Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

370

description

Leidsch Jaarboekje 1920

Transcript of Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Page 1: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 2: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

l

Page 3: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 4: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

0 JAARBOEKJE CVOOR

GESCHIEDENIS EN OUDHEIDKUNDEV A N

LEIDEN EN RIJNLA.ND.TEVENS ORGAAN VAN DE

VEREENIGING ,,OUD-LEIDEN”

1920(ZEVENTIENDE JAARGANG).

LEIDEN - P.J. MULDER & ZOON.

Page 5: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 6: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

EEN WOORD VOORAF.

Trots de ongunst der tijden kan toch ons jaarboekje

voor 1920 weder verschijnen, waarover wij ons zeer

verheugen, gelijk ook, hopen wij, onze lezers. In de

kansen voor het volgend jaar verdiepen wij ons nog

maar niet. Wij hebben onzen hartelijken dank te

betuigen voor veler medewerking, grooter dan vaak

in vorige jaren het geval was, waardoor het ons

mogelijk werd een rijken en veelverscheiden inhoud

allen belangstellenden aan te bieden. Om ons het

opnemen van talrijke illustraties mogelijk te maken,

gewerd ons eene ruime gift, waarvoor wij zeer erken-

telijk zijn. Vinde ons jaarboekje een vriendelijke

ontvangst.

DE REDACTIE.

Page 7: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 8: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

VEREENIGING ,,OUD-LEIDEN”.

Verslag over het jaar rgIg.

Het is ons Bestuur een genoegen dit maal weereen blijden toon te mogen aanslaan. Het aantal ledentoch bereikte weer de 170, zijnde een getal dat aande goede dagen van weleer doet terugdenken. Ookwaagden wij het weer eens een excursie op touwte zetten en wel naar het kasteel Haar-Zuylen bijVleuten. Het zou eerst Mei zijn; toen werden wijonvoorzien teleurgesteld door opgekomen bezwaren.Ten tweede male bepaald zijnde op 10 October, liephet bezoek aan het kasteel en het omringende parkgoed van stapel, dank zij de gastvrijheid, die onsdoor den eigenaar zelf toegezegd was. Te betreurenviel alleen dat het aantal deelnemers slechts eenvierde bedroeg van dat, hetwelk zich in Mei hadopgegeven.

Als lezingen vermelden’ wij die van 28 Februaritoen Prof. Dr. L. Knappert ons verplichtte met eenvoordracht over ,De bezoeken van Prins Willem 1

Page 9: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Vil1

aan Leiden,” en vervolgens de Rembrandt-herdenkingop 4 October 1.1. Waar in 1906 de viering van Rem-brandt’s geboortedag, na 300 jaar, op zoo schitterendewijze herdacht was geworden, meende ons Bestuurook de 250-jarige herdenking van diens overlijdenniet onopgemerkt te moeten laten voorbijgaan. Wijwaren zoo gelukkig Prof. Dr. W. Martin, directeurvan het Mauritshuis te ‘s-Gravenhage, bereid te vindenop dien dag tot ons te komen met een lezing gewijdaan Rembrandt’s leven en kunst, die door een reeksvan lichtbeelden werd verduidelijkt. Dat deze avondwerd bijgewoond door den Burgemeester en een derWethouders alsmede door den Rector-Magnificus enafgevaardigden van studenten- en kunstvereenigingenwerd onzerzijds zeer op prijs gesteld.

Hiermede zijn de lotgevallen onzer Vereenigingover het jaar 1919 wederom geboekstaafd, dat naarwij hopen de eersteling moge wezen van een reeksvan gelukkiger jaren, dan die waaraan de wereldgeleden heeft.

HET BESTUUR.

Page 10: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

STATUTEN.Orergznomen uit ,,Hij veegsel tot de Nedwlamlscl~e Stc*ulscoIf,,nrct”

vm Uonderd~?g 5 Alk1 1906, 110. 80.

VEREENIGING: Oud-Leiden, te Leiden.

1. De vereeniging Oud-Leiden is gevestigd te Leidenen stelt zich ten doel de bevordering van de kennisvan en de belangstelling in de geschiedenis van Leidenen omstreken en het behoud der aldaar nog aan-wezige bouwwerken en voorwerpen, belangrijk voorde locale en kunstgeschiedenis.

2. Zij tracht dit doel te bereiken door:a. het houden van voordrachten en tentoonstei-

lingen, het uitgeven van geschriften en het steunenvan pogingen door anderen in den geest der ver-eeniging ondernomen;

b. het steunen van de pogingen van de commissievoor het stedelijk museum tot het bijeenbrengen vanvoorwerpen, belangrijk voor de geschiedenis vanLeiden en omstreken;

c. het verzamelen van gegevens over in Leidenen omgeving nog aanwezige oude gebouwen enhistorische voorwerpen.

3. Lid der vereeniging is elk die zich hiertoe bij hetbestuur opgeeft en de vastgestelde contributie betaalt.

Lid-begunstiger is elk die eene contributie betaaltvan minstens f lO.- of een bedrag in eens vanminstens f lOO.-.

Page 11: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

X

4. De contributie der gewone leden bedraagtminstens f 2.50 per jaar. Het vereenigingsjaar looptvan 1 januari tot 31 December. Het bestuur kancorrespondeerende leden benoemen buiten Leidenwoonachtig. Deze betalen geene contributie, dochhebben gelijke rechten als de leden, behalve tenopzichte van de door de vereeniging uit te gevenwerken.

5. De leden hebben recht van toegang tot alleledenvergaderingen en door de vereeniging te houdententoonstellingen. Zij ontvangen de door of metsteun van de vereeniging uit te geven werken gratisof tegen verminderd tarief.

De correspondeerende leden genieten alleen vandeze laatste bepaling indien zij de voor de gewoneleden vastgestelde contributie betalen.

6. Het bestuur bestaat uit minstens 5 leden, opde binnen de 3 eerste maanden van het jaar tehouden algemeene vergadering door de leden tebenoemen.

Zij nemen voor een jaar zitting, doch zijn terstondherkiesbaar.

In die jaarvergadering wordt verslag gedaan vanhet afgeloopen vereenigingsjaar en rekening en ver-antwoording afgelegd,

7. Naast de door de algemeene vergadering tebenoemen bestuursleden kunnen zitting nemen: eenlid aan te wijzen door burgemeester en wethoudersvan Leiden en een lid aan te wijzen door het collegiumvan het Leidsch Studentenkorps. Deze 2 bestuurs-leden moeten lid zijn der vereeniging.

8 . Het bestuur benoemt uit zijn midden een voor-zitter, een ondervoorzitter, een secretaris en een pen-ningmeester en regelt onderling de werkzaamheden.

9. De inkomsten der vereeniging bestaan uit

Page 12: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XI

contributies, giften in ‘eens, entrees op te houdenWe;x$tellingen en opbrengst van uit te geven

10. De vereeniging wordt aangegaan voor dentijd van 29 jaren en il maanden te rekenen vanden dag van oprichting, zijnde 5 November 1902.

ll. Niet in deze statuten voorziene gevallen wordendoor het bestuur beslist.

12. Wijzigingen in deze statuten mogen alleengebracht worden door besluit van de meerderheidder leden aanwezig op de algemeene vergadering,nadat het voorstel hiertoe minstens eene week tevoren aan de leden is medegedeeld.

Deze wijzigingen treden eerst in werking nadathierop de koninklijke goedkeuring is verkregen.

Bij ontbinding der vereeniging wordt bij het ont-bindingsbesluit geregeld op welke wijze gehandeldzal worden met de eventueel in het bezit dervereeniging zijnde voorwerpen. Het archief wordtaan het gemeentebestuur van Leiden aangebodenter plaatsing in het gemeentearchief, en het eventueelaanwezig batig saldo, na aftrek van alle lasten, wordtaangeboden aan de gemeente Leiden, om te strekkentot aankoopen ten behoeve van het stedelijk museum,behoudens de inachtneming van de voorschriftenvan art. 1702 B.W.

(Volgen de onderteekeningen)Goedgek. bij Koninkl. besluit dd. 14 Maart 1906, no. 50.

Mij bekend,De Minister van Justitie,

E. E. VAN RAALTE.

Page 13: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Vereeniging ,,OUD-LEIDEN”.

Bestuur:

Dr. L. Knappert, Voorzitter.Mr. Dr. J. C. Overvoorde, Onde?.- Vo«rzitie?*.S. J. Le Poole L.Gzn., Secretrw-is (Witte Singel 36).H. Th. van Steeden, Pemkgw Oegstgeest.Felix Driessen.Ds. J. A. Prins.Aug. L. Reimeringer.A. Siegenbeek van Heukelom.

Commissie voor de Redactie van het Jaarboekje:

Dr. L. Knappert, Voorzitter.W. J. J. C. Bijleveld, SecretarisDr. G. J. Boekenoogen.Mr. Dr. J. C. Overvoorde.S. J. Le Poole L.Gzn.

Page 14: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Ledenlijst der Vereeniging ,,Oud-Leiden”.

Mr. P. J. M. Aalberse.Mr. J. H. Abendanon.W. Alt.Mr. S. J. Fockema Andreae.J. Baak.Mr.A.vandeSandeBakhuyzen.Dr. H. G. v.d.Sande Bakhuyzen.A. A. van Béek.J. M. van Beek.Jhr. H. Beelaerts van Blokland.Jhr. Mr. W. A. Beelaerts van

Blokland.Dr. A. Beets.D. Beuth.Dr. N. J. Beversen.Dr. P. J. Blok.Mr. D. van Blom.H. W. Blöte.Dr. G. J. Boekenoogen.

J* Th. Boelen.

J. E. Bollin.P. Boot Sr.Mej. Mr. G. Breesnee.W. C. Brouwer.Dr. J. Bruining.Lourens Bosch.Alb. Branckman.Mr. P. E. Briët.Burgersdijk en Niermans.Mevr. B. J. W. Bijleveld-

v. d. Vliet.W. J. J. C. Bijleveld.Dr. T. Bijleveld.A. J. Bijvoet.Mr. H. ten Cate Fennema.J. W. 0. Clant.Mr. H. M. A. Coebergh.Mr. J. A. F. Coebergh.H. van Cranenburgh.P. van Cranenburgh.

Page 15: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XIV

Dr. C. A. Crommelin.F. A. DeeJ. A. A. Dool.J. P. DriessenFelix Driessen.Dr. P. Aug. Driessen.Mevr. Wed P. L. C. DriessenDs. H. van Druten.C. F. H. Dumont.Dr. A. H. van Eek.Dr. A. Eekhof.H. Eerdbeek.Mr. A. van der Elst.Mr. J. W. Enschedé.J. G. van Es.V. L. G. Farensbach.Mej. H. J. de Fremery.Dr. H. D. v. Gelder.G. Gerlings.Jhr. Mr. P. van der Goes.F. Gordon.Mr. H. Greven.J. G. M. van Griethuysen.Mej. A. E Grol1Mej. J. H. Grondhout.Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar.B. J. H. Haitink.A. D. Hakkenberg.D. Hartevelt H.Cz.Mr. J. E. Heeres.J. W. Henny.

Mr A L Hermans.Dr. D. C. Hesseling.A. Siegenbeek v. Heuke.lomDr. J. van der Hoeve.Mr. E. L. Th. Hoogenstraaten.J. Huges.Dr. J. Huizinga.Dr. C. J. A. van Iterson.H. J. Jesse.Mevr. Wed. Jonker-Lapère.Dr. G. Kalff.Dr. P. Th. L. Kan.J. M. van Kempen Sr.Dr. M. P. Kingma Boltjes.Jhr. A. G. F. van Kinschot.J. Kloos.H. H. van der Kloot Meyburg.Dr. L. Knappert.Mej. C. Korsse.S. H. Koster.A. De Koster Jr.Mevr. A. C. Krantz-van Dijk.D. F. Krantz.H. E. Stenfert Kroese.Mevr. Wed. Krol-van Driel.Dr. j. E. Kroon.E. H. Kruijff.J. de Lange.Dr. C. S. Lechner.W. A. Leembruggen.F. A. Liefrinck.

Page 16: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Mr. J. C. van der Lip.J. B. van Loenen.Mr. W. de Loos.F. E. Meerburg.Dr. N. C. Mulder.Dr. H. Mulder.J. P. Mulder.W. C. Mulder.Prof. Dr. J. W. MulIer.G. W. J. Neeb.Dr. H. M. van Nes.M. Kamerlingh Onnes.Dr. H. Oort.A. W. Overvoorde.Mr. Dr. J. C Overvoorde.Mr. C. P. D. Pape.C. Peltenburg.H. van Poelgeest.Mej. C. J. Le Poole.S. J. Le Poole L.Gzn.Mr. N. W. Posthumus.Mr. C. W. van der Pot Bz.Dr. F. van Praag.Dames Prins.Ds. J. A. Prins.Mr. C. Pijnacker Hordijk.J. J. van Reenen.W. M. C. [email protected]. L. Reimeringer.Joh. L. Th. Reimeringer.Mej. G. B. C. van Rhijn.

xv

1 Jhr. C. C. Roëll.Mevr. Romeng-RooseboomDr. Ph. S. van Ronkel.W. van Rossum du Chattel.H. D. Sala.J. F. K. SandersH. M Sasse.W. A. A. J baron Schimmel-

penninck v. d. OijeMej. Dr. C. Serrurier.Mr. F. F. baron de Smeth.A. SmitsDr. C. Snouck Hurgronje.H. Th. van Steeden.Mevr. Wed. Dr. L. J Suringar --

Muntendam.W. J. Suringar.Mr. H. A. Sypkens.G. F. Theonviile.J. F. Teunis.J. P. Trap.Mr. T. P. Viruly. oMr. A. C.Visser van IJzendoorn.Dr. M. W. de Visser.Mr. W. Vissering.Mr. W. van der Vlugt.Dr. J. Ph. Vogel.Dr. J. A. Volgraff.Mr. C. van Vollenhoven.Mej Ch. van Vollenhoven.J. M. A. van Voorthuijsen.

Page 17: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XVI

Mr. M. B. Vos.Dr. J. E. baron de Vos van

SteenwijkMr. Egbert de Vries.F. G. Waller.H. M. van Waveren.Mej. A M Weydung.R. de Wilde F Gz.H. K. W. Wrede.

W. F. Verhey van Wijk.J. W. Wijnaendts.Mevr. Wed. J. C. Zaalberg-

Vervooren.J. Zaalberg.L Zaalberg.Dr. J Zaaijer.Mevr. Wed. Zaaijer-Scholten.Mr. J. B. Zuurdeeg.

ERRATA.

Mevr. Krol-van Drie1 is overledek

Romeng, lees : Romeny.

Page 18: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

KORTE KRONIEKVAN

LEIDEN EN RIJNLAND.

Page 19: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 20: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1

3

5

7

8

1 1

17

21

T

JANUARI 1919.

Januari 1919.Het locale telefoonnet gaat in exploitatie over

van de firma Ribbink van Bork & Co. naarhet Rijk.

De Heer W. N. Lingerak 50 jaar lid van hetR.K. Par. Zangkoor St. Caecilia” te Voor-schoten, en daarvan 35 jaar Directeur.

Oprichting der Vereen. Eerste hulp bij onge-lukken.

Gymnastiekwedstrijden in de Stadsgehoorzaal,uitgeschreven door het Ned Gymnastiek-Verbond.

De Heer C. Fray, stationchef te Warmond, 40jaren in functie bij de Holl. IJz. Sp. Mij.

De werkliedenzangvereen. ,Kunst na Arbeid”bestaat 25 jaar.

Het Wijkgebouw ,Geloof, Hoop en Liefde” vanden Ned. Protest. Bond herdenkt zijn 25-jarigbestaan.

De Wilhelmina-brug aan den Hoogen Rijndijkwordt voor het verkeer opengesteld.

Prof. Dr. J. Boeke houdt afscheidscollege, staandeop zijn vertrek naar Utrecht.

Overleden te Zeist Ds. G. J. de Hoest S.Jzn ,laatstelijk Ned. Herv. Predikant alhier.

Den Heer N. F. Reijst, diaken-regent van hetHôpital Wallon, wordt na bijkans 32-jarigendienst eervol ontslag verleend.

Page 21: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

JANUARI 1919.

22

28

8

1 2

1 7

1 8

2 1

Prof. Dr. J. van der Hoeve aanvaardt zijn ambt,met een rede over ,,De tegenwoordige standder oogheelkunde”.

Overlijden van Mr. M. d’Aumerie, voorheenKantonrechter hier ter stede, lid van denGemeenteraad enz.

Overlijden van Notaris Mr. C. H. P. Klaverwijden,voorheen plaatsvervangend Kantonrechter.

Februari 1919.

Diës Natalis der Hoogeschool.

Prof. Dr. P. C. T. van der Hoeven houdt eenrede over ,,Ziekteoorzaken in het leven vóorde geboorte”.

Overlijden van den Heer N. Brouwer, oud-directeur der Kweekschool voor Onderwijzers

en Onderwijzeressen en Voorzitter der3-Oct.Vereen.

Het Centraal Isr. Wees- en Doorgangshuis ont-vangt een legaat groot f2000 van de ervenvan wijlen den Heer J. K. Enthoven te‘s-Gravenhage.

Gekozen tot lid van den gemeenteraad deHeer H. J. Planjer.

Slotvergadering van de Commissie voor ont-wikkeling en ontspanning van gemobili-seerden.

Page 22: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

FEBRUARI 1919.

22

24

6

10-15

1 0

De derde Roomsche Studentendag wordt hierte stede gehouden in de Stadsgehoorzaal.

Herbenoeming van den Heer H. le Coultre totburgemeester van Bodegraven.

Mr. E. Schotman benoemd tot commies-redacteurter gemeentesecretarie alhier.

Overlijden van den Heer H. Pottum, sinds meerdan 20 jaar penningmeester der Z. H. IJsver-eeniging.

Maart 1919.

Het echtpaar J. J. Masijk Huyser van Reenen-Heineken op het Utrechtsche Veer herdenktzijn 60-jarige echtvereeniging.

Herdenking van het 300-jarig bestaan der Re-monstrantsche Broederschap in de gemeentealhier onder leiding van Prof. Dr. G. J. Heering.

Oprichting der Vereen. ,,‘s Zomers Buiten” voorarbeiders.

Oprichting van een Raad van Arbeid hier terstede.

,Indische Week” voor studenten aan de Hooge-school onder leiding van Prof. Dr. C. SnouckHurgronje.

Overlijden van Mej. W. jaeger, leeraares aande Muziekschool der Mij. voor Toonkunst.

Page 23: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 3

1 5

16 -23

1 5

1 9

21

22

27

MAART 1919.- -~

Dr. W. Th. M. Weebers benoemd tot Curatorvan het Gymnasium.

Ds. P. Blauw benoemd tot directeur van hetinternaat van de Zendingschool onder Oegst-geest.

Tentoonstelling der Leidsche kunstvereenigingvan schilderijen van J. H. Weyns.

Overlijden van Jhr. P. F. A. J. von Bönning-hausen tot Herinckhave, burgemeester vanLisse sinds 1888.

De Heer J. J. L. Duyvendak, lector in het Chi-neesch, aanvaardt zijn lessen met een redeover ,,De instelling in China van een eere-dienst aan oorlogsgoden”.

De Zendingscorporatie te Oegstgeest ontvingvan N.N. een gift van 50 mille tot dekkingvan het tekort.

Jhr. Mr. N. C. de Gijselaar benoemd tot lid vanden Zuiderzee-raad.

Staatsraad Prof. Mr. J. Oppenheim ontvangt heteere-doctoraat in de Staatswetenschappen bijgelegenheid van zijn 70Sten geboortedag.

April IgIg

1 Mej. W. C. van Hemert benoemd tot adjunct-directrice van het Akademisch Ziekenhuis.

Page 24: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

APRIL 1919.

1 7

22

24

25

26

Veertigjarig bestaan der Rijksnormaallessen teKatwijk; alsmede te Voorschoten.

Inrichting van een Gemeentelijk waschbureauin perceel Garenmarkt 6.

Huldiging van den Heer S. van Groningen bijzijn aftreden als Directeur der Muziekschoolder Mij. voor Toonkunst, waaraan hij echterals hoofdleeraar verbonden blijft.

De Rijksuniversiteitsmanege zal wegens dedemobilisatie weer aan hare bestemmingworden teruggegeven.

De Heer R. J. Verwijs benoemd tot directeurvan het Genootschap M.S.G.

Opening van het 17e Ned. Natuur- en Genees-kundig Congres hier ter stede door den voor-zitter Prof. Dr. W. Nolen.

Oprichting eener Dienstbodenorganisatie.

Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden bezoektde Leidsche Padvinders.

Mei 1919.

1 Mei-betooging met avondoptocht.

Dr. S. C. Meyering te ‘s-Gravenhage benoemdtot Directeur der Chr. H. B. S.

De Heer T. S. Goslinga, van Schiedam, benoemdtot Voorzitter van den Raad van Arbeid.

Page 25: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

MEI 1919.

7

1 0

1 2

1 5

1 6

1 7

20

Prof. Dr. J. A. J. Barge aanvaardt zijn ambt alshoogleeraar in de Geneeskunde met een redeover: .Vorm en functie”.

Dr. A. Korevaar, privaat-docent in de chemischetechnologie opent zijne lessen.

De Heer J. C. Stam neemt ontslag als komman-dant van de brandweer.

Het echtpaar Verster van Wulverhorst -VanKaathoven herdenkt zijn 60-jarige echtver-eeniging.

De Heer J. C. van der Heyden benoemd totnotaris alhier.

Officieele opening van het Rijn-Schiekanaaldoor de Provincie.

De Heer M. D. Horst benoemd tot lector doorde L. Vereen. voor Trop. Geneeskunde.

De Werk]. Vereen. ,,Ondersteuning zij ons doel”bestaat 25 jaar.

Het Perceel Breestraat 127 wordt door het Rijkaangekocht voor zestigduizend gulden omaldaar den zetel te vestigen van den Arbeids-raad.

Verkozen tot leden van den nieuwen Gemeente-raad :

J. de Lange, W. Pera, F. Eikerbout, A. Mulder,J. P. Mulder, B. J. Huurman, D. v. Gruting,

Page 26: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

MEI 1919.

22

T. Groeneveld, J. J. van Stralen, S. C. Baart-Braggaar, M. F. Oostveen, C. E. Dubbeldeman-Trago, J. P. de la Rie, M. Dubbeldeman,H v. Weeren, J. G. van der Zeeuw, Dr. J. A. N.Knuttel, J. A. van Hamel, K. D. Sytsma, Mr.Dr. C. W. van der Pot, J. A. Bots, Th. Wilmer,A. J. Oostdam, Th. F. C. Stijnman, B. Heems-kerk, C. J. van Tol, A. Bisschop, J. Huges,Mr. J. C. van der Lip, J. Splinter Gz., D. M.Kuivenhoven.

Alphen - N. de Wolf, P. van Dijk, W. J. denHertog, J. Wieringa, G. M. Herngreen, A. vanDam, A. van Leeuwen, N. Nomen, C. Goed-hart, L. Gesman, C. Kooren, J. v. Leeuwen,J. Vlasman, J. Ranke, J. de Wit.

Bodegraven - P. Batelaan, B. Batelaan, J. Veer-man. K. Stapper, J. v. d. Marel, J. H. Ruting,P. Mouris, L. J. F. Claushuis, J. J. Heusdens,J. Beyen, A. v. Dijk.

Lisse - J. Riggel, J. Pijnacker, P. Warmerdam,A. H. Schrama, C. Langeveld, C. Schrama,A. Verduyn Jr., J. Balkenende, G. Tromp,A. Knetsch, J. M. van Til.

Rijnsburg - A. J. Grimbergen Mzn., H. Grim-bergen Hz., A. J. Mulder, W. L. v. d. GugtenJohz., S. Schoneveld, J. v. Iternon Sr.,J. Schoneveld Cz., K Zandbergen Nz., H. Star,P. van Vliet Gz., P. v. Egmond CGz., H. G.Jonker, K. v. Delft Dz., J. v. Klaveren Gz ,

Page 27: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

MEI 1919.

27

2 - 9

6

7

D. Knyff, D. v. d. Eykel, P. Kort Sr., T. Kralt,Jac. v Vliet Gz , A. Zandbergen.

De Heer W. H. Rassers benoemd tot conservatorbij het Museum van Ethnografie.

De kaasmarkt te Bodegraven wordt wedergehouden.

Juni rgrg.

Kerkhistorische tentoonstelling te Woubrugge,georganiseerd door den Heer 0. C. vanHemessen Sr. Prof. Dr. A G. Honig herdenktDs. Dr. Alex. Comrie, predikant aldaar van1735 tot 1773.

Prof. Dr. H. Kamerlingh Onnes benoemd tot eere-lid van het Franklin Institute te Philadelphia.

Er wordt een Nederl. Commissie gevormd inverband met de in Sept. 1920 te houdengedachtenisviering der Pilgrimfathers Voor-zitter Prof. Dr. F. Pijper, secretaris Dr. D.Plooy.

De voorzitters der 5 studenten-faculteiten ver-eenigen zich tot een Conventus Praesidum.

De Heer G j. M. Eenhuys benoemd tot burge-meester van Lisse.

Njord wint in de jonge Acht der Hollandia-wedstrijden.

Page 28: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

JUNI 1919.

10-11 Algem. Vergadering der Vereeniging van Chr.Onderwijzers.

Prof. Dr. P. J. Blok neemt de uitnoodiging aanom te Halle een voordracht te houden over,Nederland tijdens den wereldoorlog”.

11-12 Jaarl. Verg. der Mij. van Nederl. Letterkunde,instelling eener Commissie voor SchooneLetteren.

20 Er vormt zich een Bond van ongehuwde kiezersen kiezeressen.

21

25

26

De Vereen. voor Wijsbegeerte des Rechts ver-gadert in het Akademiegebouw.

Dr. J. Droste benoemd tot lector in de wiskunde.

Overlijden van Prof. Mr. Dr. J. C. G. Jonker, hoog-leeraar in de Javaansche taal en letterkunde;de overledene legateerde een groot deel zijnerboekerij aan de Universiteitsbibliotheek.

Juli 19x9.

1 De Zeereerw. Heer F. Th. M. Buhrs, pastoor teLeiderdorp, vraagt ontslag uit zijn geestelijkebediening.

1 - 6 Leidsche Kunstvereeniging. Tentoonstelling vanteekeningen van Albert Hahn.

2 Overlijden van Prof. Dr. A. P. N. Franchimont,oud-hoogleeraar in de organische scheikunde.

Page 29: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

JULI 1919.

5

7

8

9

1 0

1 6

1 7

1 8

1 9

Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis benoemt tot rector-magnificus voor het studiejaar 1919-20.

Roeidag te Leiden, uitgeschreven door ,DieLeythe”.

Opening van het Casino te Noordwijk aan Zee.

H.M. de Koningin brengt een bezoek aan Kat-wijk aan Zee.

Jhr. Mr. V. H. Rutgers neemt afscheid als burge-meester van Boskoop.

Dr. M. A. Schwarz, leeraar aan het gymnasium,neemt afscheid, bij zijn vertrek naar Assen.

Een gezelschap van 36 Fransche heeren brengteen bezoek aan Leiden ter bestudeering vanden Hollandschen landbouw.

Prof. Dr. H. Kamerlingh Onnes herdenkt zijn40-jarige promotie.

De school met den Bijbel te N.-Vennep bestaat50 jaar.

De Broodfabriek ,Ceres” bestaat 25 jaar.Prof. Mr. J. E. Heeres treedt af als voorzitter van

het Leidsch Steuncomite.

Opening van het nieuwe Rijkstelegraafkantooraan de Bloemmarkt.

Vijfdaagsche zeil- en motorbootwedstrijden vande Vereeniging ,de Kaag”.

Tentoonstelling van oorlogspenningen in hetSted. Museum ,,de Lakenhal”.

Page 30: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

20

24

8

1 4

1 5

1 8

21

28

30

1

JULI 1919.

Overlijden van Prof. Dr. J. Verdam, oud-hoog-leeraar in de Ned. taal.

De Heer E. Hertzsprung te Potsdam benoemdtot adjunct-directeur van de Sterrenwacht.

Augustus Igrg.

De Heer N. de Zwart 25 jaar onder-comman-dant van de brandweer.

Oprichting der coöperatieve vereeniging ,,Leid-sche Inkoopcentrale”.

Pastoor P. M. de Vetten te Hazerswoude her-denkt zijn 25 jarig priesterfeest.

Pastoor P. J. J. Scheffer te Waddingsveen her-denkt zijn gouden priesterfeest.

Oprichting van het dagblad .de Grondwet”.

Mr. A. J. van der Stok benoemd tot commies-redacteur ter gemeente-secretarie.

Overlijden van Ds. A. J. van Wijngaarden teKatwijk aan Zee.

September rgrg.

Installatie van de afd. Leiden van de Ned.R. K. Padvindersvereeniging. I

Dr. H. Hins treedt op als onder-directeur derSterrenwacht.

Page 31: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

SEPTEMBER 1919.

2

3

5

6

1 2

1 5

1 6

20

22

Opening van de Chr. H. B. S. aan den WittenSingel.

Aan Ds. R. Visscher te Leidschendam wordteervol emeritaat verleend.

Aan de Praktische Ambachtschool wordt eenmachinistenavondschool verbonden.

De weg langs het nieuwe kanaal Rijn en Schiewordt officieel voor het publiek opengesteld.

Het nieuwe Anorganisch-Chemisch Laboratoriumop Vreewijk, staande onder Prof. Dr. F. A. H.Schreinemakers wordt officieel geopend.

De 2e Kamer neemt het wetsontwerp aan totwijziging der grenzen van Leiden, Leiderdorp,Oegstgeest, Zoeterwoude en Voorschoten.

Overdracht van het Rectoraat door Prof. Dr.P. C. T. van der Hoeven aan Prof. Dr. A.W.Nieuwenhuis.

Prof. Dr. T. R. van Calcar benoemd tot secretarisvan den academischen Senaat.

Aanvang der werkzaamheden met den bouwvan het nieuwe gemeente-museum aan deLakenhal.

Oprichting van een EBoaz-bank door de Chr.Middenstandsvereeniging.

Prof. Dr. J. P. Kuenen verkrijgt den gouden pen-ning van het Bataafsch Genootschap teRotterdam.

Page 32: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

SEPTEMBER 1919.

24

25

27

2 8

30

1

3

4

Brand in de voormalige bierbrouwerij ,dePosthoorn” aan de Oude Vest. Ook het Meer-manshof krijgt eenige brandschade.

Installatie der Commissie tegen prijsopdrijvingop het Raadhuis.

De gemeenteraad besluit tot electriciteitsleveringaan de gemeente Katwijk.

Prof. Dr. S. G. de Vries verkrijgt eervol ontslagals curator van het gymnasium en dr. H. J.Taverne ais leeraar in de natuurkunde aande Kweekschool.

Overlijden van den Heer Arnold Cohen, leeraaraan het Gymnasium.

Opening der Leidsche Winkelweek.

October Igrg.

De heer N. van der Walle 40 jaar bij het Open-baar Onderwijs.

Drie-Octoberfeest. Optocht, die in 18 groepenLeidens geschiedenis weergeeft.

Overlijden te ‘s Gravenhage van den oud-hoog-leeraar Dr. P. van Geer.

Herdenking van Rembrandt’s sterven voor250 jaar.

De Vereeniging Oud-Leiden legt een krans aanden voet van het borstbeeld van Rembrandt bij

Page 33: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

OCTOBER 1919.

6

7

1 2

1 4

1 5

1 6

24

29

de voormalige Witte Poort en belegt eenvergadering waarin Prof. dr. W. Martin eenherdenkingsrede houdt met lichtbeelden.

Prof. Dr. P. J. Blok 25 jaar hoogleeraar aan deLeidsche Hoogeschool.

Opening der sociëteit van den Bond van Leidschestudenten in den Burcht.

De Christel. school te Hazerswoude bestaat50 jaar.

Ds. W. J. Roscam Abbing preekt afscheid, daarhij zijn bediening neerlegt.

De heer J. J. v. d. Sluis wordt lid van den Raadte Benthuizen.

Overlijden van den heer A. J. Witmans Abrzn.,Directeur der Bank van Leening.

Prof. Dr. J. P. Kuenen benoemd tot lid-consultantvan het Bataafsch Genootschap.

Oprichting van een R.K. Sociale Studieclub.

De groentendrogerij ,,Codro” te Noordwijker-hout wordt verkocht; er is een nadeelig saldovan f 1.220900.

Dr. J. Woltjer Jr., lector in de Sterrenkundeaanvaardt zijn ambt.

Slotvergadering van het Leidsch Steuncomité.

Mr. E. J. M. H. Bolsius benoemd tot secretarisvan den Raad van Arbeid.

Page 34: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

29

3 0

1

2

4

5-12

8

OCTOBER 1919.

De Leidsche Coöperatieve Verbruiksvereenigingopent haar gebouw Heerengracht 20.

Dr. K. Sneyders de Vogel benoemd tot curatorvan het Gymnasium.

November 1919.

De N.V. voorheen W. Schudel & Co. bestaat50 jaar.

Herdenking van het 50-jarig bestaan der Ned.Herv. Kerk te Abbenes.

Tentoonstelling in het gebouw van het LeidschDagblad van het werk van den schilder Keesvan Urk.

De tooneelvereeniging ,,I’Union fait la Force”bestaat 25 jaar.

Tentoonstelling in de Stadszaal van de Vereen.van Slechthoorenden.

Prof. Jhr. Mr. Dr. W. J. M. van Eysinga benoemdtot lid der Commissie voor Zeeoorlogsschade.

Aan Prof. Aengenent van het Seminarie teWarmond wordt toegestaan om college tegeven in de wijsbegeerte aan R. K. studenten.

Ter aarde bestelling te Warmond van Dr. W.Broes van Heekeren, voorheen geneesheeraldaar.

*++

Page 35: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

NOVEMBER 1919.

10

1 2

1 4

1 6

21

2 6

2 8

Leidsche Vliegweek op het terrein aan denHoogen Rijndijk.

Benoemd tot lector in de gerechtelijke genees-kunde van het Instituut voor Trop. ziektende heer J. P. L. Hulst, arts, alhier.

Officieele opening in het gebouw Breestraat 127van den Raad van Arbeid.

Dr. J. Th. Peter, privaat-docent voor geneesk.klin. onderzoek opent zijn colleges.

Enkele verzamelingen van ‘sRijks Museum vanOudheden zijn overgebracht van Breestraat 18naar Rapenburg 22.

Tentoonstelling van de Leidsche Kunstvereeni-ging van werken van den schilder M. Adamsein het gebouw van het L. Dagblad.

De Afd. Leiden van den R.-K. Volksbond viertzijn 25-jarig bestaan.

Prof. Dr. 1. Rende1 Harris, van Manchester, houdteen rede in het Akademiegebouw over: ThePilgrim Fathers Celebration 1920.

De Eerste Kamer neemt het wetsvoorstel aanbetreffende de grenswijziging van Leiden.

De Heer P.A. Th. van der Weyden benoemdtot burgemeester van Nieuwkoop.

Prof. Dr. K. Martin benoemd tot eere-lid derUniversiteit te Rostock.

Page 36: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

NOVEMBER 1919.

28 Aan Dr. E. C. van Leersum wordt eervol ont-slag verleend als hoogleeraar.

Leidsche Kunstvereeniging. Tentoonstelling vanwerken van Chr. Le Roy in het gebouw vanhet L. Dagblad.

December 1919.

1 De Heer P. Stapel, Commissaris van Politie,herdenkt zijn 25-jarigen loopbaan bij de politie.

3 Prof. Dr. N. J. Krom aanvaardt zijn ambt alsbuitengewoon hoogleeraar met een rede over:De Sumatraansche periode in de Javaanschegeschiedenis.

5 Overlijden van Ds. J. G. Klomp te Wassenaar.

6 - 1 4 Leidsche Dierenweek. Tentoonstelling in debovenzalen der societeit Amicitia.

1 6

1 7

1 9

20

De Leidsche Jongelingsvereeniging ,,Obadja”bestaat 50 jaar.

Aankomst der eerste Weensche kinderen.

Dr. F. T. Keyser, van Alkmaar, benoemd totdirecteur van het gemeentelijk slachthuis.

Overlijden van den Heer J. J. Hasselbach, oud-lid van den gemeenteraad.

Huldiging van Mej. G. D. M. van ‘t Haeff nu zijna 46 jarigen dienst afscheid neemt van hetonderwijs.

Page 37: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

DECEMBER 19 19.

20

23

27

Opening van het Volksgebouw op de Heeren-gracht NO. 34.

Dr. H. J. Taverne, leeraar in de natuurkunde,neemt afscheid van het onderwijs bij dengemeentelijken cursus voor de Hoofdakte.

Overlijden van pastoor van Grosse1 te Hillegom.

Dr. J. J. W. Wicherink, van Alkmaar, benoemdtot geneesheer-directeur van het Academisch-Ziekenhuis.

Page 38: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Inlichtingen omtrent enkele besturen enopenbare inrichtingen.

LEIDEN.

Burgemeester: Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar.Wethouders: Mr. J. C. van der Lip, J. A. Bots, Mr.

C. W. van der Pot Bzn., W. Pera.Secretaris: Mr. Dr. C. E. van Strijen.Ontvanger: G. H. Kokxhoorn.Archivaris: Mr. Dr. J. C. Overvoorde.Directeur van Gemeentewerken: G. L. Driessen.Politiecommissaris : P. Stapel.Kol. commandant 4de infanterie-brigade: J. P. A. van

Weeren.Commandant bij het 2de regt. veld-artillerie: Jhr. A.

G. Sickinghe, luit.-kol.Commandant 4de regt. Inf.: G. W. Fris, luit.-kol.Militie-Commissaris : J. H. van Waveren, luit.-kol.Inspecteur der registratie en domeinen : vacature.Ontvanger der registr. en domeinen’: R. Wessels Boer.Bewaarder der Hypotheken enz.: D. A. Doyer.Inspecteurs der directe belastingen enz. : J. M. van der

Minne, A. L. Boot en B. Formijne.Ontvanger der directe belastingen: R. A. Rodenburg.Ontvanger der invoerr. en accijnzen: E. J. W. Römer.

Page 39: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XXXVIII

KANTONGERECHT.

Kantonrechter: Mr. J. Klein.Ambtenaar 0. M.: Mr. A. van der Elst.Griffier: Mr. J. J. Neuman de Loos.

RIJKSUNIVERSITEIT.

Curatoren: Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, Voorzitter.Mr. J. A. Loei?, E. C. bar. Sweerts de Landas Wyborgh,Mr. Dr. J. Oppenheim, Jhr. Mr. R. Feith.

Secretaris van Curatoren: Mr. J. E. Boddaert.Rector-Magnificus: Dr. A. W. Nieuwenhuis.Secretaris van den Senaat: Dr. R. P. van Calcar.Bibliothecaris: Dr. S. G. de Vries.Praeses van het Col. Civ. Acad. Lugd. Bat. Supr.:

H. J. Htitschler.Praeses v. d. Bond van Leidsche Studenten ,Jungantur

Gaudia Musis”: A. van der Bijl.Praeses der Ver. Vr. Stud.: L. W. Singels.

Gymnasium. President-Curator : Dr. D. C. Hesseling.Rector: Dr. N. J. Beversen.

Commissie van Toezicht op de scholen voor Middel-baar Onderwijs : A. L. Reimeringer, voorzitter.

Directeur H. B. S. voor jongens: W. Massink.Directrice H. B. S. voor meisjes: Mej. B. C. G. Numan.Directeur Kweeksch. voor onder%. : M. B. Hoogeveen.Directeur Kweekschool voor bewaarschoolonder-

wijzeressen : W. Haanstra.Directeur Chr. Kweeksch. voor onderw. : J. Schaap Hz.

Page 40: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XXXIX

Arrondissements-schoolopziener voor het Lager On-derwas: J. Baak.

Commissie van oppertoezicht en beheer der Kweek-school voorZeevaart: Jhr. Mr. Dr. N. C de Gijselaar,voorzitter.

Commandant der Kweekschool voor Zeevaart: C. L. vanBuuren, kapt. t/z., tevens secretaris der commissie.

Predikanten. Bij de Ned -Herv. Gem. : C Hartwigsen,J. Hoogenraad, M. J. Punselie, Dr. D. Plooy, Dr. J.C. S Lacher, Dr. J. Riemens, W. Th. Boissevain en2 vacatures.

Bij de Waalsche Gem.: S. Cler en L. G. M. Bresson.Bij de Rem. Gem.: Dr. W. J. Lente.Bij de Ev. Luth. Gem. : J Ph Makkink en Ch De Meijere.Bij de Doopsgezinde Gem.: J. Wuite.Bij de Vereeniging v. Vrijz -Herv. : A. van der Wissel.Bij de Gereformeerde Kerken: H. J. Kouwenhoven,

H. Thomas en W. Bouwman.Bij de Christelijke Gereformeerde Kerk: J. Jansen.

Pastoors. Bij de RK.: P. L. Dessens, tevens deken,A. J. M. Hafkenscheidt en J. H. Crombag, o.f. m.

Oud-Katholieken: J. M. van Beek, pastoor.

Israëlietische Gemeente: H. 1. Cohen, leeraar.Postkantoor. Directeur: D. van der Hoek.Telegraaf-kantoor. Directeur: J. L. Bloemen.Stationschef: T. M. de Waal.

Leiden telt thans ruim 65000 inwoners.

Page 41: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XL

Kamer van Koophandel en Fabrieken.

W. Pera, Voorzitter; J. Heringa, Plaatsv..Voorzitter;G. Boon ; J. Bots; A. Mulder; F. M. A. Pieck ; A. L.Smits; H. Vroom; Mr. A. L. Hermans, Secretaris.

Bestuur der Gemeenten.

!l’er Aar: Jhr. K. W. L. de Muralt, Burgemeester;J. Hogenboom, Secretaris.

Alkemade: F. H. van Wichen, Burgem. en Secretaris.Alphen a/d Rijn: C. W. C. Th. Visser, Burgemeester;

K. Salverda, Secretaris.Benthuizen: A. Verheul Azn. Burgem. en Secretaris.Boskoop: W. P. J. Duval Slothouwer, Burgemeester;

E. G. Konings, Secretaris.Hazerswoude: J. van der Meulen, Burgemeester; B.

den Braver, Secretaris.KutwQk: J. H. de Waal Malefijt, Burgemeester;

J. Varkevisser, Secretaris.Koudekerk: J. C. Oeberius Kapteyn, Burgemeester;

E. Rollema, Secretaris.Leiderdorp : G. van der Valk Bouman Sr., Burgemeester

en Secretaris.Leimtiiden: Th. C. C. Ninaber, Burgem. en Secretaris.Lisse: G. J. M. Eenhuis, Burgemeester; J. C. de Haan,

Secretaris.Noorclwgk: Jhr. W. C. van Panhuys, Burgemeester;

E. de Groot, Secretaris.Noordwgkerhout : A. A. C. M. van Iersel, Burgemeester;

A. J. Wijnekus, Secretaris.

Page 42: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XLI

Oegstgeest: J . G. M. van Griethuysen, Burgem. en Secr.Rijnsaterwoude: Th. C. C. Ninaber, Burgem. en Secr.Rijnsburg : J. L. Bosschieter, Burgemeester en Secretaris.Sassenheim : Mr. F. F. baron de Smeth, Burgemeester;

0. van Eek, Secretaris.Valkenburg : P. Lotsy, Bu-em. ; A. C. de Wilde, Secr.Veur: Vacature, Burgemeester; H.J. van Delft, Secretaris.voorhout: J. G. M. van Griethuysen, Burgemeester;

J. H. Langeveld, Secretaris.Voorschoten : E. Vernede, Burgemeester en Secretaris.Waddinxveen : G. van Dort Kroon, Burgemeester;

A. Kreupeling, Secretaris.Warmond : A. J. Schölvinck, Burgemeester; H. L. van

Delft, Secretaris.Wassenaar: Jhr. B. Ph. S. A. Storm van’s-Gravensande,

Burgemeester; J. Eggink, Secretaris.Woubrugge: J. C. Boumann, Burgemeester en Secretaris.Zoeterwoude: P. C A. M. Wap, Burgem. en Secretaris.Zwammerdam: P. Hoogenboom, Burgemeester; E. B.

ten Raa, Secretaris.

RIJNLAND.

tijkgraaf: Mr. P. A. Pijnacker Hordijk.Hoogheemraden: Jhr. Mr. W. G. Dedel, Mr. J. van de

Kasteele, J. H. M. Evelein, Mr. E. de Vries, Jhr. Mr.L. M. Rutgers van Rozenburg.

Secretaris: Mr. Dr. C. W. van der Pot Bzn.Rentmeester: Mr. H. A. Sypkens.Ingeni&r : P. Hoogeboom.

Page 43: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XLII

De volgende verzamelingen zdn voor hetpubliek toegankeldk:

Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28werkdagen 10-4 uur, 1 juni -1 Oct. 10-5 uur,Zon- en Feestdagen 1-4 of 5 uur.

Idem, onderafdeeling der opgravingen in Nederland,Papengracht 25a, werkdagen 10-4 uur van 1 Juni-1 Sept. lO-- 5 uur, Zon- en Feestdagen 1-4 of 5 uur.

Ethnographisch Museum, Rapenburg 67, 69en Heerengracht 8, alleen werkdagen 10-4 uur.

Geologisch Mineralogisch Museum. Ga-renmarkt, Woensdag en Zaterdag 2-4 uur.

Kabinet van Pleisterbeelden, Papengracht25, werkdagen 10-4 uur, 1 Juni-1 Oct. 10-5 uur,Zon- en Feestdagen 1-4 of 5 uur.

H o r t u s B o t a n i c u s, Rapenburg, werkdagen,1 April -30 Sept., 9-6 uur; 1 Oct.--31 Maart, 9- 4uur, Zondags 10-4 uur.

Kabinet van Prenten, Rapenburg 71, werk-dagen 1-4 uur.

Stedelijk Museum ,,de Lakenhal”, OudeSingel 32, werkdagen 10-4 uur, Zondag 12-4 uur.

Universiteitsbibliotheek, Rapenburg, werk-dagen 10-4 uur, doch van 15 Nov.-15 Jan. 10-3uur en in de acad. vacanties 1-3 uur.

Oud-Archief der Gemeente, Boisotkade 2a,werkdagen 9--4 uur.

Het postkantoor is geopend:Op werkdagen: van 7.30 v.m.-7.30 n.m.Op Zon- en Feestd. : van 8-9 v.m. en 11.30-12.30 n.m.

Page 44: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Het telegraaf kantoor is geopend :Op werkd.: van 8 v.m.-10 n.m., Vrijdag vanaf 7 v.m.Op Zondagen : van 8-10 v.m., 12.30-2.30 en 7-8 n.m.Op Feestdagen: van 8-12 v.m. 1-3 n.m. en 7-8 n.m.

Het b&post- en telegraafkantoor, Plantage No. 2is geopend : van 8.30 v.m.-3.30 n.m. Zondags gesloten.

Publiek Telefoonstation, Papengracht 23, is geopend :van 8 v.m.-10 n.m. Op Zon- en Feestdagen 8v.m.-2.30 n.m. en van 7-8 n.m.

Hypotheken en Kadaster, Rapenburg 26, alle werk-dagen 9 --. 5.

Inspecteur der Belastingen, Breestraat 40, allewerkdagen 9-12 en 1-4.

Ontvanger Directe Belastingen, Steenschuur 17,Maandag, Dinsdag, Woensdag en Donderdag be-halve den laatsten werkdag der maand, 9-2

Ontvanger der Registratie en Domeinen, Rapen-burg 19, elken werdag 9-4. Voor de vermogens-belasting 10-2, behalve den laatsten werkdag dermaand.

Ontvanger der Invoerrechten en Accijnzen, Steen-schuur 17, elken werkdag 9. 1 en 3-6.

Controleur van de Grondbelasting, Rapenburg 19,elken werkdag 9-12 en 1.30-5.

Nederlandsche Bank, Kort Rapenburg, werkdagen9 30-1.

Leidsche Spaarbank, Oude Rijn 56, elken werkdag10.30 --ll.30 Voorts: Maandag en Zaterdag 12-1Dinsdag en Vrijdag 1 - 2 Woensdag en Donderdag8-9 n.m.

Page 45: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 46: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

IN MEMORIAM.

Page 47: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 48: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

GERRIT JACOBUS DE HOEST. t

Vrijdag 17 Januari 1919 ging door de HervormdeGemeente te Leiden de droeve tijding dat Ds. de Hoestdien dag, in den ouderdom van bijna 75 jaren,overleden was.

Gerrit Jacobus de Hoest was den 28sten Januari 1844te Nijkerk geboren, waar zijn vader predikant was.Na te Utrecht zijne theologische studiën te hebbenvoltooid, werd hij op 10 Mei 1868 te Amerongen totpredikant bevestigd, vertrok van daar in 1872 naarIJselmonde, in 1876 naar Amersfoort, in 1879 naarBarneveld, in 1884 naar Leeuwarden, in 1887 naarZutfen, om eindelijk 1 Mei 1892 in Leiden de Evan-geliebediening te aanvaarden. Door eene ongesteld-heid, die hem alle inspanning verbood, daartoe ge-noodzaakt, verzocht en verkreeg hij op 11 Mei 1908,na 40-jarigen dienst, zijn eervol emeritaat, waarna hijzich eerst te Hilversum en daarna te Zeist vestigde.

De overledene, die onze gemeente het laatst enhet langst heeft gediend mocht zich verheugen ineen niet grooten, doch toch zeer getrouwen kring

Page 49: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XLVIII

die zich gaarne onder zijne Evangelieprediking lietvinden.

Hij was een man van beginsel, maar hij weigerdezich in eenig partijverband te laten opnemen.

Tot het laten zingen uit den Vervolgbundel washij niet te bewegen. Niet omdat hij iets op dienbundel tegen had, doch naar zijn eigenaardige op-merking ,om het weinigje crediet dat ik bij deGemeente heb niet te verspelen”.

Hij droeg leed om de positie der Herv. Kerk, steldezich nooit disponibel om een zetel in het ClassikaalBestuur in te nemen, en verwachtte het heil derKerk alleen van de wederkomst des Heeren.

Een vir justus ac probus is in hem van ons heen-gegaan.

Dat getuigt ook zijn afscheidswoord uitgesproken26 April 1908 in de Hooglandsche Kerk, als hij zegt:,En nu, Gem. van Leiden, mijn arbeid, ook in uwmidden is geëindigd; ik zeg niet ,,voleindigd”, wantik weet, dat daar, gelijk aan mij, zoo ook aan hetmijne, niets geheel is. Niet alleen, al wat onwaar,schijn, vorm is, maar al wat uit ons is, moet wegvlieden, als zich de Heer in heerlijkheid openbaart.Alleen Gods werk blijft. Hebbe hij dan de eer, zoozijn Woord schoon door een zwak en ontrouwgetuige gebracht, in den loop van het veertigtaljaren, dat achter mij ligt, mocht gebleken zijn, nietledig te zijn weergekeerd, maar hier of daar, waar-schuwend, vertroostend, opbouwend gewerkt tehebben, ook in uw midden, al was het dan maarvoor een enkele uwer”.

Page 50: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XLIX

En nu heeft God hem na een heerlijken rusttijdvan 10 jaren onverwacht, maar niet onvoorbereid totZich genomen in heerlijkheid.

Zalig zijn de dooden die in den Heer sterven.De vrucht van zijn werk blijft echter, en ook vanhem zal gelden, wat Gerok zong:

,,Wie als een licht de kerk dient van den HeerSterft nimmermeer!”

J. H.

****

Page 51: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

MARTINUS D’AUMERIE. t

Den 31sten Januari 1919 werd op de begraafplaatsaan het einde der Groenesteeg het stoffelijk overschotvan den heer Mr. Martinus d’Aumerie, in leven oud-kantonrechter in de stad Leiden, grafwaarts gedragen.Men zag rondom de groeve, waar ook zijn broederMr. J. F. d’Aumerie in leven ontvanger der registratieen domeinen rust, behalve de nabestaanden, eenschaar van deelnemende vrienden vereenigd, waar-onder leden van verschillende collegiën, waarin deoverledene zitting had.

Gezellig van aard, talentvol musicus en grootmenschenkenner, zocht hij den omgang van zijnemedemenschen; zijne gastvrijheid was spreekwoorde-lijk. Nooit heeft hij zijne hand teruggetrokken, waarhem hulp gevraagd werd; weldoen, het steunen vanongelukkigen was steeds het doel van zijn leven, enzijn naam zal gezegend blijven door hen, wien hijbij zijn laatste wilsbeschikking, voor de overigedagen van hun leven, de jaarlijksche uitkeeringenverzekerde, die bij zijn heengaan niet mochtenophouden.

Ook in zijne ambtsbetrekking was hij een voorbeeldvan stiptheid en rechtvaardigheid. De zittingen vanhet kantongerecht, waar hij voorzat, waren indruk-

Page 52: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LI

wekkend. Hij was de patriarchale, vaderlijke rechterbij uitnemendheid, en het was een genoegen zoo’nzitting bij te wonen, van rumoerigheid was geensprake; men gevoelde dat de meest weerbarstige enverstokte zondaren onder den indruk kwamen, dathun onverbiddelijk maar juist recht zou geworden.

In het Leidsch Dagblad van 28 Januari 1919 werdzoo terecht opgemerkt: ,,Als kantonrechter leeft hijin deze gemeente voort als een scherpzinnig enrechtvaardig rechter en tevens als een echt gemoedelijken vaderlijk raadsman, die al zijn best deed om vande rechtzaal een opvoedende kracht te doen uitgaan”.Een waarlijk schoone roeping, die hij zich stelde,waartoe zeker zijn veelzijdige studiën aan de Leidschehoogeschool den grondslag gelegd hebben.

Bij Koninklijk besluit van 31 Augustus 1898 werdde overledene Ridder in de Orde van den Neder-landschen Leeuw.

Mr. M. d’Aumerie werd geboren te Boxmeer den23sten Februari 1831, zoon van Gideon AntoniusBalthazar dAumerie, inspecteur van het kadaster teBreda en van Sara Keer.

In zijn jeugd had hij een ongeval, waarvan degevolgen gedurende geheel zijn leven kenbaar warendoor een eenigszins moeilijken gang, zoodat zijnwandelstok hem nooit verliet. Door het op hol slaanvan een paard, dat gespannen was voor een wagentje,waarin hij met zijn vader was gezeten, had hij hetongeluk met een knie bekneld te raken, waardooreenige stijfheid achterbleef. Het was juist door dezeomstandigheid dat hij gedurende dat tijdperk van

Page 53: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LI1

zijn leven, door niet mede te kunnen doen aan deluidruchtige spelen der jeugd, tijd vond onr zich aande muziek te wijden, waarvoor hij veel aanleg had,en waardoor zoo menigeen zich tot hem voeldeaangetrokken.

Martinus d’Aumerie studeerde te Leiden, eerst inde theologie, waarin hij 20 Juni 1857 ,,summa cumlaude” zijn candidaatsexamen aflegde; 7 December1857 verkreeg hij ,,summa cum laude” het diplomaals candidaat in de philosophie en 6 November 1858.summa cum laude” den graad van candidaat in derechtswetenschap. Den 7de* Februari 1861 promoveerdehij in de rechten.

Mr. M. d’Aumerie ving zijn loopbaan bij de rechter-lijke macht aan den Isten Augustus 1861. Hij werdaangesteld als griffier bij het kantongerecht te Staden Ambt-Ommen, waar hij ook als thesaurier ensecretaris van de commissie voor den weg van Ommennaar Goor en als onbezoldigd bibliothecaris van devolksbibliotheek aldaar, alsmede als lid der school-commissie en als lid van het college van toezichtover het huis van bewaring optrad.

6 October 1865 werd hij benoemd als griffier bijhet kantongerecht te Leiden, waar hij den 18denNovember daaraanvolgende als zoodanig werdgeinstalleerd. Den 20sten November 1869 werdMr. M. d’Aumerie gekozen tot commissaris van deMaatschappij van Toonkunst te Leiden. 22 September1870 werd hij benoemd tot regent van het gerefor-formeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwen-

Page 54: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

huis en den 15’~” October van hetzelfde jaar her-benoemd als griffier van het kantongerecht te Leiden.1 October 1872 trad hij op als bestuurslid van deMaatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. In 1874 washij een der candidaten voor de Provinciale Statenvan Zuid-Holland en in 1875 candidaat-lid van dengemeenteraad te Leiden. 6 October 1875 werd hijherbenoemd als griffier bij het kantongerecht te Leiden.8 April 1876 werd hij lid der Commissie voor deVolksbijeenkomsten. 1 Mei 1877 werd Mr. M. d’Aumeriebenoemd tot kantonrechter-plaatsvervanger te Leiden.1 Juli 1877 werd hij benoemd tot lid der Commissievan de Spaarbank te Leiden. 4 December 1877 werdMr. M. d’Aumerie gekozen als lid van den gemeente-raad van Leiden en hij werd als zoodanig den 24q!enDecember geïnstalleerd. 17 Januari 1878 werd hijbenoemd tot plaatsvervangend lid van den Militieraad.

In weerwil dat door de meest geziene burgers vande stad Leiden een verzoekschrift werd gericht totden Minister van Justitie om Mr. Martinus d’Aumerieals kantonrechter in hun stad aan te stellen, had dezebenoeming niet plaats en werd hun wensch eerstlater vervuld. 11 Mei 1879 werd Mr. d’Aumeriebenoemd tot kantonrechter te Doesburg, waar hijweldra naar waarde werd geschat. 22 Juni 1880 werdhij aldaar lid van den gemeenteraad. 12 April 1881werd hij benoemd tot lid der commissie bedoeld inartikel 11 en 15 der wet betrekkelijk de schutterij.Wij vinden hem te Doesburg nog als lid der plaatse-lijke commissie van toezicht over het lager onder-

Page 55: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LIV

wijs, en van de plaatselijke gezondheidscommissie,en als voorzitter van Regenten over het Huis vanBewaring. 9 December 1884 werd Mr. d’Aumerie lidder Provinciale Staten van Gelderland. Herbenoemd12 Mei 1886. Bij al zijne bezigheden vond hij nogtijd zich met kunst en muziek op te houden.10 December 1886 werd hem het correspondentschapvan de Maatschappij Arti et Amicitiz opgedragen.3 Februari 1888 werd Mr.d’Aumerie met Mr. H.GoemanBorgesius en Mr. J. Ever&, candidaat gesteld door deliberale kiesvereeniging Dieren en Omstreken, voorhet Lidmaatschap der Staten-Generaal, met goed-keuring van de ,,Liberale Unie”.

Zijn arbeidzame loopbaan, die anderen tot op-wekkenden ijver prikkelde, eindigde te Doesburgdoor zijn lang gewenschte benoeming als kanton-rechter te Leiden, waar zoovele vrienden van hemwoonden.

4 April 1892 werd Mr. M. d’Aumerie te Leiden alskantonrechter benoemd, welk ambt hij daar op demeest eervolle wijze vervulde tot zijn hooge leeftijdhem dwong een welverdiende rust te nemen.

Weldra vinden wij hem in de oude sleutelstadweder als lid van talrijke collegiën, zooals eenigejaren terug en wij hiervoren hebben vermeld. Geenwonder dat wij 31 Augustus 1898 zijn naam vermeldvinden onder de nieuw benoemde ridders in de Ordevan den Nederlandschen Leeuw.

22 Mei 1901 werd aan Mr. M. d’Aumerie op hetdaartoe door hem gedane verzoek met ingang vanden Isten Augustus 1901 eervol ontslag uit zijne be-

Page 56: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LV

trekking van kantonrechter te Leiden verleend, dochhij ging voort tot in de laatste dagen van zijn levenmet helder hoofd belang te stellen in alles wat hetalgemeen belang in stad en lande aanging; velenvroegen hem nog om raad na zijn terugtrekking uithet openbare leven en konden getuigen zijn van zijnebekommering over de algemeene treurige oorlogs-toestanden in de laatste jaren van zijn leven. Tochhad hij de voldoening het einde der worsteling teaanschouwen, terwijl hij nog de grootste komendeverwikkelingen voorspelde, voordat ,,vrede op aarde”zou verkondigd kunnen worden.

Mr. M. d’Aumerie overleed te Leiden den 26stenJanuari 1919 in het huis Zoeterwoudsche singel 86.

Velen waren zijn vrienden, zooals blijkt uit de aanhem gerichte nagelaten brieven, o. a. van D. baronvan Lynden, Mr. H. Goeman Borgesius, Mr. P. Rink,W. C. baron van Pallandt, Mr. A. Brants, Jhr. Nahuys,Prof. Opzoomer, Prof. R. Fruin, Prof. G. van Hamel,Mr. F. Was, Mr. J. van Heukelom, Mr. R. B. Ledeboer,J. G. L. Houthuysen, Travaglino, Verster van Wul-verhorst, Dr. J. P. H. Berends, Jhr. Mr. J. van Riems-dijk, A. Hazeberg, Mr. H. C. Pennink, Mr. Hamelberg,Jhr. Gevers, M. Kamerlingh Onnes, Prof. A. E. N.Franchimont, Prof. J. E. Heeres, J. van Voorthuysen,Mr. W. van der Kaay, oud-minister, A. N. SnouckHurgronje, Prof. van der Hoeven, Mr. G. Kleyn,meest allen leden van de rechterlijke macht, waar nogzoovele namen aan toegevoegd zouden kunnenworden.

Door eenige vrienden werd aan Mr. M. d’Aumerie

Page 57: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LVI

op zijn 80sten verjaardag een zilveren plaquet aan-geboden met inscriptie en zijn portret, vervaardigddoor den kunstenaar Voet.

Bij zijn heengaan als kantonrechter had hij vanalle ambtenaren, die vroeger en in de laatste jarenmet hem gewerkt hebben, ten getale van 16, eenzilveren beeld ontvangen, voorstellende ,,DeGerechtig-heid”, op ebbenhouten voetstuk,‘en een album metde portretten der gevers. De notarissen boden denijverigen, nauwgezetten, bovena! humanen kanton-rechter een schrijfbureau met stoel aan.

Mr. M. d’Aumerie huwde eerst te Scheveningen den15’en Januari 1862 Maria Louisa Lutgert, dochter vanJan Samuel Lutgert en van Carolina Christina Huller,overleden te Leiden 10 November 1892; en hij her-trouwde te Leiden den 29sten Augustus 1895 metWilhelmina Sophia Johanna Sabina Hubrecht, dochtervan Mr. Josias Johan Hubrecht en van Sabina Wil-helmina Verster. Zijne echtgenaote was lid van denVoogdijraad te Leiden en zat in het bestuur van deWiIhelmina-Vereeniging, afdeeling Leiden. Zij over-leed te Leiden den 22Sten Januari 1909.

Page 58: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Mr. C. H. P. KLAVERWIJDEN. t

Mr. Cornelius Hermanus Petrus Klaverwijden, ge-boren te Leiden 29 Juni 1844, overleed aldaar 28Januari 1919, studeerde te Leiden, promoveerde 4 Juni1869 op een proefschrift ,,De hypothecatie van eensanders goed”, en deed in 1870 met goed gevolgexamen als Candidaat-notaris. Na zijne promotievestigde hij zich als advocaat en procureur te Leidenen werd hij aldaar benoemd tot kantonrechter-plaats-vervanger.

Uit zijn eerste huwelijk zijn geen afstammelingen,uit zijn tweede huwelijk met Vrouwe PetronellaTheresia Agnes Bellaard twee dochters.

Zijn overgrootvader, grootvader, zijn vader en denu overledene waren tot hun overlijden notaris, debeide eersten te Zoeterwoude, de twee laatsten teLeiden; de drie eersten, die zich allen in een zeeruitgebreide praktijk mochten verheugen, zijn elkanderin die betrekking opgevolgd; bij het overlijden vanMr. J. L. Klaverwijden, (den vader van den nu over-ledene) werd 23 Maart 1882, in diens plaats benoemdMr. L. M. J. H. Kerstens; eerst 26 Februari 1885werd hij in de plaats van P. Muller, overl. 7 Jan. 1885,tot notaris te Leiden benoemd.

Page 59: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LW11

De Regeering erkende de verdiensten van den over-ledene : na 25-jarigen dienst als plaatsvervangendkantonrechter werd hij benoemd tot Ridder in deorde van Oranje-Nassau.

Bij zijn 25-jarige ambtsvervulling op 26 Febr. 1910bleek hoezeer hij geacht en bemind was, zoowel bijambtgenooten als cliënten, tal van bloemen en ge-schenken werden hem aangeboden.

Van de Leidsche Spaarbank was hij van 1874-1906Commissaris; ruim 30 jaren trad hij op als Regentvan het R. K. Weeshuis en beheerde hij de hofjesSt. Jacob en Salvator. Gedurende 38 jaar was hijrentmeester der heerlijkheid ,,Hoogmade” waaraanook het bestuur van het H. Geesthofje verbonden is.

Hij hield zich niet op met politiek, was zeer be-scheiden, en heeft zijn ambt als notaris steeds zeerhoog gehouden.

Hij ruste in vrede.

J. A. F. COEBERGH.

Page 60: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

N. BROUWER. -j-

1844-1919.

Op 12 Februari overleed in den ouderdom van74 jaren Nicolaas Brouwer, Oud-Directeur van deKweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressenalhier.

Geboren te Ridderkerk, waar zijn vader hoofd-onderwijzer was, trad hij daar in April 1868 in hethuwelijk met Antonia Coert ; en omringd van kinderenen kleinkinderen, mocht hij met haar in 1918 hetgouden huwelijksfeest vieren. Zijn vrouw ontvielhem in ‘t begin van 1919 en drie weken later volgdehij haar in het graf.

Brouwer heeft het onderwijs in verschillende be-trekkingen gediend. Van 1868-1870 was hij hoofd-onderwijzer te Uitgeest; in Januari 1871 kwam hijin dezelfde functie naar Leiden. Als opvolger vanJ. A. van Dijk werd Brouwer in 1902 benoemd totDirecteur van de Kweekschool voor onderwijzers enonderwijzeressen. In 1910 legde hij dit ambt nederen werd toen dadelijk benoemd tot lid van de Plaat-selijke Schoolcommissie, waarvan hij gedurende zijntwee laatste levensjaren secretaris was.

Page 61: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LX

Al deze betrekkingen heeft Brouwer met eere ver-vuld, zoodat wij wel mogen zeggen, dat hij hetonderwijs, vooral te Leiden, de grootste dienstenheeft bewezen. Geen wonder dan ook, dat hij algemeengeacht werd en dat veel vereenigingen, die ten doelhebben de belangen van het onderwijs op de eenof andere wijze te behartigen, hem gaarne aan debestuurstafel zagen.

Door zijn groote ervaring op onderwijsgebied endoor zijn helderen blik in schoolzaken, was hij inde Schoolcommissie bijzonder op zijn plaats, en alzijn vroegere medeleden konden dan ook ten volleinstemmen met de woorden, die de Voorzitter in deFebruari-vergadering aan zijn nagedachtenis wijdde,,,dat zeker wel de heer Brouwer het lid was, dat inonze vergadering het minst kon gemist worden; datwij hem zullen blijven gedenken om zijn zeldzamehoedanigheden als secretaris, om zijn heldere, bondige,steeds door eenvoud uitmuntende adviezen, om zijngroote bescheidenheid en niet het minst om zijn edelkarakter”.

Ook buiten het onderwijs diende de overledene depublieke zaak op velerlei wijze. Zoo was hij o.m.jarenlang lid van het Bestuur der Commissie voorde Volksbijeenkomsten, van het genootschap LiterisSacrum, dat hem later het eerelidmaatschap aanbooden van de leeszaal Reuvens. Het meest algemeenevenwel werd hij gewaardeerd als voorzitter der3-October-Vereeniging, waarvan hij van de oprichtingin 1886 af Voorzitter was en die de grootste ver-plichtingen aan hem heeft om den nooit verflauwenden

Page 62: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

L X 1

ijver, waarmee hij de belangen van deze zoo bijuitstek Leidsche Vereeniging behartigde, om zijnzeldzamen tact als leider der vergaderingen en omzijn buitengewoon talent van organiseeren.

Brouwer heeft heel veel gewerkt.En al wat hij deed, deed hij goed.In hem verloor Leiden een van zijn beste burgers.

W. DRAAIJER .

Page 63: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

PIETER VAN DEN BRANDER. t

Het was kort na zijn overlijden op 5 Maart 1919,dat ik aan de Redactie van het Leidsch Jaarboekjeaanbood zijn Ievensbericht te schrijven en ik be-schouw het als een groot voorrecht, dat de Redactiemijn aanbod aanvaardde.

Kende ik van den Brander reeds in zijn werkenvan zijn komst als klerk op de Leidsche Spaarbankaf, in de jaren, gedurende welke ik deel uitmaaktevan de Commissie van Dagelijksch Beheer, had ikvolle gelegenheid om hem te leeren waardeeren. EnZQO ontstond bij mij naast ware {bewondering vanzijn vakkennis en arbeid eene groote sympathievoorzijn karakter.

Pieter van den Brander is geboren 2 Augustus 1864te Leiden.

Na eene werkzaamheid van 12’/? jaar bij de firmaLezwijn & Eigeman, trad hij als klerk in functie bijde Leidsche Spaarbank op 31 December 1889.

Den 5tien Augustus 1891 werd hij daar boekhouder,om den Ildeil Juli 1899 tot hoofdboekhouder-kassierbevorderd te worden.

Door zware langdurige ziekte daartoe verplicht,vroeg hij zijn ontslag uit deze betrekking op 1 Febr.

Page 64: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LX111

1918, welk ontslag het Bestuur hem op de meesteervolle wijze verleende.

Den 5den Maart 1919 is hij gestorven.Aan zijn graf herdacht de Voorzitter van het

Bestuur der Leidsche Spaarbank als tolk van hetBestuur en van oud-Commissarissen van den Brandersverdiensten en bracht hij dankbare en eerbiedigehulde aan diens nagedachtenis.

Van den Brander is naar mijn oordeel en ik benovertuigd, dat zeer velen daarover gelijkelijk zullendenken, een figuur geweest in het Leidsche leven,die ten volle verdient in dit Jaarboekje geschetst teworden.

Leiden heeft den hupschen, altijd hulpvaardigenman en voortreffelijken werker dankbaar te zijn.

Van hem mag getuigd worden:Hij werkte zoo lang en zoo goed als hij kon.De Leidsche Spaarbank is daarbij welgevaren.Menige verbetering is door hem tot stand gekomen

en toen het Bestuur in 1907 tot groote, veel inspan-ning eischende hervorming besloot, vond het hemniet alleen tenvolle berekend voor zijn taak; maarhad het in hem ‘n voortstuwende kracht.

Lastige kwesties van uitwerking bestudeerde hij;zijn overleg deed goede oplossingen aan de handen zo0 liep alles vlot.

Kortom het was een waar genot, met dezen mante werken.

En dat hij door deze eigenschappen een opwekkendvoorbeeld voor zijne mede-ambtenaren is geweest,

Page 65: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXIV

daarvan getuigt het geheele werk van de LeidscheSpaarbank van toen en van heden.

Ik roemde van den Branders karakter en, dat ikdit terecht deed, is tenvolle bewezen, door de wijze,waarop hij met zijn mede-ambtenaren omging en danin de voornaamste plaats door de goede gelukkigegeest die in zijn gezin heerschte.

Den 24sten juni 1891 gehuwd met Mejuffrouw vanOosten, kwam hij den 1Sten September d.a.v. bovende kantoren der Leidsche Spaarbank wonen; na deverbouwing in 1904 had hij daar een mooi, gezond,zonnig tehuis, maar al ware alle dagen van het jaarde zon achter de wolken verscholen geweest, danzou daar niettemin eene warme, zonnige stemmingzijn blijven heerschen.

Langen tijd was daar ongestoorde voorspoed totook voor dit gezin de zware slagen kwamen.

Van zijne drie kinderen stierf in 1905 op 10 jarigenleeftijd zijn zoon Willem en wel kwam bij dezegelegenheid uit hoe ‘n teeder vader hij was en tevenshoe liefde zijn gezin samenbond.

Hoewel van den Brander door zijn forsch en frischuiterlijk den indruk wekte van een krachtig gezondman, bleek toch reeds in dat jaar zijn gestel aaneen kwaal onderhevig, die hem noopte zich zeerin acht te nemen.

In 1912 nam deze kwaal in hevigheid toe en waseen verblijf gedurende eenige maanden aan zee noodig.

Door rust en zuivere lucht versterkt, aanvaarddehij weer zijn werk en kon hij dit met kleine onder-brekingen volhouden tot October 1917.

Page 66: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

txv

Toen trof zijn gezin en de Leidsche Spaarbank degroote slag van zijn tweede ziekte, die leidde totzijne ontslag-aanvrage op 1 Februari 1918.

In Mei van dat jaar verliet hij het bovenhuis vande Leidsche Spaarbank, een maand bracht hij doorbij zijne getrouwde dochter te ten Boer, om zichdaarna te vestigen in Leiden aan de Haarlemmer-trekvaart.

Voorbeeldig verzorgd en gesteund door zijneechtgenoote, die met hare kinderen zich inspandeom, waar het kon, nog eenige verlichting in zijnlichamelijk en moreel lijden te brengen, overleed hijop 54 jarigen leeftijd.

Ik heb hierboven gezegd, dat Leiden dezen mandankbaar heeft te zijn en ik zeide daarmede niette veel.

Mannen als van den Brander behooren genoemdte worden onder de nuttigsten, besten en achtens-waardigsten van onze maatschappij.

In onzen tijd, waarin het meer en meer gewoontewordt, plichtsvervulling als een bijzaak of nog minderen staan op rechten en voordeelen als hoofdzaak tebeschouwen, is het recht verkwikkelijk te kunnenwijzen op eene vervulling van de levenstaak alsdoor Pieter van den Brander.

D. HARTEVELT H. CZN.Velp, Januari 1920.

*****

Page 67: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Jhr. P. F. A. J. VON BÖNNINGHAUSEN TOT

HERINCKHAVE. t

Den 15 Maart 1919, op reis naar zijne familie teTubbergen, overleed plotseling in den trein tusschenDeventer en Bathem Jhr. P. F. A. J. von Bönning-hausen tot Herinckhave, burgemeester van Lisse. Deheer von Bönninghausen, die gedurende ruim dertigjaren het burgemeestersambt heeft vervuld, stond bijde burgerij van Lisse in hoog aanzien. Hij werdgeboren te Tubbergen op 9 Aug. 1858 op het land-goed Herinckhave, uit een adellijk geslacht. Hij genootzijne opleiding aan het gymnasium te Rolduc en werdden 28en September 1888 benoemd tot burgemeester-secretaris van Lisse

Onder zijn bewind ging Lisse zeer vooruit enkwam ‘t meer en meer tot bloei. Het zielental ver-dubbelde, en de welvaart van de bevolking namsteeds toe. Het nieuwe postkantoor en raadhuis, degasfabriek en de monumentale Rijkslandbouwwinter-school werden onder zijn beheer gebouwd. Degemeentezaken, met name de finantiën, gingen hemzoo ter harte als golden ‘t zijne privébelangen. Doorgepaste zuinigheid was hij er steeds op uit het be-lastingcijfer op een laag peil te houden

Nooit heeft hij zich zelf gezocht, doch was altijd

Page 68: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXVII

vervuld van ijver voor zijne gemeente: zelfs in delatere jaren van zijn leven, toen een slepende kwaalzijne geestelijke en lichamelijke krachten langzaamsloopte. Zijne ziekte noodzaakte hem op een 1 Dec.1916 het secretariaat neer te leggen en over te dragenaan zijn opvolger den heer de Haan

Burgemeester von Bönninghausen was een edelmanvan den ouden stempel. In voorkomen en optredenwas hij op en de op de aristocraat en gezagsman,die een ieder respect wist af te dwingen. Hij bezatde gave met een ieder, zonder onderscheid van rangof stand om te gaan. Het ,,noblesse oblige” verloorhij daarbij nooit uit ‘toog.

Hij was overtuigd Katholiek: als burgemeesterstrikt rechtvaardig en onpartijdig. Onoprechtheid endraaierij waren hem een doorn in ‘t oog. Zijn prikkel-baar temperament leidde hem, vooral in zijne hoe-danigheid als hoofd der politie, niet zelden tot uitvallenvan rechtmatigen toorn, die den verdachte tot deorde, en niet zelden tot bekentenis brachten.

Een krachtige persoonlijkheid als de ontslapene,die zulk een groot deel van zijn welbesteed levenheeft gegeven voor het welzijn zijner gemeente, zalniet licht worden vergeten en zijne nagedachteniszal ongetwijfeld, vooral bij de ouderen in de gemeenteLisse, in hoog aanzien blijven.

Lisse, 31 Jan. 1920. F. G. M. HA A S E .

Page 69: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

JOHANN CHRISTOPH GERHARD JONKER t

Johann Christoph Gerhard Jonker werd den 24sfenJuni 1857 te Amsterdam geboren. Plannen om hemte laten ,,studeeren” bestonden bij de familie hoege-naamd niet, zoodat de opleiding aan de H.B.S. plaatsmoest vinden. Doch na het eindexamen bleek zijnevoorliefde voor litteraire bezigheid op werkelijkenaanleg te berusten, en na korten tijd werd het Staats-examen afgelegd. De Akademische studie was dieals van een begaafd juridisch student; jonkman vantalent en scherp geheugen, van onafhankelijk bestaanen buitengewoon muzikale gaven, slaagde Jonker erzonder moeite in de rechtsstudie met een aangenaamstudentenleven te combineeren, maar die studie be-sloot hij op ongewone wijze: door de combinatiemet de beoefening der Indische Letteren. De kennis-making met die wetenschap dankte hij aan zijnvoornemen om ,,Indisch Jurist” te worden; vooralhet Oud-Javaansch boeide hem, en na niet langentijd promoveerde hij op twee dissertaties over onder-werpen aan de studie dier taal ontleend, in de Rechtenin 1882, in de Letteren in 1885.

In datzelfde jaar vertrok hij naar Ned. Indië, enwerd te Makassar geplaatst als ambtenaar voor debeoefening der Indische talen.

Page 70: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXIX

Veel heeft hij gewerkt in die ,,buitenplaats”;‘s morgens en ‘s middags was hij de noest arbeidendestudieman die een geheele groep van talen in be-handeling nam, in den avond de alom geliefdegastheer en gevierde dirigent. Ziekte noopte hemverlof te vragen; drie jaren duurde de rusttijd, diehem gedeeltelijk genezing bracht en ook gelegenheidbood iets van de bijeengegaarde stof te bewerkenin breede artikelen voornamelijk over het Rottineesch.Te voren was eene uitvoerige spraakkunst van hetBimaneesch gepubliceerd, welke, na het verlof, zougevolgd worden door eene nog omvangrijkere overhet Rottineesch, waarvoor hij de bouwstoffen bijeen-bracht op Timor en omliggende eilanden. Het werkaldaar duurde kort, want de gezondheid van jonkerwerd ongunstig. Na een verlof van enkele jarenwerd hij gepensionneerd (in 1903), en na een zestaljaren van onophoudelijke werkzaamheid benoemdtot hoogleeraar in de Javaansche taal- en letterkundete Leiden (6 Januari 1908). De vele plichten van zijnambt volbracht hij met degelijkheid en toewijding;telkenmale verschenen verhandelingen, en de velecolleges en examens vonden hem steeds paraat enopgewekt. Te midden der groote examendrukte ishij onverwacht overleden (24 Juni 1919). Een goedhoogleeraar wordt door de Akademie, een talentvolmedewerker door de Wetenschap, en een door-en-door eerlijk, eenvoudig, hartelijk en zachtmoedigmensch door zijne vrienden oprechtelijk betreurd.

v. R.

Page 71: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

ANTOINE PAUL NICOLAS FRANCHIMONT. t

Wanneer eens de geschiedenis van de studie dernatuurwetenschappen aan de Leidsche Universiteitzal worden geschreven en het aandeel moet wordenbepaald, dat die studie gehad heeft op de ontwikke-ling dier wetenschappen, zal ook de scheikunde eenbevoorrechte plaats hebben in te nemen. VanBemmelen en Franchimont, mannen ver over degrenzen van ons vaderland bekend en met eere ge-noemd, ze hebben het voorrecht gehad ieder op hunenger arbeidsveld, nieuwe gebieden voor hunzoekenden geest te ontdekken en te ontginnen enjongeren op te wekken nieuw zaad op den akker tebrengen, dat ook weder rijke vruchten heeft op-geleverd.

Voor zoover Franchimont betreft mogen deze blad-zijden bijdragen om de herinnering aan zijn persoonwakker te houden; voor de beoordeeling van zijnwetenschappelijk werk moge o.a. verwezen wordennaar het Chemisch Weekblad (1911 blz.243 en 1914blz. 382 en 436), waar door twee zijner leerlingen,de hoogleeraren van Romburgh en Backer, zijneverdiensten in dit opzicht voortreffelijk zijn geschetst.

Antoine Paul Nicolas Franchimont werd als zoonvan een Waalsch proponent op 10 Mei ‘1844 te

Page 72: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXI

Leiden geboren ; door zijn vader voor het gymnasiumvoorbereid, liep hij dit niet tot het einde af; ben ikwel ingelicht, dan was een minder goede verstand-houding met een der docenten de oorzaak van hetniet bevorderd worden tot een hoogere klasse, het-geen Franchimonts vader aanleiding heeft gegevenvoor hem de gymnasiale loopbaan af te breken enzijn zoon de pharmacie als werkkring te doen kiezen.Waarschijnlijk had de jonge Franchimont toen reedsvan zijn voorkeur voor natuurwetenschappelijk onder-zoek doen blijken.

De pharmacie werd in die jaren nog niet aan deUniversiteit onderwezen, zoodat de gevorderdebekwaamheid elders moest worden opgedaan.Achtereenvolgens was Franchimont te Leiden en .teDen Haag als leerling-apotheker werkzaam. Na hetapothekers-diploma te hebben verworven (1864),vestigde hij zich te Leiden en wel op den hoek vanMare en Oude Vest.

De uitoefening der pharmacie schonk den jongenapotheker niet voldoende bevrediging. Hij deed toe-latings-examen tot de Hoogeschool en werd op24 Maart 1871 met een proefschrift getiteld ,,Bijdragetot de kennis van het ontstaan en de chemischeconstitutie der zoogenaamde terpeenharsen” tot doctorbevorderd. Hij was toen reeds 2 jaar als leeraar aanhet genootschap ,,Mathesis scientiarum genetrix”verbonden. Na zijn promotie vertrok de jonge doctoreerst naar Bonn, om daar als privaat-assistent vanden grooten Kekule zijn kennis te verdiepen. Bij deonthulling van het gedenkteeken voor dezen baan-

Page 73: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXII

brekenden scheikundige in 1903 heeft Franchimontgetuigenis afgelegd van zijn dankbaarheid voor het-geen Kekule hem geschonken heeft. Van uit Bonnbegint ook de stroom te vloeien van wetenschappe-lijke verhandelingen, die tot 1914 voortloopt enwaarvan het aantal meer dan 120 bedraagt.

Na de Duitsche wetenschap wordt Franchimontaangetrokken door de groote Fransche scheikundigenFriedel, Würtz, Le Bel e. a. Zijn verblijf te Parijs,tot Augustus 1873, is een tijdperk uit zijn levenwaarvan hij steeds met het grootste enthousiasmekon vertellen. De vriendschappelijke betrekkingentoen gesloten, ze werden slechts door den dood af-gebroken. Herhaalde bezoeken aan Fransche weten-schappelijke bijeenkomsten, een voordracht in deSociété Chimique de Paris (1890) dragen bij om debetrekkingen levendig te houden en onder de mooistevacantiereizen, waarvan Franchimont mij herhaalde-lijk vertelde, behoorde die naar Zwitserland, toen inhet mooie Wengen, tegelijk met hem en zijn vrouween aantal Fransche geleerden bleken te verblijven.

In het vaderland teruggekeerd werd Franchimonteerst leeraar aan de H. B. S. te Wageningen. Spoedigdaarop werd te Leiden een buitengewoon hoog-leeraarsambt in de organische chemie ingesteld, totde vervulling waarvan Franchimont werd geroepenen dat hij op 2 Mei 1874 aanvaardde met een redegetiteld .De verschillende richtingen der chemie.Blikken in het verleden, het heden en de toekomstdier wetenschap”. In 1877 werd deze leerstoel ineen gewoon professoraat omgezet, doch van 1874

Page 74: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXIII

begint de zegenrijke werkkring, die van zoo grootebeteekenis is geweest voor de ontwikkeling derorganische chemie in Nederland. Wel was te UtrechtGerrit Jan Mulder werkzaam en had zijn bezielendvoorgaan, den lust tot chemisch onderzoek bij velenopgewekt; maar toch wachtte de nieuwe richting opdit gebied hier te lande op een krachtigen stoot, dietot hervorming ook op universitair gebied kon leiden.Die impuls is van Franchimont uitgegaan. Als onder-zoeker, organisator, docent en schrijver heeft hij meerdan 40 jaar. geschitterd.

Met de zeer beperkte ruimte en hulpmiddelen, diehet laboratorium op de Ruïne ter beschikking konstellen heeft Franchimont gewoekerd. Hij heeft dewetenschap met nieuwe vondsten verrijkt, waaronderik hier slechts noemen wil zijne ontdekking dernitraminen en de acetyleering der cellulose, schreefuitnemende leerboeken over de Beginselen der Chemieen over Organische Scheikunde en kweekte zo6 uit-nemende volgelingen, dat de leerstoelen voor orga-nische chemie aan de Nederlandsche Universiteitenthans nog, tot op een enkele na, door zijn leerlingenworden ingenomen.

Behalve de zuivere scheikundigen telde hij ookvele geslachten van pharmaceuten en medici onderzijne leerlingen. De roep, die van zijn colleges enpractica uitging, was groot. Uitnemend is dit ge-schetst door Van Romburgh, wiens woorden ik hierdan ook aanhaal : ,Onvergetelijk is voor mij geblevende bekoring, welke van die colleges uitging en deindruk, dien Uw gloedvolle voordracht op het ont-

Page 75: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXIV

vankelijk gemoed der jeugdige hoorders had; onver-getelijk ook de opwekking, welke toen reeds vanUw bezielende leiding in het laboratorium uitging”.

Persoonlijk kwam ik in de laatste 12 jaren innauwere aanraking met Franchimont en met zijnwerk. Ik leerde zijn enthousiasme voor zijn weten-schap, zijn hooge eischen aan de vervulling van zijntaak, zijn opoffering aan zijn leerlingen kennen. Hijvroeg veel, kon streng zijn voor zijn studenten, maarhij mocht dit doen, want hij gaf meer dan hij vroegen legde ook zich zelf dien strengen maatstaf aan,die tot groote dingen in staat stelt en anderen totvoorbeeld kan strekken.

Zijn wetenschap was hem lief, een liefde die totgroote onbaatzuchtigheid heeft geleid. Op de basisvan Franchimonts ontdekkingen zijn industrieeleondernemingen gebouwd, die voor vele aandeelhouderskapitalen hebben opgeleverd. Met zekeren trots liethij mij eens een kleine verzameling zien van voor-werpen uit acetyl-cellulose vervaardigd, een lichaam,waarvan hij de bereidingswijze heeft aangegeven,geschenk van een der groote Duitsche fabrieken, heteenige tastbare voordeel, dat zijn ontdekking hemopleverde.

Van zijn organisatorisch talent gaf niet alleen blijkzijn voortreffelijk onderwijs, in woord en geschrift,daarvan getuigt ook het fraaie laboratorium voororganische chemie, dat in 1901 werd ingewijd enwaarin de op 2 Mei 1914 onthulde bronzen gedenk-plaat -- dankbare herinnering van leerlingen envrienden, op den dag waarop Franchimont zijn 40-

Page 76: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXV

jarige hoogleeraarsloopbaan mocht herdenken -, inonvergankelijk erts, het uiterlijk beeld kan doen zienvan den grooten voorganger, die aan degenen, welkena ons komen slechts uit geschriften bekend kanzijn; maar daarvan getuigt ook het in 1882 metandere Nederlandsche scheikundigen gestichte Receuildes travaux chimiques des Pays-Bas, dat de vruchtenvan Nederlandsch chemisch onderzoek ook toeganke-lijk maakte voor hen, voor wie onze mooie taalvreemd bleef. Het Receuil was hem lief. Eenige dagenvoor zijn dood, op het bed, dat ook zijn sterfbed isgeworden, trof ik hem aan worstelend met de wreedekwaal, die op zoo treurige wijze een einde maakteaan dit werkzaam leven; spreken kon hij niet meer,wat hij te zeggen had moest schriftelijk wordenovergebracht; en toen nog trachtte hij de proef vande nieuwe aflevering van het Receuil te verbeteren.Onder die omstandigheden leek die taak mij boven-menschelijk, Franchimont wilde haar echter nietopgeven, voordat ik gezorgd had, dat die afleveringaan uitnemende handen was toevertrouwd. Als eengeneraal, die zwaar verwond op het slagveld daarneer ligt, kon hij voor zich zelf eerst rust vinden,toen hij zijn geliefd werk aan geschikte handen toe-vertrouwd wist.

Het spreekt van zelf, dat vele geleerde genoot-schappen in binnen- en buitenland het zich tot eeneer rekenden Franchimont onder hunne leden te tellen;van de buitenlandsche noem ik The Chemical Society(sedert 1898) en The Royal Institution of Great Britainand Ireland (1899). Van regeeringswege vielen hem

Page 77: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXVI

de ridder-orde van den Nederlandschen Leeuw ende officiers-roset van het Legioen van eer ten deel.

Voor Leiden was Franchimont een typische figuur.Geen wonder, eenige jaren uitgezonderd bracht hijhier zijn geheele leven door. In het publiek bewooghij zich niet veel. Hij leefde voor zijn werk en voorzijn familie. In januari 1879 getrouwd met mejuffrouwC. van Batenburg vond hij steeds een warm envriendelijk te huis, waarin hem veel liefde en op-offering werd geschonken, na de inspannende dagtaakin het laboratorium volbracht. In dat huis leerde menFranchimont nog van een andere zijde kennen danals man van wetenschap. Het was een aangenaamprater, die uit eigen ervaring en door zijn grootebelezenheid veel wist te vertellen en steeds kon rekenenop de belangstelling zijner hoorders. Tegenstellingmet zijn optreden in grooteren kring, waarin Franchi-mont meestal onder de toehoorders behoorde.

Tweemaal heeft een ernstige ziekte hem geruimentijd aan zijn werk onttrokken. Gelukkig gingen dieschaduwen op zijn levensweg voorbij. Toen hij in1914, op grond van het bereiken van den 70-jarigenleeftijd, het hoogleeraarsambt neerlegde, hoopten zijnvrienden, dat zijn gezondheid hem in staat zou stellen,nog geruimen tijd van de wel verdiende rust tegenieten. Te kort heeft die rust ongestoordgeduurd.

In 1918 vertoonden zich de verschijnselen van eenkwaal, waartegen te vergeefs hulp werd gezocht.Voor zijn omgeving trachtte hij zooveel mogelijk teverbergen wat hij voelde, hoe veel hij leed. Detrouwe verpleging zijner langjarige levensgezellin, de

Page 78: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXVII

zorgen van zoo velen mochten niet baten. Den 2denJuli 1919 bracht de dood de verlossing van een moediggedragen lijden.

De groote schaar, die op 5 Juli van dit jaar op hetmooie Westerveld te Driehuizen, de baar volgde,welke Franchimonts overschot naar het crematoriumbracht, zij schreed zwijgend voort en bracht - inovereenstemming met den wensch van den over-ledene - slechts een stille hulde aan de nagedachtenisvan dezen man, die zijn levenswerk tot zoo grootehoogte heeft weten op te voeren.

Leiden, Oudejaarsdag 1919. L. v. 1.

Page 79: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

PROF. DR J. VERDAM. -J-

Den 19den Juli 1919 ontsliep in onze stad de oud-hoogleeraar dr J. Verdam, en ik ga een enkel woordwijden aan den diep betreurden man wiens heen-gaan in den kring der zijnen allereerst, dan in dienvan zijne vele goede vrienden, zoo smartelijk wordtgevoeld. Slechts zal ik mij moeten inspannen het alte persoonlijke te vermijden, want wat dringt eer uithet gemoed naar buiten dan de heugenis van onsbewezen goedheid en hartelijke genegenheid? Ookvan zijne groote wetenschappelijke verdiensten voegthet mij, te weinig deskundig, niet te gewagen: in deKoninklijke Academie van Wetenschappen heeftUhlenbeck reeds het leven geschetst van hem, aanwien ,,de kennis onzer oude, inzonderheid onzermiddeleeuwsche taal zulke ontzaglijke vorderingen tedanken heeft”. Ik dan gedenk den burger onzer stad.

Leerling van de Latijnsche school des voortreffe-lijken Epkema’s te Amsterdam, kwam Verdam in1865, toen twintig jaar oud, immers geboren den22Sten Januari 1845, naar Leiden. Daar heeft vooralhet onderwijs van De Vries hem gegrepen en hijheeft het voorrecht gehad van stonde aan te wetenwaaraan hij zijne liefde geven zou: den 14den Mei1872 promoveerde hij op een proefschrift over ,Tekst-

Page 80: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

PKOF. DK. J. VERDAM.

Page 81: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 82: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXIX

critiek van Middelnederlandsche schrijvers”. Deschepper van het Middelnederlandsch woordenboekhad zich aangekondigd. Reeds sinds 1869 was hij toenpraeceptor aan het gymnasium in de Lokhorststraat,dat achter zijnen prachtigen gevel lokalen van nietgansch moderne inrichting verborg en deswegevulgo ,,het hok” heette. Verdam doceerde daar nietzijn eigen vak maar de klassieke talen, naar de toen-malige, ietwat zonderlinge, gewoonte om jeugdigecandidaten ,op” de Leidsche gymnasiasten der laagsteklassen paedagogiek te doen leeren, zonder met huneigenlijk studievak rekening te houden. Wij hebbendaar van een hist,oricus nederlandsch, van een classicusaardrijkskunde geleerd; Verdam leidde ons tot dezaligheid de tolk te mogen zijn Cornelii Nepotis. Hijwas streng, met eene, later moedig bedwongen, neigingtot drift, maar meteen voelden wij instinctmatig zijnetoewijding aan onze belangen en zijn ernst, en ikweet in mijne herinnering van geene dan goede ge-dachten te zijnen opzichte, als ik mij in die jarenverplaats. En ik ben zeker dat ik van hem heb geleerdte voelen voor zuiverheid van taal: o, de smadelijkeironie waarmede hij, als wij roekeloos het subject inden vierden naamval hadden gezet, zeggen kon:,,den ezel wordt gevild”.

In dezen tijd, Juli 1872, viel ook zijn huwelijk; hijheeft toen gewoond achter op de Hooigracht; daarzijn zijne oudste kinderen geboren, daar heeft hij hardgewerkt, ook reeds aan het Woordenboek (eersteaflevering 1882) daar ontving hij in 1878 zijne be-noeming tot hoogleeraar te Amsterdam. Dan staat

Page 83: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXX

Leiden hem aan de hoofdstad af tot 1891 ; den 21stenOctober van dat jaar houdt hij, opvolger van zijnenleermeester De Vries, zijne intreerede en sedert ishij burger onzer stad gebleven. Met haar openbaarleven heeft hij zich weinig ingelaten. Op zijne studeer-kamer van het huis, weder aan de Hooigracht, nudoor prof. Van Blom bewoond, heeft hij aan zijnlevenswerk gearbeid; dagen, langer dan acht uren,aan dagen gerijd, waarin hij de stof verzamelde voorzijne colleges en de boeken schreef en de uitgavenbezorgde, die zijnen naam in de wetenschappelijkewereld zullen doen voortleven. Stond hij op uit dienringwal van boeken en paperassen, waarover menbij het binnentreden der kamer zijn grijze hoofd methet levendig-vriendelijk gelaat gebogen zag - danwas het zijn gezin dat hem trok en waarin hij zijnegelukkigste uren heeft doorleefd; dan waren het zijnevrienden die hij bezocht, voor wie, niet het minst inhunne dagen van droefenis, zijn komst eene ver-kwikking was; dan waren het de vergaderingen vande Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, diehij trouw bijwoonde, waaraan hij telkenmale devruchten schonk zijner onderzoekingen, wier voor-zitter hij vijf malen is geweest en waarvan hetzeldzaam verleende eerelidmaatschap hem den 12denJuni 1918 werd aangeboden, onder zulk eene ont-roerende, juichende instemming der talrijke vergaderingals wij wel nimmer hebben aanschouwd; dan, eindelijk,was het de Vereeniging van vrijzinnige hervormden,wier belangen hij voorstond, wier samenkomsten hijzelden oversloeg en aan wier doel en arbeid hem

Page 84: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXXI

eene godsdienstige overtuiging bond, waarvan destelligheid werd verinnigd door de vrome piëteitvoor de leidsters zijner jeugd, zusters zijns vaders,die zijne kindsheid tot eene vreugde en zijn gemoedvoor godsdienst ontvankelijk hadden gemaakt.

Gewaagde ik van de hulde hem op ,,Letterkunde”gebracht, ik gedenk nog zulk een oogenblik, denSsre* Februari 1909, toen hij als rector bij denprofessorenmaaltijd (o schoone uren van schuldeloozevreugdel) in ,onze oude Dietsche tale”, die is

,,Soo goet ende so gename,Si is soo soete ende so bequame . .”

zijne verzen sprak op onze koningin en .harelanc verbeide kint”. Wie dien heildronk hoorden,vergeten den man nimmer die hem uitbracht, nochde instemming, die het onderwerp, o maar die nietminder den spreker zelven gold.

En dit moet het einde vormen van dit wel zeerkorte levensbericht: de mensch, dien wij hebben lief-gehad met genegenheden, waarin bewondering,achting, dankbaarheid zich hadden gemengd. Verdamis een bevoorrecht man geweest (en soms sprak hijvan zijn geluk in woorden, waarin een lichtePolykrates-stemming klonk), doch weinigen, wienmen het hartelijker gunde. Hij was een geestig man,in zijne gesprekken vol speelsch vernuft, blij als hijook bij anderen zin voor humor ontdekte. Hij wasvan eene zuivere ongereptheid, onbesmeurd, waar-voor elke gemeenheid vlieden moest; van eenenthousiasme voor land en volk en taal dat alle

***x**

Page 85: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXXII

slapheid bij anderen verwon; hij borg in zijn lichtbewogen gemoed een hartelijk medegevoel vooranderer lust en leed, dat gelukkigen dubbel gelukkig,dat bedroefden gelaten en straks weder sterk maakte.Van nog teerder karaktertrekken waag ik niet in ‘topenbaar te spreken. Wie hem het best hebbengekend, hebben hem het hoogst geacht en het innigstliefgehad. Zeldzame lof in deze zondige wereld. Mijbereikte de mare van zijn dood in verre landen, ophet uur dat de zondoorstoofde dag zich doopte inden nacht, stonde, waarin de ziel voor weemoedopen staat. De smartelijke ontroering, toen ervaren,was als eene bevestiging van jarenlang gekoesterdegevoelens voor dezen uitnemenden man en als eeneprofetie, dat ik tot mijn levenseinde de heugenis aanhem zou met mij dragen, een schat van bemoedigingen weemoed te gader.

L. 27 Jan. 1920. L . KN A P P E R T .

Page 86: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

PROF. DR. P. VAN GEER. t

Den 3den October 1919 overleed te ‘s-Gravenhagede oud-hoogleeraar in de wiskunde dr. Pieter vanGeer, die een groot deel van zijn arbeidzaam levenin onze stad heeft doorgebracht. Hij was er 27 Juni1841 geboren, heeft er school gegaan, is er in 1858student geworden en reeds vier jaren later gepromo-veerd. En zóó goeden naam had hij zich verworven,dat Curatoren hem aan de Hoogeschoof wenschtente verbinden: 23 Maart 1867 hield de toen 26 jarigezijne intreerede als hoogleeraar. Hij vervulde devacature, ontstaan door de benoeming van dr. Bierensde Haan tot gewoon hoogleeraar, in plaats van wijlendr. G. J. Verdam, oreerende over ,,De ontwikkelingvan den geest, het hoogste doel van de beoefeningder wiskunde”. In het college-verslag van den stu-dentenalmanak voor 1868, blz. 221 heet het openhartigdat de studenten liever een ander hadden gehad,maar ,,daarom te meer doet het ons genoegen tekunnen mededeelen, dat zijne lessen zoo goed be-vallen. Zoowel zijne uitgebreide kennis als zijneduidelijke voordracht.. . . wekken algemeene be-wondering.” Hij bekleedde het ambt 35 jaren, totdathij in 1902 aftrad om redenen van gezondheid en

Page 87: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXXIV

door (ook sedert wijlen) dr. P. Zeeman werd opge-volgd. Vóór de wet van 1876 gaf Van Geer onder-wijs aan studenten van alle faculteiten, die toen noghet klein- of groot-mathesis-examen moesten afleggen;daarna doceerde hij meetkunde en mechanica uit-sluitend aan de studenten in de wis- en natuurkunde.Hij was geleerde, hij was meteen paedagoog, watweer samenhing met zijne belangstelling in het onder-wijs in het algemeen. Hij was een groot voorstandervan de gymnasiale opleiding en gaarnegecommitteerdebij de eindexamens; hij stelde belang in het middel-baar onderwijs en had jaren lang zitting in decommissie voor de akte-examens. Daarnaast heeft hijgroote verdiensten gehad voor de levensverzekeringen de pensioenregeling, vooral door zijn toewijdendenarbeid aan het pensioenfonds voor weduwen enweezen van burgerlijke ambtenaren.

Van Geer hield van onze stad, waarin hij ook nazijn emeritaat gaarne terugkeerde b.v. bij gelegenheidder maandelijksche professorenkrans. Ik heb hemnog gekend, (hoe levendig wordt bij het ouderworden de herinnering aan den kindertijd !) toen hijwoonde aan het Rapenburg, waar thans Adriani’sboekhandel is, daarna, ongeveer sinds zijn tweedehuwelijk, enkele huizen verder, no. 81 ; van zijnarbeid placht hij uit te rusten door muziek, waarinhij zelf vergevorderd was en tot de beoefeningwaarvan hij anderen gaarne opwekte, gelijk hij ookcommissaris was van de muziekschool der Maat-schappij voor toonkunst.

In dit jaarboekje, dat der geschiedenis gewijd is,

Page 88: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXXV

mogen wij niet onvermeld laten dat Van Geer warmvoelde voor de historie der wiskunde. Hij behoordetot wie begrijpen, dat geen vak zonder kennis ookvan zijne geschiedenis kan worden beoefend. Van-daar op zijne colleges telkens een doordringen in deklassieken der wiskunde, vandaar na zijn aftredeneen onverplicht college in de geschiedenis ervan,vandaar zijne warme bewondering voor en zijnegrondige kennis van Newton en Christiaan Huygens.Ook van zijne liefde voor geschiedenis in het alge-meen herinneren wij ons menig blijk, gelijk hij,opgewekt, expansief, ook in het persoonlijk levenzijner vrienden warm belangstelde. Zoo hebben wijhem gekend, weggevallen nu ook hij weder uit hetwel zeer slinkende getal Leidsche burgers eenervroegere periode, waarop wij uit onze dagen vanonrust met heimwee terugzien.

L. KNAPPERT.

Page 89: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

A. 1. WITMANS Az. t

Een wreede ziekte, waarvoor de medische weten-schap geen remedie had, sleepte hem na een langlijden ten grave. Hij heeft er moedig weerstand aangeboden, al wist hij dat zijn geestkracht het vroegerof later op moest geven tegen de voortwoekerendekwaal, die den 15en October van het vorig jaar eeneinde maakte aan zijn werkzaam leven van ruim62 jaren.

Abram Isaäc Witmans is in Leiden geboren engetogen, hij heeft er gewerkt en is er gestorven.

Opgegroeid in een eenvoudig, klein burgerlijk gezin,ontving hij zijn opleiding aan de jongensschool 2deklasse aan de Pieterskerkstraat, die destijds stondonder leiding van het schoolhoofd Van Wijk, die dereputatie genoot van de leerlingen te maken wat ervan te maken viel. En de jonge Abram was eenzijner beste leerlingen, niet alleen, omdat hij vlugleerde, maar vooral ook om zijn open en eerlijkkarakter. Nadat hij de school met vrucht had door-loopen, werd hij in 1872 op 15-jarigen leeftijd aan-gesteld als geagreerd klerk op het kantoor van denRijksontvanger alhier. In deze betrekking deed hijzich kennen als een accuraat en vlug ambtenaar,die bij zijn elkaar opvolgende superieuren goed stond

Page 90: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXXVII

aangeschreven en weldra onder zijn medeambtenarenwerd geacht en gewaardeerd, wegens zijn uitnemendegaven van verstand en hart. In 1884 werd hij totboekhouder bevorderd, een functie die nu niet meerbestaat, doch destijds een ware onderscheiding be-teekende.

Het kantoor der Rijksbelastingen was voor denjongen Witrnans een leer- en levensschool. Hij deeder veel menschenkennis op en de menschen, die erhun belasting kwamen brengen, maakten den ambte-naar, die altijd een open oor had voor hun bezwarenen klachten tot hun vertrouweling en zoo werd hijveler vraagbaak en raadsman. Daar leerde hij devoor het oog der wereld verborgen nooden kennenen groeide in hem de begeerte om deze te helpenlenigen. Zoo werd hij lid der vereeniging ,,Uit Liefde”,een organisatie die in stilte armoede lenigde, welksvoorzitter hij weldra werd, in welke kwaliteit hij veelvoor de stille armen in Leiden, dat hij door en doorkende, heeft gedaan. Het ging hem aan het hart toendeze vereeniging, die hare gaven in natura verstrektein de distributiejaren haar liefdewerk moest staken.Aan de geschiedenis dier vereeniging zal echter zijnnaam met eere blijven verbonden. In Juli 1900 zeidede heer Witmans zijn werkkring aan het belasting-kantoor vaarwel, vanwege zijne benoeming tot Direc-teur der Stadsbank van Leening, waartoe hij doorden Leidschen gemeenteraad werd aangewezen.

In deze betrekking heeft hij getoond, niet alleengroote werkkracht te kunnen ontwikkelen, maar ookorganiseerend talent te bezitten. Er ontbrak, toen hij

Page 91: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

aan het hoofd dezer nuttige instelling kwam nogveel aan. Hij heeft de Bank hervormd en gemoder-niseerd en het onjuist odium van ,,lombard”, dat ernog altijd op rustte, aan weten te ontnemen.

De instelling is door hem gereorganiseerd in dienzin dat ook de kleine winkelier en koopman er zijntoevlucht kon nemen, wanneer hij voor het doen vanzaken bedrijfskapitaal noodig had, maar bovenalzullen hem dankbaar zijn de kleine pensioengerech-tigden in wiens belang hij de pensioenbeleening invoerde, waardoor hij deze menschen een onschatbarendienst bewees.

Voor zijn ondergeschikte ambtenaren en beambten,- medewerkers noemde hij hen bij voorkeur - was hijeen streng maar rechtvaardig chef. Wanneer iemandeens iets deed dat niet goed was, dan kon hij daar-over toornen, doch daarna was hij ook weer de ouderaadsman en vriend. Alleen als iemand huichelde en.onwaar was, dan kon hij hem niet verdragen. Dewaarheid ging bij hem boven alles. Daardoor stoottehij bij eerste kennismaking wel eens af, maar in denintiemen kring zijner vrienden en kennissen wist menhem daarvoor te waardeeren.

,,Witmans heeft een hart van goud”, hoorden wijeens iemand zeggen, die door hem geholpen wasuit den nood, hoewel hij er menschelijkerwijze geenaanspraak op kon maken, omdat hij hem had tegen-gewerkt en onaangenaam was geweest.

In zijn vrijen tijd wijdde de heer Witmans zichbij voorkeur aan zijn arbeid als medewerker aan deLeidsche Maatschappij van Weldadigheid, ter voor-

Page 92: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

LXXXIX

koming van armoede. Hij bezocht de gezinnen aanzijn zorg toevertrouwd persoonlijk en dezen betroffenzijne vele dagelijksche wandelingen door onze stad.Van zijn adviezen werd door het bestuur zoo goedals nooit afgeweken. Als de heer Witmans een gezinvoor ondersteuning voordroeg, dan was het goed.

Zoo heeft de heer Witmans geleefd en gewerkt,zoolang het voor hem dag was, al werd die dagaan het eind voor hem een bron van knagend Iichaams-leed en zoo zal de herinnering aan dezen echtenLeidenaar onder de Leidenaren blijven voortleventot in lengte van dagen.

Leiden, Februari 1920. K. SIJTSMA.

Page 93: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Ds. JOHANNES GERHARDUS KLOMP. t

4 December 1919 des nam. een ure maakte eenhartverlamming een plotseling einde aan het werkzaamleven van Wassenaars Hervormden predikant.

Ds. Johannes Gerhardus Klomp werd den lSde”Januari 1850 te Gendringen geboren uit eene een-voudige, achtenswaardige boerenfamilie. Reeds inzijne jonge jaren openbaarde zich lust tot studie.Na eene gewone lagere school te hebben bezocht,kwam hij in ‘61 op de Fransche schooi van denheer Dullemondt te Gendringen, welke na 2 jarenwerd verwisseld met een dito school van den heerSlencker te Terborg. In Sept. ‘65 werd hij als leerlingopgenomen aan de Latijnsche school te Doetinchem,welke in die dagen stond onder het rectoraat vanden welbekenden Dr. F. v. d. Cappelle. Door hardwerken mocht hij het voorrecht smaken in Juli ‘68de poort tot de academie te zien opengaan en ginghij in het najaar naar Utrecht.

Na het examen Mathesis *cum laude” te hebbenafgelegd, deed hij in Juni ‘70 propaedeutisch examenen in Juni ‘72 het candidaatsexamen ,summa cum

Page 94: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XCI

laude”. Op den Gden Mei van het jaar ‘74, na metgoed succes afgelegd proponentsexamen te’s Hertogen-bosch, werd de laatste slagboom weggenomen dieden weg tot de Neder]. Herv. Kerk afsloot.

Op den 30sten Aug. van dat jaar werd proponentKlomp door zijn oudsten broeder Ds. j. H. Klomppredikant te Vlissingen, later naar Nederl. Indië ver-trokken, tot zijn dienstwerk ingeleid. Ruim 45 jarenheeft Ds. Klomp de Herv. Kerk mogen dienen inonderscheidene gemeenten, de laatste 27 jaren teWassenaar. Zijn arbeid vond overal groote waar-deering, zelfs door kerkelijke of politieke tegenstanderswerd hij geëerd om zijn trouw aan beleden beginselen.Door zijn schoolarbeid en optreden voor de politiekder anti-revolutionnairen is hij ook ver buiten degrenzen zijner gemeente bekend geworden. Voor deStaten van Z.-Holland was de invloed van Ds Klompgroot in het vroegere district Zoetermeer, menigmaalis gebleken dat bij anti-revolutionnaire vacature deman zijner keuze de overwinning behaalde. Zoo washet ook bij vacatures in den gemeenteraad. Daaromzocht menigeen in die dagen de vriendschap vanden domine van Wassenaar.

Teleurstellende ervaringen zijn op dezen weg ookDs. Klomp niet gespaard gebleven.

In Wassenaar genoot Ds. Klomp eene buitengewonepopulariteit zoowel onder Protestanten als Roomschen,waartoe voorzeker ook heeft meegewerkt zijn secre-tarisschap van de Commissie tot wering van school-verzuim, van de inwerkingtreding der Leerplichtwetaf tot het einde zijns levens. In die kwaliteit kwamen

Page 95: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XCII

velen hem om raad vragen en werden steeds vriendelijkte woord gestaan.

Al de jaren van zijn verblijf te Wassenaar wasDs. Klomp voorzitter van het bestuur der ChristelijkeSchool, welke in de laatste jaren tot een U.L.O.School, uitgroeide, terwijl aan de ,,Zijdeweg” langsden electrischen spoor een tweede school met denBijbel verrees !

Van de oprichting af aan was Ds. Klomp voor-zitter van het bestuur der Chr. Kweekschool totopleiding van onderwijzend personeel te Leiden;dat hij als zoodanig waardeering en achting genootdaarvan getuigde de directeur de heer J. Schaap bijzijne begrafenis. Ook in dezen kring laat de over-ledene een ledige plaats achter, die niet zoo gemak-kelijk vervuld zal worden. Niet zoo gemakkelijkomdat weinigen als Ds. Klomp in staat zijn om dekerk en de school van elkaar te scheiden, waardooralleen het mogelijk is ook met gescheiden broederste kunnen samenwerken.

In breeden kring wordt de werkzame figuur vanDs. Klomp gemist Toen het gerucht van het plotselingoverlijden, en dat nog wel in den vreemde, zich inde gemeente verbreidde, was er algemeene verslagen-heid en deelneming. Wat zijn kinderen in hemverliezen laat zich met enkele woorden niet be-schrijven! Velen dachten bij dit zoo spoedig stervenaan hetgeen wij lezen in Gen. 5: 24. ,,Henoch danwandelde met God; en hij was niet meer, want Godnam hem weg”. De gemeente Wassenaar verlooreen vroom en goed leeraar, die zich het Evangelie

Page 96: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

des kruises niet schaamde, een trouw herder, dietroostte waar aan troost behoefte was.

Nu rust hij van zijn arbeid. Zijn stoffelijk overschotis in denzelfden grafkelder als dat zijner echtgenoote,hetwelk October 1894 daarin daalde; beider onsterfe-lijke ziel geniet de rust in het hemelsch paradijs, omdatzij getrouw waren tot den dood. Openb. 2: 10b.

Page 97: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

J. J. HASSELBACH. t

Johannes Jacobus Hasselbach werd 13 September1835 bij Leiden geboren, waar zijn vader beheerdereener lijmfabriek was (de tegenwoordige betonfabriekvan den heer Wernink).

Met hart en ziel aan het buitenleven gehecht,achtte de jonge scholier het een ramp, toen, doorden dood van den bezitter der lijmfabriek, de familienaar de stad verhuisde.

Door zijn ouders in streng orthodoxe richting op-gevoed, ontstond bij den jongen man met zijn gezonden helder oordeel al spoedig een drang naar onder-zoek en critiek.

Naar de nieuwe richting in godsdienst en politiekgevoelde deze krachtige geest zich gedreven, methet resultaat dat de jonge man een steunpilaar werdvan de moderne richting en van de liberale Kies-vereeniging te Leiden.

Daarbij bleef zijne gedachte steeds in één richtingbepaald ; zich zelf een onafhankelijk, zelfstandigbestaan te verschaffen door te werken zoolang hetdag was.

Zonder eenig fortuin of geldelijke hulp begon hijmet negentien jaar zaken voor eigen rekening enhuwde kort daarop.

Page 98: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

xcv

Kampende met bijna onoverkomelijke bezwaren,wist de energieke jonggehuwde zijne zaken tot bloeite brengen en vond nog tijd om als vooruitstrevenden verlicht man zitting te nemen in verschillendelichamen, waar zijn advies zeer gewaardeerd werd.

Van 23 Februari 1887 tot 3 September 1907 washij lid van den Raad der gemeente Leiden; zijn strevenwas steeds gericht op verfraaing en verbetering dergemeente en besparing der finantiën, waaraan hij zijnwerkkracht en kunde, ja zelfs zijn nachtrust offerde.

Het bouwen van het Militair-Hospitaal, de opruimingder oude wallen en het slechten van de Hoogewoerds-poort met het bouwen van de(n) nieuwe(n) brug aldaar,waren ondernemingen, waar voor in dien tijd menigeen, met meer kunde en kapitaal begiftigd, was terug-gedeinsd.

Dat laatste werk gaf den stoot aan de uitbreidingen verfraaing van een stadsgedeelte, dat tot hetminst sierlijke der gemeente had behoord.

De stichting van de Plantage was aanleiding totde bebouwing van het Plantsoen en den Zoeter-woudschen Singel en den aanleg van een parkge-deelte dat nu tot de gezochtste wijken van de gemeentebehoort.

Als gemeenteraadslid nam de overledene al spoedigin de commissie van Fabricage zitting, waar zijneadviezen gaarne werden vernomen en opgevolgd.

In deze functie werden den overledene echterteleurstellingen niet bespaard.

Een plan tot overdekking van den Korenbeurs omaldaar een ruime vischmarkt aan te leggen voldoende

Page 99: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XCVI

aan de eischen van ,,Katwijk als visschershaven”,werd niet aangenomen, met het gevolg dat de toevoervan versche visch zich naar elders verplaatste.

Evenzoo ging het met het advies tot aankoop vande buitenplaats ,Vreewijk,” ten einde dit heerlijkeoord in een Villapark te herscheppen, waardoor eenvan de schoonste gedeelten om Leiden verloren ging.

De benoeming door H. M. de Koningin tot ridderin de Orde van Oranje-Nassau was een van de licht-punten in deze jaren van inspanning en arbeid voorde gemeente, waarvoor zijn hart steeds warm klopte.

Dit toonde de overledene toen hij voor een geringesom een complex huizen, tuinen, poort en pakhuizenaan de gemeente zonder eenige beperking overdroegen daarvoor het huis moest verfaten, waarin hij onge-veer vijftig jaar had gewoond.

Tot zijn dood bleef de overledene werkzaam alslid van de commissie van aanslag voor de belastingenen eindigde den 20sten December 1919 op 84-jarigenleeftijd een nuttig maar veel bewogen leven.

P.J. H.

Page 100: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

P. E. J. HEMELRIJK. t

Op 22 December 1919 overleed in zijn prachtig,antiek buitenverblijf: ,the Priory” te Gateacre bijLiverpool : Paulus Eduard Josephus Hemelrijk, eender voortreffelijkste en aanzienlijkste inwoners vanEngeland’s tweede stad en.. . geboren Leidenaar.

Op 11 Februari 1840 was hij in onze oude sleutel-stad geboren, als zoon van den koopman in granenPaulus Gerardus Hemelrijk en diens tweede vrouwChristina Hermina Johanna Schmedding. De Hemel-rijk% behoorden tot den gezeten R.C. burgerstanden waren sedert het eind der 17”’ eeuw hier terstede gevestigd.

In 1845 verloor de jonge Hemelrijk zijne moeder,het jaar daarna zijn vader en beide grootvaders.Zijne grootmoeder van vaderszijde belastte zich metzijne eerste opvoeding, doch weldra vertrok hij naarhet gymnasium te Boxmeer. Zijne leerjaren voltooidehij in het gesticht St. Louis te Mechelen. Van 1859af, werkte hij op het kantoor der bekende katoen-fabriek van den heer Prévinaire te Haarlem envervolgens korten tijd bij de katoenfirma van derKun en van Schelle te Rotterdam, en nauwelijks22 jaar oud, zei hij het vaderland vaarwel, om zichte Liverpool als vertegenwoordiger dier firma te

*******

Page 101: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XCVIII

vestigen. Drie jaar later, werd het filiaal opgehevenen hij begon zaken voor eigen rekening terwijl hij8 jaar na zijn komst aldaar, in 1870, het Britschonderdaanschap verwierf. Hij verbond zich in 1875met den overste Hornby in eene katoenmakelarij,die hij door zijne groote kunde en ijver tot grootenbloei wist te brengen. Doch ook op maatschappelijkgebied liet hij zich niet onbetuigd. Zoo was hijburgemeester van Wavertree, een der groote voor-steden zijner woonplaats (1891), consul van Neder-land (1885-1889) en van Japan (1902-1919) en laterondervoorzitter van de Kamer van Koophandel. Alszoodanig werd hij twee maal naar internationalecongressen afgevaardigd. Ten slotte viel hem dede eer te beurt, benoemd te worden tot J. P. =Justice of the Peace of kantonrechter.

Als trouw en vroom katholiek, vond hij nog dentijd zich verdienstelijk te maken op Roomsch sociaalgebied en was o.a. vele jaren president der Vin-centius Vereeniging van 1890 af en ondervoorzittervan de Engelsche centrale dier vereeniging. Z.H. dePaus verleende hem het Commandeurskruis van deorde van den H. Gregorius den Groote, de Japanscheregeering de orde van de Rijzende Zon.

In de politiek maakte hij zich verdienstelijk alsvoorman der conservatieve partij en werd verder in .zijne woonplaats als een der steunpilaren beschouwdvan alle vereenigingen op algemeen philantropischgebied. Zeer belangrijk was zijn aandeel in het tot-standkomen der directe telegraphische kabelverbindingtusschen Liverpool en Hamburg en Havre.

Page 102: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

XCIX

In 1874 huwde de heer Hemelrijk met miss CarolineBertha Hampshire; hun werden 12 kinderen geborenwaarvan 5 zoons en 3 dochters nog in leven zijn enwederom talrijk kroost bezitten.

leder, die de blinde haat en minachting voorvreemden in Engeland kent, zal beamen, hoe grootde verdiensten van den overledene moesten zijn, omhet mogelijk te maken, dat hij in die groote Engelschestad, dergelijke ambten kon bereiken; dubbel moeielijkvoor hem, den katholiek van de daad, in een land,waar de loge zooveel macht heeft.

Ik heb het voorrecht gehad eenige jaren geledenbriefwisseling te voeren met dezen verdienstelijkenLeidenaar van geboorte en heb de liefde tot zijngeboorteland en stad gewaardeerd, die uit al zijnebrieven sprak. Ook onze taal was hij nog ten vollemachtig, ondanks de vervreemding van een halveeeuw en de uitgebreide kennis, die hij zich van vreemdetalen verworven had.

Nu de dood na eene ziekte van vele jaren, ookaan dit welbesteed leven een einde maakte, wilde ikhem met een enkel woord herdenken, wetende hoezeerhij het zou waardeeren ook in zijn vaderstad nietvergeten te worden.

Bene Merens Requiescat in Pace !

BD.

Page 103: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 104: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Het DagboekvaneenEeidenaaruitden jare 1747.

(TWEEDE DEEL.)

(Vervolg.)

OVER HET AVRONTEEREN VAN

DEN OUT BURGEMEESTER J: v: D: BERG.

Op desen yge maandag den dato voornoemt, soowas het dat wederom de Heeren Commissarissen uytden Haag Wierden verwagt. Want daarom als vooreweder 4 kwartieren Burgers aan den Burg geposteertstonden. Middelerwyl de klok ruym 2 uuren namiddagsynde, soo kwam de volle vroedschap na een langevergaaderinge gehouden hebbende van booven vanhet Stadhuys, soo gebeurde het, hetwelk nooyt tevergeten is, dat den ouden Burgemeester, genaamtJan van den Berg meede van het Stadhuys koomende

Page 105: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

2

en in syn koets welke daar gereet stondt in gingsitte, soo was er eenig Janhagel op de breedstraatdewelke desen ouden Heer met allerly slegte enkwaataardige verwytselen in het voortryden agtersyn koets na schreeuwden met soodanige schent-woorden als volgt. Het was maar: komt er uyt Janden DraIer, wy sullen u den hals breken, Jou Schelm,Jou dief, Jou Burgerplager, Jou dit en dats kint, Jouopvreter van de Stadt, en al soodaanige fataalewoorden wiert agter desen Heer geroepen. Daarkwaamen wel Schouten die met hun dienders ditcalangiëren wilde beletten, maar den hoop van hetgemeen was te groot en souden haast selvs watslaagen gekregen hebben indien sy niet haddengeretireert. Ook sou desen ouden Heer in groot gevaarhaast geweest syn om op syn lyf aangevallen teworden, want na hem al van eenige kwaadegemeenejongens met paarde s.. . . t wiert geworpen. Entot securityt soo was de koetsier soo voorsigtig datin plaatse van voore het huys stil te houden omden ouden Heer uyt te laaten gaan in het huys, sooreedt de koets met een swint de Vrouwe steeg door,en soo pervors in de stal op de Bloemmart, alwaarde dienstmeyt door goede sorge de stal al hadtopengedaan, waardoor desen Heer na een bittereontsteltenis nevens syn koetsier en lyfknegt uytge-staan hebbende verder van onheylen aan syn lyf wasof wiert gesalveert. Het begon nu droevig in onseStadt van lyden uyt te sien van wegens allerly kwaadegevolgen en onluste dewelk men in het verdere sa!vinden genotificeert.

Page 106: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

3

OVER HET ARRIVEEREN VAN DE HEERENCOMMISSARISSEN VOOR DE TWEEDE REYSE BINNEN

DESE STADT.

14 October (1748). Nog iets op desen yge maandagnamiddag den klok 4 uuren syn wederom alhiervoor de tweede reyse gearriveert de Heeren Com-missarissen van Syn Hoogheyt van den Haag afkoo-mende onder geleyde van een detachement Burgers,en hebben wederom de voorige eer genooten. Hieropsyn de Heeren Burgemeesteren ten 5 uuren op hetStadhuys vergaardt, en syn doe gesamentlyk na denBurg gegaan om aldaar de Heeren Commissarissente complimenteeren. Ook vervoegden sig aanstondsop den Burg de 10 Gedeputeerden van de Burgerydewelke na eenige tyt verblyf sig met haar 1One vanden Burg hebben gerenonsieert en syn doe na dendoele gegaan. Op dese tyt heeft de Regeering wederde klynagting van de Burgers hen lieden aangedaanmoeten ondergaan te weeten van het geweer niet tepresenteeren voor de Heere Burgemeesteren, en voorde 10 Gedeputeerde Sprekers in het op en afgaanvan den Burg is gepresenteert.

OVER HET IMPORTANTE GEVAL.

14 October. Nog al iets tot besluyt van desenygen maandag den dato hier booven. Het was desavonts ten 7 uure dat eenig gemeen, soo men seytdat opgekogt was, by den ouden Heer van den Berg

Page 107: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

<_

4

aan desselfs huys van vooren dapper de glaasen vooreen begin ingeworpen Wierden, meenende dit huysaan te tasten op die manier alstevooren de Pagters-huysen syn gehandelt. Maar dit lukte het Jan hagelniet wel, want het selve wiert immediaat kenbaargemaakt aan de geposteerde Burgers welke op desentyt was het volk van den Capityn Huybregts, dewelke aanstonds met 2 quartieren Burgers van denBurg aftrok en na het huys van den Secretaris vanRolen marscheerde onder het slaan van de nootmarsen ligtende fakkels. Waarom desen Heer Captynmet syn volk eerst na het huys van de Heer vanRolen toetrok, was de reede dat dit huys meede soudeaangevallen geworden hebben, en ten anderen omdatdit huys wat ver van de Wagt was gelegen, waardoorhet gemeen soo veel te beter den baas soude hebbenkunne spelen. Maar door het verassen van de Burgercompagnie is hun voornemen verydelt. Op dit rumoerkwaamen meest alle Burgers in het geweer, patroul-lierende de Stad heen en weder, quartier op quartiersag men overal op straat. In dese wilde omstandig-heydt deses tyts, soo is evenwel de getrouwigheydtder Burgeren aan hun ovrigheydt gebleken, wanthadden onder malkandere voorgenomen dat se nietsouden dulden ofte toelaten dat de Heeren van deRegering hunne huysen ofte goederen soude werdegeincomodieert ofte benadeelt, maar dat sy als braaveBurgers hiervoor in de bresse souden staan om sulksafteweeren. Dit patroulleren heeft dan een heele nagtgeduurt, en het huys van den Burgemeester van denBerg, alsmeede het huys van den Secretaris David

Page 108: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

5

van Rolen is een heele nagt door Burgers bewaartgeworden. In dese 2 huyse hebben alle de Burgerswelke op haar tyt de wagt waarnaamen vry te con-sumeeren gehadt. Voor de Officiers vry wyn, eenstuk kaas en broot, pypen en toebak. Voor de gemeeneBurgers was vry bier, kaas en broot, pypen en toebak.Dit dient evenwel gesegt te worden, dat dese tweeHeeren lange tyt in klyn agting by den Burgers eninwoonders hebben gestaan, en daarom dese calangihebben moeten ondergaan. Van hunne persone segik niets.

OVER HET VERVOLG

15 October. Des dingsdags morgens ten halv 8uuren syn de Here Commissarissen van Syn Hoogh.wederom na den Haag gegaan. Ook is het huys vanvan den Berg, en by van RoIen door de Burgersbeset gebleven, mits dat sy alle 6 uuren malkanderenvan hunne posten hebben afgelost. Voor het ovrigeis op desen dag niets bysonders voorgevallen.

16 October. Op woensdag syn weder veele vande Lydse Soldaten in het geweer geweest, als meede4 kwartieren Burgers van den Capityn de Mey welkeop deses morgen voor den Burg syn geposteertgeweest om de Heeren Commissarissen uyt den Haagop tewagten, maar de selve syn niet gekoome. Doesyn de Burgers ten half 12 afgedankt.

16 October. Woensdag buyte verwagting soo synde Heere Commissarissen op desen dag namiddagten halv 4 uure wederom voor de 3de reyse in dese

Page 109: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

6

Stadt gearriveert onder een aansieniyk detachementvan omtrent duysent Burgers, welke ten 2 uur synvergaart geweest in den doelen om aldaar dese HoogEdelen Heere optewagten, en deselve na den Burgte gelyden. Doe nu de Heeren op den Burg alstevooren waaren gearriveert, soo syn immediaat de 10opperste van de Burgery op den Burg gekome enhebben aldaar dese Heeren verwellekomt, en hunneaffaires verrigt, en syn van den Burg afgekome desavons ten 8 uure, en draayde in het doorgaan allehun hoeden tot een bewys van goede tyken.

N.B. De voornoemde Huysen syn op desen dag ennagt door de Burgers beset gebleven en daar is nietsfataals aan deselve voorgevalle.

17 October. Op Donderdag morgen en na demiddag syn op die wyse als vooren Burgers aanden Burg geparadeert geweest met hun vaandel entrommels.

Op desen ygen namiddag syn veele van de LydseSoldaten in het geweer geweest, en hebben meedevoor het Stadhuys geparadeert onder het bywesenvan haar vaandel, voerende root met witte striepekoleur. Ook is op desen namiddag ten 5 uuren devolle vroedschap op het Stadhuys vergaart geweestdewelke gesamentlijk na den Burg syn gegaan omaldaar aan hun Ed. Mogende heeren hunne Demissiente versoeken en ontslagen te worden van haarendienst, welke deese Heeren van de Regering aan deStadt van Lyden hebben bewesen enz.

Ook syn nog op desen ygen namiddag de 10 Opper

Page 110: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

7

Sprekers van de Burgery op den Burg voor deHeeren Commissarissen geweest om aldaar met deselve over de zaaken te delibereren. Van den Burgafgekomen synde soo syn deselve 10 Sprekerswederom na den Doelen gegaan pm aldaar iets ondermalkanderen te overleggen.

Volgens berigten soo souden de Heeren Capitynenvan de Schuttery en Burgery haare demissien ver-sogt hebben by de Heeren Commissarissen, dogdeselve syn niet ontslagen maar versogt hunneamplojen waar te neemen tot nader order.

18 October. Op Vrydag morgen ten 8 uuren synweder 4 kwartieren Burgers na den Burg getrokkenen hebben sig daar weder als vooren geposteert.Ook syn op desen morgen nog de 4 andere kwartierenBurgers dewelke op de buyten posten stonden af-gelost, en syn meede na den Burg gemarscheert, deklok halv 11 uuren. Ook waaren meede op de beenomtrent 76 Leydse Soldaaten, die sig paradeerde voorde Binne wagt. Edog de klok omtrent 1 uur gewordensynde, soo syn de Ed. Gr. Mogende Here Commis-sarissen van Syn Hoogheydt uyt den Burg gekoomeende aldaar stont een koets gereedt van den Burge-meester de Raat, alwaar dese Heeren in stapte ensoo na het Stadhuys rydende met dit gevolg. Voorhet eerste eenige State boodens gingen voor dekoets waarin dese Heeren saate, aan yder syde vande koets gingen de Officieren, dan die Burgers welkedien morgen voor den Burg hadden geparadeert.Agter de koets het aansienlyk detachement gewa-

Page 111: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

8

pende Burgers, alle seer fraay uytgedost. Aan hetStadhuys gekoomende synde, soo traaden dese Heerenuyt de koets en gingen na booven op Burgemeesterskaamer alsmeede op de Heeren Schepenen en Vroed-schappen kaamer, alwaar al de Regerende Heerenvergadert waare en aldaar hunne complimenten af-leydende. Middelerwijl schaarde sig de Burgery voorhet Stadhuys regt in het 4 kant voor de Burge-meesters kaamer onder het slaan der trommels enhet swieren der vaandele van de Burgers, alsmeedevan de Lydse Soldaten. Onder alle dese bewegingensoo kwam er kragdadig veel volk op de been, wanteen ygelyk nieuwsgierig synde wat dat door dieHeere soude worde afgelesen. Ook waare meest allede 10 Gedeputeerde Burger Sprekers by Theodorusvan Lelistyn, Galanterier op de hoek van de maar-semansteg, ja selvs met hunne vrouwen, meedeverlangende te hooren wat dat geaffigeert soudenworden door Hun Ed. Groot Mogende Heeren. Deklok omtrent half 2 uuren geworden synde, en deRegering uyt naam van Syn Hoogheydt door deHeeren Gecommitteerden bedankt synde voor hunnetrouwe diensten aan de Stadt Lyden in hunne Regeringbewesen, soo vervoegde sig de Heeren Burgemees-teren, Schepenen, en vroetschappen op de Schepenenkaamer naast Burgemeesteren kaamer. Doe begon deRegt klok te luyden, waar op de Heeren Gecommit-teerden den Baron van Wassenaar, Heer van bydeKatwyken en t’ Sant, alsmeede de Raadsheer Paauw,nevens de Commies Pielat uyt een der middelsteraam van Burgemeesters kaamer kwaame uytleggen.

Page 112: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

9

Waar op de Burgery sig salueerde met hun geweer,ook kwaamen uyt de Schepenen kaamer uytleggende heele Regering voornoemt. Waar op ten Puyevan het Raadhuys deser gemelde Stadt Lyden doorde Heeren Commissarissen welke van Syn DoorlugtigeHoogheydt tot deese affaires syn geëligeert geweest,het selve aldus hebben afgelesen, gelyk men in t’vervolg sal sien en ondervinde.

PUBLICATIE.Wy Willem Karel Hendrik Frisoo,.By de Gratie Gods, Prince van Oranje en Nassauw,

Graaf van Catsenelboogen, Vianden, Spiegelberg,Buuren, Leerdam, Marquis van ter Veere en Vlissingen,Heer en Baron van Breda, Bylstyn, der Stadt Graveen Lande van Cuyk, Liesvelt, Diest, Grimbergen,Herstalt, Cranendonk, Warneton, Arlay, .Neseroy,St. Vith, Daasburg, Polaanen, Willemstadt, Niervaart,Yselstyn, Bredevoort, Steenberge, St. Martensdyk,Geertruijdenberg, Turnhout, Sevenbergen, de Hoogeen laage Swaluwen, Naaldwyk, Heer van Amelant,Erfburggraaf van Antwerpen, en Besancon, Erf Maar-schalk van Hollant, Erf Stadhouder, Capityn Generaalen Admiraal van de Seven Vereenigde Nederlanden,alsmeede Capityn Generaal en Admiraal van de Unie,mitsgaders Ridder van de Koussebant, enz.

Doen te weeten, alsoo die van den Geregte derStadt Lyden hebben gemeent op de versoeken vanwegens de Schutters en Burgers der voornoemdeStadt aan hun lieden by Requeste gedaan, niet temoeten disponeeren, maar deselve ter onser dispositie

Page 113: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 0

en decisie niet willende ontrekken, derwaarts hebbengecommitteert de Heeren Frederik Hendrik Baronvan Wassenaar, Heer van byde De Katwyken ent’ Sant, beschreven in de Ridderschap van Hollanten Westvrieslant, Hoog Heemraad van Rynlandt, enz.Mitsgaaders Mr. Willem Paauw, Raadsheer in denHoge Raade in H~ollant, om sig van onsen t’weegente informeeren, op de saaken en poincten in hetvoors. Request vervat, alsmeede op soodaanigeverdere versoeken, als aan ons nog nader soudemogen werde gedaan, soo ist, das wy na ingenoomente hebben het Rapport van deselve onse Gecomi-teerdens, die sig binnen de voors. Stadt op alleshadde geinformeert, goetgevonden hebben te dispo-neeren in maniere hier na volgende.

Op het eerste artykel der gemelde Requeste ver-klaren wy onse intentie te syn. Dat de Plakaten enkeuren tegen het misbruyk van den Sondag, als meedetegen het vloeke en sweeren by vervolg wordengemaintineert en gehanthaaft.

Op het versoek by het tweede artykel gedaan, alssynde ten eenemaale ecclesiastic, verklaaren wy onsniet te kunnen inlaaten, maar de saak daar in bevatover te laaten aan de geene aan welke de kerkelykeRegering is toebetrouwd.

Op het derde artykel verstaan wy dat de Gildensen Hallen volgens de keuren en ordonnantien sullenworde gemaintineert. En dat soodaanige abuysen,deswegens mogten syn ingeslopen, deselve op een

Page 114: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

11

behoorlyke en decente wyse aan die van Geregtealdaar sullen werde voorgedragen, en na bevindingvan saaken geredresseert worden.

Wat aanbelangt het versoek van het vierde artykelter needer gestelt nademaal wy genegen syn, devryheden en voorregten van de Ingesetenen der StadtLyden te handhaaven en te herstellen, accorderenwy aan die van de Schuttery, dat by de officierenvan yder compagnie in welke de plaats van Hooftmanof Capityn door sterfte of andersins sal koomen tevaceren, sullen worde genomineert twee persoonen,om daar uyt by den Geregte een tot Hooftman ofCapityn worde geëligeert, alles in conformiteyt vanhetgeen by wylen onsen Predecesseur Kooning Williamde 3de Hoogloffelyker Gedagtenisse op den 21September 1672 dien aangaande is gedisponeert,accorderende daar en booven dat aan den gemeldeKrygsraadt in de Gereformeerde Kerken der voors.Stadt sal werde toegestaan een ordentlyke plaatsvan 12 sitplaatsen, reserverende wyders aan ons omter bekwamer tyt soodaanige verdere schikkinge teberaamen en vast te stellen als wy vermeenen methet waare bestaan en de convenable vryheydt vaneen Burger Krygsraadt over een komstig te syn.

Noopens den inhoudt van het vyvde artykelrefereren wy ons tot de dispositie van HooggemeldeSyne Malesteyt van den 21ste September 1672.

Op het versoek van het sesde artykel gedaanverstaan wy dat in het appliceeren van de respective

Page 115: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 2

keuren op het stuk der Desolaate Boedels geëmaneert,soodaanige moderatie sal werde gebruykt dat naaromstandigheydt van saaken het aan de Crediteurensal weesen gepermitteert de Boedels te redden enweegens hun agterwesen te accorderen. En dat indienhet noodig mogte bevonden worden de Boedels aande Desolate Boedels kaamer te brengen, waarvanaan de Crediteuren behoorlijk rekening sal wordengedaan, en de meeste menagie der crediteuren salworde behartigt.

Op het sevende artykel verklaaren wy, dat detiende verhooging ofte 2 stuyvers op de gulden, diebooven de verponding der huysen, soo voor collecte-loon als andersins worde betaalt en nevens alleandere Stads inkomsten jaarlyks syn verantwoort,met en benevens de betaaling van de ordinaire ver-ponding, mitsgaders Honderste Penning, ofte Extra-ordinairesverpondingoverden]aare1748geconsenteert,niet verdere sullen werde gevordert en verstrekt. Soonogtans dat de Regering der Stadt Lyden sal syn enblyven onverkort, om het geen de Stads Financiendaar door sullen koomen te missen op een anderewyse by aequivalent over haare Burgers en ingesetenente mooge heffen en invorderen.

Op het agste artykel verklaaren wy dat in hetversoek daar bygedaan, sooals het selve ligt, nietkan worden getreden.

Op het negende artykel verstaan wy dat aan deBurgers sal werde gecommuniceert de Stads Privilegien

Page 116: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 3

en geregtigheeden, conform aan het geene by KooningWillem de 3de op de 21 September 1672 omtrentdit poinct is gedisponeert, sullende wyders sorggedragen worden, dat de Stads Keuren voor soo verredeselve in observatie syn, voor een yder te bekoomenweesen.

Op het tiende artykel verklaaren wy dat vermitshet dertiende artykel in het tweede déel der Brant-keure voor soo verre daarby gedicteert wort een@lyfstraffe of arbitrale correctie alleenlyk betreklyk isop de sulke die hunne meede burgeren in den noodttrouwloos verlaaten, geene verandering noodig heeft.

Op het elfde artykel verstaan wy dat op het ver-soek daar by gedaan vooralsnog niet kan werdegedisponeert.

Op het twaalfde artykel verklaren wy onse serieuseintentie te syn, dat de negotie en Fabriquen sooveel doenlyk is werde gevaforiseert en bevordert,recommanderende de Regeerders der voors. Stadtwel ernstelyk daar aan altoos de handt te houden,en .dat voor soo verre eenige Burgers of ingesetenentot het introduceren van eenig nieuwe inventie soudevermeenen Octroy of Privilegie noodig te hebben,deselve sig deswegens sal kunnen adresseeren daaren soo het behoort.

Op het dertiende artykel declareren wy dat ophet versoek by hetselve gedaan, soo veel doenlykfavorable reflectie sal worde genoomen.

Page 117: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

14

In het versoek van het veertiende artykel verklarenwy niet te kunnen treeden.

Op het vyvtien.de artykel verklaren wy, dat indienomtrent het Bongelt en de rekening van het selveeenig redres nodig soude mogen werde bevonden,men sig deswegens by Request sal kunnen adresserenaan die van den Geregte der voors. Stad.

Op het sestiende artykel verstaan wy dat deRevenuen der Armen toebehoorende, soo dien aanhun in voorige tyde syn gegeven, als die aan hunin t’vervolg soude mogen werde toegelegt volgenshet gebruyk, direct in handen van de Arme besorgerssullen worden gestelt.

In het versoek van het seventiende artykel verklarenwy dat daar niet in kan worden getreden.

Laastelyk in het versoek van het agtiende artykelverklaren wy vooralsnog niet te kunnen treeden,reserverende aan ons om het selve ter behoorlyketyt te brengen, ter delibrati van haar Ed. Gr. Mo.om daar op met ons advys te worde gedisponeert,soo als bevonden sal worde na behooren.

Voor het ovrige wert ter deliberatie van haar Ed.Hoog Mogende als meede Syn Hoogheydt, welernstelyk vermaant dat de Burgers en ingesetenensig voortaan sullen gedragen conform Syn Hoogh.Dispositie en Decisie, als gehoorsaame Burgeren eningesetenen betaamt en in het algemeen betragtenal het geene de pligt en verschuldigde eerbiedt en

Page 118: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 5

onderwerping aan hunnen wettigen ovrigheydt vor-dert, op Peene dat de geene die bevonden sullenworden tegens Syne Hoogheydts serieuse wille enbegeerte te hebben ingegaan, en sig aan eenigwanbedryf tegen de waardigheydt van de Regeringof ongehoorsaamheydt aan desselvs bevelen, schuldigte maaken, als verstoorders van de gemeene rusteen veragters van de heylsaame oogmerken en bevelenna exigentie van saake en volgens de wetten vanden landen sonder eenige conniventie anderen tenexempel sullen werden gestraft.

Aldus gedaan in s’ Gravenhaagenden 18 October 1748

was getekent PRINCE D’ORANGE & NASSAU.

Ter ordonnantie van Syn Hoogh.

J. DE BAK.

De TWEEDE PUBLICATIE is als Volgt.

Wij Willem Carei Hendrik Friso. By de GratieGods Prince van Oranje e. Nassouw. Doen te weetendat wy in deese bekommerlyke tyden niets meer terherten nemende, als dat de respective Steeden deserProvintie onder ons Stadhouderschap ressorterende,moogen werde gebragt in soodaanige order enregeringe, waar door derselver rust en voorspoetworden gestabuleert. En ons door de Regering derStadt Lyden voorgedragen synde, dat in derselverStadt tussen de Regenten en ingesetenen soodaanige

Page 119: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

16

diffidentie was ontstaan, waardoor ons goet oogmerkniet kan worden bereykt, en waar door de Burge-meesteren, Schepenen en verdere Regenten der voors.Stadt waaren bewoogen geworden te declarerengeneygt te syn, om liever hunne bedieningen neederte leggen en ontslagen te worden van hunne Eedt,dan door het continuëren in derselver verder onlustonder de ingesetenen te occasioneren, en voortsuyt het Rapport van onse Commissarissen die wyom pressante affaires Ons Persoonlyk in de voors.Stadt niet konnende laaten vinden derwaarts haddegoetgevonden van al het voors. nader synde gein-formeert, en goetgedagt hebbende de voors. meeningeen intentie der gemelde Regenten met onse approbatiete seconderen dienvolgende houde wy ons mits desende voors. Regenten voor ontlast van hunne functie,hen lieden bedankende voor den dienst aan de StadtLyden tot nu toe gepresteert. Soo nogtans dat devoors. Regenten daar door geensins sullen wordegequest of benadeelt in haar goede naam en faam,veel min dat de selve daar uyt sullen moogen werdengesuspicieert haar in de Regering van Stadt of landniet na behooren gedragen te hebben, interdicerendewel striclyk een ygelyk, wie het ook soude mogenweesen, de meergemelde Regenten daarover te ar-guëren, veel min hunne persoonen of goedereneenigsins te moulesteren, beschadigen of incomoderen;de selve Regenten mitgaders hunne familien engoederen tot dien ynde neemende onder onse specialeprotectie en sauvegarde, alles ingevolge van deResolutie ter Vergadering van de Ed. Gr. Moog.

Page 120: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

17

Heeren Staaten van Hollant en Westvrieslant, ge-noomen op den 21 September laastleden. Dienvol-gende hebben wy goetgevonden te stellen, gelyk wystellen mits desen tot Veertigen

De Heeren Cornelus Schrevelius, Abram Hogenhoek,Pieter Gijs, Dirk de Raat, Jan van der Mark, Niclaasvan de Velde, Niclaas de Bie, Abraham Alensoon,Simon van Gerwen. Niclaas Willem van Leeuwen,Cornelus van Banchem, Jacobus van der Meer, Heerevan Hoogeveen, Raymont Bakker, Johan van derMark Asoon, Diderik van Lyden, Heere der Steedevan Vlaardingen en Vlaardinger Ambagt, PetrusCurieus, Niclaas van de Velde, Hendrik van Buuren,Dionesius van Cruyskerken, Jan Fredrik Gronovius,Willem Paadts, Daniel van Alfen, Timon van Schoon-hooven, Niclaas van Tol, Niclaas Roomswinkel,Jacob Pla, Cornelus Chastelyn, Willem Sautyn, Danielvan Halteren, Pieter van Dorp, Salomon Lynslager,Coenraat Teding van Berkhout, Jonkheer Niclaasvan Boetselaar, Jacob Heynts, Michiel Pompe vanSlingelant, Andries van der Goes, Jacob Cosson,Jan Huybregts, Adriaanus Crucius.

En vermits Jan van den Berg, Burgemeester enVroedschap deser Stadt, wegens desselvs hoogenouderdom, en de ongemakken denselvende versellen,reeds te vooren van ons heeft versogt en bekoomensyne demissie, stellen wy in desselvs plaats totveertig de Heer Pieter Caauw.

Page 121: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

18

Tot Burgemeesteren

De Heeren Dirk de Raat, Niclaas Willem vanLeeuwen, Jacob van der Meer, Heere van Hoogeveenen Diderik van Lyden, Heere der Steede Vlaardingeen Vlaardinger Ambagt.

Tot Schepenen

De Heeren Cornelus Schrevelius, Niclaas van deVelde, Dionesius van Kruyskerken, Jan FrederikGronovius, Willem Paats, Daniel van Halteren, Timonvan Schoonhooven en Jacob Pla.

En vermits de Heer David van Rolen, Secretarisder voors. Stadt meede reets te vooren aan onsheeft versogt de demissie van syn voors. bedieninge,en wy deselve om redenen by hem voorgedragenaan den selven hebben geaccordeert, wort geresol-veert om ter bekwaamer tyt van de voornoemdebedieninge te disponere, lastende onse Commissarissenden selven in onsen naam den behoorlyken eedt afte neemen. Verklaaren wy verder onse intentie teweesen, dat het verkiesen der voors. Regenten inmaniere als booven gedaan, alleen is geschiet totmeerder rust en dienst der voorn. Stadt lyden, entot wegneeming der diffidentie en murmuratie onderde ingesetenen aldaar ontstaan, en sulks sondereenige preludictie of consequentie voor t’ toekoomendeten aansien van de Privilegien, Vryheden of geregtig-heden tier voors. Stadt, de goede burgers en Enge-

Page 122: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

19

setenen derselver competeerende die wy verstaandat in haar oude kragt en vigeur sullen blijven.

Aldus gedaan in ~‘Gravenhageden 18 October 1748

was getekent PRINCE ORANJE EN NASSOUW.

Ter ordonnantie van Syn Hoogh.

JAN DE BAK.

Daar na de Heeren Gecommitteerde dese voor-schreve Publicatien ten Puye van het Raadhuyshadden afgelesen, soo syn deselve weeder omtrent2 uuren na den Burg toegereden onder het voor-noemde geiye van het detachement geparadeerdeBurgers, en hun middagmaal aldaar gehouden hebbende,en hunne commissien volbragt synde, soo syn deseHeeren omtrent halv 6 weder na den Haag vertrokken,en de Burgery wiert bedankt voor haar asistentie.

N A A M L Y S TVan de Heeren

DIE VAN HUNNEN DIENST VOOR ALTOOS SYN

ONTSLAGEN.

De HeerenJan van den Berg, Out Burgemeester mi,tsgaders

Dykgraaf van Rynlant.Johan van Lanschot, Burgemeester mitsgaders

Postmeester.

Page 123: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

20

Jan van Groenevelt, Burgemeester en geweseneAdmiralityts Heer.

Adriaan van Assendelft, Burgemeester mitsgadersOntfanger van de Personeele Quotisatie.

N A A M L I J S TVan de Heeren

WELKE ALS NIEUWLINGEN TOT VEERTIGEN IN DEN

VROEDSCHAP SYN VERKOOREN EN AANGESTELT.

De HeerenJacob Cosson, Adelijk Heer.Jan Huybregts, Gewesene Burger Capityn in t’

Oranle Vaandel.Andreas Crucius, Advocaat in de Regten.Pieter Caauw, Laaken en Gryntrappier.

Dit syn dan de Nieuwe Verkoore Vroedschappenwelke van Syn Hoogheydt syn gedoleert.

OVER HET GEEN DE KRYGSRAAT AAN GAAT.

Wat de Krygsraadt welke meede versogt is belangt,kan ik niet anders van melden als dat volgens debelofte van de Heeren Commissarissen aan deBurgery deselve soo spoedig als doenlyk was doorSyn Hoogheydt als meede die van den Geregte soudewerde geregmeert.

19 October. Des Saterdags morgens syn weder dehuysen van de Heeren van den Berg en van Rolendoor Burgers bewaart geworden tot de klok 10 uuren

Page 124: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

21

des morgens doe syn deselve door de Kaptyns uytnaam van de Heeren Burgemeesters bedankt voorhaare getrouwe assistentie. En daar is geen moulestieverder aan beyde dese huysen geschiet.

OVER HET ONGENOEGEN VAN VEELE DER BURGERENEN GOEDE GEINTENTIONEERDENS WEEGENS DE

BEHANDELING VAN DE TIEN SPREKERS.

19 October. Het was op desen ygen Saterdag datop het versoek van de Hooge en laage Sprekerswiert versogt of uyt yder quartier van de Burgery2 persoonen geliefde te koomen desen avont ten5 uuren op den doelen te weeten een opper officieren een onder officier, om aldaar te tykenen op eenRequest gemaakt ter dissentie van 10 GedeputeerdenSprekers. Hier sag men nu al dat dese persoonenbuyten hunne directien waaren gegaan, en daaromselven verlegen waare dat haar eenige kwaadegeintentioneerden, maar ik meen of segge goedegeintentioneerden dat die haar in vervolg van tytsoude incomodeeren en benadëlen. De reede waaromdat sy met hunne begaane saaken iets hadden ge-frodeert, daar de gantse Burgery over onvergenoegtwas. Het welk dese frodatie is, te weeten de gantseBurgery hadt getykent dat se niets tegen de Regeeringhadden, en dat by aldien eenigte veranderingen SynHoogheydt wilde stellen in de Regering, dat sesulks overlieten aan de deliberatie van Syn Hoogheydt,maar dat wy Burgers niet wilde prestëren om eenigeveranderingen in de Regeering te maaken. En dit is

Page 125: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

22

onder de Burgery geconsenteert gebleven. Evenwelhebben het de 10 Gedeputeerdens over haar genomenom aan de Heeren Commissarissen van Syn Hoog-heydt by hunne eerste arrivement te versoeken omeenigte veranderingen in de Regering, waarop deHeer Pauw Raadsheer in den Hoge Raade van Hollantbekende geene commissien of last te hebben om deRegering te veranderen, en dat ook sulks niet isvoorgeslagen by Syn Hoogheydt, doe het Requestlaastmaals is gepresenteert aan Syn Hoogheydt. Omdie Reede is het dan dat de Burgery onvergenoegtwas. Want door het langaanhouden van de 10 Sprekerssoo heeft Syn Hoogheydt evenwel moeten overgaanom die veranderingen in de Regering te maaken,hetwelk in de Publicatie van Hun Ed. Hoog. Mogendevan den 18 October laastleden te vinden is.

Soo ist dat ik moet aanmelden dat dit tykenen opden doelen op het Request ter dissentie van de 10Opper sprekers weynig van kragt is geweest, wantveele Burgers niet eens hebben gekome, en die ergeweest syn hebben meest alle niet willen tykenen,want sagen swarigheydt in dit werk, soodaanig dateen yder vreesde neeringloos en calansiabel te wesen,dengenen die op de Sprekers haar hant getykenthadde. Soo dat dit Request is gesmoort.

Nog al iets van desen Saterdag den 19 October.

Op desen ygen avont na dat de Burgers van devoornoemde huysen syn afgedankt des morgens ten10 uure soo heeft evenwel tot securiteyt een dubbelde

Page 126: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

23

patroulje van de Leydse Soldaten aan de Wagtgeweest, den welken een heele nagt hebben gepa-troullieert om of het gemeen weder mogt beginnen,dan aanstont alarm te maaken. Dog het is er niettoegekoomen, maar het heeft een heele nagt stilgeweest, en daar is niets van incomodatie aan bydede huysen geschiet. Dog de Burgers komt hier vande eer toe, want indien deselve niet spoedig daarby geweest waaren om het verder gevolg te stuyten,en ook niet trouwlyk de nagtwagt waargenomenhadden, soo souden na alle oogschijn deese 2 voor-noemde huysen ten eenemaal syn gerenueert geworden,want het gemeen was seer verbittert op dese tweeaansienlyke Heeren. En te meer om dat er in deverlope maant September een boekje is uyt gekome,voerende de consumatie van granen kooren tarw enrogge welke jaarlyks wort gebruykt in yder huys-houding van yder Heer van de Regering. Het welkaan het Gemeen is kenbaar geworden en daarom nogsoo veel te heviger waren, want merkte deese 2 Heerenaan als Roofvogels van de Stadt. Dog het is totbest wil, sy syn in haar voornemen gestuyt.

OVER HET BEGIN VAN DE ONHEYLEN DEWELKEEENIGE VAN DE 10 SPREKERS SYN OVERGEKOME.

19 October. Op desen ygen Saturdag nagt isvan der Steen op de Pers op een der deure van deBrant kasse met kryt uytgeschildert syn portrait.Boven syn hooft stont te lesen Pakkies drager, envan onderen stont J: V: D: S: Gelubt.

Des Sondags is het een heele dag stil gebleven.

Page 127: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

24

20 October. Het was op een Sondag s’avont ten10 uuren dat men alhier binnen deese Stadt deaangenaame tyding ontfing dat de Vreede formeel teAken gesloten was, welkers depeches na den Haagsyn geretourneert, en aldaar aan Syn Hoogheydtalsmeede de Heeren Staten deese nieuwe blyde con-firmatie gebragt.

Daar op heeft de courantier Men Heer Antony deKlopper nog op desen ygen Sondag nagt ten halvtwaalf uuren begonnen driemaal uyt syn canonstukjes te lossen over deese blyde tydinge.

21 October. Op Maandag morgen is het alommebekent geworden dat die blyde confirmatie gisteravont laat alhier is aangekoome, waar over de Burgersen inwoonders deser Stadt seer over verheugt waareen uyt dien hoofde soo syn er nog eenige snaphaanschooten van veele burgers gelost.

OVER HET OPSLAAN VAN T’ ROGGE BROOT.

22 October. Op een dingsdag morgen is wederomdoor de Klinker uytgeroepen als dat een RoggeBroot van 12 ‘& was gestelt op 9 stuyvers aan gelt,soo dat het Rogge Broot op de 12 Ei een stuyverte gelyk op deesen tyt is opgeslagen.

OVER HET GEVAL TUSSEN EEN DER GEDEPUTEERDE

VAN DE BURGERY GENAAMT JAN LIPSIUS EN

DEN APTEKER ABRAM MONTAGNE.

22 October. Het was op een Dingsdag morgen,dat een van de 10 Gedeputeerde Sprekers van de

Page 128: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

25

Burgery genaamt Jan Lipsius met een ladder op synscheer de Breedstraat opgaande na syn tuyn gelegenbuyten de Witte Poort deser Stadt, soo gebeurdehet dat eene Abram Montagne, Apteker, woonendeop de Breedstraat bij de Noortendesbrug welkevan syn stoep af kwam stappen, en aldaar denvoornoemde Jan Lipsius in het voorby gaan aandoende en syde tegen hem, mag fik u filiciteeren,waarop Jan Lipsius antwoorde waar meede, waaropMontagne reserveerde, en syde tegen hem: wel sytgy door u vroome daaden geen lantaarn man ge-worden, om dat gy een ladder op u scheer hebt,daarom dagt ik het, dit is een schempt verwyt. DogJan Lipsius antwoorde : dits en datse sot dat siet gywel beeter. En daar bleef het by, mits Jan Lipsiusseer moejelyk was.

OVER HET VOLGENDE GEVAL VOORGEVALLEN

DAAGS DAAR AAN.

23 October op Woensdag morgen Jan Lipsius opde Varkemart komende moogelyk om meede eenvarke te kopen, soo was aldaar wederom Montagne,den welke tegen Lipsius seyde: Daar hebbje meedenog een van de 10 schelmen, waar op Lipsius hemeen slag in syn gesigt gaf seggende: daar dats nu eenslag van een schelm. Dit heeft s’ anderen daags voorBurgemeesters gedient en Lipsius is van de boeteontslagen. Ook hebben sy malkaar de hant vanvrindtschap moete geven. De getuygen syn geweestRober Muurbreker.

Page 129: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

26

OVER MET MAKEN VAN SITPLAATSEN VOOR DE

KRYGSRAAD IN DE 4 KERKEN.

28 en 29 October. Op een Maandag en dingsdagsyn alhier binnen deese Stadt in gereedheydt gemaaktde vrye sitplaatsen in de 4 gereformeerde Kerkenvoor de Krygsraat, dewelke dit meede in hun artykelenhebben versogt, het welk geconsenteert en toegestaanis door de Heeren Kerkmeesteren, die op dese wysede voornoemde plaatsen hebben laaten maaken, alsvoor eerst in de Pieters kerk 2 banken aan de regtersyde van de preekstoel agter de Captyns bank vande Burgers, in de Hooglantse Kerk meede 2 bankenop die manier als in de Pieterskerk. In de Lootskerk regt over de preekstoel meede 2 banken, en inde Maare het selvde als in de Loots, maar wanneernu die vrye banken door de respective krygsraadtsullen worden gebruykt, ofte op wat tyt het alleswat de krygsraat aangaat, sal weesen gereguleert,kan ik niets met sekerheydt van schryven.

Dit is dan het laaste dat in de maant october isgeschiet.

Voorts wende ik my tot het verhaalen van demaant November.

OVER HET GEVAL TUSSEN ABRAHAM DE KNYFFEN DEN SPREKER JAN LIPSUS.

4 November. Op een Maandag avont ontmoeteden opperspreker, genaamt Jan Lipsius al weder eenonheyl op deese manier. Lipsius kwam over de

Page 130: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

27

Langebrugge gaan omtrent ten 8 uure. Soo komthy den Vaandrig abram de Knyff synde vaandrigvan de Leydse Soldaten te gemoete omtrent deDiefstegen. Waar op de knyff hem, te weetenJ. Lipsius een slag in syn gesigt gaf met dit reprement :daar schelm is nu die slag wederom dewelke gijMontagne gegeven hebt. Lipsius heeft niet weeromgeslaagen maar verdagvaarde hem om s’ anderendaags voor de Heeren te compareren geiyk geschietis, en sy hebben sig malkanderen in presentie vande Heeren moeten vereenigen.

OVER HET INSLAAN DER GLASEN BY DE GEDEPUTEERDE

SPREKER W. V. D. BERG.

6 November. Op een Woensdag nagt heeft meedede Gedeputeerde Spreker Willem van den Berg inde Korsteeg iets moeten overgekome syn, maar ikmeen dat voor syn koene daat, die hy getoont heefttot dankbaarheydt al syn glaasen meest voor detweede maal syn ingeslagen en volgens seggen soosou er een groote brief op syn deur syn geplaktgeweest, maar wat deselve behelst weet ik niet,want hy is seer spoedig van de deur gescheurt.

OVER HET ARRESTEREN VAN JAN LIPSIUS,BENEVENS SYN SOON DE STUDENT.

7 November. Het was op een donderdag laat inden avont, omtrent 11 uure dat de jonge Lipsiusaan syn deur stont, waar op een soldaat van deLeydse Wagt uyt de Korsteeg koomende hem tegen

Page 131: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

28

het lyf aanliep. Waar op de Ionge Lipsius hemattaqueerde met een stukaat, het welk een onge-permitteert geweest is. Dit schermutselen dat duurdeal eenige tyt in de lange korsteeg, waar op densoldaat al agter uyt retireerden tot dat hy omtrentaan de Breedstraat was genaadert. Doe gav densoldaat een schreeuw waar op de Wagt uyt kwam,en naamen den jongen Lipsius in arrest en bragtenhem by de Kastelyn onder het Stadthuys; mogelykis die soldaat daar toe omgekogt.

Middelerwyl soo komt den ouden Lipsius aan dedeur en gaat in de Lange Korsteeg op de bank vande warmosier sitten wagtende na syn soon, nietweetende dat hy in arrest sat, maar meende dat hywas op de Breedstraat een wandelingetje gaan doen.Soo gebeurde het dat de Vaandrig Abram de Knyffde patroulje ging doen met syn Soldaten en deKorsin komende, soo vint hij den ouden Lipsius daar opde voornoemde bank sitten, waar op hy hem seerongenaadig met de rotting op syn lighaam sloeg opsoo een vreeselyke wyse dat hy moort riep. En doecommandeerde De Knyff datse hem in arrest soudeneemen. Hier wiert doe den ouden Lipsius by desoldaten in arrest geset, alwaar hy seer canaljeus isbehandelt. De knyff ordonneerde dat niemant vande soldaten tegen hem mogt spreken’ ofte iets voorhem haalen, soodat die man daar een heeIe nagtmoets sitten, sonder iets te consumeeren. Hier op ishij s’ anderen daag s’ morgen ten 11 uuren verhoort,afgehaalde synde by eenige Boodens, en is weder inarrest gehouden tot de klok 1 uuren s’ namiddags.

Page 132: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

29

En syn zoon welke niet geweten heeft, dat syn vadertneede in arrest sat, is los gekoome s’avonts ten7 uure en heeft alle onkosten moete betale.

OVER HET AANSTELLEN VAN EEN NIEUWE

OPPERSCHOUT.

10 November. Het was op een Sondag den datovoornoemt, dat altydt gebruykelyk is dat alhier tenSteede nieuwe Burgemeesteren werde verkooren.Maar daar is nu geen verandering gemaakt en deselveis soo gereguleert gebleven als Syn Doorl. Hoogh.den selve op den 18 October laastleeden gepubliceertgestelt heeft. Mits is uyt de Regering agtervolgenselectie van Syn Hoogh. aangestelt tot Opperschoutde Heer Johan van der Mark, broeder van de afge-gaane opperschout. En ook is op desen dag aan-gestelt tot Tresorier Extra-ordinaris de Heer Cornelusvan Banchem, en tot Tresorier ordinaris de Heerabraham Hoogenhouk. Ook is tegen de maant Meye1749 verkooren om te assisteeren de Heeren SchepenenPetrus Curieus, als aangestelt synde tot Gedeputeerdein het Collegie van de Gecommitteerde Raaden ins’ Gravenhagen. En de Heer Hendrik van Buuren, alsaangestelt synde tot lidt in het Collegie resideerendeter Admiralityt binnen Amsterdam. En voor hetovrige is de Regering. soo gebleven in rang, gelykdeselve in voorige blaaden te sien syn.

(Slot colgt).(Copie van een handschrift, toebehoorende Mejuf-

frouw G. B. C. van Rhijn te Leiden, en door HEd. wel-willend ten gebruike afgestaan aan S. J. Le Poole LGz.).

Page 133: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Marnix te Leiden.

Wat hoogstwaarschijnlijk schijnt, bhjkt later weleens onjuist te zijn. In het vorige Jaarboekje meendeik te kunnen aantoonen, dat Marnix van 1595 tot1 Nov. 1598 te Leiden gewoond had in zeker huisaan de Papengracht (blz. 35). De heer Bijleveld nuvond een paar aanteekeningen van mr. Ch. Dozy,verwijzende naar twee a!cten uit het protocol vanden Leidschen notaris Van Tethrode, dd. 22 Juli en8 Crct. 1598 l), waaruit blijkt, dat ,,jhr. Philips vanMarnicx, heere van St. Algonde”, voor wien dieakten werden opgemaakt, toen woonachtig was ineen huis ,,staende op Rapenburch omtrent de Nonnen-stege”. Deze vondst gaf mij aanleiding de zaak nogeens na te gaan en ik bevond inderdaad, dat blijkenshet Bonboek, Rapenburg, fol. 335 vlg. het derde envierde huis van de Nonnensteeg af vóór 1600 haddenbehoord aan de in de Res. Hall. genoemde eigenares

1) Notaris prat. x0. 68, fol. 124 en 139.

Page 134: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

van Marnix’ huis: Cat!iarine van Heusden, weduwevan Henrick Hagenoy, welke huizen lagen tusschende Nieuwe Boysenstraat - thans een geslotendoorgang - en genoemde steeg. Die huizen, -. opde kaart van Bast van 1600 staat daar één groothuis - vroeger bewoond door jhr. mr. Cornelis vanMierop i), waren door dezen verkocht aan gezegdeweduwe “), wier man in 1581 onderschoolmeesterder Groote of Latijnsche school was en toen op dePapengracht woonde :s). Het huis, dat Marnix, zooalsdoor mij werd aangetoond, zeer kort vóór zijn dooden wel met 1 Nov. 1598 wegens verkoop door deweduwe aan jhr. Van Mierop, heer van Calslagen,zoon van jhr. Cornelis, heeft moeten verlaten, werdin 15994) door dezen laatste bewoond, terwijlMarnix’ weduwe zelve toen woonde in het door mijaangewezen sterfhuis van haren beroemden echt-genoot aan de Pieterskerkgracht 5).

Wat de bovengenoemde akten betreft, zij diendentot aanwijzing van een gevolmachtigd advokaat inDen Haag, die 1” voor het Leenhof van Hollandeen rentebrief van f 2800 ten behoeve van Marnix’vrouw en dochter moest overdragen, ten laste van

1) Hij woonde er blijkens het Bevolkingsregister van 1581 kort nahet beleg met zijn vrouw, zijn schoonzuster en haar man Jhr. vanNienburch benevens 1 knecht en 2 dienstboden.

2) Bonboek, 1.1.3 Volkstelling 15S1, fol. 81.4) Belastingregister.5) Jaarb. 1919, blz. 39. Het register is in het voorjaar van 1599

opgemaakt.

Page 135: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

32

de heerlijkheid van Merwen; 2e voor datzelfde Leen-hof ,de eygendomme ende proprieteyt der heer-lickeyt van Westersouburg” moest doen overdragenaan Marnix’ zoon, jhr. Jacques, met behoud vanvruchtgebruik voor het leven voor Marnix zeiven.Jacques, wiens dochter Walburg in 1616 huwdemet Oldenbarnevelt’s zoon Willem van Stoutenburg,stierf vóór 10 Febr. 1599, toen zijn compagnie werdovergedragen aan den heer van Langerak 1). Zijnweduwe, Veronica Hoen van der Lippe, woondenog lang te Leiden. P.J. B.

1) Res. Holl. i.d.

BLADVULLING.

Twee Klad-Schilders een Zolder van Onderenmet roode en witte Ruiten, in ‘t Stadhuis

te Leyden, geschildert hebbende, schreefzeker Weer dit volgende.

Gy Burgers, dit werk, zo konstig als eel,Is geschildert met de Quast, zonder hulp van Penzeel,Van twee geboore Leydze zuurmonden,Die yverig naar de konst van Albert Duer stonden.Zwygt Duraart, spreekt niet onbedogt,Heeft Penseel oit zulk een werk gewrogt?

Koddige OpschriftenT 2, 65.

of: Swygt Albregt vry, en spreek niet onbedogt.Heeft oit uw hand wel zo een werk gewrogt?

4 , 64.

Page 136: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Begijntjes-leven.

Het ontwikkeld publiek kent in den regel degeschiedenis, de woonplaatsen en de gewoonten derbegijnen slechts zeer oppervlakkig. Wanneer inBredero’s Klucht van de Meulenaar Trijn Jans dezindelijke molenaarswoning binnentreedt, roept zebewonderend uit:

,,Ja wel ‘t is hier anders niet dan ofje in ien Begijne[selletje waert.”

Meer dan deze welgestelde burgervrouw weet ,,men”er thans niet van. Het lijkt me dus niet volstrektoverbodig aan den tekst van een voor het begijntjes-leven belangrijke verordening eenige inleidende op-merkingen vast te knoopen. De begijnen of beghardenzouden dan haar naam en oorsprong te dankenhebben aan den Luikschen priester Lambert le Bègue(t 1184). Om alleenwonende ongehuwde vrouwen ofweduwen te beschermen tegen den overmoed vanwereldlijke en geestelijke heeren (die het met hun

3

Page 137: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

34

geestelijke waardigheid dikwijls niet al te nauw namen)vestigde deze tusschen 1 lï0 en 1180 op een onderde muren van Luik gelegen, aan hem toebehoorendstuk grond een kloosterachtige gemeenschap. Devrouwen, die hier een onderkomen vonden, behieldenhun privaatbezit, legden geen bindende geloften afen konden bv. terugkomen op hun kuischheidsgelofte,wanneer ze in ‘t huwelijk wenschten te treden. Wel-iswaar was dus de overeenkomst met de kloostersgroot, doch een dgl. begijnhof was vooral een ver-kieslijk toevluchtsoord voor haar, die zich gaarnewijden wilden aan een godsdienstige richting, docher tegen op zagen, zich te onderwerpen aan dekloostertucht.

De kwestie: waaraan de begijnen haar naam ont-leenen, is evenwel niet zoo eenvoudig. Reeds kortna het stichten der gemeenschap te Luik, ontstonder verschil van meening en dit groeide aan tot eensoms zeer heftigen pennestrijd, toen in de anno 1630te Luik gepubliceerde ,oorkonden van Puteanus”gesproken werd over een begijnhof te Vilvoorden(bij Brussel), dat reeds zou hebben bestaan in 1129,ja zelfs in 1065. Dit feit versterkte hen in hun meening,die de stichting toeschreven aan de Heilige Begga,de moeder van Pepijn van Herstal, overleden in 698.De zaak nam opnieuw een keer in 1843, toen Hallmannmeende te kunnen bewijzen, dat de oorkonden vanPuteanus waren vervalscht en dat er van het 266vroeg bestaan van een begijnhof te Vilvoorden geensprake was. Andere invloedrijke geleerden, als Wautersen Piot, steunden Hallmann. Vooral van Katholieke

Page 138: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

35

zijde werd zijn meening fel bestreden; Fredericq’sonderzoekingen brachten geen uitweg: de zaak isnog onbeslist en we zullen ons niet vermeten, eenbeslissend oordeel uit te spreken. Ons rest noghierover te vermelden, dat omstreeks 1630 de Neder-landsche begijnhoven den cultus van St. Begga alspatrones opnamen.

De Luiksche stichting vond snel navolging. Samen-vallend met een religieuse exaltatie onder de vrouwen,zooals die meer in de geschiedenis der Middeleeuwenvoorkomt, breidde de beweging zich met spoed uiten wel (‘t is zeer opmerkelijk) niet over Walenland,doch uitsluitend over het Nederlandsche gebied inNoord en Zuid en tevens langs den Rijn en diensbijrivieren. Zoo bv. werd er te Thienen een hofgesticht in 1202, te Antwerpen in 1230, te Mechelenin 1259. Omstreeks 1250 waren er in Luik ongeveer1500 begijnen, in Kamerijk 1300, in Nivelles of Nijvele(Vlaamsch-Waalsch grensgebied) 2000. In Frankfortsteeg het aantal begijnhoven tot 57, in Straatsburgtot 60. Keulen telde er zelfs 141.

Ook naar de Noordelijke Nederlanden sloeg debeweging over.

Het is niet de bedoeling hier een uiteenzetting tegeven over de geschiedenis der begijnhoven in Neder-land. We wenschen slechts even de aandacht tevestigen op de oudste stichting te Leiden: het St.Agniete of het Groote Begijnhof.

Het lag onder het zg. Bon van Zevenhuizen, nuhet terrein van de Universiteitsbibliotheek, Rapenburgen Kloksteeg. De beide laatste huisjes van de steeg,

Page 139: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

36

die nog Begijnhof heet, geven nog vrijwel den hofjes-bouwtrant weer. Het telde meer dan 40 huizen.‘t Juiste stichtingsjaar is onbekend. In 1293 ontvinghet een statuut, treffend overeenstemmend met datvan Utrecht van 1284. Misschien moeten we, metMr. J. C. Overvoorde, hierin invloed van het DuitscheHuis, te Leiden bij de Pieterskerk gevestigd, zoeken.In 1316 vermaakte Pieter van Leyden haar bijtestament 5 schellingen ‘s jaars. Ruim een eeuwlater nam Jan van Beieren, na de inneming van destad, ‘t begijnhof in bescherming. + 1448 ontstondeen geschil met den commandeur der Duitsche heerenvan de St. Pieterskerk over ‘n gracht tusschen hunerven. In Juni 1450 kreeg het 20 pond van de stadter tegemoetkoming in ,,de timmeringhe van de kerke”,in samenhang met de bepaling, dat binnen vier jaaralle geestelijke gestichten moesten voorzien zijn vanhard dak (wegens brandgevaar). Verder vernemenwe van de geschiedenis der stichting niet veel meer.Als de Hervorming heeft gezegevierd, beschikt dewereldlijke overheid over de geestelijke gebouwenen 4 Sept. 1575 wordt de Academie naar ‘t Begijnhofovergebracht. 26 April 1581 verhuisde deze naar‘t Klooster der Witte Nonnen, ,,en was deeze ver-andering sommige Professoren zoo onaangenaam,datze in de Kerk der Begijnen nog eenigen tijdbleeven leezen,” meldt Van Mieris. De stedelijkeregeering wilde evenwel toch het begijnhof verbondenhouden aan de Universiteit, doch de nog overgeblevenbegijnen, zoolang deze nog leefden, in het bezit vanhaar huizen laten en 29 December 1586 verscheen

Page 140: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

een desbetreffende verordening. Het kerkje werdvoor een deel aan hierheen uitgeweken EngelschePresbyterianen afgestaan, de rest ervan gebruikt alscollegezaal, anatomisch museum en voor de univer-siteitsboekerij. De huisjes, die na de beschadigingdoor het instorten van de St. Pieterskerktoren (1512)wel weer hersteld zullen zijn, werden aan anderepersonen verhuurd; tevens stelde men Regenten eneen Rentmeester aan van het Begijnhof voos de daaraanbehoorende goederen en inkomsten. Telkens vielenechter eenige huisjes onder sloopershanden en, daartenslotte hun bezit aan de stad meer last dan voordeelbracht, werden 31 October 1761 van de 24 nog overzijnde woningen er 22 verkocht.

Volgens Van Mierio zou Jan van Hout, die, behalve-renaissance-dichter”, in de eerste plaats, van 1564tot 1569 en van 1573 tot 1609, de zeer ijverigesecretaris van Leiden was, de archieven en privileges,betrekking hebbende op het St. Agniete-Begijnhof.in drie boeken” hebben geregistreerd. Of deze ver-melding waarheid bevat of niet - het nuchtere feitis, dat hiervan bijna niets over is. Het eenige, watwij dienaangaande van Van Hout bezitten, zijn eenS-tal stukken, door hem in zijn niet overmatig duidelijkhandschrift neergepend (men vergeve ons de uit-drukking!) in het Gerechtsdagboek A (285 vo en286 ro). De beide laatste begijnen: Petronella vanOostrum en Fytgen Cornelis Jansdr. van Schengen,haddin deze documenten overgelegd, toen de regeeringhet hof aan zich trok. We willen hier het derde stukweergeven, dat in zijn dorren stijl ons toch een zoo

Page 141: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

38

boeiend kijkje gunt op laatmiddeleeuwsch hofjes-leven.Tot beter begrip van het geheel lette men wel op

het volgende: de bewoonsters van het St. Agniete-hofwerden Faliede Begijnen genoemd. De fdie (vgl.fransch: voile) of huik was een vrouwentabbaardof mantel afhangend tot op den grond en over deandere kleederen heen gedragen. Kiliaen verklaarthet woord als palla, cyclas, vestis muliebris spatiosa,totum corpus circumdans. Nog in de eerste helft der17e eeuw was ze als rouwdracht in gebuik en zelfswerd er nog een gedragen in 1756 te Zuiderwoude-in-Waterland. In Haarlem konden de begijnen vanhet hof verwijderd worden, als ze de verordeningenovertraden, desnoods met behulp van het gerecht.Dikwijls gaven zij onderwijs aan kleine meisjes, diebij hen in de kost waren, aanvankelijk alleen in goedemanieren, godsvrucht en handwerken, later ook inlezen en schrijven. Ook mochten familieleden, die eenkalme en veilige woonplaats zochten, bij haar inwonen.Streng was het verboden, dieren te houden, die derust verstoorden, zooals honden en katten. Vrijdomvan belasting was een door haar dikwijls genotenvoorrecht. Het bestuur was te Leiden aanvankelijk

I ,toevertrouwd aan een ,,meestersche”; later vindenwe er ook wel twee of vier. In sommige steden,niet te Utrecht of Leiden, mochten de stemhebbendebegijnen een eigen biechtvader kiezen. Herhaaldelijkook schijnen de vroedste (d.w.z. oudste?) maagdende meesterschen in haar macht te hebben beperkt.In Utrecht treffen we reeds in 1402 begijnmeestersaan, gewoonlijk door de stedelijke overheid gekozen.

Page 142: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

39

Een poortzuster sloot tegen donker de poort, ontsloothaar ‘s morgens weer en hield aanteekening van devrouwen, die nog na ‘t sluiten zich aanmeldden ofdie overdag zich te veel naar buiten begaven.

Van Hout copiëert omtrent haar op de bedoelde plaatshet volgend stuk:

S chout, schepenen ende rade der stede van Leydenende van dato XIIWXXI den XVI Oct. innehoudendedat de begynen in stats hoede ende beschermenissegenomen werden zouden zonder schot 1) ende ongelt 2)te geven / dat zy geen coopmanschap zullen doen ofjaermarcte te besoucken of opte marct te zitten/ datzy geen wollen laecken reden 3) noch drapenieren 4)zullen dan voor hun zelfs / dat zy geen geregen ofgeknoft 5) cleder en zullen dragen dan di mouwengeknoft / dat haer overstover 6) gemaect zal zynhoedeken (?) een vierendeel knot ongegort / dat zyniet dan schapen of caninreren 7) pelsen zullen dragen /dat zy hun clederen doen maecken noch naeyen enzullen mit zyde / dat zy geen zyde of palmateng)huven dragen noch wormen houden zullen die zydeof palmate spinnen / dat alle die falien 9) dragen haer

Page 143: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

40

falie toten rant zal wezen als zy uytgaen, ten waerzy van huys reysden / dat hun haer zoe cort zal zyndat ment niet en mach vlechten / dat zy plompezwarte schoenen zullen dragen geknevelt 1) of mitriemen / ende geen verkeert 2) of zemenleer / dat zygeen scholoodsen 3) zullen dragen dan inden huyze /datzy geen borduurwerc noch were te hovaerdiendienende maecken en zullen tenwaer totten dienstGods/ dat zy vanden hoven geen linnen of wollencleederen gaen snyden en zullen dan mit consent /dat zy niet bedelen en moeten / dat zy geen kindernoch gasten annemen zullen dan mit consent / dattergeen wyven moeten wonen geduyrende haer mansleven / dat zy geen verloofde maechden ontfangenen zullen / dat upten hof geen hylicken mogen werdengemaect / dat zy niet ter bruloft en mogen gaenzonder consent 1 dat zy geen borge mogen wordenvoor den geenen die int hof woonen / dat zy distraten mit geen oersbilsen 4) en zullen bestroyen jdat de meesterssen gebieden mogen upten hof teblyven / dat zy niet te begraefnisse zullen gaen / datde poort gesloten zal werden als men nachtlichtclept / dat yegelic dan binnen moet zyn/ dat zydagelics misse moeten horen / dat zy alleen vleys,visch, bier of broot mogen gaen copen zonder con-

1) gekneveZt = met touw gebonden.2) uevkeert leer: dus binnenste buiten, zooals wij het thans plegen

te dragen.3) schoZoo& = muil met houten zool en bovenstuk.4) oersuiZssn: ‘t staat er vrij duidelijk. = paardenkruid? Te denken

mm bilzenkruid, ook wel: dolkruid, om den geur?

Page 144: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

4 1

sent / dat sy niet alleen van huis varen noch snachtsvan den hove gaen vaeren en zullen / dat zy nietergerlic van leven moeten zyn / dat zy niemant ont-fangen en zullen dan van goeden name ende fame/dat zy Petri ad Vincula 1) de meestersse verkiezenzullen die 11 jaer dienen zal / dat men dan merckenzal enz.

Het is ons bij het lezen van deze verordening,alsof we ineens veel scherper het leven doorvoelenvan die stille, nederige, vrome vrouwtjes, ver van alhet wereldsche gewoel voort-vegeteerend in hunkleine huisjes op een afgesloten pleintje. En als ineen droom stáán we daar plotseling. Knarsend draaitde sleutel in het roestige slot van de hofpoort, enzoetjes stappen twee begijntjes hun eenzame sfeerweer in. Zwaar hangen de huiven om hun doorouderdom ietwat gebogen lijfjes, regelmatig en weinigsierlijk sloffen ze schuifelend naar hun huisjes. Eenglimlach op de gerimpelde gezichten, staan ze nogeven te keuvelen, gaan dan naar binnen. Met eenplofje sluiten zich de deurtjes. Het is heel stil nu.Een zwarte kat sluipt lenig over het schaduwstreepje,onder het muurtje, buiten het bereik van de gloeiendegolven van het gouden zonlicht. Het snorrend zoemenvan een hommel alleen verbreekt het loome zwijgenvan den brandend-heeten zomernoen . . . . . .

IJ. HUBER NOODT.

1) 1 Aug.

Page 145: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Steuncomité LeidenOorlogstoestand 1914.

Den 29St-” October 1919 werd er ten stadhuize alhiereene vergadering gehouden tot sluiting der werk-zaamheden van eene vereeniging, sedert ruim vijfjaren in Leiden welbekend : ,,het Steuncomité Leiden,Oorlogstoestand 1914”. Op initiatief van den Burge-meester, Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, den 5denAugustus1914 opgericht met het doel de achtergebleven ge-zinsleden der tot den militairen dienst opgeroepenente ondersteunen, breidde het al op de eerste bijeen-komst zijne werkzaamheden uit ten nutte van allen,die door den oorlogstoestand en de inkrimping derbedrijven ten gevolge daarvan, in hunne inkomstenwerden getroffen. Achtereenvolgens traden als voor-zitters op de Heeren Mr. J. A. F. Coebergh, Prof. Mr.J. E. Heeres en Ds. W. J. Roscam Abbing. Onderhunne leiding werden de aanvragen om ondersteuningvan ruim 5000 gezinnen onderzocht en na onderzoek

Page 146: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

43

al of niet toegekend. Als men weet dat velen dieraanvragers in den loop van den oorlog twee-, drie-en meermalen zich aanmeldden, zal men begrijpendat er heel wat te doen was.

Dat onderzoek werd gehouden door sub-comités,waarvan er voor elke stadswijk een was aangewezen.Later bleek dat twee stadswijken te uitgebreid warenvoor eéne commissie, terwijl twee andere kondenworden samengevoegd omdat er weinig aanvragersuit kwamen; er waren dus gewoonlijk dertien vandie wijkcommissies.

Elke aanvrager had zich te wenden tot het Bureauvan het Steuncomité, dat dagelijks gehouden werdin een der lokalen van het gebouw Breestraat 119.Het bureau hield aanteekening van de aanvrage, gafgoeden raad zoo die gewenscht werd of mogelijkwas, of zond den betrokkene naar zijn wijkcomite,dat een ernstig onderzoek instelde naar de omstandig-heden van het gezin. In de eerste plaats werdbeoordeeld of de oorlogstoestand oorzaak van debehoefte was. In dat geval werden alle gezinsinkomstenopgenomen zooals ze op dat oogenblik waren, entevens zooals ze zouden geweest zijn buiten de oorlogs-omstandigheden. Het verschil werd, na beslissingvan het Hoofdbestuur, aangevuld in het eerste jaartot 60, later tot 70 en eindelijk tot 800/, van hetlaatste bedrag ; in enkele gevallen ging men, uit-zonderingswijze, tot gOO/,. Zoo werd het gezin vooral te grooten achteruitgang behoed De uitkeeringenwerden wekelijks door den voorzitter of een derrapporteurs van het wijkcomite bezorgd; steeds

Page 147: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

44

behandelde dezelfde persoon dezelfde gezinnen; hijkon dus als raadsman optreden zoo men zijne hulpinriep; hij was tusschenpersoon bij het overbrengender wenschen of bezwaren van den ondersteundeaan het Hoofdbestuur, en tevens controleerde hij denatuurlijk steeds veranderende gezinsomstandigheden,zoodat hij uit kon maken of meer, dan wel mindersteun gewenscht was. Op die wijze is in de oorlogs-jaren een bedrag van ongeveer f 512.000 uitge-keerd. Een belangrijk deel ervan, ongeveer f 170.000werd door de burgerij door middel van inteekenlijsten,schaalcollecten enz. bijeengebracht. Het is wel demoeite waard hier te herinneren aan de toewijdingvan zeer vele jonge dames, die, onder leiding vanoudere, wekelijks de collecte: ,,Een dubbeltje ofeen cent” gehouden hebben. Onder de ingekomengiften behoort ook een post van f 10, die geregeldmaandelijks gegeven werd; van de oprichting vanhet Steuncomité af tot het einde toe. Het overige,f 339.000 ongeveer, is betaald door het Kon. Nat.Steuncomite en door de Gemeente.

Het grootste aantal ondersteunden - 935 gezinnenmet eene uitkeering van f 2992.75 - viel in deweek 28 Febr.- 6 Maart 1915; het kleinste aantal -38 gezinnen met eene uitkeering van f 102.15 - inde week 29 Oct.-4 Nov. 1916.

In de eerste oorlogsjaren werd menig behoeftiggezin aan goede warme spijs geholpen. Het eten,dat in de verschillende kazernes en kantonnementenvan het toen zeer groote garnizoen overbleef, werdverzameld op het ,,Huiszittenhuis”, en daar door de

Page 148: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

45

goede zorgen van eenige heeren, die zich vrijwilligmet dat werk belast hadden, verdeeld onder de ge-zinnen, door het comité van een spijskaart voorzien.Toen het garnizoen verminderde, verminderde ookhet eten en de uitdeelingen moesten gestaakt worden.

Een belangrijk deel van het steunwerk is door eenDames-comite op zich genomen, toen in de eersteoorlogsdagen de fabrieken stopgezet werden en tien-tallen vrouwen en meisjes zonder werk kwamen. Zijwerden in het ,,Volkshuis” samengeroepen, waarmen arbeid, praktisch en opvoedend tegelijk, voorhaar had: in allerlei vrouwelijke handwerken werdenzij geoefend en zoo noodig onderwezen, zoodat zijhare uitkeering als verdiend loon voor verrichtenarbeid konden beschouwen. ‘t Was nuttige werkver-schaffing; niet in alle vakken is het Comite zoogelukkig geweest iets dergelijks te vinden.

Niet alleen door het verleenen van steun trad dushet Steuncomite op; dikwijls was het raadgever enhelper. Vooral in den eersten tijd kwamen er bijv.dikwijls aanvragen binnen van kleine industriëelen,neringdoenden en dergelijken, wier zaak door dendienstplicht van den bedrijfsleider dreigde te ver-loopen. Bleek de klacht gegrond, dan wees hetComite den aanvrager den weg om zoogenaamdzakenverlof te verkrijgen; gewoonlijk werden dieaanwijzingen gevolgd en met goeden uitslag be-kroond; evenzoo, wanneer het bleek dat aan eendienstplichtige door foutieve of verkeerd begrepenopgave te weinig vergoeding voor zijn gezin wastoegekend : menigmaal waren de betuigingen van

Page 149: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

46

dankbaarheid in zoon geval uitbundig en aan-doenlijk tevens.

In den winter 1916/17 kwam er een groote toeloopvan aanvragen om ondersteuning. De bouwvakkenstonden stil door de vorst; de schippers kondenniet varen door het ijs; en als gevolg daarvan vondenook de zoogenaamde losse werklieden geen werk.Die menschen moesten geholpen worden; maar daarde inkomsten der laatstgenoemde categorie hoogstmoeielijk te controleeren waren, werd voor hen eenafzonderlijk comité opgericht: het zoogenaamdeVorstcomite. Het heeft in eenige maanden + f 18000uitgekeerd. Na den winter is ten behoeve van lossewerklieden een dergelijk comite onder den naam vanCrisis-comite blijven bestaan. Beide comités haddenafzonderlijke voorzitters en rapporteurs (controleurs).Het Crisis-comite heeft tijdens zijn bestaan f192.120uitgekeerd.

Een afzonderlijk comite was ook de ,,Commissietot werkverschaffing aan kleermakers.“. Trad voorde kleermakers in het begin van het oorlogstijdperkeene groote slapte in, men vond voor hen verbeteringtoen het gelukte hun werk te bezorgen door hetmaken van militaire kleedingstukken. Naarmate datwerk verminderde, kwam er ook voor de kleermakerseen betere toestand. Toch heeft die Commissie f 10.550aan uitkeeringen en onkosten moeten besteden.

Het bovenstaande schetst in groote lijnen het werkvan het Steuncomite. Maar er is nog bijkomstig werkgedaan. Den 5en Sept. 1915 benoemde het Steuncomité

Page 150: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

47

uit zijn midden eene Commissie, die zich, op verzoekvan den burgemeester, belastte met het verstrekkenvan bons voor degenen, die volgens een besluit vanden gemeenteraad in de termen vielen voor goed-koope brandstoffen. Er kwamen ongeveer 6000 aan-vragen: slechts weinigen behoefden te worden afge-wezen. In den winter 1915jlS werden er driemaalbrandstoffenbons rondgedeeld : er moesten dus circa18000 kaarten worden geschreven. Bij het sorteerender aanvragen, het aanhooren van klachten enz.stond de Directie der gasfabriek het Steuncomitemet raad en daad bij.

Eveneens op verzoek van den burgemeester belasttehet Comite zich in de laatste maanden van 1917met de uitdeeling van bons voor goedkoop schoeisel,voor sajet en voor klompen. Ieder, die in de stedelijkebelasting voor een inkomen beneden f 1700 wasaangeslagen, had recht op die bons. In het kortgezegd: er zijn ongeveer 50.000 bons voor sajet,50.273 bons voor schoenen en 96.215 bons voorklompen uitgereikt!

Dat vele werk zou voor het bureau van het Steun-comité ondoenlijk geweest zijn, zoo er niet hulp wasbijgekomen; vooral daar het van zelf spreekt datelk, die recht had op een bon, die ook graag spoedigwou ontvangen. Maar die hulp kwam steeds: altijdwaren er dames en heeren bereid het bureau indat werk bij te staan. Ook bij de distributie dersajet hebben dames van den Urgentie-raad zich zeerverdienstelijk gemaakt.

De vrede kwam - ten minste de wapenstilstand.

Page 151: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

48

Ook die bracht voor het Steuncomité werk mee: ervormde zich onder den naam van Demobilisatie-comité eene commissie, die de belangen der gedemo-biliseerden zou behartigen en hen zou helpen aande uitkeeringen door den Minister van Oorlog bepaald.Van 25 Jan. 1919 tot 31 Juli 1919 is door die com-missie aan werklooze gedemobiliseerden van land-storm, landweer en militie of aan hunne weduwen,kostwinners en niet-kostwinners, in het geheel 1648personen, een bedrag van ruim f 171.000 uitgekeerd.

Hiermee is het werk van het Steun-comite in hetkort weergegeven.

Op de laatste vergadering, ook bijgewoond doorden burgemeester van Leiden, eerevoorzitter vanhet Comite, sprak de voorzitter, Ds. W. J. Roscam

Abbing, in het bijzonder een woord van dank totProf. Mr. J. E. Heeres, die bijna vijf jaar de werk-zaamheden van het Comité had geleid. Bij zijn vertreknaar den Haag, enkele maanden vóór de opheffing ervan,was hem het eerevoorzitterschap door het Comiteaangeboden: het eenige huldeblijk dat het hem alserkenning zijner groote verdiensten voor het ,,Steun-comite Leiden, Oorlogstoestand 1914”, en daardoorvoor Leidens burgerij, geven kon.

M. VAN GEER.

Page 152: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Eenige bijzonderheden over den Leidschenschilder Jan Jacobsz. van der Stoffe.

Deze schilder was een zoon van Jacob van derStoffe, en een neef van Mr. Jacob l), die als regentvan het weeshuis ongetwijfeld tot de gegoede familiesgerekend kan worden en wiens wapen (in zilvereen keper, in den top beladen met eene ster envergezeld van drie gouden vagers op een rood veld)ook bewaard bleef in een gevelsteen, welke bij deverbouwing in den gevel van het weeshuis werdgeplaatst 2).

Zijn geboortedatum is onbekend, doch daar hijin eene akte van notaris M. Tersyden van 18 Juli1642 verklaart omtrent 31 jaar te wezen, moet hij in1610 of 1611 geboren zijn. Hij kwam dus reedsvroeg tot ontwikkeling, daar zijne oudste schilderijen

1) Hij werd in 1671 als notaris toegelaten en 23 Mei 1671 als procureurte Leiden.

2) Thsus in het Sted. Museum No. 649. Ue kleuren volgens Rijckhuysen.4

Page 153: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

50

van 1635 dateeren. Hij wordt in 1648 en tot 1669als lid van het Leidsche Lucasgilde vermeld, en werddaarbij tot deken verkozen. 1) Vóór zijn huwelijkwoonde hij in zijn eigen huis ,,Het Haagsche Bosch”aan het Noordeinde 2) en hij trouwde den 16April 1662 met eene welgestelde weduwe van Vlaam-sche afkomst. De huwelijksafkondiging luidt aldusin register R. fol. 7703 op 22 Maart 1662:

,,Jan Jacobss. van der Stoffe, schilder, jongman vanLeyden woonende int Noorteynde, vergeselschaptmet Jan Willemss van der Stoffe, syn neeff in deSonneveltsteech, met Susannetge Lodewijcx, weduwevan Boudewijn Wemaer, woonende int Noorteynde,vergeselschapt met Maertge Claes, haer bekende,mede aldaer.

Consent om tot Noortwyck op Zee te mogentrouwen den X. 4.1662, voor de armen een ducaton.Sijn tot Noortwijck op See getrout op den 16.4.1662volgens attestatie van predicant aldaer”.

De weduwe had eene dochter Neeltje uit heteerste huwelijk, die met Cornelis Immerzeel wasgehuwd en evenals haar man vóór 1668 was over-leden, nalatende een zoon Boudewijn, in 1668 oud15, en eene dochter Cornelia, toen oud 13 jaar.

Bij de huwelijksvoorwaarden van 7 April 1662

1) Obreen’s archief V , bl. 200, 248 e n 249.2) Het huis wv&s in 1660 door hem verbouwd voor f 140.- (notaris

H. Braam, 2 Jan. 1660.)

Page 154: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

51

werd daarom bedongen, dat de gemeenschap vangoederen zoude uitgesloten zijn, doch dat de echt-genooten in gemeenschap van winst en verlies zoudenleven. Hieraan danken wij den inventaris van deninbreng van bruid en bruigom, waaruit blijkt, datdoor Van der Stoffe de navolgende goederen werdenten huwelijk gebracht:

een huis aan het Noordeinde, verhuurd voor 180gulden,

een huisje in eene poort aan de Weddesteeg,verhuurd voor 52 gulden,

eene obligatie groot 1100 gulden, rentende 4(j/o,eene grafstede in den ingang van de Vrouwe-

kerk, no. 45,een eiken kast met twee deuren,een kantoortafel en een eikenhouten tafel, beide

van wagenschot met zwart ebbenhout ingelegd,een zetelstoel r) en twee andere stoelen gel&&,een koperverguld zakhorloge met zilveren kettingje,een bed met 2 kussens, een peluw en 2 groene

gordijnen,twee schoorsteenvalletjes,twee groene kantoorkleeden,een groene en 2 witte Spaansche dekens,negen blauwe zitkussens, en nog 3 kussens,44 servetten en 2 tafellakens met bimewerck, 10

tafellakens,44 sloopen, 26 lakens en een webbe van 60 el,

1)Enkeleeigenuudige oude uitdrukkingen nam ik lcttrrlij!i OYW. Deiozijn cursief gedrukt.

Page 155: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

52

36 hemden, een bedkleed gevoerd en 2 gesteeckteen 4 andere slaapmutsen,

twee geravelde kragen, 17 beffen zonder en 6 met kant,14 linnen kleedjes, 6 handdoeken en 40 neusdoeken,een rouwmantel, 2 zwarte korte mantels, een zwart

greine en 2 gekleurde mantels,drie zwarte lakensche pakken, een grein kleed,een zwart, een gekleurd en een greine innocent,

de laatste met baai gevoerd,een gekleurden en een grauwen ongevoerden rok,twee roode hemdrokken met zilveren knoopen en

boordsel,twee paar zijden kousen en 2 paar van zwart sajet,twee zwarte hoeden,een grooten en een kleinen spiegel met ebbenhouten

lijsten,een boekenkast met boeken,een ivoren compas,tien kannetjes, 3 groote schotels, 2 botervlootjes

en 3 schotels van porcelein,een koperen smoorpot, een dito aeker en een

taartpan,een bak met prenten,eenig timmergereedschap, en de navolgende

schilderijen :,,zeven stucken schilderije van Mr. Pieter Moulin,

met ebbe lijsten,twee stucken schilderije met ebben lijsten van

Hans Jordaen,drie stucken schilderij met ebbe lijsten van Frans Hals,een stuckje schilderij afbeeldende een tempeltje,

Page 156: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

53

een copijtje naer Jan Maertenss de Jongh,een copijtje naer Wouwerman eneen copijtje naar Ezaias van de Velde”.Van het schildergereedschap wordt geene melding

gemaakt en evenmin van zijne eigene werken, tenzijwij aannemen, dat de drie ,,copijtjes” door hem zelfgeschilderd waren.

Het verguld koperen horloge en de goed voorzienekleerenkast wijzen op een zeker welzijn, doch tochblijft de inbreng verre beneden den inbreng zijnerbruid.

Suzannetje Lodewijcks van Reckegem bracht tenhuwelijk :

een huis aan de Weddesteeg Oz., 3 huizen aan denopgang van den Vestwal bij de Wittepoort, een aanhet Noordeinde ZZ, 3 huizen aan de Doelensteeg NZ,een aan de Klikstraat, een aan de Geerstraat, tweeaan de Nieuwe Groenestraat ZZ, vier aan de Lange-gracht NZ. en een aan de Korte Scheistraat, verhuurdvoor 52 à 125 gulden per huis, totaal 1293 gulden, enbelast met grondrenten ten bedrage van 32 gulden,

vier obligaties ten laste van Holland en Zeeland,tezamen F. 2300, en eene losrente, oorspronkelijkrentende F. 40.-, nu F. 32.-,

eene obligatie ten laste van de West IndischeCompagnie, groot F. 350, rentende 2 Olo, en de na-volgenden inboedel en kleederen :

een greinen vlieger,twee filppe mantels,een mantel van fluweel met bont gevoerd, een

greinen en een fluweelen mantel,

Page 157: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

5 4

6 rokken en een paar roode mouwen,8 nachtmantels en 20 aeemticken,8 mans- en 19 vrouwenhemden,34 servetten, 2 lange en 5 korte tafelIakens,24 beddelakens, 24 sloopen,4 blauwe, 6 groene getrijpte en 3 à 4 andere zitkussens,4 yeletterde stoelen,een met ebbenhout ingelegde kast,een overslagbank en 3 kisten,een ronde tafel,twee spiegels met ebbenhouten lijsten,11 kommen en 15 kommetjes van porcelein, waarbij

2 rekjes,2 beddepannen, een koperen smoorpotje, 3 dito

ketels en een taartpan,19 tinnen schotels,3 ijzeren potten,3 bedden met 3 peluws, 2 blauwe gordijnen en

12 oorkussens,een klein bedje met peluw en 3 oorkussens,een blauwe, een groene en 4 witte dekens,benevens verscheidene, niet nader omschreven

schilderijen.Het huwelijk bleef kinderloos en reeds 23 Sep-

tember 1667 overleed zijne vrouw, na de helft vanhare bezittingen aan de kinderen van de dochter uithaar eerste huwelijk vermaakt te hebben onder denlast van vruchtgebruik voor haren man, en eenigelegaten, waaronder f 200.-- aan het weeshuis,f’300.- aan het s. Catharina-gasthuis te Leiden enf 1200.- aan het Jerusalemshof aldaar. 1)

Page 158: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

55

Er moest dus nu een boedelinventaris opgemaaktworden, waaruit kon blijken, wat door beide echt-genooten was ten huwelijk gebracht en wat tijdenshet huwelijk was verkregen. Dit geschiedde reeds25 December 1667, hetgeen pleit voor het degelijkbeheer van den overlevenden echtgenoot, waarvoorook de niet onbelangrijke beleggingen in de vijfhuwelijksjaren een bewijs leveren, al werd daarbijook niet opgezien tegen enkele luxe uitgaven.

Tijdens het huwelijk werden verkregen :een groot aanzienlijk huis aan de Nieuwe Hooge-

woerd ZZ, gekocht 22 April 1664 voor 4200 guldenen door hen bewoond,

een huis aan de Langegraeht NZ., gekocht 10 Mei1664 voor 1400 gulden, verhuurd voor 78 gulden,

een custingbrief, per resto groot 150 gulden, ren-tende 50/,, die door de vrouw was aangebracht,doch niet op den inventaris vermeld,

een dito, per resto groot 150 gulden à 40/o, gekocht13 Mei 1666,

een rentebrief van 7 g. 10 st., losbaar met 150 g.,een gouden ring met diamanten,

vier zilveren lepels,een wit aarden kannetje met zilveren Zidt,een groene fluweelen tasch met zilveren ketting

en knoop,een zilveren stel, vork en mes,

1) Volgens huwelijksvoorwaarden von 7 April 168’2 voor notarisN. F’wts te Leiden en haar testament van 9 Juni 1664 voor dezen notaris.

De door besparing tijdens het huwelijk verkregen goederen werdenhierbii aan haren rum vcrmaskt.

Page 159: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

56

twee zilveren begrafenispenningen,een zilveren penning van het schoorsteengeld, door

de stad vereerd,een graf in de Hooglandsche kerk,verschillend linnengoed, laken en grein,

eenige kleedereqwaarbij een met bontgevoerden mantel,een eiken kast met ebbenhout ingelegd,twee porseleinen potten en een kom, 47 schotels

en klapmutsen en 35 kommen,twee ivoren zoutvaatjes en een ivoren beeldje,een slaghorloge,een pers, 10 stoelen en nog een pers,eenig koper- en tinwerk,een trektafel, 9 stoelen, een stilletje, een slede,een bloedkoralen ketting,en de navolgende schilderijen en schildersbenoo-

digdheden :,,twee stuckjens schilderije van Van Beijeren,een stuck van Jan Maet,drie van Arnoldus Antonius,een en twintig stucken van den inventariant met

twee lijsten,vier sonder lijsten,tien van Pieter Cousijn,twee van Clauw,een van Antonij Palamedes,vijf van Cornelis van Swieten,twee frutagies met een feston van bloemen,vijff stuckjens afbeeldende de vijff zinnen,een speelman,negen ebbe lijsten, twaalf paneelen.”

Page 160: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

57

Het totaal van den boedel bedroeg, blijkens deliquidatie van 1668, 20443 gulden, 10 st. en 2 duiten.

Tegenover de activa stond 852 gulden 5 st. en12 duiten aan schulden, waaronder 250 gulden aangeleend geld en eene obligatie van 300 gulden,5 gulden 10 st. voor geleverd zilver aan den bekendenzilversmid, Henrick Verduyn, 14 gulden aan denbrouwer in het scheepje voor geleverd bier en ruim241 gulden aan begrafeniskosten, waaronder 3 gulden16 st. aan brood, 6 gulden 5 st. aan vleesch en hetniet geringe bedrag van 106 gulden, 11 st. en 12duiten aan wijn!

Dit laatste levert een aardigen kijk op de luid-ruchtige wijze, waarop de begrafenis in die dagenwerd gehouden, - wij zouden bijna zeggen werdgevierd.

De opgave van de tijdens het huwelijk verkregengoederen leert ons ook, dat door het echtpaar 32schilderijen werden verworven naast de ,,verscheidene”schilderijen, die de vrouw ten huwelijk bracht, ende 16 stuks uit den inbreng van Van der Stoffe.Van deze verzameling zal het glanspunt welgevormdzijn door de drie schilderijen van Frans Hals metde zeven van Pieter Moulin en twee van HansJordaen, in bezit van den bruigom, en de twee vanBeijerens, twee de Clauw’s en den Palamedes, dietijdens het huwelijk verkregen werden.

Ook zien wij hieruit, dat als tijdens het huwelijkverkregen, en dus in die 5 jaar vervaardigd, vanden schilder zelf 21 schilderijen en 4 zonder lijstvermeld worden, of totaal 25 stuks, die met de in

Page 161: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

58

dien tijd verkochte stukken een aardig oeuvre vormen,dat bewijst dat Van der Stoffe door de gunstigefinancieele omstandigheden niet aan productiviteitinboette.

De niet onbelangrijke lijst van aangekocht porceleinen van kunstvoorwerpen toont aan, dat hij eensmaakvol verzamelaar was en zijne verkiezing totdeken van het gilde en tot bonmeester getuigenvan de achting, waarin hij zich bij zijne kunstbroedersen stadgenooten mocht verheugen.

Hij treedt ook in 1669 en 27 Maart 1677 alsvoogdop en 18 Maart 1678 als testamentair executeurvan Pieter Pietersz. Moerbeecq.

Na het overlijden zijner eerste vrouw schijnt hijeenvoudiger te zijn gaan leven en een gedeelte vanzijnen inboedel ten gebruike gegeven te hebben aanzijnen neef Jacob Jansz.‘van der Stoffe, wien hij bijtestament van 3 December 1670 voor notaris J. v.d.Eycke (deel 989 no. 249) voor een derde gedeeltetot universeel erfgenaam benoemde en eenige boekenen al zijn huisraad en inboedel vermaakte, ,,die hijtegenwoordich van hem comparant is gebruyckende”.Hij was toen ,,sieckelijc van lichaem”, doch schijntlater weder beter op krachten gekomen te zijn,althans hij hertrouwde den 9 Mei 1673 te Oegstgeestmet Annatje Jacobsdr. de Vlaming, een onbemiddeldenicht, die reeds bij hem inwoonde toen hij in 1679zijn testament maakte en haar 200 Carolus guldenen eenig huisraad vermaakte 1).

Page 162: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

59

Volgens de huwelijksvoorwaarden van 5 Mei 1673,voor notaris N. van Nol1 (deel 1097, no. 13) brachtde bruid ,,bij manquement van andere goederen”slechts haar wollen en linnen kleederen en eenigongemerkt goud en zilver ten huwelijk.

Den 10 Juni 1682 maakte hij met haar zijn laatstetestament voor notaris E. van Haastenraadt, (deel1244 no. 50), waarbij de langstlevende tot erfgenaamwerd benoemd. Hij woonde toen aan de Langegrachten was ,sieckelijcken van lichaame te bedde leggende’,en kon wegens zijne ziekte zelfs niet meer zijnehandteekening zetten. Spoedig daarna overleed deschilder, den 17 Juni en den 22 Juni werd hij begravenin zijn eigen graf in de St. Pancraskerk.

In de laatste jaren schijnt hij weinig meer geschil-derd te hebben. In het testament van 3 Dec. 1670voor notaris Joh. v. d. Eycke (deel 989 no. 249) iszelfs het ,,cunstschilder” achter zijnen naam wederdoorgehaald. Zijn gedateerde stukken zijn trouwens,zooverre mij bekend, uit zijn jongere jaren, en w’el-licht heeft hij evenals Carel van der Pluym laterhet schilderen er aan gegeven om tot de burger-maatschappij terug te keeren.

Het leven van den schilder gleed rustig voort.Reeds op jeugdigen leeftijd bereikte hij een vrij hoogeontwikkeling, zooals zijne in 1635, dus op ongeveer25 jarigen leeftijd geschilderde stukken bewijzen,doch hij miste de kracht om zijn talent daarna toteen zoo hoog standpunt op te voeren, als zijn snelverworven succes had doen verwachten.

De nijpende geldelijke zorgen, die zoo menig zijner

Page 163: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

60

bentgenooten het leven bemoeilijkten, waren hemonbekend en zelfs kon hij zich een klein schilderijen-cabinet aanschaffen, doch hier tegenover miste hij deleerschool van den tegenspoed, waarin het talent zichsoms het krachtigst ontwikkelt. Zijn werk is knap,doch mist het geniale, de ruitergevechten en kamp-tafereelen zijn academisch juist geteekend, de groepee-ring is aardig gekozen, doch hoeveel kruitdamp enstof de lucht ook vult, het blijven meer goed geën-soueerde spiegelgevechten, dan beelden van woedendenstrijd. Het ontbreekt den schilder aan voldoendephantasie om het beeld van den strijd ook voor onste laten navoelen, en zijn palet, zoo rijk aan zachtekleurschakeeringen, mist te veel de scherpe krachtigecontrasten. Er spreekt uit zijn werk te veel de zelf-voldane kunstenaar, die na een zekeren graad vanontwikkeling bereikt te hebben, tevreden voortwerkt,zich zelf herhalend, zonder ernstig te streven naarhet bereiken van een hooger plan.

Toch was zijn werk in zijn tijd niet onbekend,gelijk blijkt uit de vermelding hiervan bij de boedelszijner tijdgenooten. In 1647 komt van hem een legervoor in den boedel van Dirk Jansz. van Cortenbosch,in 1654 elders eene bataille en een boerenherberg, in1667 in den boedel van Sara de Witt, weduwe vanMichael van Peenen een landschap en in 1680 indien van Armand Eelbrecht twee stukjes, die doorN. de Moor op f lO.- werden getaxeerd 1).

1) Deze bijzonderheden denk ik mm de welrvillend mij door Dr. A.Bredius verstrekte inlichtingen.

Page 164: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

6 1

Reeds in 1644 wordt een leerling van hem vermeld,van wiens hand een ,,legertje” op de veiling voor5 gulden en 10 stuivers werd verkocht 1).

Later geraakte zijn werk zoozeer op den achter-grond bij dat van de groote meesters van zijnentijd, dat Kramm in zijn ,,Leven en werken der Hol-landsche en Vlaamsche Kunstschilders” over hem nietsanders weet te melden, dan dat in eene veiling vanden Heer H.. . . te Rotterdam den 18 April 1816,onder no. 62 ,,twee Batailles van eene schoone com-positie en goede behandeling”, werden verkocht.Daarnaast vindt men echter in oude veilingscatalogiverschillende van zijne werken, meest ruitergevechten,kampementen en jachtgezelschappen en tweemaal eenstrandgezicht met visschers (10 bij 13 CM. en 14r/sbij 19 CM.) 2) en eene halte van ruiters bij eeneherberg (18 bij 24 CM.). In de laatste 50 jaren vindtmen van hem o. a. een ,combat de cavallerie”, oppaneel, 36 bij 48 CM.,. in eene veiling te Rotterdam,6--8Mei 1868 verkocht voor f21.-, en eene ,,chargede cavallerie” van gelijke grootte, ook op paneel,die f 48.- opbracht. In de veiling Stokbroo te Hoorn,3 September 1867 werd een ruitergevecht verkochten in die van 25 Mei 1886 te Amsterdam een ruiter-gevecht, 46 bij 62 CM., dat daar als een Huchtenburgwordt vermeld, doch voluit was geteekend. In delaatste jaren komt zijn naam verschillende malen voorin de veilingscatalogi van Fred. Muller en van

1) Obreen’8 Archief V, 173.2) Bij de maten zijn steeds eerst de hoogte en daarna de breedte vermeld..

Page 165: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

62

,C. F. Roosr) en nog in Maart 1919 werd van zijnehand een stuk verkocht in de veiling gehouden doorA. Mak te Amsterdam.

Zijne oudste mij bekende werken zijn uit het jaar1635. In het Stedelijk Museum de Lakenhal is Vanden Stoffe vertegenwoordigd door twee voluit ge-merkte schilderijen, een ruitergevecht, 37 bij 49 CM.(Cat. 312) en een ruitergevecht met eene ruïne eneene dorpskerk op den achtergrond, 41 bij 36 CM.(Cat. 313), beiden op paneel, en een groot stuk opdoek, 153 bij 190 CM., dat afkomstig is van hetkasteel Endegeest en aldaar boven eene schouw inde directeurskamer prijkte. Bij de verbouwing in1910 werd het hieruit verwijderd en overgebrachtnaar de Lakenhal (Cat. 3121~). Het is het grootstemij bekende schilderij van den meester.

Elders worden van hem de navolgende werkengevonden : 2)

te Bamberg in het Museum, 35 bij 50 CM., Cata-logus no. 282 ;

te Brunswijk in het Museum, 98r/s bij 162 CM.,uit 1649, Catalogus 1900 no. 565 ;

1) Veilinrr collectie C. F. Berré te Leiden 7 September ISSi, no. 6Xeen groot ruitergevecht, en no. 64 een ruitergevecht bij een bergstroom,beiden 73 hij 106 CM ; Veiling Fred. Muller 27-29 Januari lYO5, no. 105een ,,assaut de cavailerie” uit 1646, 45.5 bij 56 cM.; veiling Fred. sculler17 October 19OS cnliectie »ah1 no. 114 een ,,charge de cavallerie”, ten-toongesteld te Dusseldorf in 1886, 37 bij 481/z cM.; veiling C. F. Roos& Co. 30 Maart 1911, collectie van Deun, UQ. 1195, 38 bij 55cM.; veilingFred. Mulder 30 November 1915, collectie R. Seqneera no. 39,34 bij 551/% CM.

2) Ik dmk deze opgave zijner werken gedeeltelijk 8811 de door denHeer E. W. MOPS nagelaten aantcckcningon en mm de mij door DrC. Hofstede de Groot verstrekte gegevens.

Page 166: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

63

te Dusseldorf, collectie Werner Dahl, 48 bij 49cM.tentoonstelling 1886 aldaar, na het overlijden vanDahl bij Fred. Muller te Amsterdam geveild ;

te Hamburg in de Kunsthalle, 16 bij 21 CM.,catalogus 1918, no. 126;

te Kieff, collectie Charenko;te Kopenhagen, collectie Carl Madsen, tentoon-

stelling 1891, no. 155;te Londen, collectie F. Humphrey Ward, een ruiter

in het rood;te Mainz, tentoonstelling 1867, uit de collectie

J. Fischer, een legerkamp;te Neurenburg in het Museum, 54 bij 73 CM.,

catalogus 1893 no. 347;te Nordkirche (in Westphalen), collectie Arenberg,

2 schilderijen ;te Norrköping, collectie Mevr. A. Eberstein, 40 bij

70 CM., uit 1636;te Petrograd, collectie Sideroff, 45Q bij 56 CM.,

uit het jaar 1696, en waarschijnlijk ook in de collectieSemenoff aldaar;

te Segersjö, collectie R. Montgomery Cederhjelm,een kampement uit 1635;

te Stockholm in de Universiteit twee jachtgezel-schappen, elk 42 bij 54 CM., uit de collectie Scharpen in de collectie Lind, een legerkamp uit 1635,tentoonstelling 1893 aldaar,

te Weenen, collectie Czernin, een zeer goed jachtgezel-schap en in de collectie Fleischner aldaar een schilderij.

Verschillende zijner werken schuilen waarschijnlijknog onder andere namen. Zoo stond het schilderij

Page 167: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

64

te Hamburg vroeger op naam van Palamedesz. enwas dat in de veiling van 1886 te Amsterdam als eenvan Huchtenburgh vermeld. Een stijlkritisch onder-zoek van de talrijke ruitergevechten in de verschillendebinnen- en buitenlandsche verzamelingen zoudeallicht nog menig werk tot Van der Stoffe terugvoeren.De vrij lange lijst der reeds bekende stukken toondeons de belangstelling, waarin zijn werk zich bij velenmocht verheugen. J. C. OVERVOORDE.

BLADVULLING.Een Metselaar voer, voor sommige jaren met zyn

gezin, in een klein Schuitjen, van Leiden naarAmsterdam; strax ontstaat ‘er zo een onweer dathet Schuitje het onderste bove raakte. De Metselaarsvrou had een kind aan ‘er borst en een aan ‘er zyd’.Sy, ziende dat ‘er geen lyfberging voor handen was,geeft het Schaapje aan Gods genade over. Heur Mangaf strax de leste snak, en zy wierd, binnen weinigtyds in een lijk veranderd. De Schipper, of deSchippersknecht, wiert behouden. Het onweer is ter-stont gestilt. Strax vaart ‘er een melkster, met eenklein meisje, uit melken. Dit kint ziet van vers eenichwolle op ‘t water drijven. De Moeder roeit ‘er natoe, en haalt de twe jonge kinderen, die elk-anderby de hand hadden gevat, uit ‘et water. In ‘t kort: dekinderen waren levendig, en zyn tot Leiden, in ‘tWees-huis, opgevoed. d’ Outste is tegen-woordich,binnen Amsterdam, gehuwt, en heeft zelfs kinderengewonnen. VIVERIUS, Wintersche Avonden,

(ed. 1660), blz. 418 vlg.

Page 168: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

De geschiedenis van eenLeidsch gebouw.

Menigeen zal het vergaan zijn als mij, die, wanneerhij met een .oudlievend” vriend door verweerdewijken dwaalde, bij ‘ s mans verklarende inlichtingenhet niet verder wist te brengen dan een vaag gevoel,dat half uit bewondering voor de kennis van denuitlegger, half uit eerbied voor het verleden bestond.,,Dat gebouw stond zóo, kijk, en die straat liep dáár,dat huis was er ,,,,toen”” nog niet, en ,,daar waswater”, heldert hij op, en begeleidt dat alles metbreede gebaren van zijn armen en handen. Ondanksuw waardeering krijgt ge den indruk dat hij met zijnéene gebaar het andere te niet doet en met eenvolgend woord het voorgaande beperkt of zelfsterugneemt. Een verwarrende hoeveelheid van gestaltenen gebouwen drukt U als een last op het moede hoofd.Ge ziet ridders, monniken, handswerklieden van

5

Page 169: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

66

allerlei slag, kooplui, regenten, burgers van iederesoort. Men is zijn vriend dankbaar, maar gaat onbe-vredigd naar huis. Toch ligt er een groote bekoringin de kennis van locale bijzonderheden, maar omhiervan ten volle te genieten, dient men zich demoeite te getroosten het precies te weten, zoo preciesten minste dat men weet wat men niet weet, omdatmen het niet weten kan. Vooral de middeleeuwschemaatschappij met zijn bijna al te weelderigen vormen-rijkdom eischt die preciese kennis op gevaar afanders in wezen onbegrepen te blijven. Niets isuitteraard zoo geschikt iemand tot de noodige nauw-keurigheid te dwingen dan de grootst mogelijke be-perking van het onderwerp. Men let dan immersvan zelf op iedere kleinigheid omdat er - nietsdan kleinigheden zijn. Men neme een kerk of eenklooster, een kasteel of een ander wereldlijk gebouw.Het Collegebouw in de Kloksteeg, het doel van ditonderzoek, is daartoe bijzonder geschikt, omdat menhierbij zoowel de kerkelijke als de wereldlijke sfeerin onderscheiden jaren binnen zijn beschouwingenkan trekken : was het toch eerst eigendom en ,huizinge”van de Duitsche Orde, de z.g. Commanderij of zooalsde Leienaar zegt: Commandurie, toen bezit en woningvan verscheiden professoren, daarna kostschool omeerst dan zijn tegenwoordige bestemming te erlangen.

Maar ter zake! In 1121 op den 11 September werdde St. Pieterskerk gewijd door Godebaldus den 24Stenbisschop van Utrecht, en men zou geneigd zijn tevermoeden dat ook toen reeds of toch kort daaropde daarbij behoorende pastorie was gebouwd Dit is

Page 170: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

67

mogelijk, maar niet zeker, zooals we zullen zien.Patroon van de kerk was de graaf van Holland enZeeland en als zoodanig had hij ook het pastoorsambtte vergeven. Uit een brief van Floris V van het jaar1266 weten we dat de dienst zich dermate uitbreiddedat het raadzaam geoordeeld werd na het .cedere”of ,,decedere” van Meester Geraerd, de pastoor, tweepriesters aan te stellen, maar vinden hier, wat trouwensook niet te verwachten was, niets vermeld omtrenthun verblijf. Dat we het niet zeker noemden dat depastorie op dezelfde plek gestaan heeft als de Com-mandery, is omdat we bij van Mieris lezen in zijn,,Beschrijvinghe van Leyden : ,,De broeders deserOrdere (nl. de duitsche), dus in ‘t bezit geraakt (vande kerk en de grond die er by behoorde) timmerdenaldaar een huis, ten zuiden van de kerk”. Heeft hijdit niet verzonnen, dan stond dus voordien de pastorieop een andere plaats en wel waarschijnlijk dichterbij de toen nog kleine kerk. In ieder geval was dithuis de Commanderij en het jaar der timmerage ligttusschen 1268, het jaar nl. waarin Floris V zijnpatronaatrecht overdeed aan den Commandeur vande Broeders der duitsche huize (,,mits dat dese denPoorteren van Leyden in geenen deele zouden be-nadeelen en des graaven voorvaderen zielen zoudenbehulpzaam zijn”) en 1293, het vroegste jaar waarvanwe zeker weten dat er een Leidsche Commandeurwas aangesteld. Zoo trokken de ridders in hun langemantels - wit met het zwarte kruis op de linker-borst - in het huis, aan wat toen nog heette Koningsweg.Het witte schild met het zwarte kruis zal boven de

Page 171: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

68

poort zijn aangebracht. Het gebouw zag er natuurlijkniet alleen heel anders uit dan later - van hout -maar was tok veel grooter. Van Mieris.‘&@ in hetvervolg van de bovenaangehaalde plaats : ,,‘t welke,in vervolg een wijd uitgebreid gebouw geworden is, enzoomen uit het oude muurwerk mag besluiten, zichvan het Begijnhof tot in de Choorsteeg uitstrekte”..Ik beken dat deze mededeeling mij eerst verwonderde,maar, niets kunnende vinden dat haar weersprak,heb ik er me bij neergelegd en er een verklaringvoor gezocht. Ten eerste hadden de heeren de vrijebeschikking over den grond die hun met de kerkgeschonken was en dan zat er aan de ,GeschlosseneHauswirthschaft” van een middeleeuwsche heeren-huishouding heel wat vast. Behalve de “Huyzinge”zelf voor de ,,ridderbroeders” moeten er woningenzijn geweest voor de priesterbroeders, voor de huis-houdsters en -dienaren, de z g. servientes, die inhoorigheidsverband met de orde stonden. De huis-commandeur, de schaffenaar, de keukenmeester, dekoormeester, de trappier, de bouwmeester, de organisten de koster moesten gehuisvest. Niet onmogelijkwaren er eenige scholieren, die voor priester derorde opgeleid werden. Waarschijnlijk was er eeneigen bakkerij, een eigen smidse, mogelijk een botte-larij en brouwerij, in ieder geval waren er stallenen schuren, terwijl er ruimte over moest blijven voorden hof met haar moestuin en den boomgaard. ‘t Iswaar, in het eerste vierendeel van de vijftiende eeuwwaren er slechts vijf broeders met het kruis, waar-onder niet meer dan drie ridders, maar dan is de

Page 172: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

69

beste tijd van de orde al voorbij zooals we zienzullen en niets belet ons aan te nemen, dat hetconvent oorspronkelijk voltallig is geweest - twaalfbroeders en een commandeur. Dit getal is niet wil-lekeurig. Men vindt het bij talrijke geestelijke stich-tingen. Het is het symbool van den Heer en de XIIapostelen. ‘t Is ook waar dat het complex dien grootenomvang nog geen eeuw bewaard heeft, zooals blijkt uithet‘jaar van de stichting van Salomon’s tempel (1372)waaruit dus volgen zou dat het even goed metminder ruimte ging. Dit laatste is echter een weinigkrachtig argument, vooral omdat we in staat zijn aante toonen dat deze verkoop van grond in een moei-lijken tijd geschied en dus gedwongen was. Hetverval duurt voort: weer twee eeuwen later (1592)is de orde genoodzaakt een volgend stuk land aande stad te verkoopen, die er de Heerensteeg opaanlegt. Was de grens dus in den aanvang de Vol-dersgracht (de Lange Brug), in den tijd waar we nuover spreken, reikt het domein nog slechts tot aanSalomons tempel en de Arkegracht, die het verlengdewas van de Pieterskerkgracht en onder het choorder St. Pieter doorliep, eerst later gedempt (1670)toen reeds grootendeels overwulfd (sinds 1370). Verderliep de grens langs den achterkant der huizen ophet Steenschuur (‘t gedeelte dat nu ook Rapenburgheet) en die op het falyde Begijnenhof, welke laatstescheiding, vroeger van water (het verlengde van dePapengracht) eeuwen lang de grens tusschen riddersen begijntjes - waar ten tijde van den commandeurvan Naaldwijk (t 1449) nog ruzie over was geweest -~,

Page 173: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

70

nu reeds in een muur veranderd was. Toen in 1649de Commandurie in privaat bezit overging en daarbijzijn naam verloor, was het oude huis, niet breederdan wij het nu kennen met den hof er achter, alIeswat er over was van den oorspronkelijken opzet.

Maardekernderhistorischebelangstellingisdemenschen een huis kan ons slechts in zooverre wat schelen,als het ons iets leert omtrent zijn bewoners. Voorwe dus overgaan naar den nieuweren tijd, willen wenog eenmaal onze aandacht tot de ridders wenden.

De almachtige dwang der economische omstandig-heden deed de orde in verval geraken. En met het aanziender stichting verminderde ook dat der broeders enmet hun aanzien hun gehalte. Omstreeks het middenvan de veertiende eeuw gedragen de priesters vande S. Pieter zich zoo onbehoorlijk en houden deridders zich zoo weinig aan hun gelofte: ,,Weesridder en een goed man en houd ridderlijke orde”,dat hertog Albrecht zich genoodzaakt ziet het patro-naatrecht terug te nemen. (10 Juni 1369). ReedsWillem 111 had, onderscheidenlijk in de jaren 1306en 1315 een poging in die richting gewaagd. Albrechtechter slaagde er in. Hij benoemt twee ,,wit-achtige”papen (wettige geestelijken) : Floris van Alkemadeen Philips Jansz. De beurs der balije lijdt er onderen de orde komt tot inkeer. Maar, ofschoon doorhertog Albrecht bevolen, weigeren genoemde priestershet volgende jaar (16 Sept. 1370) de kerk over tegeven aan Hendrik van Alkemade, landcommandeuren Walter Severy, commandeur van Maasland. 14Maart 1371 doen deze twee heeren uitspraak, een

Page 174: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

71

dier vage uitspraken die de kool en de geit willensparen en _ beide partijen onbevredigd laten. Eerst18 September 1392 geeft de hertog de kerk mettoebehooren voorgoed aan de orde terug en verbiedtnadrukkelijk aan de regeering van Leiden daaropkeuren te maken, die strijdig mochten zijn met hettestament zijner voorvaders. Uit dit laatste kunnenwe opmaken dat het bestuur der poorters zich gehaastheeft gebruik te maken van de ongunstige omstan-digheden, waarin de orde een tijdlang verkeerd had.Het zal ook wel niet veel opgehad hebben met dieheeren, die vroeger in het Heilige Land en toen mis-schien nog in Oost-Pruisen heel nuttig geweest warenvoor de beschaving, maar hier slechts leefden tenkoste van de stad. En eigenaardig, ‘t is juist in dientijd (h 1370) dat de sprookspreker Willem v. Hilde-gaertsbergh zijn onaangename ervaringen opdeed inhet duitsche huis te Leiden. De historicus, die er opuit is, onpartijdig te zijn, kan hier dus verzachtendeomstandigheden pleiten! De geschiedenis die we vanhem zelf weten kan korter verteld worden dan hijhet doet in zijn : ,,Hoe men voer die ere gaet schulen”.Hij klopt aan de poort, vol verwachting van hetrijkelijk maal en het goede geld dat hij verdienenzal, maar wordt, inplaats van voor de heeren temogen optreden ,,heimelijc als een visaen” (?) ,,achter-waert geleit” wij zouden zeggen: naar de keuken.Dat neemt de toen beroemde ,,spreker” die blijk-baar niet vrij was van artiestentrots, zóo kwalijk,dat hij ,,de hielen laat blijeken”. Een factor magook geweest zijn, dat hij er ,niet de plume van een

Page 175: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

72

swaen te rijcken wist” d.w.z. er geen cent verdiendeen zooals hij uitroept : ,,zooveel mag een dichter tochwel verdienen dat hij genoeg heeft om van den eennaar den ander te komen want anders moet hij, alseen verachtelijk straatzanger, zijn brood verdienenvan huis tot huis”. Misschien zoeken we het te ver,als we verband leggen tusschen het feit dat deLeidsche commandurie toen geen eigen inkomstenhad en ‘s dichters ,schamp ende confuus”, en komthet alleen omdat de overste net niet thuis was,zooals in het gedicht te lezen staat. Het is evengevaarlijk het te ver te zoeken als niet ver genoeg,maar men geve toe dat het verleidelijk is, vooralwanneer men van elders weet of althans met grondvermoeden kan dat de toenmalige kommandeur Dirkvan Rhijn (1), geen man bleek die voor zijn taakberekend was. Hertog Albrecht immers, zooals westraks zagen, bericht den door hem aangesteldenpriester de kerk over te geven aan den Commandeurvan Maasland, niet aan hem, den Leidschen Com-mandeur. Bovendien wordt hij eenige jaren laterafgezet, bedankt althans, zooals blijkt uit een oorkondevan het jaar 1383, waarin hij nog slechts ,,curatus”(cureit), geen ,,commandator” meer heet. Meer wetenwe van hem echter niet, zoomin als we iets wetenvan de meeste andere commandeurs, tenzij dan hunnaam en sterfjaar. Ik zei al dat Simon van Naeltwijkruzie maakte met de begijntjes over de gracht tusschenhun erven. Als ik nog verteld heb dat Jacob vanWoirt t-j- 1493) de vervallen huyzinge herbouwde enverbeterde, dat Willem Mulert, dezelfde waarschijnlijk

Page 176: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

73

die in 1594 in Hongarije tegen de Turken vocht, deeerste was die tot de hervormden overging, datHenrick Sloot, die in 1636 benoemd werd en in ‘41nog regeerde, de laatste was die we aangeteekendvinden, dan is mijn kennis aangaande die toch zoointeressante heeren ook vrijwel uitgeput. In hetBonboek alleen vinden wij nog een Joost.. ., ,,com-mandeur tot Leiden”. Dat we er zoo weinig vanweten, komt waarschijnlijk omdat het archief van deLeidsche Commandury in den toren der St. Pieterbewaard werd, gelijk ook een deel van het stads-archief. En die toren is nu eenmaal in 1512 in elkaargestort. In ‘t geheel zijn er slechts 26 stukken over,veel te weinig om ons een oordeel te vormen overeen stichting in de middeleeuwsche maatschappij waar-in iedere transactie, elk recht, iedere gewoonte tot inde kleinste kleinigheden oorkondelijk beschreven werd.

Met de grootheid der Orde en daarmee van hethuis dat haar leden bewoonden was het omstreekshet midden der zeventiende eeuw voorgoed gedaan.

Het meehuilen met de wolven - in casu: hetprotestant worden - had, als altijd, slechts tijdelijkgebaat. De nu volgende geschiedenis is een troosteloozereeks namen van eigenaren, voor een deel waar-schijnlijk tegelijk bewoners.

Jan Jansz. Cie het van de orde koopt; Ridder heervan Rosenburg, professor in de rechten, rector mag-nificus; Johannes de Raey, professor philosophiae;diens zoon; Dirk Haak, schoenmaker (?) ; diens kinderenDirk, Hendrik en Catharina Haak, die doofstom was;Johan Daniel van Postz; Johannes v. d. Honert, prof.

Page 177: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

74

theol., diens vrouw Johanna v. Loozen, hun kinderenTako Hajo en Jacoba Eva v. d. Honert; Hahn, med.et chem. prof., Hahn’s kinderen; Lambert Pieter v.Fett en Mr. Willem George v. d. Ende; van Bemmelen,over wien straks nog even en diens kinderen; - tot in1807 onze aandacht weer iets meergespannen wordt. Ofdit herhaaldelijk wisselen van eigenaars te wijten is aan‘t verslappen van den Leidschen ondernemingsgeest --inplaats van in zaken werd het kapitaal in huisbezitbelegd - of aan de vrijgevigheid der stad die armereprofessoren een onderdak bezorgen wilde, zou slechtseen nader onderzoek kunnen leeren. Voor ons isvan meer belang dat ook het huis in de Kloksteegte lijden heeft van de buskruitramp: ,‘t kostschoolvan J(ohannes) v. Bemmelen deelde in, het LeidscheOngeluk” lezen we in het boekje van een vervelend,maar dan ook getrouw verslaggever. ;We zien hiertevens de bestemming uit van het

eebouw sinds

1785, want het is niet aan twijfel on erhevig of dev. Bemmelen van de kostschool is dezelfde als devader van de laatstgenoemde eigenaren. We wetenzelfs nauwkeurig het getal der leerlingen: 30.

Naarmate we den nieuwsten tijd naderen wordt hetonderzoek onbelangwekkender. De bestemming vankostschool houdt het lang. De Jan Hendrik Nieuwveentoch die het gebouw in 1839 kocht; was, blijkenseen aanteekening in het kadaster, stadskostschool-houder en het waarschijnlijkste is daq toch wel dathij zijn beroep in dat gebouw heeft uilgeoefend. Ookzekere van Ham aan wien Nieuwveen’s dochter AnnaMaria het in 1857 verkocht heeft was kostschool-

Page 178: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

75

onderwijzer en de daarop volgende eigenaar van Meuleneveneens. In 1864 eindelijk was het gebouw zoovervallen, dat het geschikt werd voor Rijksgebouw.Tien jaar lang was de nieuwe Indische School erin gevestigd die later naar Delft is overgeplaatst.5 Maart 1874 werd het Kollegegebouw. In 1919 ishet herbouwd, staat in het kadaster, bedoeld isbehangen en geverfd.

Dit is de geschiedenis van het merkwaardige huiswaarin achtereenvolgens alle standen en leeftijdengehuisvest zijn geweest, ridders, burgers, professoren,oude dames, kinderen, indologen en studenten. Eendalende reeks zullen we er niet in zoeken, dat wareal te bescheiden, maar het interessantst blijven tochwel de ridders.

J. M. ROMEIN .

Page 179: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Iets uit de Geschiedenis derJoden te Leiden.

Hoewel uit de bronnen, die licht geven over deoudste geschiedenis der Joden in Leiden, niets naarvoren komt, waaruit zou blijken, dat ook maar vaneenigen invloed op het geestelijke, politieke of eco-nomische leven, door hen uitgeoefend, zou kunnenworden gesproken, zoo lijkt het mij toch niet on-dienstig datgene wat door mij in het Oud-Archiefder gemeente Leiden en in dat van de NederlandschIsraëlietische gemeente in die stad gevonden werd,door den druk vast te leggen. Te meer lijkt mij ditgewenscht, om dat daardoor alweer van een stad,nadat Groningen, Rotterdam, Den Haag, Haarlem,Utrecht, Kampen zijn voorgegaan, de bouwsteenenworden bijeengebracht, die noodzakelijk zijn voorhet groote gebouw, een geschiedenis van het eco-nomisch en godsdienstig leven der Joden in Nederland,

Page 180: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

77

die nog steeds op haar bouwmeester wacht enwaaraan in Amsterdam de stoot zal moeten wordengegeven. Daar het archief der Israëlietische gemeente,dat gelukkig veilig bewaard wordt in het GemeenteArchief, waaraan het in bruikleen is afgestaan, (eenzeer te prijzen maatregel van het tegenwoordigKerkbestuur), eerst met de lgde eeuw begint en hetnotulenboek ontbreekt evenals de correspondenties,is niets over de verhouding van de LeidscheJoodschegemeente, tot andere, speciaal de Haagsche, teverhalen 1).

De oudste vermelding van de vestiging van eenJood binnen Leiden, is van 7 Mei 1714, als wanneerPhilip Arons, koopman van Amsterdam, als burgerwordt aangenomen. Daarop volgen den 18”” Juli 1718Aaron van Praag, kleerverkooper van Praag, en21 December 1725, Barend Salomons tabakverkoopervan Amsterdam.

Deze joden zijn allen Hoogduitsche.Portugeesche joden, die in dien tijd reeds in het

naburige ‘s-Gravenhage een bloeiende en rijkegemeentemet twee synagogen hadden worden in Leiden nietaangetroffen.

Waar het aantal joden in Leiden steeds tot eenklein aantal beperkt bleef, had men er geen rabbijnof opperrabbijn, maar zullen rabbinale decisies welsteeds aan den Opperrabbijn in Den Haaggevraagd zijn.Bij de organisatie van het Nederlandsch-Israëlietisch

1) Een woord van dank aan den Leidschen gemeellte-archivarisMr. Dr. J. C. van Overvoorde moge hier geuit worden.

Page 181: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

78

Kerkgenootschap in het begin der 19re eeuw werdLeiden trouwens ook reglementair ingedeeld bij deHoofdsynagoge te ‘s-Gravenhage.

Al spoedig komen de Joden te Leiden er toe, zichte vormen tot een gemeente, een noodzakelijkheidtrouwens om aan hun religieuse behoeften te kunnenvoldoen. Uit een verklaring afgelegdvoor den Leidschennotaris W. Boekweijt op 5 Maart 1720 zien wij danook, dat er over de verkiezing der diaconen reedsongenoegen geweest is en men de ontstane kwestie

’ nu wenscht te regelen.Hoewel er van een synagoge in die jaren nog

geen sprake is, kan men er zeker van zijn, dat tochreeds in een kamer bij den een of ander, regelmatigkerkdiensten werden gehouden. Trouwens een pom-peus gebouw is voor de godsdienstoefening derJoden geen hoofdvereischte. Indien slechts 10 mans-personen bij elkaaar zijn, kan de dienst gehoudenworden. Van dringender aard was dan ook het verkrijgenvan een plek gronds waar zij hun dooden kondenbegraven. En hierin was hun de Vroedschap van Leidenal zeer ter wille. Bij resolutie van 3 November 1719w e r d ,,aan die van de Joodsche Natie binnen deesestadt vergunt, dat zij den barm van de wal, lopendevoorbij de huyzinge de agterste Doelen tusschen detwee torens, die aldaar staande zijn, zullen mogenapproprieeren tot een begraafplaats voor hunne doodelijken, mits daarvoor aan de stad betalende eenrecognitie van 6 gulden ‘s jaars”.

Tusschen de jaren 1750 en 1760 had deze begraaf-plaats echter veel te lijden door baldadigegrafschenners

Page 182: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

79

en het schijnt dat de Magistraat daar tegen niet metde noodige strengheid is opgetreden. Het werd zelfsvan dien aard, dat de Joodsche gemeente verplichtwas te zoeken naar een plek waar de jood, bij zijnleven zoo dikwijls vervolgd en verdrukt, dood zijndeten minste de rust van het grtif zou kunnen vinden.Dank zij de welwillendheid van Frederik Hendrikbaron van Wassenaar, Heer van de beide Katwijken,kreeg de gemeente bij brieven van 14 Februari 1758in eeuwigdurende erfpacht, een stuk grond,- groot100 Rijnlandsche roeden in Katwijk, even buiten hetdorp, zulks voor 10 gulden ‘s jaars. De gemeentebouwde reeds aanstonds een z.g. reinigingshuisje opde nieuwe begraafplaats. Nadat het eerste lijk opden 8sLen April 1758 werd ter aarde besteld, wordttot op den huidigen dag deze begraafplaats gebruikt.

Den 14den Januari 1723 had Aron van Praagh eenhuis en erf gekocht aan de Noordzijde van ‘t OudeLevendaal op den hoek van een gang of poort voorf 280.-. Dit hebben wij te beschouwen als de eerstehandeling tot de stichting van een synagoge op dezelfde plaats, waarop zij hoewel meermalen herbouwden vergroot, nu nog staat.

Zooals in bijna alle Joodsche gemeenten uit dientijd, waren de leden het niet altijd eens over de aan-gelegenheden van internen aard, als de verkiezingvan parnassijns, kerkelijke eerefuncties enz. en zookunnen wij verklaren dat op 9 November 1723 ArentLevi van Praagh en Abraham Arents Cohen ,,verkorendiakonen van de Joodse kerke”, aan Burgemeesterenverzoeken, dat zij zullen gelieven te ordonneren,

Page 183: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

80

,,dat de Joodse Kerkeraad volle magt heeft gelijk inDen Haag en Amsterdam, om zoodanige personenin haar kerkedienst te nomineeren, als zij wenschenen opposanten te straffen naar behooren”. Het verzoekwerd toegestaan met de bepaling evenwel, dat deop te leggen boeten niet hooger zouden mogen zijndan 30 stuivers. Uit dien tijd dateert ook vermoe-delijk het hier volgende korte reglement, het oudstein ieder geval, dat wij mochten vinden.

KORT BEGRIP VAN DE KERKELIJKE ORDRE DER

JOODSCHE G EMEENTE BINNEN L EYDEN.

1. Indien onder het oefenen van den Godsdienstimandt, off tegen de diaconen, off anderen,eenige moeilykheden met woorden off met teekenaanvinge, zal verbeuren een boete van 20 st.Ten twede maele een boete van 30 st. endeten derde mael zulkx verrigtende, zal de kerkontzeydt werden, waervan egter kennisse aenhun Ed. gr. Achtb. gegeven zal moeten werdenter approbatie.

2 . de regeerende diacon zal aen zyne medediaconenin jegenwoordigheydt van den voorlezer enkoster alle half jaer van den ontfangh en uytgavegeneraele rekeningh doen, ‘t welk verrigt endezelve geapprobeert zynde, zal dezelve rekeninghpublicq in de kerk aen de gemeente voorge-lezen worden.

Page 184: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

8 1

3 . Geen lidmaedt gezondt zynde zal vermoogenden kerkdienst te verwaerloozen gelyk ookniemandt eenige kerkendienst met off zondervergaderingh aen zyn huys zal mogen verrigtenende alzo daerdoor aen de kerk en aen denarmen nadeel gedaen werdt, zullen de diaconenden geenen daer over telkens in een boete van50 st. slaen.

4. De regerende diacon zal niets der armegelden,hetzy aen onderhoudt van de kerk off anderzinsmogen uytgeven, als met schriftelyk consentvan de mede diaconen, welkers schriftelyk con-sent hem in syn rekeningh voor een quitantiezal verstrekken.

5. Yder die op den Sabbatdagh voor de boekenMoses geroepen wordt zal gehouden zyn tenminsten twee stuyvers te offeren en in de weekals men het boek Mosis leest eene stuyver, alletot onderstandt van den armen.

6. Geen lidmaedt zal meer aen den armen mogenverschuldigt zyn als eens 40 st. maer als dandaertoe gedwongen worden, desnoods op ordrevan Hun Ed. Agtb.

7. De zitplaetsen zullen alle jaer publicq in dekerk moeten werden verhuurdt aen den hoogst-biedende.

8. Als de gemeente noodigh zal hebben een voor-leezer off schoolmeester off snyder van hetbestiael voor de gemeinte, zal dezelve op voorste1

F

Page 185: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

9.

1 0 .

82

van de gemeinte by meerderheydt der stemmenvan dezelve gemeinte verkooren werden.(In margine staat.) Van de diaconen in en buytendienst zynde by meerderheid der stemmen ver-kooren werden.

Kinderen der lidmaten komende te trouwenzullen dezelve door de diaconen moeten werdenaengenomen tot lidmaten en zullen dezelve voorhunne intrede tot het lidmaetschap aen denarmen moeten geven 25 st.

De diaconen zullen gehouden zvn de benoodigdeingezetenen der gemeente, hetzy dezelve doorziekte of anderzins zulkx benoodigt hebbenonderstandt te doen

Op den 16den Maart 1731 richt Barent Salomonsals kerkmeester het verzoek tot Burgemeesteren, omaan het gekochte huis op ‘t Levendaal aan den hoekvan de Stinksteeg of Stilsteeg veranderingen te mogenaanbrengen. Zij wilden de onderpui vernieuwen meteen deur in het midden met aan weerzijden eenvenster, en boven de onderpui een of twee vensters.Dit verzoek werd toegestaan.

Dit gebouw bleef dienst doen tot 1762 als wanneerin den tijd van 6 maanden een nieuwe synagogewerd gebouwd waaraan verbonden werd een con-sistoriekamer en een ritueel bad. Tijdens de verbouwing,aldus van Alphen, hadden de godsdienstoefeningenplaats in een huis aan de Zuidzijde van de LangeBrugge over de Wolsteeg.

Page 186: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 187: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

SYNAGOGE OP HET LEVENDAAL, 1787naar eene teekening o/h Stadsarchief.

Page 188: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

83

Een steen met inscriptie in Hebreeuwsche lettersbevindt zich nog in den voorgevel van de Synagoge

hetgeen vertaald zeggen wil: De heerlijkheid van ditlaatste huis zal grooter worden dan die van heteerste, zegt de Heer der Heirscharen (Haggai cap. 2vers 9).

In 1733 werd de Leidsche magistraat bevreesd,dat het aantal Joden in Leiden te groot zou wordenen begon zij maatregelen te nemen om de toevoervan ongewenschte elementen onder de Joden te weren.

Van 11 April 1733 is dan de volgende resolutie:

Geen personen van de Joodse Natie zullen zich inde stad mogen nederzetten dan voorzien van eenattestatie van haar goed gedrag en eerlijkheid doorparnassein van de plaatse harer laatste woningen,lastende alle diegenen welke thans binnen Leydenzonder het bezit van haar burgerrecht wonen, voor-zien van een declaratoir als voren sig het burgerrechtbinnen een maand na dato deses op een behoorlijkewijze te verzorgen.

Ende zal van deze resolutie kennisse en copyegegeven werden aan de Opzienders van de JoodseKerke, om sooveel in haar is die van haar Natie sigmet dese te doen conformeren.

Een gevolg hiervan was dat de Leidsche Jodenzich onmiddellijk als burger lieten inschrijven.

Page 189: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

84

Het waren tusschen 23 Maart 1733 en 18 Mei 1733

Nathan Lier, van Amsterdam.Jacob Salomons, ,, ,,David Jacobs ,, ,,Moses Lier, ,, ,,Michiel Davids, ,, ,,Abraham Philips,Abraham Salomons, :

1,

’Jacob Levy, van Ryssel.Samson Joseph, van Polen.Abraham Migiel, van Hanover.Abraham Arons Cosin, van Amsterdam.Abraham Oesen, n nMoses Salomon, ,, ,,Levy Arent,Moses Aron Prins, van Een Haai.Marcus Hartog van de Wildue, van Amsterdam.Salomon Aron Levy n nGodschalk Abraham, ,, nSalomon Levy, 7, nSalomon Marcus Levy, n 7,Abraham Simon Cohen, n nLevy Moses, » n

De toename van het aantal Joden in Leiden gingevenwel te snel naar de meening van het stadsbestuuren daarom vaardigde het 9 July 1737 een resolutieuit, waarin o.a. iedere nieuwe vestiging van jodenin Leiden verboden werd. Zelfs zoo, dat omstandigomschreven werd, hoe gehandeld moest wordenindien er een nieuwe beestensnijder noodig was, die

Page 190: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

85

niet onder de Leidsche Joden te vinden was. Tevenswerden bestuurderen gelast een ,nauwkeurige lijst opte geven, behelzende de namen en het aantal derJoden. Met een en ander werd Barent SalomonsCohen belast. Na diens vertrek vaardigden ,,die vande Geregte” de volgende resolutie uit:

Die van den geregte der stad Leyden geinformeertsynde van den toestandt van de Joodsche gemeentealhier, ende dat sints het vertrek van Barent SalomonsCohen by resolutie van den 9 July 1737 aengestelttot opziender over de Joodsche familien, verscheydepointen en ordre by de gemelde resolutie voorge-schreven was geoordeeldt.

Hebben na voorgaende deliberatie goedgevondenen verstaen, dat in plaets van de gemelde BarendtSalomons Cohen zal werden aengestelt, gelyk aen-gestelt werdt by dezen, tot opsiender van de Joodschegemeente alhier Mosis Prins en by desselfs vertrekof overlijden zullen de diaconen derJoodsche Gemeentedaervan binnen de tijdt van 14 dagen kennisse moetengeven aan de oudste der substituut schouten deserstede, op verbeurte van 50 stuyvers by nalatigheidtvan de gemelde aengevingh uyt hunne prive beursente voldoen, ten behoeve van de Nederduitsche armen.Dat de gemelde opsiender gehouden sal sijn dentijdt van 14 dagen na dat hij van sijne aenstellingverwittigt sal syn aen den oudsten der substituutschouten op te geven een exacte lyste van alle dejooden, oudt of jongh, mannelyke of vrouwelykepersonen met hunne naam, toenaam, woonplaatse

Page 191: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

86

en ouderdom, omme daervan register gemaakt endeselve met de lyst van den jare 1737 geconfereertzijnde, daerop naeder geresolveert te werden alsbevonden zal werden te behoren.

Dat de gemelde opziender verpligt sal sijn vanalle de huywelyken, voortteeling en overlijden onderde hier in den jare 1737 geadmitteerde jooden voor-vallende binnen een week na ‘t voltrecken van hethuywelyk, van de geboorte of het overlijden, alsmede van het inkomen der vreemde jooden kennissete geven aan de oudste der substituut schouten deserstede op poene, dat by frauduleuse informatie of bynalatigheydt der aengevingh aen hem de stadt ont-segt of na exigentie van zaken arbitrael gecorrigeertzal werden.

Dat de huysgesinnen der jooden, by resolutie vanden 9 July 1737 toegelaten, om haere inwoninghalhier te mogen blyven behouden van de gemeltepermissie het genot sullen hebben, dog dat geeneandere joden alhier meerder sullen toegelaten en voorhet toekomende voor alle het poorterschap gesloten.

In gevalle het evenwel mogte gebeuren, dat deJoodsche Gemeinte nodigh hadt een snijder van hunbeestiaal, waertoe sij, of om de kundigheydt, of omde menagie van het loon een Joodsch man geenlidt van de gemeente en alhier op het register dergeadmitteerde jooden niet bekendt zijnde, nodighhadden, dat alsdan de diaconen met zoo eenen sullenmogen afspreken, dog alvorens het contract finaelmet hem te sluyten, dat sij sulks sullen moeten tekennen geven aen den oudste der substituut schouten,

Page 192: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

87

welke de zaek geexamineert hebbende daer van aande Heeren Burgemeesteren openingh en informatiegeven zal ten einde op goedvinden van Hun Ed.Groot Agtb. de gemelde buytenman tot snyder vanhet beestiael geadmitteert werden, volgens contractmet hun aen te gaen en van welk contract diaconeneen translaet in ‘t Duytsch overleveren sullen aan deoudste der substituut-schouten, mits dat hij snijdernog syne kinderen alhier geboren, daerdoor eenigregt ter poorterye krijge der halven; dat de tijd vanhet contract met den vleeschsnijder aengegaen ver-streken en hij niet gecontinueert maer om redenenverlaten werdende, de gemelde snijder met syn huys-gezin, hetsij hier ingebragt of geboren binnen detijd van ses weken na ‘t eyndigen van het contractdeese stad zal moeten verlaten, waarop de oudsteder substituut-schouten naeuwe agt geven en bytergiversatie met communicatie van hun Ed. GrootAgtb. ter uytzetting procederen zal.

Ende ten einde geen vreemdt snijder sig daer overhebbe te beklagen ordonneren hun Ed. Groot Agtb.,dat in het contract met alle zulke persoonen vervol-gens aen te gaen woordelyk sal moeten uytgedruktstaen dat hij in de Joodsche Gemeinte alhier totvleessnijder geadmitteert werdende, daerdoor geenlanger re& van inwoninge zal verkrijgen als voorde tijd dat sijn vleessnydersampt zal gedueren, endat hij niet gecontinueert maer om redenen ver-laeten werdende ook gehouden sal sijn met vrouwen kinderen, schoon de laeste mogten geboren sijnbinnen ses weken na sijne verlating te vertrecken

Page 193: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

88

opdat vervolgens alles in ordre in de voorsz. gemeentebehandelt werden; dat de regerende diaconen per-missie sullen hebben en ook verpligt sijn in ‘t beginvan September ‘t elken jare te maken een nominatievan personen die tot het bekleden van het diacon-schap onder de joden alhier geadmitteert bequaamsijn zelfs dusdanig, dat in het maken van deselvenominatie haer lieden toegelaten werdt te admitterenhet voorstel van hun versoek bij hunne requirantevan den 19 September 1743 gedaen. En sullen zijdeselve nominatie hebben over te geven aen denoudsten substituut Schout die geexamineert hebbendeof alles in ordre is daerover aen hun Ed. GrootAgtb. sijne gedagten zal communiceren ten einde opdesselfs preadvis gelet sijnde bij hun Ed. Gr. Agtb.de gemelte diaconen voor den aanstaende jare sullengeadmitteert werden.

Laastelyk is goedgevonden, dat alle versoekenwelke die van de Joodse Natie alhier te doen ofwelke klagten zij ook in te brengen sullen hebbenzij zigh sullen hebben te addresseren aen den oudstender subst. schouten jegenwoordig sijnde Cornelis La Looteneinde hij de aen hem voorgestelde zake off verschil,partye hoorende, examineren, admitterende in hunnedifferenten by provisie en articulen als een reglementvan hunne kerk overgegeven en hier agtergevolgt.Edogh indien hij substituyt schout de zigh aen hemaddresserende joden met tussen spreken niet te regtsal kunnen helpen of vereenigen, soo sal hij metbijvoeging van sijne consideratie daervan kennissegeven daer en zo ‘t behoordt. Werdende de gemelde

Page 194: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

89

substituyt schout gelast exactelyk het register derjooden uyt hunne opgevinge te onderhouden en ingevalle zij mogten agter blyven, dat hij alsdan enselfs des niet jegenstaende de regerende diacon offde opsiender der Natie ten minsten eens des maandsin de eerste week derselver maand bij sig ontbiedenop hunne huwelyken, voorteelingh, overlijden en opalle ‘t geent tot een rustige bestieringe der gemeentenodig is zíg informeren zal.

Ende eyndelyk de voorgevalle veranderinge vande laatste maandt aengetekendt hebbende het zelveeens ‘s maands ter secretarye omme geboekt te werdenopgeven zal.

Deze maatregelen schijnen een gevolg geweest tezijn van algemeene wetten tegen vreemdelingen enniet speciaal tegen de joden gericht hoewel, zooalswe zullen zien, de Leidsche gilden, zooals overal, dejoden niet byster vriendelyk gezind waren. In hetprivilegieboek 9 fol. 335 lezen wij toch de volgendezinnen die voldoende tolerant zijn . . . . . . ,,dat debedenkelykheden tegen de joden nog overigh zijn,nopens welke natie de ontworpen resolutie wat sterkuit de pen gevallen by commissarissen veel speculatiegebaert heeft, als gevende het bekoome poorterregtvan sommige het inboorlingschap van anderen ende langdurige inwoningh van een derde soort in eenlandt, daer men in de contracten en andere regtelykehandelingen geen ander regt heeft voor een joodtals voor een Christen al eenige beslommering, datdaarom etc.

De volgens de resolutie opgemaakte Lijst van

Page 195: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

90

Joodsche inwoners op 9 Juli 1737 opgegeven doorBarent Salomons Cohen, luidde :

Abraham Ousen en Marytie Meyers.Marcus Hartogh van der Wilner en Sara Emanuel

Cohen, 2 kinderen.Jacob David en Hendrikie Meyers, 8,kinderen.Aron van Praag en Ester Moses, 3 kinderen.Nathan Lier en Sara Lier.David Jacobs en Johanna Levi, 3 kinderen.Jacob Saiomons en Ester Boas, 3 kinderen.Salomon Levi en Lysie Salomons, 7 kinderen.Samson Josephs en Alida Jacobs, 8 kinderen.Moses Aron van Praag en Sara Levi, 5 kinderen.Moses Jacob Lier en Johanna Josephs, 8 kinderen.Barent Abrams en Dyna Barents.Abram Magielse en Eva Arons, 6 kinderen.Moses Sapsen en Bely Lefman, 4 kinderen.Abram Sapsen en Rachel Machielse, 2 kinderen.Moses Prins en Hester Abraham.Abram Philips en Cautie Simons Cohen, 2 kinderen.Jacob Juda en Ariaentie Marcus, 4 kinderen.Barent Jacobs, de uoo?‘sanyel-, en Rachel Isaaks,

6 kinderen. In Mei 1738 is deze heele familie ver-trokken naar Rotterdam.

Nathan Sämson, voorzanger en vleeschsnijder.Marmel Isaaks en Lea Jacobs, 5 kinderen.Marcus Benjamin en Matie Marcus, 3 kinderen.Debora wedue Salomon, 4 kinderen, deze familie

is in Mei 1738 naar Maaslandsluis vertrokken.Duyfie wedue Isaaks, 1 kind is naar den Haag

gaan wonen 1738.

Page 196: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

9 1

Hendrikie weduwe Isaaks, 1 kind.Joseph Salomons en Ariaentie Salomons, 1 kindIsaac Jacobsz. en Marianne Marcus.David Isaacxs.

Ongetrouwde personen.

Levi Isaaks.Philip Abrams.Bely Isacks.Anthony Jacobs.Liefman Moses Levi.Jacob Aron van Praeg.Anthony Jacobs en Clara Nathans Cohen, 2 kinderen.Levi Isaacx en Marytie.Heyman Jacobs Judit Abraham.Jacob Isaacx en Sara Kosman.Ary Abraham Cohen en Alyda Ysaacks, 1 kind.

Het niet toelaten in de middeleeuwen en later,hier te Iande nog tot 1795, tot de gilden is oorzaakgeweest, dat hetgeen men hun thans veelal verwijt,de meerderheid der Joden zich hebben moeten toe-leggen op de z.g. vrije beroepen of in den handel,waarvan natuurlijk de kleinhandel een uitvloeisel is.Dat de joden hier te lande zich nooit hebben kunnenontwikkelen tot ambachtslieden is van die uitsluitingdoor de gilden en de strenge toepassing van dieambachtsverboden een natuurlijk gevolg. Ook inLeiden vinden we daarvan een staaltje terug.

Op verzoek van het Hoedemakersgilde werd bijresolutie van 23 Sept. 1775 den Joden verboden het

Page 197: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

92

maken en verkoopen van nieuwe hoeden maar alleenveroorloofd hetgeen reeds vroeger was toegestaannl. het opkoopen van oude hoeden, deze reinigen enweer opmaken en deze ‘sMaandags op de Marktverkoopen of op het platte land.

Voor zoover ons bekend hadden geenerlei bijzonderevoorvallen plaats gedurende de 18~ eeuw, die speciaalvoor de Leidsche Joden van belang waren. Het ont-breken der archieven van de Israëlietische gemeentemaakt het onmogelijk, daaruit nieuws te putten. Nietonwaarschijnlijk zijn zij in 1807 door de ramp vanhet kruitschip verbrand.

Door deze ramp, die op Maandagmiddag kwartover vieren den 12 Januari 1807 plaats vond, werdook de Joodsche gemeente en vele Joden getroffen.De synagoge werd zwaar beschadigd en de Joodscheschool geheel vernield. S. J. van Lier redde een vanzijn kinderen, het andere was al dood. Abrahamjoseph hield van zijn 3 kinderen slechts een over,dat blind bleef. De schoolmeester D. Hagens verloordoor de instorting zijn vrouw en vier kinderen ennog talrijke andere Joden hadden verliezen te betreuren.Ook de archieven gingen verloren, voor zoover zijgeborgen waren in de synagoge. Het medegevoelwas in heel Nederland algemeen en natuurlijk blevende Joden in geen enkel opzicht achter. Op 25 Januari1807 hield de latere Opperrabbijn van AmsterdamSamuel Berenstein in zijn toenmalige standplaatsGroningen een predikatie tot opwekking om dennood te lenigen. Onder de van Joodsche zijde inge-komen gelden vinden we vermeld Van het Hoogduitsch

Page 198: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

93

Joodsch Toneelgezelschap f 805: 7: 8 van AdathJeschurun f 725, van een kleinen kring van Jodenonder de zinspreuk Harmonie f600. In het jaar 1809telde de Joodsche gemeente te Leiden 237 zielen.In dien tijd schijnt ook de onderlinge harmonie weliets te wenschen overgelaten te hebben, hetgeenvoortsproot uit de weigering van den penningmeester1. E. Davids om rekening en verantwoording vanzijn beheer over te leggen. De heer M. Edersheim Sz.uit den Haag, daartoe ,door de Hoofdcommissie gede-legeerd, gelukte het de zaken in orde te brengen.Te dien tijde fungeerden als leeraar Hyman Mozes,als voorzanger Mozes Hartog en als parnassijns1. E. Davids S. A. Aronberg en S. A. van Praag.

In het jaar 1857 bleek het meer dan noodzakelijkdat de synagoge geheel gerestaureerd en de huizener achter geheel afgebroken werden. Het ontbrak dekleine Gemeente evenwel aan de middelen om denopbouw der nieuwe gebouwen als bad en vergader-zaal te bekostigen en daarom trachtte men langs allekanten de gelden die benoodigd waren geschat oprond 8000 gulden bijeen te krijgen. Het Rijk en deProvincie verleenden subsidie.

Vermeldenswaard is, dat de gemeente zich wenddetot baron Rotschild te Parijs met verzoek om steunen ook tot Keizer Napoleon 111, wiens vader LodewijkNapoleon bij de ramp van het kruitschip in 1807er getuige van was geweest, hoe groot de schadewas die de Israëlietische gemeente toen geleden heeft.Of deze verzoeken succes hebben gehad is mij nietbekend.

Page 199: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

94

Op 27 Juni 1858 had de eerste steenlegging plaatsen op Vrijdag 29 November 1858 de inwijding vande door den architect van Lith geheel gerestaureerdesynagoge. Zulks geschiedde in het bijzijn van talvan autoriteiten. De opperrabbijn B. S. Berensteinhield de inwijdingsrede, terwijl de leeraar M. van Wezelen de voorzanger R. M. Beuth bijgestaan door eenkoor onder leiding van den destijds beroemden com-ponist A. Berlijn den dienst opluisterden.

Het godsdienstonderwijs, een fundament van denIsraëlietischen godsdienst mocht zich te allen tijdein de volle belangstelling der Leidsche Joden ver-heugen. Reeds dadelijk bij de stichting der Synagogewerd er voor gezorgd, dat er een lokaal annex zoukomen voor het onderwijs, en bij alle nieuwe bouw-plannen en herstellingen werd het schoollokaal nietvergeten.

In 1841 besloot de toenmalige schoolcommissie,bestaande uit de Heeren S. N. Kuyt, 1. Hartog, B. H. Vosen A. Andreson ook de profane vakken als Neder-landsch, schrijven, rekenen en aardrijkskunde naastde godsdienstige vakken te doen onderwijzen. Hetonderwijs in de profane vakken werd evenwel op-gedragen aan een jongmensch van zestien jaargenaamd P. J. Peres tegen een salaris van 4 gld. perweek, terwijl de godsdienstonderwijzers L. van Emdenen 1 Elvenstein respectievelijk 14 en 7 gld. per weekverdienden. Ook de zorg voor de teraardebestellingvan de overledenen was van oudsher toevertrouwdaan de broederschap Gemilath Chasadim OebikurGoulim, waarvan nog oude reglementen aanwezig zijn

Page 200: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

95

uit het jaar 1843 en waaruit blijkt, dat deze instellingreeds in 1770 bestond.

Hoewel de Universiteit van geen invloed was ophet intellectueele leven der Joden in Leiden, verdienttoch vermelding dat zij verschillende Joden tot zichtrok en die in Leiden promoveerden. Zoo promoveerdein 1678 David Pina op 26 jarigen leeftijd als doctorin de medicijnen, in 1685 Mozes de Pinedo en in1778 Isaac Haim Abendana de Britto. Hun dissertatieswaarvan de beide eerste gedrukt bij Joh. Elsevierbevinden zich in de Bibliotheek ,,Ets Haim” derPortugeesch Israëlietische gemeente te Amsterdam.

Na 1795 nam het aantal studenten toe.Wij noemen hier uit velen den bekenden Haagschen

geneesheer Samuel Stein, den lateren secretaris derHoofd-Commissie voor de zaken der Israëlieten, diein 1798 promoveerde.

De stamvader van een bekende advocatenfamilieMozes Jacob van Gigch, werd in 1814 ingeschrevenals student. De latere professoren Mr. L. de Hartoghen Mr. E. Goudsmit studeerden te Leiden. Van dethans in functie zijnde Joodsche hoogleeraren studeerdente Leiden Mr. D. Simons, Dr. L. S. Ornstein, Mr. A. S.Oppenheim, Dr. L. Polak Daniels en Mr. H. Hijmans.

Dat evenwel door de toename van het aantaljoodsche studenten te Leiden meerder joodsch levenin Leiden merkbaar werd, kan niet gezegd worden,totdat voor eenige jaren de Nederlandsche ZionistischeStudenten-organisatie werd opgericht.

Alvorens deze bijdrage. tot de geschiedenis derJoden in Leiden te eindigen wensch ik nog te

Page 201: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

96

memoreeren dat een Hebreeuwsch boek, geschrevendoor Mozes ben Joel, leeraar in Nijkerk, verscheenbij den Joodschen drukker Leijp Mozes Soesman, diein 1771 voor zijn vestiging in Den Haag zeer kortentijd in Leiden gevestigd moet zijn geweest.

Den Haag. D. S. VAN ZUIDEN.

Page 202: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Remonstrantsche hagepreek.AO. 1621.

Het is bekend dat men te Leiden de remonstrantenlang en zwaar heeft vervolgd, ook dat zij voor hunnegodsdienstoefeningen op onderscheidene plaatsenbuiten de stad, met. name te Warmond in een boom-gaard en aan de Hooge Morsch, samen kwamen 1).Op deze laatste plek b.v. 8 Nov. 1620 onder leidingvan hun vermaarden en voortreffelijken predikantPaschier de Fijne, die toen te Leiden woonde. Inhet najaar van 1621 kennen wij de hagepreek onderBern. Dwinglo, misschien die van de hieronder afge-drukte acte. De levendige voorstelling en de aange-name lokale kleur van dit stuk zullen onze lezersmet ons erkennen.

1) P. J. Blok, Nedcrl. Stad 111 148-127. H. T. Groenewegen, iu l:itde mm bnmlwsch. 1912. S. P. Perdijk in 1,. .Juart>., 1915. 1,. Knappertin idem 1916 (Klikspaan-armiuiasnb Paschier de Fijne, Een&e ~mc-taatjes, Amst. 1736 met achtergevoegd Leeven.. door hmn~elven he-schreven (met afz. paginatuur).

7

Page 203: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

98

>t . . Andries van Hecke en Henric Stoffelsz. beydebinnenwachters alhier, ten versoucke vanden schoutWillem de Bondt (verklaren) dat sij op huyden naeden middach te samen om een wandeling buyten destad gaende ende sijnde de clocke omtrent half drie,komende aen de Marepoort, alsdoen gesien hebbendat vele menschen voorsz. Marepoort uytgingengaende ‘t Maredijckgen langs henen. Verciaerden voortsdat sijbeyden bij henselven praesumeerden datter bijde Remonstranten eenighe vergaderinghe soude wor-den gehouden gevende elcander haer vermoeden tekennen. Ende dat sij, belust sijnde omme te sien opwat plaetse de vergaderinghe soude gemaeckt werdenende wat sich daerop soude mogen toedraegen, daer-omme mede onder het andere uytgaende volc denselvenMaredijck langs henen gegaen en eyndelic tot over‘t Schouw van Warmont gecomen sijn. Verclaerendeint vorder dat sij aldaer, naementlijc een stuckgenweechs voorbij ‘t selve schouw gecomen sijnde, gesienhebben dat vele menschen vrij wat ter rechter sijdevan den wech so men van Leyden nae Warmondtgaet, naementlijc in en rontsom den watermolen aldaerstaende, vergadert waren en dat de hoop doe voort-aen noch meer en meer wies en toenam. Wijdersdat sij sich mede in de vergaderinghe gevoucht endegesien hebben dat seecker manspersoon, lang vanstatuer en hun onbekent, sich int midden van denvoorsz. hoop gestelt had, predickende ende leerendeende ‘t ampt van een predicant of vermaner bedienende,sijnde aengedaen met een rossen baert ende met eengraeuwen pij, mitsgaders een blaeuwe neusdoek om

Page 204: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

99

den hals in plaetse van een kraech, soo ooc metwitte linnen kousen, gevende voor reden van desehare wetenschap dat sij beyden dicht aen deselvepersoons lijf stonden ende sulx sijn persoon en ge-waedt wel gesien hebben. Wijders dat deselve persoonsijn predicatie geeyndicht hebbende den 24~ttn psalmte singen bevolen heeft en dat diensvolgens, deselvepsalm tot besluit vande vergaderinghe gezongenwerden synde, sij deposanten deurgaens daer bijpresent ende ooc gelijc al d’anderen mede helpendesingen. Vorder dat de vergaderinghe, die bij gissingewel bestont in twee ofte derdehalf hondert menschen,meest manspersonen, gescheyden synde elc der ver-gaederde personen sijns weechs henen ging, gaendemeestendal nae Leyden ende andere elderwaerts.

Weyders hij van Hecke noch alleen dat hij onderdese vergaderde hoop gekend heeft den tinnegieterinde Pieterschoorsteeg die de dochter uyt de Draakgetrout heeft mitsgaders deselve sijne huysvrouwe.Noch eenen genaempt Abraham Wouters saaywerckerwonende op de Koepoortsgraft. Noch de huysvrouwvan den messemaker in de Mandemakersteeg daerde Bril uythangt. Noch Matthijs de snijder in deKetelboetersteech over de woonplaetse van Davidvan Ilpendam. Noch Engel Jorisz., wonende in deLantman in de Groenesteech. Item de droochscheerderwonende op de Langebrug opden houc van de Bogert-steech mitsgaders de cleermaker, allernaest denselvendroochscheerder woonachtich ende mede sijn huys-vrouw. Item de soon van Jan Jansz. in de Ark, wesendeeen hoedencramer in de Donkersteeg. Item Jan van

Page 205: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 0 0

Perre, Claes van der Steene, kammers op de Uyterstegraft, van gelijcke de huysvrouw van den timmerman,die gebout heeft het huys met dien bijsonderen voor-gevel daeraen veel hout besteet is ende silverwitgeverwt, genaemt, so hij verstaet, Cornelis Gijzen.Noch de linnenwever wonende op Levendael tusschende Stinksteech ende Barbersteech, naementlijc terwoonpiaedtse van den heere van de gebuerte. Nochde out schoemaecker wonende in de Stincksteechomtrent het eynd van deselve steech aen ‘t Levendael.Item de silver- ofte goutsmit, wonende inde Mande-maeckersteech sijnde een persoon cort van statureende hooch van couleur, hebbende voor desen eensgevanghen geweest. Item de soon van Jan Jansz.,eertijts kouse- en vettenwaerier hebbende gewoontvoor ‘t pleyn van 3 Gravensteyn in den houc nevensden muyr, sijnde deselve soon een schrijnwercker,wonende op de Papegraft niet verre van de Houtstraat.Item de huysyrouw van de backer, wonende in delange Groenesteech naest het houchuys daer de drievijselen uythangen. Item seecker glaswercker metsijn vrouw, wonende over de brouwerij van denHamer op de corte Oudevest, wesende, so hij verstaet,de soon van Grijp. item karel, eertijts straetwerckerende hebbende onder de wacht gedient. Noch seeckereweduwe, wesende een drapenierster, wonende op deMiddelwech in de Ooyevaar. Item seecker vrouwgenaemt Sandrijn, huysvrouwe van Pieter Roelis, saay-wercker, wonende op de Broertgensgraft. Verclaerdevoorts dat hij int weeder nae huys gaen aendewoninghe van mijn heer Broechoven, niet verre van

Page 206: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

101

denselven schouw staende’), bevonden heeft Claes vanLeeuwen schrijnwercker. Vorder noch in dese ver-vergaderinghe selve de huysvrouw van Jan de Swartewesende een meester ergens op de Papegraft. Itemeen Pieter wesende een saaytrapper in de St. Jorissteech hebbende getrout de dochter in de TweeKoppen op de Hoygraft. Doch verclaerde de gemeldeHenric Stoffelsz. niemant der gemelde personengekent te hebben also hij onlangs binnen deser stedevan Haerlem is comen wonen.

Verclaerden noch sy beyden dat sij gesien hebben,dat seeckere vrouw hen onbekent, so de gemeldeprediker doen de predicatie hadde geeyndicht, den-selven sijn vooraengedane baerd van de kin genomenheeft, siende sij deposanten alstoen dat hij een natuer-licke swartachtich baerdeke aen de kinne hadde.Item dat hij op sijn hooft een kale plaetse haddegelijc alsof hij eens waer gequetst geweest. Dat oocvan andere vrouwen sijn pije werde uytgetrocken,hem een kraeg aengedaen ende sijn hoet opgesteldwerde ende dat hij doe statich int bruyne gecleetwas. Vorders dat sij ooc gesien hebben, dat seeckerkint bij de voorgemelde persoon of prediker aldaergedoopt ende dirc genaemt werde, sonder te wetenwiens kint dat het was noch ooc wie hetselve tendoop gebracht hadde. Wijders nyet . . . etc.”

Protocol notaris J. Angillis 13 October 1621.acte 129, Archief Leiden bundel no. 290.

L. K.

1) hbspoel.

Page 207: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Verloren glorie.Jhr. Dr. Ph. F. B. von Siebold en zijne

buitenplaats Nippon.

Gedurende een groot deel der negentiende eeuwheeft Leiden in von Siebofd en zijne buitenplaats ietszoo merkwaardigs en wereldberoemds bezeten, dathet wel een wonder mag heeten, dat niemand zichooit geroepen heeft gevoeld, daarover iets het lichtte doen zien, in den tijd toen deze uitheemsche namensteeds op aller lippen waren, zoowel van stadgenootals vreemdeling. Zooals vanzelf spreekt, heeft iemandvan de beteekenis van von Siebold, evenals zijnvruchtbaar levenswerk vele pennen in beweging ge-bracht, maar juist dat belangrijke tijdperk toen hij inen bij Leiden woonde, is vrijwel vergeten en hetheeft mij dan ook heel wat moeite gekost, om degegevens over dien tijd, die men hier en daar ver-spreid vindt, bijeen te brengen en ze te toetsen aande uiteraard der zaak zeer beperkte herinneringen

Page 208: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 0 3

van hen, die Nippon en zijn bewoner, zelf nog inhunne glorie hebben gekend. Ten slotte, maar nietop de minste plaats, ontving ik tal van waardevollemededeelingen hierover, van von Siebold’s eenigovergebleven kind, Freifrau von Ulm-Erbach, diemet dankbare herinnering aan hare zonnige jeugd,op Nippon doorgebracht, onvermoeid mijne weet-gierigheid tegemoet wilde komen.

Ik kan er niet aan denke.n in dit bestek eene uit-voerige levensbeschrijving te geven van dezen merk-waardigen en veelzijdigen geleerde, dezen ,,tweedenColumbus” zooals zijn vriend en beschermer, wijlenonze Prins Hendrik, hem eens noemde. Toch moeteen enkel woord gezegd worden over zijn leven,voordat hij zich hier ter stede vestigde.

Philipp Franz Baithasar Siebold was 17 Febr. 1796geboren te Würzburg, als zoon van den Hoogleeraar(sedert 1790) in de chirurgie Dr. Johann GeorgChristoph (1767-1798) en Maria Apollonia JosephaLotz. Het predicaat ,von” ontving hij eerst op 5 jarigenleeftijd, toen zijn grootvader Prof. Dr. Kar1 KasparSiebold bij decreet van Keizer Franz 11 op 1 October1801 in den erfelijken adel des H.R. Rijks werd ver-heven. Die grootvader was een der beroemdste chi-rurgen, die Duitschland heeft opgeleverd, en dezetak der medische wetenschap had de voorliefde vantal van leden van dit geslacht. Aanvankelijk werdde jonge wees met zijne beide broeders opgevoedonder leiding zijns grootvaders, na diens dood onderdie van zijnen oom van moederszijde, den domheerLotz, om in 1815 zijne studie te beginnen aan de

Page 209: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 0 4

hoogeschool zijner geboortestad. Als student werdhij 30 Maart 1816 ingeschreven op de BeierscheAdelslijsten.

Reeds 11 Oct. 1820 promoveerde hij tot doctor inde medicijnen op dissertatie, doch bleef te Heidings-feld, in de onmiddellijke omgeving van Würzburggevestigd, waar hij korten tijd de practijk uitoefende.Ondanks de groote kans en aanvankelijk ook de hoop,die hij had, om eenmaal, evenals zijn vader en groot-vader het hoogleeraarsambt te verwerven, voelde hijop den duur weinig voor het kalme, rustige levenaan de universiteit; hij wilde meer van de wereldzien en vatte dan ook met oprechte vreugde de kansaan, die zich aanbood een jaar na zijne promotie.Onze eerste koning nl. zocht een lijfarts en degrooteroep, die van de bekwaamheid van den jongen Beieruitging, bezorgde hem eene uitnoodiging, om naar‘s-Gravenhage over te komen. Hij werd dan ook alszoodanig benoemd, maar het leven aan het hof hadweinig bekoring voor hem en op zijn verzoek werdhij bij K.B. van 11 Juni 1822 benoemd tot chirurgijn-majoor bij het Ned. O.I. Leger. Kort te voren washij correspondeerend lid geworden van het genoot-schap voor natuurgeschiedenis te Francfort a/d Mainen lid van de keizerlijke academie voor natuurweten-schappen te Weenen en de besturen van die beideinstellingen werkten in niet geringe mate mede, totzijn besluit, om naar Indië te gaan. Op 22 Septembervolgde hij zijne bestemming. Kort na zijn aankomstop Java werd hij bij besluit van den Gouverneur-Generaal van 18 April 1823 aangesteld bij het 5e

Page 210: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

105

artillerie-regiment te Weltevreden, doch door eeneernstige ziekte overvallen, gedwongen naar het hoogerebinnenland te gaan ; vóór dat zijn dienst echter feitelijkhervat was, stelde de Gouv.-Gen. baron van derCapellen aan von Siebold voor, als medicus hetnieuw benoemde opperhoofd in Japan, kolonel deSturler, daarheen te vergezellen. Dat was hetgeenhem het meest van alles welkom was: reizen, ont-dekken, zich toeleggen op het onbekende in faunaen flora, zeden en gewoonten van dit merkwaardige,vrijwel ontoegankelijke land en volk. Dat was ookde wensch geweest van den Gouv.-Gen. en nu dezeiemand gevonden had, die met ijver, kunde en overlegde wetenschap omtrent het groote eilandenrijk zoubevorderen, vertrouwde hij dat de man zijner keuzeook gunstigen invloed zou uitoefenen op de uitbreidingder handelsbetrekkingen. In alle opzichten heeft vonSiebold aan die verwachtingen voldaan. Reeds 8 Aug.1823 kwam hij, na een verblijf van amper 3 maandenop Java, te Decima, onze oude factory, aan. Terstondlegde hij zich toe op botanische onderzoekingen entevens op de medische praktijk en wist onder de inNagasaki vrij talrijke, vooruitstrevende Japanners zichal heel gauw een kring van leerlingen en vriendente scheppen. Zij leerden van hem, doch ook hij vanzijne leerlingen. Ook het vertrouwen der plaatselijkegezaghebbers wist hij te winnen; zoodat hij verlofkreeg Decima te verlaten in het belang der studie,wanneer hij maar wilde en zelfs kort daarop, eenlandhuis buiten Nagasaki te gaan bewonen. Hier opNarutaki vestigde hij zijn school. Het huis was om-

Page 211: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

106

geven door een voortreffelijk aangelegd terrein, waarde jonge geleerde terstond zijne botanische verzame-lingen kon plaatsen en uitbreiden, daar eene dergelijkeaanleg op Decima begonnen, niet genoeg ruimte bood.Ook hield hij er eenige dieren, en behield een hoekjevoor de mineralogie en geologie. Van hieruit bezochthij met inlandsche artsen patiënten in de stad, keerdevaak met hen naar buiten terug, besprak wat zijgezien hadden, gaf er om zoo te zeggen college.Tal van patiënten stroomden naar hem toe, vooralde ooglijders. Hij was hulpvaardig en vriendelijk enhad groot succes met zijn practijk. Van honorariawilde hij niet weten, doch bij de dankbare patiëntenwerd het gauw bekend, dat niets den grooten Wes-terschen meester zoozeer bekoorde, als voorwerpenop historisch, kunst en ethnographisch gebied, enzoo werd Narutaki langzamerhand een museum, dochniets mocht worden tentoongesteld, want de achter-docht der regeering was groot; al dat schoons hieldvon Siebold in kisten gepakt. Had hij in de kortespanne tijds, sinds hij in Nederlandschen dienst was,zich onze taal geheel eigen gemaakt, thans legde hijzich met evenveel ijver toe op de studie van hetzoo moeielijke Japansch en wel met zoo veel succes,dat hij zich spoedig met vrucht kon onderhoudenmet Japansche geleerden, zonder een tolk noodig tehebben. Uit die gesprekken leerde hij veel omtrenttoestanden daar te lande; tevens gaven zij aanleidingtot het ruilen van Europeesche, vooral medische ennatuurkundige instrumenten, die hij met opzet ingroote getale had medegebracht van Batavia, tegen

Page 212: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 0 7

ethnographica. Zijne leerlingen kregen les in hetNederlandsch van den tolk op Decima; zij die begaafd,doch arm waren, nam hij in zijn dienst. Bij voorkeurliet hij door hen stellingen uitwerken op genees- ofvolkenkundig gebied, aldus zelf leerende terwijl hijlessen gaf.

Reeds in 1824 verscheen van zijne hand een werkover den staat van Japan te Batavia, In hetzelfde jaargelukte het, eene levende theestruik van Narutakinaar Java over te brengen en na eene mislukte proef-neming ook, om het theezaad daar te doen groeien,zoodat er in 1827 in de omstreken van Batavia reedsbijna 3000 jonge theeplanten tierden; het begin vande thans zoo aanzienlijke Javatheecultures.

Zooals meer Nederlanders in Japan voor en nadien deden, verbond von Siebold zich na een ruimtweejarig verblijf aldaar, in Japansch huwelijk metOtaki Sonoku. Voor iemand, die geheel wilde door-dringen tot de kennis van zeden en gewoonten vaneen volk, dat zich geheel afgesloten hield van deoverige wereld, was eene dergelijke verbintenis na-tuurlijk van bijzonder belang. In 1827 werd hem eendochtertje geboren, genaamd 0 Ine, die na haar vadersvertrek in 1830, onder leiding van twee zijner besteleerlingen opgevoed werd. Zij leerde vlug Nederlandschen studeerde in de geneeskunde en vooral in de ver-loskunde, zoodat zij in 1859, toen haar vader Japanten tweede male bezocht, vermaard was, als de eerstespecialiteit op dit gebied; niet lang daarna werd zijdan ook aan het keizerlijk hof als verloskundigebenoemd.

Page 213: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 0 8

In 1826 zou het opperhoofd der factory als vanouds eene reis maken naar de rijkshoofdstad Yeddo,thans Tokio, om den Shogun (rijksbestierder) huldete bewijzen. Steeds was het sinds 1790 gewoonte,dat ook de medicus der factory medeging en zoovertrok ook von Siebold, vergezeld van eenige zijnerstudenten en een teekenaar. Zoowel onderweg, alsin de hoofdstad, was onder alle wetenschappelijkemenschen groote belangstelling voor zijn persoon.Buiten tal van fraaie en nuttige instrumenten, voerdehij met zich mede eene medische handleiding, diehij door een zijner leerlingen had laten vertalen enuitgeven; een en ander bleek een gewild ruilobjectbij de hofgeleerden en wierp groote voordeelen af,voor de verzamelingen. Ook bij die gelegenheid ver-kreeg hij afbeeldingen van landkaarten, van Japanen omgevende landen, hoewel het ten strengste ver-boden was, deze zelfs aan vreemdelingen te latenzien. Dit werd echter niet lang na het vertrek uitYeddo verraden, met het gevolg, dat in het najaarvan 1828 (10 Nov.) een proces tegen von Sieboldbegon wegens het in gevaar brengen van de veilig-heid van het Rijk. Tal van zijne vrienden en leer-lingen werden in verzekerde bewaring genomen,sommigen gestraft met den kerker of verbanning,anderen door degradatie of verlies hunner goederen.Hijzelf kreeg hangende het onderzoek huisarrest opDecima. Onderwijl werd zijne geheele verzamelingnagekeken en tal van voorwerpen daaruit in beslaggenomen. Gelukkig had hij van 1825 af reeds tal vankisten vol materiaal op botanisch en ethnographisch

Page 214: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

109

gebied over Batavia naar Leiden gezonden. De kaarten,waaraan hij bijzonder veel waarde hechtte, had hijnageteekend en verborgen vóór dat hij gedwongenwerd de oorspronkelijke terug te geven. Na herhaaldverhoor, werd hij, daar er van landverraad nietsgebleken was, begenadigd; niet het minst was ditte danken aan zijne flinke houding in het proces enzijne onmiskenbare verdiensten jegens het land. Dehouding van den Nederlandschen resident Meylan,die hem vrijwel verloochende uit angst voor degevolgen ten opzichte van de factory, het verliesvanveel merkwaardigs door de inbeslagneming, maarbovenal het harde lot van zoovele zijner leerlingen,bedroefden hem zeer gedurende die lange pijnlijkemaanden van afwachting, welk lot hem bereid zouzijn. Tenslotte kwam het bevel, dat von Siebold vooreeuwig uit Japan verbannen zou zijn en voor hetnieuwe jaar, het rijk moest hebben verlaten. Onge-twijfeld ware het hem slechter vergaan, zoo nietkoning Lodewijk van Beieren aan de Nederlandscheregeering had laten weten, dat hij haar voor vonSiebold’s lot verantwoordelijk stelde, zoodat ook vanuit den Haag ten slotte in zijn belang werd gewerkt.Na een weemoedig afscheid van zijne vele trouwevrienden, verliet hij na ruim 6-jarigen, stagen arbeidhet land, dat hij naar alle gedachten niet meer zouterugzien en kwam 30 Dec. 1829 uit Decima ver-trokken, reeds 28 Jan. 1830 te Batavia en 7 Juli d.a.v.te Vlissingen aan.

In zijn nieuwe vaderland werd hij vooral door dewetenschappelijke wereld met vreugde begroet en

Page 215: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 1 0

gehuldigd. De regeering kende hem 11 April 1831het ridderkruis v. d. Nederl. Leeuw toe en 30 Aprilden rang van dirig. off. v. gez. N. 0.1. L. en benoemdehem tot adviseur in Japansche zaken. Met denzelfdenijver, die hem daarginds bij het verzamelen geken-merkt had, wierp hij zich op de ordening en be-schrijving der schatten, door hem vergaard. Hij vestigdezich in onze sleutelstad en verwierf het groote huisop het Rapenburg, waar thans o. a. het kantongerechtis ondergebracht. Een groot deel daarvan werd inge-richt als Museum, door zijne eigene zorg, terwijl zijntijd nog meer in beslag werd genomen door de uitgavevan tal van werken, die hij ook zelf bekostigde. Zijbeslaan het geheele gebied van de geschiedenis enden toenmaligen staat van Japan, volk, bodem, dieren,planten, muntwezen en handel. Daaronder blinkt uithet groote verzamelwerk Nippon, later door zijneleerlingen voortgezet. Zijne opvolgers op Decima, deartsen Dr. Burger, J. Pierot en M. C. Textor beijverdenzich zooveel mogelijk om de verzamelingen volgenszijne aanwijzingen aan te vullen. Zoo bleef hij voort-durend in verbinding met zijn vorig arbeidsveld.

Om de levende Japansche planten, die hier geheelonbekend waren, te kweeken, kocht hij een tuin metkoepel a. d. Lagen Rijndijk buiten de Zijlpoort entoen nog grondgebied van Leiderdorp. .Jardind’Acclimatation” noemde hij het. Daar werden voorhet eerst tal van Japansche planten tot wasdom ge-bracht. Pioenen, chrysantemums, de schitterendeJapansche leliesoorten, maar ook struiken en boonrenvonden door nauwlettende zorgen en degelijke kennis

Page 216: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

111

daar eene plaats, waar zij uitstekend gedijden. Ookde academische hortus werd door zijne goedheidvaak met zeldzame gewassen verrijkt en nog prijktdaar meer dan één boom, thans groot en forsch, dieuit dezen beroemden proeftuin afkomstig is.

Intusschen verwierf het Rijk na taxatie, door koopde geheele verzameling in het Museum, (1837) dochzij bleef onder leiding van den aanlegger in dienshuis. Zonderling lijkt het ons, dat in het jaar daarnade benedenverdieping verhuurd werd als societeitaan de studenten en de verzamelingen grootendeelsverplaatst werden naar gangen en bovenverdieping;dit bleek ook een onhoudbare toestand te zijn, zoo-dat reeds in 1839 een kleiner huis in de Paarden-steeg, dat eveneens aan von Siebold toebehoorde,werd ingericht als tijdelijk museum. Daarheen werdhet meest waardevolle en belangrijkste gedeelte over-gebracht. Een klein gedeelte bleef op het Rapenburg,waar Prof. Reinwardt in 1844 de studenten alshuurder opvolgde. Drie jaar later kocht de hoogleeraarhet geheele huis en de rest van de verzamelingwerd ook ondergebracht in hetzelfde gebouw, in denu verdwenen Paardesteeg, hetgeen volgens oog-getuigen geen geschikt verblijf was, vochtig en nietvrij van lekkage. Uit dien tijd (1839-1845) stamtdat merkwaardig album van bezoekers, thans eigen-dom der Universiteits-Bibliotheek, waarvan het titel-blad hierbij is afgebeeld. De genoemde A. Hakbijl 1)is de rechterhand van von Siebold geweest zoowel

IJ hbmham Hakbijl geb. Leiden 4 April 1812 overl. aldaar 27 Jan. 18Yö.

Page 217: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 1 2

bij het ordenen en bewaren der verzamelingen, alslater, toen hij lange jaren hoofd der kweekerij enproeftuin was. Kort voor zijns meesters dood heefthij eene reis naar Japan ondernomen ter wille vande kweekerij en in het algemeen, om uit eigen aan-schouwen het land te leeren kennen, waarvan hijlangzamerhand door zijn dagelijksch werk, zooveelhad gehoord en geleerd.

In dit album is de eerste bezoeker vermeld inApril 1839 nl. de Tsarewitch Alexander (later keizerAlexander 11) met zijn oom den Prins van Oranje(later Koning Willem 11).

Vervolgens tal van Duitsche en Russische vorstenen grootvorsten, geen wonder in verband met hetdrukke en vrolijke hofleven onder onzen tweedenKoning en zijne Russische gemalin. Ontelbaar zijnde namen der geleerden en kunstenaars, die wij inbonte mengeling uit alle naties van Europa aantreffen,als bezoekers van het merkwaardig museum. Sommigenstellen bij hun naam eene ontboezeming naar trantdier jaren, vol vleiende woorden aan het adres vanden beheerder-samensteller, nu en dan zelfs in dicht-vorm, anderen, blijken met dit doel alleen, de reisnaar Nederland te hebben aanvaard en zeker heeftLeiden nooit in nauwelijks zes jaar tijd, zooveel be-roemdheden van heinde en ver met’een en hetzelfdehoofddoel binnen de oude wallen gezien.

Zooals wij aanstonds zullen zien, vertoefde vonSiebold vaak en voor langeren tijd buitenslands tenbehoeve zijner studie en van de gezondheid van zijngezin. Hij kon dan ook niet meer zooals voorheen,

Page 218: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

TITELBLAD VAN HET VREEMDELINGENBOEK VAN HET MUSEUM

VON SIEBOLD MET PORTRET DES STICHTERS.

Page 219: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 220: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 1 3

zich geheel en al geven aan de zorg voor zijn Museum ;dit gevoegd bij de minder goede bewaarplaats, deedhem besluiten, zich een medebeheerder te kiezen inde persoon van Dr. C. Leemans. Toen het kort daaropvast stond, dat hij voor langeren tijd, Leiden zouverlaten, droeg hij het beheer aan zijn medewerkerover en nog hetzelfde jaar (1859) had de verhuizingder geheele verzameling naar een perceel op deBreestraat plaats. Zooals bekend is aan allen, diebelang stellen in de Oostasiatische ethnographie,vormt de verzameling von Siebold nog de kern ende grondslag van de beroemde Leidsche collectiesop dit gebied, die sedert dien nogmaals verhuisdennaar de Hoogewoerd en nu sinds ruim 20 jaren inde nabijheid van het Academiegebouw, op het Rapen-burg bewaard worden.

Intusschen had von Siebold na zijn terugkeer hierte lande, zich ook als adviseur voor Japansche zakenniet onbetuigd gelaten. Reeds tijdens zijn verblijf inJapan had hij de regeering gewezen op het feit, dattal van Japanners er naar hunkerden in contact tekomen met vreemde volken, vooral om hunne kenniste vermeerderen en te verdiepen en dat die wenschenmoesten bevorderd en gesteund worden; dat Neder-land boven alle andere volken door overleveringgerechtigd en in staat was, de noodige stappen tedoen bij de regeering te Jeddo, om verzachting enzoo mogelijk opheffing te verkrijgen van de strengebepalingen, die het land van de buitenwereld afge-sloten hielden; maar zijne vertogen stuitten af, opde geringe belangstelling voor deze dingen hier te

8

Page 221: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 1 4

lande en eerst toen hij koning Willem 11, die schranderen ondernemend was, voor zijne gedachten konwinnen, mocht von Siebold ook op dat gebied eenegroote voldoening smaken. De koning schreef tochop 15 Febr. 1884,,een langen brief aan den Shogun,den rijksbestierder, om hem, onder verwijzing naarhetgeen China had gedwongen de politiek vanafzondering te verlaten, ten sterkste te raden, Japanvoor de vreemdelingen open te stellen. Het antwoordwas weigerachtig, doch deze officieele brief, doorvon Siebold ingegeven en waarschijnlijk ook opge-steld, besliste op den duur toch de openstelling vanhet groote eilandenrijk. Voor zijne leerlingen was hijdoor zijn voorbeeld een baanbreker geweest overeen-komstig hunne wenschen en de brief van Nederland’skoning wakkerde hunne pogingen aan ; zij voeldendaarin, hoe hun meester nog met hen medeleefde ingedachten en toen nauwelijks 10 jaren daarna, zoowelde Vereenigde Staten, als Rusland, hoewel met geheelandere oogmerken, Japan de openstelling door machts-vertoon afdwongen, was in het land zelf, de partijvan vooruitgang zoo sterk toegenomen, dat deaandrang van binnen ten zeerste medewerkte tot hetnemen van dit gewichtig besluit. leder, die op dehoogte is ven de geschiedenis der laatste 60 jarenweet, wat het beteekend heeft, niet voor Japanalleen, maar voor de geheele wereld.

Hoewel niet als Nederlander genaturaliseerd, is opgrond van het Rijksadelsdiploma, von Siebold bijK.B. van 17 Nov. 1842 in den Nederl. Adel ingelijfd

Page 222: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 223: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

NIPPON zooals het nog einde 19e eeuw bestond.

Page 224: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 1 5

met het predicaat van Jonkheer en Jonkvrouw voorhem en zijne afstammelingen.

In 1845, bijna 50 jaar oud, heeft hij zich in hethuwelijk begeven met Ida Helene Caroline Freiinvon Gagern uit de Riigensche tak van dit vrijheerlijkgeslacht. Hij had op zijn terrein buiten de Zijlpoorttemidden der exotische bloemen en planten een een-voudig wit buitenhuis doen verrijzen en had het dennaam gegeven van het !and zijner droomen en blijvendeliefde: Nippon. Nog vóór dat het gebouw gereedwas, vertoefden de pasgehuwden dagelijks te middenvan al het schoons, dat de proeftuin hun bood. Inden koepel gebruikten zij den maaltijd. Daar kwamhen onverwachts eens de prinses van Oranje, (eenigejaren later: Koningin Sophie) bezoeken en deze hoogstontwikkelde en in alles belangstellende vrouw werdniet moede den geheelen middag te bewonderen ente leeren, onder leiding van haren kundigen gastheer,die te vertellen wist van menschen en planten endieren in het verre, toen nog geheel onbekende land.Ruim een jaar daarna werd het huis betrokken, terwijlvon Siebold’s 77-jarige moeder, de weduwe van denWürzburgschen hoogleeraar een naburig, nog bestaandlandhuisje, Achterland genaamd, betrokken had, dochslechts voor kort, want reeds in November 1845 over-leed zij. Daar in Leiderdorp werd het echtpaar 16 Aug.1846 een zoon geboren ; de naam van die geboorte-plaats is een voorteeken geweest voor zijn loopbaan.

De vochtige ligging aan den Lagen Rijndijk bezorgdeaan von Siebold’s echtgenoote de gevreesde malariain het natte jaargetijde en op medisch advies werd

Page 225: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 1 6

besloten, slechts gedurende de zomermaanden teLeiderdorp te verblijven en overigens te St. Martinbij Boppard en later in de stad Bonn, alwaar deandere kinderen geboren zijn.

Bij K. B. van 23 Jan. 1848 was von Siebold dentitel van kolonel toegestaan, met vergunning denuniform te dragen van den Gen. Staf van het Indischleger; anderhalf jaar daarna werd hij afgevoerd vanden geneesk. dienst en bij den Gen. Staf aangesteldbij besl. van den Gouv. Gen.

Door den dood van koning Willem 11 verloor hijbijzonder veel. De koning legde bij voortduring grootebelangstelling aan den dag voor alles, wat onze ves-tiging in Japan betrof en won steeds zijn raad in;helaas was dit niet het geval met den kroonprins,al trachtte diens jongere broeder, de prins-zeemanHendrik zooveel mogelijk te vergoeden wat von Sieboldin zijnen vader verloren had. Herhaalde malen be-zocht hij de familie, als zij ‘s zomers op Nipponwaren en stond als peet over den tweeden zoon,Heinrich, wien evenals zijn broeder een loopbaan inJapan wachtte.

In het voorjaar van 1852 richtte zich von Sieboldandermaal tot den koning en tot den minister vankoloniën, om wederom bij den Shogun aan te dringenop de openstelling van Japan en het sluiten van eenhandelsverdrag. Hij voorzag de veranderingen, dieop til waren en wilde trachten te voorkomen, datNederland verdrongen zou worden van de plaats,die het toekwam; zelf zond hij een ontwerpverdragin, zooals Japan het zou kunnen sluiten met

Page 226: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 1 7

alle mogendheden tot voordeel van beide partijen.Minister Pahud was een groot voorstander dezer

plannen, doch Thorbecke wist toch eene meerderheidvan tegenstanders te verzamelen onder het mottovan behoedzaamheid, en ,,afwachten” werd de bood-schap. Teleurgesteld, dat Nederland werkeloos bleef,nam hij een half jaar daarna eene uitnoodiging aanvan de Russische regeering, om haar van’ advies tedienen in Japansche aangelegenheden en vertrok inJanuari 1853 voor eenige maanden naar St. Petersburg.Het jaar daarop werd, zooals wij zagen, Japan open-gesteld voor de vreemdelingen en ook in datzelfdejaar 1854 gelukte het aan de Nederlandsche regeeringdoor diplomatieke vertoogen von Siebold’s verbanningopgeheven te krijgen. Reeds toen begon bij hem hetplan te rijpen, nogmaals eene reis naar het schooneland, waaraan hij zooveel dankte, te ondernemen;en toen enkele jaren nadien door Japan handels-verdragen gesloten werden met verschillende mogend-heden, waaronder ook Nederland (18 Aug. 1858),was hij van zelf de aangewezen persoon, om hetnieuwe tractaat over te brengen. Doch nogmaalsaarzelde de regeering, thans uit overweging of hetwel wenschelijk was, een vroeger verbannene meteen officieele opdracht te zenden. Von Siebold’splan, om naar Japan terug te keeren stond vast,ondanks zijn hoogen leeftijd (hij was bijna 63 jaar)en de moeilijke, langdurige reis; al dat dralen ver-droot hem en hij besloot op eigen kosten te gaanzonder Rijksopdracht en het voorgespiegeld subsidievan f 2000.- (hetgeen de regeering eigenlijk wel

Page 227: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 1 8

aangenaam was) te meer, wijl de Ned. Handel-Mijhem had aangezocht hare belangen in Japan te willenbevorderen. Zoo vertrok hij dan kort na zijn 63enverjaardag op 21 Maart 1859 uit Leiden en nam zijn121/a jarigen oudsten zoon mede.

Wij zagen reeds, dat de kundige Dr. C. Leemanshet museum zoude beheeren, Hakbijl als chef, geholpendoor den trouwen tuinman Jac. Mater r) bleef belastmet de zorg voor Nippon, waar hij de nog steedstalrijke bezoekers zoude rondleiden bij afwezigheidvan zijn meester en von Siebold’s gezin, zou gedurendeeenige maanden in het jaar het huis komen betrekken.Doch juist in dien tijd heeft mevrouw von Sieboldmet hare kinderen gedurende een paar jaren geregeldop Nippon gewoond.

De reis naar Batavia was moeilijk, vooral in hetbegin, door slecht weder en ongesteldheid. Eenmaalin den Indischen Oceaan aangeland, werd het beteren von Siebold bezocht in de verschillende aanleg-havens der Engelsche koloniën geestelijke en wereld-lijke gezaghebbers. Met de eersten onderhield hijzich bij voorkeur in het Latijn, daar hij hoewelbedreven in tal van talen, slecht Engelsch sprak.Het is verbazend, hoe snel hij zich talen kon eigenmaken. Bij zijn eerste vertrek naar onze koloniën‘kende hij Duitsch, Latijn en Fransch en beheerschtedie talen volkomen. Gedurende den korten tijd van

1) Jacobus Mnter geb. te Amrrsfoort 26 NW. 1817, ovcrl. t e Le iden2 8 !WA. 1899.

Page 228: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 1 9

zijn verblijf hier te lande en op weg naar Japan hadhij niet alleen zulk eene aanmerkelijke kennis vanhet Nederlandsch verworven, dat hij het als voertaalvoor sommige zijner leerlingen gebruikte, doch tevenskans gezien Maleisch te leeren. Gedurende zijneJapansche jaren 1823-1830, bestudeerde hij met ijveren uitstekend gevolg de zoo moeilijke Japanschespreek- en schrijftaal, benevens het Chineesch. Laterlegde hij zich ook op het Russisch toe, zoodat hijin die taal gesprekken van gewicht kon voeren, maarhet Engelsch kon hij niet onder de knie krijgen.Wellicht stond dit in verband met den tegenzin, diehij ook voor dit volk had.

Een schitterende ontvangst bij den GouverneurGeneraal van onze Oost was zijn deel, doch nietlang verwijlde hij op Java, zijn lang begeerd doelwas te nabij en men kan zich licht voorstellen metwelke gevoelens hij na bijna 30 jaren afwezigheidde schoone kusten van Nagasaki’s omgeving voorde boeg zag opdoemen. Ook daar was de ontvangstniet alleen schitterend, maar daarenboven ontroerendhartelijk. Al zijne vrienden en leerlingen, die nogaanwezig waren hadden zich opgemaakt naar Decima,om hun gevierden meester te begroeten, velen haddenlange reizen daarvoor gemaakt en ook hunne leer-lingen meegebracht. Kort na eene audiëntie bij dengouverneur van Nagasaki ontving hij weder verlofzich eerst in een ouden tempel buiten de stad tevestigen en vervolgens in zijn oude landhuis Narutaki 1).~-

1) Deze bezitting erfde zijn oudste zoon, die de voordochter zijn8vaders nn zijn vertrek uit Japan dxarmedt. begiftigde.

Page 229: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 2 0

Daar stroomden, als voor 30 jaren en meer, wederde genezingzoekenden heen. Zijn roem had dienlangen tijd overleefd en met vreugde nam hij demedische practijk weder op zich, alhoewel hij zelfbetreurde, dat andere belangen hem zoo lang haddenafgehouden van eene wetenschap, waarvoor hij blijk-baar een aangeboren aanleg had. Veel vond hij echterdaar veranderd. Hij kon nu wel in volkomen vrijheidpractiseeren en botaniseeren, verzamelen, wat hijverkoos, maar Nagasaki en omgeving was een dereerste plaatsen, die voor den vrijen handel warenopengesteld en er hadden zich tal van Europeeschekooplieden gevestigd. Hunne praktijken echter envooral hun zucht naar gewin, hun egoisme, dat zoozeerindruischte tegen Japansche denkwijze en karakter,behoefden slechts eene korte spanne tijds, om al,wat Europeaan was, gehaat en verdacht te makenen de oude partrj der vreemdelingenhaters stondklaar om die gevoelens aan te wakkeren. In Nagasakidorst geen Europeaan zich na donker op straat tebewegen; zij vreesden de stille wraak der inwoners.Hoe anders was het met von Siebold. Hij ging opelk uur van den avond er op uit, slechts vergezelddoor een ouden Japanschen bediende, hem van zijnvorig verblijf bekend. Deze droeg een lantaarn, waaropeen groote S. was aangebracht. Volgens een Japannerooggetuige, die het later aan zijne weduwe schreef,was het voldoende, dat de bevolking, die lantaarnzag, of van alle kanten klonk het: ,Ohaio Siebolodo”,Wees welkom, o Siebold en dan kostte het denrijzigen grijsaard met den grooten witten baard (dien

Page 230: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

121

hij in Japan had laten groeien) moeite, zich te ont-trekken aan de gastvrije ontvangst, die hem in denederigste woning zelfs, zou wachten, waar menhem kende en liefhad, als de onbaatzuchtige wel-doener en geneesheer, de oprechte vriend van Japanen zijn volk.

Maar hij moest voort, soms naar een patiënt, diezijne hulp nog dringend noodig had, soms naar eenJapanschen of Europeeschen machthebber, die ineene of andere aangelegenheid nog het advies behoefdevan den uitnemenden kenner van het land in diemoeilijke dagen van overgang tot nieuwe toestanden.

Bijna twee, zeer gelukkige jaren heeft von Siebolddaar doorgebracht met zijn zoon, die ijverig Japanschleerde en hem verder behulpzaam was bij het bijeen-brengen van eene nieuwe verzameling op ethno-graphisch en natuur-historisch gebied, die de oudereeds beroemde Leidsche, zou moeten aanvullen.

In 1861 volgde de uitnoodiging van den Shogun,die von Siebold ontbood om lezingen te houdenvoor zijne hofgeleerden. De reis werd aanvaard, deontvangst was luisterrijk en het verblijf, hem toe-gewezen, een oud paleis, niet minder; doch alrasbleek hem, dat het lezingen houden maar bijzaak,zoo niet een voorwendsel was, doch dat het inwerkelijkheid den Shogun er om te doen was, vonSiebold te raadplegen over den politieken toestanddes lands. En het was hem niet onwelkom, wantzoo kon hij wellicht medewerken tot de geleidelijkeuitbreiding der hervormingen op bestuursgebied.

Ook een lijfwacht werd hem vereerd; dat die noodig

Page 231: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 2 2

was, zou blijken. Zijn bezoek viel juist in den tijdder beroeringen in de hofstad, die aan den val derShogunregeering voorafgingen Zoo maakte hij o. a.den aanval mede op het Engelsch gezantschap ennam een werkzaam aandeel aan de verzorging dergewonden bij die gelegenheid. Andere overvallenwerden gevreesd en zijn wacht was dag en nachtin het geweer. Er gebeurde evenwel niets ernstigsen hij zelf voelde zich met zijn jongen zoo veilig,dat, toen de Nederlandsche Consul hem aanriedYeddo te verlaten met het oog op het dreigendegevaar voor vreemdelingen, daar hij anders geen ver-antwoordelijkheid voor hunne veiligheid op zich konnemen, von Siebold terstond liet antwoorden, datde consul moest doen, wat hij niet kon laten, maardat hij zich desnoods onder Japansche beschermingzoude plaatsen Hij wist volkomen, dat dit voldoendezoude zijn tegenover welke partij dan ook. Intusschenliet hij nooit na, zich te beroepen en te beroemenop zijn (verworven) Nederlanderschap. Ook zijnezoons, hoewel in vreemden dienst, zijn daarop steedstrotsch geweest. De consul-generaal De Witt gaf hetechter niet op, om von Siebold uit Yeddo weg tekrijgen. De laatste dacht, dat De Witt hem zijnepopulariteit misgunde en in zijn streven gesteundwerd door den agent der Handelma Bauduin, dieniet gesteld was o;-> een chef in buitengewonen dienst.Ik geloof echter zeker, dat toen reeds van Nederland uiteene intrigue tegen von Siebold gevoerd werd endat De Witt slechts hun werktuig was. Deze wenddezich tot de regeering te Yeddo met verzoek von

Page 232: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 2 3

Siebold te bewegen de hoofdstad te verlaten en ditpogen had tot gevolg, dat hij werkelijk middenNovember 1861 naar Nagasaki terugkeerde. Daarvond hij een aanbod van den Gouverneur-Generaalom naar Batavia te komen, en vervolgens na eenebespreking, benoemd te worden tot diplomatiek ver-tegenwoordiger in Japan Hij ging terstond daarheen,zijn zoon achterlatend, om hem nooit terug te zien.In Batavia aangekomen, bleek hem, dat men denG.G. het zeggenschap over de vertegenwoordigingin Japan had ontnomen, en dit bij Buitenl. Zaken inNederland had ondergebracht. Met de door hemvergaarde schatten trok hij naar het Vaderland, omzich te verantwoorden, maar ook om opheldering tevragen over dergelijke behandeling. Was het wonder,dat hij bitter gestemd was over eene zoodanigebehartiging onzer belangen als koloniale mogendheid!Ten tweeden male hadden onwil, balsturigheid enbekrompenheid belet, dat de zeldzame gaven vanden veteraan benut werden om ons dalend gezag inJapan te herstellen. Nederland gaf zijne bevoorrechteplaats in het opkomend land vrij en heeft die nooitmeer kunnen heroveren.

Toen hem bleek, dat een complot van afgunstigenen betweters in den Haag zijne positie haddenondermijnd, restte den ouden man niets anders, danzijn ontslag in te dienen ter audiëntie bij den Koning.Het werd hem bij K.B. van 7 Oct. 1863 onder dank-betuiging voor zijne diensten en toekenning vanf4000 ‘s jaars verleend.

Was de Koning op de hoogte van hetgeen ge-

Page 233: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 2 4

schied was? Ik vrees van niet. Dergelijke zakenvielen buiten zijne persoonlijke belangstelling envermoedelijk heeft Willem 111 het ontslag opgevat,als iets van zelf sprekend; een lastig oud hoofd-ambtenaar, wiens tijd tot gaan was gekomen, diemoeilijkheden had met de Heeren in den Haag endus maar beter deed, te verdwijnen en zich aan zijneliefhebberijen te wijden. Prins Hendrik echter, dieop bescheidene wijze, vaak correctief wist op tetreden, als zijn koninklijke broeder niet had gehandeld,zooals hijzelf billijk en goed achtte, verraste zijnouden trouwen vriend nog denzelfden middag vande beslissende audiëntie met een bezoek op Nippon,vergezeld door zijne gemalin. Intusschen mag nietonvermeld blijven, dat de regeering te Batavia meeroog had voor von Siebold’s groote verdiensten. Hetwas haar gelukt ‘sKonings machtiging te krijgen opzijne bevordering tot Generaal-Majoor b/d Gen. Stafaldaar, volgens het besluit van 26 Febr. 1863. Eenepoging uit diezelfde richting ondernomen, om hemalsnog benoemd te zien tot Nederlandsch Vertegen-woordiger in Japan, leed echter schipbreuk in denHaag. Hijzelf trachtte nog de door hem medegebrachteschatten aan onze Regeering over te dragen, om diebij de Leidsche verzamelingen te voegen. Ook ditwerd gewezen van de hand en dit waardevol ethno-graphisch materiaal, volgens sommigen nog belang-rijker dan het vroeger verworvene, ging daarmedevoor ons land verloren.

Er is nog zeer veel duisters in deze geschiedenis;vooral de invloeden welke von Siebold’s val ver-

Page 234: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 2 5

oorzaakten, zijn nog moeilijk naspeurbaar. Ik hebmijne meening weergegeven, voor zoover ik die kongronden op de spaarzame gegevens, die mij ten dienstestonden. De bronnen, die op de allereerste plaats,ons daaromtrent opheldering zouden kunnen geven,zijn nog niet ter beschikking van den onderzoeker.

Nog in hetzelfde jaar van zijn ontslag vertrok hijnaar zijn vaderstad Würzburg. De teleurstelling overde grievende behandeling hadden zijne gezondheidernstig geschaad, maar toch bleef hij werken zoohard hij kon, om het materiaal, van de tweede reismedegebracht, te ordenen en te beschrijven. Nogkoesterde hij plannen voor eene derde reis naarJapan; hij vond vooral bij keizer Napoleon 111, alsookin Beieren veel belangstelling voor grootsche onder-nemingen in dat land, waar zijne kennis en ervaring,de terugkomst van het gezag van den Mikado voor-zagen. Doch de onrustige toestand van Europa indie jaren en in het bijzonder de oorlogen van 1864en 1866 hebben die belangstelling afgeleid. DeBeiersche regeering kocht zijne verzamelingen tenbate der Munchener wetenschap en het was in deBeiersche hoofdstad, dat de dood hem op 18 October1866 overviel, te midden van zijn arbeid bij deordening. Zijne laatste woorden waren: ,,Ich gehe inein schönes Land, in das Land des Friedens”.

Zijne weduwe bleef in Duitschland wonen tot harendood, die 1 Maart 1877 te Wiesbaden voorviel. Zijhad echter Nippon behouden in vruchtgebruik.

Hakbijl en Mater bleven den proeftuin beheerenen de gewassen door hunne zorgen gekweekt, vonden

Page 235: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 2 6

steeds veel aftrek en werden herhaalde malen optentoonstellingen bekroond.

Toen de oudste zoon na zijn moeders dood zijngeboortegrond erfde, werd dit meestal verhuurd enhet is aan eene der tijdelijke bewoonsters, VrouweAbbink geb. barones van Voorst tot Voorst te danken,dat ik na jarenlange vruchtelooze pogingen, om eeneafbeelding van Nippon te ontdekken, thans bij ditartikel, de vermaarde buitenplaats aan onze lezersin beeld kan aanbieden. Trouwens, zoo zal het welheel bekend voorkomen aan menig Leidenaar van40 jaar en ouder.

In de negentiger jaren begon het huis te vervallen;de bijzondere gewassen, eenmaal monopolie van dentuin, hadden door de betere verbinding met het verreOosten, hunne groote zeldzaamheid verloren; een enander deed den steeds in het buitenland wonendeneigenaar zijn geheele bezit verkoopen en het aardigewitte buitenhuis viel onder de handen der slooperseinde Mei 1893. In dit droevig lot deelden de groot-geworden, eigenaardige Japansche boomen en niemandbekreunde zich er over, dat Leiden beroofd werdvan een plekje, dat wereldberoemd was geweest.een waar pelgrimsoord voor plantkundigen van heindeen ver. In plaats daarvan kreeg de stad, die in denzomer van 1896 dit gedeelte van Leiderdorp opslokte,een onooglijke volksbuurt, waar in 1896 de Bloem-straat verrees, in 1900 aan de straten de namen vanNippon, von Siebold en Decima gegeven zijn en tenslotte een 7-tal jaren later, die van de zeestraatSimonoseki in Japan, (waar het laatste heldenfeit

Page 236: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 2 7

onzer marine plaats greep) en van den daarbij be-trokken oorlogsbodem: Medusa; doch die beidehebben niets te maken met von Siebold en zijn vreed-zaam werk en danken hunne namen slechts aan eenhier vrijwel misplaatst genoegen, alles bijeen te brengenwat op Japan en Nederland betrekking had.

Bij zijn leven en na zijn dood is von Siebold naarzijne verdiensten, vooral in het buitenland geëerd.Een 14-tal hooge ridderorden sierden zijn uniform,meerdere eeredoctoraten werden hem verleend en hijwas lid en eerelid van schier alle wetenschappelijkegenootschappen in Nederland en den vreemde. Zijnebijzondere voorliefde had de Kon. Mij tot aanmoedigingvan den tuinbouw, waarvan hij stichter en voorzitter,later eerevoorzitter was.

Bij Nagasaki is 10 Maart 1879 een gedenksteenmet inschrift ter zijner eere onthuld. In 1882 zagzijn geboortestad Würzburg een monument, met zijnborstbeeld bekroond, bij de universiteit verrijzen.In datzelfde jaar richtten de Weensche plantkundigeneen gedenkteeken voor von Siebold op in denplantentuin. Het is versierd met een bronzen portret-medaillon. Bij het gedenkfeest van zijn lOOsten ge-boortedag te Würzburg in 1896 gevierd, werden her-inneringspenningen geslagen, waarop hij staat afge-beeld in zijn uniform.

Onder de tallooze werken, die geheel of ten deele,zijn leven en werk behandelen, verdient vooral deaandacht eene Japansche studie van Dr. S. Kure, diein 1909 door zijn tweeden zoon in het Duitsch ver-

Page 237: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 2 8

taald, is verschenen en een vrij volledig bibliographischoverzicht van zijne werken geeft 1).

Wat heeft Leiden gedaan ter eere van hem, diegedurende bijna dertig jaar haar inwoner, door zijnverblijf grooten luister aan onze stad heeft verleend?Eertijds was er in het Japansch Museum eene levens-groote marmeren buste van den stichter dezer ver-zameling. Die buste is nog in de 19e eeuw gehavenden ten slotte even spoorloos verdwenen, als het be-koorlijke Nippon en zijn proeftuin.

Maar ondanks alles, zal zijn naam ook voor Neder-land blijven leven in zijne werken, die niet verouderenkunnen en steeds eene vraagbaak zullen blijven voorhen, die zich toeleggen op de geschiedenis en dekennis van Japan, en die onzer kolonisatie in Oost-Azië.

Von Siebold’s op Nippon geboren, oudste zoonAlexander Georg Gustaf, vergezelde, zooals wijreeds zagen, zijn vader op diens tweede reis naarJapan. Hoewel zijn vader gaarne gezien had, dathij in Russischen zeedienst was gegaan, trok hetverblijf in Japan hem zoozeer aan, dat hij kortvoor zijns vaders vertrek, einde 1861, uit Nagasakimet vreugde de benoeming tot adspiranttolk aan hetBritsch gezantschap aannam. Zijne kennis van detaal en van het land op ruim 15-jarigen leeftijd,maakten hem tot een gewenschten medewerker bij

1) L>eze tweede zoon, het petekind YIUX Prins Hendrik der Neder- .landen, Heinrich Pbilipp (X352-1908) was 25 Jaar lang in Oostenrijk-schen dienst in Oost-Azië, het laatst als gezantschapsraad en consulte Yokohama en Singapore. In 1891 werd hij Oostenrijksch Freiherr,doch stierf kindvrloon op zijn knstcel Frcndenstein in Zuid-Tyrol.

Page 238: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

JHR. A. G. G. FREIHERR VON SIEBOLD.1846-1911.

Page 239: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 240: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

129

de vertegenwoordiging van het land, dat zulke grooteplannen in het pas geopende Japan koesterde. Laterging hij in Japanschen dienst over en was o. a.gezantschapsraad te Rome en Berlijn, doch ging in1890 uit den actieven dienst, hoewel hij alsadviseura/h gezantschap verbonden bleef. Wegens zijne ver-diensten jegens de Oostenrijksche Oostaziatischeexpeditie, verleende Keizer Frans Jozef hem de ordev. d. IJzeren Kroon 2e kl. en volgens de statuten dierorde werd hij daardoor Oostenrijksch Freiherr 5 Nov.1870. Hij stierf 23 Jan. 1911 te Pegli bij Genua, uitzijn huwelijk met Elisabeth Gravin von Haslingengenaamd von Schickfus drie dochters nalatend eneen zoon, Alexander, geb. te Würzburg 5 Mei 1896.Begaafd en veelbelovend jongmensch, begon hij in1914 zijne studie aan de voorvaderlijke universiteit,doch moest kort daarna te velde trekken. Als zooveleanderen, offerde helaas ook hij zijn jong leven voorzijn Vaderland. Hij sneuvelde bij den beruchtenKemmelberg 27 April 1918, als reserve-luitenant derartillerie, en laatste mansoir van zijn roemrijk geslacht.

BIJLEVELD.

Page 241: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Alphensche BuitenplaatsenDOOR

W. M. C. REGT.

De fortuinen, in de 17” en 18~ eeuw in de O.I.Compagnie en in den Levantschen handel verworven,werden niet in grove uitspattingen verteerd. Oud-hollandsche degelijkheid, aloude gewoonten en degodsdienst der vaderen hielden het overgrootste deelder landzaten binnen ordelijke banen. Met lust envlijt werd er gewerkt en wie tot welstand wasgekomen, wilde daarvan in de eerste plaats doenblijken door een degelijk, net onderhouden woonhuisop goeden stand. Kon het lijden, dan ook een woningop het platteland; in den eersten tijd een boeren-hofstede, waar de smakelijke producten van het landten volle konden worden genoten en men in stilgenoegen van de beslommeringen van ambt of kantoorkon uitrusten. Bij de toeneming der welvaart bouwde

Page 242: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

131

men bij de boerenhofstede ook een fraai buitenhuis,langzamerhand zelfs met weidschen praal ingericht,de omgeving met huis en interieur in overeenstemming.Fraaie parken, wandelbosschen, slingerpaden, eenoranjerie, soms een menagerie (waaronder men ookeen hertenkamp verstond), het geheel van den grootenweg gescheiden door een kunstig gesmeed ijzerenhek, waaraan all&n soms schatten werden ten kostegelegd (Vredehof, aan de Vecht!) Het huis, liefst aangroot vaarwater gelegen, met een speelhuis of koepelaan den waterkant; onder den koepel een schuiten-huis, waarin de met fraai beeldwerk en verguldeornamenten versierde boeier een goede ligplaats vond.De tuin voorzien van een meetkunstig geconstrueerdekom of vijver, met karpers en goudvisschen bevolkt.Waar zal het einde zijn om al die heerlijkheid tebeschrijven!

Naast de Jegepralende Vecht”, de Amstel en hetDiemermeer, mocht ook de Oude Rijn zich in deIS eeuw verheugen tal van lustplaatsen langs zijnoevers te zien. Binnen het grondgebied der tegen-woordige gemeente Alphen aan den Rijn telde mener destijds ruim een veertigtal. Helaas heeft geenbevoegde hand (zoover wij weten) er ons bf af-beeldingen, òf beschrijvingen van gegeven ; nimmeralthans kwam ons een boekje in handen! zooals ervan de Vecht en andere landstreken bestaan.

P 1 e m p e r in zijn ,,Beschrijving van de Heerlijkheiden het Dorp Alphen aan den Rijn” zegt bladz. 1:

,,Alphen, aan den hoogen Rijndijk, tuszen Leiden,en Woerden, langs die doorlugte stroom uitgestrekt,

Page 243: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 3 2

,leid in het gewest en ‘t hart van Rijnland, daar het,,,Leiden alleenig d’eere laatende om de Steedekroon,,van dat Landschap te draagen, in een kring van,,zestig aanzienelijke Nabuurvlekken, als diamant in,goud gezet, voor Dorpkoningin kan speelen; binnen,en buiten gestoffeerd zijnde met zulk eene majesteit,van veldzieraaden, en watervermaaklijkheeden, dat“men, te dien opzigte, nauwelijks zijns gelijk zou,,vinden”.

Mogelijk is deze verheerlijking van Alphen welwat opgesmukt, doch dat in de 18e eeuw onzegemeente een verrukkelijk oord was, mag men metreden besluiten uit een uitlating van den zeer een-voudigen en nederigen Woubrugschen predikantDs. Alexander Comrie, die een halve eeuw naP 1 e m per getuigde : ,,het is daar (te Alphen en Ouds-hoorn) in waarheid een aardsch Eden”.

Nog lang is Alphen een der mooiste Z.-Holl. dorpengebleven. Waren ook bijna alle buitenplaatsen sindslang verdwenen : ik herinner het mij nog goed uitmijn prille jeugd, welk een tooverachtig-schoonenaanblik Alphen door haar geboomte bood, als ik daar(f 1877) door reed, komende uit de vlakten tusschenWaddingsveen en Koudekerk.

Ja, wat was het nog mooi, toen ik hier voorgoedkwam wonen (1897). Eén laan van prachtig opgaandgeboomte verbond Koudekerk met Zwammerdam. DeLagewaardsche weg werd om zijn schoonheid geroemden ook de lage zijde van Alphen tot Zwammerdam,bood over Gouwsluis in het voorjaar en den zomereen zee van groen, waartusschen alleraardigste oude

Page 244: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 3 3

boerenhofsteden en bescheiden, doch nietteminschilderachtige arbeidershuisjes.

De Oudshoornsche kerk - en natuurlijk ook deandere, maar ik woon in Oudshoorn - zat toenZondags nog vol met kappen en gouden oorijzers.En wat was zij toch mooi, die Rijnlandsche kap!Thans ziet men er zelfs niet een. De meeste, teeken-achtige, boerenhofsteden zijn afgebroken; ze hebbenplaats gemaakt voor protserige boerenhuizen inschrille kleuren, opgedirkt met bandjes, tegeltjes,balletjes, cementen lijsten en miserabel gekleurdvensterglas! Als haute-nouveaute is voorbij Gouwsluiseen boerenwoning van kalkzandsteen gezet, met eendito stal, waar de groen-bruine mest door den muurheenzweet..... Het zware geboomte is weg, demooie rij populieren vóór Overpost is omgehakt, alleboschjes zijn verdwenen, de vogelstand is zoo goedals vernietigd : alleen mosschen, spreeuwen en enkelekraaien ziet men nog. 0, oud, schoon Alphen!

Nog handhaaft Oudshoorn van de Heul tot‘s Molenaars zijn ouden roem, doch voor hoelangnog? Overal elders zijn de terreinen der voormaligebuitenplaatsen door de industrie in gebruik genomen;waar zich vroeger een smaakvol plantsoen met eenaardigen koepel bevond, een lust voor de oogen:daar grijnst U thans een wanstaltige betonfabriek ofeen collectie armzalige loodsen tegen.

***

In de volgende bladzijden willen wij een bescheidenpoging wagen de eens bestaande buitenplaatsen te

Page 245: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 3 4

beschrijven. Bij gebrek aan de noodige gegevensomtrent den bouw en de inrichting zullen hier voor-namelijk de eigenaars en bewoners ten tooneeleworden gevoerd. Daartoe maakten wij, helaas! geengebruik van de oude Transportboeken, die nog ophet Rijksarchief berusten, maar waartoe, om ze teraadplegen, ons de gelegenheid ontbrak. De vrijdesolate gemeente-archieven van Alphen, Oudshoornen Aarlanderveen, verschaften mij in hoofdzaak destof voor het hier volgende. Het zijn de Schrikkel-jaars-morgenboeken, de Gaarboeken der Binnenl.kosten en de boeken der Collaterale Successie uitAlphen, - de Staten van diverse penningen uitOudshoorn, en eenige stukken uit Aarlanderveen.Een enkele maal kwamen de oude archieven van denBurg. Stand en de lidmatenboeken te hulp. Soms,doch dit gebeurde maar heel zelden, werden mij deoude eigendomsbewijzen in handen gegeven; hetschijnt dat men niet eens de moeite wilde nemen zeop te zoeken; veelal ook waren ze vernietigd. Oudeoverleveringen, mij sinds een kwart eeuw door dorps-genooten te hooi en te gras meegedeeld, voegde iker aan toe; hun waarde is echter niet onbetwistbaargroot.

Het is vrij dikwijls gebeurd dat de oude naam invergetelheid was geraakt; natuurlijk kon men danook de plaats niet meer aanwijzen. Met mededeelingenals : ,,dit is hier vroeger een heereplaats geweest”,was ik in vele gevallen niet geholpen; toch gaf hetsoms een aanwijzing in goede richting.

***

Page 246: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 3 5

Valt er heel niets te vermelden omtrent de levens-wijze der vroegere bewoners? In bizonderheden bijnaniet, in algemeene trekken wel.

Het is bekend dat de bewoners van onze oudevaderlandsche buitenplaatsen worden aangeduid alsonbeduidende, onuitstaanbaar-hoogmoedige bezittersmet pruiken, kamerjaponnen en slaapmutsen.

De geestige Co r n e 1 i s T r o o s t heeft met zijn serie,,Nelri” en met zijn teekening van de lustplaats,,Suypesteyn” dit idee aardig vastgezet.

Ik vind echter geen vrijheid deze uitspraken hierte onderschrijven.

Naast de teekening “van den schatrijken, aarts-dommen buitenplaatsbewoner, stel ik den landheer,die zijn pachters het leven dragelijk maakte, dediaconieën op de dorpen bedacht, den edelmoedigengever van zoo menige feestgave, den man van het,,Heemschut” uit den ouden tijd, den werkgever opgroote schaal.

Naast de lustplaats ,.Suypesteyn” stel ik de aller-aardigste en alleraantrekkelijkste gravure, waarop hetwitte paardje met den kleinen ruiter, voorafgegaanwordt door twee kinderen met levenslust, vroolijk-heid en goedaardigheid op het gelaat, alles begeleiddoor den trouwen hond, die van genoegen tegen hetpaardje opspringt, - ernaast stel ik de hartverheffendemuziekavonden met harp, clavecimbel en strijk-instrumenten, -- den collectionneur van een menigtevreemde en zeldzame voorwerpen, anders reeds langverloren geraakt, thans met zorg bewaard tot eenbeter gebruik, - de beleefdheid, het fatsoen, de

Page 247: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

136

gezelligheid, den tact om het familie en vriendenaangenaam te maken.

En wie zal het zeggen, hoeveel pessimisme, nijden afgunst, levensmoeheid en wat al meer,opgedaanin de schadelijke atmosfeer eener groote stad, hierin Gods vrije natuur, temidden van een bescheidentrouwhartige bevolking, omgezet werd in opgeruimd-heid, liefde, althans genegenheid tot den evenmensch,helderheid van geest, gezondheid en levenslust?

Op zijn minst genomen vind ik de eerste opvat-ting uitgebeeld door de bekwame hand van eenCornelis Troost, zeer eenzijdig.

---.-

A. ALPHEN AAN DEN RIJN.1. De Hoogenburch.

Deze plaats lag dicht bij het dorp Zwammerdam,en den Steekter polder, is nog met dien naam bekend,doch geheel tot boerderij ingericht.

P 1 e m p e r in zijn Beschrijving van Alphen, blz. 108,zegt er het volgende van:

.De Steektze (polder), daar leid, by Swammerdam,,,het land den hoogen Burg in, zo benoemd van ‘t,,Rooms (Romeinsch) gestigte Alpheni Castra, den,,Burgh te Alphen. Een geweldig Oorlogsmagazijn,,,dat op den vierkanten grond met zijne Metzel-,muurwerken ruim een morgen Lands besloeg.”

.Onder de blijken deeser aaloudheid aldaar uit,,d’aarde opgedolven zijn ons voorgekomen, eene,,steen, daar men, hoewelze gebrooken was, nog de

Page 248: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 3 7

Jetters op zien kon Leg. 1 N. van het eerste Legioen,,,‘t Minervische . . . . . . . . . Eene Albastergrauwe dood-,kist, uit enkel rots gehouwen, schier een handbreed,,dik, en ter lengte van ruim derdehalf ellen, van binnen,,,in het midden en aan ‘t hoofd en voeteinde, met,,verscheide onkenbare Karakters besneeden. De letters,,van ouds daar op te zien, zijn door het gebruik en,,de alvernielende tijd, uitgesleeten. Dit was de Graf-,tombe, zeid men, van Koning Ezeloor.. . . . . . . Van,,de penningen zal ‘t niet ongerijmd schijnen, dat men,,kortbondig eene schets, lustige leezer, het vermaak,,en d’onkundige bezitters kennis geeve. Zij zijn ‘r,,,goude, zilvere, kopere, en by meenigte. Behalven,,d’onkenbaare, door de roest opgevreeten, hebben,,we, met ‘er gewoone agterbeeldjes en omschrijvingen,,,de volgende : . . . . . . . . . Hier zijn ook Pilaartjes uit-,,gegraven, van rood rond steen, met letteren geteikend,,,en tussen de voegzels, hier en daar, ingeleid met,,verscheidene penningen : een sierlijk potje, geboot-,,zeerd van dergelijke aarde, met een Leeuwskop,,daarop: Verzengde tarw, het overblijfsel van den,,voorraad der Romeinse krijgsbenden.”

Wij laten deze mededeelingen voor rekening vanden schrijver. Mogelijk vindt prof. H o 1 werd a ge-legenheid en genegenheid een onderzoek ter plaatsein te stellen; het zou dan spoedig blijken of hierwerkelijk sprake is van een oude nederzetting.

Als er een Albiniana in deze streken gelegen heeft,moet het hier geweest zijn. Doorgaans gaat menvan een verkeerd standpunt uit en meet men denafstand van de tegenwoordige kerk van Alphen uit.

Page 249: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 3 8

Dat toch mag men in het geheel niet doen. Uitoude goede berichten blijkt dat het oude Alphen inden polder Steekt heeft gelegen en dat het tegen-woordige dorp Alphen in den ouden tijd als eenaanhangsel of een nieuwe buurtschap bij het oor-spronkelijke Alphen werd beschouwd.

***

Haesje Jansdr., weduwe van Cors Jacobsz.,wonende te Alphen, bij Zwammerdam, droeg 11 Maart1656, geassisteerd door haar zoon Jan Co rssen,de huizinge, barg en schuur, staande op circa 12r/emorgen lants, gelegen op ,,de Hooge Burch”, voorj’940.- op aan Juffr. Catharina de Pottre,weduwe van Jhr. Lambregt van der Horst.

In 1686 was ,,de Hoogenburch” in bezit van Jonc-heer Cornelis Bam, Heer van den Vrijenhoef(onder Aarlanderveen) en was toen met woning, alshuis, barg en schuur, genaamd de H. 31 morgen groot.

In 1693verkochtJkvr. Jacoba Agnes Theresiavan Bam, huisvrouw van Nicolaas van derD u y n, Heer van Rijswijk, de Mye, etc., dochter vanw i j l e n W e n e f r i d a v a n d e r H o r s t , e e n i g edochter en erfgename van wijlen Lam b r eg t v. d. H.en Catharina de Pottre, - een deel land van,,den Hoogenburch”.

Eigenaar was tot 1783 Ds. Michiel Zwarten-dijk, die 20 Januari 1783 als Remonstr. predt. teUtrecht overleed. Laterhad hier Ds. J a n Kon ij n e n-burg, hoogleeraar bij de Remonstranten, zijn buiten-verblijf.

Page 250: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 3 9

Het oude huis, thans in het bezit van den bouw-man Roest, is eenige jaren geleden vrij wel geheeldoor brand vernietigd.

2 . Over-XVeen.

Gelegen in het Steekt, en denkelijk tusschen hetGoudsche Rijpad en Zwammerdam. Geen inwonervan Alphen kon mij meer meedeelen, wáár dezebuitenplaats precies heeft gelegen. De naam zou aan-duiden, dat zij lag tegenover een veenderij, die ver-moedelijk in Aarlanderveen plaats had.

Werd 15 April 1713 het lijk aangegeven van Bar-nardus Vroombroek, te Rotterdam overledenen te Alphen begraven, broeder van Jan Vr.: den27 Nov. 1717 werd het lijk van Arnoldus Vroom-broek te Alphen aangegeven (f 6.) vader van Jan sVroombroek.

Den 30 Mei 1720 nu transporteerde Juffr. MariaS 1 o o s, weduwe van, en buiten gemeenschap van goe-deren gehuwd met den Heer Arnoldus Vroom-broek de buitenplaats ,,Over-‘t-Veen” op de echte-l i e d e n N i c o l a a s R i e m e r s m a e n E l i s a b e t hL o n g e s p e e. Het goed bestond toen uit een hofstede,als woningen en landerijen, groot circa 22 morgen,zijnde 16 m. op het Steekt en 6 m. op het Rijneveldgelegen, benevens nog 3 m. mede op het Steekt.

Wie was die Riemersma? Van 1734 tot 1755fungeerde een N. R. als chirurgijn te Haarlem (Alg.Ned. Fambl. XVII : 21, 22). Een andere N. R. was van1701 tot 1712 O.I. predt. geweest en woonde in1726 te Leiden. Dit moet hij zijn! Elisabeth

Page 251: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

140

Longespée was zijn tweede vrouw, de eerstevinden wij met haar drie kinderen in ,Navorschey” 1901bldz. 306. Zie ook : v. T r. de B r LI y n, 0.1. predikanten.

In 1724 was de buitenplaats met de landerijengroot 13 m. 588 r.; in 1734 was de bezitting ver-meerderd met 11 m. 100 r. benevens 9 m. 500 r. ophet Rijneveld. In dat jaar staat Riemersma op hetquohier voor zijn landgoed 0. vermeld onder n0 53en werd daarvoor aangeslagen voor f’ 6-0-0. Zijnlanderijen werden gebruikt (gepacht) door H u y b e r tDame. Drie jaar later deed hij de buitenplaats vande hand. Nog in 1756 waren er twee zoons van hemin leven, t.w. Mr. Gerard, die te Leiden woonde,en Johannes Riemersma; beiden kwamen toenop voor een hypotheek op ,.Over-‘t-Veen”.

Den 20 Febr. 1737 verkocht Nicolaas Rie-me r s m a, wonende te Leiden, deze buitenplaats aanNicolaas Antony Kohl, won. te Amsterdam.Het goed was toen groot 25 m. 138 r. Van hem, dieook in 1748 als eigenaar voorkomt, is mij niet veelbekend. De volgende zijn, zoo vermoed ik, zijnouders. In 1749 kwam met kk. attestatie uit Stokholmte Alphen : Sop h ia G r i 1, huisvrouw van den HeerNicolaas Ko h 1, tegelijk met haar arriveerde uitAmsterdam beider dochter Ma r i a D o r o t h e a K o h 1,die weer in 1767 daarheen vertrok. N i c o 1 aas K o h 1overleed op ,,Over-‘t-Veen” en werd 2 Oct. 1751uitgevoerd naar Zwammerdam; zijn weduwe leefdenog 15 jaar met haar dochter op dit buitengoed,den 16 Aug. 1766 werd ook háár lijk naar Zwam-merdam gebracht. De dochter M. D. Ko h 1 staat in

Page 252: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 4 1

1760 als eigenares, in 1768 echter Mevr. de Wed.P. Vermeere.

De eerstgenoemde Nicolaas Anthony Kohlheeft reeds veel vroeger ,,Over ‘t-Veen” vaarwelgezegd. Hij is Raad-fiscaal in de kolonie Surinamegeworden en huwde daar met W. H. Maur i c ius,dochter van J. J. Ma u r i c i u s, Gouverneur van Suri-name. K o h 1 is in die Kolonie overleden, zijn vrouwhertrouwde met N. S t r u b e, Raad van Policie aldaar.

In 1772 wordt als eigenaar van ,,Over ‘t-Veen”genoemd: Joost Hendrik Vos, die de landerijenin eigen gebruik hield. Hij had 28 October 1767 voornotaris W i 11 e m D e c k e r te Amsterdam zijn huwelijks-voorwaarden laten opmaken met Vrouwe Ca t h a-rina van den Bergh. Het huwelijksgeluk wasechter van korten duur. In Febr. of Maart scheiddehet echtpaar van tafel en bed. Voor f 6000 aancontanten mocht hij de buitenplaats ,Over ‘t-Veen”behouden en tot in 1782 komt hij dan ook alseigenaar voor. Ongelukkig was hij telkens in geldelijkemoeielijkheden. Op den 23 Mei 1775 belastte hij zijnbezit met f 5000 ten behoeve van Mr. G. Be e 1 a e r t svan Wieldrecht; den 16 Dec. 1776 met f 1200en 5 Aug. 1778 nog eens met f 200 van denzelfdenen eindigde met 27 April 1782 aan zijn schuldeischer,Over-‘t-Veen” te verkoopen voor f 13000. Bij diegelegenheid werd de bezitting als volgt omschreven:Een hofstede, genaamd ,,Over-t-Veen”, bestaande ineen heerenhuizinge, huismanswoning, bouwhuis methet speelhuis staande buitendijks voor de voorn.woning, alsmede de schuur en daaraan hoorende

Page 253: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 4 2

landerijen, te zamen groot 37 morgen, 62 roeden(waarvan 1 m. 100 r. leenroerig aan Vianen!)

Mr. Beelaer t s vergrootte de bezitting door aan-koop van

10 een boerderij met C_ 12 m. 200 r., voor f 3615(23 Mei 1783),

20 een boerderij met & 14 m. voor f 8000(23 Mei 1783), - en

30 een boerderij met _i 27 m. 300 r. voor f7200(7 Juli 1785).

Hij werd in den aanvang van 17950nder curateelegesteld, maar onttrok zich aan zijn curatoren doorzich te Alphen op te houden, vandaar ging hij naontdekking naar Amsterdam. Ook daar opgespoordzijnde, werd hij te Beverwijk in een inrichting voorzwakzinnigen geplaatst, alwaar hij 24 Januari 1809overleed.

Bij openbaren verkoop (vermoedel. door zijn cura-toren) kwam ,,Over-‘t-Veen”in bezit van VrouweIda Bartha Hoff, weduwe van den Heer AdamS t ra te nus (zie Ned. Leeuw XX : 85), die nog in1816 als eigenares staat aangeteekend.

3. Vredebest (?)

Deze buitenplaats, waarvan mij de naam onbekendis, werd van 1724 tot 1769 bezeten door JanC ra au w a a t. Hij werd in 1734 voor zijn buitenplaatsaangeslagen voor J4 en voor zijn bouwhuis, schuuren zomerhuis voor i‘ 3 (Quohier 1734 no. 58).

Het goed, dat dicht nabij ,,Zeelust” was gelegen,

Page 254: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 4 3

was groot 22 morgen, 150 roeden. In 1769 trad alseigenaar op de heer Jan van Ravensbergen, 1)uit Gouda. Hij overleed te Gouda in 1795. Bij diegelegenheid werd de bezitting beschreven als: eenheerenhuizinge, boomgaarden, hofstede als huis, erve,berg en schuur met + 18 morgen land in denSteekter Polder, strekkende met een uitterdijk vooruit den Rijn, over den Rijndijk tot achter aan detoegangswetering toe, belend ten 0. : G er r i t S t r e n g,ten W: van der Hoeve, - en nog 5 morgen300 roeden op het Rijneveld.

Jan van Ravensbergen had het heerenhuiszelf bewoond. Dit werd in Aug. 1796 getaxeerd opf 7200 en kwam in dat jaar in bezit van V i n c en tSnoeck van Tol (zie Jaarb. Ned.Adel 1, 245; zieook hierachter op ,,Rijnoord” nO.40) die nog in 1798als eigenaar wordt genoemd.

4. Zeelust voorheen : Beeterhoop.

Vlak ten W. van het tegenwoordige station Gouw-sluis lag vroeger de buitenplaats ,,Zeelust”.

Onder den naam ,,Beeterhoop” waren in 1704 deHeer Reijer‘ van der Burg en Juffr. MariaStorm, echtelieden, bezitters van dit goed. Ook in1712 en 1724. In 1732 was eigenaar Jan Gosenson;het was toen groot 8 morgen 500 roeden, benevens

Page 255: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

144

4 m. 500 r. en nog 3 m. 350 r. op het Rijneveldgelegen. Hij hield de landerijen in eigen beheer enstaat op het quohier van 1734 onder no. 60 aange-teekend als bezitter van de buitenplaats ,,beeterhoop”met een aanslag van f 4-0-0. Hij bezat toen daar-naast een bouwhuis, schuur en zomerhuis en nog(samen met Pieter Timmer) een bouwhuis enschuur. Den 7 Maart 1735 verkocht Juffr. Cor neliaLori e, wed. en boedelhoudster van den Heer JanGo s e n s o n, wonende te Gouda, ,,Beeterhoop” aanA n d r i es Ti m me r, notaris en procureur te Gouda,voor f 5500. Deze bezat 9 morgen en nog 8 m.200 r. Vierj aar later waren de beide perceelen, bijdoode van An d r i e s Timmer voor f5200 verkochtaan den Heer Jan Taalman, die toen beschikteover 17 morgen 200 roeden.

Genoemde Heer Ta a 1 ma n, die den naam van,,Beeterhoop” veranderde in die van ,,Zeelust”, wasde bekende J o a n T a a 1 m a n, luitenant-admiraal vanHolland en Zeeland, in SO-jarigen ouderdom op den3 Juni 1755 ontslapen. Als eigenaar van zijn buiten-plaats ,,Zeelust” werd hij opgevolgd door den HeerAbraham Jacob Hiddink, van 1761 tot 1769door Frederik Luyt. Denkelijk was deze laatsteechter maar een bewoner en was het bezit eigenlijkin handen van Geertruy Jacobs Stehouwerdie 24 Januari 1767 overleed en ,,Zeelust” aan haartweeden man Cornelis Willemsz. Rijnsburgernaliet.

,,Zeelust” wordt ons in dien tijd aldus beschreven:een hofstede genaamd Z. bestaande in een heeren-

Page 256: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 4 5

huizinge, speelhuis, bouwhuis, berg, stalling enschuren, bepooting en beplanting, met &- 25 morgen320 roeden zoo wei- als hooiland, als teelland,staande en gelegen bij de Goudsche Sluis op depolders Steekt en Rijneveld, met 17 morgen op hetSteekt, strekkende met een uiterdijk uit den Rijn overden Hoogen Rijndijk tot aan de toegangskade, belendten 0. de Heer Ravensberg, ten W. den boedel,en 4 m. 300 r. op Rijneveld etc. Vóór de buiten-plaats, d. w. z. tusschen Rijn en dijk stond de herberg,,‘t Groeneveld”.

Van 1769 tot 1775 vinden wij Cornelis Wil-lemsz. Rijnsburger, na hem Cornelis vanS w i e te n als bezitter. Deze verkocht ,,Zeelust”8 Januari 1780 aan Klaas Marijn k voor f 8000terwijl het in 1782 in bezit kwam van den Heervan der Hoeve en echtgenoote, die er nog in1798 als eigenaars van worden genoemd.

In het Aardr. Woordenboek van Van der A astaat dat het heerenhuis is afgebroken en er thansnog een boerderij wordt gevonden, die met de grondengroot is 17 bunders 95 vierk. roeden en 95 vierk. ellen.

Oude ingezetenen van Alphen vertelden mij dat op,Zeelust” de eerste beetwortelsuikerfabriek uit onsland gevestigd is geweest. Thans is het onder dennaam van ,Dora’s Hoeve” een bezitting van denlandbouwer H o o i m a n s.

5 . Rhgnhart.

Over dit goed leze men de uitvoerige mededeelingen10

Page 257: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 4 6

van Jhr. Mr. W. A. Beelaerts van Bloklandin het Leidsch Jaarb. van 1916.

In 1732 was de Heer Steven Adriaan vanWelderen eigenaar en was het goed groot 38morgen, 50 roeden. Bruiker was Egbert Bel t. Ophet quohier van 1734 staat dezelfde eigenaar aange-teekend en worden het bouwhuis en de tweeschuren aangeslagen voor f 4.-. Nog in 1756 komtvan Welderen als de eigenaar voor, doch in 1790was het in bezit van den Heer Leonard de Tho-m eese. Deze bezat hier een huis en twee schuren(aanslag f 3-12-0) en 24 m. 540 r., benevens nog13 m. 350 r. lands.

6. Rijnlust.

Tusschen Gouwsluis en het Dorp van Alphen ge-legen, was dit goed van 1724 tot 1732 het eigendomvan den Heer Dirk Fiool. In 1732 in het bezitgekomen van Cornelis van Aerssen, heer vanVoshol, staat hij als zoodanig op het quohier van1734 aangeslagen voor f 6-13-0 (op no. 137). Debuitenplaats groot 2 morgen en 242 roeden had daarnaast een bouwhuis met schuur en 47 morgen 300roeden land. Over van Aerssen zie men ,Adelsarchief” 1902 bldz. 183. Tot in 1752 hield hij debuitenplaats aan, van 1752 tot 1767 vindt men alseigenaar de heer M e 1 c h i o r M u 11 e r. Deze, eigenaarvan ,,Berendrecht” (zie n0.44) en van ,,Rijnlust”, lietde beide lustplaatsen 20 Juli 1767 publiek verkoopen.Bij die gelegenheid staat ,Rijnlust” beschreven als,,de buytenplaats of hofsteede genaemt R. met deszelfs

Page 258: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 4 7

bepoot- en beplanting, Heerenhuysing en Orangerie,mitsgaders Boere-wooning en Landerijen, alsmeedehet Laantje of Allée met het SpeeI- en Duyfhuys”.(Zie Leidsch Jaarboekje 1913 bldz. 109.)

Daarna was van 1768 tot 1782 in het bezit van,,Rijnlust” Hermannus van Seppenwolde. Hij,procureur voor Rijnland, werd als zoodanig toege-laten tot de vierschaar voor Alphen 3 Juli 1756. Metzijn vrouw Anna Amelia Kreet woonde hij teAmsterdam, althans in 1772, doch ook wel op ,,Rijnlust”want hij liet in 1772 en 1776 te Alphen kinderendoopen en één aldaar in 1774 begraven. (Zie ookAlg. Ned. Fam.bl. XIV bl. 213.)

In 1783 ging het goed over op de WelEd. Geb.Jonkvr. van Warmvliet. Den 7Sept. 1788 werdte Alphen aan Catharina Wilhelmina vanWa rmvlie t betoog afgegeven om te Utrecht temogen trouwen met Jean Mare Antoine deJaussaud de Vedelin. Zij is vermoedelijk haarman gevolgd en heeft de buitenplaats van de handgedaan, want in 1788 staat als eigenaar HendrikRi e ms (Transportboek XX fol. 82). Hij heeft debuitenplaats afgebroken en verkocht de gronden in1789 aan den heer A. T. Blanken (Transportboeka.v. fol. 139 verso), die nog in 1798 als eigenaarvoorkomt. In 1811 echter waren de gronden in bezitvan Pieter baron de Smeth.

7. Ruymsigt.

Was gelegen tusschen Gouwsluis en het Dorp vanAlphen. In 1734 werd Cornelis Kenneweg voor

Page 259: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

148

zijn ,buytenplaats genaamt ,,Ruymsigt” aangeslagenvoor f 6-13-0 (Quohier van 1734 no. 153). Omstreeks1780 wasdeheer Dominicus Daniël Roosmaleeigenaar van deze buitenplaats en van een huis,onder no. 153 en no. 152 in een quohier vermeld.Korten tijd later was bezitter de heer Di r k H ey-dem an (zie Transportb. XX fol. 81 verso). Dezeoverleed te Alphen 27 Sept. 1795, nalatende alsweduwe Geertruid Wiggers. Hij had zijn testa-ment gemaakt te Amsterdam 4 Juli 1782 voor notarisJoh. Arn. Lette en bezat bij zijn dood 1/4 in eenhuis en erve genaamd ,Ruymzigt” belend ten N. deErve Wed. Meurs, ten Z. Gerard Willem vanBlijdenberg en strekkende van den H. Rijndijktot aan den Rijn. Hij woonde ook daar (Coll. Succ.1 Febr. 1796).

Na zijn dood werd Mejuffr. Maria Jordens,weduwe van den Heer Willem van Hemert,(zie op ,,Zuidzicht”, no. 30) eigenaar van het goed(Proth. B.B.B. fol. 66). Zie over haar: Navorscher1918 : 353.

Vermoedelijk lag deze buitenplaats op de terreinenvan de tegenwoordige Asphaltfabriek.

8 . SwaenswUk.

Gelegen tegenover het ,,Hof van Alphen”. Juffr.Martina de Groen, weduwe vanden heer Adri-anus Rietveld schenkt 17 Juni 1704 (voor notarisH e n d r i k W eg e w a e r t te ‘s-Gravenhage) ,,Swaens-wijk” aan haar neef Mr. Philips van Leeuwen,

Page 260: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 4 9

advocaat voor de Hoven van Justitie in Holland.Den 6 Mei 1710 werd er boelhuis gehouden op deplaats ,Swaenswyck” tegenover het ,Hof van Alphen”by den Bode Jan Huberts van der Burg, alslast en ordre hebbende van Ds. Joannes Haec k,bedienaar des Godd. Woords te Reeuwijk, in huwelijkhebbende Juffr. Anna Maria Couwenhoven.(Boelhuisboek, bldz. 427--437).

Cornelis van der Schalke, eigenaar van een,,buytenplaats genaamt .Swaanswijk” staat op hetquohier van 1734 onder no. 156 aangeslagen voorf 6-13-0.

In 1801 verkoopt Jan Herman Heller aanPieter en Hendrik en Dirk Koopman dengrond of erve waarop voorheen het huis genaamd,.Zwaanswijk” gestaan heeft, voor f 550.

9. Oud-Calslagen of Het Hof van Alphen.

,,Het Hof van Alphen” zal in den ouden tijd eenkasteelmatig voorkomen gehad hebben; de stichtinger van verliest zich in het duister. Mogelijk heefthet in de middeleeuwen tot verblijf gestrekt aan defamilie van Alphen, die - al werd herhaaldemalen naar de leensovergangen gezocht -- nietteminde ambachtsheerlijkheid van Alphen moet hebbenbezeten. In het begin der 16% eeuw behoorde dithuisaan Jacob Copier, denman,diede.Copieren-kade” heeft doen aanleggen. Hij kocht in 1511 deheerlijkheid Kalslagen (verdwenen dorp, ten N.O. vanLeimuiden), waarschijnlijk is deze koop van invloed

Page 261: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

150

geweest op de benaming ,Oud-Calslagen” die voor-heen aan dit huis werd toegekend, doch thansgeheelen al in het vergeetboek is geraakt.

Zijn zoon Jacob Cop i er behoorde tot de Ver-bonden Edelen, hield geheime briefwisseling met denPrins van Oranje, en leende zijn huis te Alphen totgestadige onderhandelingen met Pa LI 1 u s B u y s ,pensionaris van Leiden, en den Heer van S w i eten.In 1567 week hij uit het land, werd later Reken-meester te ‘s-Gravenhage en overleed in 1584 teAntwerpen (Zie .Leidsch Jaarboekje” 1911 bldz. 50).

Weinig bizonderheden zijn van dit oude huis over-geleverd. In het laatst der 16e eeuw werd het bewoonddoor den ouden Watergeus Dirk Duyvel, aliasD ell, die er als ,,Monsterheer” (= commissaris vande monstering over het krijgsvolk) in 1599 is overleden.

In 1623 trouwden te Alphen: Dirk Dircksz.van Wyckenburch j.m., dienaer des G.W. totAlphen, - en Dirckgen Dircksdr., j.d. wonendeop het Hoff. Denkelijk is dit wel geen verwante vanden ouden Watergeus; toch kwam diens naam noglater in de oude kerkregisters aldaar voor. Den 24Febr. 1639 ontving nl. Dirck Dircksz. Del, j.m.van Alphen, betoog naar Haarlem om aldaar temogen huwen met Catharina la Febre j.d. vanHaarlem.

***

In het begin der 17e eeuw schijnt het huis geheelte zijn afgebroken en werd er op dezelfde plaatsonder denzelfden naam een geheel nieuw gezet. Mag

Page 262: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

151

men P. P 1 em per gelooven dan geschiedde dit in1623 (Beschr. van Alphen, bl. 149) door eenenThomazius ,uit Indië en aldaer met ‘er woon ge-togen”. In hetzelfde boekje komt een fraaie gravurevan ,het Hof van Alphen” voor, door F. B 1 e y s w y c k.Het schoone buitengoed vertoont aldaar een hoofd-gebouw van twee verdiepingen met trapgevels aanbeide zijden, van voren geflankeerd door twee zes-hoekige of achthoekige torens, van achteren met eenhoogen achthoekigen toren. Op bladz. 131 roemtP 1 e mp er den schoonen boomgaard van n het Hof”,terwijl hij op bl. 149 meedeelt dat het Hof ,,metwaterzingels en eene kring van Vijvers beslooten” is.

In het prothocol van den notaris P. Cl z. v. Rijnte Leiden (1626 no. 103) staat echter, dat Mat th ijsvan Overb ee k, wonende op het Rapenburg, in1623 te Alphen een hofstede had laten bouwen,waarschijnlijk door Louris den Meyer, Mr. met-selaar. Wij zullen Matthijs (van) Overbeeckbeneden verder ontmoeten.

Wat Th oma z i u s aangaat: de volgende zal zijnzoon zijn. Op den 17 Mei 1654 verkreeg te AlphenAd o 1 p h u s T. j.m. van Batavia, wonende te Utrecht,betoog om Maria van Halewijn j.d. wonendete Alphen, te Kamerik te mogen huwen. Zij schijnenzich dadelijk te ‘s-Gravenhage te hebben gevestigd:hunne kinderen komen daar in de doopboeken derHerv. Kerken voor, maar het loont niet de moeitedie hier af te schrijven. Den 13 Juni 1667 werd hijzelf in de Nieuwe Kerk te ‘s-Gravenhage begraven,zijn weduwe leefde nog tot 1703 en den 8 Februari

Page 263: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 5 2

van dat jaar werd haar lijk in hetzelfde graf vanhaar man bijgezet. (Wapenheraut XV : 320, 321, -en mogelijk ook El i as, Vroedsch. van Amsterdam.)

In 1648 werd ,,het Hof van Alphen” in eigendombezeten bij Matthijs Overbeeck. In 1668 kochtJacob van der Meer, HeervanAlphenenRietvelden Grijsoord het goed van den heer David Hun-thum, gehuwdmetJuffr. Margaretha van Over-b e ecq, voor hemzelf en als procuratie hebbendevan de verdere heeren Over beecq. Koopprijs wasf41000 aan contanten. Het wordt bij die gelegenheidbeschreven als ,,de huizinge en hofstede van oudsgenaamd het Hoff, ofte het Huys Calslagen, met debouwhuizen, schuren, hooibergen, hoven,boomgaarden,tuinen, uiterdijk ende landen daaraan behoorende,groot circa 30 morgen 228 roeden, staande en gelegenbinnen den Ambachte, dichtbij den Dorpe van Alphen,belend en belegen ten 0. den Rijn, Hoogen Rijndijken het nieuw gegraven kanaal, ten Z. de kinderenvan den Heer Jacob Spakenburgh, ten W. demolenwetering en werf en ten N. mede de molen-werf en Vliet”.

Jacob van der Meer, heer van Alphen etc.overleed in October 1689, vermoedelijk te ‘s-Graven-hage, want zijn lijk werd aldaar ,,10 poosen” over-luid (voor de som van f32-15-0). Bij zijn echtgenooteMaria Christina van Soelen, liet hij tweezoons na, waarvan de oudste, Huybert van derMe er, oud 26 jaar, op den 30 Nov. 1690 met denambachtsheerlijken titel werd verlijd. Hij overleedechter reeds in het volgende jaar, zoodat het verlij

Page 264: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 5 3

overging op zijn broeder Willem Assuerus vander Meer, die op elf-jarigen leeftijd, 16 Mei 1692als leenvervolger optrad. Hij woonde in ‘s-Graven-hage, het huis ,Oud-Calslagen” onbewoond latende,zoodat (zie ,,Navorscher” 1915 : 440) de voogden vanden minderjarigen Heer Van Alphen het huis gedurendezijn minderjarigheid trachtten te verhuren (1700).

Volgens de trouwacte, geregistreerd in het trouw-boek voor het gerecht te Alphen, is deze W. A. v.der Meer, Heer van Alphen, Rietveld, in Grisoortetc. op den 24 October 1708 op het huis ,OudCaislagen”gehuwdmetJonkvr.GeertruydTheresaN.orf, wonende te ‘s-Gravenhage. Hij is in Oct. 1742op dat huis overleden, den 18 October werd zijn lijk Ite Alphen aangegeven. Zijn bezittingen liet hij naaan zijn zoon Jacob van der Meer, die echternoch op de ambachtsheerlijkheid van Alphen, nochop het huis ,,Oud-Calslagen” veel prijs schijnt tehebben gesteld. In 1744 liet hij deze eigendommenin het openbaar veilen en verkoopen (zie: Catal.Gem. Bibl. van Leiden, nO.9049) Kooper was van deheerlijkheid Alphen, Ca t h a r i n a d e W i 1 d e, weduwevan Ds Abraham Josua Braconier die er opden 8 Mei 1745 mee werd verlijd. (Zie Mdbl. Ned.Leeuw XXXV: 58 60.)

Waarschijnlijk is “Het Hof van Alphen” toen aan-gekocht door den Heer Jan Sarvaas, Abr.zoon,die destijds te Alphen woonde en met stelligheid van1756 tot 1764 als eigenaar staat aangeteekend (zieover Sa rvaas: Mdbl. Ned. Leeuw XXXV : 30, 31,63, 149,150.) In 1764 volgde zijn aanverwant G i d e o n

Page 265: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 5 4

Mor hem als zoodanig op. Deze overleed te Alphen,werd 18 Juli 1787 naar Amsterdam vervoerd en hadbij zijn echtgenoote Juffr. Johanna ElisabethBo ngaa rd (begraven 27 Jan. 1781) geen kinderen.Bij zijn overlijden liet hij de hofstede ,,Oud Kalslagen”na, groot 5 morgen, 150 roeden en getaxeerd op eenwaarde van f 8000. De bezitting werd toen eigendomvan den grooten grondeigenaar W i 11 em Rij n s-b u rger, die het huis heeft doen sloopen, want ophet einde der 18<3 eeuw bestond het niet meer. Hijoverleed 30 Januari 1796 te Alphen en zijn vrouwM a r r i g j e Sam som bracht het bij haar 2e huwelijkmet Cornelis Spruyt in het bezit dier familie.

Het tuinmanshuis is nog heden aanwezig. Een oudeman, die er woonde, bezat nog een kist met boekenuit het oude Hof afkomstig. Een boek, een geschrevenmedicijnboek, waarin de toenmalige schoenmaker,later ,,professor” de Haas dikwijls zat te bladeren,werd door den ouden van Don k aan dezen ,medi-cijnmeester” afgestaan en hieraan ontleende dezewijd en zijd bekende man zijn geneeskundige kennis.

Op de gronden waarop vroeger, ,,het Hof vanAlphen” stond, is in het midden der 19e eeuw eenR.C. Kerk met pastorie gebouwd, die tot 1885 heeftdienst gedaan. Op dezelfde plaats is later het St.Jozefsgesticht verrezen. De schilder Ba uer die hetwinkelhuis aan de Hofbrug bewoont, deelde mij mededat zijn huis nog het oude portiershuis van het Hofis geweest. Behalve de Hofbrug en de Hoflaan, her-innert de Hofzichtstraat nog aan dit verdwenengebouw.

Page 266: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 5 5

10. Het Huis (te) Leeuwen.

Van dit merkwaardige gebouw zijn bijna geenwetenswaardigheden bekend. De Heeren W. S. G. A.en Jac. van Leeuw en, schrijvers van een goeduitgewerkt artikel over het ,,Geslacht van Leeuwenen zijne leengoederen in het oude Rhijnland” (zieNavorscher 1918 en 1919) komen tot de conclusiedat het in Alpherhoorn heeft gelegen. Dit is dan hetoude stamhuis, dat waarschijnlijk op dezelfde plaatsstond van het latere ,,Swanendrift” (zie hierachter).Wat nu hier volgt, heeft betrekking op een anderhuis, het z.g. Schoutenhuis, waar een jongere takwoonde. PI em p e r in zijn ,,Beschr. van Alphen”blz. 132 zegt het volgende: ,,Het getal der huizen,,,aan de hooge en lage zijde binnen des Dorps brand-,,schouw staande, is ruim honderd vijftig; en daar-,,onder het Huis te Leeuwe, van ouds de woning der,,Heeren van Alphen, en Schreevelsregt, (ruim honderd-,,veertig morgen Lands beslaande, die nu in de golven,,van de Meer zijn bedolven). Dit Huis, dat AO. 1619,verbrand en herbouwd is, wierd in den Jaare veertien-,,honderdvijftig door W i 11 e m van Le e uwen aan,,de Was z e na r en opgedragen, die het van haar,,,als Pluimgraven, wederom ontving voor onversterflijk,,Erfieen, en twee paar oude Swaanen met de Jongen,,te houden in den Rijn, te verheergewaden met een,,rooden Sperwer, of een stoop wijns.”

Uit deze mededeeling blijkt le dat Pl e mper detwee huizen ,,Leeuwen” met elkaar verwart, en 2e dathet hier door ons bedoelde ,,Huis (te) Leeuwen”

Page 267: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 5 6

onder de dorpsbrandschouw (in oude stukken: ,,het,,vierkante dorp van Alphen”, d. i. de kom, waarbijook de lage zijde werd gerekend) stond. Dus middenin het tegenwoordige dorp. Ook blijkt dat het naden brand van 1619 is herbouwd; P 1 e m p er zal hetdus nog gekend hebben, maar begeeft zich in zijnboekje alleen in die details, welke wij misschiennimmer noodig zullen hebben.

Omtrent den brand van het ,Huis (te) Leeuwen”vermeldt een oud stuk in het gemeente-archief vanAlphen het volgende :

,,Compareerde voor de onder genomineerde Sche-,,pen(en) totAlphen Jan Arysz. van Hoogeveen,out ses ende tsestich Jaeren, Steven Matheusz.,(= v a n H e y n i n g e n) out ses ende vyfftich Jaeren,.ende Dirck P i e t e r s z . v a n H e y n i n g e n out,vyftich Jaeren ofte elcx der omtrent, Rechtelick,,gedachvaerd. omme daer waerheyt getuygenisse te,,geven ten versoecke van E: Heere Gera er t Beun,,va n Wen der Ambachtsheer tot Alphen voorsz.,,,waerachtich te wesen hoe dat ons deposanten alle,,wel bekent is dat in den Jaere XVJc negenthien,,op d e n XIXen Mey wesende pincxterdach Godt,,Betert binnen den dorpe van Alphen voorsz. afge-.brant de Kerck, predicants en(de) Schoolhuys aldaer,,mitsgaders noch een merkelyck getal van huysen,,dat in een seer cort stont en(de) oock onder anderen,,mede huys van Za: Phillips van Leuwen in,,syn leven Ambachtsheer aldaer alwaer de stucken,,conceren (eerende) het Ambacht ende gerechtich-,(heyt) van dien in seeckere beslooten kist waeren

Page 268: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 5 7

,bewaert ende behoorlyck verseeckert, waer van,,twee sleutels werden gehouden omme de slooten,,te openen, een berustende onder de Ambachtsheer,,en(de) een onder de Ambachtsbewaerders gelyck,als jegenwoordich wert geobserveerd, omme in*tijden ende wijlen de stucken in deselve berustende,gebruyckt te werden tot gerechticheyt en(de) (ver)-,stant vant voorsz. Ambacht; verclaerende voorts,,sij deposanten dat mits desen vehementheyt van,,den voorsz. brant niet mogelyck en is geweest,,omme de voorsz. kisten te bergen. Sulcx dat zij,deposanten seer wel weten dat de Ambachtskiste,in de voorsz. brant is geweest ende bovendien,,noch meest alle de goederen in den huyse van den8voorsz. Ambachtsheer sa: geweest sijnde, (ver)clae-,,rende voor Redenen van wetenschap dat sij deposanten,als medehulpers sijn gecomen omme te bergen,,voor soo veel mogelijk was. Uytgeseyt Steven,M a t t h e u s z. voor soo veel ‘t behulp en(de) bergen,,aengaende is, maer is ‘t selve door den grooten,,brant beleth als niet mogelick synde binnen den,huyse te comen soo door invallen van de kapgevels,als schoorsteenen van de voorn. Huysynge. (Ver)-,,claerde m e d e A b r a h a m Jansz. v a n T h o l ,,,Timmerman out omtrent drye ende veertich Jaeren,,,dat hij naer den brant door ordre van den Ambachts-,,heer ende Ambachtsbewaerder van Alphen voorsz.,,wederom nieuwe kisten heeft gemaect soo van,,Ambachtskist Westkist (lees : Weeskist) als Armekist,,ende dat door oorsaecke deselve in den brant voorsz.,,sij gebleven. Wyders noch (ver)claerende soo waerlyck

Page 269: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 5 8

,,moeste haer deposanten Godt allemachtich helpen,,ende syn heylich woort. Aldus gedaen ende ge-,,passeert ende Willem Dircksz. Doorenbosch,,ende Cornelis Willemsz. Schaep schepen,,die dese geteyckent hebben opten 1”” Septemb(er),,XVJc vier ende dertich ende was onderteyckent, , W i l l e m D i r c k s z . D o o r n e n b o s ende Cor-,,nelis Willemsz. Schaep.”

* *

Tot een juiste plaatsbeialing waar dit ,,Huis teLeeuwen” heeft gelegen, biedt Navorscher 1919 bl.210 een gegeven. Dáár staat: ,,Steven van Hey-,,n i n g e n woonde aan den Heerenweg in het noord-,,einde van Alphen, naast Philips Claesz. vanLeeuwen.” De woning van Steven v. H. nu wasin of naast den oliemolen, die in 1619 den brandvan Alphen veroorzaakte en die niet dáár, maar aande Aar werd herbouwd. Op diezelfde plaats werdde herberg ,,Sint Joris” gebouwd. Het ,,Huis teLeeuwen” heeft dus naast de ,,Sint Joris” gestaan,dus ongeveer over de St. Jorisstraat. Dáár voorbijwas een grutterij waarin op Zondag 6 Sept. 1716een zware brand ontstond, waardoor 25 huizen inden asch werden gelegd. Een steen, vroeger in denmuur der grutterij (doch thans verdwenen) ver-haalde hiervan :

Door felle Brant ben ik terneergeslagen,Maar nu met God ben ik weer opgebout.0 Heer! bewaart ons dog voor sulke PlagenEn met U Seegen ons nu weer bedout.

Anno 1717.

Page 270: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 5 9

Vermoedelijk is bij den nieuwen brand het tweede,,Huis te Leeuwen” ondergegaan en kon P 1 e m perdit ons dan ook niet meedeelen.

Volgens oude ingezetenen liepen de gangen onderde Schoolstraat tot den Rijn door. En dus vermoe-delijk tot dit Huis.

Zie over het ,,Huis te Leeuwen” nog: Leidsch Jaar-boekje 1915 bladz. 60. - Over het geslacht vanLeeuwen: bovengenoemd artikel der H.H. vanLe e uwe n en mijn opstel in den Wapenheraut 1899bl. 166 en 1915 blz. 297-310.

ll. Ons Genoegen.

Was een aardig klein oud buitentje, sedert eentwintigtal jaren gesloopt, dat dichtbij de ,Postbrug”in de kom van het dorp Alphen stond en groot was9 aren 23 C.A.

Wellicht woonde hier in het begin der vorigeeeuw de Heer Johannes Jacobus Ooykaas,geb. te ‘s Gravenhage 1 Jan. 1786, en zijn echtgenooteF r e d r i c a W i l h e l m i n a C h r i s t i n a Hannes-man, geb. te Cleve 28 Jan. 1787. Van 1811 tot 1834was hij notaris te Alphen en na den dood vanLeendert Ciggaar in 1823 burgemeester aldaar.Hij vond een opvolger in Burgemeester Lem z o nPynaker (zie op ,,Overpost” no. 14).

In later tijd (sedert 1 Juli 1868) werd ,,Ons Ge-noegen” lange jaren bewoond door den ouden HeerCornelis Henricus Jeekel, oud-ontvanger der

Page 271: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 6 0

registratie, geb. te ‘s Gravenhage 8 Aug. 1799. Zijnechtgenoote J o h a n n e t t a C a t h a r i n a Koeke-bakker was mede aldaar geb. 16 Febr. 1806. Bijnatwintig jaar na den dood van dezen bewoner (25Aug. 18891 werd het buitentje 26 Febr. 1898 doorde familie Je e k el verkocht aan den Heer J. d ePij p e r ; het werd gesloopt en de vrij gekomen grondwerd door de firma Rok en de Pij per gebezigdtot terrein voor haar nieuwe, thans zoo vermaardevruchtensapfabriek. Ik meen dat het oude toegangs-hek van ,Ons Genoegen” nog aanwezig is.

Vlak naast ,Ons Genoegen” bevond zich -C 1830het postkantoor van den ouden heer Kluit. Ookdeze zal dus het buitentje bewoond hebben.

12. Amstelstein.

Welke de oude naam van dit buitentje geweestis, is mij niet gebleken. Het bestond al reeds in hetbegin der 19e eeuw want toen werd het bewoonddoor Trijntje Broer, weduwe van den HeerCornelis Spruyt. Deze laatste was uit eenWaddingsveensch geslacht (zie Alg. Ned. Fambl.X1 : 188-190). Wellicht was het goed hem aange-komen door zijn tweede vrouw Ma r r i g j e Sam s o m,dieweduwewas van Willem Rijnsburger, wiensnaam wij bij vele oude buitenplaatsen zullen tegen-komen.

Laterwoondedaardezoonvan Cornelis Spruyten Trijntje Broer, mede Cornelis Spruyt ge-heeten Deze was papierfabrikant te Broek (voor-

Page 272: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

161

malige gemeente, thans onder Waddingsveen) geweesten werd later kalkbrander en gemeente-ontvangerte Alphen. Hij en zijn echtgenoote Cathari naMa rg a re t ha M LI 11 er, uit Haastrecht, zijn de oudersvan den tegenwoordigen notaris te Alphen, denHeer J. C. Spruyt.

Deze familie Sp r u y t nu, bezat ,Amstelstein” inden Hoorn (zie hierachter no. 22). Voor de aardigheidliet de broeder van notaris Sp ruy t (het mag f 1860geweest zijn) op den koepel van dit buitentje dennaam ,,Amstelstein” aanbrengen.

Omstreeks 1885 heeft de toenmalige gemeente-secretaris van Alphen, de Heer N i c o 1 a a s S a m s o mdit plaatsje aangekocht en er zijn inrichting voor degemeente-administratie gevestigd, die thans door hetgeheele land een welverdiende, vermaardheid geniet.

De genoemde koepel, thans het privé-kantoor derfirma Sam s o m, bezit nog geschilderde penanten,in het begin der voorgaande eeuw door den Alphen-schen schilder Lodewijk Varossieau daarinaangebracht.

13. Welgelegen.

Den 9 Januari 1784 overleed op deze buitenplaatsde eigenaar-bewoner J a n van d e r W i 1 t. Het goedwas gelegen ,in of aan” het dorp van Alphen,strekkende uit den Hoogen Rijndijk tot in den Rijn,belend ten Z. Pieter Moerkerk, en tenN.deHeerC. H ey tl a n d. ,,Welgelegen” werd toen (6 Maart1784) ten behoeve der Coll. Succ. getaxeerd op f3000.

Piet er Budding q.q. transporteerde in 1798 de1 1

Page 273: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

buitenplaats ,,Welgelegen” aan R eg i n a M a g d a -lena, - en Geertruida Rebecca Mensingavoor de som van f 2800.

.Welgelegen” lag precies ten Z. van ,,Overpost”.In 1835 kwam op ,,Welgelegen” de familie K u y swonen, die later ,,Overpost” betrok. ,: Welgelegen”sedert 10 Jan. 1854 (not. Dirk Nic. Roskes teLeiden) persoonlijk eigendom van Mevr. de Wed.Kuys-Bronkhuyze, werd daarna verhuurd (o awas de kantonrechter Ledeboer huurder) en15 Mei 1871 door haar (destijds gesch. echtgenootevan Cornelis van der Vlies, burgemr. vanHazerswoude) verkocht aan C o r n e 1 i s Co n ij n,rentenier. Het wordt bij die gelegenheid beschrevenals ,heerenhuis, genaamd W. met koepel aan denstraatweg en een kamer, alsmede uitzicht hebbendeop den straatweg, voorts stalling en verdere ge-timmerten, tuin en erve.” De tuin is bij de verbreedingvan den Rijn (& 1903) zeer ingekort en in dien tijdis ook het koepeltje verdwenen. Thans heeft hetgeheel niet meer het voorkomen van een buiten-plaats. Het huis is ingebouwd tusschen andere huizenen is nu eigendom van den Heer Bo uwe v. Wijk(firma Rok en Zoon) die het ook bewoont.

Tusschen ,, Welgelegen” en de Postbrug woondein 1830 de Heer Gewin. Mogelijk heeft hij hetfraaie huis vlak ten N. van de Postbrug laten bouwen.

14. Overpost.

Deze nog bestaande buitenplaats ontleende haarnaam aan haar ligging tegenover de herberg ,,de

Page 274: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 6 3

Prins van Oranje” in Oudshoorn, alwaar vroeger hetgeneraal-postcomptoir was gevestigd.

De bouworde voert ons terug naar het begin der19” eeuw. In de voor ons beschikbare bronnen vondenwij deze buitenplaats niet vermeld. Ten Z. der plaatsheeft vroeger het buitentje n Welgelegen” gestaan,waarover men zie : no. 13.

In het tweede kwartaal der 19” eeuw woonde op,,Overpost” burgemeester D r. A n t o n i e Le m z o nPij na k e r. Hij zal het goed hebben laten bouwen.Deze was geboren te ‘~Gravezande 22 Febr. 1780en kwam in Dec. 1805 uit Rhenen te Alphen wonen.Hij was 27 Aug. 1801 te Utrecht tot de uitoefeningder genees-, heel- en vroedkunde toegelaten en 23Aug. 1802 voor de medische commissie te Duisburggeëxamineerd en als officier van gezondheid aange-steld. Als fungeerend geneesheer, werd hij eerst teAlphen tot assessor en na den dood van J. J. 0 o y k a a s(-/- 1834) tot burgemeester dezer gemeente benoemd,welk ambt hij tot zijn dood 8 Aug. 1849 bekleedde.Zijn naam blijft alhier in herinnering door een gedenk-steen in het (oude) raadhuis van Alphen, op den hoekvan de Bruggestraat, dat dáár onder zijn bestuur isgebouwd 1). (Zie over hem: Alg. Ned. Fam.bl. 1,no. 134, bl. 5” en 136 bl. 4b).

Na den dood van burgemeester L. P. werd ,,Over-post” betrokken door de familie Kuys. Jacques

1) ,,De eerste steen gelegd door F. .I. 1%~‘. Le m z o n P i , i n %li er, deu10en Februari 1840”. (Dit was de mw wn den bur&emeeuter.)

Page 275: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

164

Johan K u y s, geb. te Leiden 23 Juli 1800 en zijnvrouw Adriana Klasina Bronkhuize warenin 1835 uit Leiden te Alphen komen wonen op,,Welgelegen” vlak naast ,,Overpost”. Zij haddenslechts eén kind t.w. Jacobus Johannes Kuys.In 1884 schonk Mevrouw de Wed. Kuys-Bro n k-h uyz e een deel van het avondmaalzilver bij deN. H. Gemeente te Alphen in gebruik (zie W i 1 d e man :Inventaris Kerkzilver).

Niet lang daarna is ze overleden; ,,Overpost” bleefbewoond door haar (krankzinnigen) zoon en toendeze f. 1910 te Alphen overleed werd de inboedel,waaronder vele antieke stukken door notaris C. vander Le e in het openbaar verkocht. Het huis metde ,bijbehoorende gronden werd eigendom van Jhr.J. A. Boreel de Mauregnault, Heer van Esse-lijker- en St. Jacobswoude (zie Ned. Adelsb. 1915,bl. 278) te voren wonende op ,,Rheinheim” (Rust-en-Werk, zie no. 19) Hij vestigde hier de bekendevisscherij ,de Wijde-Aa” en richtte er een ijsfabriek op.

Bij zijn vertrek uit de gemeente Alphen werd,,Overpost” door notaris J. C. Sp ruy t in het open-baar 30 Nov. 1916 geveild en 7 Dec. 1916 toegewezenaan de gemeente Alphen aan den Rijn. Deze heeft debuitenplaats sedert tot gemeente-secretarie ingericht.

Bij navraag bleek mij, dat bij den laatsten verkoopgeén oude eigendomsbewijzen waren overgelegd.

15. Brittenrust, voorheen : Arckom en Allongius.

,,Brittenrust”, de schoonste buitenplaats tusschen

Page 276: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 6 5

Leiden en Woerden, lag vijf minuten ten N. van hetdorp Alphen aan den Rijn, ongeveer tegenover detegenwoordige Steenstraat. Over dit buitengoedschreef de heer Joh. H. Veldhuyzen in den Na-vorscher XLIX (1899) blz. 477-- 497 een lezenswaardigartikel, dat echter (zooals de schrijver zelf zegt)evenveel vragen als mededeelingen geeft. Helaas! isde schrijver overleden; in het hiervolgende zou hijmisschien veel wetenswaardigs gevonden hebben(zie ook Nav. L: 1).

In de 16” eeuw bestond dit goed alreeds onderden naam van ,,het Huis Arckom of Arckum” ver-moedelijk aldus naar den stichter (v. Ad r i c h em?)of een der eerste bezitters genoemd.

In 1541 werd het goed in eigendom bezeten bijJan Floris van Arckom te Leiden; het wasgroot met den uiterdijk VI morgen IJcXXXtJ roedenen had Aart Willemsz. Schouten tot ,,bruy-cker” der landerijen. Honderd jaar later (1648) be-hoorde het aan Mr. Dirck Andriesz. Verbeecken in datzelfde jaar komen naast dezen als eigenaars enbruikers voor: Symon Ouwen, Jan Symonsz.Roel Hubertsz. en Gerrit Jansz. van Eym-b er t s erven. Niet lang daarna was het in het bezitvan Hendrik S t ev i n, ambachtsheer van Alphen(zie Wapenheraut 111, 166, 167), zoon van den bekendenSimon Stevin. Deze Hendrik, sedert 1633kwar-tiermeester bij Bredero de, kwam met Alphen inconnectie door zijn huwelijk (2 Juni 1640) metJoanna van Leeuwen, Vrouwe van AlphenZijnvrouw overleed in April of Mei 1655; hij zelf in

Page 277: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 6 6

Januari 1670 op zijn huis te Alphen, na 12 Juni 1668zijn ambachtsheerlijke rechten te hebben overgedragenop Jacob van der Meer (zie hiervoor: art. ,,Hofvan Alphen”, no. 9).

Stevin hadalslijfknechteenen Joost Jacobzen.sijnde een swart, geboren in Indië te Amboina”.Van dezen staat vermeld dat hij ,verscheyden reysenin onse publieke kercke (te Alphen) heeft voorge-songen en een seer schriftmatige belijdenisse zijnsGeloofs alhier heeft gedaen” (Schutblad van hetdoopboek te Alphen).

H. S t ev i n overleed kinderloos. Door zijn erven(de familie Rosen boom) werd het buitengoed vande hand gedaan. Kooperwerd Hendrik van Dam,voor de som van f 3400. Hij betaalde 29 Mei 1670den 40en penning van de overdracht en bij die ge-legenheid staat het goed aldus beschreven: ,,eenhuys, erve, boomgaerden, thuynen ende eenige lan-derijen, omtrent te same groot vier morgen van o ut sgenaemt Ar kom, staende en gelegen buyten hetDorp van Alphen, op de polder agter de kerck. De,,polder agter de kerck” is dezelfde als de tegen-woordige polder ,,Kerk en Zanen”.

In het jaar 1687 is ongetwijfeld op deze buiten-plaats de zaak voorgevallen, die aanleiding gaf tothet drukken van de prent ,Broedermoort of Ver-ckens-strijt te Alfen” (zie Fr ed. M u 1 Ier, Catal. vanNed. Historieprenten). Wij zullen hieraan in een vol-gend Leidsch Jaarboekje een afzonderlijkartikel wijden.

Omstreeks 1690 treedt als eigenaar van de buiten-plaats op: Martin Beukelaer, Postmeester van

Page 278: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

167

H. H. M. Op een andere plaats staat: Postmeestervan Z. K. M. van Groot-Brittannië. Twee benamingenvoor hetzelfde ambt! Van zijn afkomst is mij nietsbekend: in Sept. 1673 is hij te ‘s Gravenhage gehuwdmet Anna Maria Cleybergen; zij woondendestijds beiden aldaar. Ook later, doch van tijd tottijd op zijn buitenplaats te Alphen, waar hij ookoverleed; zijn lijk werd 22 Januari 1700 naar ‘s Graven-hage vervoerd (aangifte geschiedde door zijn dochterAnna). Na zijn dood bleven zijn kinderen in hetgemeenschappelijk bezit. In 1712 staat het goed opnaamderkinderenvanMartien Beukelaer. (Vlm.IJcXXXVJ roeden), in 1724 op naam van de ErvenMarten Beukelaer. Die kinderen waren Mariaen Anna Beukelaer. Anna huwde 12 October1707 in de Kloosterkerk te ‘ s Gravenhage met V i c torBrey (zie op ,Postrust” no. 16). Juffr. Maria Beu-kel ae r is 18 Januari 1698 in de kerk te Oudshoorngehuwd met den Heer Johannes Hallungius.Niettemin schijnt het echtpaar tot de Luth. kerk tehebben behoord, hun kinderen werden althans te‘s Gravenhage in die kerk gedoopt. (Zie de diversedoopacten: Alg. Ned. Fam. blad VIII bldz. 57). In1721 woonde het echtpaar te Londen, in 1727 stierfde man en werd 10 Oct. 1727 te Alphen begraven.Bij die gelegenheid wordt hij genoemd ,,Envoyé vanden Hertog van Saxen Gotha” en liet hij zijn vrouwMaria Beukelaer als weduwe achter.

Vermoedelijk is in den tijd van Johan Hallun-gi US de oude buitenplaats Ar c k u m gesloopt, dieaan de landzijde van Alphen moet hebben gelegen,

Page 279: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 6 8

en is ter vervanging daarvan aan den rivierkant eennieuw huis, grootsch van opvatting, gesticht, dat hij,Brittenrust” heeft genoemd, denkelijk ter herinneringaan zijn verblijf in Engeland. Mogelijk is dit in 1721,of kort daarna geschied; in dat jaar toch vergrootteHal 1 ungius zijn bezit met een gedeelte van eenuiterdijk. (Zie Alg. Ned. Fam. bl. Vl11 bl. 79, 80).

Hoe dit ,Brittenrust” er uit zag, leert ons eenteekening in 0. 1. inkt door J. de Bey e r in 1749vervaardigd. (,Het Huis van den Heer A 11 on-g i US tot Alphen, 1749”; zie ook Catal. Prentver-zameling der Gem. Leiden, no. 7079). Deze teekeningbevindt zich in de collectie der Acad. Bibl. te Leidenen is afkomstig uit het legaat Bode1 Nyenhuis(door dezen denkelijk in Febr. 1885 aangekocht opde auctie bij Fred. Muller: coll. CornelisSc h o o n, no. 1497). Een vergelijking met de gravuresdie van ,Brittenrust” bestaan, doet ten duidelijkstezien, dat wij hier met hetzelfde huis te makenhebben.

Wordt in 1732 de Weduwe Hallungius alseigenares vermeld : in 1736 staat het op naam vanden Heer Hallungius, 6ók in 1744, doch in 1748weder op Mevr. de WedeHallungius.

Vermoedelijk heeft het dus in de tusschenliggendejaren een zoon tot eigenaar gehad. Een zoon Ma r t i nJo an H. werd 22 April 1732 te Alphen begraven;een dochter Marianne huwde aldaar 25 Oct. 1730met den Heer Lambert van Notten, Agent vanZ. H. V. D. den Hertog van Saxen Gotha (Ned. Patric.11 bldz. 384). Er blijven nog drie zoons (behalve

Page 280: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 6 9

dochters) over, zonder dat mij bleek, wie van henals eigenaar bedoeld zal zijn.

In 1734 bezat de Weduwe Joan Hallungiuseen buitenplaats, genaamd ,BIittenrust” met tuin-manshuis, stal en oranjerie, en werd daarvoor ophet Quohier van dat jaar (no. 240) aangeslagen voorf 13-7-0. -- Volgens ,,de Rijkdom van ‘s-Gravenhagein 1742” (Alg. Ned. Fambl. 1 no. 59 bldz. 5a) wasMaria Beukelaar, wede Alongius, renteniersterte ‘s-Gravenhage; zij bezat toen een jaarl. inkomenvan f 7000, bewoonde een huis van f 465 huurwaarde,had een buitenplaats, hield een koets met 2 paardenen 5 dienstboden. Zij zal in de Kloosterkerk aldaarbegraven zijn 5 Januari 1751.

Brittenrust, groot 11 morgen, 250 roeden, is toenovergegaan op den Heer Rogier van Alderwereld,denkelijk de Ontvanger-generaal te Batavia, die inhet Stam- en Wapenboek (geneal. Alderw ereld)wordt vermeld. In 1757 kocht hij ,,Cronesteyn” bijLeiden (zie Leidsch Jaarb. 1915 bl. 57) en ,,Britten-rust”kwamin 1758 aan Juffr. Margaretha Catha-rina Karsseboornenhaarzuster Maria Richar-di na K. Mogelijk was de laatste de eigenaresse ende eerste de bewoonster. Mar g. Ca t h. stierf op,,Brittenrust” en werd 3 Oct. 1763 naar Amsterdamuitgevoerd. M a r i a R i c h a r d i n a overleed ook aldaar(volgens E 1 i as, Vroedschap van Amsterdam, bldz.700, maar het begraafregister te Alphen maakt hiervangeen melding). Deze laatste, echtgenoote van Si m o nJan Baptista Barchman Wuytiers, legateerde.Brittenrust” aan haar neef Simon Jan Bap t ista

Page 281: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

170

B.W., Schepen van Amsterdam. Haar vermogen,groot f 455350 kwam voor de helft aan dezen, voorde andere helft aan Maria Elisabeth Beek,echtgenoote van Mr. Joan Geelvinck.

Den 17 Sept. 1763 werd ,,Brittenrust” voor decollat. successie getaxeerd op ,f 22000 en wordt aldusbeschreven : ,,een hofstede, genaamd B., met heeren-huis, stalling, koetshuis, tuinmanswoning, Oranjehuis(sic! oranjerie) speelhuis, benevens verscheideneschuren en hooiberg, alsmede met tuinen, boom-gaarden, menagerie, starrenbosch, slinger- en elzen-bosschen, vijvers, plantagiën en voorts met alleap- en dependentiën, groot elf morgen 275 roeden,waarvan 7 morgen is beplant en het overige inweiland bestaat”.

Hij, Barchman Wuytiers, overleed 13 Maart1775 (zie over hem: E 1 ia s, blz. 110). Hij was gehuwdmet Louise Johanna Lampsins, die 4 Aug. 1776te Alphen hertrouwde met Dirk Wouter baronvan Lynden, Gedep. ter Verg. van H. H. M. enHoogbaljuw der stad Hulst, etc.

Brittenrust is toen het eigendom geworden vanMr. Jacques Bergeonl), advocaat en bankier te‘s-Gravenhage Hij zal wel dezelfde zijn als J a c q u e sBe r ge o n, die als j. m van Middelburg, op den11 Nov. 1764 in de Scheveningsche kerk trouwdemet Marie J alden j. d. van ‘s-Gravenhage. Bruid

1) Van François Bergeon en Catharina Cornelia v .Cats werden tusschen 1780 en 1784 in de Alphensche kerk vierdochters gedoopt. (Zie ook Ned. Leeuw XXXI : 95).

Page 282: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

171

en bruidegom woonden toen beiden te ‘s-Gravenhage.Hoe dit zij, het ontbrak dezen Berg eo n schijnbaarniet aan de noodige middelen, want de reeds prachtigebuitenplaats werd door hem nog aanzienlijk verfraaid.Volgens Nav. 1899 blz 477 en 481 werd de plaatsin1779 door Paul Constantijn la Farque af-gebeeld; vier aquarellen van zijn hand bevondenzich destijds in het bezit van den Heer A lf r.La b o u c h è re, te Zeist.

Mij nu zijn uit ongeveer denzelfden tijd driegravures bekend. Twee bezit ik er zelf: een gezichtvan Brittenrust van over den Rijn genomen, en eengezicht op de overplaats en den grooten vijver. Deprentverzameling der gemeente Leiden bezit de eersteniet, wel de tweede en ook een derde gravure: vande plaats naar het huis gezien (zie Catal. 111 noS 7076en 7077). Blijkens het onderschrift zijn dezegravuresdoor Dirk de Jong in 1782 gesneden naar deteekeningen van Maria M. la Farque in 1780vervaardigd.

Mr. Jacques Bergeon heeft zich meer dan tienjaren mogen verheugen in het bezit van zijn schoonbuitengoed. Toen echter waren zijn financiën zoodeerlijk in de war, dat hij naar elders vertrok, zonderorde op zijn zaken te hebben gesteld. Den 6 Febr.1790 transporteeren deH. H. Mr. Pieter Graafland,Mr. Jean Jeremie Vaissière en Mr. LeonardT h o m e z e, als bij den Hove van Holland aangesteldecuratoren in den geabandonneerden boedel van Mr.Jacques Bergeon, - aan den Heer Jan Jacobv a n H er z e e 1 e een buitenplaats, genaamd ,,Britten-

Page 283: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

172

rust” en 11 morgen 270 roeden lands voor f 28600en 1/4 rantsoen f357-10-0, samen f28957-10-0. Erschoten geen penningen voor den geabandonneerdenboedel over.

Nu ging ,Brittenrust” haar ondergang te gemoet.Oude ingezetenen van Alphen verhaalden van eenspookgeschiedenis. Onder den vloer van de grootezaal was het niet pluis. Toen eindelijk de vloer wasuitgebroken (men vond daar niets! !) verhuisde hetspook naar de plafonds en de seances werden zootalrijk en onrustbarend, dat de eigenaar, ten einderaad, het huis niet meer in stand wilde houden.

Wij, 20ste eeuwers, die ons gaarne laten voorstaanop onze wijsheid en spookgeschiedenissen met eenmedelijdende schouderophaling begroeten, - wijvermoeden dat hier het spook der revolutie aan hetwerk is geweest, dat een zóó kostbare buitenplaatsonbewoonbaar maakte. Hoe dit zij, bij Resolutievanhet Bestuur van Holland werd 15 Dec. 1802 aanJan Jacob van Herzeele toegestaan de buiten-plaats ,,Brittenrust” te amoveeren (zie Gem archiefAlphen aan den Rijn: Ingekomen stukken 15 Dec. 1802).Kort daarna zijn de gronden van dit goed door koopovergegaan aan Arnold van Poeliën, eigenaarvan het vlak daarnaast gelegen ,,Postrust”. Dit buitenis toen van naam veranderd en ,Nieuw Brittenrust”gedoopt. Zie verder onder de beschrijving van.Postrust”.

16. Postrust.

Op het open terrein tusschen het huis van den

Page 284: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 7 3

Heer A. Pannevis en de houtloodsen van denHeer C. Pannevis lag tot in het midden der19e eeuw de fraaie buitenplaats ,,Postrust”.

In 1541 behoorden de gronden aan ,,dat monnickeClooster tot Leyderdorp, groot metten Havercampen metten uytterdijck XJ mr. IJCXII roeden” (en nogdaarnaast IV mr. IJcXXXIV r.) Ruim honderd jarenlater bezat de Heer Aer t van Noort aldaar ,,eenhuys, erve en boomgaerden”. Aert van Noortwoonde & 1660 in de Sniep te Oudshoorn (ver-moedelijk op de boerenwoning naast de Cornelisde Vlamingstraat); hij was de rijkste man in Ouds-hoorn en verliet die plaats wegens zijn te hoogenaanslag in de kosten voor de nieuwe kerk aldaar,waartegen hij vruchteloos had geprotesteerd.

In 1678 kocht de heer Cornelis Wilckens hetperceel te Alphen van den voogd over de wees-kinderen van Aert van Noort voor f1600+f25- 4 - 0 speldengeld. Hij betaalde 11 Mei 1678 den40en penning van de overdracht en vergrootte her-haaldelijk zijn bezit door aankoop van gunstig ge-legen terreinen.

C o r n e l i s W i l c k e n s w a s ,postmeester t e ncomptoire van Hamburch tot Amsterdam”. Vermoe-delijk heeft de familie eerst op een buitentje teOudshoorn gewoond. Hijzelf bleef steeds betrekkingenmet de Oudshoornsche kerk onderhouden. In 1669kocht hij daar twee graven; den 28 Oct. 1670 werddaarin ter aarde besteld ,,de Ed. Heer W i 1 c k es”,terwijl Co rneli s zelf dáár 3 Mei 1688 werd be-graven

Page 285: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 7 4

Vermoedelijk heeft Cornelis Wilckens denieuwe buitenplaats laten bouwen en met het oogop zijn ambt is de naam dan niet vreemd. Hij liethet goed na aan zijn eenigen zoon Gi deo n W.die in het lidmatenboek te Oudshoorn voorkomt,als wonende te Alphen! Gideon is niet gehuwdgeweest; hij overleed op Postrust, zijn lijk werd7 Maart 1699 door H en d r i k Coma n s aangegeven(f’30 + f 30, dubbel recht, dus ongehuwd).

Den 15 Aug. 1698 had hij zijn buitenplaats ,,Post-rust” gelegateerd (notaris G y s b e r t d e C re t s e r,‘s Gravenhage 18 Aug. 1698) aan H e n d r i k Co m a n s,clercq ter Finantie van Holland, neef van vaderszijde.

Deze H en d r i k Co m a n s hertrouwde als weduw-naar (huw. voorw. 30 Juli 1706 voor not. C. v.Schellingerhout te Oudshoorn) met Juffr. Jo-hanna Erkelens, meerderj. j.d., geass. met haarmoeder Vrouwe Eva Lus, wed. van den HeerJ a c o b u s Er k e 1 e n s, oud-burgemr., raad en vroed-schap der stad Gorinchem, - en met Mr. Jo ha nEr kelens, oud-schepen van Gorinchem, haar ge-kozen voogd.

Deze tweede vrouw nu zal zijn de Juffr. Coma n s,die bij een paar buitenplaatsen vermeld wordt. (Zieop ,,Raadwijk” no. 18.)

Was ,,Postrust” aan Hendrik Comans toebe-dacht: als rechthebbenden daarop vinden wij niet-temin in de eerste jaren der 18e eeuw de erfgenamenvan Gideon Wilckens t.w. de H.H. Barenden Hendrik van Loohusen, en Joan Scher-penberg als gehuwd met Juffr. Elisabeth van

Page 286: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 7 5

Loohusen, kinderen van Juffr. Maria Comans,gewonnen aan Barend van Loohusen. Nog in1724 wordt het goed bezeten bij de erfgenamen vanGideon Wilckens (7 m. 598 r.) In 1732 echterbij Juffr. Co m an s, Toch staat onder no. 241 op hetquohier van 1734: Vi c t o r Brey met ,,een buyten-plaats, genaamt ,,Postrust” en thuynmanshuys” meteen aanslag van f 10.-.

Volgens de Rijkdom van ‘s Gravenhage in 1742(Alg. Ned. Fambl. 1 no. 126, bldz. 28) was Vit torB r ey procureur voor den Hove, hij had een jaarl.inkomen van f 8000, bewoonde een huis van f 450huurwaarde, bezat een buitenplaats, hield een ,,overij-wagen” met 2 paarden en 4 dienstboden.

Genoemde buitenplaats zal een andere zijn dan,,Postrust”, daar deze al spoedig na 1734 in bezitis gekomen van den Engelschen Pair W i 11 i amFerdinand Cary.

V ic tor Brey werd te ‘s Gravenhage in de Gr.Kerk begraven 22 Maart 1748; zijn weduwe Juffr.Anna Beukelaar (zie op: ,,Brittenrust”) medealdaar 20 Sept. 1751. Hunne bezittingen gingen overop hun dochter Vrouwe Anna Elisabeth Brey,die in 1761 voorkomt als wed. van den HeerHendrik Gales en te Amsterdam woonde.

William Ferdinand Cary lord Hunsdon,enfant posthume, geb. te Maastricht 13 Januari 1684n.st., zoon van William en van Geertruida deVlaming van Outshoorn, - kreeg 22 April1706 brieven van veniam aetatis, woonde toen teUtrecht, was Pair van Groot Brittannië en overleed

Page 287: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 7 6

te Alphen op zijn buitenplaats ,,Postrust” 13 Juni1765 als laatste van zijn doorluchtig geslacht. Hijvermaakte al zijn goederen aan zijn neef Pieterbaron van Reede van Outshoorn, fiscaal enlater Gouverneur van de Kaap de Goede Hoop. Bijdie gelegenheid werd ,,Postrust” getaxeerd op f 13200en nog f 400 voor den overtuin Deze van Reedekwam in het volgend jaar naar Holland, werd 25 Juli1766 feestelijk te Oudshoorn ingehaald, doch ontdeedzich enkele jaren later van zijn buitenplaats ,,Postrust”.Dit goed werd toen in twee partijen verkocht. Alseigenaars van het eerste gedeelte (landerijen? groot9 m. 538 r.) treden resp. op: 1771 Mevr. Braam s,1772 deHeer J. van der Grijp, 1776 G. Kop. Hethuis met de omgeving, groot 6 m. 312 r., kwam in1771 in handen van den Heer Mr. W i 11 em De c k e r,Heer van Ursem, Oud-president-burgemeester en Raadder Stad Gouda, wiens zoon François Deckervolgens procuratie gepasseerd voor notaris W i 11 e mDe c k e r te Amsterdam, 7 Januari 1780, - de buiten-plaats verkocht aan den W.E.Gestr. Heer NicolaasJohan nes Vereul (vermoedel. 8 Mrt. 1780), diehet op zijn beurt (vermoedel. 5 Febr. 1784) verkochtaan den Heer Bernardus Petrus de Buck.

Laatstgenoemde kwam in 1785 met kk. attestatieuit Rotterdam met zijn vrouw Anna Hambochte Alphen. Hij maakte 24 Dec. 1783 zijn testamentvoor notaris Petrus Const. van Rijp, te Rotter-dam, en overleed op ,,Postrust” 12 Aug. 1787 (lijknaar Rotterdam vervoerd), zijn weduwe als universeelerfgename achterlatende. Deze hertrouwde in de kerk

Page 288: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 7 7

te Alphen 28 Aug. 1791 met Johannes de Soete,of Zoete, weduwnaar van Judith A. van derSteen, en geb. en won. te Leiden. Dit tweedehuwelijk was niet gelukkig. Bij decreet van Rechtersvan Alphen en Rietveld van 28 Mei 1795 werd zijuit de maritale macht van dezen haar tweeden manontslagen en zette eenzaam haar levensreis voort.Alphen scheen vrijwel alle aantrekkelijkheid voorhaar te hebben verloren, vooral toen een broederA r n o 1 d u s H a m b o c h aldaar in April 1797 overleed(begr. 1 Mei). Zij wenschte alle betrekkingen metdat dorp te verbreken en verkocht in 1798 (vermoedel.6 Sept. 1798) de buitenplaats ,,Postrust” met 6 m.312 r. voor f 13000 aan den Heer Arnold vanPo e 1 i ë n, uit Dordrecht.

Deze kocht van den Heer J. J van Herzeelede gronden, waarop het vroegere ,,Brittenrust” hadgestaan en bracht dezen naam op zijn eigen buiten-plaats over. Aldus ging de naam ,,Postrust” verlorenom plaats te maken voor dien van ,,Nieuw Britten-rust” thans groot 18 morgen 282 roeden.

Arnold van Poeliën overleed te dezer plaatsein Sept. 1803; zijn lijk werd 9 Sept. 1803 naarDordrecht vervoerd Zijn weduwe Hester Crenastaat nog in 1821 als eigenares opgeteekend Om-streeks 1830 werd ,,Nieuw Brittenrust” bewoonddoor haar (vermoedelijke) dochter G e e r t r u i d vanPoeliën, weduweentweedegadevanMr.AdriaanEverwijn Onderwater (zie Stam- en Wapenb.11, 397). Zij was te Dordrecht geboren 24 Sept. 1770,is daarheen verhuisd & 1838 en er overleden 14 April

12

Page 289: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 7 8

1846. (Zie de fam. van Poel iën in: Ned. LeeuwV, 105, 106.)

Op haar is gevolgd de laatste bewoner de HeerGeorge Cornelis Hageman Deze, 20 Juli 1790te Duisburg geboren, kwam op ,N B.” van ‘s Graven-hage uit in 1838. Hij overleed 3 Juli 1855 en nazijn afsterven werd de buitenplaats geamoveerd1855156 De grootte wordt in dien tijd opgegevenals: 10 bunders, 88 vierk. roeden, 57 vierk. ellen.

Kostbare behangsels uit het huis lagen opgeroldin de werkplaats van den Heer C. Pan n ev i s,zonder dat iemand daarvan de waarde kende. Mogelijkhebben ze er twintig jaar gelegen en zijn toen aaneen reizenden Joodschen handelaar voor heel watgeld van de hand gedaan.

In den koepel bevond zich een schilderstuk, Willem111, de stadhouder-koning, te paard. Denkelijk is omdie reden de stichting der buitenplaats ten onrechteaan dezen Oranjevorst toegekend. Wáár mag ditportret gebleven zijn?

Brokstukken van overleveringen maken gewag vaneen magnifieke noteboomenlaan naast den tuin. Ookvan de tuinen die zóó uitgestrekt waren dat de damesen heeren er te paard door reden. Van de hertenkamp,met een exemplaar dat om zijn kolossale grootte enprachtig gewei in het bizonder de aandacht trok endat uit Engeland (Schotland?) moet zijn overgebracht.En van hoog bezoek. Niet alleen dat Willem 1 enWillem 11 er kwamen, maar ook dat Czaar N i c o 1 a a s (?)het buiten bezocht, tijdens zijn kortstondig verblijfin den St. Joris, waar alles wat tot zijn gebruik was

Page 290: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 7 9

gereedgemaakt, eerst door den herbergier in tegen-woordigheid van den monarch moest worden geproefd.Waar is de scheiding tusschen waarheid en fantasie?

Van al de heerlijkheid dezer schoone buitenplaatsis niets meer over. Alleen de gemetselde boog overhet water, waarop vroeger het inrijhek stond, is nogte zien.

Aan de overzijde van den Rijn, op Oudshoornschenbodem, lag vroeger de overtuin van ,Postrust”. Thansbevinden zich daarop de woning en de werkplaatsenvan den Heer C. Pan n e v i s. Deze was zoo wel-willend mij de oude eigendomsbewijzen ter inzagete geven en omtrent den bedoelden overtuin bleekdaaruit het volgende :

Op den 2 Jan. 1720 koopt Victor Brey van defamilie Kleyenburgh voor f900 een huis, erveen werkhuis, potinge en plantinge (voor P. v. Sc h e l-l i n g e r h o u t, subst. schout, en schepenen van Ouds-hoorn). Overdrachtsbrieven van 1 Mei 1723 ontbraken.Den 13 Jan. 1758 verkocht Anna Elisabeth Breyen haar man Hendrik Gales dit perceel voorf 1000 aan den Heer Pieter Despar (voor schoutT. B. de Bo c k). --- 8 Juni 1765 ging de tuin enuiterdijk over op Carel Gotfried Beuch, oudRaad van Justitie des kasteels te Batavia, die hen14 Aug. 1767 verkocht aan Mr. Willem Decker,Heer van Ursem,voor f 1100 (schout T. B. d e B o c k).Den 8 Maart 1780 door François Decker alslast en procuratie hebbende van zijn vader Mr. W. D.voor Tl100 overgedragen op Nicolaas JohannesVereul (schout T. B. de Back) en van dezen

Page 291: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

5 Febr. 1754 voor flOO0 overgegaan op Bernard u sP e t r u s d e Buck.

De wed. van dezen laatsten, Anna Ham boe h,verkocht den overtuin 26 Sept. 1798 voor f 1000aan Arnold van Poeliën.

Als eigenaardigheid moet hier nog worden vermelddat deze van Poeliën 29 Juni 1800 van Mr. JanCouperus het recht van onverhinderd uitzichtover diens gronden aankocht. Deze lagen aan deandere zijde van den weg in Oudshoorn, in de zoo-genaamde Sniep. Couperus zou op die grondeno. a. geen geboomte planten of het uitzicht op anderewijze belemmeren.

Aan de zuidzijde van dezen tuin grensde eensmederij, die pas 2 jaar geleden tot wagenmakerij isingericht; aan de noordzijde bevond zich een potten-bakkerij, gedreven dooreenen Sjakel van Giffen,later door Gysbert van Steensel.

17. Grapesteyn.

De fraaie buitenplaats ,Grijpesteyn” heb ik noggekend; zij was de laatste der schoone buitengoederen,die eertijds binnen Alphen de oevers van den OudenRijn versierden. Omstreeks 1908 is zij gesloopt enhet terrein ingericht tot kalkzandsteenfabriek. Alleenhet fraaie inrijhek is blijven staan, het is echter zoojammerlijk verroest, dat restauratie bijna niet meermogelijk zou zijn.

In 1734 bezat Eduard Pook van Baggen opdeze plaats een buitengoed ,,Rijnbuurt” geheeten,met een paardenstal. Hij staat onder no. 245 op het

Page 292: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 293: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 294: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

181

quohier van 1734 vermeld, met een aanslag vanf 6-13-0 Later in bezit gekomen van den heer JanBoom, ontving het den naam van ,,Boomstein”.

Jan Boom (over wiens familie iets wordt mee-gedeeld in Alg. Ned. Fam.bl. X1: 133) schijnt uit deWest naar Holland te zijn gekomen; zijn vrouwCo r n e 1 ia K o c k had althans onderscheidene plan-tage’s in Suriname, die in het Register van Coll.Succ. te Alphen staan opgeteld. Den 19 Juli 1780 isJan Boom op ,Boomstein” overleden; zijn lijkwerd 24 Juli naar Amsterdam uitgevoerd. Vier jaarlater overleed zijn vrouw te Leiden, 25 Mei 1784,en legateerde haar buitenplaats aan een die de erf-laatster niet in bloedverwantschap bestond. Bij diegelegenheid werd het goed getaxeerd op f 7000 enwerd beschreven als ,,een heerenhuis, stal, koetshuisen zomerhuis, alsmede verdere gebouwen, mitsgadersbepooting en beplanting”. (Zie Coll. Succ. 29 Juli 1786.Daar staat ,,Boomsteyn”, van ouds ,,Grypesteyn”,het heeft dus al eerder den laatsten naam gedragen.)

De nieuwe eigenaar zal zijn geweest Ludov icusde Di eu (zie Proth. Z. Z. fol. 122 VO), die op,,Grijpesteyn” is overleden 16 Mei 1789 en over wienzal worden gehandeld bij de buitenplaats ,Hooger-wal” (no. 24).

Op hem volgde Hendrik van Massow, echt-genoot van Vrouwe J. W. M. de Fillitaz. Toendeze gade hem verliet om des levens reize aan dezijde van Ma r t i n Goed hardt, luit. der cavalerie,voort te zetten, trachtte hij zijn spijt daarover teverkroppen door zich in eenzaamheid op ,,Grijpesteyn”

Page 295: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 8 2

terug te trekken (zie Transportboek Z.Z. fol. 1798).Hier testeerde hij voor den Leidschen notaris Doz y15 Maart 1804. Kort daarna kwam ,,Grijpesteyn” inhanden van Mr. Huibert Griffioen (Pr0th.B.B.B.fol. 179). Deze was Heer van Waarder, Barwouts-waarder, Bakenes, de Bree en Rietveld. Geb. in 1754,overleed hij te ‘s Gravenhage 17 Juni 1836. Hij wasgehuwd met Johanna Maria Taalman Kip,geb. te Hazerswoude 17 Juni 1754, overleden op,,Grijpesteyn” 28 Juli 1814. (Zie o. a. Ned. LeeuwXXVIII : 310-313.)

In 1837 werd ,,Grijpesteyn” betrokken door denheer Samuel Meerburg geb. te Leiden 31 Aug.1774 en zijn vrouw Helena G. la Lau, medealdaar geb. 11 Febr. 1785. Zij hadden vier kinderentusschen 1804 en 1818 te Leiden geboren en hij staatin het oude Bevolkingsregister als ,,rentenier” ver-meld en voor 1850 op G. overleden.

In 1850 werd ,,Grijpesteyn” bewoond door denheer Dirk Frederik Herman Helbach, gep.O.I. ambtenaar. Hij was te ‘s Hertogenbosch in 1785geboren en was gehuwd met Joanna ChristinaSimonnin, geb. te Amsterdam in 1806. In 1852betrokken zij te Alphen een andere woning en den15 Maart 1853 werd hun plaats op ,Grijpesteyn”ingenomen door den heer Hendrik van Bork,geb. te Haarlem 21 Sept. 1805. Hij was uit Rotterdamgekomen met zijnvrouw Geertruida Arend, geb.te Rotterdam 30 April 1805. Na hun vertrek werd demooie buitenplaats vrijwel onbewoonbaar gemaaktdoor de stichting op de terreinen van een fabriek

Page 296: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 297: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

GROOT RAADWIJK te Alphengeb. t 1835, gesloopt 1853.

Overplaats van Groot Raadwijk.

Page 298: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 8 3

van lakken en vernissen (firma Varossieau). Ikkende er nog de familie v a n Rij n, (een oud Alphenschgeslacht, dat reeds aldaar in het midden der 17’ eeuwwerdt aangetroffen) en de daaraan verwante familieVer k o u w. Er was toen nog een mooie voortuin eneen achtertuin met een koepel aan den Rijn. Eenhalve eeuw geleden behoorde tot dit buiten nog eenovertuin in Oudshoorn en een hoek land aldaar, overden weg. Later zijn deze laatste eigendommen ver-kocht; op de plaats van den overtuin werden o. a.de Geref. pastorie en eenige westwaarts gelegenpanden gebouwd.

18. Raadwijk, vroeger Run-en-DQk.

Ten W. van ,,Grijpestein”, ongeveer waar tegen-woordig het woonhuis van den Heer J. K. vanLeeuw en, pannenfabrikant, staat - tegenover deHeulbrug in Oudshoorn - lag voorheen de buiten-plaats *Raadwijk”, of wel : ,Groot-Raadwijk”genoemd,om haar te onderscheiden van de nog bestaandeplaats .Klein-Raadwijk”.

In 1734 bezat Jan Erkelens .,een buytenplaats,genaamt Rijn-en-Dijk”, met tuynmanshuys; op hetquohier van dat jaar staat hij daarvoor onder no. 247aangeslagen tot een bedrag van f6.-. Het is echterniet duidelijk of hij de werkelijke bezitter dan welde bewoner was, volgens een ander bericht wasMevr. de Wede H. Co m ans van 1732 tot 1752eigenares, (Het kan beide waar zijn, zie op ,,Postrust”no. 16). In 1748 had zij 1 morgen, 189 roeden ; in

Page 299: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

184

1752 1 m. 111 r. lands in gebruik. Tusschen 1752 en1755 treedt als eigenaar op : de Heer M r Ba r t h o 1 o-meus de Moor van Immerzeel. In 1756washetgoed 1 m. 111 r. - in 1780 1 m. 567 r - in 17913 m. 567 r. groot. In 1765 heette de buitenplaatsnog: *Rijn-en-Dijk”, in 1780 echter al: ,Raadwijk”.Denkelijk heeft de Moor v. I., Raad van Gouda,het zóó genoemd als rustoord van zijn ambtelijkebeslommeringen. Hij overleed te Alphen, zijn lijkwerd 6 Oct. 1779 uitgevoerd naar Gouda. Ten behoevevan de coll. succ. werd Raadwijk 9 Febr. 1780, naden dood van de M. van 1. getaxeerd op f 20000.Bij die gelegenheid werd het goed omschreven als:een heerenhuizinge, koets- en tuinmanshuis, mitsgaderseen perceel lands, samen 1 m. 567 r.

De familie bleef het goed aanhouden tot 1796?(dit moet blijken uit het Transportboek ZZ fol. 44verso), als wanneervrouwe Hubertha Catharinavan Eyk, echtgenoote van Ds P. T. Couperus, alseigenaresse wordt genoemd. Met dezen Couperuszal bedoeld zijn: Ds Petrus Theodorus Cou-per u s, pred. te Gouda en aldaar 18 Maart 1799,oud bijna 77 jaar, overleden. (Zie Wapenh. V, 83 ; --Romein, Predtn v. Fr. 447). In 1791? vergroot hijzijn bezit door den aankoop van 2 morgen, vanD i r k T u r k e n b u r g : zijn goed werd toen groot3 m. 567 r. Vrouwe H. C. van Eyck, Wede P. T.Couperus woonde te Alphen. Zij werd in Maartof April 1801 onder curateele gesteld en al spoedigdaarna ging *Raadwijk” over in het bezit van denHeer Adam Stratenus (zie Proth. AAA fol. 128)

Page 300: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

185

die op deze plaats den 20 Dec. 1807 overleden zalzijn (Ned. Leeuw XX, 84, 85). Nog in 1821 wordtzijn weduwe 1 d a Ba r t h a H of f als bezitster vermeld,doch zij heeft het vóór haar dood, 8 Mei 1839, vande hand gedaan, want in Mei 1826 werd de buiten-plaats betrokken door Jacob Jurriaan FrançoisFrederic i, geb. te Helder 26 Mei 1784 en uitAmsterdam alhier overgekomen met zijn kind J a c o bFr ançois Fr. (geb. in Suriname 15 Mei 1814) eneen nichtje Johanna Maria Geertruida Fr.(in Mei 1814 in Engeland geboren).

Frederici heeft er niet meer dan tien jarengewoond. In 1836 trad als eigenaar en bewoner opde Heer Jan Willem van Musschenbroek,geb. te Utrecht 29 Jan. 1803, overl. te Haarlem26 April 1877. In het oude bevolkingsregister vanAlphen staat hij vermeld als griffier, alhier gekomenuit ‘s-Gravenhage. Over hem en zijn gade Jkvr.Anne de Mey van Streefkerk, zie men Neder].Adelsb. 1915 : 310.

J. W. v. Musschenbroek, rijk met aardschegoederen gezegend, ving aan op het terrein van hetoude .Raadwijk” een nieuwe buitenplaats te bouwen.Kosten noch moeiten werden ontzien om het nieuweverblijf zoo fraai en geriefelijk mogelijk te maken.Oude ingezetenen van Alphen wisten mij nog twintigjaar geleden mee te deelen dat het nieuwe ,,Raad-wijk”, toen het nog maar een meter boven den grondwas, reeds een ton gouds had gekost. Er moet daaro. a. een ,,deinende vloer” (sic!) in de balzaal geweestzijn. (Hiermede werd bedoeld : een vloer met veerende

Page 301: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 8 6

eigenschappen, die door het wegnemen van wiggenin dienst kon worden gesteld).

Nevelachtige verhalen uit den ouden tijd omtrent denrijkdom der familie, het lustoord dat van M. aldaarmet groote kosten stichtte en zijn geluk in de loterijdeden hier nog weinige jaren geleden de ronde. Zijworden hier echter niet medegedeeld, daar het onsvoorkomt dat de verdichting grooter afmetingen heeftaangenomen dan wat met de waarheid toelaatbaar is.

J. W. v. Musschenbroek, die onderzijn dorps-genooten zeer geacht was, verhuisde in 1848 naarVoorschoten, waar hij het buitengoed ,,Berbice”betrok. ,,Raadwijk” vond drie jaar later een nieuwenbewoner in den persoon van Jan Kleyn, geb teAmsterdam in 1781 en zijn echtgenoote MariaHendrika Raum, aldaar in 1784 geboren. Hetechtpaar was Ev. Luth ; het kwam hier 25 April1851 wonen en verhuisde in Nov. 1852 naar Haarlem.

Met hen eindigde de heerlijkheid van ,,Raadwijk”;volgens het bevolkingsregister werd de plaats in1853/54 geamoveerd.

Een overtuin op Oudshoornsch grondgebied werdaangekocht door den Heer G. v. d Boom, op wiensdochter Mej. H. van den Boom de eigendom isovergegaan. Deze tuin lag tusschen het oude raadhuisen de Heulbrug; hij moet niet worden verward metde zeer schoone ,overplaats” van ,,Raadwijk”. Dezelag over den Rijksstraatweg in den polder Kerk-en-Zanen Met haar hoog opgaand geboomte, haarheldere vijvers en rustieke brug, vormde zij een derschoonste piekjes langs den Ouden Rijn. Van ,,Raad-

Page 302: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

187

wijk” en haar overplaats geven wij hier twee af-beeldingen, welke wij danken aan de welwillendheidv a n d e n H e e r G . v a n M u s s c h e n b r o e k t eAmsterdam.

In 1850 was volgens van der Aa de buitenplaats,Raadwijk” 3 bunders, 69 vierk roeden, 35 vierk.ellen groot en stond tusschen Rijn en dijk.

19. Rust-en-Werk.

Indien er toen al een buitenplaats bestond, wasdeze in 1724 en 1732 in bezit bij den Heer Gerritde Jong en groot 2 morgen 500 roeden. Van 1736tot 1750 werd zij bezeten door den Heer Jan Lub e x,of L u b e c x. Een familielid zal wel zijn geweest : deHeer M i c h i e 1 Lu b e c x. die uit Amsterdam zijnde,te Oudshoorn 17 Aug. 1739 in de kerk trouwde metAnna Maria Faven, destijds gelogeerd op debuitenplaats ,,Vrijhoeven” (zie hierachter, op no 31).

Al reeds vóór 1755 bezat de Heer Abraham terBorg h (of Terburgh), naast de bovengenoemdegronden, eigendommen, groot 4 m. 300 r. In 1756waren al deze perceelen in het bezit van laatst-genoemden Heer, die in 1764 zijn bezit vergroottedoor aankoop van 7 m. 180 r. uit de nalatenschap(?)van Tobias van Claveren en Jannetje Ruys.- In 1775 werd de boedel van Abr. ter Borchinsolvent verklaard, en in dat jaar bij executie publiekverkocht. Daarbij waren o. a. een pan- en estrik-bakkerij, mitsg. een steenbakkerij en steenovens, óókeen heerenhuizinge. Kooper was E n g e 1 i n a J o h a n n avan Olen, weduwe van Hendrik Kuhn (-j- 14

Page 303: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 8 8

Juni 1771) en dat wel ten behoeve van haar zoonHendrik Willem Kuhn, aan wien 4 Oct. 1777brieven van veniam aetatis werden uitgereikt. Dezelaatste huwde in de Alphensche kerk 16 April 1781met Maria Margaretha Haas.

Pieter Moerkerk (gemachtigde?) verkocht27 Mei 1794 aan den Heer Carel BalthasarKoopman een pan- en estrikbakkerij, loodsen, driesteenovens, schuren en 20 huizen met 6 perceelenland, gelegen in den Hoorn voor f 40000. - Wijhebben hier met ,,Rust-en-Werk” en het daarbijbehoorende te doen. Koopman kwam in dat jaarmet kk. att. uit Utrecht te Alphen.

Hij, in den patriottentijd te Alphen gequalificeerdals ,slijmgast en politieke draayer”, (wegens zijnoranjegezindheid), was le Commies van het Post-kantooraldaar.Van Johan Engel Lauch, 2eCom-mies wordt getuigd dat hij was ,een stil obedientman, men kan hem geen oranjegezindheid ten lasteleggen”. K o o p m a n, later Inspecteur der Posterijenin Nederland, huwde als j.m. geb. te Utrecht, teRidderkerk 22 April 1794 met Adriana Moens j.d.geb. te Cubaard 9 Sept. 1759, zuster van de bekendedichteres Petronella. Uit dit huwelijk staan teAlphen in het doopboek drie kinderen vermeld. Hetechtpaar is, volgens afgegeven k.k. attestatie naarDordrecht verhuisd en de buitenplaats overgegaanaan Pieter de Kanter (1756 tl820) Schepen,Raad en Pensionaris-honorair van Zierikzee, Lid derNation. Verg. van de Bat. Republiek. Zijn vrouwoverleed te dezer plaatse 18 Juli 1824. (Over het

Page 304: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 8 9

geslacht de Kan ter zie men ,,Navorscher” 1899 en1900). Waarschijnlijk is de buitenplaats ,,Rust-en-Werk”-t 1820 betrokken door Mr Nicolaas Hoffer deKanter, hun zoon, die uit zijn huwelijk met SaraMagdalena ‘t Hooft één dochter naliet Johannade Kante r. Deze huwde in 1836 te Alphen metG e r a r d u s H e n d r i c u s C o n i n c k J o n g k i n d t(geb. te Meppel 29 Mei 1812), die er samen hebbengewoond. Beider nicht Machiine Jaqueline deKanter, huwde in 1862 te Alphen met GerritL o d e w ij k Pi e k. Zij overleed echter reeds vier jaarlater en hij hertrouwdemet Lina van Linden vand en H e u v el 1. Pi e k, oorspronkelijk cand.notaris,hield de steen- en pannenbakkerij aan. Hij was wet-houder en pres. kerkvoogd van Alphen aan den Rijnen overleed op ,,Rust-en-Werk” 20 Juli 1879. Het wastoen nog een laag, witgepleisterd gebouw. Over denweg bevond zich een moestuin, met een aardigenkoepel aan den Rijn. Waar die koepel zich bevond,is later het huis gebouwd, waar de Heer N. D. K e m i n kwoonde (thans de Heer Eigeman). De oude moes-tuin heeft plaats gemaakt voor een fraai gazon,waardoor het onbelemmerd uitzicht op den Rijn blijftgehandhaafd. Na den dood van den Heer G. L. Piek(zie Navorscher 1918: 358) kwam deze buiten-plaats toen bij koop aan den Heer Simon vanVel zen, lid der Eerste Kamer, die er een geheelnieuw gebouw deed zetten. Toen deze in 1899 in‘s-Gravenhage ging wonen (t aldaar 13 Febr. 1913)werd de plaats met de steenbakkerij verkocht aande H.H. W. Piek en P. A. Wernink. Het huis

Page 305: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 9 0

werd verhuurd aan Jhr de Mu r al t, burgemeestervan Ter Aar, en eenige jaren later aan J hr J. A.Bareel de Mauregnault. (zie op ,,Overpost”no. 14). Het kreeg toen den naam van ,Rhein-heim”.Na hem kwam de Heer Withof Keus de plaatsbewonen en werd er ook door aankoop eigenaar van.Sedert heet de buitenplaats ,,Huis-ten-Rhijn”. Deschoone, parkachtige tuin is nog ongerept bewaard.

20. Zorgrust.

Gelegen in den Hoorn te Alphen. In 1712 groot30 morgen 300 roeden en van 1712 tot 1732 ineigendom bezeten door Mr Johan van Couwen-hoven, advocaat te Rotterdam. In 1732 overgegaanop Jan Robijn. Volgens het Quohier van 1734,no 305, werd deze voor zijn buitenplaats en paarden-stal aangeslagen voor f 5-10-0. In 1755 groot 32morgen 400 roeden en in 1762 van Robijn over-gegaan op Maria van Lill. In 1764 bestond hetbezit uit twee huizen, 33 morgen en 400 roeden land,het heerenhuis en bouwhuis met 19 morgen en 500roedenbelendten 0: Jacob SchenkeveId,tenW:Joachim Sandra.

Maria van Li 11 overleed te Utrecht 24 Maart1765 kinderloos en liet ,,Zorgrust” na aan haar manGij s b e r t D i r k C a z i u s, rentmeester-generaal vande Balye van Utrecht, het goed werd toen getaxeerdop f3200. Ca z i LI s (zie Ned. Leeuw XXII, 20) bezathet tot lï82. In 1783 werd eigenaar de Heer Al-brecht van der Burch, nom. ux., van wien het

Page 306: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 9 1

in 1820 op Johannes Everardus Weeningh isovergegaan.

2 1 . Klein-Raadwdk.

Of, zooals tegenwoordig steeds wordt gezegd:,,Raadwijk” alleen. De buitenplaats van dien naam isnog niet zoo oud; vermoedelijk is hier, vóór eenboerderij, in of -C 1840 een heerenhuis gebouwden wel misschien door denzelfden bouwmeester alshet (oude) Alphensche raadhuis. Mogelijk heeft deHeer van Musschenbroek, eigenaar van ,,Groot-Raadwijk” (zie no 18) het gebouw gesticht.

Omstreeks 1860 woonde er een pannenfabrikant,van Leeuwen genaamd. Het huis heeft veel lediggestaan. Tijdelijk woonde hier in de eerste jaren der20” eeuw de Heer Dros, wethouder van Alphen. Inden mobilisatietijd is het bekend geworden doordataldaar het hoofdkwartier van een detachement vesting-artillerie was gehuisvest (le comp., le bat., 3” regiment).Het huis heeft een ruim uitzicht op den Rijn, eenonbebouwd grasveld bevindt zich buitendijks endaarop een rustiek koepeltje.

De boerderij die langen tijd aan den landbouwerStreng heeft behoord, is nu het eigendom van denbouwman Straathof.

22. Amstelstein.

Gelegen in den Hoorn te Alphen, ten 0. van,,Hoogerwal”. In 1724 in eigendom bezeten door

Page 307: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 9 2

Abraham Vermeulen. Op het Quohier van 1734komt hij onder no. 300 voor en werd voor zijnbuytenplaats aangeslagen voor f 6.-. Het goed wasdestijds groot 28 morgen 300 roeden.

Hij, weduwnaar van Cunira van Hoek, huwdete Alphen 12 April 1733 met Amaranthe Boreelj.d., beiden won. te A. Den 11 Mei 1743 werd zijnlijk naar Leiden vervoerd, den 30 Dec. 1756 datvan Vrouwe Am a ran te Boreel naar Amsterdam.In 1744 trad als eigenaar van ,,Amstelstein” op: deHeer Mr. Jan Ploos van Amstel, die vermoede-lijk wel den naam aan het buitengoed heeft gegeven.De vroegere naam is mij onbekend. Over hem ziemen Wapenh. XV : 61. Hij, directeur van de Societeitder colonie Suriname wegens den huize van Som-melsdijk, is te Amsterdam 2 April 1770 begraven.Zijn vrouw Susanna Catharina Vermeulen(was zij verwant aan Abraham hiervóór?) echterstierf te Alphen 4 Januari 1793. Haar lijk werd 10Januari uitgevoerd naar Amsterdam en haar boedel16, 17, 18 en 19 April 1793 te Alphen in het open-baar verkocht, de opbrengst was f 4176-5-0.

Door koop zai toen eigenaar zijn gewordenCornelis Spruyt Gz. Het was toen groot 31morgen 234 roeden. C o r n e 1 i s S p r u y t is de groot-vader van den tegenwoordigen notaris te Alphen.Een broeder van dezen notaris liet & 1860 den naam,,Amstelstein” aanbrengen op een kleine buitenplaatsvlak nabij het dorp Alphen gelegen. Dit plaatsje,thans zeer verbouwd, dient thans tot kantoren en werk-plaatsen der firma N. Samsom. (Zie hiervóór no. 12).

Page 308: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 9 3

De oude hekposten van het eerstbedoelde ,,Am-stelstein” zijn nog aanwezig en dragen ook nog denouden naam. De zeer gemoderniseerde boerenwoningwordt bewoond door Mej. de weduwe van V e 1 ze n.

23. (Naam onbekend).

Deze buitenplaats, ten W. van ,,Zorgrust” gelegen,behoorde omstreeks 1700 aan den Heer van Papen-broek, aan wiens erven het goed tot 1724 toekwam.Alstoen werd eigenaar de Heer N. Mo en s C.S. enwas toen groot 26 m. 100 r. In 1732 staat Corn elisMij né als eigenaar en bruiker van 2 morgen; hetoverige, 24 m. 100 r. was in gelijke conditie bij deWed. Cornelis Aartse Groeneveld. Evenzooin 1736, 1740 en 1744.

In 1748 was het goed groot 26 m. 258 r. en eenbezitting van den Heer Joachim Sandra, teLeiden woonachtig. Volgens een verklaring van 13April 1758,afgelegddoor Pieter Sandra Jacobsz.en A d r i a a n H e e m e r i k, beiden wonende te Leiden(welke verklaring in een bundel boedelpapieren inhet archief van Alphen aan den Rijn wordt bewaard)was hij de eenige zoon van J a n San d ra, die geenandere kinderen heeft gehad.

In het bezit van Jo ac h im of van zijn familie isdit goed gebleven tot 1790. Tusschen 1780 en 1790behoorde het aan Vrouwe Ad r i a na S usan naSandra, huisvrouw van Cornelis Adriaan van1 mmerzeel (zie Transportb. Y Y fol. 46) en kwamvan dezen aan Willem Rijnsburger (zie als

13

Page 309: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 9 4

vorenYYfol.49). Monsieur Willem Rijnsburger,wiens naam hiervóór bij verscheidene buitenplaatsenwerd vermeld, staat in 1791 en nog in 1798 alsbezitter. Van 1811 tot 1820 behoorde het goed aanDirk en Andries Baars; sedert 1821 aan Jhr.Barend van Lokhorst, heer van den Tol1 onderKoudekerk (Leidsch Jaarb. 1911 bl. 60, 63), terwijlde beide vorige eigenaars als bruikers optreden.

24. Hoogerwal.

,,Hoogerwal” - de naam is nog in wezen - ligtvlak ten oosten van ,,Langerode”. In 1712 en ooknog in 1724 was Joost van Heemskerck, burge-meester der stad Leiden en lid der Staten-Generaal,eigenaar van dit goed ; het huis met de omgevingwas 2 morgen, 325 roeden groot, de daaraan be-hoorende landerijen besloegen 28 morgen en 150roeden. Eigenaar was in 1732 de Heer Nico laasTon i s. Van zijn afkomst is mij niets bekend. Vol-gens het quohier van 1734, waar hij onder no. 310voorkomt, was zijn buitenplaats voor f 5.- aange-slagen. Zij bestond uit een heerenhuis, tuinmanshuis,paardenstal en verdere getimmerten, strekkende meteen speelhuis (koepel) uit den Rijn over den Rijndijk.Nicolaas Tonis heeft daar bijna 30 jaar zijnboerderij zelf gedreven ; in 1760 is hij overleden enzijn goederen werden getaxeerd 26 April 1760. Hijwas eerst gehuwd geweest met Agn e t ha Fa brien hertrouwde te Alphen 9 Mei 1747 met Mariade Ma rees j.d. van Amsterdam. Zij bleef nog

Page 310: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

195

eenigen tijd, misschien 10 jaar, op ,,Hoogerwal”wonen en overleed te Amsterdam 25 Nov. 1780 (ZieNavorscher XLIX bl. 534, - Wapenheraut 11, 76 en111, 113).

In 1768 staat op de Gaarboeken Nico 1 aas T o n isnog als eigenaar; denkelijk is daarmede zijn weduweof zoon bedoeld, n.i. Hendrik Nicolaas Tonis,later lid van den raad van Amsterdam en lid derProv. Staten. Doch in 1772 zien wij het goed inhanden van de Erve Jurjan Winser (een voormij onbekende familie) en in 1780 van den Heer ’Johannes van Bergen van der Grijp.

Deze, is tot dusverre van geheel onbekende her-komst. uit enkele stukken schijnt te blijken dat zijnvader Hendrik heette en zijn moeder den naamWaterpas schijnt te hebben gevoerd. Zijn groot-vader zou geweest zijn: Michiel Louis vanBergen van der Grijp, overleden 28 Maart 1687.Verder reikt onze kennis van ‘s mans voorouders niet.

Jo hannes v. B. v. d. G. zelf was onderkoopmanin dienst der V. 0. C. op het eiland ,,Onrust” ge-weest, alwaar hij en zijn vrouw 4 Aug. 1737 voornotaris van V i svl ie t testeerden. Zijn vrouwElisabeth Arnoudina van Beaumont werdtusschen 3 en 10 Febr. 1759 in de Pieterskerk teLeiden begraven. Hij leefde nog twintig jaar lateren bewoonde van tijd tot tijd ,,Hoogerwal” dat hijechter herdoopte in ,,Rust-van-Onrust” 1). Het laatste

1) Deze buitenplmts, welke ik mxar niet kon thuisbrengen, werdgedetermineerd door onzen gerichten redacteur, den Heer W. J. J. C.B ij le v e 1 d. Het bleek dezelfde te zijn als ,Hoogerw&l”. Et.

Page 311: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 9 6

woord heeft betrekking op het eiland waar hijvroeger had gearbeid. Hij overleed 8 Febr. 1784,oud 71 jaar en zijn buitenplaats, toen groot 18 mor-gen 540 roeden, strekkende uit den Rijn over denRijndijk tot in de Zaansche wetering, werd metmeubilair en vee 13 Dec. 1785 verkocht. Kooper wasj o a n F ra n s Bent i n k, in qualiteit als curator overden persoon en de goederen van den Heer L. D.de D i e u, wonende te Amsterdam.

Tot de erfgenamen van v. B. v. d. G. behoordeVrouwe Elisabeth Cornelia van Bergen vander G r ij p (ged. Leiden P. K. 6 Jan. 1754, overl. teAmsterdam 14 Sept. 1814. Zij was de dochter vanJo hannes en huwde in Nov. 1780 te Amsterdammet Mr. Ludovicus de Dieu (zie Ned. Leeuw1895 bl. 118) en schijnt met haar man in 1784 op.Grypesteyn” te zijn gaan wonen. Dáár overleedde Di eu 16 Mei 1789 en zij hertrouwde te Alphen10 April 1791 met Johannes Constantinus0 b b es, j.m. geb. te Amsterdam, won. te Leiden.

Mogelijk is in het laatst der 18e eeuw de buiten-plaats gesloopt en de gronden geheel tot boeren-woning ingericht. De naam ,Hoogerwal” moet toenweer in eere hersteld zijn, want zóó heet de woningnu nog. Thans is eigenaar de Heer G. C. baronSnouckaert van Schauburg, nom. ux. Pachteris de bouwman Kempe.

Zie omtrent v. Bergen v. der Grijp: Wees-boedels, gem. archief Leiden, no. 1394-1397).

Page 312: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

1 9 7

25. Langerode.

Deze buitenplaats, een der fraaiste van Alphen, lagin den Alpherhoorn, vlak tegenover de scheiding vanOudshoorn en Koudekerk. Een fraaie gravure doorF. Bleyswyck komt voor in het boekje vanP. P 1 e m p e r, Beschr. van Alphen, tegenover blz. 126.

In 1541 behoorden de gronden ,,groot metten uyt-terdyck XV mr I(:LXXXJ roe”, aan ,,dat monickencloester tot Leyderdorp met die kerck te Hogelandeende meer andere eygenaers, bruycker: Lou r i sHendricksz.” Een verkoop van ,Langeroode” in 1663vindt men in het prothocol van den notaris Bee-kerts van Thienen, te Leiden, 14 Januari 1663,no. 110. In 1663 waren eigenaars de heer Adriaanle Pla en de erfgenamen van den heer Joan lePla, terwijl vier jaar later als zoodanig wordengenoemd de Erven wijlen de heeren *J o a n en Ad r i-aan le Pla.

Blijkens ,Navorscher” 1915 bldz. 148 werd de hof-stede ,,Langerode” 18 Juni 1694 te Leiden verkocht.Blijkbaar was koopster: Vrouwe Adriana Ver-burg, wonende te Delft die op een lijst van 1696als eigenaresse voorkomt en 3 morgen 500 roe ineigen gebruik hield. Wel noemt PI em p e r, bldz. 125en 126, in 1714 als bezitter Willem Hooft, kaste-lein, baljuw en dijkgraaf van den Lande en hetWaterschap van Woerden, doch op het quohier van1734 staat niettemin Vrouwe Adriana Verburgop na. 314 als eigenares van de buitenplaats, ge-naamd ,,Langeroode” (3 m. 250 r.) ,,met tuynmans-

Page 313: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

198

huis, koetshuys en orangerie”. De nummers 312 en314 ,,een bouhuys, schuur en somerhuys” staan opden naam van W i 11 em Hooft. Het geheele bezitwas in 1732 groot 43 m. en 500 r. In 1736 komtVrouwe Adriana Verburg het laatst voor, in1740 echter was eigenaresse Vrouwe J o ha n naLucia Sadeleyn. Den 14, 21 April 1743 en (eenjaar later) 2 Aug. 1744 gingen te Alphen de huwel.proclamatiën van den heer Godfried AndriesAdriani, Heere van Groet, Minister van Z. Keiz.Hoogh. den Grootvorst van Geheel Rusland en Hertogvan Holsteyn, enz. enz. resideerende in ‘ s Graven-hage, - en Vrouwe Johanna Lucia van Meel,weduwe Sade 1 e y n, Vrouwe der Hooge HeerlijkheidOosterwijk, woonachtig te Alphen. .

Sedert dien tijd (1744) staan als eigenaars JonkheerJacob Jan Daniël Sadelyn en Jkvr. AnnaFrançoise Catharina Sadelijn. Denkelijkstondhet goed toen onbewoond; bruiker der landen (57 m.243 r.) was Jacob van Rooyen. In 1745 echterkwam met k.k. attestatie uit ‘ s Gravenhage op ,Lan-gerode” wonen Susanna Elisabeth van Essengravin van Slippenbach, die zelf 7 m. 300 r.gebruikte en nog in 1752 en 1756 aldaar wordt ge-noemd. Op haar volgde in 1760 Vrouwe Joh a n n aAgatha Teresteyn van Halewijn, in 1764 deheer Dirk Willem van der Brugghen en in1768 de heer Francis Schas (loco den voorg.)Nog in 1772 wordt deze laatste genoemd, doch in1780 staat alseigenaar Willem Rijnsburger voor7 m. 300 r., terwijl het overige 46 m. en 248 roeden

Page 314: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

199

werd bezeten bij den heer en Mr. Andreas Cu-na e US, in 1789 te Leiden overleden.

Willem Rijnsburger, die het deel zal hebbengehad waarop de buitenplaats stond, overleed teAlphen 30 Januari 1796. Hij was een groot grond-eigenaar, die zeker wel 1/5 van de gemeente Alphenzijn eigendom mocht noemen. Zijn weduwe M a r r i g j eSam som bracht vele van deze goederen over inhet bezit van haartweeden man Cor neli s Spruy t.

De buitenplaats werd afgebroken en geheel totboerenwoning ingericht. Nog thans draagt deze denouden naam en was tot voor kort eigendom van denheer Do 1 k te ‘ s Gravenhage.

26. De Goekoop.

Deze buitenplaats, waarvan mij den naam werdmedegedeeld door J h r. A. A. G. C. de Rotte, lagin Alpherhoorn, vlak naast ,,Langerode”.

In het begin der 188 eeuw werd zij in eigendombezeten bijJhr. Wilhelmus Franciscus Nooms,heer van Aarlanderveen en was groot 42 morgen310 roeden, gelegen ,,van uyt den Rijn tot aan denNieuwen Rijndijk”.

Nooms, wiens vader Petrus, Heer v. Aarlan-derveen, gehuwd was met Beatrix Adriana Ramvan Schalckwijk (huw.voorw. van dit echtpaar13 April 1656), .-- was innocent en stond ondercurateele. Hij overleed vermoedelijk op zijn buitente Alphen en werd in de Herv. Kerk te Aarlanderveenbegraven 13 Januari 1731, ‘savonds om 7 uur. Bij

Page 315: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

200

die gelegenheid staat hij vermeld als ,,baron desH.R.R., en ridder van de Kon. Ordre van Portugal”(Diploma bij : E 1 ia s.)

Door curatoren over de goederen van dezenNooms wordt ,De Goekoop” 2 Mei 1721 overge-dragen aan Gerardus Franciscus de Rotte.werelts priester”onder Hazerswoude (Alg. Ned. Fambl.Vl11 : 120). Hij was pastoor in de parochie van ‘tZwaantje, alwaar hij 26 Mei 1738 overleed, zijnbuitenplaats nalatende aan ,,d’Erve d’Heer de Rotte”.In 1748 en 1752 staat als eigenaar de Heer d e R o t t e,in 1756deHeer Mr. Franciscus Gerard Theo-d o r u s d e Rotte, heer van Arckele en Melsenburgh,neef (oomzegger) van den pastoor en zoon van denAarlanderveenschen doctor Hugo de Rotte envan Catharina van der Laan. (Zie Wapenh.x1x : 177.)

In 1780 wordt als eigenaar vermeld W i 11 emCornelisz Rijnsburger de groote grondeigenaar,reeds meermalen hiervóór besproken.

27. Swanendrift.

Vermoedelijk lag in een zeer ouden tijd te dezerplaatse het ,,Huis te Leeuwen”, stamhuis der oudeedelen van dien naam. Zie hiervóór op ,,Huis teLeeuwen” no. 10.

Volgens Navorscher 1915:439 werd 6 Febr. 1700te Leiden verkocht de hofstede ,,Swanendrift”, gelegenin Alpherhoorn, tusschen Alphen en Koudekerk.

Mejuffr. Adriana van Leeuwen staat op het

Page 316: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

2 0 1

quohier van 1734 onder no. 316 voor haar ,,buyten-plaats en tuynmanshuys” aangeslagen voor f 8-7-0.

Vrouwe Adriana van Leeuwen, wonende teLeiden, verklaart bij test. van 4 Sept. 1729 (notarisPieter van Dieningen te Leiden) tot haar uni-verseelen erfgenaam : haar man, de heer Ba r t h o 1 o-me u s Bosch. Of deze nu hertrouwd is, kan ikniet zeggen, maar wel dat te Leiden 12 April 1744(notaris A 1 b. K 1 e y n e n b e rg h) boedelscheidingplaats had tusschen Catharina Immerseel,weduwevanMr.Barth. Bosch,Len SebastiaanTh ierry de Bye, die 29 Oct. 1743 tot voogd overde kinderen was benoemd. (Zie over de familieBo SC h: Wapenheraut XX bl. 505.)

Vóór 1760 was eigenaar van -Swanendrift” Mr.Jan Bartholomeus Bosch. Hij overleed in 1760,de goederen werden 20 Sept. 1760 getaxeerd en bijdie gelegenheid beschreven als ,,Heerenhuizinge, tuin-manshuis, huismanswoning met deszelfs Barg, schuuren verdere getimmerten, bepooting en beplanting,mitsgaders 37 morgen 300 roeden zoo wei- als hooi-land, van ouds genaamd ,,Swanendrift,” gelegen inden Alpherhoorn, strekkende uit den Rijn over denHoogen Rijndijk tot aan de Burgoog.

De goederen kwamen toen aan Vrouwe Ca t h a-rina van Immerzeel, weduwe van Mr. Bartho-lomeus Bo SC h en zijn van dit echtpaar overge-gaan op haar dochter Vrouwe Maria J acom i naBosch, die als j.d. geb. te Leiden, 29 Aug. 1762 teAlphen voor het gerecht was gehuwd met Ds.Michael van der Meersch, Remonstr. pred. te

Page 317: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Leiden. Over de familie v. der Meersch zie menNed. Patric. 11 330. In 1783 bezat .zij no. 316 eenbuitenplaats met tuinmanswoning en een nieuwenkoepel, no. 317 een bouwhuis en zomerhuis, no. 318een huis buitendijks, no. 319 een bouwhuis en no. 320(alles van het quohier) een bouwhuis, schuur enzomerhuis. Zij overleed 18 Maart 1812 als wed. te‘s Gravenhage en liet haar bezittingen na aan haark i n d e r e n M r . J a n B a r t h o l o m e u s v a n d e rMeersch, notaris te Amsterdam Maria Jaco-mina v. der Meersch m.j. ongehuwde dochter,wonende te Leiden, - Ds. Johannes Roemer,Remonstr. pred. te Leiden, als gehuwd met W i 1 hel-mina Maria v. der Meersch - Michiel vander Meersch Bosch, med. doet. wonende in deWarmoesstraat te Amsterdam, - en Mr. Mart i nusGerardus del Court, echtgenoot van Petro-tronella Catharina van der Meersch.

Bij openbaren verkoop 31 Maart 4813 ging ,,Swa-nendrift” uit handen der voornoemde kinderen overop Jacob van der Horn Barendszoon, lood-gieter op de Hooigracht te Leiden, Barend vander Horn, loodgieter als voren, en Jacob vand er Ho r n Eg b e r t s z, korenmolenaar op den molen,,de Valck” bij de Rijnsburgsche Poort, voor de somvan 20265 francs. Jammer dat de Heer JohanJacob Mede r, wonende op de buitenplaats ,Meer-wijk” te Koudekerk het goed voor zijn bod van f9150niet kon verkrijgen. Hij had alles in goeden staatwillen onderhouden. Doch bovengenoemde speculantenwas het om winst te doen. ,Swanendrift”, bij deze

Page 318: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

203

gelegenheid beschreven als ,,De Hofstede genaamd S.met derzelver Heerenhuizinge, voorzien van onder-scheidene zoo behangen als onbehangen boven- enbenedenkamers en vertrekken, ruime keuken, grootezolders, verwulfde kelder, provisie-, meiden- enknechtskamers en verdere offices, - item een huis-manswoning met schuren, zomerhuis, 6 roeden hooi-barg, stalling voor 40 koebeesten en verdere getim-merten, voorts tuinmans- en daggelderswoningen,zijnde de plaats voorzien van slinger- en houtbosschen,opgaande boomen, boomgaarden, moestuin en verdereplantagiën groot 2 H.A. 57 A. 343 milliares of driemorgen” (sic!) - dit Swanendrift ging thans ten onder.

Een gedeelte van de vroegere bezitting werd inge-richt tot dakpannenfabriek en heeft nog den naambehouden. Eigenaar is thans hiervan de Heer J o h a nvan Leeuwen, wethouder der gemeente Alphena/d Rijn.

28. Landlust.

In het archief der N. H. Gemeente te Alphen be-rust een attestatie van den volgenden inhoud:

,,This is to certify that Thomas Willson of,,Land-Lust” near Alphen was formerly a Memberof the Community of the English Episcopal Churchat Amsterdam.

Joshua Jeans(?) D.D. Minister.Joseph Green, Church Warden.

Amsterdam, February 28, 1804”.

Thomas Willson was gehuwd met Hendrika

Page 319: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

2 0 4

Tem m i n k. In het doopboek der Herv. Kerk teAlphen staan tusschen 1801 en 1808 vier kinderenvermeld, waaronder een zoon George, geb. 17Mrt 1808.

Blijkens sommige gegevens moet ,Landlust” in deSteekt gelegen hebben.

29. Soerabaya.

Was geen oud buitenplaatsje. Op de gronden vanhet oude ,,Brittenrust” was nog een koetshuis ofiets van dien aard blijven staan, dat door eenzekeren Heer Sm i t, oud-kapitein ter koopvaardij toteen soort buitengoed was omgebouwd. Hij heeftdaar jaren gewoond ; later woonde daar de HeerN. Co nij n, doch het is in het laatste vierendeelder vorige eeuw geheel gesloopt.

B. OUDSHOORN.

Eens sal Oudtshooren’s glans vergaen,En ‘t uer van onderganck sal slaen,

Soo ras het dorp verliest sijn hooren;Maer blijft de hoorn in heerlicheyt:Dan is haer schoner lot bereyt,

Sal yder van Oudtshooren horen !Als ‘t schoonste pleckjen in Rynlandts gaerdt

Sal ‘t langhen tijd noch ‘t ooch becooren,Tot tsich met Alphen tsamenpaert,

Maer dan is ‘t oock voor goed verlooren.

Page 320: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

205

30: Zuidzicht.

In het Lidmatenboek der N. H. G. van Oudshoornis 14 April 1713 sprake van ,,de plaats van V lie-tentoorn”.

De buitenplaats, genaamd Z. ,,met deszelfs heeren-huizinge en verdere getimmerten”, groot 1 morgen181 roeden gelegen in den Gnephoek onder Ouds-hoorn, behoorde in het midden der i8e eeuw aanV r o u w e Susanna M a r g a r e t h a V l i e t h o o r n ,weduwe van Mr. Jan van Groeneveldt. Hij was13 April 1759 overleden (Ned. L. XVI : 191), zijweinige jaren daarna, want in 1764 werd het goeddoor de kinderen en erfgenamen verkocht aan J a c o bde Waal en Christina Soutman voor f 1800.(Zie op ,,Vredelust” nu. 34).

In 1772 door den Heer Reynier van Houtenen den Heer George Veldhaus (gemachtigden?)voor f 3400 verkocht aan den Heer Wou ter vanLoon. Hij en zijn gade Mondina van Loonkwamen in Juni 1773 uit Rotterdam op ,,Zuidzicht”wonen. Zes jaar later, in 1778 werd het door dezen voorf3640 verkocht aan ..Mr. Ryne Jes Langrune”.

René Esai Langrune of Lungrune deed debuitenplaats in 1784 voor f 6500 over aan den HeerWillem van Hemert (Ned. Adelsb. 1914 bl. 251).Hij heeft er stellig gewoond; zijn vrouw J o han n aElisabeth van Irhoven overleed er en werd inde kerk te 0. begraven 30 April 1791. Hij hertrouwdenog in hetzelfde jaar met Maria Jordens en over-leed in Januari 1801 (begr. te Oudsh. 28 Januari). Zijn

Page 321: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

weduwe kocht ,Ruymsigt” (zie hiervóór onder no. 7).Willem v. H emer t had inmiddels 31 Oct. 1796

,,Zuidzicht” voor f 6000 verkocht aan Mr. 1 saäcSc h e 1 t u s. Het goed was toen nog groot 1 m. 181 r.

Sc h e 1 t u s (zie Ned. Patric. V : 386), was Vroed-schap te Leiden en leefde met zijn echtgenooteSara J a c o ba H e s te r V o s tijdelijk op ,,Zuidzicht”,waar in 1798 de bekende luit. generaal Isaäc erin 1800 een dochter Ida Johan na werd geboren.

Op Scheltus volgdealseigenaar: L. Kalkoven,die in 1811 en nog in 1820, zijnde ,,notaire imperial”,als zoodanig vermeld staat. Zijn broerszoon W i 11 e mLeonardus Kalkoven (zie ,,Navorscher” 1918bldz. 354, 355), notaris te Oudshoorn van 1838- 1849,woonde er met zijn echtgenoote Jo h a n n a Pi e k al in1830. Na zijn overlijden te 0.25 Jan. 1849, werd hij inhet bezit opgevolgd door Pieter Willem Bronk-h uyz e (geb. te Leiden 22 Dec. 1802) uit Loenenaan de Vecht gekomen met zijn vrouw Cat hari navan der Eyck (geb. te Wilsveen 15 Juni 1812).Zij hadden twee kinderen, waarvan er een Jacob aMaria H end r i ka (geb. te Leiderdorp 10 Mei 1833)in 1858 huwde met Johan Wilhelm RösenerMan z, burgemeester van Oudshoorn. Mogelijk waseen zuster A. C. Bronkhuyze, gehuwd met denHeer Ku ys (den eigenaar van ,,Overpost” zie no. 14).

Het echtpaar Bron k huyze-v. d. Eyck vertrokin 1852 naar Utrecht en ,,Zuidzicht” werd spoedigdaarna betrokken door Mevrouw de weduwe MariaCatharina Elisabeth Myné, geb. Spaan (geb.te ‘ s Gravenhage in 1803) die aldaar met haar dochter

Page 322: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

207

Maria Catharina Myné, (geb. te ‘sGravenhage1843) woonde.

Na de familie M y n e strekte het tot verblijf aanden Heer P h. L. B er a i 1. Hij woonde er met zijnvrouw Wilhelmina J. Tromp (+ Utrecht 6 Aug.1918, oud 71 jaar) en dreef een dakpannenfabriek teAlphen tegenover ,,Zuidzicht” gelegen. In 1880 werdhem te Oudshoorn een zoon Henri Hippolitegeboren. Berai 1, gepensd. majoor der artillerie, R.M. W. 0. 4~ kl. wegens moedig gedrag bij de 2e Boni-sche expeditie, is in Aug. 1896 te ‘s Gravenhageoverleden, oud zijnde 76 jaar.

Op Be r a i 1 volgde de laatste eigenaar en bewoner,de Heer Gerard Wilhelm Henry Suermondt(zie Ned. Patriciaat 11, 465), geb. te Rotterdam 4 Oct.1854 en den 12 Mei 1881 te Koudekerk gehuwd metMaria Hendrika Zirkzee, wiervader Everardaldaar burgemeester was Omstreeks 1900 heeft hijzich metterwoon te St. Anna bij Nijmegen gevestigd,alwaar zijn echtgenoote in 1910 overleden is. Nazijn vertrek is ,Zuidzicht” afgebroken en zijn devrijkomende landerijen tot warmoezerij ingericht.

31. Vrijhoeven, later: Zeerust.

Omtrent verschillende buitenplaatsen in den Gnep-hoek zijn vluchtige gegevens in het oude lidmaten-boek van Oudshoorn te vinden. Zoo spreekt eenaanteekening van 16 Sept. 4700 van ,,de plaats vanMary Hagen”, - éen van 18 April 1710 van ,,deplaats van Grome (Gromm e?) in den Gnephoek”,

Page 323: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

208

- 14April 1713 van die van Vlietentoorn, (ver-moedelijk ,,Zuidzicht” no. 30), 3 April 1722 en 14April 1724 van die van Mijnheer de Jong h. Dochik heb deze alle niet kunnen determineeren.

In 1732 kwam Hendrick ten Brummeler,metattestatie van Voorschoten, als tuinknecht op ,,Vrij-hoeven”. - Blijkens het trouwboek der N. H. Gem.te Oudshoorn zijn aldaar 17 Aug. 1739 in de kerkgehuwd : Michiel Lubecx, uit Amsterdam, enA n n a Ma r i a F a v e n, gelogeerd op ,,Vrijhoeven”.Denkelijk behoorde ,,Vrijhoeven” in dien tijd aanden Heer Abraham ter Borgh (zie op ,Rust-en-Werk”, hiervoor, no. 19, waar Lubex en ter Borghóók te zamen worden genoemd).

In j1758 bezat hij het goed stellig, daar hij het indat jaar voor f 8470 verkocht aan Mr PieterPietermaat junior. Het bestond toen uit eenheerenhuis, speelhuis (koepel), tuinmanshuis, schuiten-huis en verder getimmerte, bepooting en beplanting,en de landerijen daarbij, alles gelegen in den Gnephoeken groot 8 morgen, 1771, roeden.

Mr P. Pietermaat (zie Ned. Patric. 1:348),wasschepen van Hoorn, later pensionaris van Medemblik,en overleed op het huis ,,Adegeest” 1) in Sept. 1791.Hij was gehuwd met Magdal ena Jo hannaD a r r e s t, of d’A r r e s t, bij wie hij eenige kinderenwon, waarvan er twee te Koudekerk en één teOudshoorn werd gedoopt.

In 1770 verkocht Pietermaat zijn buiten, groot

1 ) Voorsclloten.

Page 324: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

209

8 m. 216 r. voor f9000 aan Pieter, baron vanReede van Oudtshoorn (zie op ,Postrust”nc16).Hij had pas ,Postrust” verkocht en ook ,,Vrijhoeven”scheen hem niet te bevallen, want kort daarna kochthij het kasteel ,,Drakenburg” (de ,,Guldenhof” uitF er d. Hu y c k). Hij vergunde toen dat ,,Vrijhoeven”werd betrokken door den notaris en procureurH e n r i c u s H o l l i n g e r u s v a n L a n s b e r g e n ,later Schout van Oudshoorn, en diens vrouw Geer-truy Hyzelendoorn. Dezen, uit Alphen in Juni1771 met att. te Oudshoorn gekomen, vertrokken alweer spoedig, waarna van Reede van Oudts-hoorn, of liever zijn gemachtigde (want hij zelfwas als Gouverneur van de Kaapkolonie afgereisd).Hermanus Ameshoff de buitenplaats voor den-zelfden prijs, /-9000, verkocht aan H end r ik Da n i ë 1Bart e 1 s, van wien mij geen levensbizonderhedenbekend zijn. Hij, en zijn vrouw Margaretha deBo o ser kwamen in Juni 1773 uit Putten hier wonenen vertrokken 28 Sept. 1786 met kk. att. naar Am-sterdam; zij lieten 23 Oct. 1774 in de Oudshoornschekerk hun kind Cornelia Simonia doopen.

In 1786 werd de buitenplaats ,Vrijhoeven” doorBartels verkocht aan Vrouwe Johanna Hille-gonda du Moulin, geb. van der Sluys. Hetgoed bestond toen uit een heerenhuis, stal, koetshuis,twee speelhuizen, een schuitenhuis en landerijenetc. groot 8 m. 177r/s r. en de koopsom bedroegf 10625.

Mevrouw d u Mo u 1 i n (over deze familie: Alg.Ned. Fam.bi. X1 bl. 45-47) was de tweede vrouw

14

Page 325: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

210

van den bekenden generaal Ca r e 1 D i e d er i k d u M.en sedert 21 Maart 1793 zijn weduwe. Terwijl zij op,,Vrijhoeven” woonde, had zij aldaar den dood tebetreuren van haar stiefzoon Fr an ç o i s d LI Mo u I i n(t25 Aug. 1790), die in de kerk te Oudshoorn be-graven werd.

Waar zij zelf overleed is (nog) niet bekend Zij isuit Oudshoorn vertrokken, na 18 Mei 1803 :,Vrij-hoeven” voor f‘ 15200 te hebben verkocht aan denHeer J. Lenerson, die het betrok en er den 13Juni 1809 zijn dochter Maria Elisabeth L., oudzijnde 13 j. en 4 m. door den dood verloor.

In een ,,Register van Eigendomsovergangen” staata0 1811 %.Jean Lenarsan, negotiant, Oudshoorndans le Gnephoek n” 21”. Dit perceel no 21 en eenigeandere, gingen bij publieke veiling, 28 Maart 1818van Lenarsan, koopman te Rotterdam, over op:J a c o b u s A r n o l d u s F r a n c i s c u s W o u t e r s ,rentenier, wonende te ‘s-Gravenhage, die nog in 1820als eigenaar wordt vermeld.

Waarschijnlijk is het van dezen overgegaan opJames John baron Melvill van Carnbee,maardan nà 1827, daar deze van 1823.1827 commandant endirecteur van Z.M. scheepsmacht, met den rang vanSchout-bij-nacht, in de Oost-Indische wateren wasen in het laatst van 1827 waarnemend Raad van Indië.Hij herdoopte ,,Vrijhoeven” in ,.Zeerust” en overleedop deze buitenplaats 2 Januari 1833 (dit wordt inNed. Adelsboek 1915 bldz 299 verkeerd opgegeven).Volgens zijn grafzerk op het kerkhof te Oudshoorn(nog aanwezig) was hij Heer van 0. en N. Andel,

Page 326: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

2 1 1

lid van de Rsch. van N. Brabant, Schout-bij-nachtin dienst van Z. M. den Koning der Nederl. RidderM.W.O. en van den Ned. Leeuw, oud 57 jaar.

,,Zeerust” werd in 1842 (de gelijknamige zoonvan bovengenoemden baron overleed, als luit. ter zee,te ‘s-Gravenhage 29 Juni 1842) eigendom van MrJan van Lakerveld Bisdom, geb. te Brielle27 Oct. 1808 uit Dr Arend Bisdom en NiesjeBlanken (wier moeder Maria v. Lakerveldheette). Zijn loopbaan wordt gekenmerkt door eenserie betrekkingen van den meest uiteenloopendenaard. Achtereenvolgens was hij procureur te Gorinchem1833, ontvanger van het Loodswezen 1836, fabrikantte Oudshoorn 1842, burgemeester en secr. van Al-blasserdam 1850, tevens van Oud-Alblas 1852, legdedeze ambten in 1886 neer .en overl. te Alblasserdam16 Aug. 1894 Hij bewoonde hier ,,Zeerust” envestigde bij dit huis een kalkbranderij met drie ovens.Bij zijn echtgenoote Arnoldina Diderica Wil-helmina Hanegraaff won hij te Oudshoornkinderen, van wie er nog één Diderica Rudol-phina Petronella v. L. B in leven is.

Na het vertrek van M r Jan van L. B., 1 Mei 1850,is ,,Zeerust” al spoedig afgebroken. De kalkbranderijis nog thans het eigendom van de firma J. W. Clan t.In een der gebouwen is de titelsteen van ,Zeerust”ingemetseld.

32. RUnlust.

Deze buitenplaats ligt even voorbij ‘s Molenaarsbrug

Page 327: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

212

tegenover het veer, waar +- 1905 zulk een aardig veer.huisje is gebouwd (,,ln den Overzet”.)

.

De gronden, waarop deze buitenplaats in hetbegin der 19e eeuw werd gebouwd, behoorden onge-twijfeld in het midden van de 17e eeuw aan het geslachtvanToll. Maritje Willemsdr. van Tollschonkin 1671 aan de Oudshoornsche kerk met haar drienichten een, nog aanwezig, gebrandschilderd kerkraam.Zij huwde 17 Dec. 1684 te O.metMouring Leen-dertsz. v. Leeuwen, uit Warmond. Uit dit huwelijkwerd te 0.28 Oct. 1685 een zoon gedoopt: Le en d e r tvan Leeuwen, die te dezer plaatse woonde en bijzijn tweede vrouw Neeltje Klaasdr. van Rhijneen dochtertje verwekte: Maria v. Leeuwen, geb.te 0. 10 Nov. 1735. De vader, Leendert overleedte 0. in Febr. 1740; de moeder werd aldaar 2 April1784 begraven.

Het genoemde dochtertje Maria v. Leeuwenbleef deze plaats bewonen; zij huwde te 0. 9 Sept.1764 met Willem Kalkoven. Deze, 28 Dec. 1723aldaar uit een deftige familie geboren, is er overleden16 Juni 1774 en liet bij zijn genoemde (tweede) vrouwtwee zoons en twee dochters na. De oudstedaarvanwas Leendert Kalkoven; de jongste zoonJacobKalkoven, vader van den notaris Wil helmusLeonardus Kalkoven, die op ,,Zuidzicht” (no 30)heeft gewoond.

Leendert Kalkoven voornoemd,werd teO.geb.28 Januari 1768. Den 4 Mei 1796 aangesteld totSchout en Secretaris van Oudshoorn, werd hij laterMaire en Burgemeester, ook notaris aldaar. Hij was

Page 328: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

213

in Oudshoorn een buitengewoon gezien persoon. Vanhem bezit ik een silhouet met zijn handteekening enhet onderschrift: ,,Lid der Staten van Z.H. Hoofd-ingeland van Rijnland. Ridder der Orde van den Ned.Leeuw. Burgemeester en Secretaris van Oudshoornen Gnephoek. 50 j. jubilé 3 Mei 1846”.

Ongetwijfeld heeft de moeder van Schout Ka 1 k-oven de buitenplaats ,,Rijnlust” laten bouwen. Bijeene kleine restauratie in 1919 kwamen twee ge-beeldhouwde wapens voor den dag, die, naar debeschrijving te oordeelen, van de familiën Ka 1 k o v e nen van Leeuwen moeten zijn. ,,Rijnlust” kanvolgens de bouworde niet ouder zijn dan van 1820of 1810.

Bij acte van donatie voor notaris N. Sam s om teKoudekerk, dato 25 Maart 1820 ging dit goed vanMevr. de Wede Kalkoven, geb. van Leeuwenover op L. Kalkoven. De moeder overleed 16Sept. 1821 te Oudshoorn en Burgemeester Ka 1 k o v en,die tot 1820 ,,Buitenzorg” (n” 351 bewoonde, betrokdit huis, waar hij tot zijn dood in Juli 1848 heeftgewoond.

Daarna werd het bewoond en in eigendom bezetendoor Marinus Carel Piek (geb 1811,0verl. 1878),lid van den Raad van Oudshoorn en Dijkgraaf vanden Vierambachtspolder, gehuwd met J o h a n n aMargaretha Kalkoven (1813-18561, wier vaderJacob een broeder was van Leen d er t, den vorigeneigenaar van ,Rijnlust”.

M. C. Piek overleed te Oudshoorn 10 Juni 1878(zie ,,Navorscher” 1918 bldz. 366), ,,Rijnlust” nalatende

Page 329: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

214

aan zijn zoon Leendert Piek (1844 +1897), lidvan den Raad te Oudshoorn. Deze huwde met zijnnicht Maria Clasina Piek, die na den dood vanhaar man ,Rijnlust” met haar eenige dochter, Jo ha n naMa r g are t h a Piek, bleef bewonen. Den 29 April1917 overleed aldaar de moeder; de dochter huwde17 April 1919 met Germain Jacques Stoop,geb. te Strijen 17 Juli 1878, cand. notaris (zie Ned.Patr. 111 blz. 380). Zij bewonen thans het buitengoed.Nog slechts weinige jaren geleden bevond zichdaarachter een fraai wandelbosch, dat thans echteropnieuw is aangelegd

Bij de beschrijving van ,,Rijnlust” komt te pas, watik schreef in Ned Leeuw XVII bldz. 109-111.

33. Kostverloren.

Van deze buitenplaats is al heel weinig bekend.In de laatste helft der 17e eeuw behoorde zij aan

Jhr. Cornelis de Vlaming van Oudtshoorn,Hoogschout en Burgemeester van Amsterdam, Am-bachtsheer van Oudshoorn en Gnephoek. Waar-schijnlijk heeft deze er ook van tijd tot tijdgewoond.Het goed lag aan de oostzijde van de Heimans-wetering, in den Kalkovenschen polder.

In de lidmatenboeken van Oudshoorn staan ver-schillende personen vermeld als wonende op ,,Kost-verloren,” doch het is niet goed uit te maken inwelke hoedanigheid zij daar woonachtig waren.Sommigen waren tuinman, anderen knecht. Oudtijdswas bij dit huis een steenbakkerij, later een kalk-branderij. In 1785 verkochten Paulus en Pieter

Page 330: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

215

v a n Lelyveld a a n W i l l e m v a n A k e n v o o rf 700 ,,een gedemolieerde kalkbranderij, vroeger eensteenbakkerij, genaamd ,Kostverloren”. Den 14 Febr.1789 werd door Jan van den Broek q.q. voorf’ 485 een huis en erve (1 huis en 329 roeden land)genaamd ,,Kostverloren,” verkocht aan den HeerAlbertus van Lutsenburg (over wien: Ned.Leeuw XIV : 90).

Thans is de naam ,,Kostverloren” geheel in ver-getelheid geraakt.

34. Vredelust.

In het lidmatenboek der N. FT. Gem. te Oudshoornstaat 31 Maart 1741: ..De Hee r J an Hendr ikG r a v i a, woont aan den Rijn, bij ‘s Molenaars, komt,,van de Meern”. Hij zal dus waarschijnlijk ,,Vredelust”bewoond hebben. (Zie over hem: Elias. Vroedsch.van Amsterdam.)

In 1753 bezat de Heer Jacob Pieterson ditgoed. Den 15 Juni 1753 leverde te Oudshoorn Ag-neta Coessius haar k.k. attestatie in, kwam vanAmsterdam en ging wonen bij den Heer Pi eters o n.Op den 15 Sept. 1753 kwam Elisabeth MariaMortier, huisvrouw van Jacob Pieterson, metk.k. att. te Oudshoorn, tegelijk met haar echtgenoot.Zij kwamen beiden uit Amsterdam en gingen aan‘s Molenaars wonen.

In 1763 verkocht Pieterson dit huis voor f4000aan Jacob de Waal (zie op ,,Zuidzicht” no. 30).Het was toen ,,een buytenplaatsje, genaemt Vredes-

Page 331: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

216

,,lust, met zijn huysinge en erve, schuur en speelhuys,#staande aan den Lagen Rijndijk bij ‘~Molenaars-“brugge”. Jacob de Waal en zijn vrouw Catha-rina Santman, of Soutman, verkochten hetdriejaar later (1766) voor f5000 aan Johannes vander Hoeven. Volgens het Lm. boek heette hijJohannes van der Houve en kwam met zijnvrouw Maria van der Geer in Sept. 1768 metk.k. attestatie uit Gouda aan ‘s Molenaars wonen;hij vergrootte het goed met een perceel, daarna toteen slingerboschje beplant Hij mag er een paar jaargewoond hebben en droeg het toen in 1770 bij koop,óók het nieuw aangekochte erf, samen 1 huis en236 roeden land voor f8000 over aan Car el baronvan Boet zelaer, Heer van Aarlanderveen. Noggeen jaar later ging het van dezen, in 1771, voorf 9073-10-0, over aan den Heer Jacob Piet erC u r t i u s, volgens het grafboek: ,,oud-canunnik vanhet Domkapittel van St. Jan tot Utrecht”. In Maart1772 leverden hij en zijn vrouw Di na Dupper te0. k.k. att. in, komende uit Amsterdam ; zij gingenwonen aan ‘s Molenaarsbrug. De man overleed op,,Vredelust” 18 Nov. 1778 (buitenplaats getaxeerd opf 8000) ; de vrouw mede aldaar 2 Aug. 1798 (buitenpl.,1 huis en 236 roeden, getaxeerd op f 7000). Zijwerden beiden in de Oudshoornsche kerk begraven.

Na den dood van Mevr. Curtius-Dupper, werd,,Vredelust” 12 Oct. 1798 door Leonardus Huy-singa en Mr. Pieter Jacob Curtius voor desom van f 7560 getransporteerd op Vrouwe Pet r o-nella Slob, huisvrouw van den Heer Pieter van

Page 332: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

I

,,VREDELUST” (no. 34), afgebroken in 1883.

Page 333: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 334: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

217

Go te. Tot 1809 komt deze familie te Oudshoorn inde oude kerkregisters voor. Op den 22 Juli 1804werd te 0. gedoopt (geb. 13 Juli) Johan Piet er,zoon van den WelEd. Heere Gerard Hollaervan Gote en Mevr. Maria Cornelia Marga-retha Holtzhey. Als getuigen fungeerden degenoemde koopers van ,,Vredelust”. - Op den 20Sept. 1807 werd gedoopt, oud 40 jaar (geb. 31 Dec.1766) Catharina Henriëtte ,,een mulattinne,,,wier vader was genaamd Jan Pan en moeder*Elisabeth Pan; zij was op de plantage ,,Enge-,,lenrust” in Demerary geboren. Als doopgetuigen,,zouden staan: de WelEd. Geb. Vrouwe Judith,,Hester Catharina Holzhey, weduwevanden“WelEd. Geb. Heer Hendrik Pipersberg, dan,,door ziekte verhinderd, werd Haar Ed. vervangen“door jongvrouwe Cornelia van Gote.” Dezelaatste, C. v. G., was een dochter van Piet er; zijstierf te Oudshoorn en werd in de kerk begraven18 Oct. 1809.

Na de familie van Go t e werd ,,Vredelust” eigen-dom van Ds. Johannes Horthemels Hanssen.Hij was in 1758 te W. Zaandam geboren als zoonvan Ds. Jo hannes, werd pred. te Soest í781, West-kapelle 1784, Nieuwendam 1788, Vlissingen 1789,Poortugaal 1805 en aldaar emeritus verklaard in 1810.Van 1810 tot 1812 woonde hij op ,,Vredelust” ennam toen weer een beroep aan naar Meeuwen enHagoort. Hier werd hij opnieuw emeritus 1 Juni 1816en eindigde zijn dagen te Amsterdam 9 Aug. 1826.Den 12 Sept. 1795 was hij te Vlissingen gehuwd

Page 335: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

218

met Jkvr. Catharina Rutteria Lambrechtsenj.d. van Vlissingen

Bij publieken verkoop, 20 Jan 1815, ging ,,Vrede-lust” nu (waarsch op speculatie) over aan de H.H.Martinus de Crane, ontvanger te Alphen, enCornelis van de Watering, inspecteur van deregistratie te ‘s Gravenhage. Bij acte van transport,22 Dec 1815 voor notaris Guill. Brack te Zwam-merdam, door deze H.H. overgedragen aan den HeerRobert Voûte, rentenier te ‘~Gravenhage. Dezehad onder de Bataafsche Republiek en het FranscheKeizerrijk op finantiëel gebied een groote rol gespeeld.Hij was de vertrouwde raadsman van het russischekeizerspaar, van koning Lodewijk Napoleon envan den grooten keizer zelf. De tweede benoemdehem tot Staatsraad en Directeur-generaal der PubliekeSchatkist, de laatste verhief hem tot ,,Baron de1’Empire”. Zijn laatste levensjaren bracht hij op,,Vredelust” door in ernstige geldelijke zorg doorteleurstellende geldbelegging in Zuidhollandschedroogmakerijen, uit welken geldnood Hope & Co.,gedachtig de oude relaties, hem door het toekennenvan een jaargeld schijnen te hebben bevrijd. (Zie:Nieuw Ned. Biog. Wdb. 11, 1508).

V oû t e bouwde een stal bij zijn buitenplaats,,Vredelust” en overleed op dit goed 15 Sept. 1823.Hij werd in de kerk te Oudshoorn begraven. (Zienog Alg. Ned. Fambl. X : 38). Mogelijk is zijn tweedevrouw Cathérine Abeline Guichérit erblijvenwonen, doch overleden (17 Nov. 1838) is zij er niet.

Daarna zal ,,Vredelust” in het bezit zijn gekomen

Page 336: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

,,VREDELUST” (links), in 1883 gebouwd door J. TH. PIEK.,VILLA NUOVA” (rechts), in 1883 gebouwd door JOH. PIEK.

Page 337: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 338: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

219

van de familie Piek (zie Navorscher 1918, bladz.351-368). In 1883, na den dood van Mevr. Piek,geb. W es sel i n g, werd het oude huis afgebroken ;een fotografische reproductie ervan is opgenomen in,Het Geslacht Piek” door G. v a n K 1 ave ren, 1917.1)

Op de vrijgekomen terreinen bouwde de HeerJohan Theodoor Piek, tevoren op ,,Rijnoord”woonachtig, in 1883 een prachtige villa, die nogthans tot sieraad der gemeente strekt en denzelfdennaam als het oude huis draagt. Hier woonde hij totOctober 1889, als wanneer hij naar ‘s Gravenhage isverhuisd. Hij had ,,Vredelust” verkocht aan den tieerWillem Cambier van Nooten, uitgever van,,De Rijnbode”, die er tot & 1905 heeft gewoond en18 Sept. 1907 te Haarlem is overleden. Daarna, eigen-dom geworden van den Heer D. van 0 o r d t, strektehet tot verblijf aan den Heer Alp ho ns LouisHölterhoff, die er 14 Juni 1917, oud 65 jaar isoverleden. Na dezen wordt ,,Vredelust” bewoonddoor den Heer Grobbe.

Niet minder prachtig is ,,Villa Nuova” dat deHeer Johannes Piek op een ander gedeelte vanhet oude ,,Vredelust” mede in 1883 deed bouwen.Hij woonde er tot 1891, toen hij naar Nijmegenvertrok. Na hem werd het huis verkocht en vondeen huurder in den algemeen geachten burgemeestervan Oudshoorn, Jacobus Willem CornelisB 1 o e m, van 1886 tot 1903 hoofd der gemeente, thans

1) De beide olich& van mVredelust” danken wij &m de welwillend-h e i d v a n d e n H e e r J o h . T h . P i e k Le Schevenlugen.

Page 339: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

220

burgemeester van Hardenberg. Zijn naam blijft indankbare herinnering! Na zijn vertrek stond hethuis lang ledig. Omstreeks 1908 werd het door degemeente Oudshoorn aangekocht, met vluchtige plan-nen voor een raadhuis, doch al spoedig daarna werdhet verhuurd aan Mr. Johan de Berg h, kanton-rechter, die het nog thans bewoont.

Sedert de combinatie der drie gemeenten (1 Januari1918) behoort het huis aan de gemeente Alphen aanden Rijn.

35. Buitenzorg.

In 1785 verkocht Jacob Dirk Heyns, in quali-teit als exec. test. van Mr. Jacob Heyns, in levenRaad en Oud-Burgemeester der stad Leiden, aanThomas Burchardus de Back. schoutensecre-taris van Oudshoorn een buitenplaats met huizinge,tuinmanshuis, koepel, bepooting en beplanting (samen1 huis 1 morgen en 168 roeden land). Met eenboerenwoning met alle toebehooren (26 morgen),alles gelegen aan den Lagen Rijndijk in den Kalk-ovenschen Polder, bracht dit op f 16903.

Ik vermoed dat deze buitenplaats de oude Herv.pastorie was, die in 1751 voor f 2000 door kerk-meesters was getransporteerd aan den emeritus predtDs. Rutgerus Paludanus. En welke in 1760voor f 1802 werd verkocht aan Agatha Poock,wede van Bartholomeus van Bergh Eyck.

Hoe dit zij: 14 Febr. 1589 werd dit goed zonderde boerenwoning voor f 5004 verkocht aan Lu dov.Daniël de Dieu (zie op ,,Grijpestein” no. 17) en

Page 340: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

2 2 1

is bij zijn dood, 28 Dec. 1797 overgegaan op zijnwede Vrouwe 0 b b es. Het schijnt dat deze er zoospoedig mogelijk af wilde zijn. Den 24 Jan. 1798toch werd de buitenplaats, zijnde 2 huizen 1 m.168 r. voor S 4500 getransporteerd op Ad r ianaCatharina, -- Johanna Maria, - en MariaCatharina van Ravesteyn. Door hun aanverwantJohan W i c hers q.q. getransporteerd 18 Juli 1803op Leendert Kalkoven, de grootte als voren.Koopsom was nu f 2500. In 1812, ook in 1820 bezatLeendert Kalkoven, blijkens een register vaneigendomsovergangen, een ,,maison de campagne,dit Buitenzorg, au lage Rhindijk”, waarmee onge-twijfeld dit goed wordt bedoeld. Hij, schout, maireen burgemeester van Oudshoorn heeft zich in 1821op ,,Rijnlust” (no. 32) gevestigd, terwijl ,Buitenzorg”in eigendom overging aan de familie Piek; althansdeze heeft er lang gewoond.

In 1896 overleed te dezer plaatse Mevr. Piek,geb. Dam. Een paar jaar later vond het een bewonerin den persoonvan den Heer Jan van Griethuizen,uit Woubrugge metterwoon te Oudshoorn gekomen,Deze leefde er tot zijn dood 9 October 1915 enal spoedig na zijn overlijden betrok de predikantder Chr. Geref. gemeente, Ds. D. J. van Brummen,dit huis. Deze is er nog thans de bewoner van.

Sedert langen tijd draagt dit huis den naam van,,Langgewenscht”.

36. Woellust.

Simon Musquetier, vermoedel. in het St. en

Page 341: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

222

Wapenb. 11, 360 vermeld in regel 7 der genealogie,- en alsdan geb. te Leiden 29 Aug. 1688 uit A renten Dorothea Vermeulen, is wel tweemaal ge-huwd geweest, doch vermoedelijk kinderloos over-leden in Januari 1752 Hij was eigenaar van een,,buyteplaasje, genaamt Woellust met deszelfs erve,mitsgaders drie kalkpotten (kalkovens), leshuys enschuur. En een boomgaard daarachter gelegen, tezamen te verongelden voor 3 bont”. Alles gelegenaan den Lagen Rijndijk in den Kalkovenschen Polderte Oudshoorn.

Hij transporteerde dit alles 14 Dec. 1740 voor desom van f8500 aan Jan van Deventer. Diensvrouw Barbara Lakeman kwam 1 Juli 1748 metkk. attestatie uit Leiden te Oudshoorn. Den 19 Mei1743 kreeg Jan v. D. jm te Leiden, - te Alphenbetoog naar YWaal, om Barbara Lakeman j.d.te Alphen, te mogen huwen. Te Oudshoorn werdentwee kinderen gedoopt en drie begraven.

Jan van Deventer verkocht in 1765 ,Woellust”met al den aankleve van dien, voor i 12000 aanThomas Burchardus de Back Schout enSecre-taris van Oudshoorn. Sedert Sept. 1767 liet hij zijnzwager Jan Loopwijk en diens gade ElisabethBl om h er t, uit Zalt-Bommel gekomen, daar wonen.Of de Bo c k het steeds in eigendom gehad heeftdurf ik niet zeggen, maar 18 Januari 1790 werd allesvoor f 21000 getransporteerd op den Heer JohanWichers (1748 t 1822). Deze was te Batavia 25April 1778 gehuwd met Geertruida Catharinavan Ravesteyn, die 2 April 1814 in 72 jarigen

Page 342: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

223

ouderdom te Oudshoorn overleed. Beider dochterAdriana Justina Wichers, geb. te Wildervank19 April 1787, overleed op ,,Rijnoord” te Oudshoorn31 Dec. 1871. Zij huwde te 0. 14 Aug. 1814 metPetrus Adrianus Wagemaker Wernink, waar-door ,,Woellust” in het bezit der familie W er ni n kkwam. Laatstgenoemde Heer overleed op dit buitentje14 Sept. 1837, dat hij naliet aan zijn zoon W i 11 emCatharinus W. (1815---1888),vanwienhetopnieuwop den zoon van dezen, Petrus Adrianus W. isovergegaan, die de kalkbranderij nog heden voortzet.De buitenplaats ,,Woellust” echter behoort tot hetverleden. Zij is omstreeks 1894 afgebroken; de titel-steen werd in den muur van een der schuren inge-metseld, waar zij nog heden kan worden gezien.

Zou de ,Kalkovensche Polder” zijn naam ontvangenhebben naar de kalkovens van ,,Woellust”?

37. Weltevreden.

Thomas Burchardus de Back, Schout enSecretaris van Oudshoorn, wiens grafzerk met hetwapen van hem en zijn vrouw (Loop w ij k) in dekerk naast den preekstoel ligt, was tot 1775 eigenaarvan dit goed. Hij behoeft er niet gewoond te hebben,want steeds en meer kocht hij in Oudshoorn huizenen landerijen.

In 1775 verkocht hij dit goed, aangeslagen voor1 huis, 1 morgen en 350 roeden, voor f 14000 aanden Heer Robbert Hendrik Armenault. Hetbestond toen uit een buitenplaats, zijnde huis, stal,

Page 343: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

224

koetshuis, steiger aan den Rijn, verdere getimmerten,bepooting en beplanting, met erven en tuinen.

Robert Henry Armenault de la Noué geb.te Amsterdam 20 Febr. 1729, onderkoopman in dienstder V. 0 C., later resident van Cheribon, was teBatavia 16 Mei 1751 gehuwd met Ida JohannaSm i t h, geb. te Ternate 28 Nov. 1734. In het ,,Re-gister weegens het middel van Begraaven over Ouds-hoorn en de Gnephoek (1788-1806) vindt men eendoorgehaalde acte : ,,23 Oct. 1797, ‘t Lijk van Rob-bert Hendrik Armenault, alhier overleden,wordt te Amsterdam begraven /’ 30.” Zijn weduwebleef op ,,Weltevreden” wonen en een gedicht opdie buitenplaats, in 1798 vervaardigd door haarkleinzoon R. H. Arntzenius is nog in ‘tbezit vanden Heer W. N. Arn tzenius te ‘s Gravenhage.

Mevrouw de Wede Armenault overleed medeop .,Weltevreden” 15 Juni 1802. Na haar dood werdde buitenplaats verkocht en is toen vermoedelijk inhet bezit gekomen van den Heer G. Rijsdij k vanden Heuvel. In 1811 en nog in 1820 staat dezealthans als eigenaar en bewoner. Volgens het registervan eigendomsovergangen was hij ,,tuilier”. In zijntijd kreeg ,,Weltevreden” een zekere bekendheid,doordat in April 1813 bij Mens, tuinbaas op W.een samenkomst plaats had van ontevredenen overhet bestuur en de maatregelen door Napoleon ge-nomen. Hier werd de opstand uitgebroed, die (20April 1813) in de geschiedenis bekend staat als ,,Drieschoft Oranje-boven” en waarbij de opstandigeboeren uit Alphen en omliggende dorpen, onder

Page 344: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

225

aanvoering van Pieter van der Lee naar Leidenzijn getrokken en die stad hebben ingenomen (LeidschJaarb. 1908 bl. 46-60).

Gerrit Rijsdijk van den Heuvel overleed24 Aug. 1828. Uit zijn huwelijk met Julie Philip-pine Medenbach (Alg.Ned.Fam.bl.VI: 12a)werdo.a. een dochter Dirkje Hendrica Elisabethv. d. H. geboren (te Arnhem 10 Jan. 1801) die opden 7 Maart 1821 in de kerk te Oudshoorn huwdem e t D r H e n d r i k C o r n e l i s v a n d e r Burch.Deze, geb. te Gouda 11 Januari 1791 uit de oude,bekende familie van dien naam (zie Navorscher 1896bl. 651-660), fungeerde te Oudshoorn als geneesheertot 1866, het jaar van zijn overlijden. Hij betrok nazijn huwelijk de buitenplaats ,,Weltevreden” die hijsteeds heeft bewoond. Bij dit goed behoorden indertijdook de gronden, waarop later de villa’s ,,Amcarthine”en ,Speranza” werden gebouwd. Het was toen eengroote fraaie tuin, met vijvers, die een halve eeuwgeleden werden gedicht.

Na den dood van Dr v. d. B. (te Leiden 21 Oct.1866) kocht de Heer Jacob Willem Clant ditgoed. (Zie de familie C 1 an t: Stam enwapenb.). Zijn zoonHe r m a n u s C 1 a n t overleed te Davos in Zwitserland6 Januari 1878. Ter herinnering aan zijn overledenzoon, brak hij het oude ,,Weltevreden” af en lietterzelfder plaatse een nieuwe villa oprichten, eengetrouwe copie van het huis, waarin zijn zoon teDavos was overleden.

Sedert den dood van den Heer Jacob W i 11 e mClan t (7 Febr. 1888) wordt dit huis, dat eveneens

16

Page 345: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

226

den naam van ,,Weltevreden” draagt, bewoond doorzijn jongsten zoon, den Heer Jacob Willem OttoClant.

3 8 . Meerder.rust.

Het huis en de gronden, waarop later het buitentje,,Meerder-rust” werd gevonden, behoorde sedert5 Febr. 1742 aan Daniel Jansz. van Bouten enzijn vrouw Neeltje Pieters Veenwegh. Zijwonnen te Oudshoorn een zoon, die bij zijn doop15 Nov. 1722 den naam van Cornelis ontving endie later als eigenaar optreedt.

Cornelis v. Bouten (-j- 16 Juli 1769) verkochthet goed 14 Aug. 1766 voor f’940 aan den HeerBernardus Adolf Stuckeris (zie Prothocol Y.fol. 182 ~0). Deze, med. doet., verhuisde naar Nieuwer-brug en inmiddels werd ,Meerder-rust” betrokkendoor zijn zoon Abraham Adolf Stuckeriqeven-eens med. doet. (zie over hem, of over familie vanhem, de R.C. doopregisters te Nieuwkoop). Bij zijnechtgenoote Aletta de Quartel won hij te Ouds-hoorn tien kinderen. Hij werd in de kerk te Oudshoornbegraven 6 Febr. 1778, zijn weduwe nalatende, dienaar elders verhuisd zal zijn, want haar overlijdenwerd door mij niet gevonden.

De oude doctor woonde inmiddels te Nieuwerbrug.Hij overleed te Waarder, zijn lijk werd naar Ouds-hoorn overgebracht en aldaar 7 Juli 1802 in de kerkbegraven.

Door Gijsbert Schinkel, wonende op de Bree,en Cornelis de Ruiter, wonende onder Waarder,

Page 346: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

227

executeuren in den nagelaten boedel van Dr. B. A.Stuckeris werd ,,Meerder-rust” 17 Maart 1803voor f 1300 verkocht aan den Heer StephanusPiek (zie Navorscher 1918 bldz. 353). De transport-acte moet voorkomen in Proth. EE fol. 37 vo. Erwordt bij die gelegenheid gesproken van huis en erf,bepooting en beplanting, te verongelden voor 1 huisen 100 roeden land. In 1820 en eerder bij Ca re 1Pi e k in eigendom.

Later eigendom geworden (25 Mei 1826) van eenenJan van der Vree (overl. te Oudshoorn 3 Januari1837) werd ,,Meerder-rust” 3 ApriI 1837 door dienserfgenamen verkocht aan Sophia Johanna enElise Josine Timmermans Bisdom.

Hebben wij bij de beschrijving van ,,Zeerust”(Vrijhoeven, no 31) eenen Jan van LakerveldBisdom ontmoet: op het kerkhof te Oudshoornbevindt zich een grafzerk met het opschrift: ,,Rust-plaats van de Weled. geb. Vrouwe TheodoraElisabeth Bisdom, weduwe van den Generaal-Majoor T im m erman, Geboren den 25 September1764, overleden 23 April 1844”.

In hoeverre nu de genoemde personen geparenteerdwaren aan de koopers van ,,Meerder-rust?’ is mijniet gebleken. Deze waren meerderj. j d. en kwamenuit Dordrecht hier wonen. Bij den verkoop op 25April 1845 heeten zij Sophia Johanna Timmer-man, echtgenoote van den WelEd. Geb. Heer LouisRa i m o n d Si m o n di, wonende te Leiden, en Jkvr. (sic)Elize Josine Timmerman, ongehuwd, meerder-jarig, wonende te Oudshoorn. Wellicht heetten zij

Page 347: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

228

dus alleen Timmerman en zouden zij misschiendochters zijn van den bovengenoemden generaal-majoor. E 1 i s e J os i n e (j.d. geb. te ‘s-Hertogenbosch1799) woonde althans met de weduwe Timmer-m an-Bisdom in 1840 te Oudshoorn samen. Hoedit zij, ,Meerder-rust” ging op laatstgenoemden datumover aan Mr. Johan Hendrik Verboom baronvan Reede van Oudtshoorn (zie Ned. Adelsb.1916 bl. 238) destijds gemeenteontvanger en in 1850burgemeester van Oudshoorn. De koopsom. bedroegf 5000.

Burgemeester van Reede van Oudtshoornwoonde op ,,Meerder-rust” tot 1659 en werd daarnareferendaris bij het depart. van Binn. Zaken, afd.MU van Weldadigheid. Aan hem herinnert nog eengedenksteen in het sluisje op den Molenvliet. Hemwerden op ,,Meerder-rust” twee zoons geboren, waar-van één n.1. Barend Cornelis baron v. R. V.O.,hoofdambtenaar bij het Gouvernement in Drenthe,nog thans de ambachtsheerlijke rechten over Ouds-hoorn uitoefent.

Woonden er daarna de familiën L. van Rij n ende Bordes : later strekte het tot verblijf aan dennotaris Cornelis Catherinus Krom. Deze legdein 1903 zijn ambt neer, verhuisde naar St. Anna bijNijmegen en overleed aldaar 4 Nov. 1903, oud 67 jaar.

Zijn plaats werd ingenomen door den notarisRoeland van den Berg, die aldaar nog thansdiefunctie bekleedt.

Page 348: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

229

3 9 . Jagerrust.

In 1769 verkoopt Jan Wingoet, als in huwelijkhebbende Joosje Oostrum, aan Isaäc Vos eenhuis en erve, zijnde een buitenplaatsje, genaamdn Jager-rust”, met een zomerhuis en tuintje, staandein den Kalkovenschen polder.

Het was aangeslagen voor 1 huis en 100 roe land ;de koopprijs bedroeg 1 1000

Meerdere bizonderheden betreffende dit goed zijnmij niet onder de oogen gekomen. Vermoedelijk heefthet gestaan waar thans de begraafplaats is, of weldaarnaast, aan de Westzijde.

40. Rijnoord.

Deze, in haar tijd buitengewoon fraaie buitenplaats,lag in Oudshoorn, op den hoek van den Gemeenen-of Heereweg, in den Kleinen Polder. De naam isnog aanwezig, hij prijkt met vergulde letters op demassieve hekposten (uit k 1850) van de dokterswoning.

Wanneer dit goed werd gesticht, is onsonbekend.In het midden der 17” eeuw bestond het al; het wastoen het eigendom van den ambassadeur W i 1 le mB o ree 1 (over wien : E 1 i as, Vroedsch. van Amster-dam, bladz. 539, 540). Het wordt dan ook in dientijd genoemd: ,,het Huis van Boreel”.

In het laatste vierendeel der 17” eeuw ging hetover aan Jhr. Cornelis de Vlaming van Outs-hoorn, Heer van Oudshoorn en Gnephoek, die eerstzijn verblijf op ,,Kostverloren” (zie no. 33) schijnt te

Page 349: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

230

hebben gehouden. (Zie over hem: Alg. Ned. Fam.bl.XV : 15, 16.) Op den 18 Juni 1692 leverden te Ouds-hoorn k.k. attestatie in: Anna Elisabeth Rap-pardus en Maria Dircks, beiden op ‘t Hoff(=Rijnoord). Wie dezen waren, is mij onbekend.

Cornelis de V.v.0. liet o.a. een dochter na,Maria geheeten, die de gade werd van Pieterbaron van Reede tot Nederhorst, gewond bijSteenkerken 3 Aug. 1692 en overleden aan zijnwonden te Enghien 30 Nov. Hij ligt in den grafkelderte Oudshoorn begraven.

Van de weduwe is sprake in het lidmatenboek,waar zij in 1702 staat vermeld als wonende op,,Rijnoord,” met haar zuster en de knecht Jan Cor-n e 1 i sse. In 1705 kwam daar mede tijdelijk wonenElisabeth van Reede tot Nederhorst, douai-riere van Brederode. In 1722 kwam deze er weerom er tot haar dood, 6 Mei 1725, te blijven.

Ma r i a bovengenoemd bezwaarde ,Rijnoord” her-haalde malen met rentebrieven; o.a. den 13 Mei 1730met f 7500 ten behoeve van den Heer Dirk deRam, Abr.zoon; - 15 Nov. 1731 met f 4000 tenbehoeve van den Heer Adriaan Bout, Heer vanKrimpen. Haar zuster J aco ba stierf op ,,Rijnoord”24 Oct. 1706, zij zelf 6 Januari 1732, ,Rijnoord”nalatende aan haar zoon Barend Cornelis baronvan Reede van Oudtshoorn tot Nederhorst.Deze nam 15 Febr. 1732 onder verband van ,,Rijn-oord” nogmaals f 2100 op van de erfgenamen vanGerrit Claesz. Hoogzaat en besloot reeds inhet volgend jaar zich van ,,Rijnoord” te ontdoen.

Page 350: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

2 3 1

Uit den rentebrief van 1730 blijkt het goed tebestaan uit een hofstede, als huis en erve met tuinenen boomgaarden, groot 1 morgen 531 roe, - nogeen woning als huis, schuur, berg en boomgaardmet de landerijen, groot 7 m. 274 roeden, gelegenin den Kalkovenschen Polder en nog r/4 part in driepartijen, zoo wei- als hooiland, liggende bij elkaarin den kleinen Polder groot 11 m. 595 roe.

Den 1 Mei 1733 verkoopt B. C. v. R. v. 0. allebovengenoemde goederen voor de som van f 23900aan Hugo van Rijk. Of de koop werkelijk is aan-gegaan, kan ik niet met juistheid meedeelen, ver-moedelijk wel, al is er tegen gesputterd. En als dekoop niet is doorgegaan, dan werd het korten tijdlater toch zeker verkocht. Op den 25 April 1740 n.1.transporteert J o h a n Ba a r t m a n s (vermoedelijk eengemachtigde) ,,Rijnoord” (bestaande in een huis,speelhuizen, stalling, wagenhuis en schuur, geldendevoor 1 m. 531 r) voor f6500 aan Maria vanAmstenraat (Anstenraedt), weduwe van Jo-ha n nes H ag e 1 i s. Zij kwam daar nog in dezelfdemaand volgens het lidmatenboek wonen. Haar manJohannes Hagelis, met wien zij in 1704 gehuwdwas, staat in de kerkgeschiedenis bekend als beroemdtheologant en philoloog. Hij was respect. pred. teKoudum, Asperen, Brielle, Dordrecht en Amsterdamen was in laatstgen. plaats overl. 16 Nov. 1735, eenzoon nalatende, die niet als predikant voorkomt.

Maria van Anstenraedt had al weinig ge-noegen van haar heerlijk buitengoed. Den 29 Juni1741 werd zij te Oudshoorn als overleden aangegeven

Page 351: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

232

en 2 Oct. 1741 transporteerden executeuren test.,,Rijnoord” voor de som van f 3550 aan den HeerJacobus de Bruyn Govertsz. HijenzijnvrouwArnoudina Catharina Cores leverden,komendeuit Suriname, hun k.k. attestatie te Oudshoorn in:April 1742. Oók de Heer de B r u y n beleefde slechtsweinig genoegen aan zijn bezitting. Hij overleed op,,Rijnoord” in Maart 1743 en werd 14 Maart alsoverleden aangegeven.

Vrouwe A. C. Cores, wed. van Jac. de Bruyntransporteerde daarna 7 Mei 1744 het goed (1 m.531 r.) voor f 2400 aan den Heer Jan AggesSc holten, Heer van Aschat, Schepen en Raad vanAmsterdam, Bewindhebber der O.I. Comp. (Zie overhem E 1 i as.) Een onbekend portretje van hem zagik indertijd bij den Heer J. H. El ias, referendarisbij het Dep. van Koloniën. Diens zoon, de HeerH. E 1 ias, hoofdcommies bij hetzelfde Dep. zal hetnog wel bezitten.

In 1752,werd ,,Rijnoord” door Ds. Rutg. Palu-danus als last en procuratie hebbende van JanAgges Sc h 01 ten voor f 4200 overgedragen opWillem Boreel, die er mogelijk heeft gewoond.Hij, j.m. wonende te Amsterdam, was te Oudshoorn2 Maart 1751 gehuwd met Jacomina van Thielj.d., won. te Oudshoorn. Vijf jaar bezat hij de buiten-plaats en verkocht haar in 1757 aan Mr. El i asSchellinger voor f 5000. Over dezen eigenaar,overleden 30 Dec. 1772, zie men E 1 i as, blz. 828.Volgens van Ollefen, Ned. Stad- en Dorpsbe-schrijver, was hij de schenker van het orgel in de

Page 352: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

Oudshoornsche kerk. Hij mag er een goede bijdragetoe gegeven hebben, maar de schenker was hij niet.

Hij liet een dochter, Cornelia Schellinger,na, die in 1784, als weduwe van Mr. Pieter S t ey n,,,Rijnoord” voor f 31500 transporteerde aan Mr.Adriaan Gevers Deynoot. Door de familieS c h e 11 i n g e r was de buitenplaats aanzienlijk ver-fraaid; zij werd destijds een van de schoonste aanden Ouden Rijn genoemd.

Mr. Adr. Gevers Deynoot (overwien:Nederl.Adelsb. 1915: 416) was blijkbaar niet over zijn aan-koop voldaan; nog in hetzelfde jaar verkocht hijvoor f30000 het buitengoed aan Jacob Staadetvan Hoogstraaten. Ik vind dezen bezitter nochbij van Oyen, noch bij van Epen, doch hij zalwel een aanverwant zijn van de Heeren die de heer-lijkheid Esselijker- en St. Jacobswoude hebben bezeten.In het dossier ,, D o z y ” op het Leidsch archief,(waarin verschillende mededeelingen en aanteeke-ningen betreffende de vroegere buitenplaatsen in denomtrek van Leiden voorkomen) bevindt zich een zeercurieus versje op het overlijden van ,,Canet Colin”den hond van dezen Heer van Hoogstraten.Alle bewoners van ,,Rijnoord” namen bij die gelegen-heid voor acht dagen den zwaren rouw aan ! Zevenjaar later transporteerde Johannes van Bladel(tuinman op ,Rijnoord”) als gemachtigde, 7 Mei 1791,het lustoord voor f 35000 aan Mr. N i c o 1 aas W i l-1 e m R o ë ll. Het bestond toen uit huis, tuinmanshuis,stal en koetshuis, 23 morgen en 57 roeden land.(Over dezen laatsten eigenaar zie men Jaarb. Ned.

Page 353: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

234

Adel 11:198.) Met zijn gade Anna Sophia Fre-derica van Gheel van Spanbroek heeft hijer twee jaar gewoond; hij overleed te ‘s Gravenhage13 Juni 1793. Zij hertrouwde in Sept. 1794 metL i e v e n M a r t i n u s I s a ä c b a r o n v a n Reedevan Oudtshoorn en had reeds 12 Juli te voren,,Rijnoord” voor de som van f 31600 overgedragenop Vincent Snoeck van Toll. (Zie hiervóórop no. 3.)

In 1801 gaf hij last en procuratie aan Car e 1 Pi e k(zie Navorscher 1918 bldz. 354) om ,,Rijnoord” teverkoopen. Den 11 Nov. 1801 voldeed ‘deze hieraanen transporteerde het goed aan den Heer Sam ue 1Cr en a. Het wordt bij die gelegenheid beschrevenals een huis, tuinmanshuis, stalling, koetshuis en9 m. 57 r. land, mitsgaders nog 5 stukken lands,verongeldende voor 14 morgen en de helft in nogeen huis en erf, alles staande in den Kleinen Polder,verkocht voor f 24000.

Van deze familie Crena is zoover wij weten,nimmer iets gedrukt. Samuel Crena overleed opzijn buitenplaats ,,Rijnoord” 23 Juni 1807, oud zijnde67 jaar en 4 maanden, en werd te Dordrecht begraven.Hij was gehuwd met Geertruida van Poeliënen liet &n kind na. Dat kind was Vrouwe Adr i anaCrena, echtgenoote van den Heer David vanPoeliën van Nuland. Zij werd eigenaresse dooroverlijden van haar moeder op den 24 Dec. 1813.David v. Poeliën koopt in 1817 bij acte vantransport Loor Not. L. Ka 1 k o ve n de hofstedeAppelenburg (thans Wittenburg) van Teun i s v.

Page 354: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

235

Jleyningen, bouwman. Zij, Mevr van Poeliënwoonde nog als weduwe in 1837 op ,,Rijnoord”,destijds een verrukkelijk oord, waarvan oude inge-zetenen van Oudshoorn mij vroeger nog met ophefwisten te vertellen. Uitgestrekte moestuinen, fraaiewandeldreven, een wijnberg met grotwerk, bosch,hertenkamp, twee watervallen, vischrijke vijverswaarin 4 eilandjes: als zoodanig beschrijft van derAa, Aardr. Wdb , het buitengoed. En naar waarheid!Nog liggen de half toegegroeide vijvers in het land,maar verder is van al deze heerlijkheid niets meerovergebleven dan de naam en een fraai gesmeeddoch zeer vervallen ijzeren tuinhek, dat thans metden naam .Rijnhof” prijkt en vroeger tot de tuin-manswoning toegang gaf.

Het fraaie geboomte in het park werd te hoog ente dicht. De watermolen op den Molenvliet hadwindrecht en poldermeesters eischten dat het parkzou worden omgehakt. Dit vond Mevrouw vanPo e 1 i ë n een verschrikkelijken eisch. Doch daar depoldermeesters op hun stuk bleven staan, deed Mevr.van Poeliën aan den gemeenteraad het voorsteldat “Rijnoord” gratis aan de gemeente zou wordenafgestaan om voor openbaar wandelpark gebruiktte worden, mits alles in ongeschonden staat zouworden onderhouden. In dienzelfde gemeenteraad nufungeerden dezelfde poldermeesters als raadsleden.Het gevolg laat zich raden. Het prachtig voorstelvan Mevrouw van Poe liën werd gewezen van dehand en deze, terecht verbolgen over zooveel vanda-lisme, liet alles met den grond gelijk maken en ver-

Page 355: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

236

trok naar Dordrecht, waar zij voor 1845 overledenis. Eenigen tijd was ,Rijnoord” een hennepakker,doch in 1850 of daaromtrent werd er een nieuwewoning gezet, dezelfde die er thans nog staat.

Een veertigtal jaren geleden werd de stoot die omde plaats leidt geheel uitgebaggerd en uitgeschoten.Bij die gelegenheid vond men er het geraamte vaneen paard en van een man, vermoedelijk een officier.Een degen met zilveren gevest werd althans daarbijaangetroffen. Hoe deze vondst dáár kwam, zai welsteeds een raadsel blijven.

Bij haar vertrek naar Dordrecht stond Mevrouwvan Poel iën aan de kerk het oostelijk deel vanden pastorietuin af. Daarnaast woonde nog tot 1870Jacob US Pot Boot, haar pluimgraaf. Van dezenB o o t stamt de geheele scheepsbouwersfamilie vandien naam, die thans in de Rijnstreek zoó gunstigbekend staat. Een kleindochter van den tuinmanJohannes van Bladel, is gehuwd met den con-ciergevan hetNutsgebouwteAlphen, Th. Jongeneel.

E l i ze E leonore Pau l ina Cha r lo t t e de l aFa r g u e, gezelschapsjuffer van Mevr. v a n Po e 1 i ë n,huwde in 1844 met Willem Catharinus Wer-n i n k, kalkbrander, eigenaar van ,Woellust” (no. 36).Zij overleed echter reeds in het volgend jaar. Doorhaar kwam het tegenwoordige ,,Rijnoord” aan defamilie Wernink en is het nieuwe huis wellichtin 1844 gebouwd. In 1871 overleed op ,Rijnoord”de oude Mevrouw Wernink, geb. Adriana Jus-ti na W i c h er s. Drie jaar later vierde de gemeenteOudshoorn op ,,Rijnoord” het zilveren kroningsfeest

Page 356: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

2 3 7

van Koning Willem 111 (19 Mei 1874). ‘ s Morgensmet een buitengewone matinee-musicale, ‘ s avondsmet een groot concert van het muziekcorps ,Apollo”uit Leiden, directeur B I a n s j aar.

Later woonde hier (1877- 1883) de Heer JohanTh e o d o o r Pi e k (zie op ,,Vredelust no. 34) en nadien tijd werd het steeds de dokterswoning. Dr. H.Meursinge, Dr. G. H. v. Waasbergen, W. vander Sluys en W. van Wermeskerken warener respectievelijk de bewoners van. De laatste isnog in functie en onderhoudt zijn mooie plaats metgroote voorliefde.

41. Herdershaven.

Is de naam van de oude pastorie der N. H. Ge-meente, die in 1861 is afgebroken. Zij stond opdezelfde plaats als de tegenwoordige en was honderdjaar vroeger aldaar gebouwd (aanbesteed 30 April1751, voor f’ 4070-5-S), ter vervanging van eenandere die dicht bij ‘ s Molenaarsbrug stond. (Zie op,,Buitenzorg” no. 35).

C. AARLANDERVEEN.42. Hofzicht.

,,Hofzicht” was in zijn tijd niet zoozeer een buiten-plaats, als wel een deftig heerenhuis, gelegen inAarlanderveen, aan de Lage Zijde, tegenover ,hetHof van Alphen”. Daaraan ontleende het zijn naam.

Page 357: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

238

In 1800 staat als eigenaar Johannes Beek; opeen ,Lijst van Huizen en Landen in Aarlanderveen”,uit 1807, is deze naam doorgehaald en vindt mendaarbij aangeteekend : ,,nu P. Blok, huis en stal”.Vlak daarnaast woonden Cornelis Clant, deschout van Aarlanderveen, en Jan Egens van1 te r s o n, de bekende kostschoolhouder.

Op den 20 Febr. 1817 heeft de Heer W i 11 emB 1 o k, notaris te Moordrecht, zoo voor zichzelf, alsgemachtigde van Mej. Cla zi na Blok, meerderj.ongeh. dochter, wonende aan de Lage Zijde onderAarlanderveen, - mitsgaders de Heer Jacob US

Fr anço is N.zn, koopman te Moordrecht, als vaderen voogd van zijn minderj. dochter Adriana Ni-zetta François, geboren uit zijn huwelijk metwijlen Mej. An na Blok, - ,,Hofzicht” verkocht engetransporteerdaanMr.Johan Daniël SteenstraT o u s s a i n t, eigenaar, wonende te Amsterdam. (Zieop: ,,Ringburg” no. 46). Den 3 Aug. 1817 woondehij op ,Hofzicht”. Alstoen ondertrouwde hij - wedr.van Johanna Dorothea Ring - met JannetjeBron k. Van Nov. 1811 tot 13 Oct. 1815 was hijmaire en schout van Aarlanderveen geweest, ver-huisde in 1820 naar Lingen in Hanover, waar zijntweede vrouw 24 Juli 1825 overleed, - en later naarKleef, waar hij 16 Oct. 1863 is gestorven.

Na zijn vertrek uit Alphen, kwam ,,Hofzicht” aanbovengenoemden kostschoolhouder J a n Eg e n s v a n1 ter s o n. Deze was te Rhenoy 11 Juli 1767 geboren,kwam & 1800 te Aarlanderveen wonen, huwde in1801 Justina Muntendam, die hem in 1806 ont-

Page 358: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

2 3 9

viel en bleef kostschoolhouder te A. tot zijn dood2 Dec. 1854. Tot zijn nakomelingen behooren deprofessoren en de predikanten (niet de Dordtschepredt) van dien naam. In 18.. schonk hij aan deN. H. Gem. te Alphen een zilveren doopbekken (Zie:W i 1 d e ma n, Invent. kerkzilver).

In later tijd woonden op ,Hofzicht” de HeerBey e r, die een dakpannenfabriek had gehad op degronden van het voormalige ,,Raadwijk” (no. 18).Hij is daar & 1900 overleden, waarna het huis werdbewoond door den Heer Jan Willem van derL e e , Burgemeester van Aarlanderveen (Zie Navorscher1908 : 260). Deze verkreeg wegens gezondheidsredeneneervol ontslag uit dit ambt 1 Febr. 1915, bleef echterhier wonen en overleed plotseling te Aerdenhout23 Mei 1915.

Tegenwoordig maakt het huis deel uit van hetcomplex der Haagsche Melkvereeniging ,De Sierkan”.De naam blijft in herinnering door de ,,Hofzichtstraat”.

43. Rijnstroom.

Deze buitenplaats ligt even buiten de kom dergemeente Alphen, aan de lage zijde, onder de voor-malige gemeente Aarlanderveen.

Vermoedelijk woonde hier op het einde der 18~ eeuwde Heer Cornelis Londt en zijn echtgenooteAdriana Elisabeth de With. De man overleed23 April 1788, de vrouw 4 April 1760, oud 38 jaar,4 m. en 20 d. Zij werden beiden in de, nu afgebrande,kerk te Alphen begraven. Hun grafschriften deeldeik mee in Ned. Leeuw XX: 105.

Page 359: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

240

Op een lijst van huizen en landen (1807) in Aar-landerveen staat als eigenaar en bewoner van ,Rijn-stroom”: Haro Joachim Coster. VóOr 1800 zalhij er wel niet gewoond hebben. Een dochter werdin 1799 te Leer in O.Fr. geboren Hij, geb. 6 Aug. 1767,overleed op ,,Rijnstroom” 31 Juli 1827. Zijn familieliet hem te Alphen begraven en door den metselaarHoog e r v o r s t een grafmonument vervaardigen methet volgende opschrift: ,,P: M: Optimi ParentisH: 1: Coster. Nat: VI Aug. Ao MDCCLVI. - Denat:XXXI Juli AO MDCCCXXVII”.

De vervaardiger werd met een zilveren tabaksdoos,waarin een gouden ducaat was geblazen, vereerd.

(Zie eenige afstammelingen van H. J. Cost er in:Ned. Patric. Vl1 : 162, 163).

Na den dood van Cos t e r werd ,,Rijnstroom” heteigendom van Mr. Gerardus Wouter VerweyMejan e n z i j n g a d e H e n r i ë t t a E l i s a b e t hbarones van Reede van Oudtshoorn. Dezebekende staatsman (wiens biografie bij v. d. Aawordt gevonden) overleed op ,,Rijnstroom” 6 Au-gustus 1850.

Na zijn dood kwam ,Rijnstroom” aan de familieLeembruggen. Johanna Cecilia Hartevelt,echtgenoote van Cornelis Leembruggen, over-leed alhier 4 Dec. 1854. Haar man stierf te Leiden21 Jan. 1865. ,,Rijnstroom” kwam toen in het bezitvan Mr. Albertus Jongkindt Coninck, geb. teMeppel 2 Sept. 1804, burgemeester der gemeenteAarlanderveen, en 30 Juli 1829 te Leiden gehuwd metMaria Catharina Leembruggen, geb. 16 Juni

Page 360: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

241

1810, op ,,Rijnstroom” overl. 18 Sept. 1866, dochtervan bovengenoemd echtpaar.

In 1870 en volgende jaren was eigenaar en bewonerde Heer Cornelis Dirk Meurs (over hem, zijnvrouw en kinderen zie men Stam- en Wapenboek 11,311). Hij verhuisde naar Koudekerk, Huize ,,Vredes-lust”. ,,Rijnstroom” vond daarna nog een bewoner inden oud-zeeofficier Clignet t, doch werd daarnadoor den hotelhouder Co r n e 1 i s de W i t (te vorenin ,,de Vergulde Wagen”) aangekocht en tot hotelingericht. In 1892 en 1893 zag het een festiva1 vanmuziekvereenigingen op zijn terreinen. Het was toennog een fraaie buitenplaats met een magnifiek wandel-bosch. Doch niet lang diende het in hoedanigheidvan hotel. Den 17 Juli 1895 werd het door denhotelhouder C. de Wit uit de hand verkocht aande ,,Martha-Stichting”, die het bezit een tiental jarendaarna vergrootte met den aankoop van de boeren-woning ,,De Arke Noachs” en er nog hedengevestigd is. Het ,Boschje van Haat en Nijd”, vroegervóór ,Rijnstroom” tusschen Rijn en dijk gelegen, blijftnog bij enkele oude ingezetenen in herinnering alstwistappel tusschen den Heer v a n K e r k w ij k en deneigenaar van ,,Rijnstroom”.

44. Berendrecht.

Deze buitenplaats, gelegen aan den Lagen Rijndijkonder de voormalige gemeente Aarlanderveen, is in

16

Page 361: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

242

haar welstand meermalen afgebeeld. Een fraaiegravure door F. Bl e y s w y c k komt voor in het boekjevan P 1 e m p er, Beschr van Alphen. De boerenhofstedeop die gravure voorkomende bestaat nog heden endraagt nog den ouden naam.

Deze hofstede met haar oud, eerwaardig voorkomen,bood nog tot voor kort een schoonen aanblik, dochis thans jammerlijk ontsierd door een afschuwelijkebetonfabriek, ten N. daarvan opgericht.

Voor de geschiedenis van Berendrecht verwijzenwij naar het belangrijk artikel van Jhr. Mr. W. A.Beelaerts van Blokland, voorkomende in hetLeidsch Jaarboekje van 1913, bldz. 104-111. Eenaanvulling kan worden genoemd wat ik schreef overden bezitter v a n Y p e 1 a e r in Ned. Leeuw XVII: 15, 16.

In den gevel van de oude boerenwoning bevindtzich nog het wapen dat volgens de gravure vanBleysw y c k boven de toegangspoort van het huisprijkte. Het is een alliantiewapen; dat van den manvertoont een gevierendeeld schild: 1 en 4 in zilverdrie roode meerbladen, 2 en 3 in blauw drie zwartevogels. Het vrouwelijk wapen geeft in zilver eenspringend bruin hert te zien. Het geheel is gedektmet een aanz. helm; helmt. een uitkomende enkelearend naar de herald. rechterzijde ziende. Schild-houders: twee beren. Op den achtergrond het jaar-tal 1646.

Dit zijn dus de wapens van Mr. Frank van derMeer v. Berendrecht en van zijn gade Jacob-mi na Boot. Met de kleuren heeft men echterzonderling omgesprongen.

Page 362: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

2 4 3

De boerenhofstede wordt thans bewoond door enis eigendom van de familie Binnendijk.

45. Valk-en-Dam.

Gelegen in de gemeente Aarlanderveen, aan de lagezijde van den Rijn, tusschen de Kerkvaart en hetdorp van Zwammerdam.

In het begin der 19” eeuw eigendom van Mr.Marcus Johannes Verroen. IIij liet als weduwena Vrouwe Johanna Maria van den Bergh,diedoorgaans te Leiden woonde en aldaar in 1822 over-leed. Als gemachtigde der erfgenamen verkochtJohannes Jacobus Ooykaas, notaris teAlphen,dit goed bij openbare veiling 3 Maart 1823 ten over-staan van Jacobus Valk, notaris te Leiden, enCornelis Kempenaar, notaris te Woubrugge,aanden Heer Abraham Gersom, particulier, wonendeop ,,Berg en Daal” bij Nijmegen. Bij die gelegenheidwordt het goed aldus beschreven: ,,Een hecht, sterk,,en fraai betimmerd heerenhuis, aan den Rijn onder,,Aarl. veen gelegen, genaamd ,,Valk en Dam”, zijnde,geschikt tot een zomer- en winterverblijf, voorzien.van verscheidene moderne kamers, waaronder,,eenige behangen, als mede van een eetzaal, een fraai,,uitzicht hebbende op den Rijn, wijders keuken,,,kelder en provisiekamers, zijnde gemeld heerenhuis,,sedert weinige jaren aanmerkelijk verbeterd en van,groote glasruiten voorzien, waarbij zeer aangename,,en wel aangelegde bloem- en moestuinen, met,,broei- en trekkassen en een zeer groote goud-

Page 363: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

244

,,vischvijver, waarachter een boerenwoning, bestaande,,in een zeer sterk huis, zomerhuis, welingerichte“stallingen voor meer dan ‘dertig stuks hoornvee,,,paardenstal, welbetimmerde schuren, erven, hooi-,,bergen en verdere betimmeringen, met alleruit-,,muntendste wei-, hooi- en boomgaardlanden, groot,28 bunders en 33 roeden”.

,,Valk-en-Dam”, thans een boerenwoning, is eigendomen wordt bewoond door den heer L. Ho ogen d o o r n.

46. Ringburg.

“Ringburg” ligt aan de lage zijde van den Rijn,dichtbij het dorp Zwammerdam. In het begin dervorige eeuw behoorde deze buitenplaats aan VrouweJohanna Dorothea Ring, gade van den HeerC o r n e l i s C o r n e l i s z . oud-equipagemeester aande Kaap de Goede Hoop. Op een lijst van huizenen landen (1807) te Aarlanderveen, staat hij aange-teekend als wonende te Bodegraven. Vermoedelijkis de buitenplaats naar zijn vrouw vernoemd. Vóór1811 zal hij overleden zijn. Zijn vrouw althans her-trouwde in dat, of het volgende jaar met Mr JohanDaniël Steenstra Toussaint geb. te Harlingen15 Febr. 1779 uit Johan Dan ië 1 T., burgemr. vanHarlingen, en An na Steens tra. Hij promoveerdein 1804, was van Nov. 1811 tot 13 Oct. 1815 schoutvan Aarlanderveen, verhuisde in 1820 naar Lingen,daarna naar Kleef, waar hij 16 Oct. 1863 overleed.

Vrouwe J. D. Ring overleed op haar buitenplaats,,Ringburg” op den 1 Juli 1816. Na haar dood werd

Page 364: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

245

,,Ringburg” 19 Oct. 1816 door Guillaume Brack,notaris te Zwammerdam, en Leendert Kalkoven,id. te Oudshoorn, gemachtigden der erfgenamen, in,,de Star” te Oudshoorn, ten overstaan van N i co-1 aas Sam som, notaris te Koudekerk, publiek ge-veild en toegewezen aan Johannes BernardusS t o o p, koopman te Amsterdam. Bij die gelegenheidwordt Ringburg beschreven als: ,,De buitenplaats R.,,met de bouwmanswoning, tuinmanshuis en verdere.betimmeringen, mitsgaders de tuinen, plantsoenen,,,boomgaarden en menagerie, tezamen groot 2 morgen,148 roeden, en diverse perceelen wei-, hooi-, bouw-,,boschlanden tezamen groot in meting 38 morgen,,273 roeden, alles staande en gelegen onder Aar-,,landerveen”.

Mr. J. D. Steenstra Toussaint betrok daarnahet heerenhuis ,,Hofzicht” (aan de lage zijde tegen-over het ,,Hof van Alphen”, zie hiervoor, op no. 42)en S t o o p, de nieuwe eigenaar van ,,Ringburg” heefthet slechts korten tijd in eigendom bezeten, daar hijdeze buitenplaats in 1818 uit de hand verkocht aan J a nv a n Ge n de ren, reeds te Aarlanderveen woonachtig.

Deze laatste zal er in 1830 nog gewoond hebben.Den 16 Dec. 1829 zijn te Koudekerk ondertrouwd:Jan van Genderen, won. in de gem. Aarl.veen,wedr v a n M a r g a r e t h a E l i s a b e t h P a r r i s , -en Vrouwe Louwisa Meder, wede van Jan Ni-colaas Hanrath.

Thans is ,,Ringburg” geheel tot boerenwoningingericht. Eigenaars en bewoners zijn de GebroedersNiekerk.

Page 365: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

246

47. De Viersprong.

In den Korsteker-polder, in den hoek tusschen hetKanaal en den Ouden Rijn, ligt de boerenwoning,,de Viersprong”, bewoond door, en eigendom vanden Heer C. den Hertog Jzn.

Tot voor een jaar of acht geleden stond op deplaats der nieuwe boerderij een oud gebouwtje, nogin degelijken staat, dat alle kenteekenen droeg vroegereen buitenplaatsje te zijn geweest. Het had echteral sinds menschenheugenis tot boerenwoning gediend.In den gevel bevond zich een uit zandsteen gehouwenwapen van een zeer goede conceptie. Het stelt hetwapen der familie van Assendelft voor en isvoor de aardigheid in den gevel der nieuwe boerderij(ontworpen en gebouwd onder toezicht van denHeer C. Pannevis te Oudshoorn) herplaatst.

De Heer Gerardus v. Assendelft en VrouweCatharina Maria Helmers lieten 1 Maart 1761te Alphen een zoon doopen, genaamd J u s t u s Ad r i-aan. Als doopgetuigen fungeerden Justus vanAssendelft en Adriana van Donk. Onmogelijkis het niet, dat deze personen met het buitenplaatsjein betrekking hebben gestaan. Zij waren in 1761 uitLeiden gekomen en vertrokken in 1763 naar ‘ s Gra-venhage. Bij hen in woonde Mr. Dirk Helm a ns.

Page 366: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

247

Wij leggen hier de pen neder. Niet, omdat wijvermoeden dat ons artikel de grootst mogelijke vol-ledigheid nabij komt. Dat zij verre! In de toekomstzal blijken dat over menig buitengoed nog heel watmeer te zeggen zal zijn. Ook fouten zullen er invoorkomen. De uitgebreidheid der te behandelen stof,de gebrekkige hulpmiddelen die ons ten dienstestonden, de kennis van het verledene, die hier bijnatot het nulpunt was gedaald, ook soms de onwil,waarop wij stuitten: deze alle dragen daaraan inruime mate de schuld.

Toch vleien wij ons met het artikel over de’Alphensche buitenplaatsen een stuk geschiedenis vande plaats onzer inwoning te hebben vastgelegd engeen onaardige bijdrage te hebben geleverd tot hetadresboek van oud-Alphen.

Mogen ook anderen zich opgewekt gevoelen opdeze wijze de oude buitenplaatsen uit hun omgevingte behandelen en de geachte redactie van het ,,LeidschJaarboekje” dan even vrijgevig met haar plaatsruimtezijn, als zij voor mij is geweest!

ALPHEN AAN DEN RIJN, 1919-1920.

Page 367: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 368: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf
Page 369: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

INHOUD.

Blz.

Een woord vooraf. . . . . . . VVereeniging ,,Oud-Leiden”. Verslag

over het jaar 1919. . . . . . Vl1Statuten, bestuur en ledenlijst . . 1x-XVIKorte Kroniek van Leiden en Rijnland x1x-XXXVIInlichtingen omtrent enkele besturen

en openbare inrichtingen . . . XXXVII-XLIII

IN MEMORIAM :

Ds. G. J. de Hoest, door J. H. . . XLVII-XLIXMr. M. d’Aumerie, door . . . . L-LWMr. C. H. P. Klaverwijden, door

J. A. F. Coebergh . . . . . LVII-LVIliN. Brouwer, door W. Draaijer . . LIX-LX1P. van den Brander, door D. Hartevelt LXII-LXVJhr. P. F. A. J. von Bönninghausen

tot Herinckhave, door F. G. M.Haase . . . . . . . LXVI-LXVII

Prof. dr. J. C. G. Jonker, door v. R. LXVIII-LXIXProf. dr. A. P. N. Franchimont, door

L.V.I. . . . . . . . LXX-LXXVIIProf dr. J. Verdam, door L. Knappert LXXVIII--LXXII

Page 370: Leidsch Jaarboekje 1920.pdf

250

Blz.

Prof. dr. P. v. Geer, door L. Knappert LXXXIII-LXXXVA. D. Witmans, door K. Sytsma . LXXXVI-LXXXIXDs. J. G. Klomp, door . . . . . xc-XCIIIJ. J. Hasselbach, door P. J. H. . . XCIV-XCVIP. E. J. Hemelrijk, door Bd. . . XCVII- XCIX

Het dagboek van een Leidenaar uit denjare 1747 11, vervolg, uitgeg. door S J.Le Poole L.Gzn. . . . . . .

Marnix te Leiden, door P. J. B. . . . .Begijntjesleven, door H. Huber Noodt. .Steuncomite Leiden, door M. v. Geer . .Eenige bijzonderheden over den Leidschen

schilder Jan Jacobsz. van der Stoffe,door J. C. Overvoorde. . . . . _ .

De geschiedenis van een Leidsch gebouw,door J. M. Romein . . . . .

Iets uit de geschiedenis der Joden te Leiden,door D. S. v. Zuiden . _ . . . . .

Remonstrantsche hagepreek, door L K. .Verloren glorie. Jhr. Dr. Ph. F. B. von

Siebold en zijn buitenplaats Nippon, doorBijleveld (geil1 ) . . . . . . .

Alphensche Buitenplaatsen, door W. M. C.Regt (geïll.) . . . . . . . . . .

Bladvulling. . . . . . . . . . .Inhoud . . . . . . . , . .

l- 2930- 3233- 4142- 48

49- 64

65- 75

76- 9697-101

102- 129

130-24732, 64

249-250