imec InterConnect 22 (oktober 2006)

17
Inter Connect Link naar de toekomst n°22 | viermaandelijks | oktober 2006 Aardappelen planten met gps KMO’s betreden nieuwe markt dankzij In-HAM 3D-beelden voor industriële toepassingen

description

'InterConnect' is de communicatielink tussen imec en Vlaamse bedrijven. Het viermaandelijkse (gratis) magazine laat bedrijven en imec-onderzoekers aan het woord.

Transcript of imec InterConnect 22 (oktober 2006)

Page 1: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

InterConnectLink naar de toekomst

n°22 | v iermaandel i jks | oktober 2006

Aardappelen planten met gps

KMO’s betreden nieuwe markt

dankzij In-HAM

3D-beelden voor industriële

toepassingen

Page 2: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

3

Voorwoord

Kris Van de Voorde

Beste Lezer,

We leven in een maatschappij waarin alles razendsnel evolueert. Neem nu een traditionele sector als landbouw. Paard en ploeg hebben er al lang het veld geruimd voor steeds imposan-tere machines. Maar de technologie wint er nog aan terrein: tegenwoordig laat een gemiddeld landbouwbedrijf al wel minstens één machine aansturen door gps. Gps kan het verschil maken tussen winst of verlies. Efficiëntie is troef.

Deze algemene evolutie heeft ook zijn weerslag op ons als individu. Onze tijd is kostbaar en we trachten die zo intens en naar eigen smaak zo goed en zo kwalitatief mogelijk in te vullen.

Uw keuze om uw tijd te spenderen aan deze 4de editie van onze vernieuwde InterConnect doet me daarom juist veel plezier. Ik ben ervan overtuigd dat ook deze keer het doornemen van ons vernieuwd magazine u in staat stelt om op korte tijd voeling te krijgen met heel wat nieuwe technologieën en strategieën van boeiende ondernemingen en organisaties die op hun manier en mede door de producten of diensten die ze op de markt brengen onze maatschappij mee vormgeven.

Deze keer nemen Luxilon, Bekaert, Septentrio, Metris, T&I, Materialise, Globe, Bioracer, Icos, Massive, In-Ham, FMTC,….u mee op hun weg met elk een eigen visie en verhaal waar u, ook al bent u actief in een totaal ander vakgebied of sector, van kan leren.

Zelf geloof ik sterk in de kruisbestuiving tussen textiel en (nano-)elektronica. Intelligent textiel is voor velen misschien nog een verre toekomst maar door netwerking & projecten tussen bedrijven en onderzoekscentra in beide sectoren wordt in ijltempo kennis opgebouwd. Persoonlijk heb ik veel opgestoken van mijn bezoek aan Luxilon en Bioracer. Beide sterk groei-ende KMO’s binnen de textielwereld met een visie naar de toekomst.

‘Innovatie’ betekent vandaag de dag vooral leren van anderen. Stukjes technologie, kennis en strategieën combineren uit verschillende sectoren, op een vindingrijke manier in nieuwe toepas-singen gieten en in het geval van een eindproduct op een aantrekkelijke manier vermarkten en commercialiseren zodat we als consument niet aan de verleiding kunnen weerstaan…

Ik hoop dat deze InterConnect u veel inspiratie geeft. U bent mee en u heeft nog veel tijd over voor al die andere zaken die u nu even heeft losgelaten…

Kris Van de VoordeBusiness Program Manager Vlaanderen - IMEC

Inhoud

ColofonAlle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens-bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopie-en, opnamen of enig andere manier, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

Verantwoordelijke uitgever: Prof. Gilbert Declerck, Algemeen directeur IMEC

Redactie: Els Parton, Koen Snoeckx, Mieke Van Bavel

Concept en vormgeving: Kunstmaan.be

Voor meer informatie: Katrien Marent, Corporate Communications, 016/28 18 80, [email protected]

Voor gratis abonnement: registreer op www.imec.be

O v e r d e g r e n z e n

Moeten meer KMO’s deelnemen aan Europese projecten?

Europese wetgeving maakt investeringen onzeker

De reizende zon

I n n o v e r e n m e t z ’ n t w e e

Strategisch innoveren met Bekaert en Luxilon

KMO’s betreden nieuwe markt dankzij In-HAM

R e m o t e c o n t r o l

Aardappelen planten met gps

3-D beelden voor industriële toepassingen

Het machinepark van de toekomst is draadloos

Landmijnen opsporen met nieuwe technologieën

................................................. 16

...............................................29

...............................................30

....................................................4

...............................................26

....................................................9

..................................................12

...............................................20

................................................24

Page 3: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

4 5

Met 25 zijn ze bij Luxilon in Wijnegem, met 17.000 bij Bekaert wereldwijd. Ondanks het schaalverschil hebben

de bedrijven twee dingen gemeen: ze maken allebei draad en ze hebben een solide inno-vatiecultuur ingebakken in hun bedrijfsstructuur. Herbert De Breuck, techno-commercial manager bij Luxilon: “Zes werknemers zijn rechtstreeks betrokken bij het onderzoek. Ikzelf en drie collega’s doen de coör-dinatie en het sleutelwerk aan de machines. De kwaliteitsmanager kijkt bij elk project haast continu over onze schouders of we voldoen aan alle eisen en normen. En we hebben een operator die in een van onze twee labo’s voltijds bezig is met onderzoeks-metingen.” Jan Sijnave, Technology External

Relations Manager bij Bekaert, praat over iets grotere aantallen: “Het Bekaert Technology Centre in Deerlijk bij Kortrijk is het kloppend hart van het onderzoek binnen het bedrijf. We doen de coördinatie van haast alle projecten en

zowat zeventig procent van de effectieve uitvoering. De rest gebeurt in de productie-afdelingen wereldwijd. In het technology centre werken 265 mensen: managers, ‘white collars’ (laboranten…) en ‘blue collars’ (operatoren, technici…).”

Het ligt in de tunnel

Luxilon is ongetwijfeld een van de best verborgen parels van de Kempen. Hoewel de buren het bij wijze van spreken amper weten,

bevat het racket van zowat elke toptennisser snaren die in Wijnegem geproduceerd zijn. Ook vrijwel iedere niet-resorbeerbare hecht-draad die eender waar ter wereld een wonde bij elkaar houdt, is op de rollen van Luxilon gepasseerd. Herbert De Breuck: “Het enige wat Luxilon doet, is extrusie van monofila-menten. We maken draden van polymeren voor allerhande toepassingen en niche-markten. Enige voorwaarde is dat er, vanwege de complexiteit of specificaties, bij wijze van spreken geen enkele andere firma aan wil beginnen (lacht).”

Bekaert is dan weer een klinkende naam in West-Vlaanderen en ver daarbuiten. Hun contactgegevens verraden dat er een straat naar het bedrijf is genoemd, maar bij aankomst blijkt dat de bedrijfsterreinen eerder een half dorp inpalmen. Jan Sijnave: “Bekaert is

groot geworden door het trekken van staal-draad. Ondertussen maken we allerlei soorten metaaldraden en –filamenten. Een tweede belangrijke bedrijfstak is de ontwikkeling van geavanceerde materialen en deklagen (coatings).”

Het geheim achter beide groeiverhalen ligt in de zogenaamde innovatietunnel. De trech-tervormige tunnel bevat een vijftal stadia gaande van idee en pre-project over onder-zoeksproject en ontwikkeling tot uiteindelijke productie. De selectiecriteria tussen elke fase zorgen ervoor dat velen geroepen zijn, maar enkel de sterksten slagen. Jan Sijnave: “Het is belangrijk om in elk segment van de tunnel activiteiten te hebben. Dat wil niet zeggen dat elk product de hele tunnel moet doorlopen. Soms is een idee al duidelijk genoeg om ineens in ontwikkeling te gaan.”

Fluorescerende draad en neurale netwerken

Herbert De Breuck: “De grenzen tussen de verschillende fases van de tunnel zijn binnen Luxilon sowieso heel vaag. Zeker als het gaat over idee en pre-project. Meestal roepen we snel twee of drie mensen rond de tafel als iemand een idee heeft. Ook op de wekelijkse stafvergadering komen sommige ideeën ter sprake. Het gebeurt dat we daar met een schitterend idee naar voor komen, maar dat de boekhouder al meteen zegt dat het finan-cieel niet haalbaar is. Een idee kan dus om allerlei redenen afgevoerd worden. Een poging

om temperatuursindicatoren toe te voegen aan draden bleek niet haalbaar, omdat de indi-catoren onze productietemperatuur niet over-leefden. Onafhankelijk van de evaluatie archi-veren we alle ideeën die besproken worden, want je kan nooit weten of ze ooit nog van pas komen. We gaan bijvoorbeeld geen goed idee uitwerken als we er maar duizend meter van kunnen verkopen. Een idee dat recent de selectie heeft doorstaan, is het maken van fluorescerende filamenten voor bijvoorbeeld veiligheidskledij. Daar kunnen we een toege-voegde waarde creëren omdat de bestaande banden relatief dik zijn en onhandig om in kledij te verwerken. We zijn volop op zoek naar de geschikte materialen qua helderheid en temperatuursbestendigheid en informeren naar de eventuele interesse van klanten. Maar ook dat laatste gebeurt heel informeel. “

Bij Bekaert hanteren ze een totaal andere aanpak. Jan Sijnave: “We hebben continu een zestigtal pre-projecten lopen. Het zijn eerder haalbaarheidsstudies, met een korte looptijd van maximaal een jaar en relatief beperkte budgetten. Het kan gaan over een techni-sche ontwikkeling zoals de studie van biolo-gisch afbreekbare coatings, maar ook over procesinnovaties zoals het ontwikkelen van nieuwe meetsystemen op basis van neurale netwerken. Soms ligt de ‘trigger’ voor een pre-project intern, bijvoorbeeld om te kijken of onze zaagdraad voor siliciumschijven nog voldoet aan de vereisten van de markt. Maar de vraag kan evengoed van derden komen. Denk maar aan het bestuderen van ‘intelli-

gente autobanden’ in samenwerking met Flanders’ Drive. Elke maand is er een vergade-ring waarin de nieuwe en beëindigde projecten worden toegelicht. In die vergadering zitten een tiental vaste mensen en nog eens evenveel afhankelijk van de besproken onderwerpen. Om aan ideeën te geraken, lanceren we een aantal topics op de innovatiecomponent van het intranet. Uit ervaring weten we dat out of the blue mensen ideeën laten spuien niet werkt. Maar door zogenaamde seading ideas te ‘zaaien’, kunnen Bekaert-werknemers van heel de wereld gericht hun input bezorgen. Sinds kort hebben we ook externe instanties, waar-onder onderzoeksgroepen van de K.U.Leuven en de Universiteit Gent, toegang gegeven tot deze component.”

Platte batterijen en biopolymeren

Als het gaat over onderzoek, zitten beide bedrijven op dezelfde golflengte. Herbert De Breuck: “We liggen er niet van wakker dat niet elk onderzoeksproject - onmiddellijk - tot een nieuw product leidt. De contacten die je legt, zijn minstens even belangrijk. Zo zaten we in een project van Centexbel, de vereniging van de Belgische textielindustrie, om geleidende polymeren te ontwikkelen. Dat project heeft niet tot onmiddellijk resultaat geleid. Maar op basis van het idee heeft het IWT onze aanvraag voor een Matera-project goedgekeurd waarin we met een aantal partners de technologie verder onderzoeken. We nemen ook met een

“ De persoon die aan het hoofd stond van de ontwikkeling verhuist vaak mee met het product.”

“ Den draad, Harry ”

Een onzichtbare draad hebben ze nog niet uitgevonden. Maar de marketingterm ‘strategisch innoveren’ omtoveren naar dagelijkse realiteit, kunnen ze bij Luxilon en Bekaert maar al te goed.

I n n o v e r e n m e t z ’ n t w e e

Page 4: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

6 7

26-tal andere partners deel aan een Zesde Kaderprogramma van de Europese Unie met als doel filamenten een functionele oppervlak-tebehandeling te geven, bijvoorbeeld voor de medische industrie. Er is voor ons maar een vereiste om in een onderzoeksprogramma te stappen en dat is als we zeker zijn dat er een potentiële markt is voor het eventuele resultaat. Zo financieren we zelf een project met een drietal van onze vertrouwde partners om biopolymeren te extruderen met bijvoor-beeld antibacteriële eigenschappen. De reden dat we, op vraag van een onderzoekscentrum, dergelijke biopolymeren onderzoeken, is enkel omdat we ook voldoende industriële partners hebben die hun interesse hebben getoond om de technologie effectief aan te kopen.” Dat de aanpak zijn vruchten afwerpt, weten ze onder-tussen bij Luxilon. Eind vorig jaar kregen ze een uitnodiging voor de Thematic expert group van de Europese Commissie. Herbert De Breuck: “Als KMO is het enorm interessant om mee te bepalen wat de onderzoekstopics zijn die tegen 2015 worden uitgewerkt. Maar ook voor de grote bedrijven is het nuttig om een KMO erbij te hebben. Ik merk dat ze vaak niet op de hoogte zijn van bestaande techno-logieën in kleinere bedrijven. Ik heb er al een paar kunnen overtuigen dat ze niet opnieuw het warm water moeten uitvinden, omdat wij - of onze collega’s - al op de markt brengen waar zij onderzoeksfondsen voor willen vrij-maken.”

Jan Sijnave kan het belang van netwerking enkel bevestigen: “Het Bekaert-lidmaatschap opvolgen van zowat alle industriële en secto-riële organisaties is haast een voltijdse bezig-heid. Maar de netwerken zijn een vereiste om niet uit de boot te vallen en je relaties te onderhouden. De wanden van onze inno-vatietunnel moeten eigenlijk semi-transpa-rant getekend worden. Er zijn verschillende manieren om externen bij je onderzoek te betrekken. Het ene uiterste is het volledig samen ontwikkelen van een generische tech-nologie, iets wat we nu voor systemen-op-folie doen vanuit het Holst Centre in Eindhoven. Het andere uiterste is dat je een opdracht outsourced, bijvoorbeeld een meting, waarbij de derde partij nauwelijks weet waarvoor het moet dienen. Ik merk, ook bij Bekaert, dat de trend meer en meer de richting uitgaat van het eerste: open innovatie. We praten ook vaak met de Barco’s, Umicore’s en Alcatel’s in Vlaanderen over onze innovatiestrategie. Hun sectoren zijn wel verschillend, maar een deel van de problemen en aandachtspunten komen toch telkens terug.

We hebben momenteel een 15-tal lopende IWT-projecten en een tweetal Europese op kleinere schaal. Onze ambitie is wel om onze betrokkenheid in Europa te vergroten, waarbij onze deelname in het Holst Centre een belangrijke rol kan spelen.

Een onderzoeksproject betekent voor ons het ontwikkelen van een technologieplatform waarop we verschillende producten kunnen enten en waar we pas op een termijn van vijf jaar resultaat van verwachten. Zo is het onder-zoek naar systemen-op-folie toepasbaar in zowel functionele films voor ‘slimme’ vensters als voor het vervaardigen van dunnefilmbat-terijen. Eerder dan alleen naar de toepassingen te kijken, letten we op de robuustheid, flexi-biliteit en ‘vermarktbaarheid’ van de techno-logie.”

Visnetten en visfuiken

Voor ontwikkelingsprojecten gelden heel andere criteria. Jan Sijnave: “In tegenstelling tot een onderzoeksproject, is een ontwikkelings-project wel degelijk gericht op een specifieke toepassing of product. Bij Bekaert behoren ze vanaf dit stadium ook niet langer tot het alge-mene budget, maar tot dat van een specifieke businessunit. De grote onzekerheden van de technologie moeten weggewerkt zijn en de technologie onder controle. Zo ontwikkelen we voor klanten in Latijns-Amerika draden met een specifieke deklaag voor marinetoe-passingen. Er is veel vraag van viskwekerijen naar netten die de juiste stevigheid hebben en bovendien een deklaag die op een milieuvrien-delijke manier algengroei en dergelijke tegen-gaat. Het is een perfect voorbeeld waarbij er een sterke market-pull is. Een andere moge-lijkheid is dat we een bestaande technologie

omtunen voor een nieuwe toepassing. Zo hebben we marktervaring met harde coatings voor motoronderdelen in de Formule 1. Dezelfde technologie, gebaseerd op diamond-like carbon, willen we nu ook aanbieden aan de mainstream automobielsector. Beide markten hebben volledig verschillende eisen en speci-ficaties.” Ook bij Luxilon hebben ze iets met auto’s en vissen. Herbert De Breuck: “Voor een Amerikaanse klant uit de automobielsector hebben we destijds een filament ontwikkeld met een beperkte elasticiteit en voldoende stevigheid voor zetelbekleding. Jammer genoeg ging die klant fail-liet net voor de productie startte. We hebben voor het product wel andere afzetmarkten gevonden. Het filament bleek ideaal om een bepaald comfort-gevoel te geven aan veilig-heidsgordels en banden van draagtassen. Ook voor de uitgang van visfuiken bleek het een ideale combinatie te bezitten van elasticiteit en stevigheid.” Net zoals Bekaert, ontwikkelt ook Luxilon bestaande technologie verder op vraag van de markt. Herbert De Breuck: “Voor een product in ons medisch gamma zijn we op zoek naar een sterkere versie met

“ We liggen er niet van wakker dat niet elk onderzoeksproject - onmiddellijk - tot een nieuw product leidt. De contacten die je legt, zijn minstens even belangrijk. ”

I n n o v e r e n m e t z ’ n t w e e

Jan Sijnave, Bekaert. Herbert Debreuck, Luxilon.

een betere diameterstabiliteit. De eisen van de medische industrie zijn op dat gebied heel strikt. Bijvoorbeeld om heel fijne hechtdraad in een naald te kunnen steken, mag de diameter niet meer dan een micrometer afwijken.”

Slimme vensters en steriliseerbare draad

Aan het einde van de tunnel bevindt zich geen helder wit licht, maar de investering om een

product effectief op de markt te brengen. Luxilon mikt op gemiddeld drie nieuwe producten per jaar. Een van de recente voor-beelden is een steriliseer-baar elastisch monofila-ment. Herbert De Breuck: “De vraag ernaar is groot, bijvoorbeeld voor medi-sche verbanden en kledij. Die zijn wel een paar keer steriliseerbaar, maar verliezen daarna snel hun elasticiteit en

moeten weggegooid worden. Onze draad vertoont na vijftig sterilisa-tiecycli, zowel met gammastralen als door autoclavering, geen verlies in elasticiteit en overleeft ook alle wastesten. Het product had bij een klant concurrentie van nog vier alterna-tieven. Uiteindelijk bleven enkel onze draad

en natuurlijk rubber over. Dat laatste is welis-waar goedkoper, maar lokt meer allergische reacties uit.”

Jan Sijnave: “Een belangrijk aspect aan het einde van de tunnel is de service na verkoop. Je moet, zeker in de beginfase, je nieuwe technologie bij de klant ondersteunen door bijvoorbeeld hun machines aan te passen of door training te geven aan de mensen die met je product gaan werken. Vaak gebeurt het bij Bekaert dat de persoon die aan het hoofd stond van de ontwikkeling met het nieuwe product mee verhuist naar een business- unit. Met zijn expertise is hij de uitgelezen persoon om de klanten te ondersteunen.” Met die laatste uitspraak illustreert hij dat de impact van de innovatietunnel op je bedrijf verder rijkt dan op je producten alleen. U bent gewaarschuwd.

Page 5: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

8 9

Gps wordt door de meeste consu-menten ervaren als de ideale reisgezel in de wagen: de gps-ontvanger bere-

kent er de exacte locatie van het voertuig aan de hand van 4 (of meer) satellietsignalen en laat toe te navigeren van punt A naar punt B. Maar gps-ontvangers hebben meer in hun mars, en worden vandaag ingezet om een groot aantal industriële processen efficiënter te maken. Peter Grognard: “Tracking om transportbe-wegingen in kaart te brengen is hiervan een gekend voorbeeld. Het laat een transport-firma toe om op elk moment te weten waar zijn goederen zich bevinden. Tracking vraagt niet alleen een gps-ontvanger, maar ook een communicatielink die de navigatiegegevens

Gps bereikt vandaag een zeer gevarieerd publiek, van piloot over automobilist tot sporter. Maar ook in heel traditionele sectoren zoals landbouw, mijnbouw en burgerlijke bouwkunde wordt de gps-ontvanger meer en meer ingezet. Peter Grognard, oprichter en directeur van Septentrio1, legt uit waarom en lanceert ons in de wereld van satellieten.

terugstuurt naar het dispatchingcentrum. Deze communicatielink kan een gsm-netwerk, een radioverbinding of een ander satellietnet-werk zijn. Op die manier worden de goederen in real time of met een kleine tijdsvertraging gelokaliseerd. Voor deze toepassing volstaat een nauwkeurigheid van enkele tot tien of zelfs honderd meter.”

Procesautomatisering

Meer nauwkeurige ontvangers worden ingezet in sectoren zoals landbouw, mijnbouw en burgerlijke bouwkunde voor het automati-seren of informatiseren van machines. Het is op deze markt dat Septentrio zich richt.

Aardappelen planten met gps

R e m o t e c o n t r o l

1 Septentrio Satellite Navigation NV, Leuven, is een spin-off van IMEC die satellietontvangers maakt voor professionele toepassingen van navigatie, positionering en tijdsbepaling.

Peter Grognard: ”Een landbouwer wil natuur-lijk het maximale rendement uit zijn exploi-tatie halen. Liefst wil hij een overzicht hebben van waar hij bemest of gezaaid heeft, hoeveel water of pesticide hij verbruikt heeft, of er geen plaatsen werden overgeslagen enz. De machine uitrusten met een gps-ontvanger laat toe om met grote nauwkeurigheid te regi-streren waar de machine geweest is. Hij kan dan een productiedossier aanleggen van alle uitgevoerde stappen en zo de productie effi-ciënter maken. Daarnaast kan je met gps ook de aansturing van de machine automatiseren. Dit verhoogt dan weer de veiligheid. Vandaag

Page 6: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

10 11

moet de boer zijn machine besturen en tege-lijkertijd controleren of alle manipulaties goed worden uitgevoerd. De sturing overlaten aan gps kan de arbeidsveiligheid significant verbeteren.” Nauwkeurigheden hier gaan tot centimeters, afhankelijk van het gewas en de toepassing. Soms kom je al toe met een halve meter.

Ook in de mijnbouw worden satellieten ingezet om meer efficiëntie, nauwkeurigheid en veiligheid te garanderen: “Gps laat toe een inventaris te maken van bijvoorbeeld de plaatsen waar afgegraven werd. Je zal dan ook geen stukken van de mijnput onontgonnen laten liggen.” In de burgerlijke bouwkunde zijn positiebepalingen natuurlijk onmisbaar in topografische of landmetertoepassingen, maar daarnaast wordt gps gebruikt om allerhande machines aan te sturen, zoals kranen, asfalt-machines, machines om het wegdek te verwij-deren… Tijdswinst en materiaalwinst zijn hier sleutelwoorden. De aansturing moet vaak tot op een paar centimeter nauwkeurig kunnen gebeuren.

Internationaal product

Hogeprecisie-ontvangers zoals Septentrio ontwikkelt, zijn gericht op een wereldwijde markt. Het is een hele uitdaging voor een

Vlaamse KMO om aan de lokale noden van de klanten te voldoen, die van land tot land of zelfs van

continent tot continent verschillen. “Neem nu mijnexploitatie. Heel wat expertise is aanwezig in Australië, in Azië, in China, maar daar zijn de condities waarin die machines draaien vaak hels. Je moet een product bieden dat bij hoge temperaturen continu kan draaien, dat zeer corrosie- en schimmelbestendig is, en goed tegen water kan. In Australië worden ook nog eens heel wat sensoren op een intelli-gente manier in een machine geïntegreerd tot een totaalsysteem. Het zijn enorm complexe machines en je moet heel goed begrijpen wat die mensen willen. Daarom is onze klant typisch een systeemintegrator, geen eindge-bruiker. De typische niet-gps-kenmerken, zoals hydraulische of mechanische sturing, zijn voor rekening van de systeemintegrator. Natuurlijk staan we de klant bij om een zo goed mogelijke integratie van zijn product mogelijk te maken.”

Galileo, de Europese gps

Volgens de laatste verwachtingen wordt Galileo, het satellietnavigatiesysteem van de Europese Unie, in 2010 operationeel. Peter Grognard: ”In onze ontvangers zullen wij gps blijven gebruiken en combineren met Galileo. Omwille van een tussen de EU en de Verenigde Staten afgesproken interoperabiliteit van beide systemen (ze gebruiken gemeenschappelijke frequenties en compatibele modulaties), zullen

we deze gecombineerde ontvangers op een economisch verantwoorde manier kunnen maken. Voor de gebruiker zal het heel trans-parant zijn: hij zal zich niet moeten afvragen welke satelliet hij gebruikt of aan wie hij betaalt. Het grootste voordeel voor hem is de verdubbeling van het aantal beschikbare satel-lieten. Ik geef een voorbeeld: als je in een heel smal straatje rijdt met naast je huizen van 10 meter hoog, dan zie je soms te weinig satel-lieten - twee of drie - om een goede positie-bepaling te hebben. Met Galileo erbij worden er dat vier of zes. Ook de mijnbouw en de burgerlijke bouwkunde zullen profiteren van deze grotere beschikbaarheid. En het zal ook de precisie ten goede komen. Meer beschik-bare satellieten betekent een beter gecon-ditioneerd systeem: je kan altijd een subset maken van beschikbare satellieten die mooi gelijkmatig verspreid liggen en dus een hogere nauwkeurigheid geven.” Ook GLONASS, de Russische tegenhanger, is opnieuw in opbouw. In het jaar 2000 is er een volledig operatio-nele constellatie geweest, maar dat heeft niet lang geduurd. De Russische federatie probeert die momenteel opnieuw op te bouwen. Peter Grognard: “Misschien moeten we GLONASS (opnieuw) toevoegen als een volwaardig onderdeel van ons proces.”

Concurrerende technologieën?

De laatste jaren heeft ook RFID2 zich ontpopt als een technologie die geschikt is om heel wat processen te ondersteunen. Peter Grognard:

”Ik denk niet dat gps en RFID elkaar ooit zullen verdringen, gewoon omdat ze comple-mentaire kenmerken hebben. RFID lijkt mij bijvoorbeeld heel geschikt om processen te ondersteunen die in een beperkte ruimte en indoor plaatsvinden. Zo kwamen wij jaren geleden in contact met een bedrijf uit de voedingssector dat gebruik maakte van gps om hun containers op te sporen. Maar er was altijd een 10 tot 20 procent van de containers niet onmiddellijk terug te vinden. Hierdoor konden ze hun materiaal niet goed beheren. Het probleem? Vaak bleven containers te lang binnen in het bedrijf of binnen de fabrieken van de klant staan, en daar heb je natuur-lijk geen gps-ontvangst. Hier kan je dan RFID gebruiken, maar dan moet je ook een RFID-lezer bij de ingang van je bedrijf en bij de klant installeren.”

Naast gps en RFID kan je ook gebruik maken van gsm-netwerken. Gsm kenmerkt zich door een heel goede beschikbaarheid, zowel binnen als buiten, sterke signalen, maar een lagere nauwkeurigheid. De nauwkeurigheid is afhankelijk van het aantal basisstations en de manier waarop ze zich ten opzichte van elkaar bevinden en is typisch tussen de tien en de honderd meter. Peter Grognard: “Je kan systemen dus gaan combineren, maar ze zullen elkaar nooit vervangen.”

Septentrio zal deelnemen aan de Vierde Vlaamse Ruimtevaartdagen op 17, 18 en 19 november in het Mediacenter te Oostende.

www.vlaamseruimtevaartdagen.be

2 RFID of radiofrequentie-identificatie is een technologie waarmee met behulp van radiosignalen de unieke identificatie van producten, dieren en personen op afstand mogelijk wordt gemaakt.

“In burgerlijke bouwkunde wordt gps gebruikt om allerhande machines aan

te sturen, vaak tot op een paar centimeter nauwkeurig.”

R e m o t e c o n t r o l

Septentrio commercialiseert

gps/Galileo-ontvangerIn december 2005 werd de eerste Galileo-satelliet, GIOVE-A, gelanceerd.

Een maand later al decodeerde een Sepentrio testontvanger de eerste signalen. Onlangs bracht Septentrio een industriële gps/Galileo-ontvanger, de AsteRx1, op de markt. Het is een single-frequency ontvanger met moge-lijke uitbreiding naar Galileo-functionaliteit. De ontvanger is geschikt voor toepassingen die een heel nauwkeurige positiebepaling vragen en kan in de

meest uiteenlopende omstandigheden worden gebruikt.

De gps/Galileo-ontvanger, AsteRx1.

Ruimtevaartdagen

Page 7: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

12 13

METRISVan Formule 1 tot Airbus

Metris, dat in 1995 begon als een spin-off van de K.U.Leuven, is uitgegroeid tot een wereldwijd vertakte firma die

uit zijn KMO-voegen aan het groeien is. Het hoofdkwartier van het 360-koppige bedrijf met al meer dan vijf internationale overnames op zijn palmares is gevestigd in het Vlaams-Brabantse Haasrode. Vanbuiten oogt het gebouw bescheiden, vanbinnen huist er fantas-tische technologie.

“Wat bij veel mensen tot de verbeelding spreekt, is dat de FIA – organisator van onder andere de Formule 1 – gebruik maakt van

3D-beelden voor industriële

toepassingen

onze technologie,” vertelt Renaat Van Cauter trots. Hij is hoofd marketing communicatie bij Metris. “Voor elke wedstrijd controleren ze met ‘onze’ meettoestellen en software of de spoilers en het koetswerk van de bolides binnen de reglementaire afmetingen vallen.”De toestellen die de FIA gebruikt, behoren tot een eerste productgamma van Metris, namelijk de optische coördinaatmeetmachines (CMM). Die kunnen, met een zogenaamde SpaceProbe punten in de ruimte opmeten. De punt van de ‘SpaceProbe’ is uitgerust met een twintigtal lichtgevende diodes (LED’s). Met drie came-ra’s en driehoeksmeetkunde wordt de exacte positie bepaald van de LED’s. De technologie kan zowel kleine objecten zoals deuren en bumpers opmeten als een volledige bestel-wagen. Renaat Van Cauter illustreert de moge-lijkheden: “Naast statische objecten kunnen

dergelijke toestellen ook bewegingen meten. Ze kunnen de vervormingen van een wiel of schokdemper in kaart brengen of het dicht-slaan van een deur. Onze klanten gebruiken het om bij cabriolets te kijken of het sluiten van het dak naadloos verloopt.”

Door de oorspronkelijke CMM-technologie van Krypton (K.U.Leuven spin-off die Metris in 2005 overnam) uit te rusten met een laserscanner, gaf Metris de technologie een toegevoegde waarde. Laserscanners kunnen de oppervlakken van opgemeten stukken snel en nauwkeurig in kaart brengen. Een digitale camera in de scanner detecteert het profiel van een laserstraal die reflecteert op het oppervlak. Door per seconde meer dan twin-tigduizend punten op te meten, ontstaat een puntenwolk in drie dimensies. Hiermee kan

de software een reconstructie maken van het gescande object. Voor Metris is het de Heimat technologie die het bedrijf groot gemaakt heeft.

Een belangrijke toepassing van 3D-scanners is kwaliteitscontrole. Renaat Van Cauter: “Het puntenwolkmodel vergelijken met de oorspronkelijke technische tekening (CAD-model) laat toe om afwijkingen op te sporen. Dat is onontbeerlijk bij autoassemblage.” De gescande punten-wolken worden ook gebruikt bij reverse engi-neering. Daarbij wordt een bestaand model naar een CAD-tekening omgezet. Renaat Van Cauter: “Normaal gezien gebeurt het omgekeerde, maar bijvoorbeeld bij het ontwerpen van nieuwe wagens gebruiken designers kleimodellen die vervolgens omgezet worden naar een 3D-beeld.” De kleinste handscanners van Metris zijn niet groter dan een videocamera. Nauwkeurige inspectie van

een frontpaneel van een mobiele telefoon duurt hiermee slechts een vijftal minuten.

Metris bezit ook laserscanners voor grote volumes. Renaat Van Cauter toont ons een toestel dat het broertje kon zijn van R2D2 uit Star Wars. Hij verduidelijkt: “Bij het assem-bleren van vliegtuigen is een van de grootste moeilijkheden om onderdelen van tientallen meters nauwkeurig in elkaar te passen. Een

vleugel van een Airbus wordt in Engeland gemaakt en in Frankrijk aan de romp beves-tigd. Als je op dat moment merkt dat hij niet past, zit je met een probleem. Dit toestel kan grote objecten van op afstand scannen met een nauwkeurigheid tot een vierde van een

millimeter. Zo kan je tijdens de productie al simuleren of de afmetingen kloppen.” Maar dat is nog niet alles. Renaat Van Cauter: “Om vervolgens de verschillende stukken in elkaar te laten passen, hebben we een systeem

ontwikkeld dat het assemblageproces volgt en bijstuurt.” De technologie waar hij het over heeft, heet indoor gps of iGPS. Met behulp van een aantal iGPS-zenders aan het plafond van een assemblagehal kan de beweging van enorme onderdelen - uitgerust met ontvan-gers - tot op enkele millimeters nauwkeurig in beeld gebracht worden. Renaat Van Cauter: “Het is een recente technologie met een enorm marktpotentieel.” Voor ons is het alvast duidelijk: dit is niet het laatste wat we van Metris te zien krijgen.

MATERIALISESiamese tweelingen en mummies

Hoeveel bedrijven kunnen zeggen dat er een vraag in Trivial Pursuit aan hen gewijd is? De K.U.Leuven spin-off

Materialise alvast wel. Met zowat 160 zijn ze in het hoofdkwartier in Haasrode en bijna 400 wereldwijd. Ze leveren services aan bedrijven,

De waarheid is afhankelijk van de kant waaruit je kijkt. En niet alleen daarom bezochten we drie Vlaamse bedrijven die met hun industriële toepassingen

van driedimensionale beelden de wereld veroveren.

“ Met behulp van iGPS kan de beweging van enorme onderdelen tot op enkele millimeters nauwkeurig in beeld gebracht worden. ”

R e m o t e c o n t r o l

Dankzij iGPS kan je onderdelen van tientallen meters groot tot op minder dan een millimeter nauwkeurig assembleren.

Page 8: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

14 15

ontwerpen software en designlampen en werken in hun productieafdeling met zowel commerciële als eigen ontworpen machines.

Hoewel de automobielsector een belangrijk deel van de Materialise-portefeuille inneemt, zoomen we in op de snelgroeiende medische divisie. De ‘Mimics’-software bracht Materialise van de oorlogsslachtoffers in Irak tot de cata-comben van het British Museum.

Jeroen Dille: “Mimics was een van onze eerste so f twa repakke t t en . Medische scanners, zoals CT of MRI, nemen typisch tweedimensi-onale doorsneden op regelmatige afstanden. De Mimics software kan die beelden samen-voegen en de ruimte ertussen opvullen tot een 3D-beeld. Op basis van die 3D-beelden kunnen dan fysische modellen gemaakt worden.” Jeroen Dille toont de productieafdeling waar dingen gebeuren die we enkel mogelijk achtten in de betere Hollywoodfilm. Door het venster van een van de machines zien we iets wat lijkt op een printkop van een inkjetprinter. In plaats van inkt komt er kunststof uit en er verrijst laag per laag een driedimensionale structuur. In een andere zaal staan een aantal baden waarin blauwe laserpuntjes over het oppervlak flitsen. Jeroen Dille: “Dit zijn baden voor stereolithografie. Elk laagje hars verhardt op plaatsen waar de UV-laser geweest is.” In een derde zaal gebeurt iets vergelijkbaars, maar dan met poeder. Jeroen Dille: “Het poeder wordt verwarmd tot net onder het

smeltpunt. Een laser doet het poeder lokaal smelten en zo ontstaat, opnieuw laag per laag, de gewenste vorm. Op deze manier kunnen we aluminiumgebaseerde structuren maken. Dezelfde technologie bestaat voor titanium-gebaseerde structuren. Er zijn bedrijven die goedkeuring proberen te krijgen om ze voor implantaten te gebruiken.” De technieken vallen onder de noemer Rapid prototyping. En hoewel dat al sinds de jaren ‘80 bestaat, lijkt het nog steeds pure science fiction.

In de medische sector worden met rapid prototyping driedi-mensionale modellen gemaakt van heupen, schedels, ruggenwer-vels en noem maar op. Ze kunnen helpen bij het voorbereiden van een operatie, het stellen van diagnoses en het ontwerpen van patiëntspe-cif ieke implan-taten. Jeroen Dille: “Mimics laat toe om verschillende varianten van een ingreep op voorhand

te simuleren, te testen op hun technische en biomechanische haalbaarheid en verder te optimaliseren nog voor de ingreep in reali-teit uitgevoerd wordt. Professor Stockmans, een Kortrijks handchirurg heeft met behulp van onze software een nieuwe polsoperatie ontwikkeld, voor een tot op heden moeilijk behandelbare aangeboren misvorming, met een klinisch resultaat dat duidelijk beter is dan met gangbare technieken.” Om een implan-taat op maat te ontwerpen, heeft Mimics een tweede belangrijke functie: het omzetten van ‘statische’ medische beelden naar bewerk-

bare technische (CAD) modellen. Een aantal – weliswaar niet echt smakelijke – foto’s van oorlogsslachtoffers in Irak tonen wat je met op maat gemaakte halve schedels en kaak-benen kan rechtzetten.

Bij medisch onderzoek wordt Mimics ook gebruikt om nauwkeurige simulatiemodellen te maken. Zo kan je bijvoorbeeld met finite element analyse simuleren hoe de kracht op een bot verdeeld wordt als je er een druk op uitoefent. Een andere mogelijkheid is om met computational fluid dynamics de baan van gassen en vloeistoffen te simuleren in bijvoor-beeld de longen of het hart. Jeroen Dille: “Het probleem is om complexe anatomische struc-turen in dergelijke simulatiesoftware te krijgen. Vroeger moest dit handmatig ‘nagetekend’ worden en werkten onderzoekers verplicht met sterk vereenvoudigde structuren. Dankzij Mimics kan je automatisch een veel nauw-keuriger ontwerp tekenen. Bovendien kan je via de grijswaarden van de medische scans automatisch weefselstructuren definiëren en er materiaaleigenschappen aan toekennen.”

Tot slot vinden we de software ook terug in een aantal meer exotische toepassingen. Het British Museum in Londen reconstrueerde met Mimics het gezicht van de Egyptische mummie Nesperennub op basis van scans en dus zonder zijn sarcofaag te moeten openen. In een Europees project werkt Materialise mee aan de ontwikkeling van afbreekbare biologische implantaten. Die kunnen dienen als mal om cellen rond te laten groeien. En natuurlijk zit u nog steeds te wachten op de Trivial-vraag. Welnu: “Welke scheiding werd met succes uitgevoerd bij de Siamese twee-ling Ahmed en Mohamed dankzij de Mimics-software van het Leuvense Materialise?”. Het antwoord mag u zelf opzoeken.

GLOBETe land, ter zee en in de lucht

Geen halfuur nadat de site van de gasramp in Ghislenghien was vrijge-geven, scanden ze de krater en omge-

ving. Het Zandhovens bedrijf Globe gene-reerde een nauwkeurige 3D-weergave om discussies over de verschrikkelijke gebeurtenis zoveel mogelijk uit te sluiten.

Kris Mintjens, Managing Director en medeop-richter van Globe, vertelt: “Van bij het begin in ‘90 hebben we geïnvesteerd in geautomati-seerde en geïnformatiseerde landmeetkunde. Behalve Globe was er maar een bedrijf in België dat de technologie had om metingen rechtstreeks om te zetten naar een plan. Door op technologisch vlak net iets voor te blijven op de concurrentie is het altijd onze bedoeling geweest om ons te onderscheiden van de klas-sieke landmeter ‘onder de kerktoren’.”

Globe was dan ook een van de early adop-ters van 3D-beeldvorming in hun vakgebied. In de pionierstijd werkte deze technologie niet met scanners, maar op basis van close range photogrammetry. Kris Mintjens legt uit: “Met gekalibreerde camera’s maak je foto’s van installaties of gebouwen. De software kan uit die foto’s 3D-informatie halen. Het is een complexe technologie.” Een achttal jaar geleden kocht Globe een eerste laserscanner. De technologie sprak aan vanwege zijn rela-tieve eenvoud. Sales Manager Sven Van den Ackerveken: “Het probleem is dat je, afhan-kelijk van de opdracht, vaak een ander toestel nodig hebt met een bepaalde snelheid, nauw-keurigheid of bereik.” Omdat een volledig gamma scanners zelf aankopen een onrealisti-

sche investering zou zijn, wisselt Globe scanners uit met collega-bedrijven.

De 3D-scanners worden vooral ingezet voor landmeetkundige projecten die het petje van een klas-sieke landmeter te boven gaan. Sven Van Ackerveken: “We hebben een gebouw van Fortis in Brussel in kaart gebracht dat voor klassieke meettechnieken te complex en onbereikbaar is. We moesten onze scanner onder andere op een aanpalend gebouw installeren.” Hij toont enkele beelden van de gedetailleerde puntenwolken die ze op die manier hebben gegenereerd. Als hij in de software de optie aanklikt om de reële kleuren weer te geven, door de scanner gere-gistreerd, is het verschil met een gewone foto bijna niet te zien.Kris Mintjens: “Ook voor het schatten van grote onregelmatige volumes is scannen een interessante optie. We worden geregeld gevraagd om afvalbergen of voorraden zout van enkele duizenden kubieke meter op te meten. Je kan dat met klassieke metingen wel benaderen, maar bij elke kubieke meter die je ernaast rekent, spreek je soms over veel geld.”

Ook voor het opmeten van industriële sites en installaties is de techniek erg in trek. Een project dat bij Globe nog steeds herinneringen oproept, is het opmeten van een FPSO in Angola, een soort drijvende olieraffinaderij. Kris Mintjens: “Op de boot hebben we scans gemaakt van de bestaande installatie en op het vasteland van de aansluitingen van de nieuwe machines. Zo hadden we de garantie dat alles

zou passen. Onze opdrachtgevers hebben voor het verschepen een viertal aansluitingen aangepast op basis van onze metingen. De FPSO pompt 200 000 vaten per dag op. Je kan je voorstellen wat die werken zouden gekost hebben als ze dat hadden moeten doen tijdens

de shut-down op zee.”

Ook voor civiele metingen, zoals de vervorming van bruggen en tunnels, zijn 3D-scans aan een sterke opmars bezig. Kris Mintjens weet dat ze ook voor het in kaart brengen van crime scenes en rampge-bieden ingezet worden, waarbij hij verwijst naar hun ervaring in Ghislengien. Ook kunst en geschiedenis heeft Globe in zijn portfolio. Kris Mintjens: “Toen de aannemer van de werken op de Leien in Antwerpen op de oude stadsmuren stootte, zijn

we ingeroepen om de archeologische site op te meten. Om de werken niet te vertragen, hebben ze de stukken verzaagd en op een andere plaats heropgebouwd aan de hand van onze scans.” Sven Van den Ackerveken: “Het S.M.A.K. in Gent heeft ons eens gevraagd om de Zeppelin van Panamarenko op te meten, maar dat is uiteindelijk niet doorgegaan. Wel hebben we voor een kunstenaar een gigan-tische eikenboom gescand.” Of hoe een industriële techniek tot kunst kan verheven worden…

“ Het British Museum in Londen reconstrueerde

met Mimics het gezicht van de Egyptische mummie Nesperennub

op basis van scans en dus zonder zijn sarcofaag te moeten openen.”

“ We hebben een gebouw van Fortis in Brussel in kaart gebracht dat voor klassieke meettechnieken te complex en onbereikbaar is. ”

R e m o t e c o n t r o l

Page 9: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

16 17

Het Gentse bedrijf T&I stapte in 1999 in het Europese CRAFT-project Talking Barcodes. Bart Noé, werkzaam bij

T&I getuigt over zijn persoonlijke ervaringen, zowel de positieve als negatieve. Christophe Bruynseraede, Business Program Manager op IMEC en EIS-expert voor het IWT, vult aan. Bart Noé: “Talking Barcodes was bedoeld voor mensen met leesproblemen. Het idee was om de tekst op documenten en etiketten om te zetten in een tweedimensionale barcode. Een scanner met spraaktechnologie kan

ook is het in veel gevallen aan te raden in een eerder stadium betrokken te raken bij een Europese projectaanvraag. Je hebt dan een grotere impact op de inhoud van het project, op de taakverdeling en zelfs op de selectie van de deelnemende partners. Het is een van onze taken om KMO’s in een vroeg stadium op te sporen. Als de juiste KMO in het juiste project kan ingevoegd worden, is dat een voordeel voor alle betrokken partijen.”

BN: “Ik zou enkel terug in een project stappen als ik er vroeger bij betrokken kan worden.

Met de universiteit van Gent werken we vaker samen en die hebben we ook in dit project als partner kunnen kiezen. Ik ben zeker dat zij op een vlottere manier dezelfde taken hadden kunnen uitvoeren als de universiteit van Birmingham. Die zat al in het project toen wij gevraagd werden. Iedereen spreekt wel Frans of Engels, maar van zodra je met een Fransman of Engelsman aan tafel zit, bots je in de praktijk toch op communicatieproblemen, verschillen in cultuur en manier van werken.”

CB: “Buitenlandse partners kunnen ook een toegevoegde waarde creëren. Ze brengen je in contact met nieuwe markten, nieuwe bedrijven en dus nieuwe mogelijkheden. Wij hebben een vragenlijst opgesteld om bedrijven bij te staan om te bekijken of voor hen de

De schoenmaker en zijn leestMoeten meer KMO’s deelnemen aan Europese projecten? Volgens Vlaams minister Moerman wel (*). We zetten de getuigenis van een bedrijf met Europese ervaring tegenover de expertise van een van Moermans gezanten.

O v e r d e g r e n z e n

(*) Vlaams minister Fientje Moerman lanceerde begin dit jaar een Europese InnovatieStimulering (EIS) om de deelname van Vlaamse KMO’s aan Europees onderzoek te bevorderen. Met de financiële steun van de overheid worden door het IWT experts aangesteld in vijf domeinen om KMO’s te begeleiden:Voeding: [email protected], Energie/milieu/transport: [email protected], Manufacturing: [email protected] en [email protected], Biotechnologie: [email protected], ICT en nanotechnologie: [email protected]

voor- of de nadelen van ‘Europa in te trekken’ zullen doorwegen.”

BN: “Een andere voorwaarde om nog in een project te stappen, is de termijn. Voor explo-ratief onderzoek is een CRAFT-project goed, maar ik zou het een KMO niet aanraden als het gaat om een product dat essentieel is in zijn gamma. Op dat gebied hebben we goede ervaringen met IWT-projecten. Die spelen over het algemeen korter op de bal.”

CB: “Die opmerking is juist. Ik raad aan om eerst bij het IWT, of bij een van de EIS-experts, aan te kloppen om te zien of de gevraagde competenties en partners ook niet in Vlaanderen te vinden zijn. Denk dus goed na waarom je aan een Europees project deel-

die informatie dan voorlezen. Een firma die destijds Novoxel heette, had al grotendeels een consortium opgezet en contacteerde ons vanwege onze ervaring met spraaktechnologie. Ook de projectaanvraag was al goedgekeurd. We hebben de coördinerende rol aanvaard en Novexel nam alle administratieve taken op zich.”

Christophe Bruynseraede: “Het lijkt me uitzon-derlijk dat een KMO – met vaak beperkte middelen – gevraagd wordt om de coördinatie van een project op zich te nemen. Hoe dan

Christophe Bruynseraede

neemt. Een vuistregel is om je af te vragen of je ook zonder projectfinanciering je idee zou proberen uit te voeren.”

BN: “We hebben wel veel uit het project geleerd. Niet alleen uit de ontwikkelde proto-types, maar ook qua algemene methodes. Zo ontwikkelden we vroeger de elektronica, behuizing en interface van een nieuw product na elkaar. Dankzij het Nederlandse onder-zoekscentrum TNO weten we nu hoe we die stappen in parallel kunnen uitwerken, wat veel tijd uitspaart.

Ik heb wel het idee dat sommige onderzoeks-centra met een eigen agenda in projecten stappen. Over het algemeen val je als KMO achterover van de onkosten van grote onder-zoekscentra en de grote overhead die ze in rekening brengen. Onder andere bij TNO en de universiteit van Gent vonden we dat gerechtvaardigd doordat ze ook hun experts aan het project lieten werken, maar niet bij alle onderzoeksinstellingen hadden we die indruk.”

CB: “Een onderzoeksinstelling stapt enkel in een project als het in de lijn ligt van zijn eigen onderzoeksprogramma’s. Afhankelijk of die programma’s ver van de toepassing liggen – zoals vaak bij universiteiten – of dichtbij – zoals bij instellingen als TNO – kan inder-daad het idee ontstaan van een ‘verborgen’ agenda. Maar meer dan een perceptie zou ik het niet noemen.

Dat onderzoeksinstellingen in de praktijk niet hun experts op een project zetten, komt helaas voor. We rekenen op de integriteit van de

Page 10: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

18 19

De Vlaamse toestelbouwer ICOS werkt met IMEC samen in een project rond geavanceerde verpakkingstechnologieën voor chips. ICOS levert wereldwijd meet- en inspectieappa-ratuur aan de halfgeleidermarkt en de elektronische assem-blage-industrie. Dankzij deze samenwerking beschikt IMEC over uiterst geavanceerde apparatuur om de nieuw ontwik-kelde verpakkingstechnologieën te evalueren. Anderzijds kan ICOS zijn toestellen afstemmen op deze nieuwe tech-nologieën en optimaliseren voor gebruik in een industriële productieomgeving.

Meer info: www.imec.be, www.icos.be

Broek met op maat gemaakte zeem zorgt voor optimale drukverdeling en

minimale wrijving. Zeem is aangepast aan het bekken van de renner en aan het zadel.

Bioracer was de eerste firma die een naadloze zeem op de markt bracht: “Comfort is het

sleutelwoord. Wie op het einde minder moe is, wint de wedstrijd.”

De fiets is een technologisch hoogstandje op zich. Bij Bioracer passeren zowel wielertoeristen als wereldtoppers om de ideale maten

van hun fiets te bepalen. Op de aange-paste fiets vloeien de krachten opti-

maal naar de trappers.

Op maat gemaakte steunzolen zorgen voor een ideale drukverdeling en corrigeren

asymmetrie tussen links en rechts. Ze zorgen dat de kracht van de renner zonder

rendementsverlies op de trapper komt.

De plaatjes onder de schoenen moeten in het midden van de voorvoet zitten. De dikte wordt

aangepast aan de hoogte van het zadel.

Bioracer en de Hogeschool Gent patenteerden ‘Reskin’, een bioelastische pleister die irritaties van bestaande ontste-kingen wegneemt en nieuwe voorkomt. Enkele renners testten ze tijdens de Ronde van Frankrijk en sinds eind augustus zijn ze op de markt.

“ In de toekomst moet onderzoek in de wielersport meer gericht gebeuren en geprofessionaliseerd worden. Het is nog steeds een gesloten wereldje, met als gevolg dat iedereen telkens opnieuw het wiel probeert uit te vinden. De infor-matie die toch vrijgegeven wordt, vertelt meestal weinig nieuws. Met Bioracer plannen we de opening van een eigen onderzoeksafdeling, waarin we ook externen zullen betrekken. ”

“ Als er al nood is aan extra elektronica in de kledij of fietscomputer, zou het in de richting moeten gaan van het meten en doorsturen van extra lichaamsparameters zoals suikerspiegel, verzuring... ”

“Symmetrie verbetert de prestaties en vermindert de ongemakken. Fietsen is biomechanisch de meest onnatuurlijke sport. Je maakt een cyclische beweging en dat 100 keer per minuut. De ideale renner moet eigenlijk in staande houding een afwij-king hebben. Als hij een hoge wreef heeft en lichte O-benen, zal hij automatisch een meer ideale houding hebben op de fiets.”

Boven- en onderbeen moeten op één lijn bewegen.

Enkelgewricht moet horizontaal zijn.

Bekken moet horizontaal zijn.

Legale doping in de wielersport

ICOS en IMEC worden partners

(**) Zie artikel p29

N i e u w s

19

N i e u w s

onderzoekscentra om erover te waken dat de budgetten in evenwicht zijn met de mankracht en expertise. Maar dat is moeilijk te contro-leren. Het is ook niet onze taak, maar die van de evaluatoren en projectofficers.

In verband met de ‘hoge’ kosten, is het belangrijk om weten dat Europese projecten bepaalde barema’s hanteren voor overhead. Dat die barema’s zo hoog liggen heeft te maken met het feit dat onderzoekscentra een grote onderzoeksinfrastructuur in rekening moeten brengen. Dat kan buitensporig lijken voor een KMO maar wordt gecontroleerd en goedgekeurd door een onafhankelijk audit-bureau.”

BN: “Of ik het initiatief van minister Moerman een goed idee vind? Dat hangt af van de rol van de experts. Die personen zullen op termijn hun ervaring en netwerk hebben en dat kan voor een KMO heel zinvol zijn. De grootste drempel is echter de logge administratie. Ik weet niet of het ondertussen veranderd is, maar als KMO is dat onbegonnen werk. Een bedrijf als Novexel kon de informatie die we hen bezorgden omzetten in het juiste formaat en bezorgen aan de juiste persoon. Maar ik veronderstel niet dat de EIS-experts die taak op zich gaan nemen?”

CB: “De EIS-experts gaan inderdaad niet de projectvoorstellen schrijven. Daarvoor zullen bedrijven als Novexel blijven instaan. We kunnen hen wel begeleiden bij de omschrijving en uitdieping van hun rol in het consortium en bij hun bijdrage aan het projectvoorstel. Een belangrijk onderdeel van onze functie is het inschatten van het Europees R&D-poten-tieel van KMO’s. Bij wijze van spreken is het even belangrijk om KMO’s af te raden als aan te raden om in een Europees project te stappen.”

BN: “Na Talking Barcodes hebben we de tech-nologieën van het project onafhankelijk verder ontwikkeld en in onze bestaande producten geïntegreerd. Helaas kunnen we een aantal technologieën niet op de markt brengen, omdat ze nog niet RoHS-compliant (**) zijn. We zijn aan het bekijken welke aanpassingen we kunnen doen om aan de Europese richtlijn te voldoen.”

Als dopingperikelen niet iedereen van de start hebben weggehouden, zou voor het verschijnen van deze InterConnect het WK wielrennen moeten gereden zijn. Prestatiebevorderende middelen zijn populaire gespreksonderwerpen als het over wielersport gaat. We overlopen samen met Raymond Vanstraelen, oprichter en managing director van het Vlaamse Bioracer, een aantal - legale - technologieën die het bedrijf in huis heeft om de prestaties van een renner te optimaliseren, maar waar zelden over gepraat wordt.

Tanken voor je op het vliegtuig staptIn Schiphol loopt een proef waarbij reizigers hun gsm, laptop of mp3 tegen betaling kunnen ‘voltanken’ met entertainment (televisieprogramma’s, spelletjes, en later ook speelfilms) en reisinformatie (stedengidsen, kaarten en taalcursussen).

Bron: www.emerce.nl

‘Fuel for travel’ terminals in Schiphol

Studies van Bioracer wijzen uit dat bovenkledij een invloed heeft op de prestaties. Door statische delen

van de romp af te werken met meer statische materialen en door te spelen met ruwe en gladde materialen kan je inwerken op respectievelijk de ideale houding en de luchtweerstand.

N i e u w s

Page 11: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

20 21

Het Flanders Mechatronics Technology Centre (FMTC) richt haar antennes al een tijdje op draad-

loze sensoren in de machinebouw. “Onze focus is een rechtstreeks gevolg van de inte-resse van de industrie,” verduidelijkt Marc Engels, algemeen directeur van het FMTC. “Het enorm aantal draadloze producten dat recent op de markt is gekomen, illustreert dat. Van zodra we dezelfde vraag krijgen van drie van onze zeventien leden, starten we een onderzoek.” Het FMTC heeft een eerste studieronde achter de rug en Marc Engels gunt ons een blik op de bevindingen: “Veel firma’s zien niet in dat draadloze communicatie een

Het machinepark van de toekomst

is draadloosIn het machinepark van morgen vervangen draadloze communicatie en

lokale stroomopwekking zoveel mogelijk data- en stroomkabels. Flexibiliteit en duurzaamheid zijn de troeven. Snelheid, vermogenverbruik en

betrouwbaarheid de mogelijke valkuilen.

mobiele machines beschikken in hun batterijen of motor. Betrouwbaarheid en snelheid van de verbinding zijn wel cruciaal: “Als je een noodstop indrukt, wil je dat het signaal zonder vertraging en met honderd procent zekerheid aankomt bij de centrale controle-eenheid.”

Een tweede mogelijkheid voor draadloze sensoren ligt in het aansturen van mobiele onderdelen zoals robotarmen. Marc Engels: “Een kabel is vaak het eerste dat breekt aan een machine. Bestaande draadloze telemetrie-oplossingen zijn relatief duur en beperkt in bandbreedte.” Om een alternatief te bieden in dit domein, moeten draadloze sensoren volgens de FMTC-studie aan twee belangrijke elementen voldoen. Ze moeten lokaal hun vermogen opwekken en een zekere intelli-gentie bezitten. “De lokale vermogenopwek-king vermijdt het gebruik van stroomkabels op de bewegende onderdelen,” verklaart Marc Engels. “Je kan dit oplossen met een inductieve koppeling, maar ideaal zou zijn als de sensor zijn elektriciteit kan opwekken uit bijvoor-beeld de warmte of bewegingen van de omge-ving. De intelligentie van de sensor kan het dataverkeer minimaliseren en optimaliseren. Bij een directe sturing van een robotarm spreekt het voor zich dat de gegevens zo snel mogelijk door de controlelus moeten. In dit domein werken we samen met IMEC-NL in het Holst Centre.”

Een laatste gebied dat meer recent het inte-resseveld van het FMTC en haar leden heeft bereikt, zijn draadloze sensoren voor

verzamelnaam is voor verschillende technolo-gieën. De kunst is om er de juiste uit te kiezen. De rol van het FMTC is om onze leden in die keuze te adviseren aan de hand van onder-zoeksresultaten.”

“Er zijn drie grote categorieën waarin het gebruik van draad-loze technologie in de machinebouw nuttig kan zijn,” vat hij samen. Een eerste zijn de controlenetwerken met allerlei sturingselektronica die nu met stroom- en datakabels aan de machine hangen.

conditiebewaking. Hierbij bekijk je een beperkt aantal keer je machinepark voor onderhoud. Nu gebeurt dit door sensoren verbonden met draden of door iemand die manueel de gegevens uitleest. Handiger zou zijn dat de gegevens draadloos toekomen op een centrale. Marc Engels: “Kostprijs en vermogenverbruik zijn de aandachtspunten in dit gebied. Je hebt namelijk een groot aantal sensoren nodig en je wil niet dat ze de hele dag stroom verbruiken als ze maar twee keer iets moeten meten en doorsturen. Snelheid, band-breedte en betrouwbaarheid van het draad-loze kanaal zijn van minder belang. Meestal is er voldoende tijd om eventuele fouten op te vangen bij het doorsturen van de gegevens.”

Om af te sluiten toont Marc Engels de onder-zoeksruimte van het FMTC. “Naast de speci-fieke punten voor elke technologie is inter-ferentie een probleem waarmee je altijd rekening moet houden. Een draadloze sensor in het laboratorium een reactiesnelheid van tien milliseconden en bandbreedte van 256kbps laten halen is natuurlijk mooi. Maar in een industriële omgeving komt er heel wat meer bij kijken.” Als illustratie toont hij een imposant weefgetouw dat in de kamer staat opgesteld. Zelfs zonder het aan te schakelen, begrepen we meteen wat hij bedoelde.

Marc Engels zal dit onderwerp uitvoerig toelichten tijdens ARRM op 24 oktober (zie pagina 32)

www.fmtc.be - [email protected]

Draadloze dataoverdracht kan onder andere veldbussen vervangen en zorgen voor meer flexibiliteit. Bijvoorbeeld bij het verplaatsen

van toestellen of bij bewegende machines zoals zelfstandige trans-portvoertuigen is de afwezigheid van data-kabels een pluspunt.” Speciale aandacht voor de stroomvoorziening

hoeft er volgens Marc Engels niet te zijn. De controlenetwerken kunnen gebruik maken van het net waarop de machine is aange-sloten of van de stroomvoorziening waarover

“ De rol van het FMTC is om onze leden te adviseren aan de hand van onderzoeksresultaten. ”

R e m o t e c o n t r o l

IMEC erkend dienstverlener opleiding, advies en kennisoverdrachtIn mei lanceerde de Vlaamse Overheid BEA, Budget voor Economisch Advies. Het is een nieuwe subsidiemaatregel die de bestaande opleidings- en advies-cheques, evenals de gratis-opstart-cheques en de durf-na-adviescheques integreert en vervangt. IMEC is ook van deze nieuwe steunmaatregel een erkend dienstverlener, meer bepaald voor de pijlers opleiding, advies en kennisover-dracht.

Per onderneming kan tot maximum 5000 euro steun gevraagd worden en dit voor een periode van 3 jaar. De onderneming betaalt 65% van de dienst-verlening zelf, de Vlaamse overheid legt 35% bij. Geïnteresseerden kunnen een projectaanvraag indienen via de BEA-website.

Meer info: www.beaweb.be IMEC-contactpersoon: [email protected] of [email protected]

Niet de snelste, niet de kortste, maar de mooisteSinds kort bestaat er software waarmee motorrijders de mooiste route naar een bestemming kunnen berekenen. Op basis van het aantal bochten, de aanwezigheid van water en bossen bepaalt het programma de route die dan kan ingevoerd worden in een navigatiesysteem. Ook misschien enkele ‘jumps’ voorzien onderweg?

Bron: www.nu.nl

N i e u w s

21

N i e u w s

Page 12: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

22 23

In Japan werd een kussen ontwikkeld, ‘Sleep Doctor’ genaamd, dat raad geeft voor een goede nachtrust. Via sensoren wordt je slaapgedrag geanalyseerd en op een klein schermpje worden raadgevingen gegeven zoals “Ga vandaag eens wat vroeger naar bed.” Of “Neem vandaag een ontspannend bad voor het slapengaan.”

Bron: physorg.com

Stop eens een schoonmoeder in je kussen

N i e u w s

Nano in BelgiëOp 18 mei verzamelde het kruim van de Belgische nanobedrijven in Charleroi. Daar organiseerden CeRDT, IMEC, VITO en CRIF de Hainovabeurs rond micro- en nanotechnologieën, in het kader van het Minatuseproject1. Onder de meer dan 70 bedrijven waren bekende namen aanwezig als Nanocyl (nanobuisjespro-ductie) en Glaverbel (multilaag superiso-lerende vensters). Ook het recent opge-starte bedrijf Nanoxid demonstreerde zijn ‘nanotechnologie’: ultradunne lagen die bestaan uit organische en anorga-nische bestanddelen. Met deze techno-logie sleepten ze een onderzoeksproject van Whirlpool in de wacht, die nu al zijn Bauknecht titaniumkeukens en de meeste inoxkeukens voorziet van Nanoxid’s nanolaagje. Dankzij dit laagje komen er niet meer zo snel vingerafdrukken op het materiaal, de nachtmerrie van elke inoxkeukenprinses.

1: Minatuse is een Europees netwerkproject dat als doel heeft de transfer van micro- en nanotechnolo-gieën naar KMO’s te verbeteren. Ook IMEC is partner in dit netwerk. Onze contactpersoon is [email protected]. Meer info op www.minatuse.org.

Ook de weg kwijt naar de koffie?Een Duits computerbedrijf ontwik-kelde een supermarkt-gps. Na het ingeven van je boodschappenlijstje, kan je frustratieloos de kortste en efficiëntste weg nemen doorheen de supermarkt zonder iets te vergeten. De gps wordt momenteel getest in the Future Store in Duitsland.

Bron: The Daily Mail

Slimme golfbalHet Duitse Fraunhofer instituut ontwikkelde een golfbal met ingebouwde chip en sensoren die de snelheid meten waarmee de golfbal weggeslagen wordt. Tijdens de eerste 5 meter van zijn vlucht, zendt de golfbal de informatie door naar

een draagbaar toestel zoals een pda. Toekomstige prototypes zullen ook informatie geven over spindetectie en lokalisatie.

Bron: MST News

Titaniumkeukens van Whirlpool/Bauknecht zijn bekleed met een nanolaagje van het Belgische Nanoxid.

© B

aukn

echt

Arne Reynaert is de 5de in een rij kunstenaars die op IMEC tentoonstelt. Met het initiatief ‘creativiteit uit kunst en wetenschap ontmoeten elkaar’ wil IMEC de onderzoekswereld en de kunstwereld in contact brengen met elkaar. De tentoonstelling van Arne Reynaert loopt van 1 oktober tot 31 december 2006 en kan bezocht worden op woensdagnamiddag na afspraak.

Contact: [email protected] info over Arne Reynaert: www.rein-art.be

IMEC gaat de creatieve toer op

N i e u w s

Gsm-masten vervangen pluviometersIsraëlische onderzoekers toonden aan dat de hoeveelheid neerslag in een bepaald gebied nauwkeurig kan berekend worden op basis van de schom-melingen in signaalsterkte van gsm-masten. Het is immers algemeen geweten dat elektromagnetische signalen verzwakt worden door bijvoorbeeld slechte weersomstandigheden. Het voordeel van deze techniek is dat de signalen van gsm-masten automatisch en continu opgemeten worden door gsm-opera-toren. Bovendien zijn gsm-masten ruim verspreid wat nauwkeurige neerslag-metingen per gebied toelaat.

Bron: Science

Sms-en voor blindenSamsung sleepte een prijs in de wacht voor de ontwikkeling van een brail-letelefoonprototype. Via een klein toetsenbord kunnen braillekarakters worden ingevoerd. Op een kleine brail-leregel die je uit de telefoon schuift, kan je binnengekomen berichtjes lezen/voelen.

Bron: Newswire

Page 13: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

24 25

Sinds de Conventie van Ottawa in 1997 ondersteunt de Europese Unie de ontwikkeling van technologieën voor humanitaire mijnruiming. ETRO speelt een belangrijke rol in verschillende Europese projecten. ETRO implemen-teert wiskundige modellen en ontwik-kelt algoritmen voor signaalverwerking die toelaten landmijnen te detecteren en mijnvelden af te bakenen. Meer infor-matie over het onderzoek en de verschil-lende Europese projecten vind je op:

http://www.etro.vub.ac.be/Research/IRIS/Research/MINEDET/MINEDET_welcome_page.asp

http://www.eudem.vub.ac.be/

conventieDe Ottawa Conventie was een inter-nationale bijeenkomst in 1997 waarop zo’n 40 landen besloten het gebruik, de productie en de opslag van landmijnen te verbieden. Anno 2005 hebben 154 landen het verdrag ondertekend of geratificeerd. 40 landen, waaronder de grootste land-mijnproducenten van de wereld (China, Rusland en de Verenigde Staten) hebben het verdrag nog niet ondertekend.

Humanitaire mijnruimers maken traditi-oneel gebruik van primitieve methoden waarmee ze landmijnen een na een

opsporen. Hichem Sahli: “De meest verspreide technieken zijn metaaldetectie en ‘prodding’, waarbij een grote naald van 20 cm systematisch gaatjes in de grond prikt. Deze methoden zijn gevaarlijk en arbeidsintensief, en geven dikwijls een vals alarm. De laatste 10 jaren hebben we met steun van de Europese Unie een aantal nieuwe technologieën ontwikkeld waarmee ontmijners veiliger aan de slag kunnen. Ground penetrating radar (een techniek die al langer wordt gebruikt om pijpleidingen op te sporen en de ondergrond in beeld te brengen) en elektromagnetische inductie zijn voorbeelden

van zo’n technieken. Verschillende sensoren worden ook in combinatie met elkaar gebruikt. Deze multisensorplatformen kan men in de hand houden of worden gemonteerd op voer-tuigen en luchtschepen. Ze hebben een hogere detectiegevoeligheid doordat de verschillende sensoren elkaars intrinsieke imperfecties compenseren.”

“Wat ontmijners echt willen weten is waar ze precies naar mijnen moeten beginnen zoeken. Het gaat hier meestal om grote ‘verdachte’ gebieden waarvan men vermoedt dat er mijnen liggen waardoor deze gebieden onbruikbaar zijn. Daarom hebben we ook technieken ontwikkeld waarmee mijnvelden

Landmijnen

R e m o t e c o n t r o l

opsporen met nieuwe technologieën

sneller kunnen worden afgebakend en in kaart gebracht. Met behulp van satellietbeelden zoekt men eerst en vooral naar mijnveldindi-catoren: gebieden waar er bijvoorbeeld agrari-sche activiteit of veelvuldige passage is, kunnen aangeduid worden als ‘mijnenvrij’. Vervolgens worden de overgebleven gebieden systema-tisch afgescand.”

Voor deze ‘scanning’ hebben onderzoekers van de VUB in samenwerking met andere Europese partners onlangs een uniek infraroodcamera-systeem ontworpen. Hichem Sahli: “De infra-roodcamera gaat in een zone van 20 bij 30 meter op zoek naar verdachte doelwitten. De camera is uitgerust om verschillende thermi-sche eigenschappen van de ondergrond en het doelwit op te sporen. Zo hebben een steen en een landmijn een verschillende warmte-absorptie en andere stralingseigenschappen. Wij hebben de kenmerken van verschillende objecten gekarakteriseerd. Het systeem kan het gedrag van elk van deze objecttypes voor-spellen rekening houdend met de lucht- en bodemtemperatuur en met de weersomstan-digheden. Deze voorspellingen worden dan vergeleken met de data die tijdens de scans worden verzameld.” De camera’s worden

bevestigd aan grote platformen die zich buiten het verdachte gebied bevinden, of worden gemonteerd op een kleine, onbemande heli-kopter.

De gegevens worden later ingevoerd in een geografische informatiedatabank. Uiteindelijk krijgen de mijnruimers een gedetailleerde kaart in handen. Hichem Sahli: “Hiermee kunnen ze efficiënter werken en ze krijgen er nog een pak geografische informatie bij. Bovendien brengen deze ontwikkelingen ICT dichter bij ‘het veld’. Lokale ontmijners kunnen vandaag beschikken over computers, geografi-sche informatiesystemen, pda’s en gps.” Het systeem werd uitvoerig getest in een mijnen-veld in de gedemilitariseerde zone op Cyprus. Maar ondanks de investeringen van de Europese Unie en de degelijkheid van deze technieken, worden ze vandaag nauwelijks gebruikt. Waar knelt het schoentje? Hichem Sahli: “Enerzijds financiert de Europese Unie de technologische ontwikkelingen op het gebied van humanitaire ontmijning via zogenaamde IST (Information Society Technologies)-projecten. Anderzijds steunen zij de humanitaire organi-saties (meestal niet-gouvernementele organi-saties) die effectief aan ontmijning doen. Maar er is geen link, geen communicatie tussen deze twee initiatieven. Bovendien zijn die nieuwe systemen vaak erg duur. En de ontmijners zelf staan niet direct open voor onbekende technologieën. Van de Amerikanen kunnen we heel wat leren: zij stimuleren en structureren wel de dialoog tussen eindgebruikers en tech-nologie-ontwikkelaars betreffende technische en gebruiksspecificaties, en doen dan gerichte financiering om die te realiseren.”

Er is dus nog werk aan de winkel, en de tijd dringt. Want ondanks de Conventie van Ottawa worden wereldwijd nog elk jaar 20.000 mensen gedood door landmijnen. Nog steeds liggen er in 80 landen zoals Angola, Cambodja, Kroatië, Somalië… mijnen verborgen over een totale oppervlakte die geschat wordt op 1 miljoen vierkante kilometer. Behalve de vele slachtoffers, worden de verdachte gebieden onbruikbaar voor elke industriële of land-bouwactiviteit.

1 Het Departement Elektronica en Informatica (ETRO) van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) is een van de vier geassocieerde labo’s van IMEC.

Ottawa

De conclusies van de wereldconferentie “EUDEM2-SCOT-2003, International Conference on Requirements and Technologies for the Detection, Removal and Neutralization of Landmines and UXO”, die plaats greep op VUB in september 2003 zijn nog steeds actueel.

Zie http://www.eudem.vub.ac.be/eudem2-scot/

Europa investeert heel wat in de ontwikkeling van technologieën waarmee landmijnen efficiënt en veilig kunnen worden opgespoord.

Helaas stellen we vast dat deze technieken vandaag amper worden ingezet. Met uitleg van professor Hichem Sahli

van het departement ETRO1 van de Vrije Universiteit Brussel (VUB), zet InterConnect voet op ‘explosief’ terrein.

Metaaldetectie

Prodding

Bron: EPFL/DeTeC

Page 14: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

26 27

Seminaries:In-HAM, BCDI en IMEC organiseren regelmatig seminaries over technologie in de zorgsector. Dit staat momenteel op het agenda:

“ 10 oktober: “Domotica en ambient intelligence: toegevoegde waarde voor de zorgsector?”

“ November/december: seminarie over hulpmiddelen en diensten voor zelfstandig wonen van mensen met functiebeperkingen.

“ Januari/februari: seminarie over RFID-toepassingen voor de zorgsector

Voor meer info: [email protected]

Bij In-HAM vzw staan ouderen en mensen met functiebeperkingen centraal. Directeur Peter Deboutte houdt al bijna 6 jaar een zoektocht langs Vlaamse bedrijven en houdt lezingen op diverse bijeenkomsten op zoek naar producten die het leven van deze mensen kunnen verge-makkelijken. Soms gaat het om het testen en bijsturen van bestaande producten, maar even vaak om de ontwikkeling van nieuwe producten.

Zes jaar na de oprichting is In-HAM vzw een geves-tigde waarde bij bedrijven, ouderen en mensen met functiebeperkingen. Gebruikers komen langs met hun problemen, bedrijven met hun ideeën. Directeur Peter Deboutte vertelt over enkele mooie projecten met KMO’s uit de woningbouw, textiel- en verfsector.

betreden nieuwe zorgsectormarkt dankzij In-HAM

“Een tijd geleden werd ik uitgenodigd op een workshop van Centexbel over textiel in de gezondheidszorg. Ik contacteerde ook enkele gebruikers om er te getuigen. Zo was er een moeder van een zwaar gehandicapte jongen die, zoals velen, problemen had met overmatig speekselverlies. Niet alleen moet je hierdoor de kleding vaak verschonen, ook de geurhinder werkt afstotelijk. Een Antwerps textielbedrijf hoorde het verhaal en heeft nu samen met

ons een kledinglijn (met geïntegreerde water-afstotende stof) ontwikkeld voor mensen met dergelijk probleem. Binnenkort komen de kledingstukken al op de markt.”

De sterkte van In-HAM is het nauw contact met de gebruikers. “Wij kunnen in zeer korte tijd gebruikerspanels samenstellen, ondermeer afkomstig uit ons moederinstituut Dominiek Savio in Gits. Essentieel is dat de producten zich aanpassen aan de noden van de eindge-bruiker en niet omgekeerd.”

In de gebruikerspanels worden ideeën besproken of producten getest. Zo organi-seerde In-HAM reeds panels voor een verf-bedrijf dat wilde peilen naar de interesse van blinden en slechtzienden voor geur- en voelverven met oriënterende functie. “Soms gaat het ook om het evalueren van bestaande producten. Voor de firma Handimove die tilsy-stemen ontwikkelt, maakten we een studie bij 25 eindgebruikers over de voor- en nadelen van een 10-tal bestaande tilsystemen (van

In-HAM staat voor Innovation center in housing for adapted movement. Het is een gezamenlijk initiatief van WTCB (wetenschappelijk en technisch centrum voor het bouwbedrijf), BCDI (Belgisch centrum voor domotica en immotica), IMEC en een aantal partners uit de zorgsector, gegroepeerd rond het Dienstencentrum Gid(t)s.

Meer info: www.in-ham.be of [email protected]

HET WOONLABODe grote trots van In-HAM is het woon-labo dat in juni 2006 officieel geopend werd. In de 4 woonruimten kunnen geïnteresseerden een tijd wonen om producten uit te testen in een dagelijkse leefomgeving, vaak met de bedoeling de voor hen ‘ideale’ leefruimte uit te werken om de stap te kunnen zetten naar zelf-standig wonen. De bewoners betalen huur, elektriciteit en gas en ontwerpen samen met een ergotherapeut de ruimte met producten die ze willen uittesten. Zo kan een rolstoelgebruiker bv. initieel kiezen voor een zitbad, maar na verloop van tijd vragen om een inrijdouche te installeren. De toestellen worden ter beschikking gesteld door deelnemende bedrijven.

I n n o v e r e n m e t z ’ n t w e e

verschillende fabrikanten). Er zijn plannen om in de toekomst samen met Handimove een prototype uit te werken dat een antwoord biedt op de belangrijkste tekortkomingen van andere systemen. Via de gebruikerspanels werd intussen duidelijk dat er een grote nood is aan een tilsysteem voor transfer in en uit de wagen. Dat gaan we nu samen met een andere KMO ontwikkelen.”

Naast het evalueren en ontwikkelen van producten voor de zorgsector, verleent In-HAM ook advies over het toegankelijk maken van gebouwen voor rolstoelgebruikers. Hun klanten variëren van bejaardentehuizen, showrooms en kerken tot zelfs het Casino-Kursaal in Oostende. “We willen ook archi-tecten en aannemers bewust maken van de noden van ouderen en rolstoelgebruikers om zo aanpasbare woningen te ontwikkelen voor elke leeftijd. Zo is het bijvoorbeeld interessant om drempelloze schuiframen te voorzien of extra waterleidingen in een benedenruimte zodat die gemakkelijk tot badkamer kan

omgevormd worden. Het sleutel-op-de-deur bedrijf Habitus bouwt momenteel samen met ons zulke aanpasbare woningen. Zij zijn zich bewust van de groeiende markt van ouderen. Ook met de Vlaamse huisvestingsmaatschappij werken we samen op het vlak van betaalbare aanpasbare woningen.“

Page 15: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

28 29

E v e n t s

Hoewel de consument er niets van merkt, is er sinds 1 juli 2006 heel wat veranderd in de wereld van de elektronica en aanver-wante producten. In theorie zouden alle producten die nu op de markt komen, moeten voldoen aan de Europese RoHS-richtlijn. Die legt het gebruik van een aantal schadelijke producten aan banden. Maar de praktijk is niet altijd even duidelijk. Johan Verhegge, Quality Director bij lampenfabri-kant Massive: “Er is een derde lijst met uitzonde-ringen in behandeling en er bestaat al een vierde met aanvragen. Bovendien staat in de Europese richtlijn dat de uitzonderingen elke vier jaar herbekeken worden. Het is dus mogelijk dat je onnodig investeert in de omschakeling van een product dat op de valreep toch onder de uitzonderingen valt.”Bovendien zorgen de verschillende interpreta-ties van de richtlijn in de lidstaten voor extra verwarring. Johan Verhegge maakt het met een voorbeeld duidelijk: “Als ik een vaas maak in loodglas, is er geen enkel probleem. Maar als ik, bij wijze van spreken, die vaas omkeer en er een lamp van maak, valt het ineens onder de RoHS-richtlijn en mag ik het niet op de markt brengen. Waarschijnlijk vanwege derge-lijke onlogica is de RoHS-regel in Engeland

Wetgeving maakt investeringen onzekerDoor de uitzonderingen en verschillende interpretaties blijft de Europese RoHS-richtlijn voor vragen zorgen. Zolang de wetgever niet met duidelijke antwoorden komt, betaalt de industrie hiervoor de rekening.

afgezwakt en enkel nog van toepassing op de elektronische componenten van een lamp. Maar voor ons is dat geen oplossing, omdat we onze producten niet alleen in Engeland verkopen. De richtlijn zorgt dus voor concur-rentievervalsing. Een bedrijf dat zich specifiek op de Engelse markt richt, hoeft niet te inves-teren in de aanpassingen en heeft dus een concurrentievoordeel.”

Ondanks alles is de stra-tegie bij Massive duidelijk. Het beleid binnen Partners in Lighting, de groep

waartoe Massive behoort, was van bij het begin om te voldoen aan de RoHS-richtlijn. Johan Verhegge: “Als Europees nummer een weet je dat er naar je gekeken wordt. Het is onmogelijk om elk van onze achtduizend producten te diversifiëren voor de verschil-lende lidstaten. We hanteren dus de strengste norm die in een van de lidstaten in voege is en passen die toe voor de hele Europese markt.” Johan Verhegge is realistisch. Hij merkt dat er op wetgevend vlak hard gewerkt wordt en ontvankelijkheid is voor dialoog. “De wetgever zit met dezelfde vragen als de industrie,” zegt hij. “Een belangrijke oorzaak dat nog niet alles wettelijk is uitgeklaard, ligt ook bij de industrie zelf. Veel firma’s zijn pas het laatste jaar een

versnelling hoger geschakeld en uitzonderings-aanvragen beginnen indienen.”

Maar hij is ook niet blind voor de problemen en gevolgen: “Als ik vandaag een leveran-cier in China vraag om over te schakelen en na korte tijd, omdat er een uitzondering is toegekend, om opnieuw de originele specifi-caties te nemen, verlies ik mijn geloofwaar-digheid. Bovendien riskeer je dat ze zich met hun bestaande producten gaan richten op hun lokale markt en die in de Verenigde Staten waar de normen minder streng zijn.”

(*)2002/95/EG “Restriction of Hazardous Substances”

“ De richtlijn zorgt voor concurrentievervalsing.”

O v e r d e g r e n z e n

Information security seminarieIMEC’s trainingscentrum MTC organiseert van 18 tot 20 oktober 2006 een seminarie over veiligheid van embedded systemen en alomtegenwoordige ambient technologie.

Meer info: www.imec.be/mtc

IMEC op de Flanders’ Food Technology DayOp 8 november organiseren Flanders’ Food en WTCM de Flanders’ Food Technology Day over de huidige stand van zaken en de toekomstige ontwikkelingen rond technologie in de voedingssector. Wim Laureyn van IMEC zal er een lezing geven over ‘Nano-biosensoren: van humane naar voedselgerelateerde toepas-singen’. IMEC onderzoekt al ruim 10 jaar de mogelijkheden van biosen-soren, hoofdzakelijk voor medische toepassingen. Recent worden echter ook voedselgerelateerde toepassingen geëva-lueerd, zoals enzymatische smaakanalyse en de detectie van ampicilline en E. Coli (EHEC).

Meer info: www.flandersfood-day.com

Tweedaagse over ASIC’sIMEC en het Nederlandse magazine Bits&Chips organiseren op 27 november en 1 december 2006 een tweedaags event over ASIC’s (toepassingspecifieke chips). Wat zijn ASIC’s? Vanaf wanneer is een ASIC-oplossing economisch interessant? Dergelijke vragen evenals concrete casestudies en bedrijfspresentaties zullen aan bod komen.

Meer info: www.bits-chips.nl

Cursus videocodingOp 13 en 28 november en 13 december 2006 organiseert IMEC’s trainingscentrum MTC een cursus over de recente standaar-den en toepassingen op het vlak van videoco-dering.

Meer info: www. imec.be/mtc

Visionair seminarie over beeldschermenBegin december organiseert IMEC in samenwerking met Leuven.Inc een visionair seminarie over beeldschermen.

Meer info: www.imec.be/visionair

Tech Tour conferentie in LeuvenOp 25 Oktober 2006 organiseert Tech Tour samen met IMEC en Capital-E de eerste van een reeks conferenties waarop leiding-gevende, snel groeiende bedrijven zich voor-stellen aan Europese potentiële investeer-ders. Meer dan 100 deelnemers waaronder IP-ontwikkelaars, halfgeleiderfabrikanten, systeemhuizen en risicokapitaalverstrekkers, uit verschillende Europese landen zullen aanwezig zijn.

Meer info: www. techtour.com

IMEC’s trainingscentrum MTC organiseert niet enkel cursussen over micro- en nano-elektronica. Onlangs nog werd een basiscursus biologie voor ingenieurs georganiseerd en een cursus over biosensortechnologie. Interesse in zulke cursussen?

Contacteer: Bart De Mey [email protected] of bezoek regelmatig de website: www.imec.be/mtc.

Vlaamse RuimtevaartdagenVan 17 tot 19 november 2006 gaan voor de vierde maal de Vlaamse Ruimtevaartdagen door, in het mediacenter te Oostende. Ook IMEC zal van de partij zijn met onderzoeks-resultaten o.a. onderzoeksresultaten op het vlak van telecom en navigatie.

Meer info: www.vlaamseruimtevaartdagen.be

Page 16: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

30 31

“Zonder te veralgemenen, heb je in China drie soorten zakenmensen. In minder geavanceerde sectoren, zoals grondstoffen, krijg je vaak te maken met mensen met een lagere opleiding. Ze houden vast aan de Chinese traditie en hebben het moeilijk om de verschillen met het Westen te begrijpen en te aanvaarden. De enige manier om met hen te communiceren is meestal via een tolk. In de hoogtechnolo-gische sector zie je het omgekeerde. Daar

De reizende ZON Zakendoen met China is zoals de eerste schooldag:

iedereen praat erover. Het land van de rijzende zon is op korte tijd omgetoverd tot het land van de reizende

economie. Gao Teng, Asia liaison manager en hoofd van het IMEC-kantoor in Sjanghai, vertelt over zijn ervaringen.

Zakendoen met Azië: cursussen op IMEC

Culturele diversiteit op het werk

Vanwege de meer dan vijftig nationali-teiten die er werkzaam zijn, organiseert IMEC sinds vorig jaar tal van activiteiten rond culturele diversiteit. Naast socio-culturele thema-avonden rond een bepaald land vinden ook cursussen plaats die gericht zijn op zakendoen en samen-werken met Aziatische landen en werk-nemers. IMEC doet daarvoor beroep op externe consultants. Externen kunnen niet inschrijven voor deze activiteiten, maar wie meer wil weten om gelijkaar-dige initiatieven in zijn eigen firma te organiseren, kan terecht bij opleidings-verantwoordelijke Chris Fransen.

Meer info: [email protected]

O v e r d e g r e n z e n

weigeren, maar bij Chinezen onder elkaar is het ‘not done’.

Op alle vlakken hebben Chinezen een infor-mele cultuur. Je kan je delegatie dan ook best niet alleen ontvangen tijdens hun zakenverblijf, maar ook vergezellen op een korte trip naar enkele buurlanden. Ik heb een paar keer het geluk gehad om Chinese delegaties naar Parijs en Amsterdam te kunnen brengen. In de auto ben je gedwongen om met elkaar te praten. Zo kom ik vaak dingen te weten die anders nooit besproken zouden worden. Bovendien doe ik hen op dat moment een geste die bij een later bezoek deuren opent. Zo kon ik een CEO moeilijk bereiken, maar sinds ik met hem een rondreis heb gemaakt, nodigt hij me telkens uit om te gaan eten. Maak dus optimaal gebruik van de kans om een Chinese delegatie

te ontvangen. Als ze onder de indruk zijn is de belangrijkste drempel al overwonnen.

Een flexibel woord

Chinezen hebben de gewoonte om afspraken te verzetten. Een maand op voorhand iets vastleggen in hun drukke agenda is heel moei-lijk. Neem als richtlijn een week op voor-hand om iets als definitief te beschouwen. Het verzetten van afspraken gebeurt ook bij de businessdeals. Zeker in het noorden van China geeft een contract geen honderd procent garantie. Schrik niet als je zakenpartner op het laatste moment met excuses afkomt omdat hij iets niet gedaan heeft. In grote steden zoals Sjanghai is dit beter, omdat ze meer Westerse traditie hebben.

Een voordeel is wel dat Chinezen in alle opzichten flexibel zijn. Zeg een Chinees nooit botweg dat je iets niet aanvaardt. Als je ook zegt waarom, is de kans groot dat hij een oplossing vindt. Zelfs al bevindt die zich in de grijze zone van de wet. In kleinere steden, met een protectionistische lokale overheid, is die aanpak zelfs onontbeerlijk.

Gokken

Veel Chinezen hebben weinig geduld bij investeringen. Je moet niet afkomen met een investering die op vijf jaar het viervoudige kan opbrengen. Geef hen de mogelijkheid om op een maand tijd een miljoen te verdubbelen of te verliezen en ze zullen ja zeggen. Ze houden van fast money. Veel zakenlui zijn op korte termijn rijk geworden dankzij de snel groeiende lokale markt. Het probleem is dat sommigen van hen geen expertise hebben om hun groeiende firma te leiden. Ze zien enkel wat op korte termijn het meeste oplevert. De Europese markt is zo ver weg dat ze er voorlopig niet aan denken om hun activiteiten daarop te richten. Ze zijn wel geïnteresseerd in onze geavanceerde technologie en merken. Maar een Europees bedrijf opkopen, met toegang tot de intellectuele eigendom en de Europese markt, zal op dit moment niet in hen opkomen. Als ze het al doen, hebben ze vaak niet de capaciteiten en ervaring om het buitenlandse bedrijf succesvol te leiden.

Je moet Chinese bedrijven zien als partners. Probeer maximaal te profiteren van hun flexi-biliteit en lage productiekosten en houd het onderzoek en de ontwikkeling hier. Als je hen ziet als concurrenten, vinden ze wel partners in andere landen of kopiëren ze je producten.

In feite komt het er op neer om zo snel moge-lijk te weten met wie je aan tafel zit. Maar dat is niet eenvoudig. Chinezen kunnen misschien slecht zijn in het sturen van een firma op lange termijn, maar ze zijn heel goed in onderhan-delen en het vinden van oplossingen. Als je niet voor verassingen wil staan, bouw je best – volgens de Chinese traditie – een vertrou-wensrelatie op bij het zakendoen.”

Stoemp met stokjesOp initiatief van Vlaams minister Fientje Moerman verschijnt in de tweede helft van oktober de brochure “Stoemp met stokjes”. Het is een praktische handlei-ding met tips voor bedrijven die willen zakendoen met China. De voorlopige versie werd al voorgesteld in april.

Meer info: [email protected]

hebben bedrijfsleiders vaak in het Westen gestudeerd en zijn ze aangepast aan andere gewoontes. Een derde groep zijn de ambte-naren of zakenlui die vroeger voor de over-heid werkten. Zij hebben een hogere opleiding genoten in China. Ze zijn niet echt op de hoogte van wat er in het Westen gebeurt, maar zijn leergierig en snel van begrip. Met de twee laatste is het gemakkelijker om zaken te doen, maar een aantal dingen in acht nemen over de Chinese gewoontes kan nooit kwaad.

Drinken en reizen

Om zaken te doen, verkiezen Chinezen een etentje, liefst overgoten met sake. Ze zijn van mening dat dit de atmosfeer ten goede komt (lacht). Ze zullen je bijna verplichten om zoveel mogelijk mee te drinken. Als Europeaan kan je

Page 17: imec InterConnect 22 (oktober 2006)

IMEC vzw RPR Leuven BTW BE 0425.260.668 Kapeldreef 75 B-3001 Leuven België www.imec.be

EXTRA PROGRAMMA VLAANDEREN OP 24 OKTOBER 2006

Dinsdag, 24 oktoberThemasessie: Draadloze sensornetwerken en -technologie

De Vlaamse themasessie “Draadloze sensornetwerken en -technologie” is ingebed in IMEC’s ARRM en laat u toe op de hoogte te blijven van de belangrijke trends in autonome sensornetwerken én een extra inzicht te verwerven in de technologie achter deze netwerken.

In deze sessie, op maat van de lokale industrie, presenteren de competentiepolen Flanders’ Mechatronics Technology Centre (FMTC), Vlaams Instituut voor Logistiek (VIL) en Flanders’ DRIVE hun visie op het potentiële belang van draadloze sensornetwerken en -technologie voor hun

THE IMEC RESEARCH-BUSINESS FORUMPartnering for research: secure the futureOct. 22-24, 2006 / Leuven / Belgium

sector, alsook relevante trends en praktijkervaringen.In de namiddag kan u naadloos inpikken op het ARRM programma waaronder het International Wireless Sensor Networks Forum en technische sessies rond de betrouwbaarheid en integratie van microsystemen.

Bovendien is de ARRM hét Research-Business Forum waar u gemakkelijk internationale contacten kan leggen en tegelijkertijd op een informele wijze kennis kan maken met IMEC’s activiteiten in micro-elektronica en nanotechnologie.

met voordrachten over:

• automotive i.s.M Flanders’ DRIVE

• Logistiek i.s.m. Het Vlaams Instituut voor de Logistiek

• Machinebouw i.s.m. Flanders’ Mechatronics Technology Centre