Integrale zorg en ondersteuning in buurt en wijk · Er vindt een verschuiving plaats in de...
Transcript of Integrale zorg en ondersteuning in buurt en wijk · Er vindt een verschuiving plaats in de...
Kennisdossier 11:
Integrale zorg en ondersteuning in buurt en wijk
Nieuwe kansen voor integrale aanpak zorg, ondersteuning en welzijn
januari 2015
2
Inhoudsopgave
Samenvatting
Informatiekaarten
Informatiekaart 1 - 2015: het jaar van veranderingen
Informatiekaart 2 - De spelers
Informatiekaart 3 - Toegang
Informatiekaart 4 - Wijk- en buurtteams
Informatiekaart 5 - Aandachtspunten
Auteurs
Inge Redeker (expert wijkgericht werken Vilans) en Barbara de Groen (senior
adviseur wijkgericht werken Vilans) met medewerking van Mieke van der Veer
(Salire – content en onderzoek) en Henk Beltman (kennismakelaar Aandacht voor
iedereen)
Met dank aan Mariëtte Teunissen (adviseur Aandacht voor iedereen), Rita Beuving (secretaris Wmo-raad Lochem) en Karin Bloemendal (voorzitter Wmo-raad Ermelo).
Aandacht voor iedereen
Het programma Aandacht voor iedereen heeft als doel het toerusten van Wmo-raden en
belangenbehartigers. Eén onderdeel van het programma is het beschikbaar stellen van goede
voorbeelden uit de praktijk waarmee Wmo-raden en lokale belangenbehartigers hun adviesrol beter
kunnen vervullen als de gemeenten hun beleid ontwikkelen. De landelijke kennisinstituten Vilans en
MOVISIE verzamelen en verrijken deze voorbeelden in samenwerking met twee kennismakelaars
van het programma. De themadossiers die hieruit ontstaan worden via de communicatiekanalen van
het programma en de websites van Aandacht voor iedereen, Vilans en MOVISIE beschikbaar
gesteld. Meer informatie bij kennismakelaar Henk Beltman ([email protected])
en op de websites www.aandachtvooriedereen.nl, www.vilans.nl en www.movisie.nl.
3
Samenvatting
Dit kennisdossier van Aandacht voor iedereen helpt Wmo-raden en belangenbehartigers
die willen denken over de lokale gevolgen van de landelijke transities in de Wmo ten
aanzien van de eerstelijns zorg en ondersteuning in wijken.
Het kennisdossier geeft handvatten voor de discussie over integrale zorg en ondersteuning in de wijk.
Eerst worden relevante ontwikkelingen over de transities en decentralisatie van zorg en ondersteuning
geschetst. Vervolgens beschrijven we de verschillende spelers en de toegang tot de integrale zorg en
ondersteuning. Ook geven we enkele voorbeelden van de samenstelling en vormgeving van de teams
die de zorg en ondersteuning gaan leveren. Het kennisdossier eindigt met aandachtspunten voor
Wmo-raden en belangenbehartigers.
4
Informatiekaarten
Kennisdossier 11: Integrale zorg en ondersteuning in buurt en wijk
Nieuwe kansen voor integrale aanpak zorg, ondersteuning en welzijn
Er vindt een verschuiving plaats in de langdurige zorg. Van een regionaal en
gespecialiseerd aanbod naar lokale en integrale zorg en ondersteuning1. Gemeenten
brengen de zorg dichtbij de burger in de wijk. Zo kan hij of zij langer thuis blijven wonen.
In veel wijken zijn sociale wijkteams opgericht. Verschillende instellingen gaan intensief
samenwerken om een integraal aanbod van zorg, ondersteuning en welzijn te realiseren.
De transformatie in de langdurige zorg vraagt meer van lokale en regionale partijen. Dat geldt in de
eerste plaats voor gemeenten, maar ook zorgverzekeraars en aanbieders van zorg en ondersteuning
moeten er flink tegenaan. De verwachting is dat een groter beroep op de eerstelijn zal worden
gedaan. Transformatie betekent dat zorgverleners op een andere manier gaan werken. Tegelijkertijd
verwacht men dat inwoners eerst zelf een oplossing proberen te vinden voor hun zorg- of
ondersteuningsvraag. De eigen kracht dient sterker te worden. Wat betekent dat voor de inwoners van
gemeenten? Wat verandert er?
Het kennisdossier ‘Integrale zorg en ondersteuning in buurt en wijk’ gaat over de gevolgen van de
transities in de zorg en ondersteuning voor de eerstelijnszorg. De transitie staat voor de hervorming
van de langdurige zorg en de decentralisatie van taken. De transitie heeft tot doel de kwaliteit van zorg
en ondersteuning te verbeteren, de financiële houdbaarheid te vergroten en de zelf- en
samenredzaamheid van burgers te versterken. Er is een sterke verbinding tussen welzijn en zorg
nodig. Tussen het medische domein van de zorgverzekeraar en het maatschappelijke domein van de
gemeente. Tussen inwoners en instellingen, vrijwilligersorganisaties en zorgprofessionals en tussen
burgers onderling. De gemeente zal een koers moeten uitzetten en het traject moeten regisseren.
Voor wie
Dit kennisdossier is bedoeld voor Wmo-raden en lokale belangenbehartigers die betrokken zijn bij
zorg en ondersteuning. Zij kunnen hun lokale situatie spiegelen aan de informatie die in dit dossier is
bijeengebracht. Waar nodig kunnen ze lokale aandachtspunten opstellen en goede vragen stellen aan
gemeenten. Hiermee kunnen ze de dialoog met de gemeente aangaan of suggesties doen aan de
gemeente over de rol als regisseur van lokaal samenhangend beleid op (eerstelijns) zorg,
ondersteuning en welzijn.
1 In dit kennisdossier wordt gesproken over ‘zorg en ondersteuning’. We bedoelen daarmee zorg en ondersteuning in de meest
brede zin: medische en psychische zorg en begeleiding en maatschappelijke ondersteuning van uiteenlopende zorg- en welzijnsaanbieders.
5
Leeswijzer
In dit kennisdossier komen de verschillende kanten van de transitie aan bod. Dat gebeurt op zes
informatiekaarten die los van elkaar te lezen zijn. Elke informatiekaart bevat suggesties om verder te
lezen. De kaarten bevatten aanknopingspunten voor Wmo-raden en belangenbehartigers.
De eerste informatiekaart biedt inzicht in de wettelijke achtergrond van de transities in het sociale
domein. De veranderingen in de Wmo 2015 en de Zorgverzekeringswet zijn beschreven, net als de
gevolgen voor gemeenten en burgers (informatiekaart 1). Hierna beschrijven we de spelers. Wie
moeten de veranderingen gaan regisseren en uitvoeren? Niet alleen de gemeenten en
zorgverzekeraars, want ook burgers krijgen een rol (informatiekaart 2). Vervolgens geven we een
beeld van de toegang. Wat moet de gemeente regelen om zorg en ondersteuning toegankelijk te
houden en wat betekent dat voor de positie van de burger. We beschrijven waar inwoners terecht
kunnen (informatiekaart 3). Op de vierde kaart schetsen we hoe sociale wijkteams eruit zien, wie
eraan deelnemen, hoe wijkgericht kan worden gewerkt en welke rol de wijkverpleegkundige krijgt
(informatiekaart 4). We beschrijven tot slot enkele aandachtspunten. Deze geven inzicht in de
knelpunten die in 2015 kunnen ontstaan (informatiekaart 5).
Meer weten over de transities?
Kijk voor algemene informatie op de speciale website van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (www.invoeringwmo.nl). Het ministerie heeft samen met onder andere gemeenten,
zorgverzekeraars, zorginstellingen en patiënten- en cliëntenorganisaties een website gemaakt over de
hervorming van de langdurige zorg (www.hervorminglangdurigezorg). Het ministerie heeft ook een
publiekswebsite gemaakt voor mensen die nu (langdurige) zorg gebruiken en willen weten wat er in
hun individuele geval zou kunnen veranderen (www.hoeverandertmijnzorg.nl).
Aandacht voor iedereen
Het programma Aandacht voor iedereen is opgezet om Wmo-raden en belangenbehartigers te informeren over de transitie AWBZ-Wmo zodat zij hun adviesrol beter kunnen vervullen als de gemeenten hun beleid ontwikkelen. Dit kennisdossier is samengesteld door Barbara de Groen en Inge Redeker (adviseurs wijkgericht werken, Vilans) in samenwerking met Mieke van der Veer (Salire – content en onderzoek) en Henk Beltman (kennismakelaar, Aandacht voor iedereen). Aandacht voor iedereen Postbus 1038, 3500 BA Utrecht, T 030 291 6622 [email protected], www.aandachtvooriedereen.nl
Kennisdossier Integrale zorg en ondersteuning in buurt en wijk
Informatiekaart 1
2015: het jaar van veranderingen
De transities in zorg en ondersteuning hebben heel wat voeten in de aarde. Gemeenten
hebben er veel nieuwe verantwoordelijkheden en taken bij gekregen. Ze krijgen de
opdracht zorg en ondersteuning adequater en effectiever vorm te geven, zodat mensen
langer zelfstandig thuis kunnen wonen. Dat heeft niet alleen voor gemeenten directe
gevolgen. Ook zorgaanbieders, zorgverzekeraars en andere betrokken partijen zijn druk
bezig met de nieuwe eisen en opdrachten. De overheid verwacht ook iets van de burger:
iedereen met een hulpvraag wordt aangesproken op zelfredzaamheid.
Transities in 2015
De overheid heeft een cultuuromslag op de agenda gezet: burgers zullen meer verantwoordelijkheid
moeten nemen over hun eigen zorgvraag en behoeften, gemeenten en zorgverzekeraars krijgen veel
meer te zeggen en zorgaanbieders gaan op een andere manier zorg verlenen. De belangrijkste
transitie in de onderliggende wetgeving is het opheffen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
(AWBZ). Een groot deel van de zorg en ondersteuning die onder de AWBZ valt, is overgeheveld naar
de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Jeugdwet. Een
kleiner deel van de AWBZ gaat over in diens opvolger: de nieuwe Wet langdurige zorg (Wlz). De
doelgroep van de Wlz is daarmee kleiner dan deze was onder de AWBZ en beperkt zich tot kwetsbare
ouderen en mensen met een beperking die blijvend 24 uur per dag zorg en/of permanent toezicht
nodig hebben. De nieuwe wetsvoorstellen zijn eind 2014 aangenomen.
De transities worden ook gekenschetst door bezuinigingen. Op onderdelen zullen gemeenten het met
minder geld moeten doen dan vanuit de AWBZ beschikbaar was. Zorg moet toegankelijk en
betaalbaar blijven. Het doel is ook om onnodige zorg te voorkomen en daarmee kosten te besparen.
In 2015 gaan gemeenten en zorgverzekeraars samen verder met het organiseren en regelen van een
groot deel van alle hervormingen. 2015 is een overgangsjaar waarin steeds meer de nadruk komt te
liggen op het samen ontwikkelen van een vernieuwend zorglandschap.
De Wmo 2015
Meedoen in de samenleving en zo lang mogelijk zelfstandig wonen: dat zijn sinds de invoering van de
Wmo op 1 januari 2007 de belangrijkste doelen van de wet. Gemeenten helpen burgers natuurlijk al in
de situaties waarin zij daar niet helemaal in slagen. Zo krijgen mantelzorgers ondersteuning als dat
nodig is, kan huishoudelijke hulp worden geregeld en kunnen burgers woningaanpassingen
Informatiekaart 1: 2015 - het jaar van veranderingen
Kennisdossier Integrale zorg en ondersteuning in buurt en wijk 2
aanvragen. De ondersteuning die wordt aangeboden onder de bestaande Wmo wordt uitgebreid. Dat
betekent dat gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van verschillende extra
taken. Zij bieden bijvoorbeeld dagbesteding en begeleiding aan en verzorgen voorzieningen voor
beschermd wonen. Deze verantwoordelijkheden vallen onder de vernieuwde Wmo 2015.
Onder de nieuwe Wmo hebben gemeenten de volgende taken:
ondersteuning bij zelfredzaamheid
ondersteuning bij participatie
beschermd wonen en opvang
ondersteuning mantelzorg
onafhankelijke cliëntondersteuning.
Cliëntondersteuning
De Wmo 2015 geeft cliëntondersteuning meer aandacht dan voorheen. De gemeente moet de burger
wijzen op de mogelijkheid van onafhankelijke cliëntondersteuning die gratis en onafhankelijk is en
vanuit het belang van de cliënt opereert. Er moet ondersteuning zijn voor iedereen: mensen met
lichamelijke, verstandelijke en psychische beperkingen. Het gaat over hulp bij maatschappelijke
ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen en werk en inkomen. De
onafhankelijke cliëntondersteuner kan veel doen: de burger terzijde staan bij vraagverheldering, het
formuleren van zijn persoonlijk plan, deelnemen aan het keukentafelgesprek, het nabespreken van het
verslag van het keukentafelgesprek, helpen bij het indienen van een klacht. Als de burger denkt dat
een hem door de gemeente aangereikte cliëntondersteuner niet objectief is, kan hij om een en ander
vragen. Gemeenten besteden (nog) weinig aandacht aan onafhankelijke cliëntondersteuning of
brengen het onder bij de sociale wijkteams. Die worden echter aangestuurd door de gemeente en
bestaan uit professionals met hun eigen instellingsbelangen (zoals MEE) en zijn dus niet per se
onafhankelijk.
De nieuwe Zvw
Ook de Zvw is uitgebreid en heeft extra taken rond verpleging en verzorging aan huis die vanuit de
AWBZ zijn overgeheveld. Hiermee hebben zorgverzekeraars een grotere opdracht. Nieuw in de Zvw
zijn:
wijkverpleging
extramurale behandeling
extramurale palliatieve zorg
intensieve kindzorg.
De verandering die het meeste opvalt, is de rol van de wijkverpleegkundige. De wijkverpleegkundige
staat nu dichter bij de huisarts en de praktijkondersteuner en levert niet alleen de zorg, maar stelt ook
indicaties en coördineert de zorg rondom de cliënt. De wijkverpleegkundige heeft een spilfunctie: hij of
zij gaat de verbinding leggen tussen het medische en het sociale domein. Dat gaat bijvoorbeeld door
te overleggen met de huisarts, maar ook met andere hulpverleners, zoals maatschappelijk werkers of
medisch specialisten. De wijkverpleegkundige kijkt samen met de zorgvrager wat nodig is aan
verpleging en verzorging en schakelt dan de partijen in die deze hulp gaan bieden. Dat kan een
andere wijkverpleegkundige zijn, een verzorgende of een gespecialiseerd verpleegkundige, maar
bijvoorbeeld ook een casemanager dementie.
Informatiekaart 1: 2015 - het jaar van veranderingen
Kennisdossier Integrale zorg en ondersteuning in buurt en wijk 3
Gevolgen voor gemeenten
Met de transities zijn zorg en ondersteuning voor een groot deel gedecentraliseerd. Gemeenten
hebben daarbij vaak voor een lokale of wijkgerichte aanpak gekozen. De burger krijgt zorg en
ondersteuning dicht bij huis aangeboden, dus in de eigen wijk of buurt. Op deze manier is het
gemakkelijker voor burgers om langer zelfstandig thuis te wonen. Zorgaanbieders zullen daarom ook
echt aanwezig moeten zijn in de wijk. Dat betekent dat ze outreachend werken en naar de burger toe
komen. Behalve de keuze om meer lokaal te gaan werken, willen gemeenten ook een integrale
aanpak. Door problemen van hulpvragers op verschillende leefdomeinen (bijvoorbeeld inkomen en
werk, en opvoeden en opgroeien) tegelijk aan te pakken, kan de zelfredzaamheid effectief worden
vergroot. Zorgaanbieders realiseren een integrale aanpak door meer te gaan samenwerken: minder
eilandjes dus.
Wanneer professionele zorg of ondersteuning nodig zijn, regelt de gemeente dat. De gemeente kiest
zelf een methode om de hulpvraag te verduidelijken, de situatie van de burger in kaart te brengen en
hoe zij uiteindelijk ondersteuning verlenen. Er is dus veel vrijheid voor gemeenten om de lokale
integrale aanpak zelf in te vullen. In de praktijk kiezen veel gemeenten voor sociale wijkteams waar
mensen terecht kunnen met een hulpvraag. Wat sociale wijkteams doen, hoe ze zijn vormgegeven en
hoe ze zijn samengesteld, verschilt per gemeente (zie informatiekaart 4).
Aandachtspunten met betrekking tot de wijkverpleegkundige
Het leggen van een verbinding tussen het gemeentelijke sociale domein en het medische domein van
de zorgverzekeraar is nieuw voor de betrokken partijen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG), Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
hebben een lijst opgesteld met aandachtspunten met betrekking tot de wijkverpleegkundige. In deze
focuslijst komen de volgende onderwerpen aan bod:
De positionering van de wijkverpleegkundige: is er een wijkteam, en zo ja, is de
wijkverpleegkundige dan onderdeel van dat team? Hoe is het contact en de samenwerking
geregeld?
Signalering: op welke manier staan professionals in contact met professionele en
vrijwilligersorganisaties die signalen opvangen, hoe worden signalen uitgewisseld, is er
duidelijkheid over het contact tussen de wijkverpleegkundigen, het wijkteam en de huisarts in
de wijk, sluit de plaats waar het signaal binnenkomt aan op wie vervolgens de
behoeftebepaling doet, hoe worden signalen van kwetsbare groepen opgevangen?
Behoeftebepaling en mandaat: wie voert het keukentafelgesprek, hebben de professionals
zicht op elkaars zorg- en ondersteuningsaanbod, welke methodiek wordt gebruikt en zijn
hierover afspraken gemaakt, krijgt de wijkverpleegkundige een mandaat om maatschappelijke
ondersteuning in te zetten?
Coördinatie van multidisciplinaire zorg en ondersteuning: hoe wordt bepaald wie een casus
coördineert, gaat er een afstemmingsoverleg aan vooraf?
Middelen en capaciteit niet-toewijsbare wijkverpleegkundige functie: stemmen gemeenten en
zorgverzekeraars af over de middelen en capaciteit voor niet-toewijsbare wijkverpleegkundige
zorg zoals signalering, overleg en collectieve preventie, wordt gekeken naar de kenmerken
van de cliëntenpopulatie?
Informatie- en kennisdeling: hoe delen gemeenten en zorgverzekeraars hun kennis over de
zorgbehoeften en het zorggebruik in wijken, gemeenten en regio’s, hoe delen zij informatie
over het inkopen bij aanbieders die zowel zorg als maatschappelijke ondersteuning bieden?
Informatiekaart 1: 2015 - het jaar van veranderingen
Kennisdossier Integrale zorg en ondersteuning in buurt en wijk 4
Over deze focuspunten moeten gemeenten en zorgverzekeraars elkaar in ieder geval informeren. Het
kan bovendien handig zijn om over een of meerdere punten af te stemmen of afspraken te maken. Er
zijn regionale transitietafels ingericht waar behalve gemeenten en zorgverzekeraars ook aanbieders
en cliëntenorganisaties meepraten. De regio’s waarin deze partijen elkaar treffen, mogen zelf bepalen
hoe zij de wijkverpleging vormgeven. Een keuze voor het één heeft meestal ook gevolgen voor het
andere punt. Zo zal een keuze voor de wijkverpleegkundige als onderdeel van het sociale wijkteam
effect hebben op de wijze van signaleren, het vaststellen van de behoefte en de coördinatie.
Inkoop wijkverpleging
2015 is een overgangsjaar. Er wordt nog op basis van de oude afspraken, maar wel onder de
Zorgverzekeringswet ingekocht. Zorgverzekeraars kopen de wijkverpleging in via twee segmenten: S1
voor de coördinerende werkzaamheden (niet-toewijsbare zorg, hieronder vallen taken als signaleren,
overleg en collectieve preventie met als doelgroep een wijk of buurt) en S2 voor de daadwerkelijke
persoonlijke zorg (toewijsbare zorg). Voor het eerste segment is voor 2015 een beperkt budget
beschikbaar: 40 miljoen euro vanuit de Zvw, tegenover 3,1 miljard voor het S2-segment. Iedere
aanbieder van het wijkgerichte S1-segment moet zijn toegerust om ook taken uit het S2-segment te
kunnen leveren. Het budget voor S1 is vrijgemaakt als impuls om het wijkgerichte werken tot stand te
brengen. Er is ook nog een derde segment dat zich richt op het belonen van resultaten, bijvoorbeeld
gezondheidsresultaten, patiënttevredenheid of zorgvernieuwing.
Gevolgen voor de burger
Gemeenten hebben enerzijds meer taken en verantwoordelijkheden. Anderzijds hebben zij meer
speelruimte. De lokale invulling van het beleid verschilt daarom per gemeente. Dat is wat onwennig en
leidt tot verschillen in zorg en ondersteuning (en de budgetten daarvoor). Aan de andere kant is het
ook logisch. Gemeenten hebben die vrijheid niet voor niets gekregen: door middel van wijkscans en
bevolkingsinformatie van verschillende partijen (bijvoorbeeld de GGD) en de wensen van burgers zelf
kunnen ze prioriteiten in gezondheid en welzijn aanstippen, afhankelijk van de behoeften van
verschillende wijken of buurten. De overheid hoopt dat de zorgkosten hierdoor dalen. Die vrijheid
wordt ook echt gebruikt.
Kortom, de transitie heeft ook voor de burger directe gevolgen. De burger met een hulpvraag:
moet misschien naar een ander ‘loket’
krijgt te maken met bezuinigingen
wordt aangesproken op eigen kracht
zal vaker worden gevraagd een beroep te doen op het eigen sociale netwerk en de
mantelzorgers.
Er zijn nog veel vragen
De ontwikkelingen zijn in volle gang. Alle betrokken partijen werken hard aan de invulling van de
nieuwe verantwoordelijkheden. Ze zoeken elkaar op en ontwikkelen uiteenlopende initiatieven. Er zijn
bijvoorbeeld al veel positieve ervaringen opgedaan met de wijkverpleegkundige nieuwe stijl. Maar de
transities roepen ook nog veel vragen op. Welke rol heeft de wijkverpleegkundige bijvoorbeeld in
sociale wijkteams? Ontstaat er een tweedeling in de functies van de wijkverpleging? Komt de
overschakeling naar de nieuwe manier van werken wel op tijd tot stand? Heeft iedere hulpverlener wel
een goed zicht op de sociale kaart in de wijk? Wie betaalt de noodzakelijke aanvullende opleidingen
van hulpverleners? Wie neemt de regie? Informatiekaart 5 geeft verdere uitleg over de
aandachtspunten.
Informatiekaart 1: 2015 - het jaar van veranderingen
Kennisdossier Integrale zorg en ondersteuning in buurt en wijk 5
Transities in het sociale domein: het bredere perspectief
De transities vinden niet alleen plaats in de zorg: ze maken deel uit van een breder palet aan
veranderingen in het sociale domein. Zo ging op 1 januari 2015 ook de Participatiewet van start. Deze
wet is de opvolger van de Wwb, de Wajong en de Wsw. De nieuwe Jeugdwet omvat de
verantwoordelijkheden van gemeenten ten aanzien van de zorg aan kinderen, jongeren en hun
ouders. Gemeenten nemen de taken van de provincie - onder de Wet op de jeugdzorg - over.
Ten slotte noemen we hier de Wlz. Deze wet is de opvolger van de AWBZ. Mensen die 24 uur per dag
intensieve zorg en/of toezicht nodig hebben, vallen onder deze wet. Het gaat om mensen die in
instellingen wonen, maar ook om mensen die ervoor kiezen thuis te blijven wonen. Dat kan echter
alleen als de zorg thuis verantwoord is en als de kosten niet hoger zijn dan wanneer deze in een
instelling wordt geboden. In de infographic van Vilans zijn alle veranderingen in beeld gebracht.
Meer weten over de transities?
Kijk voor algemene informatie op de speciale website van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (www.invoeringwmo.nl). Het ministerie heeft samen met onder andere gemeenten,
zorgverzekeraars, zorginstellingen en patiënten- en cliëntenorganisaties een website gemaakt over de
hervorming van de langdurige zorg (www.hervorminglangdurigezorg). Het ministerie heeft ook een
publiekswebsite gemaakt voor mensen die nu (langdurige) zorg gebruiken en willen weten wat er in
hun individuele geval zou kunnen veranderen (www.hoeverandertmijnzorg.nl).
Verder lezen
Programma Zichtbare Schakel:
www.zonmw.nl/nl/programmas/programma-detail/zichtbare-schakel-de-wijkverpleegkundige-
voor-een-gezonde-buurt/algemeen/
Vilans (2014). Infographic Hervormde zorg en ondersteuning:
www.vilans.nl/Kennis-en-informatie-publicaties-infographic-hervormingen-langdurige-zorg.html
VNG, VWS en ZN (2014). Focuslijst verbinding wijkverpleging en sociaal domein:
http://hervorminglangdurigezorg.nl/external/files/Focuslijst_verbinding_wijkverpleging_en_soci
aal_domein_LITERATUUR_OVERIG.pdf
Aandacht voor iedereen Het programma Aandacht voor iedereen is opgezet om Wmo-raden en belangenbehartigers te informeren over de transitie AWBZ-Wmo zodat zij hun adviesrol beter kunnen vervullen als de gemeenten hun beleid ontwikkelen. Dit kennisdossier is samengesteld door Barbara de Groen en Inge Redeker (Vilans) in samenwerking met Mieke van der Veer (Salire - content en onderzoek) en Henk Beltman (Aandacht voor iedereen). Aandacht voor iedereen Postbus 1038, 3500 BA Utrecht, T 030 291 6622 [email protected], www.aandachtvooriedereen.nl
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk
Informatiekaart 2
De spelers
Zonder spelers is er geen spel. Er zijn heel veel partijen nodig om de transities in goede
banen te leiden en om alle voorgenomen plannen ook daadwerkelijk uit te voeren. De
transitie gaat natuurlijk over burgers. Ook gaat het om plannenmakers, experts met
grondige kennis van zaken, regisseurs en mensen die het gezicht gaan vormen van de
transities: de hulpverleners die dagelijks in de wijk te vinden zijn, huisbezoeken afleggen
en keukentafelgesprekken voeren.
Burgers: de cliënten, patiënten, mantelzorgers en vrijwilligers
De burger heeft op drie niveaus te maken met de ontwikkelingen:
als individu: als cliënt, patiënt, mantelzorger, buurman en vrijwilliger
als initiatiefnemer of deelnemer aan burgerinitiatieven waarin hij zelf verantwoordelijkheid
neemt voor zijn leefomgeving, een publieke voorziening of zorg voor een kwetsbare burger.
Denk aan een wijkonderneming, de bibliotheek of een zorgcoöperatie
als adviseur: burgers denken beleidsmatig mee over het beleid van de gemeente of een
instelling, via bijvoorbeeld een Wmo-raad of een cliëntenraad.
Zelfregie
Op alle drie niveaus zijn ontwikkelingen. Individueel kunnen burgers tot meer zelfregie komen door
methodieken van zelfmanagement voor chronisch zieken of door het opstellen van een persoonlijk
plan voorafgaand aan het keukentafelgesprek. Burgers denken misschien heel verschillend over eigen
regie, zelfredzaamheid en de wijze waarop zij daarbij worden geholpen. Onderlinge solidariteit is niet
vanzelfsprekend en vraagverlegenheid en gêne vormen drempels. En ten slotte is er nog de vraag of
inwoners een vrije keuze hebben als het gaat om de toegang naar zorg en ondersteuning. Wat
gebeurt er als iemand naar een ander sociaal wijkteam wil? De kans is zeker aanwezig dat iemand
‘een bekende’ uit de eigen wijk aan tafel krijgt. Hoe zit het met de privacy? Gemeenten moeten een
antwoord hebben op deze vragen en hebben een verantwoordelijkheid om mantelzorgers te
ondersteunen. Het risico op overbelasting is aanwezig. Ze zullen ook moeten kijken hoe ze de
informele sociale netwerken van inwoners kunnen versterken én een verbinding kunnen leggen met
de formele zorgvoorzieningen. Het inrichten van integrale zorg en welzijn in de wijk is een eerste stap.
Burgerinitiatieven
Burgerinitiatieven en betrokkenheid van burgers komen niet uit het niets. Op talloze plaatsen startten
burgers initiatieven en zijn er lokale projecten opgezet. Dat doen zij vaak al jarenlang. Vrijwilligers
hebben een grote rol bij het tot stand komen van de inclusieve samenleving. De AVI-leidraad ‘De
burger in de wijk: handvatten voor het denken vanuit burgerperspectief over wijkgericht werken’ gaat
Informatiekaart 2: De spelers
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 2
uitvoerig in op de mogelijke rollen van wijkbewoners en de verhoudingen tussen inwoners,
burgerinitiatieven en sociale wijkteams. Een valkuil is om te denken dat er bij een flink aantal
initiatieven uit de samenleving voldoende sprake is van zelfredzaamheid en burgerparticipatie of dat
niet meer hoeft te worden gekeken naar de ondersteuning van mantelzorgers. Daarnaast is het maar
de vraag of de bestaande initiatieven ook de groepen burgers bereiken die dat het hardste nodig
hebben. Soms zijn professionele hulpverleners nodig om initiatieven te helpen ontwikkelen.
Wmo-raden
Lokaal nemen burgers deel aan Wmo-raden, die gemeenten adviseren bij het beleid rond zorg, welzijn
en (maatschappelijke) ondersteuning. De Wmo-raden ontwikkelen zich soms tot brede adviesraden
voor het gehele sociale domein. De vraag is hoe de meest kwetsbare burgers hun inbreng kunnen
leveren.
Er zijn vele cliëntenorganisaties en belangenbehartigers. Informatie kan worden ingewonnen bij AVI
(CSO, Ieder(in), Koepel Wmo-raden, LPGGz, Mezzo, NPCF, Per Saldo, Viziris en Zorgbelang
Nederland), maar bijvoorbeeld ook bij het Expertisecentrum Mantelzorg.
Gemeenten
Gemeenten staan voor de uitdaging om de nieuwe rol zo te vervullen dat iedereen kan en gaat
meedoen; op eigen kracht, of met ondersteuning van zijn sociale omgeving of professionele zorg. Dat
betekent dat gemeenten een brug moeten slaan naar zorgverzekeraars, zorgkantoren en de
aanbieders van zorg en ondersteuning. Ook de burgers zelf moeten we niet vergeten. De transities
hebben juist als doel dat zelfredzaamheid wordt vergroot. Wat betekent dat voor de gemeente als
regisseur? Hier bevinden we ons op het snijvlak tussen de maatschappelijke en de bestuurlijke
dimensie. Houdt de gemeente volledig de regie in handen of is er veel ruimte voor eigen initiatief? Ten
slotte spelen al deze ontwikkelingen zich af in een veld waarin innovatie aan de orde van de dag is.
De vraag naar specifieke producten op het gebied van e-Health, thuistechnologie en domotica zou
invloed kunnen gaan uitoefenen op dit krachtenveld.
De taken van de gemeente zijn duidelijk omschreven in de Focuslijst Wmo 2015 die door het
Transitiebureau Wmo is opgesteld. Lokale overheden moeten ervoor zorgen dat in 2015 in ieder geval
continuïteit in de bestaande ondersteuning wordt geboden:
beleid en uitvoering moeten zijn ingebed in de gemeentelijke organisatie
communiceren en informatie verschaffen aan burgers en professionals
een passend en dekkend aanbod aan zorg en ondersteuning (door inkoop)
toegang tot Wmo moet laagdrempelig en herkenbaar zijn en er moet onafhankelijke
cliëntondersteuning zijn georganiseerd.
Het maken van werkafspraken gebeurt aan de ‘transitietafels’ op regionaal niveau, waarop
verschillende gemeenten met elkaar en met de zorgverzekeraar, zorgaanbieders, zorgkantoren en
cliëntenorganisaties samenwerken.1
De belangrijkste partijen die gemeenten hierbij ondersteunen zijn de VNG, het ministerie van VWS en
deze twee partijen samen vertegenwoordigd in het Transitiebureau Wmo.
1 Er zijn 43 Wmo-regio’s. Behalve het maken van afspraken moeten gemeenten ook een speelveld creëren waarin men een
open dialoog met elkaar voert en informatie-uitwisseling en samenwerking tot stand komt. Zo blijft iedereen betrokken bij waar het eigenlijk om gaat: kwalitatief hoogwaardige zorg en dienstverlening dicht bij de burger en met een grotere betrokkenheid van die burger.
Informatiekaart 2: De spelers
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 3
Zorgverzekeraars
Gemeenten en zorgverzekeraars zijn beide financiers en opdrachtgevers, maar hebben wel andere
verantwoordelijkheden. Zorgverzekeraars richten zich (naast de bestaande basiszorg) op persoonlijke
verzorging en verpleging (de aanspraak op wijkverpleging). Vanaf 2017 worden ze ook (financieel)
verantwoordelijk voor de langdurige ggz en de extramurale behandeling van mensen met een
zintuiglijke beperking. Beiden zijn zij verantwoordelijk voor de zorg en ondersteuning in de
thuissituatie. De wijkverpleegkundige vormt de meest zichtbare schakel tussen het maatschappelijke
gemeentelijke domein en het medische domein van de zorgverzekeraar.
De afspraken met zorgverzekeraars gaan niet alleen over de invulling van de wijkverpleging maar
hebben ook een breder perspectief. Ze hebben onder meer betrekking op de zorgcontinuïteit, de
herstructurering van het vastgoed (matcht het bestaande aanbod met de voorziene behoefte aan
ondersteuning in de wijk), het beperken van fricties op de arbeidsmarkt (denk aan werkgelegenheid en
de gestelde competentie-eisen aan professionals), informatievoorziening (gegevensoverdracht,
privacy en het opstellen van verantwoordingsinformatie voor andere partijen), het voorkomen van
administratieve lasten (voor burgers, maar ook voor de betrokken partijen zelf) en zorgvernieuwing
(invulling van de inclusieve samenleving, de relatie tussen formele en informele zorg, de samenhang
binnen het sociaal domein en met het medisch domein en de kwaliteit van zorg en ondersteuning (uit:
Focuslijst Wmo 2015/Werkafspraken transitie Langdurige Zorg – Bijlage 4 bij brief 355051-119080-
HLZ).
Zorgverzekeraars hebben nu een meer sturende rol bij de inkoop van de langdurige zorg. Zij kunnen
zelf contracten sluiten met zorgaanbieders, en hoeven dat niet meer via de zorgkantoren te doen. Ze
hebben een betere onderhandelingspositie en kunnen meer maatwerk vragen. Zorgverzekeraars
hebben net als gemeenten te maken met de vermindering van budgetten. Als ze contracten sluiten
met nieuwe aanbieders in de markt zal dat ten koste gaan van het budget voor de bestaande partijen.
Het Rijk wil dat zorgverzekeraars vanaf 2017 volledig risicodragend worden voor de
wijkverpleegkundige zorg. Er is dus ook een grote (financiële) prikkel om goed te onderhandelen. Zij
kijken naar de onderlinge relatie tussen prijs, kwaliteit en samenhang in het aanbod. Dit zou behalve
tot een kostenbesparing tot een verbetering van de kwaliteit van zorg moeten leiden.
De belangrijkste partij die zorgverzekeraars ondersteunt is Zorgverzekeraars Nederland (ZN).
Zorgkantoor
Zorgkantoren waren tot 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de AWBZ. Nederland is verdeeld
in 32 zorgkantoorregio’s. Een regionaal zorgkantoor is aan de zorgverzekeraar gekoppeld die in die
regio de meeste verzekerden heeft gecontracteerd. De zorgkantoren hadden een aantal taken om
mensen met een zorgindicatie te helpen:
het inkopen van de zorg en het afsluiten van contracten met zorgaanbieders
zorg toewijzen aan een zorgaanbieder (naar keuze cliënt)
de regeling Persoonsgebonden Budget uitvoeren.
Omdat een deel van de zorg en ondersteuning vanuit de AWBZ is overgeheveld naar de Wmo 2015
en de Zvw, is een groot deel van de taken van het zorgkantoor vervallen. Het zorgkantoor is nu
verantwoordelijk voor de uitvoering van de opvolger van de AWBZ: de Wlz.
Informatiekaart 2: De spelers
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 4
Aanbieders van zorg en ondersteuning
Uiteindelijk is het de professional die bij de mensen thuis of in de wijk aan de slag gaat. De zorg- en
welzijnsaanbieders staan voor de opgave om alle veranderingen in de praktijk te brengen en moeten
dat ook met een kleiner budget doen.
Voor sommige zorgaanbieders betekent het een nieuwe manier van werken, bijvoorbeeld voor
huisartsen en andere zorgprofessionals uit de eerste lijn die zich ook meer gaan richten op
preventieve taken en maatschappelijke dienstverlening. Wijkverpleegkundigen zullen hun beroep op
een andere manier gaan uitoefenen. Onderling zal men meer contact met elkaar zoeken, overleggen
en naar elkaar verwijzen. Ook de zorgorganisaties hebben te maken gekregen met de nieuwe
inrichting van de zorg. De kleinere budgetten kunnen als gevolg hebben dat werkgevers zo veel
moeten bezuinigen dat een deel van de professionals hun baan verliest.
Voor aanbieders die regionaal werken betekent het maken van zorgafspraken met gemeenten veel
werk. Zij moeten met alle gemeenten waar hun cliënten wonen inkoopafspraken maken. Dat kan in de
praktijk leiden tot verschillen tussen gemeenten in het aanbod van zorg en welzijn.
Gemeenten kunnen hun eigen prioriteiten stellen en zelf bepalen welke zorgaanbieders zij
contracteren. Er zijn signalen dat kleinere zorgaanbieders over het hoofd worden gezien. Wellicht
omdat zij niet altijd in staat zijn zichzelf goed onder de aandacht te brengen. Ook op het punt van de
verdeling van het Wmo-budget hebben de zorgaanbieders hun zorgen geuit. Ze vrezen dat er minder
geld overblijft voor het werk dat zij leveren, aangezien gemeenten uit dezelfde pot kunnen putten voor
de gemeentelijke organisatie rond de Wmo. Het gaat dan bijvoorbeeld om de aanstelling van extra
Wmo-consulenten voor het Wmo-loket van de gemeente.
Actiz en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) zijn voorbeelden van ondersteunende
partijen voor zorgaanbieders. Er is een speciale helpdesk in het leven geroepen om tijdens de transitie
zorg- en welzijnsaanbieders te begeleiden. Er zijn draaiboeken voor de sectoren ggz, ghz en vvt.
Wie nog meer?
De gezondheidszorg in Nederland is zo’n groot speelveld dat we lang niet alle betrokken partijen
kunnen opnoemen. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is een belangrijke speler. De
indicatiestelling voor langdurige en intensieve zorg verliep tot 1 januari 2015 als volgt: als mensen met
een zorgbehoefte een aanvraag deden, werd deze eerst getoetst (een indicatie gesteld) door het
overheidsorgaan CIZ, of het Bureau Jeugdzorg (BJZ) voor jeugdzorg. Voor de Wlz kan de cliënt vanaf
2015 nog steeds bij het CIZ terecht. In de wet is opgenomen dat het CIZ voor de indicatiestelling
persoonlijk contact met de cliënt moet hebben. Dat zal het CIZ voornamelijk telefonisch uitvoeren. Het
CIZ doet een check op het verzekeringsrecht en geeft vervolgens een indicatie af in zorgprofielen (en
niet meer in zorgzwaartepakketten).
Er zijn daarnaast onafhankelijke kenniscentra als Vilans en MOVISIE, commerciële partijen,
brancheorganisaties van werkgevers en verenigingen van werknemers, burgerinitiatieven,
opleidingscentra en onderwijsinstellingen die zich allemaal bezighouden met zorg en welzijn. Ook zij
hebben een visie op de huidige transities en spelen daarop in. Denk bijvoorbeeld eens aan de
commerciële maatjesbureaus die gezelschap tegen betaling bieden.
Informatiekaart 2: De spelers
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 5
Partijen die lokaal een stempel drukken op de ontwikkelingen zijn in de eerste plaats de Wmo-raden
en lokale belangenbehartigers. Zij vertegenwoordigen de achterban en adviseren de gemeente bij de
invulling van beleid rond zorg en (maatschappelijke) ondersteuning. Denk daarnaast aan partijen als
de basisscholen, middelbare scholen, Centra voor Jeugd en Gezin, welzijnsinstellingen, kerken en
andere levensbeschouwelijke instellingen en politie en justitie. Denk ook aan de sportverenigingen. Zij
kunnen een belangrijke rol gaan vervullen in de cultuuromslag naar het bevorderen van een gezonde
leefstijl. Een laatste partij die we hier apart willen noemen zijn de woningcoöperaties. Zij hebben ook
een grote rol bij het leveren van de randvoorwaarden waardoor mensen langer thuis kunnen blijven
wonen. Ze dragen zorg voor seniorenwoningen en denken steeds vaker aan het toepassen van
technologische ontwikkelingen die zelfredzaamheid thuis bevorderen.
Meer weten over de transities?
Kijk voor algemene informatie op de speciale website van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (www.invoeringwmo.nl). Het ministerie heeft samen met onder andere gemeenten,
zorgverzekeraars, zorginstellingen en patiënten- en cliëntenorganisaties een website gemaakt over de
hervorming van de langdurige zorg (www.hervorminglangdurigezorg). Het ministerie heeft ook een
publiekswebsite gemaakt voor mensen die nu (langdurige) zorg gebruiken en willen weten wat er in
hun individuele geval zou kunnen veranderen (www.hoeverandertmijnzorg.nl).
Verder lezen
AVI (2014). Handreiking ‘Wijkgericht werken’:
www.aandachtvooriedereen.nl/nieuws-van-avi/handreiking-wijkgericht-werken-4139.html
AVI (2014). Kennisdossier ‘Mantelzorg en de Wmo’:
www.aandachtvooriedereen.nl/aandacht-voor-iedereen/kennisdossier-mantelzorg-en-de-wmo-
4145.html
Bestuurlijke afspraken tussen VWS, VNG en MEE Nederland over cliëntondersteuning:
www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2014/02/21/bestuurlijke-afspraken-
vws-vng-en-mee-nederland-over-de-transitie-van-de-clientondersteuning.html
Focuslijst Verbinding Wijkverpleging en Sociaal Domein:
www.hervorminglangdurigezorg.nl/external/files/Focuslijst_verbinding_wijkverpleging_en_soci
aal_domein_LITERATUUR_OVERIG.pdf
Focuslijst Wmo 2015:
https://iederin.nl/nieuws/17184/focuslijst-wmo-2015--wat-moeten-gemeenten-in-2014-
minimaal-regelen
Per Saldo: belangenvereniging voor mensen met een persoonsgebonden budget:
www.persaldo.nl
Informatiekaart 2: De spelers
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 6
Werkagenda van de samenwerking tussen zorgverzekeraar Menzis, gemeenten en regio’s ten
aanzien van de herziening langdurige zorg en jeugd:
www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/Werkagenda%20Menzis,%20gemeenten%20en%20re
gio's_0.pdf
Aandacht voor iedereen Het programma Aandacht voor iedereen is opgezet om Wmo-raden en belangenbehartigers te informeren over de transitie AWBZ-Wmo zodat zij hun adviesrol beter kunnen vervullen als de gemeenten hun beleid ontwikkelen. Dit kennisdossier is samengesteld door Barbara de Groen en Inge Redeker (Vilans) in samenwerking met Mieke van der Veer (Salire - content en onderzoek) en Henk Beltman (Aandacht voor iedereen). Aandacht voor iedereen Postbus 1038, 3500 BA Utrecht, T 030 291 6622 [email protected], www.aandachtvooriedereen.nl
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk
Informatiekaart 3
Toegang
Waar moet je je melden als je een vraag hebt over zorg of ondersteuning? Het is niet zo
dat er in iedere gemeente één centraal loket ‘voor al uw gezondheidsklachten en
aandoeningen’ open is gegaan. Hoe wordt nu in één oogopslag duidelijk wanneer iemand
waar moet zijn? Mensen met een zorgvraag krijgen te maken met nieuwe partijen en
andere vormen van samenwerking. In veel gevallen kunnen burgers bij het sociale
wijkteam1 terecht of misschien gaan wijkverpleegkundigen actief zorgmijders opzoeken.
Wat de gemeente gaat doen
De toegang tot zorg en maatschappelijke ondersteuning moet laagdrempelig en herkenbaar zijn.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de verspreiding van informatie. Ze moeten vragen kunnen
beantwoorden over waar burgers terecht kunnen als ze behoefte hebben aan zorg of ondersteuning
en ze moeten burgers kunnen doorverwijzen en begeleiden naar passende zorg en dienstverlening.
Gemeenten moeten erop voorbereid zijn dat mensen ook met vragen komen over zorg en
ondersteuning die onder de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Zorgverzekeringswet (Zvw) valt. Ook
moeten gemeenten onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar hebben. Een onafhankelijke
(gratis) cliëntondersteuner is op verzoek van de aanvrager aanwezig tijdens het gesprek met de
gemeente om de aanvrager te helpen.
In de praktijk betekent ‘toegang’ het volgende (uit de Focuslijst Wmo 2015 van het Transitiebureau):
Er is een infrastructuur waar mensen met een ondersteuningsvraag een melding kunnen
doen.
Er zijn mensen aangenomen en opgeleid of externe partij(en) gecontracteerd om het
onderzoek naar de persoonlijke situatie te doen volgens de eisen van de Wmo 2015.
De bevoegdheden en mandaten om namens het college besluiten te nemen over
maatschappelijk ondersteuning zijn eenduidig vastgelegd.
Er is een klachten- en bezwaarschriftenprocedure ingericht.
Er is onafhankelijke cliëntondersteuning georganiseerd.
Er is ondersteuning in crisissituaties (toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek)
gecontracteerd.
Hoewel de (meeste) regels en afspraken op 1 januari 2015 gereed moesten zijn, zullen de
ontwikkelingen rond de transities in 2015 ook nog veel aandacht vragen. De nadruk verschuift dan
1 Het sociale wijkteam is maar een van de benamingen die door de gemeenten worden gebruikt voor de samenwerkingsvormen
die zij lokaal ontwikkelen. We komen ook buurt- en wijkteams tegen, buurtondersteuners, wijknetwerken. De benaming van de samenwerkingsvorm heeft onder meer te maken met de lokale behoeften en de organisatievorm die daarbij wordt gekozen.
Informatiekaart 3: Toegang
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 2
naar de inhoud, bijvoorbeeld door de vraag te beantwoorden hoe de doelen van de transities het
beste kunnen worden bereikt. De samenwerkingsvormen zullen dan meer gaan focussen op innovatie
in zorg- en dienstverlening.
Burgerparticipatie rond het vormgeven van ‘toegang’
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) adviseert gemeenten om zelf het initiatief te
nemen en een bijeenkomst te organiseren voor het raadplegen van professionals en burgers. Op deze
manier kan de gemeente inzicht krijgen in de behoeften en ideeën die de betrokkenen zelf hebben
over de toegang tot zorg en ondersteuning en de wijze waarop die aansluit op de lokale situatie. Het
gaat dan bijvoorbeeld om vragen over de meest geschikte locatie waar burgers terecht kunnen (is dat
een centraal loket of een team in de wijk), met welke vragen ze daar terecht kunnen en hoe de
gemeente het beste kan ondersteunen bij zelfredzaamheid.
Behalve informatie over waar men terecht kan met een aanvraag, is door cliëntenorganisaties ook
gewezen op het belang van informatie over de wijze waarop gemeenten de ondersteuningsbehoefte
gaan onderzoeken en vaststellen. Dat gaat bijvoorbeeld over de maximale tijd die het kost voor een
besluit wordt afgegeven. AVI-handreiking 16 gaat in op het verloop van het keukentafelgesprek en
geeft 25 aanbevelingen voor Wmo-raden, cliëntenorganisaties en burgers over de versterking van de
positie van de burger tijdens dat gesprek.
Positie van de burger
De huidige indicaties (aanspraken op AWBZ-zorg) komen uiterlijk te vervallen op 1 januari 2016.
Mensen houden in 2015 wel de ondersteuning die zij nodig hebben, maar 2015 is een overgangsjaar.
Er is een uitzondering voor de aanspraak op beschermd wonen (ggz). Deze aanspraak blijft ten
minste vijf jaar geldig. Afhankelijk van de mate waarin iemand zorg nodig heeft, kunnen er drie
trajecten volgen:
Iemand heeft recht op ondersteuning via de Wlz. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
neemt een besluit en stelt een zorgprofiel vast. De persoon heeft dan de keuze uit verblijf in
een instelling, zorg thuis met een volledig pakket thuis, een persoonsgebonden budget of een
modulair pakket thuis;
Iemand komt in aanmerking voor ondersteuning vanuit de Wmo 2015, bijvoorbeeld voor
begeleiding of dagbesteding. Er wordt dan samen met de gemeente een plan opgesteld. Deze
mensen krijgen een uitnodiging van de gemeente om over hun zorgbehoefte te komen praten;
Als iemand verpleging en verzorging thuis nodig heeft, zal de wijkverpleegkundige de indicatie
stellen. Dat valt onder de Zvw. De zorg kan vervolgens door een andere wijkverpleegkundige
of door een andere zorgverlener worden geleverd.
Voor burgers die nu ondersteuning vanuit de Wmo krijgen, kunnen ook dingen gaan veranderen. Dat
geldt bijvoorbeeld voor de huishoudelijke ondersteuning. Gemeenten kunnen gaan herbeoordelen.
Regeling pgb
Ook de regeling Persoonsgebonden Budget is veranderd. Het zorgkantoor is vanaf 2015 niet meer per
se de uitvoerder van het pgb, dat kan ook de zorgverzekeraar of de gemeente zijn. De gemeente stelt
zelf een tarief vast voor het pgb en meestal moet een eigen bijdrage worden betaald. De aanspraak
op het pgb bestaat nog, maar om het pgb te krijgen moet iemand voldoen aan drie voorwaarden:
Informatiekaart 3: Toegang
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 3
1. De hulpvrager moet in staat zijn om de aanbieder te contracteren (om afspraken te maken
over de geboden hulp).
2. Het pgb moet bijdragen aan de zelfredzaamheid van de betrokkene.
3. De maatwerkvoorziening moet veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn.
De gemeente is niet verantwoordelijk voor meerkosten: als de zorg meer kost dan de gemeente daar
zelf voor moet betalen, komt dat voor rekening van de hulpvrager. Ook voor mensen die gebruik
(gaan) maken van persoonlijke verzorging en verpleging thuis (onder de Zvw) blijft de keuzevrijheid
voor een pgb bestaan. Een algemene maatregel is dat iedereen die nu een pgb ontvangt, deze niet
meer op de eigen rekening krijgt uitbetaald. De Sociale Verzekeringsbank beheert die budgetten.
Persoonlijk plan
Burgers met een vraag over zorg of welzijn kunnen bij de gemeente aankloppen. De gemeente kijkt
samen met de hulpvrager naar de persoonlijke situatie, de omgeving van de persoon en de algemene
voorzieningen die er zijn. De gemeente kan ervoor kiezen dat onderzoek (of gesprek) door een
externe partij te laten uitvoeren, bijvoorbeeld door een sociaal wijkteam. Er moet in ieder geval altijd
een onpartijdig en deskundig besluit kunnen worden genomen. Als aanvullende zorg of ondersteuning
vanuit de Wmo 2015 nodig is, wordt een plan gemaakt. Burgers kunnen voorafgaand aan het gesprek
zelf al nadenken over wat ze willen en een persoonlijk plan opstellen. Samen zoekt men naar een
maatwerkoplossing. De burger krijgt de regie over het plan dat wordt opgesteld. Als verpleging en
verzorging nodig is, zal hij of zij contact op moeten nemen met zijn zorgverzekeraar. Die schakelt dan
een wijkverpleegkundige in. Als er zware zorg of intensief toezicht nodig is, kan het voorkomen dat
iemand een aanvraag bij het CIZ moet indienen. De huisarts of cliëntondersteuner kan daarbij helpen.
Dan zal een formele indicatie worden gesteld, waarna het zorgkantoor de zorg voor iemand gaat
regelen (bijvoorbeeld verblijf in een instelling).
Rol mantelzorg
Hulp in aanvulling op de gebruikelijke zorg door kinderen, familie, buren of anderen is niet verplicht.
Gemeenten zullen wel vragen naar de mogelijkheden van ondersteuning binnen het eigen sociale
netwerk en zullen rekening houden met de mogelijkheden die er zijn. Gemeenten moeten ook vragen
of de mantelzorger (als die er is) hulp nodig heeft.
Burgerparticipatie en burgerinitiatieven
Hoewel het versterken van beleidsparticipatie en gezamenlijke burgerinitiatieven doelen zijn van de
transities, lijken acties die hierop zijn gericht wat achter te blijven. Gebrek aan tijd is misschien niet de
enige reden. Gemeenten willen graag dat inwoners zelf het heft in handen nemen, maar vinden het
faciliteren van participatie en initiatief ook lastig. Er wordt in dit opzicht ook wat verwacht van al
bestaande cliëntenorganisaties, kennisinstituten en koepels van aanbieders (Uit: transitieplan Wmo
2015). Een paar handreikingen kunnen helpen (Uit: Verwey-Jonker Instituut, via Wmo to go):
korte lijnen met actieve burgers
een uitnodigende houding
het faciliteren van potentieel succesvolle initiatieven
het faciliteren van ontmoetingen met burgers
het leggen van verbindingen tussen innovatieve professionals en burgerinitiatieven.
Hieraan kan worden toegevoegd dat de onafhankelijke cliëntondersteuners (bijvoorbeeld vrijwillige
ouderenadviseurs) een bron van informatie vormen. Zij denken vanuit het perspectief van de burger.
Informatiekaart 3: Toegang
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 4
Waar kun je terecht?
Het is voor individuen lastig om een inschatting te maken of ze met hun vraag nu bij de gemeente, de
zorgverzekeraar of het zorgkantoor terecht kunnen. Gemeenten richten vaak laagdrempelige
servicepunten in waar mensen met al hun vragen op het gebied van wonen, zorg en welzijn terecht
kunnen. Van daaruit worden mensen dan verwezen naar bijvoorbeeld een sociaal wijkteam.
Mensen die al gebruik maakten van langdurige zorg ontvangen persoonlijk bericht van de gemeente,
zorgverzekeraar, maar bijvoorbeeld ook van de Sociale Verzekeringsbank, het CIZ of het Centraal
Administratie Kantoor (CAK) over wat de transities voor hen voor gevolgen hebben. Daarnaast nemen
ook zorgaanbieders het initiatief om informatie te verstrekken aan hun cliënten. Als iemand een vraag
heeft over de eigen situatie, is de meest logische keuze om die te stellen aan de zorgverlener van wie
hij of zij op dit moment zorg ontvangt. Die kent de situatie van de cliënt het beste. Het is nog
onduidelijk of sommige cliënten na het overgangsjaar te maken krijgen met nieuwe zorgverleners.
Informatie over de persoonlijke situatie staat op de website www.hoeverandertmijnzorg.nl.
Niet iedereen die in aanmerking komt voor begeleiding of dagbesteding is in staat om zelf contact op
te nemen met de gemeente en die ondersteuning aan te vragen. Denk aan nieuwe doelgroepen van
de Wmo, zoals mensen met een lichte verstandelijke beperking of mensen met niet aangeboren
hersenletsel (NAH). Zij weten soms de weg niet of mijden instanties. Gemeenten moeten dan het
keukentafelgesprek intensiever voorbereiden en een andere benaderingswijze kiezen. Bovendien
kunnen ze de mogelijkheden van onafhankelijke cliëntondersteuning nog beter onder de aandacht
brengen. Overleg met aanbieders van ambulante woonbegeleiding en dagbesteding kan hierin zeker
van belang zijn. Begeleiders uit de langdurige zorg zijn het gewend om met deze doelgroepen te
werken en hebben vaak passende gesprekstechnieken om wensen en behoeften in kaart te brengen.
Aandacht is ook nodig voor cliëntondersteuning voor mensen die ‘beschermd wonen’.
De overheid heeft een overzichtelijke en informatieve wegwijzer, de ‘regelhulp’, te vinden op deze
website: www.regelhulp.nl. Er doen veel gemeenten aan mee, maar niet allemaal. Behalve over zorg
en ondersteuning, biedt de wegwijzer ook informatie over sociale zekerheid, en opvoeden en
opgroeien, ook voor mantelzorgers en vrijwilligers. Als de bezoeker van de website de naam van de
eigen gemeente invoert, krijgt deze alle contactgegevens en kan men de eigen gemeente (digitaal)
om meer vragen. Ook kan men zich aanmelden voor een (Wmo-)intakegesprek.
Meer weten over de transities?
Kijk voor algemene informatie op de speciale website van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (www.invoeringwmo.nl). Het ministerie heeft samen met onder andere gemeenten,
zorgverzekeraars, zorginstellingen en patiënten- en cliëntenorganisaties een website gemaakt over de
hervorming van de langdurige zorg (www.hervorminglangdurigezorg). Het ministerie heeft ook een
publiekswebsite gemaakt voor mensen die nu (langdurige) zorg gebruiken en willen weten wat er in
hun individuele geval zou kunnen veranderen (www.hoeverandertmijnzorg.nl).
Informatiekaart 3: Toegang
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 5
Verder lezen
AVI (2014). Handreiking ‘Keukentafelgesprek’:
www.aandachtvooriedereen.nl/nieuws-van-avi/handreiking-adviezen-bij-het-
keukentafelgesprek-4165.html
AVI (2014). Handreiking ‘Wijkgericht werken’:
www.aandachtvooriedereen.nl/nieuws-van-avi/handreiking-wijkgericht-werken-4139.html
NPCF (2007). Eerstelijnszorg voorop: op weg naar een geïntegreerde eerstelijnszorg vanuit
patiëntenperspectief:
www.samenwerkeneerstelijnszorg.nl/scrivo/asset.php?id=567813
Transitiebureau Wmo (2014). Focuslijst Wmo 2015 met daarin vijf thema’s waaronder
‘Toegang’:
www.vng.nl/onderwerpenindex/decentralisaties-sociaal-domein/wmo-
2015/publicaties/focuslijst-wmo-2015
VGN (2014). Het gesprek, deel IV: nieuwe doelgroep, ander gesprek:
www.vng.nl/files/vng/publicaties/2013/kanteling-het-gesprek-iv_20130417.pdf
Wmo to go biedt kennis op maat voor gemeenten. Wmo to go is een gezamenlijk initiatief van
het Verwey-Jonker Instituut en het ministerie van VWS:
www.wmotogo.nl
Aandacht voor iedereen Het programma Aandacht voor iedereen is opgezet om Wmo-raden en belangenbehartigers te informeren over de transitie AWBZ-Wmo zodat zij hun adviesrol beter kunnen vervullen als de gemeenten hun beleid ontwikkelen. Dit kennisdossier is samengesteld door Barbara de Groen en Inge Redeker (Vilans) in samenwerking met Mieke van der Veer (Salire - content en onderzoek) en Henk Beltman (Aandacht voor iedereen). Aandacht voor iedereen Postbus 1038, 3500 BA Utrecht, T 030 291 6622 [email protected], www.aandachtvooriedereen.nl
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk
Informatiekaart 4
Wijk- en buurtteams
Alle spotlichten zijn gericht op de wijken. Daar moet het gaan gebeuren. Veel gemeenten
hebben sociale wijkteams. De burger kan dicht bij huis terecht voor antwoorden op
vragen. Maar de verschillen per gemeente zijn groot. We leggen deze ontwikkelingen
onder een vergrootglas en beantwoorden vragen over zaken als de omvang, samenstelling
en taken van sociale wijkteams1.
Stand van zaken
Het zorgstelsel verandert in een rap tempo naar kleinschalige en persoonlijke zorg. Dat is althans de
bedoeling. Het idee is dat door meer vrijheid en minder bureaucratische protocollen meer zorg op
maat wordt aangeboden en dat de kosten daardoor dalen. Dat vraagt om zowel specialisten als
generalisten in een wijkteam. De hulpverleners komen uit reguliere instellingen waar ze vanuit
verschillende disciplines met specifieke doelgroepen werken. In de wijk gaat dat anders, daar kunnen
ze allerlei doelgroepen treffen. Iedere hulpverlener die huisbezoeken aflegt en keukentafelgesprekken
voert heeft brede kennis nodig om de hulpvraag te verhelderen en een plan te maken, of kan voor die
kennis een beroep doen op de andere teamleden. De hulpvraag kan zeer complex zijn waardoor
specialistische kennis nodig is. Voordelen van de nieuwe manier van werken zijn dat:
Leden van een sociaal wijkteam de wijk goed kennen.
Ze weten waar ze de juiste zorg of ondersteuning kunnen krijgen.
Ze korte lijnen met alle aanwezige partijen hebben en daarom snel contacten kunnen leggen.
Wijken en buurten verschillen enorm van elkaar. Een logische keuze zou zijn om voor iedere wijk te
kijken naar de lokale context (bevolkingssamenstelling en behoeften) en daar een specifieke vorm van
zorg en welzijn voor in te richten, of dat nu via een sociaal wijkteam gaat of niet. De meeste
gemeenten werken echter met sociale wijkteams. In de praktijk zijn veel verschillende vormen van
dergelijke teams ontstaan. Er is veel vertrouwen in de opbrengst van sociale wijkteams, mede op
basis van de uitkomsten van een onderzoek naar proeven met sociale wijkteams. Het E-boek ‘Aan de
slag achter de voordeur’ geeft een heldere beschrijving van de goede ervaringen in deze pilot.
Niettemin blijft het noodzakelijk om te vragen of de transformatie naar de nieuwe manier van werken
echt goed van de grond komt en of sociale wijkteams in alle gevallen de gewenste oplossing bieden.
1 ‘Sociaal wijkteam’ is maar één van de benamingen die door de gemeenten worden gebruikt voor de samenwerkingsvormen
die zij lokaal ontwikkelen. We komen ook buurt- en wijkteams tegen, buurtondersteuners, wijknetwerken. De benaming van de samenwerkingsvorm heeft onder meer te maken met de lokale behoeften en de organisatievorm die daarbij wordt gekozen.
Informatiekaart 4: Toegang
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 2
Andere aanpak
Soms hebben gemeenten voor een andere aanpak gekozen. Zij werken samen met andere
gemeenten en organiseren zorg en ondersteuning bovenregionaal. In Gooi en Vechtstreek
bijvoorbeeld gaan hulpverleners wel op huisbezoek, maar wordt de zorg niet in de wijk georganiseerd.
Zo zijn ze toch dichtbij. Daarnaast zijn niet in alle Nederlandse wijken sociale wijkteams gevormd.
Soms vindt de gemeente dat niet nodig omdat ‘de wijk’ het niet nodig heeft. Soms is de gemeente nog
bezig met het inrichten ervan. Gemeenten vangen inwoners dan op door het uitbreiden van hun eigen
loketfunctie. Andere gemeenten verwijzen naar het dichtstbijzijnde wijkteam (gemeente Leiden
bijvoorbeeld). Ten slotte verzorgen huisartsenpraktijken soms de toegang (zoals in Nijmeegse wijken
zonder wijkteam). Gemeente Barneveld heeft ook geen ‘vast’ wijkteam. Betrokken zorgverleners
zoeken de samenwerking wel op, maar werken onder de noemer ‘sociaal team’ in wisselende
samenstellingen.
Wijkteams onder de loep
De samenstelling van een wijkteam kan afhankelijk zijn van behoeften of problemen in een wijk en de
daaraan gekoppelde doelen. Zijn het bijvoorbeeld vooral eenzame ouderen of juist gezinnen met
schulden die in de wijk wonen? Bij de inrichting van een sociaal wijkteam spelen nog meer
afwegingen. De verschillende vormen van samenwerking zijn ontstaan als gevolg van keuzes over:
Samenstelling: welke hulpverleners zitten in het team, worden ook vrijwilligers ingezet?
Doelen en doelgroepen: alle inwoners van de wijk, alleen multiprobleemhuishoudens of
andere doelgroepen, zoals ouderen?
Het onderscheid tussen jeugd en volwassenen: worden aparte jeugdteams gevormd?
Burgerperspectief: zijn burgers betrokken bij de totstandkoming van het sociale wijkteam?
Onderlinge relaties: wat is de verhouding tussen betrokken zorgverlenende instanties?
Werkwijze: alleen op aanvraag huisbezoeken afleggen, of juist actief bij
multiprobleemhuishoudens langsgaan?
Taken: signaleren, interveniëren, regisseren, vraagverheldering, een individueel plan maken
waarbij ook wordt gekeken naar de zelfredzaamheid en inzetbaarheid van familie en
kennissen, activeren van burgers en helpen van bewonersinitiatieven, primaire directe zorg en
ondersteuning leveren en doorverwijzen: wat zijn de taken?
De focus op zorg en ondersteuning of de drie transities gezamenlijk: is er ook aandacht voor
jeugd, en werk en inkomen, onder de uitvoering van de nieuwe participatiewet?
Relatie met bestaande initiatieven: bijvoorbeeld, wat is de verhouding tot burgerinitiatieven?
Juridische vormgeving: vormt het team een dienst van de gemeente, is er een onafhankelijke
stichting of blijven professionals in dienst bij hun eigen organisatie?
Een andere belangrijke vraag is: hoe is de regie geregeld? Er zijn casusmanagers of regievoerders in
een team die de leiding hebben over een casus en de noodzakelijke hulp kunnen inschakelen of
kunnen doorverwijzen. Heeft het team voldoende regie in handen om niet te worden opzijgeschoven
door de instellingen die zij vertegenwoordigen? Die organisaties nemen (ook nog uit gewoonte) graag
de zorg en ondersteuning van mensen met een hulpvraag over.
Welke disciplines vinden we vaak terug in een wijkteam?:
Wmo-adviseur/consulent
maatschappelijk werk (algemeen, jeugd en wonen)
wijkverpleegkundige
ouderenadviseur of welzijnscoach
MEE-consulent.
Informatiekaart 4: Toegang
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 3
Soms zijn in een schil rond het wijkteam ook nog andere partijen betrokken. Denk dan aan:
welzijns-, jongeren- of opbouwwerkers
gedragsdeskundigen jeugd
zorgprofessionals (vg, lvg, ggz, NAH, dementie)
gezinscoach
politie (wijkagent)
woningcoöperatie
vertegenwoordigers van scholen (intern begeleider, psycholoog, schoolmaatschappelijk
werker)
gemeente (consulent schuldhulpverlening of Wwb/Participatiewet)
huisarts of praktijkondersteuner.
Ten slotte wijzen we op de mogelijkheid om met vrijwilligers te werken. Vrijwilligers kunnen
eenvoudige vragen beantwoorden en mensen op weg helpen naar de juiste aanbieder. Ze kunnen
daarnaast ondersteunen bij het oplossen van enkelvoudige lichte problemen, bijvoorbeeld het op orde
brengen van administratie, het schoonmaken van woningen of meegaan naar de huisarts.
Wijkgericht werken
Bij het samenstellen van een wijkteam, het bepalen van de taken, de werkwijze en het bepalen van de
doelgroep leidt informatie over de bevolking tot specifieke keuzes. Het startpunt van wijkgericht
werken is daarom dikwijls een scan of foto van de wijk. In een wijkfoto worden kwantitatieve gegevens
opgenomen: populatiekenmerken, aantallen inwoners van de wijk, de zorgvragen die er zijn, de te
verwachten ontwikkelingen. Ook kwalitatieve gegevens zijn onderdeel van de foto van de wijk: hoe
ervaren bewoners de wijk, vragen en behoeften van burgers, wat zijn de ontmoetingspunten, wat zijn
sterke punten, wat wordt er in de wijk gemist, welke welzijn- en zorgaanbieders zijn er werkzaam, zijn
er buurtinitiatieven? De informatie over wijken kan uit veel verschillende bronnen komen. Een
eenvoudige en laagdrempelige manier om informatie over een wijk te verzamelen, is door met
bewoners en organisaties in de wijk te gaan praten.
Een wijkfoto zet men om verschillende redenen in. Het wordt gebruikt om wijken te selecteren waar
bijvoorbeeld een sociaal wijkteam moet komen. Het wordt ook als interventie gebruikt om de kennis
van de leden van het sociale wijkteam over de wijk te vergroten. Met het behoeftenprofiel kan de
gemeente onderbouwde keuzes maken in haar inkoopbeleid. Het kan nuttig zijn om bij een grote
verandering in de wijk (bijvoorbeeld bij wijkvernieuwing) opnieuw een wijkfoto te maken.
Rol van de wijkverpleegkundige
De wijkverpleegkundige werkt als zichtbare schakel in de eerstelijn. Deze verpleegkundige verbindt
het sociale met het medische domein en heeft meerdere taken. Enerzijds de ‘oude’ taken: namelijk de
handen aan het bed. Dit is individueel toewijsbare zorg. Anderzijds een meer preventieve taak: dit
noemen we niet-toewijsbare individuele zorg. Die laatste taak zal de wijkverpleegkundige veelal
binnen (of naast) een sociaal wijkteam vervullen. Met deze nieuwe taak hopen beleidsmakers dat
hulpvragen eerder aan het licht komen. Sommige mensen weten de toegang tot zorg niet gemakkelijk
te vinden of mijden liever zorginstanties. Dit kan leiden tot verergering van de situatie. De verwachting
is dat sociale wijkteams actief gaan optreden om deze mensen te benaderen. Dat kan zowel
ongevraagd, bijvoorbeeld op basis van een melding van een huisarts of van buren, als gevraagd, op
verzoek van de betrokken persoon zelf. Zo kan eerder worden ingegrepen en kan duurdere
Informatiekaart 4: Toegang
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 4
(tweedelijns) zorg misschien worden voorkomen. De wijkverpleegkundige heeft daarin een belangrijke
taak, want zij kan een goede inschatting maken van de situatie die zij achter iemands voordeur
aantreft.
Welke rol heeft een wijkverpleegkundige in het sociaal wijkteam? Pakt zij alleen de zorggerelateerde
vragen op, of ook alle andere vragen? Krijgt de wijkverpleegkundige ook de bevoegdheid om
maatwerkvoorzieningen te adviseren of af te geven? Dit verschilt per gemeente.
Onder de Zorgverzekeringswet gaat de wijkverpleegkundige de volgende taken uitvoeren:
de huidige extramurale AWBZ-functie verpleging
het grootste deel van de huidige extramurale AWBZ-functie persoonlijke verzorging
medisch-specialistische verpleging thuis (valt nu al onder de Zorgverzekeringswet (Zvw))
taken die nu zijn opgenomen in het ZonMw-programma Zichtbare Schakel2: het gaat dan om
onder meer ‘de wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt’, zoals het coördineren en
regisseren van de zorgvraag.
Van medisch naar maatschappelijk denken
Het maken van een verbinding tussen het gemeentelijke sociale domein en het medische domein van
de zorgverzekeraar is de belangrijkste taak van de betrokken partijen. Die verbinding vormt een
uitdaging voor vele hulpverleners. Medewerkers in de zorg zijn het gewend om de handen uit de
mouwen steken en meteen aan de slag te gaan. Nu moeten ze soms op hun handen blijven zitten.
Het helpen ontwikkelen van de zelfredzaamheid van burgers vraagt om een heel andere insteek.
De eerstelijn doet al volop ervaring op met de nieuwe maatschappelijke taken. Huisartsenpraktijken
nemen het initiatief om met andere hulpverleners uit de eerstelijn samen te gaan werken. Zo ontstaan
integrale gezondheidscentra waarin verschillende disciplines onder één dak komen. De huisarts heeft
er taken bij gekregen. Veel vragen aan de huisarts zijn niet meer per se uitsluitend medisch, maar zijn
vaak ook psychosociaal van aard. Ook werken huisartsen niet meer uitsluitend aandoeningsgericht.
De persoon komt centraal te staan in plaats van de aandoening. De huisarts zal bijvoorbeeld patiënten
helpen leren omgaan met hun chronische aandoeningen (zelfmanagement). Huisartsen laten zich
daarin bijstaan door praktijkondersteuners die zijn gespecialiseerd in somatiek (voor lichte chronische
aandoeningen), in geestelijke gezondheidszorg (ggz) of in ouderenzorg. Bijna driekwart van de
huisartsenpraktijken heeft al een POH-GGZ in dienst.
Meer weten over wijk- en buurtteams?
Er is door het Transitiebureau Wmo, het Transitiebureau Jeugd en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) een handreiking voor gemeenten ontwikkeld die een toekomstbeeld geeft van
sociale wijkteams, toegespitst op de inrichting, aansturing en bekostiging: ‘Sociale wijkteams in
ontwikkeling’. De LOVE (landelijk overleg versterking eerstelijn) Werkgroep Stimuleringsprogramma
Samenwerking heeft een website gemaakt voor zorgverleners over multidisciplinair samenwerken. Het
2 Door het ZonMw-programma ‘Zichtbare schakel: de wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt’ is de afgelopen jaren al veel
ervaring opgedaan met de rol van de wijkverpleegkundige in de wijk. Wijkverpleegkundigen kregen aanvullende taken op het
gebied van preventie, signalering, regie en het verbeteren van de integrale aanpak. In 2014 heeft het programma een vervolg
gekregen. Mede op basis van de goede resultaten van dit programma is er nu voor gekozen om wijkverpleegkundigen een
centrale rol te geven bij de transitie naar integrale en lokale zorg en ondersteuning.
Informatiekaart 4: Toegang
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 5
richt zich op verschillende doelgroepen en thema’s binnen de eerstelijn, voornamelijk op wijkniveau
(www.samenwerkeneerstelijnszorg.nl).
Verder lezen
AVI (2014). Handreiking ‘De burger in de wijk’:
www.invoorzorg.nl/ivz/literatuur-handreiking-de-burger-in-de-wijk-over-wijkgericht-werken.html
Eitjes, H.B.F.M., De Graaf-Ruizendaal, W.A. en De Bakker, D.H. (2014). De benodigde
capaciteit voor niet-geïndiceerde wijkverpleegkundige taken? Een wijkanalyse in Den Haag.
NIVEL en ProZorg (2014):
www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Rapport-capaciteit-voor-niet-geindiceerde-
wijkverpleegkundige-taken.pdf?
Hermens, N., Los, V., & De Meere, F. (2014). Sportverenigingen helpen Rotterdam vooruit.
Verwey-Jonker Instituut:
www.verwey-jonker.nl/actueel/persberichten/2014/sportverenigingen-helpen-rotterdam-vooruit
Het Jan van Es instituut is een onafhankelijk kenniscentrum voor de geïntegreerde
eerstelijnszorg:
www.jvei.nl
Onderzoeksaanbod Vilans. De wijkfoto als methode om een gemeenschappelijk beeld van de
wijk te schetsen:
www.vilans.nl/Thema-Wijkgericht-werken-Onderzoek-Foto-van-de-wijk.html
Oude Vrielink, M., Van der Kolk, H. en Klok, P-J. (2014). Onderzoek naar sociale wijkteams.
‘De vormgeving van sociale (wijk)teams: Inrichting, organisatie en vraagstukken’. Universiteit
van Twente in samenwerking met Platform 31 en BMC Advies:
www.platform31.nl/publicaties/vormgeving-sociale-wijkteams
VNG (2013). Handreiking 'Sociale wijkteams in ontwikkeling':
www.vng.nl/nieuws/13-08-16/handreiking-sociale-wijkteams-in-ontwikkeling/1082
ZonMw-programma Zichtbare Schakel:
www.zonmw.nl/nl/programmas/programma-detail/zichtbare-schakel-de-wijkverpleegkundige-
voor-een-gezonde-buurt/algemeen
Aandacht voor iedereen Het programma Aandacht voor iedereen is opgezet om Wmo-raden en belangenbehartigers te informeren over de transitie AWBZ-Wmo zodat zij hun adviesrol beter kunnen vervullen als de gemeenten hun beleid ontwikkelen. Dit kennisdossier is samengesteld door Barbara de Groen en Inge Redeker (Vilans) in samenwerking met Mieke van der Veer (Salire - content en onderzoek) en Henk Beltman (Aandacht voor iedereen). Aandacht voor iedereen Postbus 1038, 3500 BA Utrecht, T 030 291 6622 [email protected], www.aandachtvooriedereen.nl
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk
Informatiekaart 5
Aandachtspunten
2015 is een spannend jaar. De Rijksoverheid monitort alle ontwikkelingen, op de voet
gevolgd door de media en met belangstelling gadegeslagen door burgers. Partijen als
cliëntenorganisaties en Wmo-raden zijn kritisch op elke stap. Dat is belangrijk omdat zij de
mensen vertegenwoordigen om wie het gaat: cliënten, patiënten en hun mantelzorgers.
Wmo-raden en belangenbehartigers staan in nauw overleg met hun achterban en kunnen dus
signaleren: wat gaat goed, wat kan beter? Vanwege de omvang en complexiteit van de transformatie
zijn er veel aandachtspunten. Het is niet realistisch dat alles nauwlettend en kritisch wordt gevolgd.
Bovendien komen niet alle aandachtspunten in elke situatie of gemeente voor. Deze informatiekaart is
bedoeld om in te grasduinen. Iedereen kan zelf prioriteiten benoemen. Wmo-raden kunnen ook naar
zichzelf kijken. Op deze kaart daarom tot besluit nog wat aandachtspunten voor Wmo-raden zelf.
Inkoopbeleid en financiële middelen
Cliëntvertegenwoordigers zien een knelpunt in de positie van de cliënten met een verstandelijke
beperking. De zorg en ondersteuning voor deze cliënten is vaak regionaal georganiseerd. Wordt voor
deze groep voldoende begeleiding en dagbesteding ingekocht en is deze van voldoende kwaliteit?
Gemeenten hebben de vrije keuze in welke zorgaanbieders zij contracteren. Er zijn signalen dat
kleinere zorgaanbieders over het hoofd worden gezien. Wellicht omdat zij zichzelf niet altijd goed
onder de aandacht brengen, terwijl zij zeker zo innovatief kunnen werken als de grotere organisaties.
Ook op het punt van de verdeling van het Wmo-budget hebben de zorgaanbieders wat zorgen geuit.
Ze vrezen dat er minder geld overblijft voor het werk wat zij leveren, aangezien gemeenten uit
dezelfde pot kunnen putten voor de gemeentelijke organisatie rond de Wmo, het gaat dan
bijvoorbeeld om de aanstelling van extra Wmo-consulenten voor het Wmo-loket van de gemeente.
Veel gemeenten hebben een reservepotje voor de extra kosten die de transitie met zich mee brengt.
Dat lijkt verstandig gezien de signalen dat de hoeveelheid zorg en ondersteuning door de nieuwe
manier van werken in eerste instantie toeneemt (en na verloop van tijd weer daalt). Niet alle
gemeenten hebben die financiële armslag en dat heeft ook gevolgen voor de aanbieders. Het
krimpende budget kan de daadwerkelijke omslag van transitie naar transformatie in de weg staan.
Suggesties voor Wmo-raden en belangenbehartigers:
Let op de criteria die de gemeente hanteert bij haar inkoopbeleid.
Let erop dat een bepaald percentage van het budget is bestemd voor initiatieven van burgers.
Informatiekaart 5: Aandachtspunten
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 2
Privacy
Als een aanvraag wordt gedaan voor zorg of ondersteuning zal een medewerker van de gemeente, of
van het sociale wijkteam vragen stellen over de persoonlijke situatie. Met deze persoonlijke informatie
moet zorgvuldig en selectief worden omgegaan. Gemeenten moeten zich afvragen of zij alle
gegevens ook daadwerkelijk altijd nodig hebben. Dat geldt al vanaf eerste contactmoment: de
aanmelding via een digitaal afsprakenformulier op de website van de gemeente. Tijdens het gesprek
dat daarop volgt kan de medewerker duidelijke afspraken maken over wat hij of zij opschrijft. Beide
partijen kunnen die afspraken vervolgens ondertekenen. Voor enkelvoudige vragen is het bijvoorbeeld
veel minder nodig om door te vragen dan bij complexe problematiek.
De gemeenten beheren cliëntgegevens. Het gaat om de indicaties die door het Centrum
Indicatiestelling Zorg (CIZ) zijn afgegeven. Gemeenten hebben beperkt inzage in de gegevens: ze
zien dat iemand een indicatie voor de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft, maar niet wat erin staat. De
gemeente krijgt ook geen medische dossiers, maar mag iemand wel vragen of hij of zij gegevens uit
het dossier met de gemeente wil delen, bijvoorbeeld om de aanvraag goed te kunnen beoordelen. De
persoon kan toestemming geven de gegevens op te vragen bij de zorgaanbieder. Er zijn tools voor
gemeenten om hun beleid en uitvoering privacybestendig te maken. Daarnaast wil de overheid de
positie van de burger versterken door een landelijke loketfunctie te openen voor burgers als zij vinden
dat onzorgvuldig met hun gegevens is omgegaan.
De behoefte aan privacy kan ook betekenen dat een inwoner liever een andere zorgverlener spreekt
dan degene die hij of zij krijgt toegewezen vanuit het sociale wijkteam. Maar de behoefte aan privacy
kan ook al blijken uit de drempel die er bestaat om binnen de eigen wijk om hulp te vragen. Daarmee
‘bekennen’ burgers immers dat zij hulp nodig hebben. De gemeente moet aandacht hebben voor de
persoonlijke wensen en de keuzevrijheid van de inwoner.
Suggesties voor Wmo-raden en belangenbehartigers:
Let erop dat er een privacyconvenant wordt gemaakt waarin gemeenten en aanbieders
afspraken maken over het omgaan van gegevens van burgers.
Let erop dat burgers ook buiten de eigen wijk zorg en ondersteuning kunnen krijgen.
Zorg dat er voldoende keuzevrijheid is voor burgers om te kiezen voor het persoonsgebonden
budget of uit meerdere aanbieders.
Deskundigheid zorg en maatschappelijke ondersteuning en toegang
Het aanbieden van passende langdurige zorg was tot 1 januari 2015 voornamelijk een taak van het
zorgkantoor. Het CIZ stelde de indicaties. Een belangrijke vraag is of gemeenten in 2015 wel
voldoende kennis in huis hebben om indicaties te stellen. Gemeenten hoeven de indicaties voor de
toewijsbare zorg niet zelf te doen, ze kunnen dat bijvoorbeeld bij de sociale wijkteams onderbrengen.
Uiteraard moeten de medewerkers die indicaties stellen wel voldoende deskundig zijn.
Wijkverpleegkundigen moeten de brug naar het maatschappelijke domein slaan, verbinding leggen
met andere leefdomeinen. Denk aan deskundigheid van medewerkers op het gebied van psychisch
welbevinden, schuldsanering enz. Er is misschien aanvullende opleiding van hulpverleners nodig. Het
team heeft daarnaast voldoende regie nodig om niet te worden opzijgeschoven door de instellingen
die zij vertegenwoordigen. Die organisaties nemen (ook nog uit gewoonte) graag de zorg en
ondersteuning van mensen met een hulpvraag over.
Informatiekaart 5: Aandachtspunten
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 3
Gemeenten moeten er samen met zorginstellingen voor zorgen dat mensen in de toekomst ook hun
eigen kracht kunnen aanspreken. Een belangrijk kenmerk van het werken met mantelzorgers en
andere vrijwillige en informele ondersteuners is dat zij vanaf het begin samen met de persoon
meedenken. Het is maar de vraag of het gesprek daar voldoende ruimte aan biedt. Het inschakelen
van het eigen netwerk blijft door alleen een een-op-een-gesprek misschien wat vrijblijvend. Is daar
voldoende aandacht voor, ook als de cliëntstroom toeneemt en onder tijdsdruk gewerkt moet worden?
Niet iedereen die in aanmerking komt voor begeleiding of dagbesteding is in staat om zelf contact op
te nemen met de gemeente en die ondersteuning aan te vragen. Denk aan nieuwe doelgroepen van
de Wmo, zoals mensen met een lichte verstandelijke beperking, mensen met niet aangeboren
hersenletsel of specifieke groepen mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zij zullen soms de
weg niet weten of mijden instanties. Dat vraagt om een andere werkwijze.
Suggesties voor Wmo-raden en belangenbehartigers:
Signaleer als Wmo-raad en cliëntenorganisatie de ervaringen van de mensen uit de nieuwe
doelgroepen met de invoering van de Wmo en kom met verbetersuggesties.
Bevorder dat de gemeente samenwerkt met verschillende partijen in de wijk, denk ook aan
vrijwilligersorganisaties.
Burgerparticipatie en burgerinitiatief
Burgers willen zelf de regie in handen hebben en willen hun stem kunnen laten horen. Voor
gemeenten is dat van grote waarde: zij moeten nadenken over hoe ze dat faciliteren. De Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) adviseert gemeenten om zelf het initiatief te nemen en
bijeenkomsten te organiseren voor het raadplegen van professionals en burgers. Wmo-raden kunnen
hierop actief aansturen door dit samen met de gemeente op te pakken. Op deze manier ontstaat
inzicht in de behoeften en ideeën die de betrokkenen zelf hebben over de toegang tot zorg en
ondersteuning en de wijze waarop die aansluit op de lokale situatie. Het gaat dan bijvoorbeeld om
vragen over de meest geschikte locatie waar burgers heen kunnen (is dat een centraal loket of een
team in de wijk), met welke vragen ze daar terecht kunnen en hoe de gemeente het beste kan
ondersteunen bij zelfredzaamheid.
Burgerinitiatieven vinden ook zonder hulp van de gemeente plaats. Gemeenten kunnen hier vooral
een rol spelen door ruimte te bieden. Als het nodig is kan een gemeente faciliteren of ondersteunen.
Wel zal de gemeente bewust moeten zijn dat burgerinitiatieven niet altijd en overal ontstaan. Men
moet realistisch zijn over het effect van initiatieven. Een valkuil kan zijn om te denken dat er bij een
flink aantal initiatieven uit de samenleving voldoende sprake is van zelfredzaamheid en
burgerparticipatie. Het is maar de vraag of de initiatieven die ontstaan ook de groepen burgers
bereiken die dat het hardste nodig hebben. Bovendien komen initiatieven vaak van de grond door de
inzet van mondige burgers. Het ondersteunen en faciliteren van initiatieven uit de samenleving kost
tijd en soms ook geld. Er zijn gemeenten die bijvoorbeeld 1% van het budget daarvoor reserveren.
Onderlinge solidariteit is niet vanzelfsprekend en vraagverlegenheid en gêne vormen drempels.
Ondersteuning van mantelzorgers blijft nodig, want mantelzorgers voelen zich vaak zwaar belast en
weten soms niet dat ze voor ondersteuning bij de gemeente terecht kunnen.
Informatiekaart 5: Aandachtspunten
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 4
Suggesties voor Wmo-raden en belangenbehartigers:
Bevorder dat de gemeente burgerinitiatieven mogelijk maakt.
Ga het gesprek aan met de gemeente over de vormgeving en invulling van cliënten- en
burgerparticipatie.
Bevorder dat de gemeente burgers op zoveel mogelijk manieren informeert over de
veranderingen.
Bewaak dat de gemeente onafhankelijke cliëntondersteuning daadwerkelijk invult.
Transformatie naar integrale en lokale zorg – Hoe nu verder?
In de loop van 2015 wordt duidelijk op welke punten gemeenten goed presteren, en waar ze nog een
slag moeten maken. Burgers willen op verschillende manieren hun ervaringen delen. Via
cliëntenorganisaties, gemeentelijke loketten en andere landelijke meldpunten komen vragen en
klachten binnen. Het is nog onduidelijk in hoeverre uitwisseling tussen de meldpunten plaatsvindt. De
Wmo-raad kan achterhalen welke vragen en klachten bij het gemeentelijke Wmo-loket binnenkomen
en welke bij de sociale wijkteams. Maar ook: wat horen Wmo-raden zelf?
Daarnaast zal er aandacht moeten zijn voor de reguliere beleidscyclus. Bij het formuleren van het
beleid hebben gemeenten punten vastgesteld waarop wordt gemonitord en geëvalueerd. Aan de hand
hiervan trekken gemeenten en de andere partijen de eerste conclusies en kunnen zij extra inzetten of
bijsturen waar dat nodig is. Het is een belangrijke vraag om te beantwoorden: hebben burgers straks
meer regie gekregen en zijn zij zelfredzamer geworden? Op welke uitkomsten gaan de behandelaars
sturen? Is dat alleen op bijvoorbeeld de vermindering van gezondheidsklachten, het terugbrengen van
de kosten of ook het vergroten van de zelfredzaamheid?
Suggesties voor Wmo-raden en belangenbehartigers:
Signaleer als Wmo-raad en cliëntenorganisatie de gevolgen van de invoering van de Wmo en
kom met verbetersuggesties.
Bevorder dat de gemeente bij het monitoren van de gevolgen van de invoering van de Wmo
het perspectief van de burgers nadrukkelijk meeneemt en hen erbij betrekt.
Bewaak dat de burgers bij de vormgeving van de sociale wijkteams worden betrokken.
Wat Wmo-raden zelf kunnen doen in het vormgeven van de transformatie
De gemeente heeft onder de Wmo 2015 verantwoordelijkheden gekregen voor nieuwe doelgroepen.
Sommige doelgroepen zijn misschien lastig te bereiken. Dat ervaren ook Wmo-raden. Deze zijn over
het algemeen goed in staat om mensen met een lichamelijke beperking en ouderen te
vertegenwoordigen. Minder eenvoudig is het om de belangen te behartigen van mensen met een
verstandelijke beperking of een psychische aandoening. Deze groepen cliënten zijn niet altijd
vertegenwoordigd in Wmo-raden. Hetzelfde geldt voor mantelzorgers. Ook zij zijn een belangrijke
doelgroep en vormen een onmisbare schakel in de nieuwe Wmo. Het meenemen van hun
gezichtspunt kan de Wmo-raad versterken. Het is een punt van aandacht om de eigen samenstelling
eens onder de loep te nemen. Is deze evenwichtig en staat men voldoende open voor andere
betrokkenen? Het werk van Wmo-raden kan daarnaast een nieuwe impuls krijgen door het leggen van
contacten en het samenwerken met andere cliëntenraden binnen de gemeente en met cliëntenraden
van zorginstellingen. Het netwerk van Wmo-raden is vaak heel uitgebreid. De kennis van de sociale
kaart is groot. Wmo-raden zouden die contacten kunnen inzetten en zodoende kunnen helpen bij het
aanjagen van burgerinitiatieven.
Informatiekaart 5: Aandachtspunten
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 5
Suggesties voor Wmo-raden en belangenbehartigers:
Bevorder de discussie over cliënten en burgerparticipatie in brede zin.
Beslis over een ontwikkeling tot een brede adviesraad sociaal domein.
Kijk naar de samenstelling van de Wmo-raad.
Ga het gesprek aan met de gemeenteraad over elkaars taken en verantwoordelijkheden.
Meer weten over de transities?
Kijk voor algemene informatie op de speciale website van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (www.invoeringwmo.nl). Het ministerie heeft samen met onder andere gemeenten,
zorgverzekeraars, zorginstellingen en patiënten- en cliëntenorganisaties een website gemaakt over de
hervorming van de langdurige zorg (www.hervorminglangdurigezorg). Het ministerie heeft ook een
publiekswebsite gemaakt voor mensen die nu (langdurige) zorg gebruiken en willen weten wat er in
hun individuele geval zou kunnen veranderen (www.hoeverandertmijnzorg.nl).
Verder lezen
10+ tips voor gemeenten die echt willen kantelen:
https://www.linkedin.com/today/post/article/20141020081452-33680832-10-tips-voor-
gemeenten-die-echt-willen-kantelen-in-het-sociale-domein
De grootste misverstanden over de Wmo 2015:
www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2014/07/09/misverstanden-over-
de-wmo-2015.html
Gebruiksaanwijzing voor gemeenten over de ondersteuning van mantelzorgers:
www.mezzo.nl/mezzomodel/img/Gebruiksaanwijzing_gemeenten.pdf
Programma van de toekomst: ondersteunt gemeenten bij de drie transities in het sociale
domein:
http://gemeentenvandetoekomst.nl
Transitiebureau Wmo (2012). Decentralisatie betekent transitie & transformatie. Nieuwe
verantwoordelijkheden, rollen en opgaven in maatschappelijke ondersteuning. Boekje voor
gemeenten over nieuwe verantwoordelijkheden, rollen en opgaven in maatschappelijke
ondersteuning:
www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/120038-
01%20Boekje%20decentralisatie_DEF_LR2.pdf
Van der Lans, J. en De Boer, N. (2013). Essay Burgerkracht in de wijk:
www.josvdlans.nl/publicaties/2013-10-10_Burgerkracht_in_de_wijk_essay_NicodeBoer-
JosvanderLans.pdf
Vilans heeft diverse zelfredzaamheidsinstrumenten die behulpzaam kunnen zijn bij het
monitoren en evalueren van het ingezette beleid:
www.vilans.nl/over-vilans-nieuwsoverzicht-zelfredzaamheid-meten.html
Informatiekaart 5: Aandachtspunten
Kennisdossier Zorg en ondersteuning in buurt en wijk 6
Aandacht voor iedereen Het programma Aandacht voor iedereen is opgezet om Wmo-raden en belangenbehartigers te informeren over de transitie AWBZ-Wmo zodat zij hun adviesrol beter kunnen vervullen als de gemeenten hun beleid ontwikkelen. Dit kennisdossier is samengesteld door Barbara de Groen en Inge Redeker (Vilans) in samenwerking met Mieke van der Veer (Salire - content en onderzoek) en Henk Beltman (Aandacht voor iedereen). Aandacht voor iedereen Postbus 1038, 3500 BA Utrecht, T 030 291 6622 [email protected], www.aandachtvooriedereen.nl