Integrale ontwikkelingsvisie bedrijventerreinen gemeente...
Transcript of Integrale ontwikkelingsvisie bedrijventerreinen gemeente...
Integrale Ontwikkelingsvisie bedrijventerreinen gemeente Tubbergen
De raad van de gemeente Tubbergen,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 juni 2010, nr. 13A;
gelet op de commissievergadering van 25 mei 2010;
gelet op het bepaalde in de provinciale Omgevingvisie;
B E S L U I T:
- de Integrale Ontwikkelingsvisie bedrijventerreinen gemeente Tubbergen vast te stellen;
- na vaststelling de visie schriftelijk ter instemming voorleggen aan het college van Gedeputeerde
Staten van Overijssel.
Aldus besloten in de openbare
vergadering van 14 juni 2010.
de griffier, de voorzitter,
F.G.S. Droste, mr. M.K.M. Stegers
Integrale ontwikkelingsvisie bedrijventerreinenGemeente Tubbergen
Theo Leferink op Reinink
Maart 2010
Inhoudsopgave
Samenvatting1.
Aanleiding Integrale visie bedrijventerreinen
Bedrijventerreinparagraaf/-visie
Ruimtelijk-economisch profiel
Beeldkwaliteit (kwalitatief)
Doelstellingen
Actieprogramma
Beleidskader2.
Europese Unie2.1
Rijk2.2
Nationale Landschappen
Provinciaal beleid2.3
Herstructurering2.3.1
Realistische behoefteraming2.3.2.
Gemeentelijk Beleid2.4
Conclusies Beleidskader2.5
Ruimtelijk-economisch profiel3.
Werkgelegenheid gemeente Tubbergen3.1
Werkgelegenheid in relatie tot bovenlokale schaalniveaus3.2
Totale werkgelegenheid en bedrijfsvestigingen
Werkgelegenheidsopbouw
Conclusie
Knelpunten en kansen3.3
Uitwerking sterke punten/kansen
Uitwerking knelpunten
Streven naar profielversterkende bedrijvigheid
Niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied
Beleid inzake Vrijkomende Agrarische Bebouwing VAB
Kwantitatieve aspecten bedrijventerreinen4.
Behoefte aan bedrijventerreinen vanuit de markt4.1
Extrapolatie op basis van historische uitgifte
Behoefte aan bedrijventerrein vanuit ruimtelijk of milieubeleid4.2.
Conclusies behoefte bedrijventerrein4.3
IJzeren voorraad
Aanbod bedrijventerreinen4.4
Huidig aanbod
Uitbreidingsplannen4.5
Confrontatie vraag en aanbod4.6
Nr.
CVDR172765_1CVDR 13 februari
2018
Officiële uitgave van Tubbergen.
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 20181
Kwalitatieve aspecten bedrijventerreinen5.
Inleiding5.1
Ambitieniveau5.2
Duurzame bedrijventerreinen5.3
Inrichting
Samenwerking
Individueel
Conclusie5.4
Beleidsvisie6.
Inleiding6.1
Doelstellingen, uitgangspunten en hoofdlijnen visie6.2
Uitwerking hoofdlijnen en acties6.3
Actieprogramma6.4
Beleidsnotitie voor vestiging van andersoortige bedrijven op bedrijventerreinen.Bijlage 1
Noodzaak van beleid.1.
Soorten andersoortige bedrijvigheid.2.
Ruimtelijke benadering.3.
Ruimtelijke beperkingen.4.
Kleinschaligheid.5.
Resumerend.6.
1. SamenvattingAanleiding Integrale visie bedrijventerreinen
De provincie Overijssel heeft in de Omgevingsvisie nieuw beleid geformuleerd ten aanzien de
(her)ontwikkeling van bedrijventerreinen. Hierin is sprake van een versterkte inzet op de herstructurering
van verouderde terreinen en een zorgvuldige planning en programmering van eventuele nieuwe terrei-
nen.
Om de doelstellingen uit de Omgevingsvisie te verwezenlijken heeft de provincie een samenhangende
aanpak bepaald voor de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen. Het beleid betekent enerzijds een
ruimtelijke beleidsintensivering en anderzijds het stimuleren van herstructurering van bestaande bedrij-
venterreinen. De laatste inzet wordt ondersteund met nieuwe provinciale instrumenten, zoals de Her-
structureringsmaatschappij bedrijventerreinen Overijssel, het Kwaliteitsscoresysteem bedrijventerreinen
en de wijziging van het Uitvoeringsbesluit subsidies voor herstructurering van bedrijventerreinen.
Voor de provincie is uitgangspunt dat gemeenten hun wensen voor de huisvesting van bedrijven
vastleggen door middel van een op te stellen Paragraaf Bedrijventerreinen in de gemeentelijke struc-
tuurvisie dan wel een afzonderlijke bedrijventerreinenvisie.
Bedrijventerreinparagraaf/-visie
De provinciale sturingsfilosofie voor bedrijventerreinen is opgenomen in de Omgevingsvisie. Het uit-
gangspunt is dat de provincie restrictief beleid voert ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe ter-
reinen, tenzij de gemeente kan aantonen dat ontwikkeling van nieuwe terreinen noodzakelijk is. Hiertoe
is de bedrijventerreinparagraaf ontwikkeld.
Voor provinciale medewerking aan een herstructureringsproject of aan een nieuwe bedrijvenlocatie is
die samenhangende gemeentelijke visie noodzakelijk. De samenhang in beleid tussen de herstructurering
van bestaande en ontwikkeling van nieuwe bedrijfslocaties is door de gemeenten daarin aangetoond.
Een en ander uitdrukkelijk bezien in het licht van een reële behoefteraming, inzet op herstructurering,
regionale afstemming en ruimtelijke kwaliteit.
Deze beleidsvisie moet blijken uit de op te stellen Paragraaf Bedrijventerreinen. Het woord paragraaf
is gebruikt, omdat het onderwerp bedrijventerreinen in de gemeentelijke structuurvisie aan de orde zal
komen. Het mag ook een ander document zijn, mits het een soortgelijke status heeft als de bedoelde
paragraaf: dat wil zeggen een door de gemeenteraad vastgesteld, onderbouwd beleidsdocument.
Tubbergen heeft er voor gekozen om een aparte “Integrale ontwikkelingsvisie bedrijventerreinen” op
te stellen.
Voor alle gemeenten in Overijssel geldt dat lokale bedrijvigheid zich binnen de eigen gemeente moet
kunnen ontwikkelen. Deze ontwikkeling vindt plaats binnen de beleidskaders die op landelijk, provinciaal
en regionaal niveau gelden.
Bij het opstellen van deze visie is enerzijds afstemming gezocht met reeds vastgestelde gemeentelijke
beleidsdocumenten, anderzijds levert deze visie input voor nog in ontwikkeling zijnde beleidsdocumenten
(o.a. structuurvisie Tubbergen). Daarnaast is de visie tot stand gekomen in nauw overleg met het be-
trokken bedrijfsleven, zoals de KvK, MKB Nederland en de lokale ondernemersverenigingen. Daarnaast
heeft er afstemming plaatsgevonden met de buurgemeenten, Almelo, Borne, Dinkelland en Twenterand.
Met de nu voorliggende ‘Integrale ontwikkelingsvisie bedrijventerreinen’ geeft de gemeente Tubbergen
een onderbouwing van de door haar gewenste ontwikkelingen met betrekking tot bedrijventerreinen
en de randvoorwaarden die nodig zijn om deze ontwikkelingen te realiseren. Via een analyse van het
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 20182
huidig ruimtelijk-economisch profiel en een weergave van de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten
van bedrijventerreinen is een concreet actieprogramma geformuleerd.
Ruimtelijk-economisch profiel
Bij de werkgelegenheidsontwikkeling (niet-agrarische bedrijven) van de drie grote kernen valt op dat
Albergen (23%) en Tubbergen (21%) over de periode 1999-2008 een ontwikkeling kent boven het ge-
meentelijk gemiddelde (14,4%) en Geesteren daaronder (5,2%). De werkgelegenheid en bedrijfsvesti-
gingen in relatie tot de inwonersaantallen zijn de kernen Albergen, Geesteren en Tubbergen in balans.
Voor wat betreft de opbouw van de werkgelegenheid kent Tubbergen een relatief groot aandeel in de
sector bouw, reparatie en handel en een teruglopend aandeel in de landbouw. In tabel 1.1 is een overzicht
opgenomen van getallen/percentages in vergelijking met het Overijsselse gemiddelde.
Tabel 1.1
Tubbergen Overijssel
156720862708331553Agrarische sector
7378748655495069Industrie en nutsbedrijven
176020204356441274Bouw - arbeidsplaatsen
163213379987987223Handel en reparatie
7315752188519523Horeca - arbeidsplaatsen
1642282803127030Transport en communicatie
1311981106211760Bank- en verzekeringswezen
4772495873445279Zakelijke dienstverlening
3913126236253814Overheid en onderwijs
6092697979059333Gezondheids- en welzijnszorg - arbeidsplaatsen
2181181848615318Overige dienstverlening
84178266537430487176TOTAAL
In Albergen is al jaren geen kavel meer uitgegeven en is de concrete behoefteraming op basis van de
gegadigdenlijst 5,5 ha. In Geesteren kan in Lutkeberg V nog ± 2 ha netto terrein worden uitgegeven
terwijl daar de behoefte op basis van de gegadigdenlijst nog ± 2 ha is. In Tubbergen is de vraag nog ±
5,3 ha terwijl er nog 2,5 ter stond uitgeefbaar is. Voor Tubbergen dient opgemerkt te worden dat er
weliswaar een concrete vraag is maar dat er nauwelijks kavels worden uitgegeven en er uitgeefbaar
terrein aanwezig is. De reden hiervoor is dat binnen de kern Tubbergen langjarig uitgeefbaar bedrijven-
terrein voor handen is geweest en daardoor de druk op deze kern minder groot is. De gemeente is geen
eigenaar van het terrein en heeft dan ook geen verdere rol in de uitgifte van het terrein. De uitgifte van
het vervolgplan Heerenbrinck zal ter hand worden genomen op het moment dat 90 % van het terrein
De Haar V is bebouwd. Voor met name Albergen en Geesteren moeten nog de RO procedures verder
worden doorlopen dan wel gestart. Door deze procedurele omstandigheden is de kaveluitgifte in met
name Albergen al langjarig gestagneerd. Daar zal nog een inhaalslag moeten worden gemaakt. In
Geesteren is in 2009 nagenoeg het hele plan Lutkeberg IV uitgegeven, waardoor de druk in Geesteren
sterk is verminderd. Via de Structuurvisie Tubbergen zal een verdere ruimtelijke vertaling van deze
behoefte binnen de verschillende kernen worden gegeven.
De genoemde raming is op basis van de historische uitgifte. Reden temeer om de behoefte periodiek
te blijven monitoren, waarbij ook de eventuele behoefte vanuit de verzorgingsgebieden op de betref-
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 20183
fende kernen dient te worden meegenomen. Bij de afweging of en wanneer op basis van de behoeftera-
mingen nieuwe bedrijventerreinen dienen te worden aangelegd, dient eventuele ruimtewinst via
zorgvuldig ruimtegebruik te worden meegenomen.
Beeldkwaliteit (kwalitatief)
Bij de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen zal veel aandacht worden besteed aan aspecten rondom
de inrichting (ruimtegebruik, openbare ruimte, beeldkwaliteit, parkeren, etc) en onderlinge samenwerking
(gezamenlijke inkoop, voorzieningen, parkmanagement). Deze aspecten zullen voornamelijk via het
opstellen van beeldkwaliteitsplannen per (nieuw) bedrijventerrein gewaarborgd moeten worden. Aan
elk nieuw bestemmingsplan dient onlosmakelijk dan ook een beeldkwaliteitsplan te zijn gekoppeld.
Hierbij zal rekening worden gehouden met de doelstellingen van de Omgevingsvisie inzake ruimtelijke
kwaliteit en bescherming van het Nationale Landschap.
Doelstellingen
Na de ruimtelijk-economische analyse, de onderbouwing van de kwantitatieve behoefte en de wens
aandacht te besteden aan aspecten rondom duurzaamheid en (beeld)kwaliteit zijn de navolgende
doelstellingen geformuleerd;
- Uitbreiding van de reguliere bedrijventerreinen vindt plaats in Albergen, Geesteren en Tubbergen
- Streven naar profielversterkende bedrijvigheid, met name in Albergen en Tubbergen (passende
bedrijvigheid)
- In de overige kernen blijft de mogelijkheid bestaan voor een uitbreiding van de plaatselijk geves-
tigde bedrijven waarbij sprake zal zijn van lokaal maatwerk
- Voor elk nieuw op te stellen bestemmingsplan voor een bedrijventerrein tevens een beeldkwali-
teitsplan opstellen
- Tijdig en flexibel beschikbaar hebben van voldoende uitgeefbaar terrein
- Realiseren van duurzame bedrijventerreinen met aandacht voor overgangszones naar andere
functies
Actieprogramma
Deze hoofddoelstellingen zijn uitgewerkt en vertaald naar een concreet maatregelenprogramma;
1. Planologische procedures Lutkeberg V en vervolgplan Zuid Esch II opstarten (1ste kwartaal 2010).
Heerenbrinck fase I planologisch oppakken op het moment dat De Haar V voor 90% is bebouwd.
2. Het kwaliteitsniveau van (de overige) bestaande bedrijventerreinen dient doorlopend geïnventa-
riseerd en periodiek gerapporteerd te worden. Hiervoor dient een globaal toetsingskader te worden
opgesteld rekening houdend met de welstandcriteria uit de Welstandsnota. Hieraan gekoppeld
wordt een onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheden van (een vorm van) parkmanagement
op de betreffende terreinen.
3. Bij nieuwe bedrijventerreinen opstellen van beeldkwaliteitsplannen gekoppeld aan het bestem-
mingsplan. Hierbij zal rekening worden gehouden met de doelstellingen van de Omgevingsvisie
inzake ruimtelijke kwaliteit en bescherming van het Nationale Landschap.
4. Actualiseren grondverkoopvoorwaarden 2010
5. Ruimte voor niet agrarische bedrijvigheid in het Buitengebied op basis van de Pilot niet agrarische
bedrijven gebaseerd op de ruimtelijke gebiedskenmerken
6. Ruimte voor niet agrarische bedrijvigheid in Vrijkomende of vrijgekomen agrarische gebouwen
op basis van het VAB-beleid
Via het uitvoeren van dit maatregelenprogramma wordt invulling gegeven aan de beleidsvoornemens
met als kernpunten het constant beschikbaar hebben van voldoende bedrijventerreinen, (mede) te rea-
liseren door voldoende aandacht voor aspecten rondom duurzaamheid en beeldkwaliteit.
2. BeleidskaderDe gemeente Tubbergen opereert op economisch gebied niet in een vacuüm. Zowel op Europees, na-
tionaal, provinciaal als regionaal niveau kunnen er beleidskaders worden onderscheiden die mede be-
palend zijn voor de ontwikkelingsmogelijkheden van Tubbergen. Daarnaast zijn er op gemeentelijk niveau
ook bestaande beleidsnota’s die raakvlakken hebben met het thema economie.
In deze paragraaf zullen we kort stil staan bij de belangrijkste beleidskaders die voor de bedrijventer-
reinvisie van Tubbergen relevant zijn. Daarbij maken we een onderscheid naar het schaalniveau waarop
deze betrekking hebben. We beginnen daarbij met het hoogste schaalniveau – het Europees beleid –
waarna we in ‘aflopende schaal’ kort de belangrijkste nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke
beleidskaders behandelen.
2.1 Europese Unie
De Europese Unie kan voor Tubbergen van belang zijn als mogelijke subsidiebron voor economische
stimuleringsprojecten. De regio Twente is namelijk (deels) aangemerkt als zogenaamde Doelstelling-2
regio. Dit betekent dat er voor projecten mogelijk een beroep gedaan kan worden op gelden uit de re-
gionale Europese Structuurfondsprogramma’s.
2.2 Rijk
Door het Rijk worden de brede kaders vastgesteld die vervolgens door de provincies en gemeenten
verder kunnen worden ingevuld. Binnen deze nationale beleidskaders is met name de Nota Ruimte van
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 20184
belang. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland
en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. Het kabinet gaat daarbij uit van een dynamisch, op
ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk
en decentrale overheden. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige
en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofd-
lijnen waarin een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen rijksverantwoordelijkheden en die van anderen.
Deze nota stelt ̀ ruimte voor ontwikkeling` centraal en gaat uit van het motto ́ decentraal wat kan, centraal
wat moet´. Deze nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen
participeren. Het accent verschuift van `toelatingsplanologie´ naar ´ontwikkelingsplanologie´. Hiermee
keert het kabinet terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid. Bij het ontwik-
kelen van bedrijventerreinen geeft het Rijk aan dat rekening gehouden moet worden met de SER ladder.
De SER ladder houdt in dat bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen eerst gekeken moet
worden of bestaande bedrijfsruimte benut kan worden, daarna of er door intensivering van de bouw
op bestaande terreinen voldaan kan worden aan de ruimtevraag. Als ook dat niet lukt kan er uitbreiding
van nieuw aan te leggen terreinen plaats vinden. De SER ladder is verplicht voorgeschreven en opge-
nomen in de AMvB Ruimte.
Nationale Landschappen
Betrokkenheid van het rijk
Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende
landschapskwaliteiten. De Nota Ruimte onderscheidt twintig nationale landschappen. Het rijksbelang
heeft betrekking op de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van de nationale
landschappen. De kernkwaliteiten van de nationale landschappen moeten worden behouden, beheerd
en versterkt, en tegelijk moet de toeristisch-recreatieve betekenis van de gebieden toenemen. Ter borging
van de rijksbelangen in nationale landschappen bevat dit besluit regels welke bij het opstellen van
provinciale verordeningen in acht moeten worden genomen. Deze regels betreffen de bescherming
van de kernkwaliteiten en de maximering van het bouwen.
Uitwerking kernkwaliteiten en provinciale regels
De in dit besluit omschreven kernkwaliteiten dienen door het provinciaal bestuur te worden uitgewerkt.
De uitwerking moet dusdanig zijn, dat de uitgewerkte kernkwaliteiten sturend kunnen zijn voor ruimte-
lijke ontwikkelingen op het niveau van bestemmingsplannen. Provincies dienen in het belang van de
instandhouding en versterking van deze uitgewerkte kernkwaliteiten en in het belang van de bundeling
van bebouwing in nationale landschappen, regels te stellen ten aanzien van de inhoud van of de toe-
lichting bij bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen een nationaal
landschap. Het uitgangspunt daarbij is, dat ruimtelijke ontwikkelingen in nationale landschappen mo-
gelijk zijn, mits de uitgewerkte kernkwaliteiten van de nationale landschappen worden behouden of
versterkt (‘ja, mits’ principe). Dit brengt met zich, dat alle ontwikkelingen die geen doorslaggevend ne-
gatief effect hebben op de uitgewerkte kernkwaliteiten in beginsel zijn toegestaan. Daarbij moet worden
opgemerkt, dat niet alleen rode of grijze ontwikkelingen, maar ook groene of blauwe ontwikkelingen
een negatief effect kunnen hebben op het behoud of de versterking van de kernkwaliteiten.
Ingevolge het ‘ja, mits’-principe bieden nationale landschappen in beginsel ruimte voor de aanwezige
regionale en lokale bedrijvigheid. Maatvoering, schaal en ontwerp zijn echter bepalend voor het behoud
van de kernkwaliteiten van het nationaal landschap. Waar grootschalige ingrepen vanwege een groot
openbaar belang onvermijdelijk zijn, kunnen, indien aan de voorwaarden in dit besluit is voldaan, ge-
deputeerde staten een ontheffing verlenen van voornoemd verbod of kan het verbod buiten toepassing
worden verklaard. Provincies dienen regels te stellen over de mitigerende en compenserende maatre-
gelen die getroffen moeten worden, wanneer van het verbod wordt afgeweken.
2.3 Provinciaal beleid
Het provinciale beleid op economisch gebied vormt voor de gemeente Tubbergen een zeer belangrijk
beleidskader. Het provinciaal Coalitieakkoord 2007-2011 zet in op herstructurering van bedrijventerreinen
en het stimuleren van innovatieve bedrijvigheid. In de Provinciale Omgevingsvisie wordt aangegeven
dat gemeenten buiten de stedelijke netwerken onder voorwaarden de groei van de eigen lokaal gewor-
telde bedrijven mogen faciliteren. Dat zijn bedrijven die hun oorsprong hebben of vinden in de gemeente
of kern waar zij gevestigd zijn of zich vestigen én een toegevoegde waarde bieden aan de lokale soci-
aaleconomische structuur/voorzieningenniveau. In bijzondere, incidentele gevallen kan een bedrijf van
buiten zich vestigen. Hierbij zullen aantoonbare specifieke vestigingseisen aan de orde moeten zijn
zoals toeleveringsrelaties, infrastructuur en terugdringen mobiliteit. Voor een aantal van deze kernen
geldt dat ook de werkgelegenheid op het gebied van recreatie en toerisme belangrijk is.
Voor de leefbaarheid van kleine kernen (dorpen die bestaan uit een concentratie van ten minste vijftig
woningen en waarbij in de kern en het daarop georiënteerde omliggende gebied minimaal 500 en
maximaal 3.000 mensen wonen) is het belangrijk dat er bedrijven kunnen blijven functioneren. Uitbreiding
van bestaande bedrijven en nieuwbouw voor uit de kern voorkomende bedrijvigheid zullen, mits in
overeenstemming met de schaal en de omgevingskwaliteiten van de kern, mogelijk zijn. In de kernen
kan vestiging van bestaande bedrijven uit het buitengebied of uit omliggende andere kleine kernen
plaatsvinden. Veelal is de ruimtevraag voor bedrijvigheid bij kleine kernen beperkt zodat hiervoor geen
bedrijventerrein nodig is. Per kern zal, aan de hand van de aantoonbare behoefte, kunnen worden bezien
of bedrijventerreinen, al dan niet op voorraad ontwikkeld of uitgebreid, dienen te worden.
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 20185
In het kader van het Uitvoeringsprogramma/verordening Omgevingsvisie Overijssel dienen gemeenten
een bedrijventerreinenvisie op te stellen. Op basis van de provinciale Leidraad moet in ieder geval
aandacht besteed worden aan de volgende punten.
2.3.1 Herstructurering
Herstructurering van verouderde bedrijventerreinen is van groot belang voor behoud en verbetering
van de kwaliteit van de bedrijventerreinen en het behoud of zelfs waardeontwikkeling van het vastgoed
op die terreinen; zicht daarop is van belang voor de investeringsbereidheid van zittende ondernemers.
Er ligt een duidelijke relatie met ruimtewinst: zowel directe als indirecte ruimtewinst. Het boeken van
directe ruimtewinst is niet een doel op zich bij herstructurering, maar het is wel van belang de moge-
lijkheden ervoor goed na te gaan. Soms is het uitplaatsen van een bedrijf een voorwaarde om een
herstructurering op gang te brengen, om mogelijkheden voor ontwikkeling van zittende andere bedrijven
te scheppen, soms kan het boeken van ruimtewinst ook zonder uitplaatsing worden bereikt. Ruimtewinst
is ook mogelijk via intensivering van het gebruik van bestaande percelen en panden. Een belangrijke
winst bij herstructurering is ook de indirecte ruimtewinst: het feit dat bedrijven niet (meer) willen ver-
plaatsen naar een nieuw terrein, maar willen investeren in de bestaande locatie. Dat leidt tot een ver-
minderde vraag naar nieuw terrein. Daar staat wel tegenover dat er mogelijkheden voor hervestiging
in vrijkomende bebouwing vervallen, vaak een mogelijkheid voor startende bedrijvigheid of bedrijvigheid
die aangewezen is op goedkope huisvesting. Het is van belang om de effecten van beide aspecten zo
goed mogelijk in te schatten, en na te gaan hoe in de vraag van de startende bedrijvigheid en/of van
op goedkope huisvesting aangewezen bedrijvigheid kan worden voorzien.
Voor wat betreft de Tubbergse situatie is mede uit onderzoek van de Stec groep in samenwerking met
de provincie gebleken dat er binnen de gemeente Tubbergen geen bedrijventerreinen aanwezig zijn
die voor herstructurering in aanmerking komen.
2.3.2. Realistische behoefteraming
2.3.2.1 Realisering harde plannen
De provincie gaat er in de Omgevingsvisie van uit dat ‘harde plannen’ kunnen worden uitgevoerd. Als
de capaciteit van die plannen erg groot is, dan is het wenselijk dat in de bedrijventerreinenvisie nader
wordt ingegaan op mogelijkheden voor segmentering en/of fasering. Dit is met name van belang als
er tevens sprake is van herstructureringslocaties. De gemeente Tubbergen kent geen terreinen die
daarvoor in aanmerking komen. Daarnaast kent de gemeente Tubbergen op dit moment alleen gemengde
bedrijventerreinen, waardoor segmentering niet aan de orde is. De behoefte aan nieuwe plannen
(pijplijn- of overige plannen) moet in de bedrijventerreinenvisie worden onderbouwd. Los van deze
onderbouwing is de provincie van mening dat het aan de gemeente zelf is om te voorzien in de vraag
naar bedrijventerreinen van de lokale bedrijvigheid, Dat, regionaal gezien, voldoende bedrijventerreinen
in voorraad zijn, doet niets af aan de noodzaak voor de individuele gemeente om te kunnen voorzien
in de lokale vraag naar bedrijventerreinen. Wij vinden dat de lokale facilitering van behoefte voor be-
drijventerreinen centraal staat zonder dat daaraan op voorhand voorwaarden worden verbonden.
2.3.2.2. Ruimtewinst
De directe ruimtewinst ontstaat indien door de herstructurering grond (kavels) beschikbaar komen voor
(her)uitgifte. Het uitvoeren van een herstructureringsproject heeft in de praktijk ook het positieve effect
dat zittende ondernemers bij een uitbreidingsbehoefte minder gauw geneigd zijn te willen verplaatsen
naar nieuw terrein en meer bereid zijn ter plekke te investeren en intensiveren. Dat kan leiden tot een
minder grote behoefte aan nieuw terrein. Hierbij moet dus een inschatting worden gemaakt van de
mogelijke ruimtewinst. Daar waar zich een dergelijke gelegenheid voordoet zal daar rekening mee ge-
houden worden. Aangezien de gemeente Tubbergen geen her te structureren terreinen heeft zal de
ruimtewinst zeer beperkt blijven.
2.3.2.3. Transformatie
Het is zaak om bij transformatieprojecten nauwkeurig na te gaan of deze tot aanvullende behoefte aan
nieuw terrein zullen leiden. Soms is er sprake van marginale bedrijvigheid die bij uitvoering van het
transformatieplan beëindigd wordt en dus niet tot extra vraag leidt, in andere gevallen moeten goed
draaiende bedrijven worden uitgeplaatst wat wel tot extra vraag leidt. Gelet op de kleinschaligheid van
de bedrijventerreinen binnen de gemeente Tubbergen is ook het transformatievraagstuk niet aan de
orde.
Daarnaast dient bij het opstellen van een bedrijventerreinenvisie ook rekening gehouden te worden
met de volgende aandachtspunten.
2.3.2.4. Ruimtelijke kwaliteit
Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het zowel om de kwaliteit op de terreinen zelf als om de locatiekeuze en
de landschappelijke inpassing van nieuwe terreinen. Voor nieuwe terreinen is het van belang de Ge-
biedskenmerkencatalogus te hanteren. Het is echter niet zo dat alle terreinen aan dezelfde kwaliteitseisen
moeten voldoen. Voor bestaande terreinen kan het Kwaliteitsscoresysteem (KSS) inzicht geven in de
bestaande en de te bereiken kwaliteit. Eén van de voordelen van het hanteren van dit systeem is dat
de ondernemers hierbij kunnen worden betrokken en hun wensen een rol spelen bij het ambitieniveau.
Naast het bestemmingsplan zal, om een goede ruimtelijke kwaliteit te waarborgen, worden gewerkt
met een beeldkwaliteitsplan waarin de gebiedskenmerken zijn vastgelegd en voorwaarden zijn opge-
nomen met betrekking tot het bouwen van nieuwe bedrijfsgebouwen. Hierbij zal rekening worden ge-
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 20186
houden met de doelstellingen van de Omgevingsvisie inzake ruimtelijke kwaliteit en bescherming van
het Nationale Landschap.
2.3.2.5. Duurzaamheid
De provincie vraagt van gemeenten om bij de herstructurering en aanleg van nieuwe bedrijventerreinen
minimaal energiebesparende maatregelen te treffen, zodat een bijdrage wordt geleverd aan het reali-
seren van de taakstellingen die hierover in de klimaatakkoorden met het Rijk zijn opgenomen (te weten
2% energiebesparing per jaar en het verhogen van het aandeel duurzame energie naar 20% in 2020).
Op dit moment is er nog geen concreet beleid. Uiteraard zullen wij bij het opstellen van ruimtelijke
plannen aandacht besteden aan dit aspect en de landelijke richtlijnen volgen waarbij zoveel mogelijk
rekening wordt gehouden met de mogelijkheden en wensen van het zittende bedrijfsleven.
2.3.2.6 Parkmanagement
Parkmanagement blijkt in de praktijk een belangrijk hulpmiddel te zijn om de kwaliteit van bedrijventer-
reinen te bewaken en vaak ook om deze te verhogen. Diverse gemeenten stellen voor nieuwe terreinen
het lidmaatschap van de parkmanagementorganisatie verplicht. De gemeente Tubbergen heeft reeds
geprobeerd om de eerste schreden op het pad van parkmanagement te zetten. Hiervoor zijn, ook met
extra inzet van derden, met diverse partijen zoals het Bedrijven Contact Gemeente Tubbergen en de
Ondernemersvereniging Albergen gesprekken gevoerd. Deze gesprekken hebben ertoe geleid dat er
voorlopig bij het bedrijfsleven geen draagvlak is voor parkmanagement. Toch zullen wij niet nalaten
om daar waar zich kansen voordoen toch een vorm van parkmanagement in te voeren. Uitgangspunt
daarbij is dat dit niet zal lijden tot extra kosten voor het bedrijfsleven. Wellicht dat in samenwerking
met de gemeente Almelo of Dinkelland kunnen komen tot een gezamenlijke aanpak waardoor o.a.
kosten kunnen worden bespaard dat vervolgens kan leiden tot een grotere bereidheid bij de verschil-
lende ondernemers om deel te nemen.
2.3.2.7. Gronduitgifteprotocol
Het verdient aanbeveling om een uitgifteprotocol te hanteren dat garanties biedt voor een zorgvuldig
en efficiënt grondgebruik. Belangrijke elementen daarin zijn:
- verplichting om binnen vastgelegde periode bouw te realiseren;
- mogelijkheid om de grond terug te vorderen als er niet is gebouwd;
- zo mogelijk afspraken over herbenutting van eventueel vrijkomende gebouwen en kavels.
Een sprekend en zeer goed uitgewerkt voorbeeld is het zogenaamde “Osse protocol”. Hierin wordt de
toepassing van de SER-ladder op kavelniveau uitgewerkt. Daarbij wordt, voordat er sprake is van uitgifte
van nieuw terrein, eerst nauwkeurig bezien of de uitbreidingsvraag niet ter plekke kan worden opgelost,
eventueel met medewerking van buurbedrijven. Vervolgens wordt bezien of er bestaande gebouwen
en percelen beschikbaar zijn die geschikt zijn (te maken), en pas in laatste instantie vindt uitgifte van
nieuw terrein plaats, mits het bedrijf ook voldoet aan de eisen die voor het betreffende terrein worden
gesteld (milieucategorie en juiste segment).
2.3.2.8. Regionale samenwerking en afstemming
De bestaande vormen van regionale samenwerking en afstemming lopen sterk uiteen. In veel gemeenten
is de ontwikkeling van bedrijventerreinen geheel op de accommodatie van de locale bedrijvigheid gericht.
Toch wil dat niet zeggen dat er geen reden is voor afstemming en eventueel samenwerking met buur-
gemeenten. Indien er aanleiding is om tot een zekere segmentering te komen vanwege het aspect be-
reikbaarheid: reserveren van goed ontsloten terrein voor bedrijven die sterk afhankelijk zijn van een
goede bereikbaarheid, of het sterker benutten van mogelijkheden voor energiebesparing: warmtekracht-
koppelingen, uitwisseling warmtevraag en warmtelevering dan zal daarvoor overleg plaatsvinden met
buurgemeenten. Deze situatie doet zich echter nu niet voor. Andere redenen voor samenwerking of
afstemming kunnen zijn gelegen in de mogelijkheden voor het opzetten van parkmanagement. De ge-
meenten waarmee afstemming en samenwerking in voorkomende gevallen kan worden gezocht zijn
Almelo, Dinkelland, Losser en Twenterand.
2.4. Gemeentelijk Beleid
Binnen het gemeentelijk beleid is het Collegeprogramma 2006-2010 een belangrijk document waarin
is uitgesproken dat er wordt gekozen voor drie verzorgingskernen (Albergen, Geesteren en Tubbergen).
Uitbreiding van bedrijfsvestigingen wordt geconcentreerd in deze kernen).
Overige, voor deze visie relevante, uitgangspunten zijn:
- Grotere (huisvestings)voorzieningen zijn voorbehouden aan de grotere kernen
- Zuinig zijn op beschikbare ruimte
- Streven naar gezonde en verantwoorde economie
- Albergen, Geesteren en Tubbergen vestigingsplaats voor nieuwe bedrijvigheid
- Nadruk op (beeld)kwaliteit van de bedrijfsomgeving
Andere belangrijke gemeentelijke beleidsdocumenten zijn de Structuurvisie, de Woonvisie en het Be-
stemmingsplan Buitengebied, waarin de (ruimtelijke) kaders en uitgangspunten zijn c.q. worden gefor-
muleerd voor de langere termijn.
2.5. Conclusies Beleidskader
De voornaamste conclusies uit het beleidskader zijn de volgende:
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 20187
- in de Nota Ruimte staan begrippen als intensief ruimtegebruik, onderling combineren van functies
en transformeren van bestaand ruimtegebruik centraal
- er wordt in bepaalde kernen een tekort aan ruimte voor bedrijven geconstateerd
- het provinciaal beleid ten aanzien van bedrijventerreinen is gericht op een voldoende aanbod van
bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit
- concentratie van bedrijvigheid in de kernen Albergen, Geesteren en Tubbergen
- nadruk op herstructurering, hergebruik en (beeld)kwaliteit van de bedrijfsomgeving
- gronduitgifteprotocol herzien
Opwaarderen van de (beeld)kwaliteit van bedrijventerreinen heeft een hoge prioriteit in het landelijk,
provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Uitbreiding is voor een aantal bedrijventerreinen in de
gemeente noodzakelijk. Versnippering van verspreid liggende lokale kleinschalige bedrijventerreinen
dient te worden voorkomen.
3. Ruimtelijk-economisch profielDit hoofdstuk geeft een beschrijving van het huidige ruimtelijk-economische profiel van de gemeente
Tubbergen. Eerst wordt de totale bedrijvigheid (werkgelegenheid en aantal vestigingen) in de gehele
gemeente beschreven (par. 3.1). Daarna wordt de bedrijvigheid vergeleken met die op de bovenlokale
schaalniveaus (par. 3.2). In par. 3.3 worden, mede n.a.v. het profiel, verschillende kansen en bedreigingen
uitgewerkt.
3.1 Werkgelegenheid gemeente Tubbergen
In de gemeente Tubbergen zijn in 2008 op 1.118 bedrijfsvestigingen 6.974 mensen werkzaam. De
grootste economische sector wat betreft werkzame personen in 2008 is de sector bouwnijverheid gevolgd
door groot- en detailhandel en reparatie en de horeca en de gezondheidszorg (tabel 3.1). Wat betreft
het aantal vestigingen is de groot- en detailhandel en reparatie de grootste sector gevolgd door en de
bouwnijverheid (tabel 3.2). Er zijn geen concrete gegevens bekend over hoe groot de beroepsbevolking
is en welk deel binnen de gemeente Tubbergen werkt.
De totale werkgelegenheid heeft betrekking op het totaal aantal fulltimers, parttimers en uitzendkrachten (totaal aantal banen).
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 20188
De werkgelegenheid is in 2008 ten opzichte van 1999 gegroeid met ongeveer 13,4%. In 2001 is er
sprake van een groei van de werkgelegenheid van 10,5%. In 2002 is de werkgelegenheid ten opzichte
van 2001 gedaald met 6%. De jaren 2003-2004 kent een lichte groei. De jaren 2005 en 2006 kent een
terugloop in werkgelegenheid terwijl er in 2007 is er sprake van groei (6%). 2008 kent eveneens een
lichte groei. Het aantal bedrijfsvestigingen is in de periode 1999-2008 met 26,5% gestegen (afgeleid uit
tabel 3.2). Binnen de bouwnijverheid is er naast een stijging van het aantal vestigingen eveneens
sprake van een stijging van het aantal werkzame personen. Bij de overige sectoren loopt de ontwikkeling
van de werkgelegenheid synchroon met de ontwikkeling van het aantal vestigingen.
Conclusie
- werkgelegenheidsgroei binnen Tubbergen van 1999-2008 13,4%, groei van het aantal vestigingen
in die periode 26,5%.
- qua werkgelegenheid is er sprake van relatief sterke groei binnen de sectoren (zakelijke) dienst-
verlening en gezondheids- en welzijnszorg, stagnatie c.q. afname bij de bouwnijverheid en de
landbouw.
- vergeleken met 1999 is de economische structuur in 2008 uitgebalanceerder; het aandeel van de
4 grootste sectoren bedroeg in 1999 nog 64,1%, in 2009 67,8%, waarbij ook het aandeel van ge-
zondheids- en welzijnszorg resp. zakelijke dienstverlening gestegen is.
3.2 Werkgelegenheid in relatie tot bovenlokale schaalniveaus
Totale werkgelegenheid en bedrijfsvestigingen
In vergelijking met de landelijke, provinciale en regionale (Twentse gemeenten) cijfers zijn er de nodige
verschillen. In de periode 1999-2008 (zie tabel 3.3) kent de ontwikkeling van de totale werkgelegenheid
op landelijk niveau tot aan het jaar 2003 een stijging van ruim 6%, daarna is er sprake van een stabili-
sering. Vanaf 2007 is er sprake van een forse stijging van de werkgelegenheid. In de provincie Overijssel
en de Regio Twente zijn dezelfde trends zichtbaar (topjaar 2003 met resp. stijging van 8% en 6,2% t.o.v.
1999), binnen de gemeente Tubbergen is er vanaf 1999 een constante toename tot ruim 15% in 2008.
Werkgelegenheidsopbouw
De trends vanaf 1999 geven voor alle schaalniveaus in grote lijnen hetzelfde beeld; daling van het
aandeel landbouw, gelijkblijvend aandeel bouwnijverheid, stijging van zakelijke dienstverlening en
gezondheids- en welzijnszorg. De verschillen zit voornamelijk in de sector industrie; landelijk, provinciaal
en regionaal een daling, binnen Tubbergen is er een redelijk gelijkblijvend aandeel.
Conclusie
- ten opzichte van de overige schaalniveaus (landelijk, provinciaal en regionaal) is de totale werk-
gelegenheid in Tubbergen sterker toegenomen, evenals het aantal vestigingen. De toename van
de werkgelegenheid wordt voornamelijk gerealiseerd door uitbreiding van bestaande vestigingen
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 20189
- De trends vanaf 1999 geven voor alle schaalniveaus in grote lijnen hetzelfde beeld; daling van
het aandeel landbouw, stagnatie van het aandeel bouwnijverheid, stijging van zakelijke dienstver-
lening en gezondheids- en welzijnszorg
3.3. Knelpunten en kansen
De (economische) structuur van de gemeente Tubbergen kent sterke en zwakke punten die onder meer
samenhangen met de ligging van de gemeente en de samenstelling van de bedrijvigheid in de kernen.
Sterke punten/Kansen - algemeen
- kwalitatief hoogwaardige leefomgeving
- landschap, natuur en cultuur
- goede sociale structuur
- levendige kernen met sterke sociale cohesie
Sterke punten / Kansen – economie en bedrijventerreinen
- relatief sterke landbouwsector
- sterke sector reparatie, handel en bouw
- relatief grote groei van de werkgelegenheid
- goede randvoorwaarden voor ruimtelijke inpassing (en afronding) van bedrijventerreinen
- (blijven) inzetten op behoud van hoogwaardige arbeidsplaatsen
- benutting vrijkomende agrarische bebouwing
Zwakke punten/Bedreigingen - algemeen
- wegtrekkende jongeren, grijze en groene druk
- minder goede ontsluiting A1
- ontstaan van onevenwichtige demografie; meer ouderen, minder jongeren
Zwakke punten/bedreigingen – economie en bedrijventerreinen
- afnemende werkgelegenheid in de landbouw
- momenteel een tekort aan bedrijventerrein in enkele kernen t.b.v. uitbreiding, verplaatsing en
vestiging van bedrijven
- versnippering van bedrijfsactiviteiten
- beperkingen Omgevingsvisie inzake nieuwvestigingen
Uitwerking sterke punten/kansen
Het benutten van kansen voor behoud, respectievelijk uitbreiding van bestaande werkgelegenheid en
het aantrekken van nieuwe werkgelegenheid blijft noodzakelijk. Dit om de economische vitaliteit van
de gemeente te waarborgen, vertrek van jongeren te voorkomen en een duurzaam economisch
draagvlak te creëren. Daarbij is blijvende aandacht nodig voor het creëren van een goed vestigingsklimaat
en goede ruimtelijke en infrastructurele condities in de gemeente.
De bestaande, kwalitatief hoogwaardige leefomgeving biedt een prima aanleiding de ruimtelijke inpassing
van bedrijventerreinen vorm te geven en als primair aandachtspunt neer te zetten. Een duurzame in-
richting van het bedrijventerrein is hierop een logische vervolgstap.
Uitwerking knelpunten
Op de schaal van Tubbergen zijn de voornaamste bedrijfsactiviteiten te veel versnipperd en te weinig
geconcentreerd; een gevolg van het ontstaan van vele lokale bedrijventerreinen. Door toekomstige
uitbreidingen van bedrijventerreinen te concentreren in de grotere kernen Albergen, Geesteren en
Tubbergen, wordt deze versnippering tegengegaan en ontstaan concentraties van bedrijvigheid, betere
ontsluitingsmogelijkheden en minder aantasting van het landschap.
Daarnaast is het ruimtegebrek op de diverse bedrijventerreinen in de gemeente een belangrijk knelpunt.
Groei van de bedrijvigheid is gewenst, maar alleen mogelijk als enkele terreinen op korte termijn worden
uitgebreid. Hiervoor zijn de nodige bestemmingsplanprocedures in voorbereiding of reeds opgestart.
Concreet gaat het dan om de uitbreiding van Zuid Esch (fase II) te Albergen, Lutkeberg (fase V) te
Geesteren en Heerenbrinck (fase I) te Tubbergen. Over de uitbreiding van Zuid Esch II zal met de pro-
vincie nog nader overleg worden gevoerd.
Via een beleid gericht op het opnieuw benutten van vrijkomende agrarische gebouwen (VAB-beleid),
kan enerzijds een bijdrage worden geleverd aan het realiseren van nieuwe economische dragers voor
het landelijk gebied, anderzijds kan invulling van een vrijkomend agrarisch gebouw door een nieuwe
(bedrijfsmatige) functie een bijdrage leveren in de behoefte naar nieuwe bedrijfslocaties. In het licht
van de behoefteramingen van nieuwe bedrijventerreinen is deze bijdrage echter moeilijk te kwantificeren.
In die zin dat niet is aan te geven dat hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing zal lijden tot
een lagere behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen.
Streven naar profielversterkende bedrijvigheid
In het kader van de Provinciale Omgevingsvisie is de kern Tubbergen grotendeels omgeven door een
aaneengesloten structuur van natuurgebieden. Aan de zuidzijde van de kern grenst deze aan het bedrij-
venterrein De Haar V, landgoed Baasdam en de Hekkertsweg. Dit gebied wordt verder begrenst door
de Oldenzaalseweg.
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 201810
Ook aan de noordelijke en de oostelijke zijde van de kern hebben wij eveneens te maken met een aan-
eengesloten structuur van natuurgebieden. Echter aan die zijde is de uitbreiding van woningbouw ge-
situeerd. Gelet op het feit dat wij geen menging van wonen en werken voorstaan is de enige uitbrei-
dingsmogelijkheid voor bedrijventerreinen gedacht aan de zuidzijde van de kern.
Daarnaast ligt de kern Albergen grotendeels omsloten door essencomplexen. Alleen aan de oostelijke
zijde is dat niet het geval, maar aan die zijde is de uitbreiding van woningbouw voorzien. Ook hier is
een menging van wonen en werken niet wenselijk. In de provinciale Omgevingsvisie is het bebouwen
van essen met heel veel waarborgen omkleed. De problematiek van de beschikbaarheid van bedrijven-
terrein geldt dus ook voor Albergen.
Omdat de uitbreidingsruimte beperkt is voor de kernen Tubbergen en Albergen zijn er vestigingscriteria
opgesteld met als doel om de bedrijven met een ruimtebehoefte van meer dan 5.000 m² door te verwijzen
naar het bedrijventerrein in Geesteren. Het beoogd effect bestaat uit duurzaamheid op bedrijventerreinen
en voldoende ruimte voor lokale bedrijven zodat Tubbergen en Albergen een goed vestigingsklimaat
heeft passend bij de gewenste economische ontwikkeling. Hiermee bereiken we dat de gemeente
Tubbergen tot in lengte der jaren voldoende bedrijventerreinen kan leveren aan de plaatselijk gebonden
bedrijven.
Tubbergen maakt de keuze om aan alle bedrijven afkomstig uit de gemeente Tubbergen ruimte te blijven
bieden. Dat geldt ook voor bedrijven afkomstig uit het buitengebied die zich willen vestigen op een
bedrijventerrein. Uitgangspunt hierbij zal echter zijn dat de bedrijven met veel werknemers t.o.v. opper-
vlakte eenheid, zoals kennisintensieve bedrijven, productiebedrijven met weinig opslag, etc. op kleinere
kavels in de kern Tubbergen en Albergen met een maximale kavelgrootte van 5.000 m² en dat de ove-
rige bedrijven zich vestigen in Geesteren.
Na de voorselectie (eisen milieu en ruimtelijke eisen) is het eerste en belangrijkste criterium het aantal
arbeidsplaatsen. Bedrijven worden daarbij gerangschikt in aantal arbeidsplaatsen (omgerekend naar
een werkweek van 36 uur) per hectare (werkgelegenheidscoëfficiënt).
Daartoe wordt het aantal arbeidsplaatsen dat op die locatie zal worden gerealiseerd gedeeld door het
oppervlak van de gewenste kavel. Om zichtbaar te maken hoeveel arbeidsplaatsen dit per halve hectare
zijn, wordt dit met 5.000 vermenigvuldigd (halve hectare is 5.000 m2). Voor de nieuw te realiseren
moderne bedrijventerreinen de Zuidesch II en Heerenbrinck geldt een absolute minimumgrens van 15
werknemers per halve hectare.
In uitzonderingsgevallen kan voor andere terreinen hier licht van worden afgeweken. Deze regel is niet
van toepassing op kavels kleiner dan 1500 m².
Een voorbeeld:
WerkgelegenheidscoëfficiëntGewenste kavel in m2Aantal arbeidsplaatsenBedrijf
15500015Bedrijf W
25300015Bedrijf X
Voor de berekening wordt alle werkgelegenheid meegenomen die op de betreffende locatie zal worden
gerealiseerd en die daar ook daadwerkelijk werken incl. ambulant personeel (zoals onderhoudsmonteurs,
chauffeurs en schoonmaakpersoneel).
Niet agrarische bedrijvigheid in het buitengebied
Ook de bestaande, positief bestemde niet agrarische bedrijvigheid krijgt meer mogelijkheden voor be-
drijfsontwikkeling, zij het onder strikte voorwaarden van duurzaamheid en kwaliteitsimpuls voor de
groene ruimte. Het betreft een selecte groep waarbij de mate van ontsluiting én de kwaliteit van de
omgeving bepalend is. Hierbij gaat het niet alleen om de inpasbaarheid van de uitbreiding(slocatie) in
het landschap maar ook om de kwaliteitsimpuls van de groene ruimte in het buitengebied. Dit laatste
zal het geval zijn indien sprake is van uitbreiding buiten het bestemde bouwvlak. Het gaat hier om be-
staande, duurzame, positief bestemde niet agrarische bedrijvigheid die is gelegen aan goede gebieds-
ontsluitingswegen en niet gelegen binnen de gebiedsbestemming “Bos en natuur” alsmede gelegen
in gebieden waar geen belemmeringen ingevolge de provinciale omgevingsvisie gelden. Zo zijn de
gebieden gelegen in de EHS uitgesloten. Hiervoor zal afzonderlijk beleid ontwikkeld worden.
Beleid inzake Vrijkomende Agrarische Bebouwing VAB
Ondernemersinitiatieven voor bedrijvigheid in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden van
gemeentewege ondersteund, mits passend binnen het gemeentelijk beleid. Een evaluatie van het hui-
dige VAB-beleid zal er toe kunnen leiden dat op nóg meer locaties in vrijgekomen schuren nieuwe be-
drijvigheid kan ontstaan. Het principe van VAB is dat in de vrijgekomen gebouwen nieuwe economische
activiteiten kunnen worden ontplooid, zodat dit de leefbaarheid van het buitengebied ten goede komt
en verpaupering van de gebouwen voorkomt. Deze nieuwe activiteiten mogen geen negatieve uitstraling
hebben naar het buitengebied. Op basis van de zoneringstoets uit het VAB-beleid is in de gebieden
met de hoogste landschappelijke waarden (o.a. de bestemming “bos en natuur” ) minder mogelijk en
in de kernrandzone meer. Ruimtelijke kwaliteit in de vorm van landschappelijke inpassing is bij alle
vormen van VAB-activiteiten een absolute voorwaarde. Dit overeenkomstig het bepaalde in de provin-
ciale omgevingsvisie.
Ingezet gaat worden op het verder ontwikkelen van het VAB-beleid tot locatiebrede ontwikkelingsmo-
gelijkheden bij agrarische bedrijfsbeëindiging (Vrijkomende Locatie beleid).
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 201811
Verder geldt als ambitie om het vestigingsklimaat voor bedrijven verder te optimaliseren en meer
werkgelegenheid te creëren, door voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor bedrijven op
bestaande bedrijventerreinen en in het buitengebied. De landschappelijke inpassing van (nieuwe) be-
drijventerreinen en (uitbreidingen van) niet-agrarische bedrijven in het buitengebied moet leiden tot
behoud dan wel verbetering van de bestaande kwaliteiten.
4. Kwantitatieve aspecten bedrijventerreinen4.1. Behoefte aan bedrijventerreinen vanuit de markt
De terreinbehoefte vanuit de markt is het uitgangspunt bij het volgen van economische ontwikkelingen
binnen de gemeente. Er zijn meerdere parameters en onderzoeksuitkomsten die houvast geven bij het
inschatten van de toekomstige terreinbehoefte in de gemeente:
- indicaties op basis van de uitgifte in een achterliggende periode (extrapolatie op basis van histo-
rische uitgifte)
- uitkomsten van regionaal onderzoek
- actuele ontwikkelingen en aanvragen
Extrapolatie op basis van historische uitgifte
Ervaringen met de uitgifte van bedrijventerreinen in het verleden kunnen een leidraad vormen voor de
te verwachten ruimtebehoefte in de komende jaren. In de periode 1999-2008 is in totaal ruim 16,5 ha.
uitgegeven (gemiddeld ruim 1,6 ha. per jaar). Extrapolatie van deze gegevens geeft een (netto) behoefte
over de periode 2008 tot 2020 tussen 19,2 ha. en 21,6 ha. Dit sluit aan bij de met de provincie gemaakte
afspraken inzake de verdere ontwikkeling van bedrijventerreinen binnen de gemeente Tubbergen.
Tabel 4.1 Uitgiftecijfers gemeente Tubbergen, 1999-2008
2008200720062005200420032002200120001999jaar
30.28411.3969.0361.9097.8883.01212.87727.1182855832.968Aantal m2 uitgegeven
1564254 Aantal kavels/bedrijven
2.0191.8992.2599551.578753 Gemiddelde kavelgrootte
bron: Grondbedrijf gemeente Tubbergen i.s.m. Regio Twente, bewerking Gemeente Tubbergen
Conclusie
Extrapolatie van de gemiddelde jaarlijkse bedrijfsterreinuitgifte (ruim 1,6 ha. gemiddeld) laat zien dat
voor de periode tot 2020 voor de totale gemeente ca. 20 ha. benodigd is; hierbij is nog geen rekening
gehouden met een eventuele ijzeren voorraad. Behoefteraming op basis van de historische vestiging
van bedrijven in combinatie met de gemiddelde kavelgrootte, geeft een toekomstige behoefte tot 2020
tussen 19,2 ha. en 21,6 ha. netto bedrijventerrein.
Behoefte op basis van provinciaal/regionaal onderzoek
Volgens regionaal onderzoek in het kader van het provinciale programmeringsoverleg bedrijventerreinen
(op basis van de BLM-methode) komt de uitgifte van de laatste 25, 15 en 10 jaar voor Tubbergen uit op
gemiddeld 1,8 ha. per jaar. Tot aan 2020 komt dit neer op een behoefte van ca. 20 ha., exclusief de ijzeren
voorraad (5 keer de jaarlijkse uitgifte à 1,8 ha.) van 9 ha. De totale behoefte zou dan op ca. 29 ha. uitko-
men. Bij deze raming is uitgegaan van de totale behoefte binnen de gemeente en is er geen uitsplitsing
per kern gemaakt. In het kader van de in regionaal verband opgestelde tabel “planning regulier bedrij-
venterrein” kan de gemeente zich vinden in de toebedeelde 21 ha zonder correctie XL Business Park.
Vooralsnog hebben wij geen bezwaar tegen deze korting, maar als wij aantoonbaar behoefte hebben
voor die 3 ha dan zijn wij van mening dat wij die alsnog, uiteraard onderbouwd, kunnen aanleggen. Er
zal absoluut geen sprake zijn van een voornemen om tot 2020 de behoefte op te krikken tot 29 ha.
Conclusie
Tot aan 2020 een behoefte van ca. 21 ha. exclusief een ijzeren voorraad van 5 keer de jaarlijkse uitgifte.
Nadeel is het ontbreken van een behoefteraming per kern.
Actuele aanvragen en ontwikkelingen
Uitgaande van de inschrijvingen op de wachtlijst (januari 2010), zoals weergegeven in tabel 4.2, geven
voor de totale gemeente een actuele behoefte van ca. 11,15 ha.
Tabel 4.2 Behoefte op basis van inschrijvingen
Totale behoefteGemiddelde omvangAantal ingeschrevenenKern
5,63 ha2.350 m²24Albergen
1,71 ha1.900 m²9Geesteren
3,75 ha2.000 m²19Tubbergen
1,63 ha1.080 m²15Harbrinkhoek
0,20 ha2.000 m²1Reutum
12,92 ha2.000 m²54Totaal
De inschrijvingen op de wachtlijsten geven slechts een globale indicatie van de daadwerkelijke (toekom-
stige) behoefte. Behoefteramingen louter op basis van deze lijsten zijn vanwege de vele onzekerheden,
geen goede graadmeter. Als aanvulling op de behoefteraming op basis van historische uitgifte zijn ze
wel waardevol, voorwaarde daarvoor is dat uitgegaan moet worden van min of meer concrete en actu-
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 201812
ele verzoeken. Uitgaande van wachtlijsten is daar, zeker indien sprake is van een inschrijving op een
(veel) eerder gelegen moment, niet altijd sprake van.
Conclusie
Op basis van de actuele verzoeken en wachtlijsten is de ruimtebehoefte voor de komende jaren ca.
12,92 ha netto. Een behoefteraming louter op basis van de wachtlijsten is echter geen goede graadmeter,
vanwege de vele onzekerheden in samenhang met veranderende marktomstandigheden.
Resumé
De uitgifte van bedrijventerrein in de periode 1999-2008 bedroeg gemiddeld ruim 1,6 ha. (netto) per
jaar. Bij doortrekking van deze terreinuitgifte zou 19 ha. netto aan uitgeefbaar terrein noodzakelijk zijn
tot 2020 (exclusief ijzeren voorraad). Behoefteraming op basis van de historische vestiging van bedrijven
geeft een toekomstige behoefte tot 2020 van 19 ha. netto bedrijventerrein. Prognoses uit het Regiona-
le/provinciale onderzoek komen uit op ca 20 ha. (1,8 ha. gemiddeld per jaar), exclusief ijzeren voorraad.
Op basis van inschrijvingen en actuele verzoeken is de ruimtebehoefte ca. 12,92 ha.
4.2. Behoefte aan bedrijventerrein vanuit ruimtelijk of milieubeleid
In het verleden was een belangrijk uitgangspunt van beleid dat in elke kern voldoende ruimte aanwezig
moest zijn om vestigingsmogelijkheden te kunnen bieden aan lokaal gebonden bedrijven en om ruimte
te kunnen bieden aan de ontwikkeling van de reeds gevestigde bedrijven.
Gaandeweg is steeds meer het besef ontstaan dat ongebreidelde uitbreidingen van (lokale) bedrijven-
terreinen leiden tot een ongewenste versnippering. In het Collegeprogramma 2006-2010 is ook al aan-
gegeven dat uitbreiding van bedrijfsvestiging wordt geconcentreerd in Albergen, Geesteren en Tubbergen
(passende bedrijvigheid). Toekomstige ontwikkelingen en uitbreidingen worden geconcentreerd op
bedrijventerreinen in Albergen, Geesteren en Tubbergen, tegelijkertijd worden binnen de overige kernen
geen nieuwe, relatief grootschalige uitbreidingen van bedrijventerreinen meer toegestaan en beperkt
de uitbreiding van de bedrijvigheid zich tot lokaal maatwerk.
4.3 Conclusies behoefte bedrijventerrein
In het voorgaande is een aantal kwantitatieve indicaties voor de toekomstige ruimtebehoefte vanuit de
marktvraag aan de orde geweest; deze indicaties 20 ha. exclusief een eventuele ijzeren voorraad. (5
keer de jaarlijkse uitgifte à 1,8 ha.) van 9 ha.
IJzeren voorraad
Gemeenten dienen te beschikken over een “ijzeren voorraad” bedrijventerrein. Dit is de hoeveelheid
bedrijventerrein die minimaal aanwezig moet zijn om tijdig aan de ruimtebehoefte van het bedrijfsleven
te voldoen. In het algemeen wordt een norm gehanteerd van 5 keer de gemiddelde jaarlijkse uitgifte
over de laatste 10 jaar. Voor de gehele gemeente geldt dan een ijzeren voorraad van 9 ha. netto bedrij-
venterrein. De gemeente Tubbergen is voornemens geen rekening te houden met deze ijzeren voorraad;
alleen in de daadwerkelijke behoefte wordt voorzien via aanleg van nieuwe terreinen. Er dient echter
wel tijdig en flexibel te worden ingespeeld op de actuele en werkelijke behoefte en marktomstandigheden.
Het tijdig beschikbaar hebben van voldoende bedrijventerrein dient voornamelijk te worden gerealiseerd
door een goede fasering, op basis van de behoefte voor de lange termijn. Van groot belang daarbij is
tijdig innemen van grondposities en het opstarten van bestemmingsplanprocedures. Hierbij blijft het
van belang om de behoefteraming tussentijds jaarlijks te evalueren.
4.4. Aanbod bedrijventerreinen
Huidig aanbod
Februari 2010 beschikt de gemeente Tubbergen over een negental bedrijventerreinen. De grootste be-
drijventerreinen zijn Boskamp en De Haar te Tubbergen, Hinvertsweg en Zuid Esch te Albergen en De
Lutkeberg te Geesteren.
4.5 Uitbreidingsplannen
In onderstaande tabel wordt weergegeven welke uitbreidingen er worden voorzien om te kunnen voldoen
aan de behoefte. In totaal gaat het om (min of meer) concrete plannen voor uitbreiding met een netto
oppervlak van 9 ha.
Tabel 4.5 Concrete planvorming uitbreiding aanbod bedrijventerreinen
Netto uitgeefbaarBruto uitgeefbaarUitgifte vanafBedrijventerreinKern
3,5 ha 70%5,0 ha2010Zuid Esch fase IIAlbergen
2,0 ha 70%3.0 ha2010Lutkeberg VGeesteren
3,5 ha 50%7.0 ha2010/2011Heerenbrinck fase 1*Tubbergen
*Heerenbrinck kent een bruto oppervlakte van 17 ha en wordt gefaseerd uitgegeven
4.6 Confrontatie vraag en aanbod
De behoefte aan bedrijventerrein tot 2020 wordt geraamd op 20 ha. netto. De jaarlijkse netto ruimtebe-
hoefte is hierbij 1,8 ha. Het resterende aanbod aan uitgeefbaar terrein op bestaande terreinen bedraagt
op dit moment nog ca. 3,1 hectare netto en beperkt zich tot bedrijventerrein De Haar V (2,5 ha.) en
Lutkeberg IV (0,6 ha). Het totale ‘tekort’ aan bedrijventerreinen bedraagt ca. 16,9 ha. netto tot aan 2020.
Met de uitvoering van de planvorming uit tabel 4.5 kan 9 ha. worden gerealiseerd, rest een tekort aan
de aanbodzijde tot aan 2020 van 7,9 ha. voor de gehele gemeente Tubbergen.
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 201813
5. Kwalitatieve aspecten bedrijventerreinen5.1 Inleiding
Er wordt veel belang gehecht aan het maken van een prettige werkomgeving en een goede inpassing
van de werkomgeving in het landschap. Het bestaande landschap en de ruimtelijke kwaliteiten spelen
een grote rol bij de inrichting. Dit geeft tevens een aanzet voor de herkenbaarheid van Tubbergen en
geeft aan op welke wijze de herkenbaarheid, de opbouw en de toegankelijkheid van de bedrijventerreinen
vorm krijgen.
Daarnaast is een duidelijke tendens waarneembaar dat bedrijven, naast een goede bereikbaarheid als
‘must’, zich goed willen presenteren, zowel individueel als gezamenlijk. Steeds meer bedrijven stellen
hogere eisen aan de architectuur van hun gebouwen en aan de inrichting en afwerking van de buiten-
ruimte. Een eenvoudig en zakelijk gebouw in een representatieve en goed uitgewerkte omgeving leidt
tot versterking van de kwaliteit.
Nieuwe bedrijventerreinen binnen Tubbergen hebben over het algemeen de mogelijkheid ‘bedrijven
in het groen’ neer te zetten. Mede gelet op de wensen uit het bedrijfsleven zal worden gestreefd naar
‘bedrijvenparken’ met zich goed presenterende gebouwen. In plaats van het traditionele beeld van een
bedrijventerrein, komt het accent te liggen op een werklandschap met architectonisch goed verzorgde
bedrijfspanden.
De ruimtelijke kwaliteitsbeschrijving van het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan geven goede
uitgangspunten voor een ‘sturende’ welstandstoetsing van de bebouwing. Van groot belang is een
esthetische goede basisinrichting van het terrein. Hier kan de bebouwing weer op inspelen.
5.2 Ambitieniveau
De gemeente Tubbergen geeft hoge prioriteit aan het creëren en instandhouden van werkgelegenheid.
Voorwaarde daarbij is het bieden van goede vestigingsmogelijkheden voor het bedrijfsleven, zowel
via het verbeteren van bestaande als de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen.
Het ambitieniveau voorziet in de ontwikkeling van moderne, duurzame en functionele bedrijventerreinen,
voornamelijk geschikt voor kleinschalige bedrijvigheid (1.500 – 5.000 m2) op basis van intensief ruim-
tegebruik, een goede bereikbaarheid, het verminderen van milieudruk en het behalen van ruimtewinst.
Modern als het gaat om het voldoen aan de vestigingseisen van bedrijven; duurzaam zodat de behaalde
kwaliteit na ontwikkeling van het bedrijventerrein in de toekomst behouden blijft; functioneel in de zin
dat de bedrijventerreinen geschikt zijn voor gemengde bedrijvigheid.
Gestreefd wordt naar gemengde bedrijventerreinen, met name gericht op kleinere, lokale en plaatsge-
bonden bedrijvigheid met een functionele en kwalitatief hoogwaardige uitstraling. Het afzetrisico mag
echter niet negatief beïnvloed worden door enerzijds te stringente of anderzijds te lage beeldkwaliteits-
eisen; het vinden van de juiste balans is hierbij van groot belang.
5.3 Duurzame bedrijventerreinen
Met duurzame ontwikkeling wordt getracht een bijdrage in kwaliteit te leveren aan een gezond en veilig
milieu, zodat er over 30 jaar nog van een aantrekkelijke werk- en leefomgeving kan worden gesproken.
Duurzame ontwikkeling van een bedrijventerrein kan op verschillende niveaus gestalte krijgen. Ten
eerste voor wat betreft de inrichting van het terrein, ten tweede qua samenwerking op het terrein en
ten derde op individueel bedrijfsniveau. Een duurzaam bedrijventerrein zonder duurzame bedrijven
bestaat tenslotte niet. Enkele aspecten waarmee rekening dient te worden gehouden zijn;
Inrichting
- efficiënter ruimtegebruik (bedrijfsverzamelgebouwen en bouwen in meer lagen)
- specifieke aandacht voor aanleg, beheer en onderhoud van de openbare ruimte
- overige aandachtspunten zijn optimale (digitale) ontsluiting, uniforme bewegwijzering, reclame-
uitingen, voldoende parkeergelegenheid en (met name op zichtlocaties) specifieke eisen m.b.t.
de beeldkwaliteit
Samenwerking
- realiseren van gezamenlijke voorzieningen (vergaderruimte, catering, kinderopvang etc.)
- collectief afsluiten van contracten (ict, energie, afvalverwerking etc.)
- onderzoek naar de mogelijkheden en meerwaarde van (een vorm van) parkmanagement op de
afzonderlijke bedrijventerreinen
- bevorderen van collectieve beveiliging
- bezien of er sprake kan zijn van uitwisseling: b.v. warmtevraag resp. warmtelevering, of benutting
reststoffen e.d.
Individueel
- beeldkwaliteit en materiaalgebruik van de bebouwing
- stimuleren duurzame bedrijfsvoering
Het beleid is gericht op realisatie van duurzame bedrijventerreinen. Zowel op de bestaande terreinen
als in de uitbreidingen zal – met name in het kader van de planvorming – ruim aandacht worden besteed
aan duurzaamheidsaspecten. Een beeldkwaliteitsplan, waarin bovengenoemde aspecten nader zullen
worden uitgewerkt, is onderdeel van de planvorming bij nieuwe bedrijventerreinen.
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 201814
5.4 Conclusie
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen zal rondom het aspect duurzaamheid rekening worden gehouden
met de taakstellingen die hierover in de klimaatakkoorden met het Rijk zijn opgenomen (te weten 2%
energiebesparing per jaar en het verhogen van het aandeel duurzame energie naar 20% in 2020).
Beeldkwaliteitsplannen zijn bedoeld als schakel tussen ruimtelijke ordening en architectuur. Met een
beeldkwaliteitsplan krijgt het welstandsaspect niet zozeer een zwaarder gewicht, maar verschuift het,
namelijk van een beoordeling achteraf naar richtlijnen vooraf. Een belangrijk pluspunt is daarbij dat
het welstandstoezicht houvast geeft bij het beoordelen van individuele bouwplannen in relatie tot het
grotere stedenbouwkundige geheel.
Het expliciet koppelen van ruimtelijke ordening en architectuur kan een zodanige meerwaarde opleveren,
dat ook de particulier er rechtstreeks bij gebaat is; niet in het minst vanwege de waarde
van het onroerend goed.
6. Beleidsvisie6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken zijn verschillende bouwstenen aangedragen en toegelicht die van belang
zijn voor en van invloed zijn op het gemeentelijk bedrijventerreinenbeleid. In dit laatste hoofdstuk
worden deze samengebracht en worden de beleidsvoornemens geformuleerd en voorzien van een
concreet maatregelenprogramma.
6.2 Doelstellingen, uitgangspunten en hoofdlijnen visie
“Naast het zoveel mogelijk creëren van nieuwe werkgelegenheid, streven naar instandhouding van de bestaande bedrijvigheid, via
het bieden van goede vestigingsmogelijkheden voor het bedrijfsleven, zowel via het verbeteren van bestaande als de aanleg van
nieuwe bedrijventerreinen met oog voor bestaande ruimtelijke kwaliteiten”
Bovenstaand algemene doelstelling omtrent de bedrijventerreinen laten zich vertalen naar onderstaande
ruimtelijk-economische (sub)doelstellingen en uitgangspunten;
- Uitbreiding van bedrijventerreinen in Albergen, Geesteren en Tubbergen op bestemde gronden
welke in voorraad zijn bij de gemeente
- In verband met de landschappelijke aspecten en de beperkte uitbreidingsmogelijkheden rond de
kernen Albergen en Tubbergen wordt gestreefd naar profielversterkende bedrijvigheid (passende
bedrijvigheid)
- In de overige kernen geen significante uitbreidingen; realiseren van lokaal maatwerk op basis van
concreet bestaande lokale behoefte
- Tijdig en flexibel beschikbaar hebben van voldoende uitgeefbaar terrein
- Realiseren van duurzame bedrijventerreinen met aandacht voor overgangszones naar andere
functies
- Stimuleren van verplaatsing van milieuhinderlijke/ruimtebehoevende bedrijven (uit kernen en
buitengebied) naar bedrijventerreinen
6.3 Uitwerking hoofdlijnen en acties
Uitbreiding van bedrijventerreinen wordt geconcentreerd in Albergen, Geesteren en Tubbergen
- Op basis van de behoefteraming en actuele beschikbaarheid van uitgeefbare kavels is het wenselijk
en noodzakelijk de planologische procedures voor de uitbreiding van Zuid Esch II, waarvoor nader
overleg zal worden gevoerd met GS, z.s.m. te vervolgen en Lutkeberg V z.s.m. op te starten.
- Na voltooiing van de planvorming resteert voor Tubbergen een tekort van ca. 7,9 ha. tot aan 2020,
e.e.a. in te vullen door de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Heerenbrinck. Via de
Structuurvisie Tubbergen zal hier verdere ruimtelijk invulling aan worden gegeven.
- Voor Albergen wordt via de planvorming Zuid Esch II voldaan aan de autonome behoefte. Wel
dient gezocht te worden naar de verdere ontwikkelingsmogelijkheden.
- Voor Geesteren kan via de afronding van De Lutkeberg V voor de korte termijn worden voorzien
in de behoefte. Om te kunnen voldoen aan de behoefte tot 2020 dient op korte termijn een loca-
tieonderzoek te worden uitgevoerd waarbij rekening dient te worden gehouden met een mogelijke
opvang van de behoefte vanuit de andere kernen.
- Gezien het feit dat de uitbreiding van bedrijventerreinen wordt geconcentreerd in Albergen,
Geesteren en Tubbergen is het wenselijk en noodzakelijk de in de huidige grondverkoopvoorwaar-
den opgenomen verzorgingsgebieden te herzien. Het hanteren van verzorgingsgebieden, op basis
van de oude gemeentelijke indeling, werkt onnodig belemmerend op de mogelijkheden tot vrije
vestiging binnen de kernen. Deze wijzigingen dienen te worden meegenomen in de actualisatie
van de grondverkoopwaarden.
Streven naar vestiging van profielversterkende bedrijvigheid, met name in Albergen en Tubbergen
(passende bedrijvigheid)
- Primair uitgangspunt is het zoveel mogelijk faciliteren van (de uitbreidingswensen van) lokale,
plaatsgebonden bedrijvigheid. Dit streven wordt gekoppeld aan de constante afweging van criteria
als werkgelegenheid, planologie, aard en schaal van de bedrijvigheid, oplossing milieuprobleem
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 201815
en ruimtebeslag. Hiervoor is inmiddels een Concept Notitie Vestigingscriteria Bedrijven Tubbergen
opgesteld (zie hoofdstuk 3).
- Naast het faciliteren van de bestaande, autonome behoeftevraag is het wenselijk te streven naar
vestiging (en/of het faciliteren) van profielversterkende bedrijvigheid. Op basis van het bestaande
profiel (zie hoofdstuk 3) betekent dat bedrijvigheid op gebied van o.a. bouwnijverheid, reparatie
en handel, industrie, gezondheids- en welzijnszorg en dienstverlening. Daarnaast wordt ingezet
op het faciliteren en vestiging van locale hoogwaardige, kennis- en arbeidsintensieve, innovatieve
en agrarisch verwante bedrijvigheid.
In de overige kernen realiseren van lokaal maatwerk voor uit de kern voortkomende bedrijven
- Uitbreidingen in de overige kernen zullen voornamelijk op basis van verzoeken van individuele
bedrijven zijn. Hierbij wordt gekeken naar wenselijkheid, noodzakelijkheid en landschappelijke
inpasbaarheid. Op dit moment zijn de eerste contacten reeds gelegd voor een bescheiden uitbrei-
ding van de bedrijventerreinen in Reutum en Harbrinkhoek voor plaatselijke ondernemers.
Tijdig en marktconform (m.b.t. flexibele verkaveling, locatiekeuze) beschikbaar hebben van voldoende
uitgeefbaar terrein
- Het tijdig beschikbaar hebben van voldoende bedrijventerrein dient voornamelijk te worden ge-
realiseerd door een goede fasering, op basis van de behoefte voor de lange termijn. Van groot
belang daarbij is tijdig innemen van grondposities en het opstarten van bestemmingsplanproce-
dures. E.e.a. dient te worden vormgegeven door het doorlopend actualiseren en inventariseren
van de werkelijke, actuele en concrete behoefte, alsmede het periodiek evalueren en zonodig
aanpassen van de behoefteramingen.
- Toepassen van marktconforme grondprijzen.
Realiseren van duurzame bedrijventerreinen met aandacht voor overgangszones naar andere functies
- Zowel bij (de herstructurering van) bestaande bedrijventerreinen als de in de toekomst te realiseren
nieuwe terreinen aandacht voor aspecten rondom duurzaamheid, beeldkwaliteit (met name op
zichtlocaties) en landschappelijk inpassing via het opstellen van beeldkwaliteitsplannen en deze
inhoudelijk koppelen aan de bestemmingsplannen, met inachtneming van de uitgangspunten uit
de Welstandsnota
- Aan randen van bedrijventerreinen (overgangszones), worden onder voorwaarden vestigingen
van andersoortige bedrijvigheid toegestaan. Zie bijlage 1
- Bedrijfswoningen op bedrijventerreinen worden niet toegestaan vanwege de milieuhygiënische
consequenties en beperkingen.
6.4Actieprogramma
1. Planologische procedures voor de kernen Albergen, Geesteren en Tubbergen vervolgen dan wel
opstarten (4de kwartaal 2009).
2. Het kwaliteitsniveau van de bestaande bedrijventerreinen wordt doorlopend geïnventariseerd en
periodiek gerapporteerd. Hiervoor dient een globaal toetsingskader te worden opgesteld. Parkma-
nagement kan bijdragen aan de kwaliteit van de bedrijventerreinen.
3. Bij nieuwe bedrijventerreinen opstellen van een beeldkwaliteitsplannen gerelateerd aan de wel-
standscriteria uit de Welstandsnota. Hierbij zal rekening worden gehouden met de doelstellingen
van de Omgevingsvisie inzake ruimtelijke kwaliteit en bescherming van het Nationale Landschap.
4. Ruimte voor niet agrarische bedrijvigheid in het Buitengebied op basis van de Pilot niet agrarische
bedrijven gebaseerd op de ruimtelijke gebiedskenmerken.
5. Actualiseren grondverkoopvoorwaarden (2010).
6. Ruimte voor niet agrarische bedrijvigheid in Vrijkomende of vrijgekomen agrarische gebouwen
op basis van het VAB-beleid
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 201816
Bijlage 1. Beleidsnotitie voor vestiging van andersoortige bedrijven op bedrijventerreinen.1. Noodzaak van beleid.
Nieuw te vestigen bedrijven op bedrijventerreinen worden in de regel getoetst aan de hand van de lijst
“Staat van bedrijfsactiviteiten”, welke als bijlage aan het bestemmingsplan is toegevoegd. De lijst is
ontleend aan de uitgave van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten die de minimale afstanden
regelt van categorieën bedrijven tot hindergevoelige functies (als woonwijk en ziekenhuis). Ten aanzien
van de uitwisselbaarheid van bedrijven hebben B&W de vrijstellingsmogelijkheid om bedrijven toe te
staan die naar aard, omvang en hinder zijn gelijk te stellen met de voor de onderscheiden zone aange-
geven categorie bedrijven. Er is echter een groeiende categorie bedrijven die vanwege hun aard van
vestiging op een bedrijventerrein worden uitgesloten, terwijl zij vanwege hun omvang en hinder
daarvoor wel in aanmerking komen. Zij komen daarom niet op de bedrijvenlijst voor. Om deze groep,
in het kort aangeduid als “andersoortige bedrijven”, planologisch te kunnen wegzetten is deze beleids-
notitie opgesteld.
2. Soorten andersoortige bedrijvigheid.
Het ministerie van Economische Zaken definieert een bedrijventerrein als volgt:
“een bedrijventerrein is een terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door een of meer bedrijven
uit de sectoren industrie, handel en/of dienstverlening”.
Wat wordt tot deze sectoren gerekend:
- Wat betreft de industrie heeft een ieder wel een voorstelling welke vormen van bedrijven daaronder
vallen.
- Handel betreft met name de groothandelsbedrijven die vanwege hun omvang en hun verkeersbe-
wegingen niet in een woongebied thuishoren. Ook grootschalige detailhandelsvestigingen (zoals
bouwmarkten, keukencentra, e.d.) vinden we vaak op bedrijventerreinen, zij het aan de hand van
nauwgezette regulering.
- Met dienstverlening wordt in deze context meestal zakelijke dienstverlening in de kantorensfeer
bedoeld, maar ook ambachtelijke bedrijvigheid als riolerings- en elektra-installatiebedrijfjes.
3. Ruimtelijke benadering.
Andersoortige bedrijven hebben veelal een publieksgericht karakter en dienen daardoor te voorzien in
een goede bereikbaarheid, welke als sociaal veilig wordt beschouwd, met name voor langzaam verkeer.
Betrokkenheid tussen het andersoortig bedrijf en woonbebouwing dient zowel visueel als qua routing
in stand gehouden te worden. Het gevoel van veiligheid kan wederzijdse voordelen bieden: juist in de
avonduren en in het weekend biedt een andersoortig bedrijf als bijvoorbeeld een fitnesscentrum een
vorm van levendigheid en sociale controle in het anders zo verlaten bedrijventerrein. Andersom wordt
bij de bezoeker het gevoel van veiligheid versterkt door de visuele relatie met de bewoonde wereld (de
woonwijk).
4. Ruimtelijke beperkingen.
Bedrijventerreinen zijn in het bestemmingsplan gezoneerd. De aanbeveling om andersoortige bedrijven
op het grensgebied van bedrijventerrein en woonwijk te situeren leidt er vanzelf toe dat het bedrijf
meestal van de categorie 1 of 2 is. De minimale afstand van het bedrijfsperceel tot de eerste bebouwing
van een woonwijk bedraagt dan 30 meter op basis van geluidhinder.
Zoals eerder gesteld is verkeershinder een belangrijk aandachtspunt. De opvang van vooral gemotori-
seerd verkeer dient goed geregeld te zijn. Er dient te worden voldaan aan de parkeerkencijfers uit de
meest recente ASVV. Omdat het om volumineuze inrichtingen kan gaan zijn de kencijfers van belang
die verband houden met de bruto bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.). In de praktijk zullen geïnteresseerde
bedrijven in ruimtelijk opzicht al beperkingen ondervinden bij het vinden van een geschikte locatie:
beperking 1: het perceel dient aan de rand van een bedrijventerrein te liggen, dus de keus is beperkt.
beperking 2: er dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien, en wel op
basis van het bruto vloeroppervlak. Knelpunt is vaak dat een bedrijfsperceel voor het grootste deel
wordt volgebouwd waardoor bijna geen ruimte overblijft voor een goed ingericht parkeerterrein. Een
uitgebalanceerde combinatie van bebouwing en parkeren is vaak moeilijk te vinden omdat het publieks-
gerichte karakter relatief veel verkeer aantrekt.
5. Kleinschaligheid.
In de huidige beleidsnota Recreatie en toerisme is het gemeentelijk toeristisch–recreatieve beleid in
zijn algemeenheid gericht op het versterken/uitbreiden van de bestaande bedrijven. In het geval van
gelijkwaardige belangstelling wordt de voorkeur gegeven aan een Tubbergense initiatiefnemer boven
een van buiten de gemeentegrenzen afkomstige instelling, tenzij er natuurlijk geen of niet te verwachten
plaatselijke initiatieven zijn.
6. Resumerend.
In het geval van vestiging van andersoortige bedrijven, als bijvoorbeeld een fitnesscentrum, klimwand,
speelparadijs en bedrijfsvakonderwijs op bedrijventerreinen, dienen de volgende beperkende voorwaar-
den te worden gesteld:
a. Het dient te gaan om versterking/uitbreiding van plaatselijke bedrijven of plaatselijke initiatieven.
Met plaatselijk wordt bedoeld gemeente Tubbergen;
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 201817
b. Vestiging wordt toegestaan aan de rand van een bedrijventerrein, gelegen aan de kant van het
dorp, met visueel contact tussen bedrijf en bestaande of op te leveren woonwijk;
c. Er mogen geen beperkingen ontstaan bij gevestigde bedrijven (bijvoorbeeld geen aanslag op
parkeerplaatsen van bestaande bedrijven);
d. De toegangsroutes moeten sociaal veilig zijn voor het langzame verkeer;
e. Vaak is er een relatie tussen andersoortige bedrijvigheid en horeca. Om ongewenste ontwikkelingen
in het horecadeel te voorkómen dient met de ondernemer afspraken te worden gemaakt over de
verhouding tussen activiteit en horeca (absoluut of relatief), waarbij het horecadeel ondergeschikt
is;
f. Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, gerelateerd aan het
bruto vloeroppervlak (b.v.o.) en de kencijfers uit de ASVV.
g. Detailhandel m.u.v. grootschalige detailhandelsvestigingen (zoals bouwmarkten, keukencentra,
e.d.) is niet toegestaan.
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 201818
RME, maart 2010
Cvdr 2018 nr. CVDR172765_1 13 februari 201819