.
Tot tien tellen Er zijn alweer twee maanden
voorbij wanneer ik mijn aanteke-
ningen voor het Verkade-verhaal
er weer eens bij pak. Ik heb lang
getwijfeld over het slagen van dit
verhaal. Maar ik ben inmiddels
weer gemotiveerd en besluit nog
maar eens te bellen met commu-
nicatiemedewerker Brand. Mis-
schien kan ik na deze radiostilte
toch nog even langskomen of
bellen.
Vier telefoontjes en twee weken
later zegt Brand dat ik alsnog
vijftien minuten met hem mag
bellen. We plannen een afspraak
en ik heb mijn pen al in de hand
om zijn telefoonnummer te
noteren, wanneer ze zegt dat het
wel de bedoeling is dat hij mij
belt. Meneer Merkus is nogal
druk namelijk. Tot tien tellen,
dank je wel zeggen, en wachten
tot hij belt. Ja, dat is het enige wat
er in zit.
Hij belt. Exact op de afgesproken tijd en
ik krijg een goed gehumeurde, beleefde
heer aan de lijn.
Internationale chocolade
Het Initiatief Duurzame Handel
(IDH) wil wereldwijd zorgen voor
eerlijke chocolade. Onder andere
Oxfam Novib, Utz Certified (ook
een keurmerk voor eerlijke produc-
ten, bijvoorbeeld voor Café Oké) en
Solidaridad (een organisatie voor
duurzame handel die onder andere
Max Havelaar oprichtte) hebben de
handen ineen geslagen om grote
stappen te zetten in de fair trade-
wereld. Binnen de IDH werken
bedrijven, brancheorganisaties,
vakbonden, maatschappelijke orga-
nisaties en de ministeries van ont-
wikkelingssamenwerking, economi-
sche zaken en landbouw, natuur en
voedselkwaliteit samen. Het heeft
een breed draagvlak dus. Net zoals
het inmiddels bij grote chocoladefa-
brikanten als Mars, Nestlé, Cargill,
Ecom, Heinz en Ahold draagvlak
heeft gevonden. Want die hebben
beloofd ook eerlijke chocolade te
gaan produceren.
Duurzame hulp voor
Haïti?
Meneer Merkus, we hebben weinig
tijd dus laat ik direct met de deur in
huis vallen. Wat was het moment
waarop u dacht: we gaan fair trade?
“Nou, u moet weten dat we in
ons bedrijf regelmatig met elkaar
spreken over plannen voor de
toekomst. We vragen ons dan
af: waarmee kunnen we onze
consumenten blij maken? En in de
zomer van 2006 spraken we over
de plannen voor 2007 en zeiden
we: zou het niet mooi zijn als
we fair trade zouden gaan en we
eerlijke cacao in onze chocolade
kunnen verwerken? Het was voor
ons een logische vraag, want wij
zijn altijd al bezig geweest met
dit soort zaken. We willen als
bedrijf rekening houden met zowel
people, planet als profit. Daarom
drinken we hier ook alleen maar
eerlijke koffie, doen we er alles aan
om onze CO2-uitstoot te reduce-
ren en maakten we in november
bekend dat we helemaal overstap-
pen op duurzame palmolie. Maar
het is dus niet zo dat we ineens
een helder inzicht hadden, of
iets tegenkwamen waardoor we
deze keuze maakten. Het was een
logische vraag en het begin van
een reis.”
Het kostte dus twee jaar, maar in
de tussentijd was de chocolade nog
wel fout.
“Het lastigste was de smaak. We
wilden niet dat mensen de cho-
colade niet meer zouden kopen
omdat ze het niet meer lekker
vonden. De smaak is voor Verkade
altijd erg belangrijk geweest.”
En u wilt uw kinderen ook recht in
de ogen kunnen blijven kijken.
“Ja. Je wilt niet thuis komen en al-
leen maar zeggen: nou, papa heeft
weer heel veel chocoladerepen
verkocht vandaag. Want het is ook
mooi als je kunt zeggen dat papa
ook nog iets heeft gedaan voor een
eerlijke wereld.”
Maar blijft de vraag: waarom is
Verkade niet al veel en veel eerder
overgestapt op fair trade?
“Ik kan alleen maar zeggen dat wij
in 2006 de kansen reëel inschat-
ten. Het zou moeten kunnen,
dachten we toen. Want je moet je
bij dit soort zaken altijd afvragen
of het economisch haalbaar is.
Bovendien is het geen stap die je
zomaar even zet. Het enige wat wij
kunnen doen is zorgen dat zoveel
mogelijk mensen een chocolade-
reep van Verkade kopen. Dat ze
zeggen: heb jij geen chocoladelet-
ter van Verkade gekregen, want die
is eerlijk.”
En de vijftien minuten zijn om.
Directeur Merkus gaat weer
verder met het verkopen van zijn
eerlijke repen. En ik probeer mijn
conclusie te trekken. Dat vind ik
niet eenvoudig. Een commerci-
ele zet is het zeker, economische
haalbaarheid was belangrijk - zo
niet het belangrijkste. Ik vind
Verkade verder niet duidelijk over
de motieven, afgezien van Merkus’
uitspraak over people, planet en
profit. Goed doen hoef je blijk-
baar niet te verantwoorden. Maar
oké, laat ik me aansluiten bij het
enthousiasme van Max Havelaar,
en dit zien als een opening naar
fair trade als norm. Want een ver-
keerde stap is het zeker niet.
...het is dus niet zo dat we ineens een helder inzicht hadden...
Haïti schijnt een grotere ramp te zijn dan de tsunami. Nederland heeft 100,6 miljoen opgehaald voor Haïti. Een geweldig resultaat voor zo’n klein land en daar ben ik als Nederlandse trots op. Maar tegelijkertijd heb ik vraagtekens. Draagt het geld bij aan duurzame oplossingen voor Haïtianen? Hebben wij nog oog voor deze mensen wanneer de ‘gewone’ armoede weer terugkeert? Wat dragen wij bij aan hun duurzame ontwikkeling tot ze ondernemend en zelfvoorzienend worden? Haïti is een land dat rijk is aan vruchtbare grond, maar Haïti was al voor de ramp het op drie na armste land ter wereld. Natuurlijk heeft dit alles te maken met corrupt regeringsbeleid en gebrek aan leiderschap, maar los van de aardbeving zijn ook wij onderdeel van het armoedeprobleem.
En als wij onderdeel zijn van dat probleem, zijn wij ook onderdeel van de oplossing. Wij consumeren goederen en diensten op basis van grondstoffen die vaak oneerlijk worden ingekocht in ontwikkelingslanden met schending van het milieu. Armen bijstaan met noodhulp vanuit hulporganisaties is geweldig, maar armoede echt bestrijden vraagt om meer.
Een hulporganisatie kan een groter verschil maken
door duurzaamheid in haar kernactiviteiten te integreren. Zij kan het goede voorbeeld geven door duurzaam in te kopen en door effectiever in de keten samen te werken met ondernemers die duurzame oplossingen kunnen bieden voor een betere infrastructuur, of door mensen te begeleiden bij het deelnemen aan het economische verkeer. Hulporganisaties kunnen, net als ondernemingen, met inkoop en bedrijfsvoering in meer of mindere mate bijdragen aan duurzame ontwikkelingen. Ik wil dat mijn geld niet alleen naar noodhulp gaat, maar ook wordt uitgegeven door een organisatie die zelf het goede voorbeeld geeft in duurzaamheid. Mensen die hun handen graag uit de mouwen steken voor zwakkeren en tegelijkertijd naar hun eigen gedrag durven te kijken en een positieve impact op person (op henzelf), people (andere betrokkenen zoals leveranciers, collega’s), planet (milieu) en prosperity (welvaart, continuïteit en organisatie) weten te genereren. Duurzame hulp aan anderen begint bij uw organisatie!
Vindt u dat non-profitorganisaties ook zelf duurzaam moeten worden, en waarom vindt u dat? Stuur uw reactie naar [email protected].
Anastasia Kellerman,
schrijfster en directeur van 2Lead4Us
Duurzame hulp voor
Haïti?
De bomen in het bos van de papierindustrie; welk hout snijdt FSC?
Het FSC-keurmerk is voor steeds meer bedrijven, organisaties en overheden de duurzame optie voor printpapier, brief-papier en enveloppen. Het marktaandeel van Forest Stewardship Council in Ne-derland is de afgelopen tien jaar al van drie naar twintig procent gestegen. Maar hoe groen is FSC-papier nu echt? Papier bestaat gemiddeld maar voor een kwart uit nieuw hout, en tropisch hardhout is er bovendien ongeschikt voor. Snijdt FSC-papier wel hout?
Arjan Alkema, hoofd communicatie van FSC-Ne-
derland, vertelt hoe het allemaal is begonnen: “Tien
jaar geleden wilden we FSC in Nederland op de kaart
zetten voor de houtproductie in de bouw. Toen dat
eenmaal van de grond was gekomen, kwam de roep
vanuit het bedrijfsleven of het niet mogelijk was te
voorzien in een keurmerk voor eerlijk papier.” En na
vijf jaar FSC-Nederland was het zover. “We hebben
als belangrijkste doel dat het nieuwe hout traceerbaar
is. Een bijkomstig doel daarbij is het uitbreiden van
de naamsbekendheid van FSC, en daarmee het op
gang brengen van het bewustwordingsproces bij een
nieuwe, zeer grote doelgroep.”
Dat lukt steeds beter, want inmiddels is zo’n acht
procent van het papieraandeel FSC-gecertificeerd,
en voor hout is dat zelfs twintig procent. Over drie
jaar hoopt deze ambitieuze organisatie zelfs een derde
van de markt te kunnen certificeren. FSC richt zich
bewust op het bedrijfsleven omdat daar de grootste
afnemers zitten. “De particuliere markt is klein en
daardoor wordt het product in verhouding duur. Je
kunt dan alleen de zeer bewuste consument bereiken,
de consument die offers wil brengen.”
Duurzaam bosbeheerZijn die offers wel nodig? Want welke grondstoffen
worden er voor papier gebruikt en hoeveel kan er fout
gaan zonder het toepassen van het strenge FSC-keur-
merk? Een zoektocht op het internet leert dat voor de
papierproductie dunhout gebruikt wordt. Dat zijn bo-
men, dennen, sparren en loofbomen die niet geschikt
zijn om door te laten groeien omdat ze krom zijn, of
de kans niet krijgen groot te worden tussen alle an-
dere bomen. Ook houtafval wordt gebruikt. Het hout
dat voor Nederlands papier gebruikt wordt komt voor
driekwart uit Europese bossen. Hoe belangrijk is het
hiervoor een keurmerk in te stellen?
“Wij willen weten waar het vandaan komt en of het
onder goede omstandigheden is geproduceerd,” legt
Alkema uit. “Dat geldt voor alle import, want we
moeten niet denken dat Europa het altijd veel beter
doet dan de rest van de wereld. Ook hier moet wor-
den gewerkt aan duurzamer bosbeheer. In Rusland
bijvoorbeeld bestaat het risico dat oerbossen worden
weggekapt en langs de Barentszzee staan papierfabrie-
ken waar arbeiders onder zeer matige arbeidsomstan-
digheden hun werk doen. En de Scandinavische lan-
De bomen in het bos van de papierindustrie; welk hout snijdt FSC?
den kunnen verbeteren op het punt van biodiversiteit.
Meer dode bomen voor dieren en planten en af en toe
een bosbrand zijn noodzakelijk voor het voortbestaan
van deze bossen. De natuur reguleert zichzelf, tenzij
de mens te veel ingrijpt en nette parkjes van het bos
maakt, en daar zet FSC zich wereldwijd voor in.”
Een ander argument voor een keurmerk vindt Alkema
het feit dat we te maken hebben met een vrije markt.
“Zowel de grondstoffen als het eindproduct - het enve-
lopje of printpapier - hoeven niet afkomstig te zijn van
Nederlandse of zelfs Europese bodem, maar komen
ook vaak uit China, Japan of Zuid-Amerika vanwege
de lage prijs. Het keurmerk biedt de consument de
mogelijkheid te kiezen voor een gegarandeerd goede
afkomst.”
AlternatievenMaar hoe duurzaam is het om papier te maken van
hout? Papier kan ook gemaakt worden van oud-papier,
wat misschien nog milieuvriendelijker is. Waar
staat FSC dan nog voor? “Inderdaad, FSC verkoopt
een volledig gerecyclede papiervariant. Het keur-
merk moet dan eigenlijk een wassen neus genoemd
worden,” geeft Alkema toe, “maar je wilt alle moge-
lijkheden kunnen aanbieden in het assortiment. Van
volledig nieuw hout tot mixed sources, tot volledige
recycling. De waarde van FSC bij de laatste variant
zit ‘m hooguit in de manier van produceren. Het is
overigens niet zo dat we oud-papier eeuwig kunnen
recyclen, want na zes keer moet er nieuw materiaal
bij. FSC hoopt door eerlijke, nieuwe vezels toe te voe-
gen, uiteindelijk de hele papierketen zuiver te krijgen.
Volgens de statistieken van de Vereniging Nederland-
se Papierindustrie vermindert het papiergebruik licht,
maar stijgt het gebruik van oud-papier. Het gaat dus
langzaam de goede kant op.”
Harald van den Akker, beheerder bij Natuurmonu-
menten in Gelderland, vraagt zich af of het inmiddels
niet tijd is andere vezels dan hout te gebruiken voor
papier- en kartontoepassingen. “Onze natuurterreinen
leveren een grote hoeveelheid grasafval die lang niet
altijd gebruikt kan worden voor agrarische doelein-
den,” legt Van den Akker uit. “Nu blijkt gras prachtige
vezels te bevatten die hout kunnen vervangen. Ik ben
in gesprek met een karton- en verpakkingsfabrikant
om deze vezels steeds meer in te gaan zetten. Het
heeft vele voordelen, want zo worden we minder af-
hankelijk van de ondoorgrondelijke markt voor de cel-
lulosevezels, produceren we op eigen bodem en wordt
er dus weinig CO2 uitgestoten. Bovendien maken we
zo van afval een duurzame grondstof, want grasvezel
blijkt ook nog eens sterk en waterafstotend te zijn.” En
het mooie is, volgens Van den Akker, dat dit financi-
eel uiteindelijk ook beter uitpakt. “Wat de portemon-
nee raakt, weegt voor de gemiddelde consument altijd
zwaarder dan welk milieuargument ook.”
ProductieprocesHeeft FSC ook iets in te brengen als het gaat om
het productieproces? Alkema onderkent dat er geen
toezicht is op het proces tussen houtoogst en druk-
ker. “De meeste Europese fabrieken voldoen aan
de strenge, nieuwste Europese milieueisen, en we
hopen natuurlijk dat ons eerlijke papier niet met
chloor gebleekt wordt. Maar controleren doen we
dat niet. Onze verantwoordelijkheid houdt op bij het
certificeren van de grondstof.” Om zekerheid te krij-
gen over het duurzame productieproces zijn er weer
andere keurmerken, zoals Milieukeur of de Duitse
variant Der Blaue Engel. Deze worden dus bovenop
het FSC-keurmerk gegeven en geven aan dat er op
de reguliere productie van papier nog best wat aan te
merken valt.
ImagoToch lijkt het erop dat heel duurzaam ondernemend
Nederland overtuigd is van de FSC-principes, ook
voor papier. Steeds meer grote bedrijven gaan over op
FSC-papier en op drukwerk van overheden, banken
en de spoorwegen prijkt nadrukkelijk het imagover-
stevigende FSC-keurmerk. Alkema is er trots op dat
FSC doordringt in het bedrijfsleven. “Maar het mag
niet zo zijn dat FSC het enige duurzaamheidaspect
van een bedrijf is. Gelukkig wordt greenwashing aan-
gepakt. En aan de andere kant is het prima je imago
te onderstrepen met een geaccepteerd keurmerk.”
Volgens Alkema zit de kracht van FSC in de combi-
natie van voorwaarden die aan de bosbouwer gesteld
worden. Niet alleen milieu, niet alleen fair trade,
en niet alleen arbeidsomstandigheden, maar het
hele pakket wordt aan strenge normen onderwor-
pen. “FSC is het enige keurmerk dat door allerlei
grote, internationale bedrijven en organisaties zoals
Greenpeace en WNF wordt geaccepteerd omdat het
een onafhankelijk en waterdicht certificeringsysteem
heeft. FSC controleert volgens het people-, planet-,
profit-gedachtegoed. Op die gebieden is nog veel
winst te behalen. Mede door het grote internationale
netwerk blijkt FSC de afgelopen jaren een veilig
merk te zijn geworden.”
Certificering in de praktijk“FSC is zonder meer de strengst controlerende or-
ganisatie die ik ken,” zegt Harald van den Akker van
Natuurmonumenten. “Wij hebben ook te maken met
EKO en Milieukeur, maar FSC gaat veel verder.”
Vijf jaar geleden wilde Van den Akker Natuurmo-
numenten als één van de laatste grootgrondbezit-
tende natuurbeheerders van Nederland klaarstomen
voor FSC. De organisatie kon hierin natuurlijk niet
achterblijven, al was het maar vanwege haar voor-
beeldfunctie als natuurbeschermer. Van den Akker is
hier erg blij mee, want de stap heeft ook Natuurmo-
numenten gestimuleerd om nog duurzamer te werk
te gaan.
“Wij dachten dat wij strengere eisen stelden dan
FSC, maar dat ging alleen over onze visie op het bos
en de natuur. FSC komt ieder jaar de hele boekhou-
ding controleren en gaat daadwerkelijk het bos in.
FSC schrijft niets voor, maar wil wel controleren dat
wat wij zeggen, ook waar is. En er worden werkelijk
sancties opgelegd bij onderprestaties en die wil je
niet, want die zijn slecht voor je imago en dus voor
de natuur. Controleurs worden vervolgens ook op
hun beurt weer gecontroleerd. Ja, wij hebben door
FSC geleerd dat je moet doen wat je zegt en zeggen
wat je doet,” vertelt hij. Praktisch betekende dat: pro-
tocollen maken over personeelsbeleid en arbeidsom-
standigheden, en communicatie met de vrijwilligers,
leden en burgers over het beleid. “Daar zijn we veel
professioneler in geworden. Het kost een duit om tot
certificering te komen, maar uiteindelijk levert het
ons ook veel op,” aldus Van den Akker.
Nadeel van de certificering is dat de werkbaarheid
soms gevaar loopt, vindt hij. “Niet alleen wij, maar
ook onze zakenpartners moeten door onze certifice-
ring aan strengere eisen voldoen. Als reactie hierop
merken we dat onze partners zich gaan indekken
tegen eventuele calamiteiten. Dat is geen goede ont-
wikkeling waar FSC wel mee aan de slag moet.”
De gecertificeerde drukkerijVeel papier komt uiteindelijk terecht bij de drukkerij.
David Hartog, directeur van drukkerij De Bun-
schoter, vertelt dat hij al ruim vijftien jaar geleden
is begonnen met verduurzamen. “Sinds 2007 hoort
daar ook het FSC-certificaat bij. In de jaren 90
ging de discussie over chloorvrij-papier en zijn we
begonnen te experimenteren met bio-inkten. Het was
duurder maar vooral kwalitatief veel minder goed,
het gaf bovendien ook extra troep in de drukkerij en
de machines slibden eerder dicht. We zijn er daarom
weer mee gestopt. Maar inmiddels hebben we de
draad weer opgepakt, mede vanwege de FSC-certi-
ficering. De ontwikkeling heeft niet stilgestaan en
nu gebruiken we alleen nog maar inkt op basis van
natuurlijke grondstoffen. Soms moet je dus even af-
wachten voordat duurzame ontwikkelingen ook echt
duurzaam worden. Je ziet dat het duurzaamheids-
denken de laatste jaren veel breder wordt gedragen.
Dat stimuleert. In eerste instantie lijkt duurzaam ook
duurder, maar na drie jaar FSC is de prijs gelijk aan
dat van keurloos papier. We moeten met z’n allen dus
overschakelen van het korte- naar het langetermijn-
denken.”
DuurzaamheidsdenkenFSC lijkt al met al een goed begin van het verkleinen
van onze ecologische voetafdruk. Het FSC-keurmerk
blijkt betrouwbaar voor wat betreft de herkomst van
hout. Strenge controles op bosbeheer, eerlijke han-
del, ecologische aspecten en milieuaspecten tijdens
de houtproductie zorgen voor balans in het proces.
Maar er wordt te gemakkelijk vanuit gegaan dat FSC
op alle fronten groen en oké is. Want het keurmerk
zegt niets over de kwaliteit van het papier, noch over
het productieproces.
Eisen stellen aan de houtindustrie en papierverwer-
kende industrie zorgt ervoor dat de hele productie-
keten waterdicht gecertificeerd zou kunnen worden
volgens dezelfde normen als de houtproductie. We
zien aan de voor- en achterkant van de totstand-
koming van papier strenge controle, want ook de
drukker van FSC-papier moet aan voorwaarden
voldoen. Dus waarom zou je dat ook niet vragen van
de verwerkende industrie? Want vooralsnog zijn ook
andere keurmerken voor milieu noodzakelijk, naast
het FSC-keurmerk.
De inzet van oud-papier blijft belangrijk, maar Van
den Akker gaf al aan dat ook andere vezels gebruikt
kunnen worden. Misschien moet FSC het keurmerk
voor papier in de toekomst uitbreiden naar andere
grondstoffen dan hout? Zaken om goed over na te
denken, want FSC heeft belangrijke invloed op het
duurzaamheidsdenken. Het is een merk dat aan de
weg timmert, betrouwbaarheid waarborgt en profes-
sionaliteit in werken bevordert.
Meer informatieForest Stewardship Counsil Nederland: www.FSC.nl
Vereniging voor de Nederlandse Papierindustrie:
www.vnp.nl
MVO-Nederland: www.mvonederland.nl
Natuurmonumenten: www.natuurmonumenten.nl
Advertentie
Met een flinke dosis passie komt u ver. Maar soms is passie alleen niet genoeg.
Met de quick scan van Frivista krijgt u een objectieve analyse van de
opbouw van uw achterban, de sterktes en zwaktes van uw draagvlak-,
relatiebehoud- en wervingsactiviteiten en de organisatie van uw database
en inkoop. Daarmee krijgt u inzicht in nieuwe kansen, besparingsmogelijk-
heden en verbeterpunten.
Meer weten? Mail of bel met Hagar Prins: [email protected], 033 448 00 00.BURE
AU V
OOR
COM
MUN
ICAT
IE &
(FO
NDS
EN) W
ERVI
NG
Hoe wint u het hart van uw donateur?
omdat het moet is een uitgave van Frivista: bureau voor communicatie en [fondsen]werving
Redactie:Folkert Rinkema (hoofdredacteur)An Naezer en Erica Bouma van verZINsels (eindredactie)Otto KamsteegHagar Prins
Aan dit nummer werkten verder mee:Annemiek NijeboerTineke VerhoeffRonald SmaalDaniëlle KnotMarieke DuijstLuuk Janssen
Teksten:Marieke Hart: interview Folkert Rinkema, tekst Erica Bouma | Duurzame landbouw: interviews Otto Kamsteeg en Erica Bouma, tekst Erica Bouma | Duurzame kleding: interviews en tekst Erica Bouma | Filmrecensies: An Naezer, Erica Bouma en Folkert Rinkema | Paul Rusesabagina: interview Folkert Rinkema, tekst An Naezer | Stichting Present: interviews en tekst An Naezer | UZ: tekst Folkert Rinkema | Wubbo Ockels: interview An Naezer en Folkert Rinkema, tekst An Naezer | Help, de donateur praat terug: interviews en tekst Hagar Prins | Eerlijke Verkade: interviews en tekst Erica Bouma | FSC: interviews en tekst Annemiek Nijeboer
FotografieLeendert Jan Bergwerff | www.eljee.com | fotografie duurzame modeJan Willem Groen | www.fotografiegroen.nl | fotografie UZOtto Kamsteeg | fotografie Folkert met geportretteerde in UgandaverZINsels | www.verzinsels.com | fotografie opruimen huis PresentFolkert Rinkema | www.folkertrinkema.com | overige fotografie (min aangeleverde portretten voor diverse columns en verhaal fondsenwerving)
Vormgeving:Folkert Rinkema | www.frivista.com
Druk en techniek:Drukkerij De Bunschoter | www.debunschoter.nl
Oplage:MAG is een exclusieve uitgave in een gelimiteerde oplage van 500 exemplaren.
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door:Drukkerij De Bunschoter | www.debunschoter.nlChristal Teleservice | www.christal.nlEuromail Den Bosch | www.euromail.nlSVB Media | www.svbmedia.nlVerzinsels | www.verzinsels.com
Wij danken de volgende personen voor hun gastbijdrage:Anastasia Kellerman Ewout SuithoffTon van der Lee Edith van WalsumJoris Linssen Shahied BadoellaMarnix Niemeijer Michel GroenestijnClairy Polak Guido de VriesHenk van Stokkom
colo
fon
HELLELUJAH
HELLELUJAH
omdat het mag