IK BRENG JE BEELDEN DIE NIET BEWEGEN IK … als jouw streep tijd botst op die van mij en door liefde...
Transcript of IK BRENG JE BEELDEN DIE NIET BEWEGEN IK … als jouw streep tijd botst op die van mij en door liefde...
1JOZEF VANDERSCHOT
IK BRENG JE
BEELDEN
DIE NIET BEWEGEN
IK KEN JE
MIJN STILTE
ZAL JE STRELEN
JOZEF VANDERSCHOT
4
© Jozef VanderschotAlle rechten voorbehouden29 maart 2016
ISBN 978 909 029 7996NUR 306D/2016/Jozef Vanderschot, uitgever.
in libertate amor sed ubi libertas
5
als het stil wordt rondom mij zal ik mij verzetten mij vastklampen aan je tot je mij begrijpt ik wil mee met je
als het stil wordt rondom mij zal ik vermoeid blijven staan je nakijken en je verder laten gaan maar ik kan nog denken aan je en heel gelukkig zijn
en als het dan stil wordt in mij is mijn taak voorbij alles loslaten, de zon, de aarde maar ook jij en zelfs de pijn daarbij
en als het dan stil is in mij wil jij dan nog denken aan mij en mij eens doen lachen tot ikzelf in de stilte vervaag dit is mijn dank vandaag
7
als jouw streep tijd botst op die van mij en door liefde versmolten wordt tot één dan gaat dat in eeuwigheid niet voorbij en heb ik enkel tijd voor jou alleen
ik drijf je naar je hemel want ik hou van jou die liefde komt uit mijn hemel waar ik ben door jou
hier is je droom, ga dus niet op reis denk aan de appelboom in het aards paradijs
8
in volle maan verwacht een ster op schaduwvacht dapper gloeiend reikend naar de zon als dat maar kon
de zon, heel hoog, begrijpt verlangen groot, leidraad kwijt geeft schaduw aan de ster heel ver, tot in de nacht waar haar opdracht wacht
9
dag wereld dag hoge huizen en volle straten dag stromend water dieren, stoere bomen en lieve mensen dag jullie allemaal maar ik zou ook graag mezelf eens tegenkomen en niet alleen mijn grenzen
10
Waarom weer koesterde je dit hebbeding? Geen initialen staan er op, geen naam van een of andere stad. Voor de waarde kan het ook niet zijn. Iets van lang geleden zeker wel, ik kan het niet meer vragen. Onze dagen zijn verleden en ook de zin van deze herinnering. Allemaal opgeborgen en verborgen voor altijd.
Je hield ervan, dat staat vast. Je wou de herin-nering aan die dag niet kwijt, of aan die ander of was het iets met mij? Iets dat belangrijk was, dat dacht je toch. Het gaf je kracht, het speelde in je hoofd. Hoe graag wou ik dat ik dat was. Want houden van, het moeilijkste wat er is, ja, dat kon je wel.
In dit onooglijk ding zie ik gans je wezen, voel de warmte in je hart. Ik zie en hoor je lach. Ik kan je niet meer missen en hou je tot zolang.
11
scha
t, ik
zie
gee
n ve
rte o
f weg
, ik
zie a
lleen
dat
wij d
ichte
r bij e
lkand
er k
omen
in de
verte
vers
malt
onz
e we
g, zo
uden
wij d
aar n
og h
eerlij
k kun
nen
drom
en
12
het water voelen roeien, stoeien, joelen kinderlijk plezier geklaag van de lier alle culturen herleven heimwee naar gelijk verleden
13
I saw children with empty eyes waiting for nothing only our tears full of hope falling in their sand can break the circle of death and make flowers grow
14
Uitgekeken op die lange gezichten, de zon staat grijs, wolken zwaar. Ik weet niet meer welke dag het is, vandaar. Gauw wat niet te missen rommel bij elkaar en vertrekken nog vandaag. Op reis naar nieuwe dag, bergen, monumenten en mensen met een lach.
Ik kwam, ik zag, ik overwon mezelf door effect van zonnebril en merkte op die dag dat mijn rommel rommel was, dat bergen enkel ber-gen zijn en dat lachen kenmerk is van leven. Honger drijft me terug naar huis, laat mijn koffer waar hij staat en enkel nog die bril gaat mee op reis.
Stralende mensen en warme bloemen, het mooiste reisdoel iedere dag van ’t jaar, bij-voorbeeld op die zitbank daar en dan wat lan-ger in gedachten.
16
neen
nee
n ne
en n
een
neen
neen neen neen neen neen
neen neen neen neen neen
neen neen
neen neen
neen neen
17
langzaam stap ik langzaam voort niet verplicht trager voort waarom ik toch maar voort in wanhoop voort
dit is lijden om te bevrijden van verbittering mijn excuses mijn excuses kentering willen wij beginnen met wat beminnen
18
Tussen bloesems ben ik geboren toen de tijd nog stille stond, vogels en honingbiën zwermen daar in het rond. Maar als het najaar komt en het werk is afgerond gaan deuren toe en weet wat ik dan doe.
(ref) Wachten op nieuwe bloesems, op bloesems wacht ik dan. Kom, o mensen, kom bij mij, kom als bloesem dichter bij.
De bloesems uit oog verloren mijn eigen weg gegaan, werken aan nieuwe morgen en dat nog goed gedaan. En s’avonds op een bank als ik het leven dank droom ik van toen en weet wat ik dan doe.
Het leven is als een bloesem en niemand kan erbij, zij straalt en maakt me blijer als ik droef ben of alleen. Maar ik moet weten dat een bloem verwacht ook wat, koester ze zoet en weet wat je dan doet.
19
ik heb besloten gelukkig te zijn wat ik niet ben doet me geen pijn
hoe minder ik ben hoe meer verlangen ik ken het niet zijn laat me zijn
21
hoe komt het dat het universum beantwoordt aan een wiskunde die in de oudheid werd bedacht beider oorsprong is het unicum
logica is ons universum omvat het zijn en niet-zijn methode in het brein vandaar cogito ergo sum
de cirkel bracht het vierkant in de logica zwaar ten val met Pi begon de grote knal beweging was het eerste leven
in beweging ruimte, licht en tijd kern-, cluster- en de cirkelreactie de aarde deed het uitgebreid het brein verkreeg zelfs missie
pool en antipool, overal om me heen omspanning houdt alles goed bijeen ik denk dat logica ook daarbuiten gaat zijn invulling daar is een andere zaak
maar hier is logica superheld herstelt zichzelf, wurgt de fouten en eens Pi in de oerknal uitgeteld drukt zwaarte alles naar het oude
logica logica logica
logica logica logica
logica logica logica
22
dat je jezelf ontmoeten zou je einde, je begin dat je kunt houden van je leven, je gezin dat je vrijheid kunt beleven het beste van jezelve geven dat is wat ik je wensen wou
25
uit leven gegleden passie en pijn verleden verheven zweven voorbij licht en tijd richting eeuwigheid tussen sterren door weg, steeds verder weg aan het eind van zijn staat het geschreven een naam, die was
26
onder zware avondwolken deinen stille regenringen uit
kille maanweerspiegeling weinig bemoediging
een iemand vecht ertegen mat zich af zonder reden
ruisende rust van water en tijd voeding op weg naar eigenheid
27
maan, heel klein maar toont zich groot met licht dat gestolen is scherp en soms heel rond verbergt zich achter mij of zelfs in mijn gezicht zet zich voor het grote licht
maar heerser in de nacht in volle pracht en praal val ik steeds voor haar ze staat het dichtst bij mij ik geef haar een gezicht omdat ik van haar hou maar kijk, ik raak verward gaat het over maan of over jou
28
in stilte samenleven met regels strak en heilig maar rustig en veilig geen afscheid kan dat breken
29
liefste, zie de rozen hoe rood voel de wind hoe zacht hoor de vogels hoe mooi het opperste geluk vannacht
ik ben ziek, zei je hees, ik ga weldra dood je hulpeloze ogen gleden weg van de razernij in mij je weende en omarmde me, blijf toch groot leg me op rozen, in de wind en met vogels erbij
en liefste, koester je felle romantiek voor mij van rood, zacht, mooi en zoveel meer schenk het aan een ander want ga niet neer leg nog alleen je hand op mij, tot aan voorbij
help! ik zie, ik voel, ik hoor niets meer kom toch terug, liefste, en red me nog een keer en kijk, een vriend, hij doet me even lachen om van het leven nu iets anders te verlangen
31
voor onnozelheden mijn woord gebroken gespeeld, verloren de liefde van mijn leven
ik heb niets geleerd mijn thuis is nu een huis ik verdien niet beter de straat is nu mijn thuis
een vreemde komt daar aan verward, verslagen vernederd, gebroken weg vluchtend op de baan
tranen in het hart bewegen niets over fouten of vergeven enkel een grijpend geruis samen! ander woord voor thuis
sindsdien is liefde warm
32
wat is een man die hoge toppen raakt maar zonder vrouw die hem gelukkig maakt
wat is een vrouw, in fijnste klederdracht maar zonder man die naar haar smacht
wat is een mens die alleen zijn eigen ziet verstrikt in eigen kluwen en naar buiten hypocriet
geen geluk is aan de mens gegund erken dat je het alleen niet kunt laat de ander door je leven lopen als medemens kun je dan wel hopen
33
kijk daar, wie daar ach, laat maar het kwam eraan, ontspoord dat bracht ons tezamen maar kijk, niet alleen zo blijkt met hulp en met jou been ik weer bij een nieuwe morgen voor mij
34
harten verlichten
vul
t leg
e ge
este
n
draagt de wildste dromenen kwelt gew
eten
illusie schuift in en uit gedichten
35
op mijn balkon na ‘t avondrood barsten en botsen de sterren suizen en branden kometen onze aarde gaat dood verschroeid door de zon
terwijl mensen stoefen en moorden snelheid harten breekt en haat het leven verteert kijk ik om
waarom die macht waarom dat geld waarom die god waarom die stress zoals Socrates
drink ik wijn zie zonneschijn bloeiende bloemen en liefde, die weer vergeeft dus zonder zorgen, tot morgen
36
het ochtendgloren drijft de zon naar boven zij aanhoort de haan zijn mooie tonen een zwarte kraai krijst rode wolken weg en toont de gele maan op blauw satijn naar verre oorden schuift een witte lijn waar het gras steeds groener lijkt te zijn een jagersschot, mijn droom kapot ’t is weer morgen, blind door zorgen
37
’s morgens komt de eerste trein bestemming blijft geheim andere mensen stappen op ik wil zekerheid naar de top
’s middags één naar Toeternietoe weer stappen mensen op dat is de wereld op zijn kop ik wil minstens weten waar naartoe
en ‘s avonds komt de laatste trein met bestemming afgedaan iedereen stapt op wat nu gedaan
38
een rotskop raakte eens de zachte zee ik geef je leven, zei de zee, ik neem je mee
ik ben rotskop, zei de rotskop, en heel zwaar de zee omhelst en streelt hem wonderbaar
maar de rotskop blaakt van zelfvertrouwen je zult je al die moeite nog berouwen
strijd tussen dood en leven wie wordt winnaar wilt u weten
de rotskop bleef halsstarrig roerloos staan de zee ging nooit gezien omhoog, omlaag
de rotskop ging als zand in zee maar hem doen leven, nee
de stand is dus gelijk gebleven dood blijft dood, alleen uit leven leven
39
de wind, de zee het plein verlicht vensterluiken dicht al voor mij alleen
over zin en onzin van het leven over dichtbij en heel ver wat ben ik toch een ster zo heerlijk mediteren
en daar een vroege wandelaar traag op weg naar wat hij vreest dan veel liever terug naar haar die met mij geborgen lakens deelt
40
Een nieuwe dag om te leven, te beven, ge-nieten en te streven. Het decor beweegt al vaag in zwart en wit. Zelf geef ik de bovenste laag, kies kleuren en doe dat ook nog graag.
Een blauwe hemel, rode liefde en wat groene hoop, al vermengd met een strijkje zacht. De kleur van haat gebruik ik niet en ook niet on-gevoeligheid ook al zijn die in promotie met een waardebon voor meer en de prijs van sterk-gedaan.
Mijn ogen kleuren zo mijn dagdecor vol die-ren, dingen en veel mensen. Vooraan speel ik mijn rol en heb mijn deel, samen het to-neel. Maar, zou er iemand zijn die mij in zijn leven heeft gezet? Wijs het me want enkel zo zie ik welke kleur ik heb.
41
in Senegal een halve maan het heeft mij deugd gedaan geluk zoeken doe je thuis ik kan vervroegd naar huis
42
in een glimworm reizen mensen ongezien gans de wereld rond om hun eigen huis eens langs de achterkant te zien
43
dicht
kijk
kijk
kijk
kijk
dichte
r
bekijkt
beki
jkt
bekijkt
bekijkt
gedic
hten
verte
kijk
ers vertekijkersvertekijkers
vertekijkers
.
O
44
geen vrienden of geen verte meer bouwde hoge muren rond mijn huis conform de hardheid van mijn hart wou ik geen venster of een deur erin
bij stortregen zwem ik rond mijn huis altijd vrij en veilig zonder buren baad in weelde en dat moet duren in mijn spiegel groeiend hakenkruis
zo ben ik mijzelf aan het verknoeien men moet mij al weerhouden of ik zou verkeerde dingen doen en heel wat rode inkt doen vloeien
45
waar is de tijd dat concurrentie welvaart bracht dat geld weer geld opbracht toen “the sky the limit” was en de rekening voor een ander was
waar is de tijd dat baksteen mooier was dan groen dat plant en dier verstoten werd dat de mens de aarde overspoelt en haar oude rijkdom snel verknoeit
nu is de tijd dat solidariteit geen gezicht meer heeft dat liefde niet meer warmte geeft dat godsdienst overbodig raakt en de psychiater grote opgang maakt
weldra komt de tijd van meer en meer, het kan niet meer van betalen asjeblieft, meneer van de tering naar de nering bovenop een hoop ontbering
46
zon en maan licht en duisternis verder gaan, ja verder gaan
denken doen haat en liefde verder gaan, ja verder gaan
het spel van zijn en zin het breken uit de tijd op zoek naar eeuwigheid
47
in mijn ruimte duizend flitsen beelden, woorden klanken, vormen ik zie chaos zinloos niksen
ik, heerser van ‘t heelal wil mijn stempel overal grijp, grijp, ik grijp ernaar maar ik ben geen adelaar
doen botsen kan ik wel vuurwerk als een spel het zijn verschroeit de kracht vermoeid
die tomeloze kracht door geest bedwongen om in jou te worden dat is echte pracht
48
je bericht, ik kom even langs mijn droom wordt waar alles geven aan elkaar gekwetter om ter langst en plannen maken, zeg eeuwig en nog ... maar ... je gaat toch ... zonder mij niet weg
49
wat is het fijn, zo samen babbel over koetjes en kalfjes met drank en wat hapjes met een lach en wat tranen
kon dit maar blijven duren de hemel op aarde geluk in grote mate het samenzijn zonder uren
net dan zie je weer het einde jij wil niet weg ik wil niet weg maar onze wegen scheiden
gescheiden genadeloos verlangen hopeloos toezien machteloos vastklampen vruchteloos
de weg naar die andere steeds een zoeken en soms vermoeden het zal nooit veranderen
50
ze weet ik hou van haar een bloementuin vol rozen kreeg ze al te voren maar ik ga voor haar toch weer een roosje kopen
51
maak je eigen leuzemet: zie, graag, ik, jede blanco is jouw keuzedurf je of vergis ik me
voor beginners: + één blanco
voor gevorderden: + twee blanco’s
53
week na week na week alles netjes zoals het hoort maar dan compleet ontspoord toen ik in je ogen keek
je ogen betoveren kneden, boetseren zalven, ontketenen mijn lijf en redenen
tussen wolken zwevend verlangens opgejaagd door jou geschraagd hier, hier ben ik, levend
54
twee kevertjes het ene wijs, het ander maf hij maakte rook zij wees hem af en wat ik toen verwachtte gebeurde ook
55
de tafel tussen ons moet weg want wij willen dichter de zetel is te hard en wij willen zachter alles tussen ons moet weg want jij bent prachtig wij zijn voor elkaar water in vissen
57
ze woonden op witte wolken door wind gedragen tot ieders welbehagen jaloerse bliksem brak dit wonder wel toen lieten wolken héél veel tranen
58
je zegt, ik ga ik loop ik loop je achterna ik grijp je in mijn dromen en hoop tot ik versta het is dood of toch bijna
59
je bent er nog wanneer ik heen zal gaan je warme hand rond die van mij je glimlach trekt me nog steeds aan nog even, hou van mij
vaarwel, het moet zo gaan je tranen aan mijn zij brengen nu al rust in mij ik heb toch iets goeds gedaan
60
Hier een vier, daar een vijf, ik speel met cijfers want veel tijd. Nee, daar geen zes. Zeg, blijf eens bij de les! Daar een krabbel die ik zeven heet. Allemaal beelden die ik inhoud geef, maar de nul, de zwarte piet, nee, die gebruik ik niet want ik vind ze echt te min. De puzzel valt wel in elkaar zonder haar.
Denken in tekens met betekenis. En toch, de lege ronding van de nul blijft voor mij belevenis. Tussen plus en min, geen einde of begin. Ik kan alleen maar om ze heen en nooit erin. Is het daarom dat ik veel in ze verzin?
Ik draag een naam -tussen haakjes- die ik ook gekregen heb. Is het in mijn naam dat jij mijn waarden legt? Mijn naam past in jouw kraam. En waar blijf ik? Ben ik maar een krabbel, een nul dan graag!
61
Ik kan niet meer, ik ga eens op de koffie bij me-zelf. Vreemd! Nog nooit gedaan hiervoor. En ik ben verwittigd, dit is heel privé! Mijn lief, mijn geld of zelfs mijn lijf, niets mag mee. Benieuwd en gelijk bevreesd trek ik er op af met de vraag waarom!
En eens zo ver laat ik mijn geweten achter mij. Nu zie ik gans het woordenboek der dingen. Vooral de absolute vrijheid en de rust verbazen me. Haat en liefde zomaar door elkaar, vrede en toch vechten, verdrietig en ook blij. In mij elke tegenstelling hand in hand, behalve mijn bestemming, die mij welkom heet.
Ontdaan van redenen kijk ik naar de wereld nu, vol spanning en gewemel. O, hemel, nooit wil ik daar wederkeren.
62
“je bent nog sterk” zei je vaak wanneer ik je in mijn armen nam genietend door stad en straat oude verhalen van elke dag
“dankjewel” zei je op een keer dat wou ik niet meer van je horen maar door zijn echo keer op keer wou ik je steeds meer bekoren
“goede nacht” deed je met je hand toen het spreken je te moeilijk werd de laatste boodschap van jouw kant de schoonste wens, zo ik nu bemerk
“ik wil niet sterven, zei je fel, ik ben op weg naar honderd jaar” onbereikbaar bleek dat wel maar zo te leven, wonderbaar
bij een aangeboden eerbetoon je gaf ons liefde, kracht en moed besloten je handen heel gewoon “je moeder zijn en anders niets”
63
je koos voor mij maar werd stilaan overbodig en met pijn zei je nu heb je me niet meer nodig
ik ben uit jou gesproten jaren samen in een roes maar dan ineens pardoes wij zijn geen tijdsgenoten
nu geef ik liefde aan mijn kind zalf de hardheid met veel honing tot ik met pijn zal zeggen nu heb je me niet meer nodig
64
verdwaasd op zoek trager gaan duizend vragen blijven staan en daar stond jij handen vrij zonder vragen mag ik je dragen
66
dag, schone ster daarboven in mij droomt het kind hoe komt het dat jij fonkelt het zijn mijn ogen jij kijkt erin en vindt wat je bewondert
en waarom in de nacht ik leg in jou mijn dromen van gelukkig samenwonen van blijheid en van vrede van elk zijn recht en reden dat wordt van mij verwacht
en waarom dan niet bij dag ik sluit mijn ogen dan devoot laat aan jou het laatste woord maar bedwelm niet je geweten om zo mijn dromen te vergeten en dat de zon je sterken mag
68
een pop tussen schroot waar is toch het kind gebleven door welk de pop kon leven het kind werd groot en de pop ging dood
69
energie
energie
energie
energieenergie
energie
energie
energie
groeien
energie
energie
energie
energie
ener
gie
ener
gie
ener
gie
ener
gie
70
kom op, blijf niet aan de kant de warmte in mijn zachte hand smelt in jou het dikste staal jij wordt zowaar nog kolossaal
71
geen leven na de dood of dood na leven
steeds bewegen drang naar beter om te overleven en weg van staan en van verleden om te overleven
elkanders achterkant zijn dood en leven één
72
hallo, een nieuwe dag ik ben er nog en met een lach niet veel te doen ik wil je nog en met een zoen
73
vanavond als het licht vergrijst je schoonheid ogen sluit over berg rijst dan je zon je licht valt op mijn heelal vluchtend voor deze gloed zoekend naar wat duisternis verberg ik me in je dal
en ook daar, je jaagt op mij genadeloos drijf je mij vluchten kan niet meer geweld komt op me neer tussen bergen val ik mijzelf geven zal ik verloren bij het gloren
75
de warmte van de ... en kijken naar het ... doen mij begrijpen dat het leven begon tot aan het reiken van mij naar jou van zijn naar zin van blauw naar wit zijn en zin blauw en wit
blauw
zon
78
aan de grens van gave melodie schuif ik zachtjes heel zachtjes over de grens van stil mijn lief
daar achter verdroomt zachtjes heel zachtjes mijn hart geborgen warm op weg naar zonder zorgen
80
die nacht een kreupele kruipt op straat hij is nog niet thuis geraakt hij lacht een lach die openbaart een mild gebaar dan naar de grond iets van merci uit een verwrongen mond wel die nacht daar stond ik hoog maar diep beschaamd
81
verzinnen wat wordt tot dat het is slechts constateren dat het was dat was nu
minder dan een punt is nu gegund toch enkel nu geen eeuwigheid maar eeuwig nu
in dat punt tussen worden en geweest begoocheld door de geest het moment van leven gans het leven nu
maar in gedachten ook een nu in ooit nu in steeds en nooit wie zal erin slagen nu juist te bepalen
82
in stormen verdronken tot de bodem gezonken daar het wonder van vrijheid gevonden als lelie herboren aan niemand toebehoren
83
voorbij poorten van geheim het woord gesmoord dieren spreken niet bescherming ongehoord
gebaren in latijns latijn de zon de levenslijn dieren in mooi akkoord vrijheid is geen woord
overleven is als dood voor groot en klein dieren spreken niet hoop op beter zijn
84
waar ik geboren ben stijgen boven fruit hoge torens uit pijnlijk, fier en luid sinds het duister van tijden tot dit uur van scheiden aanhoren en zingen zij het zachte lied van wei ist tebei
85
Ik heb wel duidelijk gezegdik ga opzij, hier het blad voor jouw
verhaal, gebruik mijn potlood m
aardie weer jij verkeerdelijk hebt gelegdgezi
en je
wee
r nie
ts v
ond
maa
k ik
de
cirk
el ro
nd, e
rken
nu
wel
nogal goed dat ik er ben
potlood
86
je gaf me te eten tijd om te beven verleden vergeten je gaf me zicht tijd om te leren jouw evenwicht
van je hart heb ik genoten je lieve warmte deed mij herwinnen zelfvertrouwen en beminnen
87
je laatste woord verstond ik niet nu stilte, stil verdriet
warmte zal ons scheiden in bloemen verglijden
leven verzinkt in ijle rust mee beleven heel bewust
tranen, als water zo zuiver in bloemen die wuiven
88
ik wil begrijpen heb je nodig waar ben je toch help me, leid me
ik begreep toen pas dat dat jouw echo was
89
blauwe bloemen in de kilte starend in verstomde stilte natte lange lege nachten geloof, geweten beloofde vrede de zon terneergeslagen en vermoeide gedachten trachten en wachten op het lengen van de dagen
90
ik zal je eens verblinden alle antipolen verbinden hoogste toppen scheren verre planeten betreden
gezondheid garanderen groen en dieren redden moraal en vrede voeren de aarde goed verdelen
gelo
ven
in h
et le
ven
zond
er te
rmin
us
weg op weg naar eeuwigheid hopend op ontmoeting m
et secundus
leidraad tegen eenzaamheid
91
ik dacht niets kan mij nog schelen dan toch eens op reis mijn laatste reis en kijk, zal ik nog wederkeren
Gorée, eiland van slaven in massa aangevoerd bij de muur in het huis en dan weer weggevoerd
iedereen met bedrukt gezicht een tijdloos herhalen alleen dat ze tegenwoordig de rekening zelf betalen
93
Wachtend kijk ik op die deur, waar opening was daarvoor en jij, omgeven door het zon-licht, even naar mij zwaaide nog.
Ik herinner me hoe daarvoor een jas je schoonheid borg, hoe die uit de kleerkast kwam en hoe mooie woorden probeerden dat ik dat niet zag.
We kwamen van de tafel met gebabbel over weer en weerzien, daarvoor de zor-gen van de dag en verder dat de maaltijd lekker was. Ja, “aan tafel”, had je nog ge-zegd. Mijn droom over jou viel weg, ik zag je echt.
Maar het verste dat ik mij herinner is hoe je mij dat heerlijk kusje gaf, dat achteraf ge-zien begin van afscheid was.
94
rustend nu ik een en ander heb beleefd mijmerend hoe dat alles anders kon genietend van de ondergaande zon wachtend tot mijn lichaam het begeeft
95
ooh ben je daar
kan niet hoger geraak niet bij je
ik heb mis gedaan komaan, komaan
ben alleen ik mis je
reis met mij kom bij mij
maak me vrij zo samen
of beiden je verleiden
zal ik smeken in liefste taal
het mooi verhaal laten we toch proberen M
UUUU
UUUU
UUUU
UUUU
UUUU
UUUU
UUUU
UUUR
(te lezen van onder naar boven)
96
François Baeyens op jaren de kampioen heeft afgedaan de gewichten blijven staan een leven van hoger en lager
met kwaliteiten voor de top elektriciteit was zijn job zijn hart ging naar anderen hij wou zijn wereld veranderen
rust tussen werkelijkheid en wens de top bereikt als mens wijsheid bij een glaasje wijn wie zou niet zijn vriend willen zijn
97
dank voor de belevenis de draai naar mijn verhaal je begint nu terug vooraan
maar het zal snel blijken dat het niet zo simpel is
de taal te begrijpen van iemand
die niet te grijpen is
99
5 als het stil wordt rondom mij 6 liefde 7 als jouw streep botst op die van mij 8 in volle maan verwacht 9 dag wereld10 waarom weer koesterde je dit hebbeding?11 in de verte12 het water voelen13 I saw children with empty eyes14 Uitgekeken op die lange gezichten,15 naast je ben ik paraat16 ja - neen17 langzaam stap ik18 Tussen bloesems ben ik geboren19 ik heb besloten20 eindeloos21 hoe komt het dat het universum22 dat je jezelf ontmoeten zou23 de zin van het leven24 totdat de zon de andere kant25 uit leven gegleden26 onder zware avondwolken27 maan, heel klein28 in stilte samenleven29 liefste, zie de rozen hoe rood30 dag schat31 voor onnozelheden32 wat is een man33 kijk daar, wie daar34 illusie schuift in en uit gedichten35 op mijn balkon na ‘t avondrood
100
36 het ochtentgloren drijft de zon naar boven37 ‘s morgens komt de eerste trein38 een rotskop raakte eens de zachte zee39 de wind, de zee40 Een nieuwe dag om te leven,41 in Senegal een halve maan42 in een glimworm43 dicht - dichter - gedichten44 geen vrienden of geen verte meer45 waar is de tijd46 zon en maan47 in mijn ruimte duizend flitsen48 je bericht, ik kom even langs49 wat is het fijn, zo samen50 ze weet ik hou van haar51 maak je eigen leuze52 de wind verwaait 53 week na week na week54 twee kevertjes55 de tafel tussen ons moet weg56 samen zijn57 ze woonden op witte wolken58 je zegt, ik ga59 je bent er nog wanneer ik heen zal gaan60 Hier een vier61 Ik kan niet meer. Ik ga eens op de koffie bij mezelf.62 “je bent nog sterk” zei je vaak63 je koos voor mij64 verdwaasd op zoek65 ik zou weer willen leven66 dag, schone ster daarboven
101
67 groeien naar eeuwig68 een pop tussen schroot69 groeien70 kom op, blijf niet aan de kant71 geen leven na de dood72 hallo, een nieuwe dag73 vanavond als het licht vergrijst74 ik breng je75 de warmte van de zon76 hij reikt naar iets77 lie78 aan de grens79 zachtjes80 die nacht81 verzinnen wat wordt82 in stormen verdronken83 voorbij poorten van geheim84 waar ik geboren ben85 ik heb duidelijk gezegd86 je gaf me te eten87 je laatste woord verstond ik niet88 ik wil begrijpen89 blauwe bloemen in de kilte90 ik zal je eens verblinden91 ik dacht 92 samengevat geeft93 Wachtend kijk ik op die deur,94 rustend nu ik een en ander heb beleefd95 laten we toch proberen96 François Baeyens 97 dank voor de belevenis
104
JOZEF VANDERSCHOT
Te Sint-Truiden geboren in 1950, volgde hij daar La-tijn-Grieks aan het Aangenomen College en studeerde hij af aan de KU Leuven. Hij werd in zijn geboortestad advocaat en gemeenteraadslid. Van 1981 tot 2002 was hij notaris te Berlare en creëerde daar in die periode een draagvlak voor de bouw van het cultureel centrum “Stro-ming”. Hij begon toen ook met het transcriberen van het gemeentelijk oud archief van Berlare dat zich bevindt in het Rijksarchief te Gent. In de marge van dit werk schreef hij in 2008 zijn eerste gedicht. Hij genoot de aanmoedi-ging van Medard Adam, docent aan het St-Lucas te Gent. Tijdens zijn vakantiereis naar Senegal in oktober 2015 trok hij alle registers open en kwam dit bundel tot stand.