In het nieuwe seizoen al je - De VoetbalTrainer€¦ · In het nieuwe seizoen al je trainingen...
Transcript of In het nieuwe seizoen al je - De VoetbalTrainer€¦ · In het nieuwe seizoen al je trainingen...
In het nieuwe seizoen al je trainingen structureel op orde?
devoetbaltrainer.nl/tp
Heel eenvoudig. Met onze online TrainingsPlanner!
Individueel abonnement : voor jezelf en je eigen team
Online toegang, altijd en overal - ook op tablet of mobiel
6- Weekse periodisering en bevat leerlijn
Trainingsvormen op te slaan (pdf.fi les) of te printen
Maak je eigen oefenvormen of voeg ze toe
Persoonlijk kant en klare oefenstofsysteem voor € 50 p.j.
Abonneer direct via devoetbaltrainer.nl/abonneren
Voor alle trainers van je club een
passend trainingsschema.
Bevat
trainingen en oefeningen)
1300+
www.devoetbal trainer.nl
Innovatie op alle vlakken
Met Erik ten Hag haalde FC Utrecht ruim
een jaar geleden een kleurrijke trainer
in huis, die al snel de ene na de andere
verandering doorvoerde. Spelers ma-
ken ongebruikelijk lange dagen op de
club, het trainingsveld bevat extra kalk-
lijnen om de oriëntatie van de spelers
te verbeteren en Utrecht stapte bij de
komst van Ten Hag direct af van het in
Nederland gangbare 1:4:3:3-systeem.
De Voetbaltrainer sprak uitgebreid met
de bevlogen trainer: ‘Alles wat we doen
tijdens trainingen, is direct gerelateerd
aan onze speelwijze.’
Erik ten Hag drukt zijn stempel op FC Utrecht
P R O F V O E T B A L
Toen u het stokje vorig jaar overnam,
moesten veel spelers wennen aan uw ma-
nier van werken.
Erik ten Hag: “Dat klopt. Spelers zijn
in het begin natuurlijk sceptisch: wat
levert de nieuwe werkwijze ons op?
Als ze zien dat het werkt, motiveert
dat enorm. Zelf heb ik daar nooit aan
getwijfeld. Het was hooguit afwachten
hoe snel het resultaat zou opleve-
ren. Waar spelers in het begin vooral
moeite mee hadden, waren de vele
situatieve coachmomenten tijdens
trainingen. Er is binnen de spelers-
groep wel een bepaalde acceptatie
opgetreden, maar leuk vinden ze het
nog steeds niet. We willen meerdere
spelsystemen beheersen en dat kan
alleen als je dat trainbaar maakt. Dat
doe je niet in één training en met
één videomoment, zoiets luistert erg
nauw. Een partijspel 11:11 is daarvoor
natuurlijk heel geschikt, maar het
kan ook goed in kleinere vormen. Om
beter te worden in het klein houden
van de onderlinge afstanden, zowel
in de lengte als in de breedte, kun je
bijvoorbeeld 6:6 met twee keepers
en een neutrale speler doen. Tijdens
zulke vormen leg ik spelers telkens
uit wat ik van ze verwacht als de bal
zich op een bepaalde plek op het veld
bevindt. Hoe sta je ten opzichte van
elkaar? Waar liggen de oplossingen?
Het vergt in mijn beleving tijd om zo-
iets erin te krijgen.
Fo
to:
Pro
Sh
ots
Tekst: Paul Geerars en Marco van der Heide
04-05-06-07-08-09-10-11-12-13_hag.indd 4 31-08-16 14:27
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 2 0 2 0 1 6
Je moet als trainer wel heel goed
bewaken dat je de creativiteit van
individuele spelers de ruimte blijft
geven. Ik weet dat het mijn valkuil
is om veel voor te kauwen, waardoor
spelers soms te weinig toekomen aan
het maken van eigen keuzes. Ik moet
wel zeggen dat het helpt dat ik me
daarvan bewust ben. Aan de andere
kant biedt een bepaalde structuur, die
voortkomt uit je speelwijze, ook juist
heel veel ruimte voor creatieve spelers
om te excelleren. Dat heb ik in het
verleden gemerkt bij onder meer El-
jero Elia, Marko Arnautovic en Quincy
Promes. Als zij zich vrij voelen binnen
bepaalde kaders die je ze aanreikt,
zijn ze op hun best.
Van iedereen verwacht ik hoe dan ook
een topsportmentaliteit. Mijn spelers
zijn meerdere malen per week van 9
tot 18 uur op de club. Zo is er veel tijd
voor extra begeleiding, zoals het bekij-
ken van videobeelden en het werken
aan individuele verbeterpunten. Kijk
naar Timo Letschert: hij heeft een
toptransfer verdiend naar de Serie
A. Dat is goed voor hem en voor de
club, maar ook voor de spelersgroep
die achterblijft. Zij hebben allemaal
gezien wat Timo ervoor gedaan en
gelaten heeft. Dat daagt de rest enorm
uit. We hebben het dan over een
stukje bewustwording. Wat is ervoor
nodig om op topniveau te presteren?
Heb je de discipline om een plan uit
te voeren? En ben je in staat om, waar
nodig, bij te sturen? Daarvoor heb je
weleens een stimulans nodig van de
trainer, maar uiteindelijk moeten spe-
lers dat zelf oppakken.”
U laat wekelijks zien vernieuwend te zijn
in de speelwijze van uw ploeg. Welke
opdracht geeft u uw spelers mee bij het
nemen van een doeltrap?
Erik ten Hag: “Als wij een achterbal
nemen, willen we de tegenstander
graag ontregelen door ze voor keuzes
te stellen. Ik zeg bewust niet dat we
bij voorkeur willen opbouwen, omdat
ook de lange bal een uitstekend mid-
del kan zijn om tot een kans te ko-
men. Die optie moeten we altijd open-
houden, zeker met twee spitsen die
een bal kunnen vasthouden en een
tegenstander kunnen uitspelen. Als
wij een tegenstander die ons hoog wil
vastzetten ertoe kunnen dwingen om
achterin een-op-een te verdedigen,
dan kan een lange bal een uitstekende
keuze zijn. Maar staan ze niet een-op-
een, dan hebben wij een overtal in de
opbouw en dan willen we dat graag
uitspelen. Zoiets is altijd een wis-
selwerking. Als je meer risico neemt
in de opbouw, moet de tegenstander
meer moeite doen om druk op je te
krijgen en krijg je zelf voorin meer
ruimte. Andersom geldt dat wanneer
je spitsen continu gevaarlijk zijn, de
tegenstander waarschijnlijk gaat twij-
felen, waardoor je zelf meer ruimte
krijgt in de eerste fase van de opbouw.
Uiteraard bespreek ik met mijn team
hoe ver we in het opbouwen moeten
gaan. Als je het namelijk goed doet,
ga je controleren en domineren. Dan
is het een middel om de wedstrijd in
handen te krijgen en dat is wat je er
uiteindelijk mee wilt bereiken. Maar
uiteindelijk moeten spelers in de
wedstrijd hun eigen risicoafweging
maken. Wat ik als trainer voorname-
lijk doe, is mogelijkheden aanreiken
om onder de druk van de opponent
uit te komen. Van mijn verdedigers
verwacht ik dat ze de tegenstander
‘Er treedt met betrekking tot de vele situatieve coachmomenten tijdens trainingen een bepaalde acceptatie op, maar leuk vinden
spelers het nog steeds niet’
‘Ik zeg bewust niet dat we bij voorkeur willen opbouwen,
omdat ook de lange bal een uitstekend middel kan zijn om
tot een kans te komen’
04-05-06-07-08-09-10-11-12-13_hag.indd 5 31-08-16 14:27
www.devoetbal trainer.nl
P R O F V O E T B A L
voor keuzes stellen. Een van de opties
is dan uitzakken. Is punt-zestienme-
tergebied niet ver genoeg, dan kan dat
ook verder, zelfs tot op de achterlijn
(afbeelding 1). Datzelfde geldt voor
een terugspeelbal op de keeper. Hoe
ver ben je als verdediger bereid om
over te komen of uit te stappen om de
man met de bal meer opties te geven?
Stel dat wij met drie verdedigers
spelen en de tegenstander zet druk
met de 9 en de 10. Dan heb je ach-
terin je vrije man en moet je dat
kunnen uitspelen (afbeelding 2a).
Schuiven zij een speler door, dan
halen wij een extra speler terug om
het overtal te behouden. Dat kan
een middenvelder zijn, maar ook bij-
voorbeeld een back die richting het
middenveld beweegt (afbeelding 2b).
Sturen zij opnieuw een speler door,
dan komen er ergens anders ruim-
tes op het veld waarvan wij kunnen
profiteren. Zet een tegenstander ons
een-op-een vast, dan zie ik het liefst
een gerichte lange bal (afbeelding 3).
Belangrijk is om lopende mensen te
krijgen, op wie een van de spitsen
de bal kan verlengen. Dat kan de
andere spits zijn, maar ook een mid-
denvelder of zelfs een vleugelverde-
diger. We beschikken over voldoende
loopvermogen en snelheid om zulke
situaties uit te buiten. Naast spelers
die dieplopen, moeten er ook vol-
doende spelers onder de bal blijven
om de tweede bal op te vangen. En
onze verdedigers moeten aansluiten
en de afstand tot het middenveld
verkleinen. Doe je dat niet, dan ligt
het veld open en kan de tegenstan-
‘Van mijn verdedigers verwacht ik dat ze de tegenstander voor keuzes stellen.’
‘Stel dat wij met drie verdedigers spelen en de tegenstander zet druk met de 9 en
de 10. Dan heb je achterin je vrije man en moet je dat kunnen uitspelen.’
Moment uit de laatste playoffwedstrijd van vorig seizoen, waarin Heracles ten koste van FC Utrecht Europees voetbal behaalde.
1
2a
04-05-06-07-08-09-10-11-12-13_hag.indd 6 31-08-16 14:27
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 2 0 2 0 1 6
der met één pass iemand alleen voor
onze keeper zetten.
Die lange bal wordt bij voorkeur snel
gegeven, zodat de tegenstander nog
uit de organisatie staat. Maar soms
komt het voor dat de keeper eerst een
seintje geeft voor het spelen van de
lange bal en ervoor zorgt dat het hele
team compact staat voordat hij de bal
trapt. De formatie die we vervolgens
aannemen, hangt af van meerdere
factoren. Hebben we de wedstrijd
onder controle? Wat is de stand? Hoe
lang is er nog te spelen? Daarin reik
ik de spelers wel handvatten aan,
maar uiteindelijk moeten ze zelf de
keuze maken. Een mogelijkheid is
bijvoorbeeld om in een compacte
1:3:1:4:2-formatie te gaan staan (af-
beelding 4). Zo zijn er veel mogelijkhe-
den om diepte te pakken en eveneens
voldoende spelers onder de bal. Maar
staan we voor en is er nog weinig
resterende speeltijd, dan kan 1:3:3:2:2
een logische keuze zijn, waarbij de
vleugelverdedigers iets defensiever
staan opgesteld.”
In balbezit speelt FC Utrecht doorgaans
met één speler aan elke zijkant en acht
veldspelers die centraal staan opgesteld.
Erik ten Hag: “Die veldbezetting komt
voort uit het positiespel dat wij na-
streven. Heb je meer mensen in de as,
dan heb je meer opties om tussen de
linies vrij te komen. Bovendien is je
restverdediging een stuk beter. Je kunt
met deze veldbezetting ook veel beter
drukzetten na balverlies. In beginsel is
het vanuit een 1:3:5:2-formatie vaak zo
dat onze flankspelers de buitenkanten
bezetten. Maar ik zie graag dat daar
heel veel variatie in zit. Daar kan ook
‘Schuiven zij een speler door, dan halen wij een extra speler terug om het overtal te
behouden. Dat kan een middenvelder zijn, maar ook bijvoorbeeld een back die rich-
ting het middenveld beweegt.’
‘Zet een tegenstander ons een-op-een vast, dan zie ik het liefst een gerichte lange
bal. Belangrijk is om lopende mensen te krijgen, op wie een van de spitsen de bal
kan verlengen.’
Achterbal FC Utrecht, in de uitwedstrijd tegen Heerenveen. FC Utrecht in formatie 1:3:1:4:2.
2b
3
4
04-05-06-07-08-09-10-11-12-13_hag.indd 7 31-08-16 14:27
www.devoetbal trainer.nl
om het spel te maken of een indivi-
duele actie in te zetten. Daarin spelen
hun teamgenoten een sleutelrol.”
U heeft extra lijnen op het trainingsveld
laten trekken, waardoor de ‘half-spaces’
(zie ook het navolgende artikel in deze edi-
tie) zichtbaar worden (afbeelding 5). Wat
ligt daaraan ten grondslag?
Erik ten Hag: “De extra lijnen op het
veld zijn een vorm van communicatie.
Ik gebruik de term half-spaces zelden
naar de spelers toe, maar onbewust
vergroten die lijnen wel hun oriënta-
tie. Verdedigend bijvoorbeeld: hoe ver
kom ik naar binnen bij het knijpen?
Dat heeft z’n grenzen, net als door-
een middenvelder komen, of een spits.
Het is ook geen vast uitgangspunt dat
we nooit meer dan één speler aan de
buitenkant krijgen. Als we in staat zijn
om daar een overtal te creëren en te-
genstanders uit te spelen, dan moeten
we daar zeker van profiteren.
In 1:3:5:2 liggen er tegen 1:4:3:3 veel
kansen voor onze flankspelers om
hun stempel op de wedstrijd te druk-
ken. Dat zag je bijvoorbeeld in de
openingswedstrijd van het seizoen,
tegen PSV. Sofyan Amrabat, die aan
de linkerkant speelde, was vaak aan-
speelbaar. Je stelt de tegenstander
voor keuzes: moet de rechtsback door-
dekken, of blijft hij staan? Dekt hij
door, dan komen er elders op het veld
ruimtes, bijvoorbeeld in de hoek.
Wat je steeds vaker ziet, is dat tegen-
standers zich aan ons aanpassen. PSV
deed dat bijvoorbeeld in de tweede
helft en sc Heerenveen al vanaf het
begin van de wedstrijd. Vooraf hou-
den we daar rekening mee, maar je
kunt nooit precies voorspellen wat
de tegenstander gaat doen. Wat ik
wel vind, is dat zulke aanpassingen
vaak in ons voordeel zijn. Als zij met
drie centrumverdedigers gaan spelen,
wordt het voor onze spitsen makkelij-
ker: eerst moesten ze opboksen tegen
vier verdedigers en dan nog maar
tegen drie. Bovendien hebben wij
middenvelders met veel creativiteit
P R O F V O E T B A L
en loopvermogen, en snelheid aan de
zijkanten.
Wat veel tegenstanders ook doen, is
mandekking spelen op het midden-
veld. Zo kregen Younes Namli en Stijn
Schaars de opdracht om vanuit Bart
Ramselaar en Yassin Ayoub te spelen.
Om die twee toch veelvuldig te kun-
nen benutten, moet er heel veel ini-
tiatief bij de andere spelers vandaan
komen. Zij moeten Yassin en Bart in
2:1-situaties brengen. Als een speler
van ons Schaars met de bal opzoekt
vanuit de snelle spelverplaatsing, dan
moet Schaars een keuze maken. Op
die manier breng je Yassin en Bart in
hun kracht: ze krijgen tijd en ruimte
‘Bij het spelen van een lange bal is het belangrijk dat er diepte is, spelers eronder blijven voor de tweede bal en de verdedigers
het veld klein maken door op te sluiten’
IngooiErik ten Hag: “Als wij een ingooi
hebben op de helft van de tegen-
stander, hebben we in principe
een man minder, omdat de speler
die ingooit buiten de lijnen staat.
Dat maakt de kans op balverlies
relatief groot. Daarom verwacht ik
van al mijn spelers dat ze heel be-
wust bezig zijn met het bewaken
van de restverdediging. Als wij op
links ingooien, komt onze rechter
flankspeler heel ver naar binnen,
bijna tot op de lengteas van het
veld.”
‘De extra lijnen op het veld zijn een vorm van communicatie. Ik gebruik de term
half-spaces zelden naar de spelers toe, maar onbewust vergroten die lijnen wel hun
oriëntatie.’
5
04-05-06-07-08-09-10-11-12-13_hag.indd 8 31-08-16 14:27
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 2 0 2 0 1 6
ste strook, Thomas Müller en Julian
Draxler speelden aan de binnenkant.
Het was hun doel om via breedtespel
of via de diagonale passes van Jérôme
Boateng en Toni Kroos mensen tus-
sen de linies aanspeelbaar te maken.
Eerst ‘naar buiten toe gaan’, dan weer
‘naar binnen komen’ en daar iets af-
dwingen, dat spreekt mij enorm aan
en dat lijkt heel erg op de manier
waarop FC Utrecht dat nastreeft. Het
is jammer dat het spel van Duitsland
niet beloond werd met de Europese
titel, want die verdienden ze. Maar zo
werkt het in voetbal, de beste ploeg
wint niet altijd.”
dekken. Ook in balbezit hebben de
lijnen een functie. We willen graag
een overtal creëren op het midden-
veld, maar wel altijd gestaffeld, met
diagonale passlijnen en driehoeken.
Belangrijk daarvoor is dat er altijd één
of twee spelers diepte kiezen of daar
in elk geval mee dreigen, zodat er ach-
ter hen meer ruimte ontstaat. Die lij-
nen staan er niet in wedstrijden, maar
mijn ervaring is dat spelers wel meer
gevoel krijgen voor bepaalde situaties.
Dat is een gevolg van herhalen, her-
halen en nog eens herhalen. Daardoor
verbetert de samenwerking.
Op het Europees Kampioenschap zag
ik dat Duitsland heel bewust bezig
was om de as en half-spaces goed te
bezetten. De backs bezetten de buiten-
‘De extra kalklijnen die ik op ons trainingsveld heb laten
aanbrengen, zijn ook een vorm van communicatie’
3
Trainingsvorm 14:3+keeper in de as van het veld
Doel• verbeteren van het uitspelen van
een overtal in de as van het veld
Organisatie• tussen beide zestienmetergebieden,
zowel in de lengte als in de breedte
• 2 grote doelen, 8 rode en 6 blauwe
hesjes, 10 ballen
• 2 keepers, 6 verdedigers, 4 spitsen
en 4 middenvelders
Inhoud• de keeper trapt de bal richting de
spits op de andere speelhelft
• die legt de bal terug onder lichte weerstand van een verdediger
• als een middenvelder de bal ontvangt, volgt er 4:3+keeper richting de goal
• na een goal of bij een uitbal, speelt een trainer een tweede bal in
Coaching aanvallers• ‘Maak tempo om niet achterhaald te worden.’
• ‘Speel breed en keer terug naar de as van het veld.’
• ‘Herstel de veldbezetting als de tweede bal in het spel komt.’
Coaching verdedigers• ‘Verdedig naar voren.’
• ‘Kantel mee naar de kant van bal.’
• ‘Sluit op en kom bij elkaar als de tweede bal in het spel komt.’
04-05-06-07-08-09-10-11-12-13_hag.indd 9 31-08-16 14:27
www.devoetbal trainer.nl
P R O F V O E T B A L
pen komen. Een aanleiding daarvoor
kan het wedstrijdprobleem tegen de
eerstvolgende tegenstander zijn. Hoe
ga je dat trainbaar maken? De eigen
speelwijze is daarbij altijd leidend,
zelfs bij loopvormen. Ons spel vraagt
snel handelen en veel richtingsveran-
deringen, net als het internationale
voetbal. Dat integreer je dan in je
warming-up.”
Gebruikt u ook wedstrijdstatistieken om
uw speelwijze te verbeteren?
Erik ten Hag: “Alex Abresch, onze vi-
deoanalist, haalt weleens statistieken
opnieuw positie en herstellen hun
veldbezetting.
Het was pas de eerste keer dit seizoen
dat we deze trainingsvorm deden.
Ik probeer sowieso zo veel mogelijk
variaties door te voeren in mijn trai-
ningen. De reden is simpel: de mens
is een geboren aanpasser. Als je vaak
hetzelfde doet, komt de sleur erin en
wordt het brein niet voldoende ge-
prikkeld, waardoor de ontwikkeling
niet optimaal is. Als trainer moet je
dus creatief zijn en regelmatig met
nieuwe trainingsvormen op de prop-
Toen we een training van u bekeken, lag
de nadruk op het uitspelen van een 4:3-si-
tuatie in de as van het veld (trainings-
vorm 1).
Erik ten Hag: “Dat komt direct voort
uit onze speelwijze: in de as een over-
tal creëren en uitspelen. Daarbij is het
belangrijk om tempo te maken, want
in de wedstrijd komen er spelers terug
en dan is het overtal weg. De vorm
is ook gericht op de verdedigers: zij
vormen centraal in de defensie een
drietal, net als in onze basisformatie.
Ik wil dat zij naar voren verdedigen.
Wordt de bal breed gespeeld, dan kan-
telen de verdedigers naar balkant. Dat
houdt ook weer iets in voor de aanval-
lers: door de as weer op te zoeken, is
daar ruimte ontstaan. Breed spelen
om later in de as diepte te creëren. Er
zit ook een element van omschakeling
in: als de bal uit is, of er is gescoord,
dan speelt assistent-trainer Jean-Paul
de Jong direct de tweede bal in. De
verdedigers moeten snel opsluiten en
bij elkaar komen. De aanvallers kiezen
Fo
to:
Pro
Sh
ots
‘Ons spel vraagt snel handelen en veel richtingsveranderingen, dus
dat integreren we in onze warming-up’
04-05-06-07-08-09-10-11-12-13_hag.indd 10 31-08-16 14:27
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 2 0 2 0 1 6
om het schieten, dan loop je eigenlijk
een kans op een betere kans mis. Zo’n
statistiek bevestigt in dit geval wat
je graag ziet. Zoiets kun je gebruiken
naar je ploeg: waarom doen we wat
we doen en wat is het gewenste ef-
fect? Je wilt ze het vertrouwen geven
dat waar je mee bezig bent ook daad-
werkelijk werkt. Spelers moeten zich
niet laten afleiden door scorebordjour-
nalistiek.”
FC Utrecht zet druk met drie spelers voor-
op, die centraal blijven spelen. Vanwaar
die keuze?
Erik ten Hag: “Wij zijn een van de
weinige ploegen die vanuit zones en
ruimtes verdedigen en niet vanuit
een directe tegenstander. Binnen
mandekking is het fijn om met twee
man voorop te spelen. Wordt een back
ingespeeld, dan gaat het ‘treintje’ lo-
pen. Dat kan heel goed werken, mits
de uitvoering goed is. Maar wij kiezen
voor een andere manier. Als we met
drie man voorop drukzetten, komt er
een middenvelder tussen onze twee
spitsen. Is de bal in de as, dan bezet-
ten onze spitsen de half-spaces en
onze nummer 10 de middelste strook.
Cruciaal is dat zij er met z’n drieën
voor zorgen dat de passlijnen naar
de middenvelders van de tegenstan-
der worden afgeschermd. We willen
geen balbezit in de as van het veld
toestaan. Als we op deze manier ver-
dedigen, kan de tegenstander heel
moeilijk 2:1 creëren in de eerste fase
van de opbouw.
Wat we willen, is de tegenstander
naar de zijkant dwingen om daar druk
te zetten. Spreken we vooraf af dat we
de tegenstander het liefst over onze
linkerkant willen dwingen, dan kun-
nen onze voorhoedespelers al zo gaan
staan dat over rechts spelen voor de
tegenstander de meest logische optie
uit wedstrijden. Op welk gedeelte van
het veld hadden we balbezit? Hoeveel
duels wonnen en verloren we, zo-
wel over de grond als door de lucht?
Hoeveel passes speelde een bepaalde
speler vooruit, achteruit, opzij of di-
agonaal? Bij data gaat het om twee
dingen. Ten eerste is de juiste inter-
pretatie cruciaal. Wat zeggen bepaalde
statistieken? Daarnaast is de kunst
om datgene wat je uit de statistieken
haalt, weer trainbaar te maken of in
elk geval op je ploeg over te dragen.
Ik hoor trainers vaak zeggen: ‘Ik had
het gevoel dat…’. Maar ik ben niet op
zoek naar een gevoel, ik zoek naar
feiten. In sommige gevallen kunnen
data jou die informatie verschaffen.
Een voorbeeld: vorig seizoen waren
wij een van de meest effectieve ploe-
gen in het omzetten van schoten in
goals. Dat is geen toeval. Ik ben voor
schieten, maar dan moet er wel een
reële kans zijn op een goal. Schiet je
Trainingsvorm 2Afschermen passlijnen
Doel• verbeteren van het afschermen
van passlijnen naar het midden-
veld als blok van drie voorop
Organisatie• veld van ongeveer 35 meter lang
en 45 meter breed
• 1 grote goal, 3 kleine goaltjes
• 4 blauwe hesjes, 3 rode hesjes, 10
ballen
• 4 verdedigers, 2 aanvallers, 1
aanvallende middenvelder
Inhoud• de verdedigers starten de op-
bouw en kunnen scoren op de drie kleine goaltjes
• zij mogen niet direct uit een pass scoren, maar moeten de bal altijd eerst aannemen
Coaching• ‘Zorg ervoor dat de onderlinge afstanden klein blijven.’
• ‘Houd de passlijn naar een goaltje waar mogelijk dicht.’
• ‘Maak een keuze tussen de as afschermen en een drukmoment pakken.’
‘Wie drukzet op de back van detegenstander, hangt af van hoe
hoog we staan, hoe detegenstander speelt en hoe de
onderlinge afstanden zijn’
04-05-06-07-08-09-10-11-12-13_hag.indd 11 31-08-16 14:27
www.devoetbal trainer.nl
P R O F V O E T B A L
pen’ op de flanken. Dat laatste kun je
natuurlijk alleen doen als je dan ook
daadwerkelijk druk kunt zetten op de
man met de bal, anders is het voor de
tegenstander een koud kunstje om te
scoren.
Deze trainingsvorm is erg geschikt
voor onze controlerende middenvel-
der. Als de rechtshalf uitstapt, volgt
hij hem (2a, 2b en 2c in trainingsvorm
3). Is er geen druk op de bal, dan moet
onze nummer 6 continu bezig zijn
de passlijn naar de spits eruit te ha-
len (1a, 1b en 1c in trainingsvorm 3).
Wordt de spits toch aangespeeld, dan
kunnen er bij de tegenstander spelers
bijsluiten en afronden. Om het moei-
lijker te maken, maakte ik het veld op
een gegeven moment 20 of 25 meter
langer, waardoor het voor het verde-
digende team nog meer aankwam op
compact staan, schuiven en drukmo-
menten kiezen. Overigens is dit een
manier van drukzetten die heel inge-
wikkeld is; het is niet op ieder niveau
toepasbaar. Als ik een inschatting
moet maken, dan kan het wellicht nog
net in de Derde Divisie, maar daar-
onder wordt het toch wel te complex.
Het is wel de trend in het internatio-
nale voetbal. Als je zuivere mandek-
king speelt, en er wordt iemand uitge-
speeld, dan heb je een probleem.”
Wat wilt u terugzien in de omschakeling
van verdedigen naar aanvallen?
Erik ten Hag: “In elk geval dat er
diepte is zonder bal. Als een spits de
ruimte benut achter de defensie, kan
hij wellicht met een pass worden
gelanceerd. Maar kan dat niet, dan
verwacht ik toch dat hij die loopac-
tie maakt. Op die manier neemt hij
vaak een of twee verdedigers mee
en rekt hij het veld in de lengte uit.
Daardoor ontstaat er onder de spitsen
meer ruimte om te voetballen. Zak je
naar de buitenkant uit, dan beweeg je
bovendien weg van het doel. Op die
manier wordt het bijna onmogelijk
om voor de goal te zijn als de bal daar
komt. Verdedigers en middenvelders
die in de counter worden aangespeeld,
moeten maar de keuze maken of ze
ook gebruikmaken van de diepteloop-
actie van onze spits(en). Zij maken de
afweging tussen diep spelen en de bal
in de ploeg houden.”
schermen we de as van het veld af?
Zulke aspecten uit je speelwijze kun
je met zo’n verkleinde vorm goed
trainbaar maken.”
Mocht de tegenstander in de wedstrijd
onverhoopt toch een middenvelder aanspe-
len, wat verwacht u dan van uw spelers?
Erik ten Hag: “Dat is afhankelijk van
de veldbezetting op dat moment. Mis-
schien kan een spits terugkomen of
een flankspeler assisteren. Er zou ook
een centrumverdediger kunnen uit-
stappen. Een voorwaarde daarvoor is
dat we compact staan in de breedte,
maar vooral in de lengte van het
veld. Stapt bijvoorbeeld onze linker
centrumverdediger uit, dan is dat het
signaal voor de overige twee centrum-
verdedigers en de flankspelers om een
tijdelijke viermansdefensie te vormen
en de onderlinge afstanden klein te
maken. Zo sta je weer compact. Een
nadeel is wel dat je achteruit moet.
Dat is ook de afspraak: is er geen druk
op de bal en heeft de tegenstander
tijd en ruimte om een pass te geven
vanaf het middenveld, dan loopt onze
defensie iets achteruit, want anders
wordt de bal in onze rug gespeeld. Is
er wel druk op de bal, dan kunnen on-
ze verdedigers opsluiten. Hoe verder
je van je eigen goal af verdedigt, hoe
moeilijker het voor de tegenstander
wordt om te scoren.”
U geeft aan het drukzetten ook in 7:7 te
trainen. Hoe geeft u dat vorm?
Erik ten Hag: “Ik zal een voorbeeld
geven van een trainingsvorm die we
vorig seizoen een keer deden. Het was
iets groter dan 7:7, maar wel verkleind
vanuit de 11:11 (trainingsvorm 3). De
training ging uit van de basisformatie
1:4:4:2 met een ruit op het midden-
veld. Het team dat drukzette, speelde
met twee backs, vier middenvelders
en twee spitsen. De tegenstander,
die van achteruit opbouwde, met alle
spelers, met de kanttekening dat de
spits, als neutrale man, ook bij de
andere partij hoorde als die ploeg in
balbezit was. We begonnen met een
half veld, wat makkelijker is voor het
verdedigende team omdat de afstan-
den kleiner zijn. Wat je traint, is het
compact staan, schuiven, het zoeken
naar drukmomenten en het ‘aanlo-
is. Wordt de rechtsback aangespeeld,
dan is er voor ons een aantal opties
om hem onder druk te zetten. Dat
hangt onder meer af van hoe hoog
we drukzetten, hoe de tegenstander
speelt en hoe de onderlinge afstanden
zijn. Willen we de tegenstander tot
op de eigen achterlijn vastzetten, dan
kan mijn linkerflankspeler ‘aanlopen’
op de rechtsback. Dat betekent voor
de andere flankspeler dat hij naar bin-
nen komt. Zetten we lager druk, dan
kunnen het ook een middenvelder of
spits zijn die hem onder druk zetten.
Dat heeft allemaal te maken met hoe
compact we staan, zowel in de lengte
als in de breedte.”
Als de bal in de as is, kun je op het mid-
denveld in ondertal komen. U geeft aan
dat de spitsen in dat geval de passlijnen
dienen af te schermen. Hoe maak je zoiets
trainbaar in verkleinde vormen?
Erik ten Hag: “Zoiets gaat het gemak-
kelijkst in 11:11, maar kan ook zeker
in kleinere vormen. Een partijspel 7:7
bijvoorbeeld, maar ook nog kleiner.
Ik heb dat in dit specifieke geval nog
niet gedaan, maar misschien is het
interessant om er eens hardop over
na te denken hoe je zoiets vorm zou
kunnen geven. Je wilt dat je spitsen
en je nummer 10, die ertussen komt,
een blok vormen om een pass naar
het middenveld te voorkomen. Om
dat te verbeteren, heb je dus in elk
geval die drie spelers nodig. Zet je
daar vier verdedigers tegenover, dan
krijg je een situatie die niet helemaal
honderd procent wedstrijdecht is,
maar wel in de buurt komt. In plaats
van middenvelders, zou je een aantal
kleine goaltjes kunnen neerzetten.
Gebruik je de volledige breedte van
het veld, dan is het waarschijnlijk
niet te belopen. De back houdt het
breed en schiet de bal, al dan niet
direct, in een van de goaltjes. Om dat
te voorkomen, maak je het veld wat
smaller en leg je de backs een restric-
tie op: niet direct scoren, maar altijd
aannemen. Dat geeft de aanvaller iets
meer tijd om hem onder druk te zet-
ten en/of de passlijn naar het doeltje
eruit te halen (trainingsvorm 2). Met
die keuze zijn spelers vaak bezig: is
dit een drukmoment, waarbij we een
poging doen de bal te veroveren, of
04-05-06-07-08-09-10-11-12-13_hag.indd 12 31-08-16 14:27
Trainingsvorm 38:10 + neutrale speler
Doel• verbeteren van het drukzetten op
de helft van de tegenstander
Organisatie• half speelveld
• 1 groot doel, 2 kleine doelen
• 9 blauwe, 8 rode en 1 wit hesje
• 1 keeper, 6 verdedigers, 7 midden-
velders, 4 aanvallers en 1 spits of
centrumverdedige (neutrale man)
Inhoud• blauw begint met de bal en pro-
beert te scoren op de kleine goals
• de witte speler hoort bij de balbezittende partij en mag zijn vak niet uit
Coaching• ‘Kies als flankspeler het juiste moment om druk te zetten op een back.’
• ‘ Is er druk op de bal, sluit als nummer 6 dan bij in de rug van de speler die drukzet.’
• ‘ Is er geen druk op de bal, haal dan als nummer 6 de passlijn naar de spits eruit.’
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 2 0 2 0 1 6
OmturnenWillem Janssen speelt tegenwoordig als centrumverdediger. Hoe kwam u tot die keuze?
Erik ten Hag: “Nood breekt wetten. In de play-offs tegen Heracles Almelo hadden we weinig opties en besloten we Wil-
lem daar te posteren. Dan kijk je wel eerst naar zijn kwaliteiten op die positie, en zijn potentie. Willem heeft spelinzicht,
kan organiseren, zowel over de grond als door de lucht duelleren en heeft een goede inspeelpass van achteruit. Bepaalde
dingen kan hij nog niet, dus moet je een situatie creëren die voor hem veilig is. Het is ook vooral een kwestie van erva-
ren. Een spits die een duwtje geeft bijvoorbeeld, daar leer je je op een gegeven moment tegen wapenen. Als trainer moet
je dan de inschatting maken of hij dat kan oppikken, ja of nee. Bij Willem geloof ik daar zeker in. Er komt overigens nog
een andere factor bij kijken: hoe kijkt de speler er zelf tegenaan? Bij Go Ahead Eagles wilde ik van Khalid Karami een
middenvelder maken na het vertrek van Joey Suk, maar hij zag dat zelf totaal niet zitten. Dan houdt het op.”
Samenvatting:• Om meerdere spelsystemen te
leren beheersen, maakt Ten Hagveel gebruik van situatieve coa-ching tijdens trainingen.
• In de opbouw wil FC Utrecht detegenstander tot keuzes dwin-gen, via de opbouw dan wel hethanteren van de lange bal.
• FC Utrecht speelt met veel men-sen die centraal staan opgesteldom daar meer spelers te hebbendie tussen de linies vrij kunnenkomen.
• Het trainingsveld van FC Utrechtbevat extra kalklijnen om de ori-
entatie van de spelers te verbe-teren.
• Elke trainingsvorm die Ten Haggeeft, is direct gerelateerd aande beoogde speelwijze van zijnelftal.
• De kunst van het gebruik vanwedstrijdstatistieken is de inter-pretatie ervan en het trainbaarmaken van de verkregen infor-matie.
• FC Utrecht zet met drie spelersvoorop druk om zo beter in staatte zijn de as van het veld af teschermen en de tegenstandernaar de zijkant te dwingen.
Abonnees op de TrainingsPlanner
vinden daar nu de beelden van de
trainingsvormen van Erik ten Hag
bij FC Utrecht.
04-05-06-07-08-09-10-11-12-13_hag.indd 13 31-08-16 14:27
www.devoetbal trainer.nl
CounterpressingSteeds meer internationale topclubs hanteren counterpressing in de omschakeling van aanval-
len naar verdedigen. Het was een van de belangrijkste pijlers onder het succes van het Borussia
Dortmund van Jürgen Klopp en ook FC Barcelona gebruikt die strategie al jaren. Tevens kwam
het begrip ter sprake in het hoofdverhaal van deze editie. René Maric, die als analist voor ver-
schillende Duitse profclubs werkt, legt zeer gedetailleerd uit wat counterpressing inhoudt en
hoe je het als elftal effectief kunt toepassen. ‘Met de juiste counterpressing ben je als team
proactief en verbeter je je defensieve stabiliteit.’
Topanalist René Maric over krachtig wapen in omschakeling
T A C T I E K
René Maric: “Counterpressing
is de gegroepeerde pressie
direct na balverlies. Het hele
team jaagt op de bal en wint
die in het ideale geval met-
een terug. Counterpressing
kent twee hoofddoelen: het
heroveren van de bal en het
voorkomen van een doeltref-
fende counter van de tegen-
stander.
Het meest voorkomende alternatief
voor counterpressing is als team di-
rect terugplooien in de afgesproken
defensieve formatie. Het nadeel daar-
van is dat er relatief weinig druk op de
bal is. Daardoor wordt de tegenstan-
der veel tijd en ruimte gegund en kan
er veel terreinwinst worden geboekt
in korte tijd. Datzelfde geldt voor een
ander alternatief: zo snel mogelijk
diagonaal achter de bal komen; niet
per se in de defensieve formatie, maar
tussen bal en eigen doel. Een andere
mogelijkheid in de omschakeling na
balverlies is ‘gokken’: je zo positio-
neren dat je op een ideale plek staat
voor een counter, mocht een teamge-
noot de bal heroveren. Deze drie alter-
natieven verschillen van counterpres-
sing omdat het doel niet zozeer is om
de bal snel terug te veroveren.
Een van de aspecten die komt kijken
bij counterpressing is het moment
waarop het team stopt met gegroe-
peerde pressie en teruggaat naar de
reguliere defensieve formatie. Het ge-
geven dat de bal doorgaans in bewe-
ging is, maakt het lastig om daarvoor
het juiste moment te bepalen. Veel
trainers hanteren de vijfsecondenre-
gel: aan de spelers wordt verteld dat
zij de tegenstander na balverlies vijf
seconden afjagen. Als de bal dan nog
niet heroverd is, plooien zij terug in
de afgesproken verdedigende organi-
satie.
Dat kan een manier zijn om het elf-
tal houvast te bieden. Een nadeel is
wel dat het ideale aantal seconden
verschilt per team en vooral per situ-
atie. Het kan verstandig zijn om ook
pressie te blijven zetten als de vijf
seconden al voorbij zijn. Soms kan het
juist beter zijn om de hevige pressie al
in een vroegtijdiger stadium te staken.
Uiteindelijk gaat het er vooral om dat
spelers leren herkennen wanneer zij
de bal kunnen heroveren en wanneer
ze de counterpressing beter kunnen
staken. Trainers die de vijfseconden-
regel hanteren, doen er daarom goed
aan naar de spelers te communiceren
dat vijf seconden geen vaststaande
Tekst: Marco van der Heide
‘Counterpressing is de gegroepeerde pressie direct na balverlies’
12-13-14-15-16-17-Maric.indd 12 05-01-16 15:52
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 5 2 0 1 6
René Maric: “Iedere actie die een speler op het veld maakt, heeft zowel een
aanvallende als een verdedigende component. Daarom is de speelwijze in
balbezit nauw verbonden met de omschakeling van aanvallen naar verde-
digen. Als de onderlinge afstand ten opzichte van een teamgenoot groot is,
kun je elkaar moeilijk ondersteunen, zowel in balbezit (voor het creëren van
een afspeelmogelijkheid) als na balverlies (om te assisteren bij counterpres-
sing). Als je juist dicht bij elkaar in de buurt staat, zal een pass van de ene
speler naar de andere weinig aan de situatie veranderen. Tegelijkertijd kan
één pass van de tegenstander beide spelers uitspelen. Zowel voor de speel-
wijze in balbezit als voor de counterpressing is het dus belangrijk dat de on-
derlinge afstanden niet te groot en niet te klein zijn. Bayern München is daar
onder Pep Guardiola een meester in. Hun veldbezetting is geschikt voor korte
combinaties en goed positiespel, maar ook voor effectieve counterpressing.
De verbindingen die Bayern maakt als het balbezit heeft, maken het mogelijk
om de bal gemakkelijk rond te laten gaan, maar ook om snel te anticiperen
op balverlies en onmiddellijk druk op de bal te zetten.”
regel is, maar een houvast waar ze
van af kunnen wijken als de situatie
daarom vraagt.”
Algemene uitgangspuntenRené Maric: “Om counterpressing ef-
fectief toe te passen, is het belangrijk
om een aantal algemene uitgangs-
punten mee te geven aan de spelers.
De meest beslissende factor is de
positionering van het elftal op het mo-
ment dat de bal wordt verloren. Als de
onderlinge afstanden klein zijn, wordt
het veel gemakkelijker om gezamen-
lijk pressie uit te oefenen en de bal
terug te veroveren. Anderzijds moeten
twee spelers ook niet té kort op elkaar
staan, omdat ze dan dezelfde ruimte
bespelen. De ideale veldbezetting voor
counterpressing heeft dus consequen-
ties voor de speelwijze die je als trai-
ner in balbezit uitstippelt. (zie kader)
Met voldoende spelers in de as van
het veld en rondom de bal wordt het
gemakkelijker de bal terug te verove-
ren en met voldoende mensen achter
de bal krijgt de tegenstander minder
kansen op een doeltreffende counter.
Een simpele trainingsvorm die spelers
het belang van een goede restverde-
diging laat inzien, is trainingsvorm 1.
Beide doeltjes, waarin het team dat de
bal verovert kan scoren, worden aan
één kant geposteerd. Het team dat op
balbezit speelt, staat voor een keuze:
maken we het veld heel groot of spe-
len we dicht bij elkaar om effectiever
te kunnen omschakelen van aanval-
len naar verdedigen? En wie blijven er
tussen de doeltjes en de bal voor het
geval er balverlies wordt geleden?
Daarnaast is het bij counterpressing
belangrijk dat de omschakeling ra-
zendsnel plaatsvindt. Om tijdwinst te
boeken, helpt het als spelers al in be-
weging zijn op het moment dat de bal
wordt verloren. Om dat voor elkaar te
krijgen, moeten zij leren herkennen
wanneer er balverlies dreigt. Naarma-
te de kans toeneemt dat een teamge-
noot de bal inlevert bij de tegenstan-
der, dient een speler meer rekening te
houden met de ideale positie op het
veld voor effectieve counterpressing.
Voor de rechtsback betekent dat bij-
voorbeeld dat hij alvast iets meer naar
binnen komt als er aan de linkerkant
balverlies dreigt.
Een ander algemeen uitgangspunt
is het afdekken van het midden
van het veld. Op dat gedeelte van
het speelveld heeft de tegenstander
meer opties als het gaat om rotatie,
gezichtsveld en passes. Het geniet
de voorkeur om de tegenstander die
in balbezit is richting de zijlijn te
dwingen, of liever nog achteruit. Een
pass die een snelle counter in gang
kan zetten moet in elk geval worden
vermeden. De genoemde algemene
uitgangspunten kunnen worden toe-
gepast in verschillende varianten.
Daarbij wordt er telkens op een an-
dere manier voor gezorgd dat de bal
wordt heroverd of dat de tegenstan-
der niet kan counteren.”
‘Een nadeel van de vijfsecondenregel is dat het ideale aantal seconden verschilt
per situatie’
‘Om sneller te kunnen schakelen, zijn spelers alvast in beweging als
er balverlies dreigt’
12-13-14-15-16-17-Maric.indd 13 05-01-16 15:52
www.devoetbal trainer.nl
T A C T I E K
1. Mandekking
René Maric: “Een eerste variant is het
hanteren van mandekking. Jupp Heync-
kes paste dit toe bij Bayern München.
(zie afbeelding 1) Elke speler zorgt er-
voor dat hij na balverlies zo snel moge-
lijk een tegenstander dekt. Daarbij kan
ervoor worden gekozen om een cen-
trumverdediger over te houden als extra
slot op de deur en een speler van de
tegenstander (in dit geval de linksback)
vrij te laten. Als er voldoende pressie is
op de man met de bal, op de afbeelding
door Bastian Schweinsteiger, bestaat er
een goede kans om de bal te heroveren.”
2. Passlijnen blokkeren
René Maric: “Een tweede mogelijk-
heid is het blokkeren van passlijnen.
Pep Guardiola hanteerde deze manier
van counterpressing in zijn tijd bij FC
Barcelona. (zie afbeelding 2) Spelers
kiezen er niet voor hun tegenstander
kort te dekken, maar gaan tussen de
speler met de bal en hun directe te-
genstander in staan. Daardoor staan
zij in vergelijking met mandekking
dichterbij de speler die in balbezit
is en kunnen zij, als de onderlinge
afstanden klein zijn, doorjagen op de
man met de bal.”
3. Massale pressie op bal
René Maric: “Een derde optie is het
massaal afjagen van de tegenstander
die in balbezit is door alle spelers die
enigszins in de buurt staan. Ajax en
het Nederlands elftal hanteerden deze
variant in de jaren zeventig (zie af-
beelding 3), vaak in combinatie met de
buitenspelval. Deze vorm van coun-
terpressing wordt met maximale snel-
heid en agressiviteit uitgevoerd. Een
groot nadeel is wel dat het team erg
kwetsbaar wordt als de tegenstander
in staat blijkt om onder de druk uit te
voetballen. De veldbezetting laat dan
Afbeelding 3: het Nederlands elftal onder Rinus Michels. Na balverlies
wordt massale pressie op de man met de bal gezet.
Afbeelding 1: Bayern München onder Jupp Heynckes. Na balverlies dekt
iedereen zo snel mogelijk een tegenstander.
Afbeelding 4: Borussia Dortmund onder Jürgen Klopp. Na balverlies
bewegen de spelers die in de buurt staan richting de bal en de directe
omgeving van de bal.
Afbeelding 2: FC Barcelona onder Pep Guardiola. Na balverlies scher-
men de spelers passlijnen naar tegenstanders af.
12-13-14-15-16-17-Maric.indd 14 05-01-16 15:52
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 5 2 0 1 6
vanwege de massale oriëntatie op de
bal te wensen over.”
4. Gedeelte speelveld af-jagen
René Maric: “Een manier van counter-
pressing die als een vernieuwde ver-
sie van de massale pressie op de bal
kan worden gezien, werd door Jürgen
Klopp gebruikt in zijn tijd bij Borussia
Dortmund (zie afbeelding 4): de speler
aan de bal wordt gegroepeerd afge-
jaagd, maar daarbij houdt het team
ook oog voor diens directe omgeving.
Daardoor kan een nabije teamgenoot
die de bal krijgt toegespeeld ook direct
onder druk worden gezet. Er is verge-
leken met de massale pressie op de
bal minder focus op de (speler met de)
bal en meer op zijn directe omgeving.”
MixRené Maric: “Een team kan een van
de bovenstaande vier varianten ge-
bruiken als hoofdstrategie. Het is wel
aan te raden om daar op bepaalde
momenten van af te stappen: als
de situatie daar om vraagt, kunnen
spelers beter een andere variant van
counterpressing hanteren. Zo kan een
team dat doorgaans voor mandek-
king kiest er soms goed aan doen om
op bepaalde momenten passlijnen
af te schermen. Dat kan bijvoorbeeld
voorkomen als er in de omschake-
ling al veel spelers tussen hun directe
tegenstander en de speler met de bal
in staan. Het is dan niet bevorderlijk
om allemaal bij de speler met de bal
weg te bewegen om een tegenstander
kort te gaan dekken. De algemene
uitgangspunten - de juiste veldbezet-
ting, razendsnel omschakelen en het
afdekken van het midden van het veld
- blijven bij het incidentele switchen
van variant wel van kracht.”
VoordelenRené Maric: “Het belangrijkste voor-
deel van counterpressing is het ver-
groten van de defensieve stabiliteit. In
het moderne voetbal wordt de counter
een steeds belangrijker wapen, omdat
het team dat de bal verliest zich nog
in een ongeorganiseerde situatie be-
vindt. Counterpressing is een effectie-
ve manier om die snelle tegenaanval
in een vroegtijdig stadium in de kiem
te smoren.
Counterpressing kent ook een be-
langrijk aanvallend voordeel. Op het
moment dat de bal wordt verloren,
denkt de tegenstander aan counteren
en zullen er spelers naar voren sprin-
ten. Als het elftal er op zo’n moment
in slaagt de bal weer te heroveren,
staat de tegenstander uit positie en is
je eigen aanvallende organisatie nog
deels intact. Bovendien wordt de bal
bij counterpressing vaak hoog op het
veld veroverd. Daardoor biedt het veel
kansen om zelf te scoren in de ‘tegen-
counter’.
Een ander voordeel is het gegeven
dat je als team proactief verdedigt
in plaats van reactief. Door direct de
jacht op de bal in te zetten nadat die
verloren ging, dwing jij de tegenstan-
der tot keuzes. Als je ervoor kiest om
direct in te zakken en weer achter de
bal te komen, geef je het initiatief juist
aan de tegenstander. Counterpressing
stelt jouw elftal in staat om proactieve
keuzes te maken.”
Overbrengen op spelersRené Maric: “Het is niet raadzaam om
de gehele theorie achter counterpres-
sing van A tot Z aan spelers uit te
leggen. Het werkt contraproductief
als je als trainer te veel ingaat op alle
details en mogelijke varianten. Voor
spelers is het vooral belangrijk om te
weten welke actie ze moeten uitvoe-
ren op welk moment. Daarbij kun je
ze, om de motivatie te vergroten, wel
uitleggen wat het doel is van counter-
pressing. Zo kun je ze vertellen dat ze
als team een counter kunnen voorko-
men door meteen druk te zetten. En
dat ze zelf kunnen scoren door de bal
hoog op het veld te heroveren. In de
wedstrijdbespreking kun je dat in een
emotionele context plaatsen door bij-
voorbeeld te spreken van ‘We moeten
de bal sámen heroveren’ en ‘We moe-
ten elkaar helpen na balverlies.’
Individuele gesprekken zijn een goed
middel om verbeterpunten in counter-
pressing met spelers te bespreken. Zo
komt het vaak voor dat spelers te snel
achteruit lopen. Als dat gebeurt, wor-
den de ruimtes te groot en is het lasti-
ger om de bal snel te heroveren. Daar-
naast schakelen spelers soms te traag
om, werken ze niet samen als team of
laten ze gaten vallen die de tegenstan-
der kan gebruiken om onder de druk
uit te komen. Daarnaast zie je vaak
dat verdedigers de ruimte achter zich
niet altijd goed bespelen, waardoor
een lange bal van de tegenstander ge-
vaarlijk kan worden. Door ingedraaid
te staan en op het moment van spe-
len explosief één of twee meter naar
achteren te bewegen, kan de diepte
eruit worden gehaald. Een andere
valkuil kan zijn dat het team te lang
doorjaagt als de bal richting de keeper
van de tegenstander wordt gespeeld.
Het elftal wordt dan in de lengte van
het speelveld uit elkaar getrokken. Als
de keeper van de tegenstander kiest
voor een lange bal, zijn de onderlinge
afstanden groot en is de kans op het
winnen van de tweede bal kleiner.
‘Counterpressing stelt het elftal in staat om proactieve
keuzes te maken’
Omschakelen van aanvallen naar verdedigen
• Zo snel mogelijk terugplooien in defensieve
formatie
• Diagonaal tussen bal en eigen goal komen
• ‘Gokken’ op balherovering voor eigen counter
• Counterpressing
12-13-14-15-16-17-Maric.indd 15 05-01-16 15:52
www.devoetbal trainer.nl
T A C T I E K
Uiteindelijk kan ieder team leren om
counterpressing te hanteren, al zit er
uiteraard verschil in het niveau van
uitvoering. Dat de kwaliteit van coun-
terpressing spectaculair kan worden
verbeterd, toonde Klopp aan bij Bo-
russia Dortmund. Zowel het team als
individuele spelers maakten daarin
tussen 2008 en 2013 grote stappen.
De snelheid waarmee spelers om-
schakelen is deels genetisch bepaald,
maar kent ook veel trainbare aspecten
zoals anticipatie en reactievermogen.
Daarbij zijn niet alleen de fysieke ei-
genschappen relevant; denkvermogen
is minstens zo belangrijk. Het beste
voorbeeld daarvan is Sergio Busquets.
Zijn topsnelheid ligt relatief laag,
maar toch is hij een van de beste
spelers in de wereld als het gaat om
counterpressing. Je zou kunnen zeg-
gen dat zijn ‘voetbalsnelheid’ hoog
ligt, ondanks dat hij een matige tijd
zou neerzetten op de honderd meter
sprint.”
TrainingenRené Maric: “Daarnaast zijn de trai-
ningen een belangrijk middel om te
schaven aan counterpressing. Het
helpt om voor een training, waarbij
het accent op de omschakeling van
aanvallen naar verdedigen ligt, het be-
lang van counterpressing te benadruk-
ken. Tijdens oefenvormen gebruik ik
vaak de coachopmerkingen ‘jagen’ en
‘drukzetten’ als triggers. Een van de
manieren die ik gebruik om counter-
pressing te trainen, is het spelen van
positiespel op een heel klein veld. De
intensiteit is dan hoog, er zijn veel
duels en er is een hoge focus in het
brein op het veroveren van de bal.
Daarbij komen spelers vaak in de situ-
atie waarbij ze tegenstanders dekken,
passlijnen afschermen en drukzetten
op de tegenstander met de bal. Ver-
volgens doe ik dezelfde trainingsvorm,
maar dan in een grote ruimte. Ik eis
dezelfde honger en intensiteit van
de spelers, ook al is het moeilijker
geworden om counterpressing uit te
voeren. Als de bal uit is, speel ik die
willekeurig ergens terug in het veld,
zodat spelers daar direct op moeten
anticiperen.
Een simpele vorm om op counterpres-
sing te trainen is een positiespel 4:4+3
vanuit de positie. (trainingsvorm 2)
Het blauwe team speelt op balbezit,
samen met de drie witte, neutrale
spelers. Als rood de bal verovert, scha-
kelt blauw zo snel mogelijk om door
naar binnen te sprinten en druk te
zetten op de bal. Het rode team pro-
beert samen met de neutrale spelers
onder die druk uit te combineren en
de posities aan de zijkanten in te ne-
men.
Trainingsvorm 1: het blauwe team speelt op balbezit en houdt de restverdediging in de gaten. Rood
kan na balverovering scoren op de twee kleine goaltjes.
Trainingsvorm 2: blauw speelt samen met wit op balbezit. Als rood de bal verovert, schakelt blauw
razendsnel om en zet het druk op de bal. Rood probeert met hulp van wit onder de druk uit te combi-
neren en neemt de posities aan de zijkanten in.
12-13-14-15-16-17-Maric.indd 16 05-01-16 15:52
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 5 2 0 1 6
Trainingsvorm 3 is een vervolg hierop.
Het rode team valt aan richting de gro-
te goal en mag gebruikmaken van de
neutrale spelers in het wit. Het blauwe
viertal plus keeper probeert doelpun-
ten te voorkomen. Als blauw de bal
verovert, horen de keeper en de neu-
trale spelers bij blauw. Om het recht
van aanvallen te verkrijgen, moet de
witte kaatser op de achterlijn worden
aangespeeld. Rood kan dat voorkomen
door razendsnel om te schakelen.
Trainingsvorm 4 kent twee verschil-
lende momenten voor counterpres-
sing; een voor beide teams. Het
blauwe team speelt 4:2 in het kleine
vierkant in het midden. Als het rode
tweetal de bal verovert, speelt het sa-
men met de vier rode spelers aan de
buitenkanten 6:4 in het grote vierkant.
Blauw probeert de bal zo snel mogelijk
te heroveren. Als dat lukt, kan blauw
scoren op een van de twee grote goals.
Dan is het dus aan rood om counter-
pressing toe te passen.”
Samenvatting:• Counterpressingiseenstrategie
waarbij het team gegroepeerdjaagt na balverlies om een coun-ter te voorkomen en de bal teheroveren.
• Essentieelzijneengoedeveld-bezettingbijbalverlies,desnel-heid van omschakelen en het af-dekken van het midden van hetspeelveld.
• Counterpressingkentverschil-lendevarianten:mandekking,hetafschermenvanpasslijnen,mas-sale pressie op de bal en pressierichting een speelveldgedeelte.
• Degrootstevalkuilenzijnach-teruitlopen,langzaamschake-len,nietalsteamopereren,ga-ten laten vallen en de diepte erniet uit halen.
• Metdejuisteuitlegenoefen-vormenkaniederteamzichontwikkelen in het hanteren vancounterpressing.
Trainingsvorm 3: rood speelt met hulp van de twee neutrale spelers richting de grote goal. Als blauw
de bal verovert, kunnen zij het recht van aanval halen bij de neutrale speler op de achterlijn.
Trainingsvorm 4: blauw speelt op balbezit tegen het rode tweetal in het midden. Als rood de bal ver-
overt, speelt het samen met de vier andere roden 6:4. Verovert blauw de bal, dan kunnen zij scoren
op de grote goals.
12-13-14-15-16-17-Maric.indd 17 05-01-16 15:52
www.devoetbal trainer.nl
Verbeteren door variatieLang is aangenomen dat een speler het meest leert door een bepaalde han-
deling vaak te herhalen. Steeds vaker wordt echter beweerd dat juist vari-
atie in trainingsvormen uiteindelijk het beste resultaat oplevert. Laat een
speler onder wisselende omstandigheden een actie uitvoeren, en hij wordt
er beter in. Adrie Poldervaart, trainer van BVV Barendrecht en vorig jaar
uitgeroepen tot Amateurtrainer van het Jaar, toonde het in zijn demonstra-
tie op het Trainerscongres en vertelde er daarna over aan de redactie van
De Voetbaltrainer: differentieel leren in de praktijk.
Adrie Poldervaart (BVV Barendrecht), differentieel leren
T R A I N E R S C O N G R E S
Baas aan de balTijdens uw demonstratie noemde u een
aantal keren het woord ‘voldoening’.
Blijkbaar is winnen voor u niet genoeg,
maar wilt u dat bereiken met mooi voet-
bal. Wat is voor u mooi voetbal?
Adrie Poldervaart: “Ik wil niet af-
hankelijk zijn van geluk. Dat geeft
me geen voldoening, zelfs niet als
we dan winnen. Waardering is mijn
belangrijkste drijfveer. Als mensen
zeggen dat ze iets moois gezien heb-
ben, ben ik met mijn team kennelijk
in staat geweest ze te vermaken. Mijn
visie is sterk beïnvloed door Cruijff en
Guardiola, door Ajax en Barcelona en
tegenwoordig Bayern München.
Wat doet een speler die op het trai-
ningsveld een bal ziet liggen? Die pakt
die bal en gaat ermee aan de slag.
Koester die bal! Degene die de bal
heeft, is de baas. Wat dat betreft denk
ik sterk volgens de ‘Nederlandse’
spelopvattingen. Ik geloof absoluut
dat je het verschil kunt maken aan
de bal. Dat vraagt een goede techni-
sche uitvoering, dus ik ben als trainer
steeds op zoek naar manieren om die
handelingen onder grotere druk goed
uit te kunnen voeren. Wetenschap-
pelijk is vastgesteld dat je dit kunt
bereiken door spelers in verschillende
situaties te brengen waarin zij die
handelingen moeten uitvoeren.
Het is natuurlijk ook niet zo dat het
balbezit op zich heilig is. Het moet
wel ergens toe leiden. In feite is ie-
dere bal vooruit die een kans oplevert,
goed. Dit betekent dat mijn spelers
best voor een gerichte lange bal naar
voren mogen kiezen en zeker niet
verplicht zijn balbezit tot doel te ver-
heffen in plaats van het als middel
te zien om wedstrijden te winnen.
Balbezit is een methode om kansen te
creëren en te scoren.”
Een kernelement in het spelen op balbezit
is, zo hebben we ook kunnen vaststellen
in uw demonstratie, het spelen tussen de
linies.
Adrie Poldervaart: “Het is de bedoe-
ling dat mijn spelers steeds buiten
het gezichtsveld van de tegenstanders
komen. Word je immers aangespeeld
met een tegenstander in je rug, kun
je vaak alleen kaatsen en is het ver-
dedigen relatief eenvoudig. Daarom
vraag ik van mijn spelers om zélf in
de rug van de tegenstander te komen
en aanspeelbaar te worden. De lijnen
moeten dan open gelegd worden,
waardoor die tegenstander in de pro-
blemen komt.
Wat doe jij wanneer jouw tegenstan-
der zich áchter jou opstelt? Waar-
schijnlijk ga je naar achteren lopen
om die tegenstander te dekken. Er
ontstaat ruimte. Er zit minder druk
op de passer. Bovendien kun je vanuit
de rug van de tegenspeler beter weg
bewegen. En daar gaat het natuur-
lijk om, dat je steeds bezig bent om
aanspeelbaar te worden en de tegen-
stander steeds meer voor moeilijke
keuzes stelt. Daarom zit dit in al mijn
trainingen. We beginnen met een
rondo. Dat breiden we dan uit met
weerstanden, en soms nemen we die
weerstanden weer weg om variatie te
creëren. Zie bijvoorbeeld de manier
waarop ik dit tijdens de demonstra-
tie heb gedaan: tussentijds moesten
de spelers een parcours afleggen
met loop- en springbewegingen, ver-
Tekst: Ruud Doevendans
14-15-16-17-18-19_poldervaart.indd 14 23-05-16 12:11
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 8 2 0 1 6
zwaard door het gebruik van gewich-
ten. Daarna dan weer de rondo, en
dan moet die ondanks de vermoeid-
heid nog steeds op het hetzelfde hoge
niveau worden uitgevoerd.”
Differentieel lerenHet woord ‘weerstand’ valt. U hecht veel
waarde aan differentieel leren. Waar
vindt dat zijn oorsprong?
Adrie Poldervaart: “Het is eigenlijk
heel natuurlijk gegaan, feitelijk aan
mijn eigen brein ontsproten maar
later wel bevestigd vanuit de weten-
schap. Als ik in het verleden een
rondo gaf, dan liep dat wel goed en
dus begon ik me af te vragen hoe ik
dat nu moeilijker kon maken. Uiter-
aard kan dat door het speelveld te
verkleinen, maar het kan ook door
een speler moe te maken. Wanneer
een speler moe is, wil hij niet in het
midden staan. Dus moet hij aan de
buitenkant, derhalve in balbezit, zijn
handelingen beter gaan uitvoeren.
Dat is niet eenvoudig bij vermoeid-
heid. Druk je maar eens twintig keer
op en probeer dan je naam netjes te
schrijven. Dat is echt heel moeilijk.
Door dat te blijven trainen, krijg je
meer controle over je handelingen.
Ik koos er daarbij dus uit eigen erva-
ring al voor om spelers een bepaalde
vorm van kracht te laten gebruiken
en ze ‘moe’ te maken, alvorens ze
de technische handeling moeten uit-
voeren. Dat kun je in verschillende
vormen zien: opdrukken, iets met
gewichten, bepaalde loopvormen. En
daarna breng ik ze terug in de spel-
vorm. Ik ben bevestigd in mijn opvat-
tingen door opleidingen die ik heb
gevolgd op het gebied van kracht en
coördinatie.”
Op welke wijze past u de beginselen van
differentieel leren toe?
Adrie Poldervaart: “Er zijn drie va-
riabelen. Dat zijn het individu, de
activiteit en de omgeving. Telkens
als je een van deze drie variabelen
verandert, beïnvloedt dat het leren
van een speler en wordt op termijn de
uitvoering daar beter van. De speler
moet hetzelfde principe immers in
een andere situatie toepassen. Dat
Fo
to’s
: P
ro S
ho
ts
werkt veel beter dan iemand telkens
dezelfde oefening op exact dezelfde
wijze te laten uitvoeren. Situaties
zijn namelijk nooit identiek. Daarbij
komt dat het lichaam zó snel moet
beslissen en handelen, dat dit door
het brein vaak niet meer aangestuurd
kan worden. Je moet het dus als het
ware automatiseren. Het lichaam zal
moeten wennen aan die altijd weer
veranderende omstandigheden en
dus in verschillende situaties toch de
goede keuzes moeten kunnen maken.
Dat kun je trainen. En daarmee leer
je de activiteit beter uitvoeren.
Het verhaal is bekend en terug te zien
op YouTube, dat een kogelstoter eerst
zeven weken met telkens dezelfde
aanloop en worp trainde, en daarna
zeven weken met die twee elementen
ging variëren. Na die ‘gevarieerde’
weken gooide hij twee meter verder.
En bij Excelsior, waar ik als fysiothe-
rapeut actief ben, pas ik ditzelfde
principe toe. Daar laat ik spelers de
ingooi trainen met ballen of attribu-
ten van verschillende gewichten. Dat
varieert van een handdoek tot aan
een skippybal en een bal van acht
kilo. Uiteindelijk gaan ze daar verder
door gooien. Je praat dan dus niet
over krachtontwikkeling. Wanneer je
een grotere biceps wilt trainen, zul je
gaandeweg naar zwaardere gewichten
moeten. Nee, je praat over het opti-
maliseren van de beweging die nodig
is bij die ingooi. Van daaruit boek je
progressie en ga je verder gooien.
Ik laat ook van tijd tot tijd een posi-
tiespel of een partijspel spelen zonder
hesjes. Normaliter is een oogopslag
voldoende om te zien of iemand
groen dan wel oranje draagt en je
speelt hem in. Zonder hesjes wordt
dat toch een heel ander verhaal. Je
moet echt gaan kijken, zelfs al voor-
dat je de bal hebt, welke speler je in
het vizier hebt. Op die manier bouw
je ook een moeilijkheidsgraad in. Kun
je zonder hesjes goed samenspelen
omdat je het overzicht hebt, zal jou
dat tijdens de wedstrijd als er na-
tuurlijk maar twee kleuren zijn, zeker
helpen.”
KlikoEerder in dit gesprek gaf u aan er groot
belang aan te hechten ‘mensen iets mee te
geven’. Dat gold ook voor uw demonstra-
tie: geen min of meer standaard oefening
van drukzetten of opbouwen.
Adrie Poldervaart: “Ik heb er echt
naar gestreefd iets te laten zien wat
niet vaak wordt toegepast en daarom
trainers misschien kan inspireren.
De passoefening is een vorm onder
weerstand. Spelers moeten de bal
tussen twee barrières doorspelen. Je
hoeft daarvoor als trainer niet altijd
over perfecte middelen te beschik-
ken. Waar ik nu, hier in het IJsseldelta
Stadion van PEC Zwolle, de beschik-
king had over poppen, gebruik ik in
Barendrecht regelmatig kliko’s als
weerstand. Daar kun je eindeloos mee
variëren. En dan wordt het geen kwes-
tie van alleen maar tussen die kliko’s
door spelen, maar zet je er ook een
14-15-16-17-18-19_poldervaart.indd 15 23-05-16 12:11
www.devoetbal trainer.nl
tegenstander tussen. Dit betekent voor-
deel voor drie spelers. De speler die
aangespeeld moet worden, moet de lijn
open leggen. De tegenstander moet dit
voorkomen en de man aan de bal moet
op het juiste moment de juiste pass
spelen, met de juiste snelheid.”
Op welke wijze zou je deze oefening nog
kunnen uitbouwen?
Adrie Poldervaart: “Ik houd er erg van
om uiteindelijk ook in dit soort oefe-
ningen in de eindfase terecht te ko-
men, bijvoorbeeld via vleugelwisselin-
gen. Wat je zou kunnen doen, is het
volgende: de speler die aangespeeld
wordt, draait weg en opent op de
andere kant. Zie het als een opening
van rechtsback naar linksbuiten. Deze
komt met de voorzet, de speler die de
pass gaf, komt voor het doel.
Maar dan komt het: voor dat doel zet-
ten wij dan wel weerstand neer, bij-
voorbeeld weer in de vorm van kliko’s
of poppen. Want anders wordt het
eenvoudig: een voorzet en afwerken
maar. Nu moet je keuzes gaan maken.
Een natuurlijke reflex van de buiten-
speler is om de voorzet hoog te geven,
zodat er gekopt kan worden. Maar je
moet het niet onnodig moeilijk ma-
ken. Als er niets tussen staat, waarom
dan niet gewoon een lage pass? Na-
tuurlijk kun je deze vorm ook spelen
met echte tegenstanders, maar het
probleem is dat je dan vaak niet aan
afwerken toekomt. Ik kies daarom
soms liever voor statische obstakels.”
Uw visie om tussen de linies te spelen,
hoe vertaalt zich die in de wedstrijd en
welke rol is daar met name in weggelegd
voor uw middenvelders?
Adrie Poldervaart: “Wij spelen het
liefst in een 1:4:3:3-formatie, waarbij
we op het middenveld met de punt
naar achteren spelen. In de opbouw
laat ik mijn rechtsback vaak ver voor-
uit staan en de rechter centrale verde-
diger trekt naar rechts. Zo bouwen we
met drie man achteraan op. Er ont-
staat een situatie waarin deze twee
spelers sterk moeten gaan samen-
werken. Immers, wordt de rechter
centrale verdediger onder druk gezet
door de linksbuiten, zal de rechtsback
T R A I N E R S C O N G R E S
Nederlands voetbalOp dit moment ligt het Nederlands voetbal onder de loep. ‘We’ zijn voorbijgestreefd door voorheen mid-
delmatige voetballanden. Hoe beschouwt u dit thema vanuit het land van de wereldkampioen?
Ton Lokhoff: “Het verraste mij niet dat bondscoach Louis van Gaal tijdens het WK koos voor
een systeem met vijf verdedigers. We roepen al jaren dat de laatste Nederlandse échte ver-
dediger Jaap Stam is geweest. Landen als IJsland of Tsjechië zijn niet meer bang voor Neder-
land. Ze zien altijd kansen. Nederland is misschien wel slachtoffer geworden van de wet van
de remmende voorsprong. Andere landen hebben goed gekeken wat we in Nederland goed
deden, waaronder de doordachte manier van trainen en de tactisch uitgekristalliseerde speel-
wijze. Ook Duitsland heeft hier de vruchten van geplukt.
Toevallig heb ik dan te maken met een trainer die erg gecharmeerd is van de Nederlandse
voetbalcultuur, maar er zijn meer ploegen in de Bundesliga die aantrekkelijk voetbal spelen
en tijdens trainingen echt driekwart mét de bal zullen doen. Het tempo in de Bundesliga ligt
erg hoog. Wil je daar in mee als team, maar ook als individu, dan zul je fysiek top moeten
zijn. Die basis wordt ook in trainingen gelegd. Rondom de wedstrijden tegen PSV voor de
Champions League spelen wij onder meer tegen Bayern München voor de beker (1-3 verlies,
red.), Bayer Leverkusen (2-1 winst) maar ook tegen Darmstadt op een knollentuin (0-1 winst).
Je kunt je voorstellen dat dit veel van de spelers vraagt in hun voetbalbeleving. Ze moeten er
iedere keer maar weer staan, onder steeds andere omstandigheden. Als staf kunnen we dit
ook eisen van de spelers, want de concurrentie is enorm. Iedere positie is dubbel bezet, en
goed bezet ook. Daarin zijn de mogelijkheden in Duitsland niet te vergelijken met die in Ne-
derland en dat heeft vooral te maken met geld natuurlijk.
Ook is het zo dat er bij ons soms maanden voorbijgaan zonder dat er sprake is van een rust-
dag. Zeker bij midweekse wedstrijden leef je van wedstrijd naar wedstrijd, met de nodige
reizen en onderhoudende trainingen daartussenin. Een wedstrijd voor de Champions League
tegen PSV in Eindhoven is voor ons eigenlijk niet veel anders dan een uitwedstrijd in de com-
petitie, waarbij we ook geregeld moeten vliegen en in een hotel zitten. Na de wedstrijd tegen
PSV op dinsdagavond komen we op woensdag rond twaalf uur terug in Wolfsburg. Dan trai-
nen we direct aansluitend op woensdag en op donderdag dan in de middag weer een training.
De vrijdagtraining is om vier uur waarna we direct doorvliegen naar Mainz voor de volgende
competitiewedstrijd aldaar op de zaterdag. En zondags vliegen we dan weer terug. En zo gaan
we van wedstrijd naar wedstrijd. Alleen tijdens de interlandweken kunnen we wel eens een
dag vrij geven aan de spelers die niet uitgevlogen zijn.”
moeten zorgen aanspeelbaar te zijn.
Dat kan aan de zijlijn, maar evengoed
aan de binnenkant (zie tekening 1).
Het is een variant die je ook regelma-
tig toegepast ziet worden door Bayern
München. Aangenomen dat we in
staat zijn om op deze manier door die
eerste linie heen te spelen, zal de te-
genstander een keuze moeten maken.
Dan zijn we eigenlijk waar we willen
zijn. Een van hun middenvelders zal
vermoedelijk uitstappen, waardoor
onze eigen middenvelders in de open-
vallende ruimtes kunnen lopen.
Maar wat nu als wij er niet in slagen
op deze manier door hun druk heen
te spelen? Dan is er altijd nog een op-
lossing met onze centrale verdedigers.
Voorheen leerde je op vrijwel elke
trainerscursus, dat de 3 en de 4 ‘punt-
zestien’ moesten gaan staan. Maar
als zij dichterbij hun eigen achterlijn
gaan staan, trekken ze het spel na-
tuurlijk nog veel meer uiteen. Ervan
uitgaand dat de tegenstander achterin
niet direct één-op-één zal gaan spe-
len, speelt mijn team inclusief onze
keeper op eigen helft 8:6 in een zo
‘De rechtsback kan zich zowel aan de zijlijn als meer centraal aanbieden.’
‘Met de centrale verdedigers meer richting de achterlijn maak je het veld nog groter.’’
1
2
14-15-16-17-18-19_poldervaart.indd 16 23-05-16 12:11
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 8 2 0 1 6
groot mogelijke ruimte. (zie tekening
2). Daarmee moeten wij in staat zijn
door hun linies heen te spelen. Dekt
de tegenstander wel vroeg door, dan
ontstaat ruimte bij onze aanvallers.
Dan heeft mijn keeper de opdracht
de lange bal te spelen. Met voldoende
mensen achter de bal is dat voor ons
dan een aanvaardbaar alternatief.
Maar alleen indien het met voetbal
over de grond écht niet kan.”
Andere veldbezettingWijkt u met uw team weleens af van de
voorkeursformatie 1:4:3:3?
Adrie Poldervaart: “Zeker, wanneer
de tegenstander ons met drie aanval-
lers tegen onze drie opbouwers direct
vastzet. Dan kiezen wij voor een
1:3:4:1:2-formatie, die je overigens ook
best 1:3:5:2 of 1:5:3:2 kunt noemen.
Onze backs worden dan in feite de
vrije mensen. (zie tekening 3). De te-
genstander kan dat alleen voorkomen
door met hun backs helemaal door
te dekken. Hierdoor ontstaat in de
hoeken ruimte voor onze aanvallers.
Hun centrale verdedigers worden uit
positie gespeeld, waardoor ze in een
heel groot gebied komen te spelen,
hetgeen ze doorgaans erg vervelend
vinden.
Een ander alternatief is het opgeven
van een centrale verdediger en die
inruilen voor een extra middenvel-
der. In feite staan wij dan in de op-
bouw één-op-één dus de rol van die
extra middenvelder wordt essentieel.
Die moet steun blijven verlenen aan
zijn verdedigers als de tegenstander
de bal heeft, en bij balbezit gaan lo-
pen waar hem dat goed dunkt, als hij
maar aanspeelbaar wordt. (zie teke-
ning 4). Hoe het ook gaat, de tegen-
stander zal keuzes moeten maken.
Kijk maar eens wat er gebeurt wan-
neer mijn extra middenvelder zich
aan de zijlijn gaat aanbieden. Dan
moet een middenvelder van de oppo-
nent uitstappen en ontstaan er ruim-
tes. Dát is het idee. We zijn inmid-
dels zo bedreven in het uitspelen van
overtalsituaties, dat de tegenstander
er vaak al niet meer voor kiest om
door te jagen op onze keeper. Bang
als ze zijn elders een man tekort te
komen.
Ik ben geen trainer die elke wedstrijd
wat anders gaat proberen. Maar een
wedstrijd zit weleens op slot en dan
is het de taak van de trainer om te
proberen een oplossing te verzinnen.
Soms is het handig om tijdens de
wedstrijd van formatie te veranderen.
Dan spreek ik bijvoorbeeld met mijn
spelers af dat we na tien minuten
van 1:4:3:3 overgaan naar 1:3:4:1:2. En
dan maar eens kijken hoe dat uitpakt.
Het is een spel: de tegenstander ver-
wacht een bepaalde opstelling, komt
na een lange busreis bij ons terrein
aan en ziet inderdaad die namen.
Sterker nog, we starten in de formatie
die ze verwachten. De trainer denkt:
‘Mooi, mijn huiswerk goed gedaan.’
En dan gaat het opeens heel anders.
We hebben weleens een tegenstander
gehad waarvan de trainer na afloop
zei: ‘Tactisch geweldig gespeeld. We
zagen het, hebben zitten dubben hoe
we het snel konden oplossen maar we
hebben de sleutel niet tijdig gevon-
den.’”
‘Als de backs van de tegenstander doordekken op de backs van de aanvallende ploeg, ont-
staat ruimte in de hoeken.’
‘Wanneer de vierde middenvelder zich richting de zijlijn aanbiedt en een tegenstander
“meetrekt”, ontstaat ruimte voor de andere middenvelders.’
3
4
14-15-16-17-18-19_poldervaart.indd 17 23-05-16 12:11
www.devoetbal trainer.nl
Mijn overtuiging is dat je die hogere
intensiteit heel goed kunt combineren
met kracht- en coördinatie-oefenin-
gen, die ik daarna omzet in voetbal-
vormen en dus mede gebruikt worden
bij het differentieel leren. Daarnaast
gebruik ik lichte kracht- en coördina-
tie-oefeningen uit preventief oogpunt
voor de stabiliteit van het bekken.
Dit is tijdens de demonstratie te zien
geweest. Daarmee komt een betere
uitvoering onder hogere druk binnen
handbereik. En als we nu vasthouden
aan onze ‘Nederlandse’ manier van
voetballen en we stoppen daar veel
meer tijd en moeite in, dan komen we
echt heel ver.”
Samenvatting:• Adrie Poldervaart is van mening
dat een team het verschil kanmaken in balbezit.
• Om zijn team te ontwikkelen,gebruikt Poldervaart veel variatiein zijn trainingen: differentieelleren.
• Differentieel leren doe je niet al-leen door variatie in te brengen,maar ook door spelers ondervermoeidheid de handelingen telaten uitvoeren.
• Poldervaart laat zijn team somstijdens de wedstrijd volgens af-spraak in een andere formatiespelen.
• Poldervaart vindt dat in hetNederlandse voetbal in het al-gemeen harder en gerichter ge-traind zou moeten worden, metbehoud van de ‘Nederlandse’spelcultuur.
Meer investerenWe hebben het nu eigenlijk steeds over
het opbouwen en aanvallen. Dat is logisch
gezien uw demonstratietraining, maar
lijkt ook bij de trainer Poldervaart te pas-
sen.
Adrie Poldervaart: “Ik wil graag
onderscheidend zijn, omdat de te-
genstander zich moet aanpassen
als wij initiatief nemen. Bovendien
denk ik dat je door goed aanvallen
het verschil kunt maken. Neem nu
de wedstrijd tussen Bayern Mün-
chen en Atletico Madrid (halve finale
Champions League, Atletico Madrid
ging ondanks 2-1 verlies door, red.).
Natuurlijk is het ontzettend knap dat
Diego Simeone zijn team zover krijgt
dat ze precies uitvoeren wat hij ver-
langt. Maar de kans dat Bayern Mün-
chen die tweestrijd in zijn voordeel
beslist, is toch veel groter? Ze hebben
niet gescoord, maar dat wil niet per
se zeggen dat Atletico Madrid zo per-
fect verdedigd heeft. Er waren kansen
voldoende.
Een ander voorbeeld: Nederland-Italië
T R A I N E R S C O N G R E S
op het EK 2000. Nederland verliest
die wedstrijd na strafschoppen, tegen
tien Italianen omdat Zambrotta al in
de eerste helft tweemaal geel kreeg.
Het werd 0-0. ‘De Italianen hebben
weer goed verdedigd’, riepen de ana-
lytici. Maar Nederland had een hand-
vol kansen en miste al in de reguliere
speeltijd twee penalties. In veruit de
meeste gevallen wint Nederland de
wedstrijd eenvoudig. Ik kies dan voor
die grote kans om te winnen, en mis-
schien scoren we dan een keer niet.
Dat kan gebeuren.
Al die mensen die roepen: het gaat
om kracht, om snelheid, om fysiek –
natuurlijk allemaal erg belangrijk. Ik
denk echter dat we vooral qua tijd en
moeite moeten investeren in beter
voetballen. Meer en beter, harder en
gerichter trainen. Dan kun je het ver-
schil maken. Ga maar eens in Spanje
kijken, hoe intensief zelfs kinderen
daar al trainen. Daar gebruiken ze
misschien wel heel andere (periodise-
rings)modellen dan wij.
‘Door met je 3 en 4 niet“punt-zestien” te gaan staan,maar dichterbij de achterlijnmaak je het veld nog groter’
Extra fragmenten van het in-
terview met Adrie Poldervaart
vinden abonnees op deze service
in de Mediatheek van De Voetbal-
trainer.
14-15-16-17-18-19_poldervaart.indd 18 23-05-16 12:11
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 8 2 0 1 6
Voor de videobeelden van de
trainingsvormen van Adrie Pol-
dervaart verwijzen we naar de
TrainingsPlanner en Mediatheek.
Demonstratietraining Adrie Poldervaart
Deel 1Spelers spelen twee rondo’s, resp. 5:2
en 6:2. Vervolgens werken zij twee
circuits af met stabiliteit- en coördina-
tievormen alsmede richtingverande-
ringen, moeilijker gemaakt doordat zij
gewichten dragen. Vervolgens spelen
zij vermoeid opnieuw de rondo’s.
Deel 2Pass- en trapvorm onder weerstand
Doelstelling• het spelen tussen de linies verbeteren
Inhoud• speler A speelt speler B in, die weg
beweegt van een fictieve tegenstan-
der (pop of kliko)
• speler B draait open en speelt de bal
tussen twee poppen of kliko’s door
• een tegenstander C mag de bal on-
derscheppen
• speler D ontvangt en maakt een
eentweecombinatie met speler E
• Stroomvorm, speler E dribbelt door
naar de tweede organisatie waar het-
zelfde plaatsvindt
Deel 3Positiespel 7:7 + 1 neutrale speler en
twee kaatsers (keepers)
Doelstelling• verbeteren spelen tussen de linies,
lijnen open leggen
Inhoud• Positiespel 7:7
• 1 neutrale speler
• 2 kaatsers aan de korte zijde
• 4 poppen/kliko’s als weerstand
• Na 2,5 minuut wordt verder gespeeld
op een dubbel zo groot speelveld
• Als variatie worden na verloop van
tijd de weerstanden weggehaald, spe-
len de ploegen eerst weer op het klei-
ne veld en daarna op het grote veld.
14-15-16-17-18-19_poldervaart.indd 19 23-05-16 12:11
www.devoetbal trainer.nl
Passing over de grondHet was de trainingsdemonstratie waarbij misschien wel de meeste aan-
wezige toeschouwers in het stadion van PEC Zwolle in een actieve houding
schoten. Niet toevallig, want Peter Hyballa - vanaf komend seizoen hoofd-
trainer van NEC - wil niets anders zien op het veld: trainen op honderd pro-
cent, anders hoeft het van hem niet. Meerdere keren legde hij de training
stil om een actievere houding te bewerkstelligen bij zijn spelers. De training
betrof het verbeteren van de passing over de grond.
Peter Hyballa (Bayer Leverkusen onder 19)
T R A I N E R S C O N G R E S
Peter Hyballa: “Ik geef regelmatig de-
monstratietrainingen en ik heb dus
eigenlijk twee teams om te coachen of
aandacht te geven: de spelersgroep en
de geïnteresseerde trainers op de tri-
bune. Daarom koos ik voor een hoog
tempo door de verschillende variaties
binnen de oefeningen, omdat ik denk
dat trainers vooral daar belangstel-
ling voor hebben. Als ik zelf De Voet-
baltrainer lees, dan kijk ik altijd als
eerste naar de variaties in een trai-
ningsvorm. Het basisidee dat iemand
wil trainen is al snel helder, maar ik
wil zelf ook geïnspireerd worden door
variaties op het basisthema.”
PrincipesPeter Hyballa: “Vandaag stond de
passing over de grond centraal, in
Duitsland hebben we het dan over
‘Schnittstellen-Bälle’. Laten we eerst
eens naar de wedstrijdsituatie kijken
(zie tekening 1), waarin dit van be-
lang kan zijn. We bouwen op eigen
helft op en willen vandaag het liefst
verzorgd diep spelen door middel
Fo
to’s
: P
ro S
ho
ts
Tekst: Paul Geerars
20-21-22-23-24-25_hyballa.indd 20 25-05-16 13:27
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 8 2 0 1 6
Goed voorbeeldPeter Hyballa: “Momenteel vind
ik Borussia Dortmund het beste
voorbeeld van het voetbal dat ik
zelf ook zou nastreven. Het team
van trainer Thomas Tuchel is erg
goed in staat om te variëren tus-
sen countervoetbal met bijvoor-
beeld Marco Reus als gevaarlijke
speler, en het spelen van een
sterk positiespel waarbij echt op
balbezit wordt gespeeld en gedul-
dig wordt gewacht op een moge-
lijkheid die zich voordoet. Als je
beide benaderingen beheerst, kun
je je dus wapenen tegen tegen-
standers die ofwel inzakken ofwel
hoog drukzetten.”
van passes over de grond. Er moet
dan worden vrijgelopen en de spelers
moeten op zoek naar open passlijnen.
Drie meter naar links, twee meter naar
rechts of juist even ín de bal komen
kan dan al het verschil maken binnen
je positiespel. In het voorbeeld van
de tekening gaat de ene verdedigende
middenvelder wat meer naar voren
om ruimte te maken, terwijl de andere
Passing over de
grond tijdens
de opbouw op
eigen helft.
1
Waarom de grondpass?• Goed naar voren spelen;
• De tegenstander uitlokken;
• Geduldig spelen – tot je de juiste
ruimte creëert;
• De tijd uitspelen;
• Dominant spelen;
• Toeval minimaliseren;
• De supporters vinden het heer-
lijk;
• Opleiding;
• De speler die de bal krijgt, kan
de bal beter meenemen;
• De speler die passeert, heeft
meer opties.
Voordelen van de grondpass:• Snelle combinaties;
• Grondpasses zijn makkelijk te
gebruiken;
• Grondpasses in de loop geven je
meer dynamiek;
• Is eenvoudiger in balbezit te
blijven;
• De tegenstander wordt moe;
• Hoge ballen zijn moeilijker aan
te nemen.
juist schuin in de bal komt. Een vari-
atie kan zijn dat de rechter vleugelver-
dediger hoger gaat en ruimte laat voor
de rechter middenvelder om in de zo-
ne rechtsachter vrij te komen. Hoe dan
ook, het gaat om de goede timing van
het bewegen ten opzichte van elkaar,
waarbij we de onderlinge afstanden
goed in de gaten houden. Ook is het
belangrijk om elkaar voortdurend aan
de juiste kant (speelrichting, weg van
tegenstander) aan te spelen.”
BasisvormenPeter Hyballa: “Om deze principes te
trainen zijn we in vereenvoudigde oe-
feningen begonnen. Ik noem dat ba-
sisvormen (zie trainingsvorm 1, vanaf
pagina 23, red.) ‘Weg bewegen van
de pylon’ wordt ‘weg bewegen van je
20-21-22-23-24-25_hyballa.indd 21 25-05-16 13:27
www.devoetbal trainer.nl
medespeler of tegenstander’ en dat
wordt steeds complexer gemaakt in
de grotere trainingsvormen die later
in de training of in het seizoen plaats-
vinden. In dat laatste geval moeten
spelers bijvoorbeeld weg bewegen van
de ruimtedekking of mandekking. Het
wordt daarmee steeds wedstrijdech-
ter.”
PositiespelPeter Hyballa: “Het tweede deel van
T R A I N E R S C O N G R E S
de demonstratietraining was een po-
sitiespel met twee omgekeerde doelen
op de as van het veld. Eerst even te-
rug naar de wedstrijdsituatie (zie te-
kening 2). We hebben balbezit rond de
middencirkel. Meestal zijn daar veel
spelers (tegenstanders) te vinden en
sta je onder druk. Ben je dan in staat
de juiste keuze te maken, om balbezit
te houden? Heb je een afspeelmo-
gelijkheid, creëer je een afspeelmo-
gelijkheid, of zie je een medespeler
vrijlopen zoals in de tekening? Deze
zaken stonden centraal in het posi-
tiespel 4:4 met twee neutrale spelers
en met de twee omgekeerde doelen
met 2:1 plus keeper voor ieder doel
(zie trainingsvorm 2, vanaf pagina 25,
red.) Later werd dit 5:5 in het midden-
vak en voerde ik de tijdsdruk op. En
ook hier kun je weer verder gaan met
variëren in zowel het middenvak qua
aantallen, spelregels of de aanspeel-
vakken voor de aanvallers.
Als ik meer tijd had gehad, dan had
ik daarna nog een volgende oefening
laten zien waarbij beide doelen op de
zestienmeterlijnen hadden gestaan ‘in
de juiste richting’ (zie tekening 3). Ik
maak dan verschillende zones en er
moet door middel van passing over de
grond naar een volgende zone worden
gespeeld. In de eindzone moet er (vrij)
worden afgewerkt op doel met kee-
per. Variaties liggen bijvoorbeeld in
het aantal keer raken, het al dan niet
overslaan van een vak etc.”
Peter HyballaPeter Hyballa (http://peterhyballa.org/) is het
enige Duitse lid van de Nederlandse vereniging
Coaches Betaald Voetbal. Zijn trainersloopbaan
begon op zestienjarige leeftijd bij de jongere
jeugdteams van Borussia Bocholt, in zijn ge-
boorteplaats. Hij was later onder meer trainer
in de jeugdopleiding van SC Preussen Münster,
Arminia Bielefeld, VfL Wolfsburg en Borussia
Dortmund (Onder 19). Bij dat laatste team had
hij onder meer Mario Götze in de gelederen.
Vervolgens verkaste hij naar Alemannia Aachen
dat uitkwam in 2. Bundesliga, gevolgd door een
half seizoen Red Bull Juniors Salzburg. Het sei-
zoen 2012/2013 was Hyballa trainer bij Sturm
Graz op het hoogste niveau in Oostenrijk. Nu is
hij al een aantal seizoenen trainer van de A-junioren van Bayer Leverkusen.
Ook loodste hij de eerste selectie als assistent-trainer in de laatste vijf wed-
strijden van het seizoen 2013/2014 naar de Champions League, zo konden we
al in VT 204 lezen.
2
In balbezit rond de middenlijn, onder druk: wie is in staat de juiste keu-
zes te maken?
Een extra trainingsvorm die ook geschikt is om de passing over de
grond te trainen.
3
20-21-22-23-24-25_hyballa.indd 22 25-05-16 13:27
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 8 2 0 1 6
Trainingsvorm 1
1
2
3
Bal volgen, dus met
loopactie. In dit geval
door de bal heen trap-
pen en met de eigen
pass zelf ook al in
voorwaartse richting
gaan.
Basisvorm voor het
naar elkaar overpas-
sen.
Met een korte felle
loopactie en combi-
natie (tiki taka) van
het tweetal dat de bal
ontvangt.
20-21-22-23-24-25_hyballa.indd 23 25-05-16 13:27
www.devoetbal trainer.nl
T R A I N E R S C O N G R E S
Trainingsvorm 1
Organisatie• Vier keer twee groepjes van mini-
maal tweetallen staan ofwel 5 ofwel
10 meter uit elkaar
• bij ieder viertal een bal
Inhoud• basisvorm voor het naar elkaar over-
passen (zie tekening 1)
• na iedere herhaling van ongeveer
30 seconden, als groep wisselen van
lange naar korte zijde of andersom
Coaching• ‘Goede balsnelheid.’
• ‘Goede balrichting.’
• ‘Aannemen indien nodig.’
Variatie• bal volgen, dus met loopactie. In
dit geval door de bal heen trappen
en met de eigen pass zelf ook al in
voorwaartse richting gaan (zie teke-
ning 2).
• met een korte felle loopactie en
combinatie (tiki taka) van het twee-
tal dat de bal ontvangt (zie tekening
3).
• nu werken twee groepjes in dezelfde
hoek samen. Er wordt zo veel mo-
gelijk one touch football (tiki taka)
gespeeld. Korte, snelle vrijloopacties
(zie tekening 4).
• twee groepjes werken nu kruislings
met een ander groepje door elkaar
heen. Er moet dus nu beter gekeken
worden of de passlijn wel ‘open’ is
(zie tekening 5).
• twee groepjes werken nu samen,
maar er is nu veel meer ‘kruisend
verkeer’ van andere groepjes. Groep-
je A met G, E met C, B met H en F
met D (zie tekening 6).
4
5
6
20-21-22-23-24-25_hyballa.indd 24 25-05-16 13:27
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 8 2 0 1 6
Trainingsvorm 2
Organisatie• 2 omgekeerde doelen een paar meter
buiten de middencirkel
• een rechthoek om de middencirkel
heen
Inhoud• positiespel 4:4 plus 2 neutrale spe-
lers
• voor beide doelen spelen 2 aanval-
lers tegen 1 verdediger (en keeper)
Methodiek• in het middenvak: positiespel 5:5
zonder neutrale spelers
• 1:1 in plaats van 2:1 voor de doelen
• grootte van middenvak aanpassen
(groter is makkelijker in balbezit)
Variatie• zonder verplichte grondpass, maar
juist de passing door de lucht en/of
de wisselpass stimuleren; dan mag
er dus ook over het doel gepasst
worden richting de spitsen
• zonder doelen, maar met drie aan-
speelpunten die na aanspelen bij-
voorbeeld een 1:1-duel aangaan (zie
tekening 8), al dan niet met tijdsdruk
voor de aanvaller
7
8
Voor de videobeelden van de trai-
ningsvormen van Peter Hyballa
verwijzen we naar de Trainings-
Planner en Mediatheek. Extra fragmenten van het inter-
view met Peter Hyballa vinden
abonnees op deze service in de
Mediatheek van De Voetbaltrainer.
20-21-22-23-24-25_hyballa.indd 25 25-05-16 13:27
www.devoetbal trainer.nl
Masterclass: De vleugelverdediger
Elk nummer van De Voetbaltrainer staat vol met coachopmerkingen. Termen als doordekken,
spelers aan elkaar overgeven en knijpen worden vaak gebruikt. Maar is het wel zo terecht dat die
coachopmerkingen gemaakt worden? De Voetbaltrainer spreekt met iemand die voetbalsituaties
vanuit de praktijk meemaakt: de speler. Pelé van Anholt, speler van SC Heerenveen, geeft ons
een inkijkje in de wereld van een vleugelverdediger.
Pelé van Anholt (sc Heerenveen)
Situatie 1: De keeper neemt een doeltrap.
Wat is op dat moment jouw rol? Wan-
neer blijf je diep weg en wanneer bied je
je aan?
LoerenPelé van Anholt: “Zodra de keeper
de bal neerlegt om een doeltrap te
nemen, let ik vooral op wat mijn di-
recte tegenstander doet. Soms speel
ik tegen een 11 die echt loert op het
moment dat de 3 wordt aangespeeld
en er dan als het ware tussen gaat
spelen. Eljero Elia van Feyenoord doet
dat bijvoorbeeld. De 3 kan in zo’n ge-
val kaatsen op de keeper, maar kan
er ook voor kiezen om wat meer naar
binnen te dribbelen met de bal (zie te-
kening 1). Dan dwingt hij de 11 tot een
keuze: dóórlopen naar het centrum of
blijven staan. Als de 11 doorloopt, zak
ik in om aanspeelbaar te zijn. Als de 3
wat naar binnen dribbelt, zal de 4 ook
wat naar links moeten gaan en de 5
gaat wat dieper.”
T A C T I E K Tekst: Gerjos Weelink
PaspoortKingsley Pelé van Anholt
Geboortedatum: 23 april 1991
Geboorteplaats: Sneek
Clubs: CAB Bolsward (jeugd)
SC Heerenveen (jeugd)
FC Emmen (2010-2011)
SC Heerenveen (2011-heden)
Pelé van Anholt speelde voornamelijk als aanvaller en middenvelder in de
jeugd van CAB uit Bolsward. Op zijn elfde kwam hij bij SC Heerenveen bij de
voetbalschool en tekende in 2009 zijn eerste contract bij de club. Van Anholt
debuteerde op 22 oktober 2011 in de met 1-4 gewonnen wedstrijd tegen FC
Utrecht. Trainer Marco van Basten zag in de geboren Sneker een vleugelver-
dediger. Ondanks dat het uitschakelen van de directe tegenstander volgens
Van Anholt nog steeds de prioriteit is voor een vleugelverdediger, kan hij op
die positie door zijn aanvallende kwaliteiten inmiddels ook goed uit de voe-
ten.
Fo
to’s
: P
ro S
ho
ts
26-27-28-29-30_anholt.indd 26 03-03-16 09:04
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 7 2 0 1 6
1 2
3 4
DieperPelé van Anholt: “Een tweede optie is
dat ik een diepere beginpositie aan-
neem (zie tekening 2). Als de 11 dan
kort gaat zitten op een 3, kan de kee-
per een lange bal op mij geven. Ook
in deze situatie zullen andere spelers
moeten opletten wat er gebeurt. Zodra
de keeper de lange bal op mij geeft,
gaat onze 6 wat meer naar links om
ruimte te maken voor mijn aanname.
De 8 van de tegenpartij zal waar-
schijnlijk meelopen met de 6 in plaats
van gelijk druk te zetten op mij. Ook
de 7 zal diep moeten blijven staan om
ervoor te zorgen dat de 5 van de te-
genpartij niet doorstapt op mij om het
duel aan te gaan.”
UitlaatPelé van Anholt: “Bij een tegenstan-
der die wat meer inzakt, willen wij de
bal zo lang mogelijk in de as houden,
omdat we van daaruit de meeste af-
speelmogelijkheden hebben. Voor mij
heeft het dan geen zin om gelijk al uit
te zakken. Pas als de 3 naar het mid-
denveld dribbelt en geen opties ziet
om vooruit te spelen, kan ik me laten
inzakken en eventueel de keeper weer
inspelen. We noemen dat de uitlaat.
De keeper kan vervolgens weer ope-
nen op links, omdat daar de ruimte
ligt (zie tekening 3).”
Situatie 2: Je hebt de bal aan de zijkant
van het veld. Wat kun je vertellen over
het vervolg? Op welke afspeelmogelijkhe-
den richt je je?
CrossenPelé van Anholt: “Het ligt misschien
voor de hand om de 7 aan te spelen,
maar omdat die een tegenstander in
de rug heeft, doe ik dat maar zelden.
Ik probeer in de aanname de bal al zó
neer te leggen dat ik schuin naar vo-
ren verder kan voetballen. Ik richt me
daarbij op de 9 of, afhankelijk van hoe
hoog de verdediging van de tegenpar-
‘Door naar binnen te dribbelen, dwing ik hun 2 om meer te
knijpen’
‘De 3 kan in dit geval kaatsen op de keeper, maar kan er ook voor
kiezen om wat meer naar binnen te dribbelen met de bal.’
‘Pas als de 3 naar het middenveld dribbelt en geen opties ziet om vooruit te
spelen, kan ik me laten inzakken en eventueel de keeper weer inspelen.’
‘Ik probeer in de aanname de bal al zó neer te leggen dat ik schuin naar
voren verder kan voetballen.’
‘Een tweede optie is dat ik een diepere beginpositie aanneem. Als de 11
dan kort gaat zitten op een 3, kan de keeper een lange bal op mij geven.’
26-27-28-29-30_anholt.indd 27 03-03-16 09:04
www.devoetbal trainer.nl
tij staat, eventueel de crosspass op de
11 (zie tekening 4). Bij die laatste vari-
ant dribbel ik als het kan eerst naar
binnen, zodat de 2 van de tegenpartij
ook wat naar binnen komt. Dat lijkt
een detail, maar is wel degelijk van in-
vloed op het vervolg. Door mijn drib-
bel naar binnen is bij de tegenpartij de
noodzaak tot knijpen groter, omdat ik
door naar binnen te komen de kans
op een steekbal vergroot. Er ontstaat
dan in elk geval ruimte bij onze 11,
waardoor de crosspass een goede op-
tie is geworden.”
Situatie 3: Als een 3 of 4 doorstapt naar
het middenveld, kom je achterin 1-op-1 te
spelen. Wat is er bij dat 1-op-1 belangrijk
en hoe lossen jullie dat op?
AlertPelé van Anholt: “In situaties dat we
1-op-1 komen te spelen is alertheid
erg belangrijk. Als de 3 de bal krijgt
en indribbelt (zie tekening 5), ga ik
gelijk wat naar binnen. Onze eerste
taak is dan om niet te veel ruimte weg
te geven aan de tegenstander en dat
betekent dat we met de achterste drie
dicht bij elkaar gaan spelen. Maar het
heeft onze voorkeur dat onze 6 zich
laat inzakken zodat we toch met vier
verdedigers achterop spelen. Bij het
1-op-1 spelen is het inschatten van
situaties belangrijk, waarbij je let op
de kwaliteiten van je directe tegen-
stander. Stel dat mijn 11 snel is, moet
ik zorgen dat ik niet te dicht op hem
sta omdat de kans groot is dat ik dan
in de diepte geklopt word. Tegelijker-
tijd moet ik juist wel kort zitten op
het moment dat de 11 in de voeten
aangespeeld wordt, zodat ik bij de eer-
ste aanname het duel kan aangaan.
Na die eerste aanname moet je wél
zorgen dat je in het duel komt, want
anders kan een 11 op snelheid komen
en dat mag je niet laten gebeuren.”
Situatie 4: De 7 krijgt aan de rechterkant
van het veld de bal. Wat zijn dan voor jou
momenten om ‘er overheen’ of ‘eronder’ te
komen?
VoorwaartsPelé van Anholt: “Om te bepalen of
ik onder of bij de 7 kan komen, is
de vraag of hij de bal onder controle
heeft van belang. Als de 7 nog in
duel is, mag ik niet inlopen. Want als
ik wél onder de 7 kom en hij de bal
kwijtraakt, staat mijn 11 nog vrij (zie
tekening 6). Niet elke buitenspeler
verdedigt mee. Dat kan een voordeel
zijn als je de bal in bezit houdt en dus
een overtalsituatie hebt gecreëerd,
maar een nadeel als de bal verloren
wordt en ik in een voorwaartse bewe-
ging ben.”
VerrassenPelé van Anholt: “In wedstrijden ge-
beurt het wel dat ik naast of schuin
onder de 7 in balbezit kom op het
middenveld. Wanneer de bal bij ons
T A C T I E K
5
6
‘Als de 3 de bal krijgt en indribbelt, ga ik gelijk wat naar binnen.’
‘Als de 7 nog in duel is, mag ik niet inlopen. Want als ik wél onder de 7 kom en hij de bal kwijtraakt, staat
mijn 11 nog vrij.’
26-27-28-29-30_anholt.indd 28 03-03-16 09:04
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 7 2 0 1 6
via de 5 naar de 4 en de 3 gaat, pro-
beren we de 7 in te spelen ter hoogte
van de middenlijn (zie tekening 7). Ik
maak dan een schuine loopactie naar
het middenveld, waarbij ik uit de rug
van de 11 probeer weg te lopen. Onze
7 staat rondom de middenlijn geregeld
vrij, omdat de 5 van de tegenpartij
het lang niet altijd aandurft om zover
door te dekken. De 5 gaat namelijk erg
ver uit positie lopen als hij helemaal
meeloopt tot aan de middenlijn. De 7
kan de bal op mij afleggen en ik kan
op het middenveld een overtalsituatie
uitspelen of een steekbal geven op een
aanvaller. De middenvelders moeten
dan ruimte maken voor mij. Dus in
plaats van buitenom te gaan bij onze
7, ga ik juist voor de actie binnendoor.
We merken dat we tegenstanders hier
geregeld mee verrassen.”
Situatie 5: De tegenstander bouwt op via
hun rechterkant. Jij moet kantelen, maar
tegelijkertijd moet je ook je directe tegen-
stander en je medeverdedigers in de gaten
houden. Hoe doe je dat en waar let je op?
AfwachtenPelé van Anholt: “In eerste instantie
let ik op diepgaande middenvelders.
Die zijn gevaarlijker dan mijn directe
tegenstander, want de afstand die ze
nog hebben te overbruggen tot aan
het doel is korter. In het geval dat de
bal nog bij de back is, heb ik liever dat
hij de bal cross speelt op de 11 dan
dat hij de diepe bal op een diepgaande
8 geeft (zie tekening 8). De afspraak
is dat ik in elk geval vóór de 3 en 4
moet blijven om buitenspel niet op te
heffen. Door te knijpen wil ik voor-
komen dat de 8 diep gaat en tegelij-
kertijd raak ik het contact met de 11
niet kwijt, want ik weet wel ongeveer
hoe ver hij van mij afstaat. Als ik dus
geknepen heb en hun 2 besluit om
de crossbal op 11 te geven, heb je als
verdediger twee opties: het duel aan-
gaan op het moment dat de 11 de bal
wil aannemen of even wachten totdat
die eerste aanname is geweest. Ik kies
zelf meestal voor het laatste, omdat ik
me daar het prettigst bij voel. Ik wacht
totdat de 11 de bal aanneemt en zit
er dán gelijk heel kort op. Dat kan na
een aanname met de voet, borst of
hoofd zijn. Als een aanname niet he-
lemaal goed is, heb ik de meeste kans
om het duel te winnen. Je hebt ook
verdedigers die niet willen dat een 11
aanneemt en er gelijk bovenop zitten.
Natuurlijk is dat een optie, maar stel
dat je het duel dan verliest kan de 11
vrij de diepte in lopen.”
Situatie 6: De tegenstander bouwt op via
hun linkerkant. Hoe kort sta je op je di-
recte tegenstander en waar let je op?
DrukPelé van Anholt: “De mate van dek-
ken heeft hier onder andere te maken
met het type speler dat tegenover mij
staat. Is de 11 heel snel, dan neem ik
7
8
‘Ik maak hier een schuine loopactie naar het middenveld, waarbij ik uit de rug van de 11 probeer weg te lopen.’
‘In het geval dat de bal nog bij de back is, heb ik liever dat hij de bal cross speelt op de 11 dan
dat hij de diepe bal op een diepgaande 8 geeft.’
26-27-28-29-30_anholt.indd 29 03-03-16 09:04
www.devoetbal trainer.nl
eerst even wat afstand en ga er kort
op zitten zodra hij in de voeten wordt
aangespeeld (zie tekening 9). Zodra
die aanname geweest is, ga ik heel
kort zitten. Natuurlijk kun je al in
een eerder stadium kiezen om korter
op de 11 te gaan staan. Een absolute
voorwaarde voor mij is dan wel dat er
voorin druk is op de bal. In tekening 9
is dat bijvoorbeeld niet het geval. Als
er geen druk is en ik zit kort op de 11,
kan ik in de diepte verslagen worden
op snelheid. Dus bij het kort zitten let
je ook op de bal en op de mate van
druk die we geven.”
Samenvatting:• Bij het positie kiezen in de op-
bouw let Van Anholt op wat de11 doet.
• Als een centrale verdediger in-dribbelt, laat Van Anholt zichzakken om de bal uit te kunnenhalen.
• Aan de bal zoekt hij de 9 of geefteen crosspass op de 11.
• Door met de bal aan de voetnaar binnen te dribbelen, dwingthij de tegenstander tot het ma-ken van keuzes.
• Van Anholt wacht de aannamevan de 11 af en gaat dan gelijkkort zitten.
T A C T I E K
9
‘Natuurlijk kun je al in een eerder stadium kiezen om korter op de 11 te gaan staan. Een absolute voorwaarde
voor mij is dan wel dat er voorin druk is op de bal. In deze tekening is dat niet het geval.’
26-27-28-29-30_anholt.indd 30 03-03-16 09:04
In het nieuwe seizoen al je trainingen gestructureerd op orde?
devoetbaltrainer.nl/tp
Heel eenvoudig. Met onze online TrainingsPlanner!
Individueel abonnement : voor jezelf en je eigen team Online toegang, altijd en overal - ook op tablet of mobiel 6- Weekse periodisering en bevat leerlijn Trainingsvormen op te slaan (pdf.fi les) of te printen Maak je eigen oefenvormen of voeg ze toe Persoonlijk kant en klare oefenstofsysteem voor € 50 p.j. Abonneer direct via devoetbaltrainer.nl/abonneren
Bevat ruim 500
complete trainingen
en 800 trainingsvormen!
Altijd oefenstof op maat
(van senioren tot mini-pupillen)
www.devoetbal trainer.nl
Tekst: Yves Brokken
‘Spelen om te winnen, niet om niet te verliezen’Net als het Italiaanse nationale elftal hebben ook de Italiaanse clubs een
aparte manier van werken. De Voetbaltrainer ging op de koffie bij Mi-
chele Santoni, volbloed Italiaan maar na acht jaar Amsterdammer in hart
en nieren. Santoni staat sinds dit seizoen aan het hoofd van de Onder 17
van Lazio Roma. Een gesprek over visie, de poging om die te doorbreken,
videoanalyse en veel meer.
Michele Santoni leidt Lazio Roma onder 17
Het Italiaanse voetbal staat bekend
om zijn lage attractiviteit en veelvul-
dig defensief en georganiseerd voetbal,
met weinig doelpunten en spektakel tot
gevolg. Lazio Roma probeert iets te ver-
anderen aan die gedachtegang en stelde
daarom onze landgenoot Joop Lensen
(ex-KNVB, ex-AZ, ex-Fenerbahce) aan als
Hoofd Jeugdopleidingen. In zijn kielzog
nam hij Michele Santoni mee naar de Ro-
meinse topclub.
Michele Santoni: “Bij Italiaanse clubs
bestaat de filosofie eruit dat alle
voetballertjes tot de Onder 12 zich
vrij kunnen inschrijven voor de voet-
balschool van de professionele clubs.
Vanaf Onder 12 wordt er pas echt een
selectie gemaakt en mogen de beste
spelers blijven. Het gebeurt eigenlijk
maar heel weinig dat ook daarna
jeugdspelers worden gescout en naar
de club worden gehaald. Zelfs bij de
Onder 17 die ik nu train, komen op-
een-na alle spelers uit de brede regio
rond Rome zelf. Vanaf de Onder 19
worden pas echt spelers weggeplukt
bij andere clubs.
We introduceren nu 1:4:3:3 en willen
dat beleid doortrekken naar de jon-
gere leeftijden. Aan de methodologie
hebben we niet al te veel veranderd.
We willen trainers niet forceren om
iets nieuws te doen, maar ze eerst
doen begrijpen waarom we dingen
willen veranderen. Zij moeten er ook
in geloven en deel uitmaken van het
project. We willen hen vooral een-
voudiger training laten geven. Dat
klinkt misschien vreemd, maar in
Italië spreken ze graag met moeilijke
woorden en proberen ze de zaken te
ingewikkeld voor te stellen. Dat is zo-
wat de teneur die heerst bij jeugdtrai-
ners over het hele land. Het moet niet
efficiënt zijn, als het er maar moeilijk
genoeg uitziet. Ze verzinnen vaak
niet-onderbouwde regeltjes waardoor
de aandacht voor het basisprobleem
naar de achtergrond wordt gescho-
ven. Ik geef een voorbeeld. De trainer
Onder 13 liet zijn spelers een partijtje
4:4 spelen in het zestienmetergebied.
Toen een speler de bal kreeg en die
direct in het doel schoot, bedacht
hij een regel dat rechtstreeks scoren
niet mag. Terwijl hij de tegenpartij
net had moeten leren hoe de speler
in balbezit goed en efficiënt onder
druk had kunnen worden gezet. Gelet
op het wedstrijdechte aspect is er in
principe namelijk niets verkeerd aan
rechtstreeks scoren.
We willen nu vooral een organisa-
tie neerzetten: telkens progressief
opbouwen wanneer de bal wordt
heroverd in het veld, en niet alleen
wanneer de keeper de bal heeft. Pure
looptraining zonder bal willen we
in de jeugdopleiding niet meer zien,
terwijl dat in Italië heel frequent
voorkomt. Fysiektrainers hebben
vaak meer inspraak omdat ze so-
wieso goed opgeleid zijn, terwijl dat
voor trainers veel minder geldt. De
trainersdiploma’s in Italië zijn niet
van de kwaliteit zoals we die in Ne-
derland en België kennen. Door de
De Jeugd VoetbalTrainer
‘Het is verrijkend om tegen andere formaties te voetballen, want
daardoor leren spelers zelf oplossingen bedenken’
40-41-42-43-44-45_santoni.indd 40 03-03-16 11:01
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 7 2 0 1 6
druk van de lokale media, die de hele
dag door over Lazio en Roma praten,
heerst er een resultaatgerichte voet-
balcultuur. Dat is natuurlijk funest
voor elke jeugdopleiding. Typisch
Italiaans, alleen AC Milan - en nu dus
ook Lazio - doet er niet (meer) aan
mee. Het is de manier waarop er ge-
wonnen wordt die telt.”
Formaties herkennenMichele Santoni: “Ook qua tactiek
moet het voetbal in Italië veel simpe-
ler. Je kan op training wel 3:2 spelen
in een vierkant, maar er moet een
idee achter zitten. Dat is te weinig
het geval, een mentaliteitsprobleem
bij de coaches, andermaal. Aan de
andere kant dienen trainingsvormen
wel aangepast te worden aan de spel-
stijl van de komende tegenstander. In
Nederland en België is het veel mak-
kelijker omdat zo goed als alle teams
in de jeugd 1:4:3:3 spelen. In Italië
ligt dat anders. Ik heb hier al een he-
leboel opstellingen gezien, van een
1:3:5:2 tot een 1:4:4:2 in een ruit of
met een viermansmiddenveld op één
lijn. Er moet dus ook getraind worden
op het bespelen van een team in zo’n
formatie. Je kan wel stellen dat je in
de jeugdopleiding spelers hun eigen
spel moeten laten spelen, maar dat
vind ik toch dubbel. Het is zelfs ver-
rijkend om tegen andere formaties te
voetballen, want daardoor leren spe-
lers zelf oplossingen bedenken. Als je
elke week tegen een team in 1:4:3:3
speelt, dan sleept er een soort auto-
matisme in de manier van voetballen.
Maar als je dan internationaal aan de
bak moet en plots tegen een 1:4:4:2
moet gaan voetballen, dan moet je
toch anders gaan denken. Als de
tegenstander bijvoorbeeld met drie
spitsen voetbalt, kan je makkelijk
via het centrum opbouwen omdat je
quasi altijd in een 2:1 overtal komt te
staan. Maar als de tegenstander met
twee spitsen en een 10 speelt, dan
vind je centraal nooit ruimte. Als je
jaar-in-jaar-uit elke week tegen een
team in 1:4:3:3 voetbalt, herken je die
situatie niet meteen en vind je ook
niet meteen een oplossing voor die
nieuwe situatie. In dat opzicht vind
ik het Italiaanse jeugdvoetbal wel
uitdagend als opleidingscompetitie,
omdat spelers diverse spelformaties
moeten erkennen. Als trainer van de
Onder 17 ben ik heel erg bezig met
spelers die verschillende spelsituaties
te leren herkennen. Zij moeten dan
zelf weten wat te doen. Daar heb je
natuurlijk wel spelers voor nodig met
voetballend vermogen en inzicht. Ik
heb een centrale verdediger in mijn
categorie die werd gezien als een van
de beteren in de competitie, maar
het enige waar hij goed in is, is duels
winnen en bikkelen om de bal. Wel,
bij mij speelt hij nauwelijks omdat hij
niet kan opbouwen. Die kan wel een
goed jaar draaien bij de Onder 17 en
misschien ook wel bij de Onder 19,
De Jeugd VoetbalTrainer
40-41-42-43-44-45_santoni.indd 41 03-03-16 11:01
www.devoetbal trainer.nl
maar daarna is het gedaan met hem.
Want kwaliteiten om in het A-team
te spelen, dat onder hoofdtrainer Ste-
fano Pioli trouwens ook 1:4:3:3 speelt,
heeft hij niet. En uiteindelijk leid je
toch spelers op die het in zich hebben
om het op het hoogste niveau waar
te maken.
In het kader van de ontwikkeling van
jeugdspelers hebben we daartoe de
Onder 17 en Onder 16 samengevoegd.
Bij mijn groep zitten dus de betere
spelers van 15 jaar oud. Zij leren heel
snel veel bij, waardoor ze hun poten-
tieel sneller en op een hoger niveau
kunnen ontwikkelen. Ik heb drie
spelers van de Onder 16 die al met
de Onder 19 hebben gespeeld. Er is
dus zeker progressie in de opleiding
van spelers. Daarnaast speelt ook de
instelling van voetballers een rol. Wij
willen een houding waarbij de wil
om te winnen groter is dan de schrik
om te verliezen. In Italië is dat toch
ietwat baanbrekend. Wat scouting
betreft komen alle spelers uit Rome
zelf. We hebben nu wel een Slowaak
gehaald van 16, maar die is zo goed
dat die meteen bij de Onder 19 zal
terechtkomen.
Voor het scoutingsapparaat bij Lazio
is het echt het jaar nul. We moeten
het nog volledig gaan uitbouwen,
maar de opzet staat er wel al. Som-
mige spelers zijn laat rijp en krijgen
in Italië veel minder kansen. De re-
denering is dan al vlug dat ze niet
voldoen aan de vereiste normen van
hun leeftijdscategorie. Zo hebben
we een linksback die bij de Onder
15 moeite heeft met grotere tegen-
standers, omdat hij nog heel klein
is. Maar hij kan heel goed voetbal-
len. Die jongens geven we nu tijd om
lichamelijk te groeien. Zo’n jongen
komt er wel, zij het wat later. Als je
hem de kans geeft, heb je daar als
club en jeugdopleiding ook meer aan
dan dat je hem gewoon laat gaan.
De klemtoon ligt op voetballend ver-
mogen, en niet op gestalte. Scouting
gebeurt nu ook positiegericht, ter-
wijl voorheen gewoon goede spelers
werden gehaald. Wat er dan mee ge-
beurde, werd later wel bekeken. In de
oren van een Nederlandse jeugdtrai-
ner kan dat vreemd klinken, maar in
Italië is dit maar al te vaak realiteit.
We willen echt duidelijke keuzes
gaan maken. In Italië gaat er heel
wat talent verloren omdat trainers
geen keuzes maken en zo een kern
opbouwen van dertig spelers, terwijl
er eigenlijk maar twintig echt speel-
gelegenheid krijgen. De rest kan nooit
wedstrijdritme opbouwen. We speel-
den eens tegen Internazionale en die
hadden vier keepers mee, dan weet
je het wel. En het is ook niet zo dat
er een mooie roulatie is. Sommigen
zullen af en toe spelen, maar anderen
helemaal nooit. Dat is zonde van het
talent. Daarom bakenen we onze ker-
nen af tot een dubbele bezetting van
elke positie. Als je rechtsbuiten bent,
en je zit op de bank, dan weet je dat
de concurrent op jouw positie beter
is. Op die manier kan de speler zijn
focus houden, hij weet met andere
woorden wat hij moet doen om toch
in de ploeg te kunnen komen. Als een
speler daarentegen pas derde keuze
is, dan verliest die zijn focus. Ons se-
lectiebeleid is dus danig aangepast.”
Pass- en trapvormenMichele Santoni: “We willen bij Lazio
vanaf de C1 de filosofie over de hele
lijn doortrekken. In Italië is het de ge-
woonte van trainers om spelers iets
aan te leren zonder dat ze daar eigen-
lijk zelf over hoeven na te denken.
Dat gedachtegoed willen we over-
boord gooien. Spelers moeten in de
wedstrijd zelf problemen zien en daar
geschikte oplossingen voor kunnen
vinden. Dat is een bepaalde verant-
woordelijkheid die we hun geven. Al-
les begint bij de pass- en trapvormen,
waar spelers meerdere opties moeten
krijgen zodat ze zelf leren nadenken
alvorens ze hun beweging uitvoeren.
Ze moeten ruimtes leren zien en hun
eigen keuze maken in het spelmo-
ment zelf. Weg dus met de klassieke
Y-vorm, om maar een herkenbaar
voorbeeld te geven. De spelers die
de bal niet hebben, moeten in bewe-
ging zijn zodat er constant nieuwe
ruimtes en afspeelmogelijkheden
ontstaan. Afhankelijk van het niveau
van de groep moeten spelers twee,
drie of meer keuzemogelijkheden
hebben. Hoe hoger het niveau, hoe
meer opties.
In een gewone pass- en trapvorm
gaan spelers pas bewegen als ze aan
de beurt komen, maar in de wed-
strijd moet je iets kunnen creëren
om op het juiste moment op de juiste
plaats te zijn. Dat lukt niet vanuit een
stilstaande positie. De 5 W’s komen
aan bod: wie, wat, waar, wanneer en
waarom. ‘Wanneer’ vinden wij de be-
langrijkste factor. Timing is cruciaal,
want anders kan er geen goede ver-
volgactie komen. Daarom zijn loopbe-
wegingen zo belangrijk en integreren
we ze in pass- en trapvormen. We
houden bij elke pass- en trapvorm
rekening met breedte en diepte. We
oefenen doorgaans in een vierkant
van 15 bij 10 meter met drie spelers
in het vierkant. Zij krijgen geen vaste
positie. Een van hen moet de bal op-
vragen en de andere twee moeten de
ruimte creëren zodat de vervolgpas-
ses kunnen worden gegeven. De spe-
ler die in de bal komt, kaatst terug op
een derde speler en die geeft dan op
zijn beurt een lange pass, waarna het
opnieuw begint. De spelers die weg-
lopen van de bal moeten er bij de vol-
gende pass weer onderdoor komen.
Na elke pass moeten alle spelers in
het midden een bepalende keuze
maken. De drie in het midden blijven
drie minuten staan en dan wordt er
geswitcht.
Belangrijk is dat we meer doen dan
alleen passen, er komt bij een oefen-
vorm meestal ook een tactisch aspect
kijken. We doen bovenstaande oefen-
vorm dan ook als opbouw en als aan-
val. In de opbouwende vorm staan
de twee centrale verdedigers aan de
zijlijn. Een van hen speelt de bal in
en de tweede kaatst, waarop de cen-
trale verdediger de lange bal speelt.
De speler die hier in de bal komt, is
de meest defensieve middenvelder,
dus doorgaans de 6. Er kunnen hierbij
bepaalde beperkingen worden opge-
legd, zoals het direct spelen van de
bal. De spelers moeten zo snel mo-
gelijk de diepe spits (9) op de zijlijn
aan de overkant bereiken, maar alle
spelers in het veld moeten wel bal-
contact hebben gehad. Als de bal bij
de diepe spits is, moet er een speler
in het veld zich onmiddellijk weer
aanbieden en wordt dezelfde oefe-
De Jeugd VoetbalTrainer
40-41-42-43-44-45_santoni.indd 42 03-03-16 11:01
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 7 2 0 1 6
ning in de tegenovergestelde richting
uitgevoerd. De coaching focust op het
opeisen van de bal, bewegen zonder
bal, snel beslissingen nemen en in-
spelen op de juiste voet. Het accent
ligt voorts op snel spel. (tekening 1)
Nemen we aanvallen als tactische
insteek, dan posteren we twee ex-
tra flankspelers met een vrije rol in
het midden en wordt de combinatie
gezocht tussen een middenvelder
en een buitenspeler. Tactisch gezien
willen we een roulatie invoeren op
de flank, want alles draait om ruimte
creëren en op het juiste moment de
juiste pass spelen. In dat geval wil-
len we eerst de buitenspeler inspelen
die naar binnen trekt. Die moet dan
de bal kaatsen op de 6 die eronder is
gekomen om vervolgens de back in te
spelen die opkomt, om zo een over-
lapping te maken. (tekening 2)
In een verdere fase kun je dan naar
vier spelers centraal gaan. Dan is het
niet verplicht dat elke speler steeds
de bal raakt, maar je laat de speler
een keuze maken, altijd gerelateerd
aan de ruimte en het juiste moment.
Als twee spelers zich aanbieden, is
het bijvoorbeeld van de balaanname
afhankelijk welke speler het best kan
worden ingespeeld. Als volgende stap
kun je ook een verdediger in het mid-
den plaatsen om invloed uit te oefe-
nen op de juiste keuze.”
PeriodiseringMichele Santoni: “In Italië wordt
doorgaans elke training de helft met
een fysieke trainer en de helft met de
voetbaltrainer gewerkt. Dan wordt er
fysiek hard gewerkt gedurende drie
kwartier en vervolgens wordt er drie
kwartier gevoetbald in een lager tem-
po. Dat hebben we nu aangepast. We
werken alleen met bal, dat is veel in-
tensiever en spelers hebben zelfs een
betere fysieke conditie. We gebruiken
De Jeugd VoetbalTrainer
Een passoefening om de opbouw door het centrum te trainen.
Een passoefening om de opbouw over de flank te trainen.
2
1
40-41-42-43-44-45_santoni.indd 43 03-03-16 11:01
www.devoetbal trainer.nl
voor alle jeugdteams de theorie van
Raymond Verheijen. Het verschil
tussen een voetballer in de Serie A
en een jeugdspeler is het handelen
in tijd en ruimte. Vanuit die filoso-
fie tonen we dat spelers explosiever
moeten worden en die explosiviteit
moeten kunnen behouden over een
langere inspanning. Dat kan je met
voetbalspecifieke vormen trainen. De
jeugdteams van Lazio die drie keer
per week trainen, hanteren de zeswe-
kenperiodisering: twee weken fysieke
prikkel 11:11, twee weken 7:7 en twee
weken 4:4 en 3:3. Met de Onder 17
trainen we vier keer per week en pe-
riodiseren we over twee weken. Wij
spelen altijd op zondag en ik verkies
ook wekelijks een training op de dag
na de match. De spelers die weinig of
niet gespeeld hebben, krijgen op die
manier een fysieke prikkel. Op dins-
dag hebben we vrij en op woensdag
spelen we 7:7 of 4:4, elke week afwis-
selend. De donderdag brengt dan elke
week een prikkel 11:11 en vrijdag is
er de wedstrijdvoorbereiding.
De theorie is één ding, het interes-
sante is om spelers ook tactisch be-
ter te maken zonder die partijen al
te vaak stil te leggen. Die tactische
elementen moet je natuurlijk vooraf
inoefenen, zodat de spelers ze vlot
kunnen uitvoeren tijdens de fysieke
prikkel. Op dat vlak kunnen we zelf
nog heel wat stappen zetten, maar de
progressie is tot hiertoe wel aanzien-
lijk. Snelheid, explosiviteit en kracht
worden bij ons met bal getraind. Wij
noemen dit aspect Soccer Fitness. De
looptrainers worden vooral ingezet
wanneer spelers zich in de groep
moeten integreren of wanneer ze
terugkomen uit blessure. Omdat alle
trainingen individueel gemonitord
worden, kunnen we andere trainers
ook laten zien dat er wel degelijk fy-
sieke progressie is.
Vaak speel ik over de lengte van
een heel veld en de breedte van het
zestienmetergebied 6:6 + twee kee-
pers met posities 3 en 4 (centrale
verdedigers), 6, 8 en 10 (centrale mid-
denvelders met punt naar voren), en
9 (diepe spits). (tekening 3) De derde
ploeg doet ondertussen loopvormen.
We voetballen drie keer zeven minu-
ten, zodat elk team twee keer zeven
minuten kan voetballen en één keer
zeven minuten de loopvormen doet.
De GPS-gegevens leren ons dat de
spelers die op het veld staan een-
zelfde tempo aanhouden. De spelers
die de loopvormen doen, gaan de eer-
ste zeven minuten intensief te werk,
maar de tweede zeven minuten pres-
teren ze al dertig procent minder. Dat
is puur een mentale kwestie, maar
De Jeugd VoetbalTrainer
‘We speelden eens tegen Internazionale en die hadden vier keepers mee, dan weet je het wel’
Het spel door de as oefenen, zowel verdedigend als aanvallend.
3
40-41-42-43-44-45_santoni.indd 44 03-03-16 11:01
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 7 2 0 1 6
het leidt wel tot minder efficiëntie.
Via monitoring kan je tevens de pro-
gressie van spelers volgen op mid-
dellange termijn. Ik heb gemerkt dat
spelers uit mijn Onder 17 meer lopen
dan de spelers van de Onder 19, die
nog op de klassieke Italiaanse manier
trainen.”
VideoanalyseMichele Santoni werkte vier jaar als
videoanalist bij Ajax en mocht tijdens
Euro 2012 in Polen en Oekraïne voor de
NOS wedstrijden diepgaander belichten
aan de hand van videobeelden. Ook bij
Lazio Roma onder 17 wordt videoanalyse
op een specifieke manier toegepast.
Michele Santoni: “Videoanalyse wordt
steeds populairder, maar de kunst is
wel om het simpel te houden. Ik vind
dat je het bij de jeugd niet moet gaan
gebruiken om statistieken bij te hou-
den. We filmen nu bij Lazio onder 17
alle wedstrijden en trainingen. Daar-
voor heb ik vanuit Nederland zelfs
een paal van zeven meter hoog laten
overkomen. In mijn ogen is videoana-
lyse een perfect evaluatie- en com-
municatiemiddel. Na elk duel bekijk
ik de wedstrijdvideo en dan plaats ik
via SoccerLab een compilatie online
voor alle spelers. Rekening houdende
met de doelstellingen van de week
ervoor en de week erna gaat dat bij-
voorbeeld over het verdedigen van de
rechtstreekse tegenstander. Voor de
verdedigers is dat meestal een ander
filmpje dan voor de middenvelders
of de aanvallers. Ik geef er geen com-
mentaar bij, want de bedoeling is dat
spelers zelf gaan kijken en fragmen-
ten van zichzelf opmerken die goed
en niet goed zijn. Ze moeten er drie
momenten naar eigen keuze uithalen
en daar moeten ze dan commentaar
bij geven. In de eerste fase waren dat
algemene momenten, maar nu ze
vertrouwd zijn met het systeem en
de manier van voetballen, gaat het
om specifieke momenten.
Ik geef nog een voorbeeld. Onze
linksback is niet zo goed in het ver-
dedigen op één lijn. Dan kan hij via
een videomoment laten zien dat hij
zich daarin ontwikkeld heeft en hoe
hij het nu wel efficiënt aanpakt. Be-
langrijk is dat spelers leren om zelf
die momenten te herkennen. Als
trainer kom ik daar niet tussen. Op
De Jeugd VoetbalTrainer
die manier leren ze het voetbal beter
begrijpen en ontleden en kunnen ze
bijgevolg op een meer effectieve ma-
nier aan hun tekortkomingen werken.
Spelers leren zo ook het onderscheid
te maken tussen wat belangrijk is en
wat niet.
Na hun inbreng maak ik dan de eva-
luatie met de spelers erbij. Dit is een
individuele sessie. Op die manier
krijgen ze nog eens extra advies over
hoe iets nog beter kan. Wat ik vaak
fout zie gaan bij het toepassen van
videoanalyse, is dat de trainer zelf
gaat praten en daar blijft het dan bij.
Dan weet je nooit hoe je spelers zelf
denken en of ze wel op dezelfde lijn
zitten. En spelers zeggen zelden uit
zichzelf dat ze het niet eens zijn met
jou als trainer. Dat kan wel als je ze
individueel laat meedenken, waar-
door je tot een beter resultaat komt.
Als je dat systeem goed toepast, ver-
hoog je echt de betrokkenheid van
spelers.
In het begin verplichtte ik iedereen
om met drie spelmomenten te komen
aanzetten, terwijl ze nu uit zichzelf
soms met vijf interessante spelfases
komen opdraven. Als je zo’n situatie
kunt creëren, gaat het rendement
omhoog. Er is daarnaast nog een an-
dere truc die ik geregeld toepas om
spelers hun interactie te vergroten.
Na een wedstrijd geef ik spelers cij-
fers op verschillende onderdelen. Af
en toe geef ik dan eens iemand een
veel lager cijfer dan hij in werkelijk-
heid verdient. Dan staat die speler op
en komt hij zelf met een uitleg waar-
om hij meer verdient. Dat geeft spe-
lers ook het nodige vertrouwen dat ze
zichzelf verder kunnen ontwikkelen.
Een speler moet hier niet alleen met
woorden komen, maar dit ook met
bewuste wedstrijdfragmenten kun-
nen aantonen.”
Samenvatting:• Santoni vindt dat trainers in
Italië proberen de zaken te inge-wikkeld voor te stellen, terwijler juist een duidelijk idee achtertrainingsvormen moet zitten.
• Lazio onder 17 focust op opbou-wen van achteruit, maar ookmeteen bij elke balverovering.
• In Italië leren jeugdspelers inen tegen verschillende formatiesvoetballen.
• Bij oefenvormen hoort ook eentactische insteek.
• Het juiste gebruik van videoana-lyse leert spelers het voetbal be-ter begrijpen.
Michele SantoniMichele Santoni (1980) is de zoon van een Itali-
aanse vader en een Nederlandse moeder. Hij werd
geboren in het noorden van Italië, nabij Verona.
Door een blessure op zijn 20ste ging hij aan de slag
bij de Onder 17 van een plaatselijke amateurclub,
waarna hij naar Nederland kwam om zich verder
te ontwikkelen als voetbaltrainer. Hij organiseerde
toen al trainerclinics bij Ajax. Via Patrick Ladru,
nu werkzaam bij Ajax, kon hij aan de slag als as-
sistent bij de A1 van Haarlem. Martin Jol gaf hem
vervolgens de kans om onder meer te scouten en
videoanalyses te maken bij Ajax. Daar werkte hij
anderhalf jaar onder Jol en drie jaar onder Frank de
Boer. In 2014 kon hij als assistent met voormalig
Vicenza-speler Domenico Di Carlo naar Livorno en
het daaropvolgende seizoen werkten beiden samen
bij Cesena. Op vraag van Joop Lensen, die Hoofd
Jeugdopleiding bij Lazio was geworden, ging San-
toni aan de slag als coach bij de Onder 17.
OnlineLazio Roma onder 17:
http://iturl.nl/snRZ2
40-41-42-43-44-45_santoni.indd 45 03-03-16 11:01
www.devoetbal trainer.nl
Tekst: Tjeu Seeverens
Löw en Duitslandleveren topprestatieNiet altijd wint het beste team een EK of WK. In Nederland weten we dit
al pijnlijk goed sinds 1974. Duitsland werd er tijdens dit EK zelf mee gecon-
fronteerd. In Frankrijk leek de eindzege voor het team van Joachim Löw
vanwege het surplus aan kwaliteiten lang een vanzelfsprekendheid. Totdat
het thuisland in de halve finale het gebrek aan scorend vermogen en crea-
tiviteit in de Duitse frontlinie, samen met wat hulp van de scheidsrechter
en de tegenwerking van de voetbalgoden, afstrafte. Wat ging er fout, maar
vooral: wat ging er desondanks goed?
Ondanks uitschakeling in halve finale
D U I T S L A N D
BegeleidingsteamAan de voorbereiding lag het in elk
geval niet. Teammanager Oliver Bier-
hoff en Joachim Löw zorgden ook deze
keer voor een uitstekend begeleidings-
team van liefst 38 (!) specialisten.
Bijvoorbeeld twee fitnesstrainers met
een verleden bij Athletes Performance
in Phoenix, het instituut dat sinds de
periode-Klinsmann meedenkt over de
fitheid van ‘die Mannschaft’. Verder
vier artsen en evenveel fysiotherapeu-
ten, zeven media- en drie videospeci-
alisten en drie scouts. Drie DFB-me-
dewerkers hielden zich naast Oliver
Bierhoff dagelijks bezig met allerlei
organisatorische klussen. De Duitse
tv-kok Holger Stromberg zorgde weer
voor het eten. Ook een chauffeur, en-
kele materiaalverzorgers en een apar-
te beveiligingsman ontbraken niet.
Voor de geestelijke ondersteuning op
afroep was psycholoog Hans-Dieter
Hermann steeds ter plekke. Tijdens de
afgelopen EK’s en WK’s vervulde hij
op de achtergrond een belangrijke rol
als de druk te hoog leek op te lopen.
Als de spelers daar behoefte aan had-
den, mochten ook externe specialisten
worden ingevlogen. Zoals yogatrainer
Patrick Broome voor Mario Gómez en
enkele jongere spelers. Vanuit Neder-
land kwam fysiotherapeut Hub West-
hovens. Hij heeft in zijn praktijk in
Limburg een eigen methode ontwik-
keld voor de behandeling van vooral
klachten aan rug, nek en het bewe-
gingsapparaat. Westhovens behandelt
bijna dagelijks topsporters onder wie
Leiderschapsstijl
Teampsycholoog Hans-Dieter Hermann over Joachim Löw: “De kracht van
Joachim Löw is dat hij zowel in de dagelijkse omgang als naar de buitenwe-
reld uitstraalt dat de resultaten van die Mannschaft altijd de verdienste van
alle spelers en begeleiders zijn. In 2014 voelde iedereen zich daardoor na af-
loop van het WK wereldkampioen en niet alleen de basiself.
Onze bondscoach beseft dat de dagelijkse communicatie op ooghoogte met
alle spelers en begeleiders daarin het belangrijkste is. Dus niet alleen met
de spelers die tijdens de volgende wedstrijd in het veld staan. Dan krijgt
iedereen het gevoel dat hij een eigen bijdrage kan en moet leveren aan het
uiteindelijke succes. Invallers kunnen alleen op het juiste moment pieken
als zij vooraf het zelfbewustzijn hebben ontwikkeld dat zij hoe dan ook een
belangrijke rol binnen de selectie vervullen. Löw weet hoe hij dat gevoel
bij iedereen kan oproepen. Zijn voorganger Jürgen Klinsmann had dezelfde
leiderschapsstijl. Hij vertelde me eens hoe belangrijk hij het vond wat de
lichaamstaal van de buschauffeur is als de spelers voor een belangrijke wed-
strijd in de bus stappen. En ja, ook die buschauffeur binnen het begeleidings-
team moet het gevoel hebben dat hij op zijn manier een wezenlijke bijdrage
kan leveren aan het einddoel.”
66-67-68-69-70-71_duitsland.indd 66 19-07-16 11:29
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 9 2 0 1 6
Fo
to:
Pro
Sh
ots
Arjen Robben. Tijdens het EK meldde
hij zich, op voorspraak van de Bayern
München-kern, voor elke wedstrijddag
bij het Duitse team om met gebles-
seerde spelers aan de slag te gaan.
AccommodatieDe accommodaties tijdens de voor-
bereiding in Zwitserland en het EK in
Zwitserland waren weer perfect uit-
gekozen en aangepast aan de wensen
en eisen van met name teammanager
Oliver Bierhoff. Het bewijs leverden
de spelers zelf met hun dagelijkse en-
thousiaste selfies, foto’s en video’s op
Facebook, Instagram en Twitter.
In eerste instantie was 23 mei de da-
tum waarop die voorbereiding in het
Zwitserse Ascona zou beginnen. Maar
door de onverwachte uitschakeling
van Bayern München in de halve finale
van de Champions League hoefde Löw
bij de start alleen Kroos (CL-finale met
Real Madrid) te missen als hij ervoor
koos een dag later te beginnen. Zo
geschiedde. Aan het Meer van Genève
werd vooral individueel getraind met
de nadruk op herstel en fitness, omdat
de spelers fysiek zo verschillend het
seizoen bij hun club hadden afgesloten.
Tijdens het EK was de uitvalbasis voor de Duitse
selectie het zwaar beveiligde en afgesloten hotel
Ermitage in Evian-les-Bains met het trainingsveld
Stade Camille Fournier op een kilometer afstand
en een vliegveld redelijk in de buurt. Niet zomaar
een snelle keuze. Voor enkele medewerkers van de
Duitse voetbalbond was dit een project van twee
jaar. Dertig accommodaties werden op geschiktheid
getest. Het ene hotel bleek niet goed genoeg af te
schermen, het andere lag te ver van een vliegveld,
soms viel het naburige trainingsveld tegen of was
er onvoldoende ruimte voor het eigen medisch of
fitnesscentrum. Ermitage voldeed wel aan alle eisen.
Dat was pas het begin. Er waren negen grote trucks
nodig om alle materialen te vervoeren, waarvan
twee alleen al voor de eigen fitnesstenten en -ap-
paraten. Voor de golfliefhebbers onder de spelers
werden er in het park bij het hotel door de DFB ei-
gen chippingsgreens aangelegd en ook een nieuwe
jeu-de-boules baan. Uit de vrachtwagens kwamen
verder massagetafels, complete keukenapparaten,
basketbalspelen, biljart-, snooker- en tafeltennis-
tafels, dartborden en vooral heel wat Playstations.
Voor de vluchten naar de speelsteden waren twee
vliegtuigen beschikbaar. Eentje van 48 zitplaatsen
voor de spelers en de staf en een tweede voor de
rest van het begeleidingsteam en de DFB-delegatie.
De evaluatie van het WK 2014 zorgde voor een
aanpassing van het dagprogramma tijdens dit EK.
Twee jaar geleden was er nog ruimte voor allerlei
sponsoractiviteiten, die tegelijk voor wat afleiding
zorgden. Dat ging mis toen op een rallycircuit plot-
seling een toeschouwer overstak op het moment
dat enkele Duitse selectiespelers in een sportauto
van een belangrijke sponsor, met Nico Rosberg
achter het stuur, met hoge snelheid voorbij race-
ten. Tijdens dit EK werd het aantal sponsoractivi-
teiten daarom verminderd en aangepast.
Fo
to:
Pro
Sh
ots
‘
66-67-68-69-70-71_duitsland.indd 67 19-07-16 11:29
www.devoetbal trainer.nl
Jérôme Boateng, de meest complete verdediger tijdens dit EK.
Inspiratiebron GuardiolaOok tijdens dit EK bewees Joachim
Löw een toptrainer te zijn, die zijn
team weet te overtuigen van zijn
voetbalideeën. Die zijn vaak geba-
seerd op het gedachtegoed van Pep
Guardiola en dus al in de wedstrijden
op het hoogste niveau toegepast door
de Bayern-kern van het Duitse team.
Laten we de tactische keuzes van
Löw en Guardiola eens toetsen aan de
prestaties van het Duitse team tijdens
dit EK.
Het belangrijkste uitgangspunt is het
streven naar attractief, aanvallend
voetbal gebaseerd op goed positiespel
en een snelle balcirculatie. Hoe kun je
dat bereiken?
• Beide toptrainers gaan uit van een
denkbeeldige verdeling van het
speelveld zoals dat in Duitsland ook
door de DFB wordt gepromoot: vijf
in plaats van drie stroken. Het trai-
ningsveld van Bayern München is
ook zo ingedeeld:
- Rechts en links zijn de twee zones
aan de flanken. Uitgangspunt bij bal-
bezit is dat hier zich maar één speler
van het eigen team mag bevinden.
- De meeste spelers bevinden zich na-
tuurlijk in de bredere centrale zone.
Maar daardoor zijn in die zone de
ruimtes erg klein, zeker bij de verde-
digend ingestelde tegenstanders.
- Meer ruimte is er in de zogenaamde
halfspaces, de twee stroken tussen
de centrale zone en de flanken.
• In de opbouw bevinden zich daar
een verdediger of verdedigende mid-
denvelder en dieper kómt in diezelf-
de zone de aanvallende middenvel-
der of de buitenspeler, die naar bin-
nen komt als bijvoorbeeld de back
heel diep speelt. Het goed benutten
van die halfspaces is essentieel in de
speelwijze van Duitsland.
• Vanuit die halfspaces heb je meestal
de ruimte en tijd om:
- de diagonale openingspass naar de
andere flank te spelen.
- een combinatie aan te gaan met de
speler op de dichtstbijzijnde flank.
- of voor deze speler de ruimte voor
een 1:1-situatie te creëren.
• Ook is de afstand naar de centrale
zone geschikt om vanuit die halfspa-
ces een verantwoorde horizontale
pass te geven.
• De speler die vanaf de flanken de
loopactie naar de halfspace maakt,
komt vaak in een goede positie voor:
- een schot op doel.
- een combinatie met of (steek)pass
naar de spits.
- een combinatie met of (steek)pass
op een diepgaande middenvelder
in de centrale zone of in de andere
halfspace.
• Positioneert de tegenstander op de
flanken nog steeds twee spelers
t.o.v. de ene speler van Duitsland,
dan ontstaat er hoe dan ook een
overwicht in de halfspaces en/of de
centrale zone. Kiest de tegenstander
D U I T S L A N D
Net als Guardiola verafschuwt Joachim Löw het op eigen helft rondspelen om het rondspelen.
Vooral de twee centrale verdedigers en de speler(s) voor de verdediging of in de halfspaces
moeten hun medespelers tussen de linies en op de flanken kunnen vinden met:
• hard ingespeelde passes over de grond als die medespelers tussen de linies staan;
• diagonale passes, die ook over grotere afstand precies op maat de flankspelers bereiken.
Vooral centrale verdediger Jérôme Boateng bleek daarin enorm gegroeid te zijn. Dat maakte
hem tot de meest complete verdediger tijdens dit EK. Razendsnel, beresterk, duelkracht, goede
timing en een perfecte sliding worden nu ook nog eens gekoppeld aan uitstekende opbou-
wende kwaliteiten.
Fo
to:
Pro
Sh
ots
66-67-68-69-70-71_duitsland.indd 68 19-07-16 11:29
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 9 2 0 1 6
daar niet voor, dan creëert Duitsland
aan de flanken steeds een 1:1-situ-
atie.
• Bij balverlies mag het nooit zo zijn
dat de spelers van Duitsland grote
afstanden moeten overbruggen om
weer in balbezit te komen. Dat heeft
als consequentie dat voor de spelers
van Duitsland twee ‘gouden’ Guardi-
ola-regels gelden:
• De 5 seconden-regel. Er moeten
zoveel spelers in de buurt van de
balbezittende speler van de tegen-
stander zijn, dat de bal weer in die
vijf seconden kan worden heroverd.
Dat betekent bij balverlies vol erop,
maar wel op een slimme manier.
Een goede uitvoering van de 5
seconden-regel vraagt mentale en
fysieke alertheid, het herkennen van
het moment én samenwerken. Je
kunt er niet zomaar invliegen. In het
komend seizoen wil Peter Bosz bij
Ajax deze regel bij balverlies ook na-
streven. Hij deed dat al eerder met
succes bij Vitesse. Guardiola intro-
duceerde deze aanvallende manier
van verdedigen het eerst toen hij in
2008 trainer van FC Barcelona werd.
• De 15-passen regel. Als je weer snel
in balbezit bent, is dat vaak niet het
startsein voor een supersnelle coun-
ter. In de eerste vier EK-duels kwam
de ploeg van Löw tot welgeteld één
doelpoging uit zo’n snelle omscha-
keling. Spelers krijgen opbouwend
en aanvallend eerst de kans om de
juiste posities in te nemen. Op basis
van analyses moet de bal ongeveer
vijftien keer zijn rondgespeeld voor-
dat een team volgens deze voetbal-
visie in de juiste offensieve orga-
nisatie staat, die bij balverlies ook
weer meteen garant staat voor druk
op de balbezittende speler.
Noot: meer Duitse trainers passen de
5 seconden-regel toe. Maar iemand
als Jürgen Klopp gebruikt die regel om
vervolgens bij balbezit meestal in het
allerhoogste tempo te kunnen counte-
ren. Voor Löw en Guardiola is dus het
doel van beide regels om tot dominant
positiespel te komen en bij balverlies
opnieuw weer snel in balbezit.
Duitsland tegen Frankrijk.
Duitsland tegen Italië.
2
1
Hoe zagen we dit bij Duitsland terug op het EK?Bijvoorbeeld tegen Frankrijk speelden
bij balbezit voornamelijk de backs
Hector en Kimmich hoog op de flan-
ken, Kroos en Draxler in de halfspace
op links, Can en Özil in de halfspace
op rechts en Neuer, Höwedes, Boa-
teng, Schweinsteiger en Müller in de
centrale zone (zie tekening 1).
Tegen Italië liep het in balbezit een
deel van de eerste helft niet door
een tactische doodzonde in deze
visie: Höwedes, Schweinsteiger en
Kimmich stonden in de eerste helft
regelmatig in een bijna verticale lijn
samen in de zone aan de rechterflank
gepositioneerd. Daardoor klopte de
veldbezetting een fase niet. (zie teke-
ning 2)
66-67-68-69-70-71_duitsland.indd 69 19-07-16 11:30
www.devoetbal trainer.nl
Tegen Noord-Ierland en Slowakije
kreeg Duitsland met tegenstanders te
maken waarvan je vooraf kon inschat-
ten dat zij zich massaal zouden terug-
trekken. Joachim Löw besloot daarom
voor een extreem aanvallende variant
bij balbezit te gaan: 1:2:2:5:1. Dat was
nog nooit vertoond op dit niveau en
zou tegen gelijkwaardige tegenstan-
ders een onverantwoorde keuze zijn
geweest door de grote ruimtes die je
weggeeft. Maar ook bij de keuze van
dit zo vernieuwende concept bleef de
verdeling in en de basisafspraken over
de vijf zones gehandhaafd. Bekijk op
de tekening maar de basisveldbezet-
ting tegen Noord-Ierland: weer op bei-
de flanken 1 speler (Hector/Kimmich),
2 spelers in elke halfspace (Hummels/
D U I T S L A N D
Duitsland tegen Noord-Ierland.
3
Duitsland in de extreem aanvallende variant, in dit geval tegen Slowakije.
Götze en Boateng/Müller) en 5 spelers
(Neuer/Kroos/Khedira/ Özil/ Gomez)
in de centrale zone. (zie tekening 3 en
de foto)
Uiteraard is dit geen statisch gegeven.
Ook binnen deze veldbezetting kun je
de tegenstander nog meer pijn doen
door bijvoorbeeld tempovariaties, het
combineren in een hoog ritme, veel
positiewisselingen en het durven aan-
gaan van het duel.
De statistieken wijzen ook uit dat
Duitsland tijdens het EK de twee gou-
den Guardiola-regels goed toepaste:
• De balbezit-fase duurde bij Duits-
land tot aan de halve finale gemid-
deld 22.2 seconden. Op dat onder-
deel was Duitsland met afstand het
beste team.
• Duitsland stond de minste passes bij
de tegenstander toe.
• Vanuit elke positie werden gemid-
deld de meeste passes door Duits-
land verstuurd.
Kritiek op LöwMeer nog dan de verloren halve finale
tegen Frankrijk blijft de in de eindfase
zinderende kwartfinale tegen Italië
vanuit het Duitse perspectief in de
herinnering. Na afloop ontstond er
desondanks in Duitsland een medi-
arel over die Mannschaft. De aanlei-
ding is bekend. Ook Duitsland kent
het fenomeen van ex-voetballers en
-trainers die voor en na afloop van
topwedstrijden in de tv-studio worden
uitgedaagd met scherpe analyses te
komen. Duitsland heeft op dat gebied
nog een grotere historie dan ons land.
Tijdens het WK in 2014 speelde ex-
Bayernspeler en huidige ARD-analist
Mehmet Scholl al op de man door
Mario Gomez op een persoonlijke ma-
nier aan te vallen. Deze keer gebruikte
hij een tweetachtige quote om Urs
Siegenthaler, naast assistent vooral
verantwoordelijk voor de analyses van
de tegenstander, ervan te beschuldi-
gen dat hij Löw de verkeerde tactische
oplossingen had ingefluisterd. Op ba-
sis daarvan zou Löw ten onrechte de
beslissing hebben genomen om tegen
Italië in een 1:3:5:2- formatie te star-
ten. De Johan Derksen-achtige formu-
lering van dat standpunt door Scholl
zorgde voor veel ophef, zoals ook zijn
recente, ongenuanceerde aanval op
al die ‘laptop-trainers’. Een dag later
reageerde Löw zoals je dat van een
trainer op dit niveau kunt verwachten:
“Natuurlijk heeft iedereen het recht
om te zeggen en schrijven dat hij het
niet eens is met de gekozen tactiek,
maar ik laat niet toe dat men een
waardevolle medewerker uit mijn staf
persoonlijk aanpakt.”
Door alle tumult over die provoce-
rende uitspraak van Scholl was er
nauwelijks aandacht voor zijn zinnige
opmerking tijdens diezelfde analyse:
66-67-68-69-70-71_duitsland.indd 70 19-07-16 11:30
D e V o e t b a l t r a i n e r 2 1 9 2 0 1 6
de uitschakeling van Duitsland in de
halve finale een beter Duitsland had
gezien dan in 2014 toen het in Brazilië
wereldkampioen werd. “Zelden heb ik
een Duitsland gezien dat zijn tegen-
standers zo zijn wil kon opleggen.”
Maar terecht voegde hij daar meteen
aan toe: “Uiteindelijk moet je wel al
die gecreëerde kansen meer benut-
ten.”
ToekomstOp basis van wat er al staat, in com-
binatie met de zeer talentvolle lich-
ting die eraan komt, moet Duitsland
in staat zijn om over twee jaar zijn
wereldtitel met succes te verdedigen.
Mits er onder die talenten nog zo’n
creatieve speler op rechts komt als
Draxler nu op links en er een nieuwe
koele afmaker opstaat. Met Joachim
Löw nog steeds aan het roer. Hij liet
in Frankrijk elke wedstrijd Duitsland
herkenbaar voetbal spelen. Niet al-
tijd met een overtuigende uitvoering,
maar steeds op basis van de eigen vi-
sie met veel Guardiola-elementen. Dat
kan van veel coaches op dit EK niet
worden gezegd.
Löw heeft nog ruim de tijd om na te
denken over de vraag of zijn Duits-
land zoveel kwaliteiten heeft dat je
als coach van zo’n topteam ook op
mondiaal niveau de basishouding mag
aannemen dat de tegenstander zich
maar aan jou moet aanpassen.
“Löw had er ook voor kunnen kiezen
om de belangrijkste passlijnen bij de
Italianen af te schermen. Daar is dit
Duitse team tactisch volwassen ge-
noeg voor. Dan had hij zijn speelwijze
niet zo hoeven af te stemmen op de
Italianen en net als eerder in het toer-
nooi vooral aanvallend kunnen den-
ken en handelen.”
Heeft hij daarmee een punt? Al-
lereerst kon de aanpassing van Löw
tegen Italië voor een Duitse analist
onmogelijk verrassend zijn. Tijdens
een vriendschappelijke wedstrijd in
maart van dit jaar besloot Löw ook al
om tegen het elftal van Antonio Conte
1:3:5:2 te spelen. De gedachte achter
die keuze: “We hebben meer indivi-
duele kwaliteiten dan de Italianen.
Daarom winnen wij als er een tactisch
evenwicht op het veld ontstaat. Dus
kopieer ik hun systeem, zeker omdat
mijn spelers daarmee bekend zijn.” De
4-1 overwinning in dat oefenduel zal
ongetwijfeld een rol hebben gespeeld
bij de herhaling van die strategie tij-
dens het EK.
Joachim Löw kreeg ook in 2012 en
zelfs tijdens het zo succesvolle WK
in 2014 het verwijt dat hij zijn team
te veel aanpast aan de tegenstander.
Toch ging Löw er tijdens dit EK anders
mee om. In het verleden maakte Löw
vaker de klassieke fout om bij een
uitgedachte tactische aanpassing met
de spelers van de ‘ideale’ basisforma-
tie te gaan schuiven. Mede ingegeven
door angst zie je vaker coaches naar
geforceerde oplossingen zoeken om
toch maar de sterren te kunnen la-
ten spelen. Op die manier kwam in
Oranje ooit Wesley Sneijder links op
het middenveld terecht. En koos Di-
dier Deschamps er tijdens dit EK in
eerste instantie voor om zijn aanval te
laten bestaan uit drie centrumspitsen.
Daardoor kwam bijvoorbeeld Griez-
mann op de rechterflank nauwelijks
tot zijn recht en dat gold ook voor
de wat vreemde positie van Pogba in
de eerste poulewedstrijden. Pas toen
de Franse coach aan het einde van
die eerste speelronde weer voor het
vertrouwde 1:4:2:3:1 koos en op elke
positie voor een speler die niet op ba-
sis van zijn naam maar kwaliteiten de
bijhorende taken kon uitvoeren, liep
het ook bij de Fransen veel beter.
Joachim Löw ging daar tijdens dit
toernooi al vanaf de start anders mee
om. Hij ging niet geforceerd schuiven
met zijn beste spelers, maar vulde
elke tactische aanpassing in met spe-
lers die daarvoor ook de kwaliteiten
hadden. Het is het bewijs dat Joachim
Löw blijft doorgroeien en daarmee
zijn team. Icoon Rudi Völler zei na
afloop van het EK dat hij ondanks
Hoog drukzetten
Een andere aanvallende manier van ver-
dedigen zag je bij Duitsland terug als de
keeper van de tegenpartij een doeltrap
wilde nemen. Door een slimme opstel-
ling voorkwamen de drie aanvallers van
Duitsland rondom het zestienmeter-
gebied dat de vier verdedigers van de
tegenstander in balbezit konden komen.
Daarachter stonden twee middenvelders
half-half zodat die zowel in de as als op de flanken druk konden uitoefenen
als de doelman daar een speler vanaf de vijfmeterlijn inspeelde. (zie http://
iturl.nl/snjDuYp)
Op het YouTube-kanaal van De Voet-
baltrainer plaatsen we, gratis voor
iedereen, een aantal videobeelden
van Duitsland tijdens dit EK.
In de Mediatheek van De Voetbal-
trainer vinden abonnees op deze
service extra videobeelden van Die
Mannschaft tijdens het EK.
66-67-68-69-70-71_duitsland.indd 71 19-07-16 11:30