Een goed begin, een goed verhaalmeente voorgesteld. De start stond in het teken van het...
Transcript of Een goed begin, een goed verhaalmeente voorgesteld. De start stond in het teken van het...
1
Een goed begin, een goed verhaal
Kort voor het begin van het nieuwe seizoen in ons kerkenwerk namen we afscheid van ds Heleen van Beelen,
met een dienst die zij leidde. Het Avondmaal dat aanvankelijk bij dit afscheid gevierd zou worden, werd
doorgeschoven na de volgende zondag, waarop ik volgens het rooster voorging. Ik zocht een thema dat kan
voorbereiden op een nieuw begin. De daaropvolgende zondag was de Startzondag. In die dienst was ds Wie-
lie Elhorst liturg en was ik prediker, en is ook onze nieuwe ‘ambulante predikant’ Florida de Kok aan de ge-
meente voorgesteld. De start stond in het teken van het PKN-jaarthema ‘Een goed verhaal’.
Een goed begin is het halve werk, zegt het spreekwoord. Een goed begin, dat is beginnen met rust, dat is bo-
venal: beginnen bij God. Bij God die begint door met ons te zijn op zijn eigen wijze, als Heer, en die dat doet
door zich allereerst voor te stellen als de God van onze vaders, en daarachter als onze schepper. Hij geeft
ons en onze kinderen en kleinkinderen een goed verhaal te vertellen.
Daarna hebben we een verhaal bij de kop genomen: het verhaal over Stephanus uit Handelingen 6 en 7. Hoe
goed is dat? De grootste plaats wordt daarin ingenomen door het verhaal van Stephanus, zijn verdediging
tegen de beschuldiging die hem ten laste wordt gelegd, en die eigenlijk een beschuldiging van Jezus is. Ste-
phanus zegt in zijn verdediging direct niets over zichzelf, maar vertelt het verhaal van Israël dat zijn aankla-
gers ook kennen. En in dat verhaal legt hij, indirect, het verhaal van Jezus aan hun hart en hun geweten.
In november hebben we onze overledenen herdacht, in december is er gedoopt. De doop dompelt ons on-
der in het water van het leven, in het water van de dood, maar aan de hand van hem die leefde, stierf en nu
leeft. Zo neemt de doop ons mee in het goede verhaal van Christus, als een heilig teken dat heel ons oude
leven omvat vanuit een definitief nieuw begin.
2
I Binnengaan in de rust van God Verlosserkerk 8-9-19
Rust, daar hebben we in onze hectische tijd wel behoefte aan. Overal draaien de publieke diensten 24/7.
Veel werk gaat dag en nacht door, en niet alleen het levensnoodzakelijke werk. Daarom zullen velen bij rust
al gauw denken aan iets heel klassieks: rust na gedane arbeid. Zo zeggen we dat; rust dat is de avond na een
werkdag, het weekend na een volle werkweek, het pensioen na een werkzaam leven. En ook als je die leef-
tijd al voorbij bent kun je nog een hele dag of hele week bezig zijn, voor kinderen en kleinkinderen, of vrijwil-
ligerswerk, of met jezelf, om de dag door te komen als het allemaal niet zo gemakkelijk meer gaat. Ook dan
kun je uitzien naar het moment dat je weer even rust hebt.
Rust na werk. Dat is ook een heel Bijbels gegeven. Het duikt al op aan het begin van de bijbel. God zelf rustte
na gedane arbeid, na het scheppen van hemel en aarde, land en zee, dieren en mensen. Na zes dagen rustte
Hij, zo vertelt Genesis. Van de mensen, die God schiep naar zijn eigen beeld, werd gevraagd dat ook zij zes
dagen werken om dan, op de zevende dag, te rusten van hun werk.
Waar dit in het gedrang komt, komen mensen in problemen. Wanneer er te veel gewerkt wordt, raakt het
leven uit balans. Door-blijven-werken was in het Oude Testament verboden. Er was een plicht tot rusten. In
rust moet ook regelmaat zitten. Als we pas rusten wanneer we totaal uitgeput zijn, is het te laat. En rust
heeft een sociale. Mensen moeten ook met elkaar rusten, aan het eind van de dag, aan het eind van een
week. Rust heeft zelfs een ecologische kant: het land moet kunnen rusten, in het oude Israël moesten de ak-
kers om de zoveel jaar een jaar braak liggen.
De Hebreeënbrief heeft een heel hoofdstuk over rust (hoofdstuk 4). Daarmee bedoelt de brief allereerst, in
aansluiting bij het Oude Testament, dat wij als persoon maar ook als gemeenschap regelmatig moeten doen
wat God ook doet: rusten van het werk. Om lichamelijk en geestelijk gezond te blijven, is het goed en nodig
om met een bepaalde regelmaat ‘binnen te gaan in de rust van God’.
Dit kan ook een dramatische kant krijgen. Die was goed te horen in de schriftlezing. Als mensen niet binnen-
gaan in de rust van God, als zij niet geloven dat God hen voorgaat en binnenleidt in die rust, geeft Hij hen
over aan hun rusteloosheid. Aan wat ze kennelijk wel willen. En dat kan een generatie, een heel leven duren.
Rust na het werk, aan het eind van de weg – over de allerlaatste vorm daarvan spreekt het Oude Testament
niet zo veel: de rust na het hele leven, het binnengaan in Gods rust met het sterven.
***
Nu is er een verrassing. We weten allemaal, denk ik, dat de dag na het werk – de laatste, zevende dag van
elke week – de sabbat is. Maar als christenen vieren we de sabbat niet. Wij vieren de achtste dag. De zondag
werd voor ons de rustdag. Dat is de dag van de Heer, de dag dat Jezus opstond uit de dood. Met de achtste
dag werd in feite de eerste werkdag de rustdag. En zo kwam er in de christelijke traditie een andere ge-
woonte. Rust voor het werk. Beginnen met rust.
Dat betekende een hele ommezwaai. Die niet zonder gevaren was want het lijkt gemakkelijk luie mensen te
maken. Eerst koffie drinken voor we aan de slag gaan. Is dat wel verstandig? Eerst even naar het café voor
we gaan vergaderen en zaken doen. Zo doen Belgen dat het liefst, heb ik gemerkt, Hollanders houden daar
minder van Mag ons werk beginnen met rust? Toch is dat het geheim van ontspannener en dan tenslotte
3
ook efficiënter werken. We kennen allemaal de wijze raad ‘Bezint eer ge begint’. Om te bezinnen heb je rust
nodig. Anders ren je meteen het werk in.
In onze tijd is het nodig om dit weer steviger te zeggen. In sommige opzichten is het al laat, te laat zelfs. In
de dagen van onze ouders en grootouders was zondagsheiliging geboden. Uit ervaring weten we nu, dat niet
alleen niet-rusten na het werk een prijs heeft, maar niet-rusten voor het werk óok. Wil ons werk duurzaam
zijn, dan moeten we beginnen met rust.
We kennen het vast nog wel: leven vanuit de opstanding, vanuit het volbrachte werk, dat is dé levenskunst
die door Christus voor mensen mogelijk gemaakt is. Hijzelf leefde vanuit de opstanding, hij heeft het zijn
leerlingen vaker gezegd voor hij stierf. Omdat hij geloofde in zijn opstanding kon hij sterven zoals hij stierf.
Binnengaan in Gods rust betekent: durven beginnen met Gods gave. En die geeft Hij elke dag opnieuw: elke
dag is onderpand van een leven dat steeds weer vernieuwd wordt, en zo van een leven zonder einde. Elke
morgen is ook het oude er weer, die pijn in mijn rug bijvoorbeeld, maar elke morgen vind ik mijzelf ook weer
uitgerust terug, met frisse zin. Sta daar eerst bij stil en ga dan pas aan het werk, zegt de Heer.
***
Rust na het werk, rust voor het werk: twee uitersten, als Oude en Nieuwe Testament, of jodendom en chris-
tendom. Of liggen ze toch dichter bij elkaar dan het lijkt? In ons weekend komen beide rustdagen in feite
meteen na elkaar. We leven in een samenleving die de luxe van twee rustdagen heeft. (Dat was in de tijd van
onze grootouders nog anders). We hebben een sabbat en een zondag. Praktisch wordt dat éen rusttijd. In de
overgang van de zaterdag op de zondag gaat daardoor de rust na het werk over in de rust voor het werk. En
dat gebeurt eigenlijk elke dag, ‘het werd avond en morgen’, zegt Genesis. Het is het ritme van de schepping.
De Hebreeënbrief geeft een nog belangrijker reden, waarom rust aan het eind van werk en rust aan het be-
gin van werk dichtbij elkaar liggen. Dat heeft opnieuw alles te maken met schepping. Binnengaan in Gods
rust is niet alleen eindigen met God, het is ook beginnen met God die onze schepper is, en dan niet alleen
denken aan wat Hij in een ver verleden begonnen is, voor de big bang misschien, maar aan wat Hij onderweg
tussen begin en einde steeds weer ons doet.
Alles wat we zijn, krijgen we van Hem. Alles wat wij doen begint met wat God doet, wordt mogelijk gemaakt
door wat Hij voor ons doet. Gods werk gaat aan ons werk vooraf, en dat doet het elke dag, elk uur. Denken
aan de schepper is stilstaan bij het heden. Als u Hebreeën 4 nog eens leest zal u opvallen hoe vaak daar het
woord ‘heden’ klinkt. Wees niet halsstarrig, geloof, geloof dat God schept en leidt, en dat u daarom heden
kunt binnengaan in zijn rust. Vandaag, nu.
Binnengaan in Gods rust betekent: in jezelf iets van de rust krijgen die nu in God is. Die altijd al in God is. Ook
als Hij werkt. God schept vanuit innerlijke rust. Zo werkt Hij. Zo is Hij. En weet u waarom God helemaal rustig
is bij alles wat Hij doet? Omdat Hij helemaal goed is in al wat Hij doet.
U kent vast wel dat woord van Jezus als hij op de sabbat een lamme geneest en daarop aangesproken wordt
door de dominees van zijn tijd. ‘Meneer, u werkt op zondag!’ Dan zegt hij: ‘Mijn Vader is tot de dag van van-
daag voortdurend aan het werk’ (Joh 5:17). Als u hierop doordenkt, als u naar Jezus zelf kijkt om te zien hoe
zijn Vader is, ziet u dat dan ook het omgekeerde geldt: dat God altijd in rust is, ook tijdens zijn werk.
Laat ik voor ons moderne mensen meteen toevoegen dat dit niet is omdat God rust vindt door te werken.
Het is niet omdat Hij zijn werk nodig heeft om zich goed te voelen en vervuld te zijn. Deze waardering van
4
werk is in onze westerse maatschappij dominant geworden. Maar die heeft werk te belangrijk gemaakt.
Gods werk rust in zijn eigen innerlijke vrede en goedheid. Bij al zijn werk rust God in zijn eigen wezen, zegt
onze traditie. En Hij heeft vrede in zijn werk omdat Hij zijn werk met liefde doet, met een liefde die helemaal
in orde is, die alles op juiste waarde schat. Wij gaan binnen in de rust van God als wij op dezelfde wijze gaan
liefhebben.
Dit brengt ons bij de rode draad door Oude en Nieuwe Testament die ik wel vaker genoemd heb: Heb God
lief boven alles en je naaste als jezelf. Daar heb je die liefde en haar goede orde: Heb het belangrijkste in je
leven het meest lief, dan kun je andere, minder belangrijke dingen goed liefhebben. Het minder belangrijke
is niet waardeloos, integendeel, maar wel echt minder belangrijk. God is het belangrijkste. Binnengaan in
Gods rust betekent binnengaan in de grondregel van de liefde, die de grondregel van alle leven is. Wie zo
liefhebbend rechtdoet aan alle dingen, heeft in al zijn denken en doen innerlijke vrede. Rust.
Dat gaat ver. De schepping is Gods werk. Het hele heelal, de aarde met onze eigen persoontjes daarop, het is
werk, iets dat Hij nu doet, dat Hij duur geeft. God is nummer éen, de schepping is nummer twee. Alle werk
staat op de tweede plaats, ook bij God – bij God allereerst. Hij staat of valt niet met de schepping; zij kan
stukgaan of als een tentdoek opgerold worden, maar Hij blijft. Omdat God dit verschil maakt in zijn waarde-
ring voor de schepping, is zijn scheppingswerk vol aandacht en goed. En nogmaals, mensen zijn naar Gods
beeld geschapen.
***
Heden kunnen wij binnengaan in de rust van God, zegt de Hebreeënbrief. Spreek elkaar moed in, elke dag,
zolang dat heden duurt. Wees niet zoals het oude Israël zo vaak was en zoals de wereld om ons heen ook is,
en wijzelf die daarin werken en leven, want dan leef je te jachtig, dan schuif je de rust voor je uit, tot er geen
tijd, geen leven meer is. Dat is zonde, schuif de rust niet langer voor u uit maar ga de rust binnen, vandaag,
nu, vertrouw op God, hoor naar Hem en heb hem lief met heel je hart.
We gaan binnen in de rust van God als zijn liefde in ons komt en wij met deze liefde gaan liefhebben. In ons
rusten en werken komt dan iets van de wijze waarop God rust bij al zijn werken. Kom, kom binnen in mijn
rust, zegt de Heer.
5
UIT DE LITURGIE
Orgelspel & Stilte
Bemoediging allen gaan staan
O: Onze hulp is in de Naam van de Heer
A: die hemel en aarde gemaakt heeft
O: die trouw houdt tot in eeuwigheid
A: en niet loslaat wat zijn hand begon.
Drempelgebed
Openingslied 132: 6,7,9
Groet: V: De Heer zij met u,
G: Ook met u zij de Heer daarna gaan allen zitten
Woord van welkom & Inleidend woord
Gebed om de nood van kerk en wereld
Lied: 655: 1,2
Moment met de kinderen
Zondagsgebed
Bijbellezing: Hebreeën 3:5 t/m 14 + 4: 12 t/m 16
Lied: 836:1,4
Uitleg en verkondiging
Lied: 23b: 1,4,5
Gebeden
Mededelingen & Inzameling van de gaven
Uitnodiging en vredewens
Tafelgebed
V: Vrede met u allen.
G: Vrede ook met u.
V: Verheft uw harten!
G: Wij hebben ons hart bij de Heer!
V: Laten wij danken de Heer onze God
dat we elke avond het hoofd mogen neerleggen
bij alles wat er gedaan is, bij alles wat er die dag
gelukt en niet gelukt is. Danken dat we elke week
het werk mogen laten rusten en dat Martha in ons
6
plaats mag maken voor Maria. We danken U, God, dat
we aan het eind van ons leven het hoofd mogen leggen
in uw schoot en uw rust binnengaan, met allen
die ons voorgingen omdat zij willen leven in de liefde
die U geeft. Daarom zingen we:
V: We danken U voor Jezus Christus, die ons heeft
voorgeleefd dat leed en dood niet het laatste woord
hebben. Die zich tijdens zijn leven en werk steeds weer
terugtrok om te bidden, om in te gaan in uw rust,
zodat hij bij alles wat hij deed en leed voor anderen
kon uitgaan van uw rust. Hij die in de nacht van de overlevering…
het brood nam, daarover de dankzegging uitsprak, het brak en
aan zijn discipelen gegeven met de woorden:
Neem en eet, dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt.
Doe dit tot mijn gedachtenis.
Zo heeft Hij ook de beker genomen,
de dankzegging uitgesproken, hem rondgegeven en gezegd:
Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed
dat voor u en voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
Telkens als u deze beker drinkt, doe dit tot mijn gedachtenis.
G:
V: Zend dan Uw heilige Geest, o God,
zodat wij eten en drinken het leven dat niet vergaat.
Voeg ons allen samen tot een levende gemeenschap
met hen die ons voorgingen in geloof, hoop en liefde,
met Uw volk in heden, verleden en toekomst,
7
op aarde en in de hemel. Amen
Gemeenschap van brood en wijn
Afsluitend gebed: Onze Vader
Slotlied 727:1,4,9,10 allen gaan staan
Zegen & gezongen amen
Drempelgebed
God, onrustig is ons hart,
er is zoveel dat ons zorgen baart;
dat ons bedrukt en bedroeft;
dat ons bezig houdt.
Op de drempel van uw huis
leggen we de onrust van ons hart
in stilte neer en zoeken
naar uw ogen, uw blik.
Want U bent ons leven,
onze vrede, ons geluk.
Onrustig is ons hart,
totdat het rust vindt bij U,
totdat het de rust vindt
die in U is, en die U
ons wilt schenken.
Kom Heilige Geest,
Gebeden voor de nood van de wereld
God, we komen weer bijeen in uw huis, na de zomer, na de vakanties, en vóor een nieuwe week en een
nieuw seizoen in ons gemeenteleven. Wees met allen onder ons en in onze samenleving die niet echt heb-
ben kunnen uitrusten, voor hen die niet op vakantie konden, en voor hen die wel op vakantie gingen maar
niet echt uitgerust zijn omdat ze te veel wilden zien of doen. Zo bidden wij U…
Heer, leer ons luisteren naar de onrust in onze eigen ziel. Wat wil die ons zeggen? Geef dat we die stem niet
verdoven, maar beluisteren als een aansporing om te zoeken naar wat ons hart waarlijk rust geeft. Mensen
roepen in ons, allerlei zaken roepen in ons, U roept in ons. Wij zijn uw mensen, God, U roept in alle mensen:
Laat Mij je rust geven! Leer ons luisteren naar de onrust in onze eigen ziel, zo bidden wij U allen..
8
Gebeden
Diaken
God, weest U met allen die het druk hebben. Met hen die geen tijd voor zichzelf hebben, soms ook niet voor
hun kinderen, en niet of nauwelijks voor U, hun schepper. Help hen ontspannen, Heer. Geef dat wij als chris-
ten en als gemeente daarbij helpen, met middelen die lijf en ziel goed doen, zoals een gesprek in alle rust,
een maaltijd of een vakantie. Wees met de rustelozen, Heer, zo bidden wij U allen tezamen...
Predikant
Heer, weest U ook met allen die te weinig om handen hebben. Die teveel tijd voor zichzelf hebben en ook
dan vaak in een sfeer van onrust en onvrede terecht komen. Geef dat we ook daarbij helpen, door het zoe-
ken van zinvolle bezigheden of werk. Wees met de rustelozen, God, zo bidden wij U…
Wij vragen een zegen over de maaltijd. U nodigt ons aan tafel. Dank voor uw gastvrijheid, Heer voor alles
wat U voor ons bereidt.
Moment met de kinderen
Kinderen komen terug in de kerk en brengen druiven mee.
We spraken over de reis door de woestijn naar het door God beloofde land. Het land waar we binnen kun-
nen gaan hier op aarde. Het land waar het goed rusten en goed werken is. Kijk, daar zijn onze verspieders,
die we vooruit gestuurd hadden, onze jongsten. Zie wat ze meebrengen, wat ze gevonden hebben in dat be-
loofde land.
Druiven, vrucht van de wijnstok – ook voor hen die straks geen wijn, maar liever druivensap nemen.
Nodiging voor de Maaltijd
De Heer zegt:
Kom allen tot Mij en ik zal u rust geven.
Neem mijn juk op uw schouders en u zult rust vinden voor uw zielen.
(Mat 11: 26-28)
Wegzending en zegen
We mogen weer naar huis gaan met iets van de rust van de Heer. Hij geeft ons die mee met zijn zegen: De
Heer zegene U en Hij behoede U…
9
Uit de nagesprekken
• Rusten voor en na het werk, is mediteren daar niet een voorbeeld van? –Rusten is zeker óok een fysieke
kwestie, van spanning en ontspanning in de spieren, in het hele lijf. Tegelijk is het ook een mentale zaak, van
psychische spanning en ontspanning. Beide zijn door meditatie te stimuleren, zeker! Maar er is nog iets
meer, rust is ook een kwestie van geweten. Om goed te kunnen werken is een rustig geweten nodig. En mijn
geweten zendt niet alleen signalen uit over wat goed en niet goed zit in de relatie tot mijzelf, mijn lichaam
en ziel, maar ook in de relatie tot mijn naasten en tot de dingen die mij bezighouden en zelfs in de relatie tot
God, mijn schepper. Als daar iets niet goed zit, heb ik een onrustig hart, al kan ik dat tot op grote hoogte ne-
geren, anders uitleggen, wegdrukken. Ik kan mij van alles wijsmaken maar ‘mijn ziel weet dat zeer wel’ (Ps
139:13, Statenvertaling).
• Rust is vooral iets voor jezelf. Is dat niet een beetje egocentrisch? –Zoals de rust in je hele persoon de
beste rust is die je voor jezelf kunt krijgen, zo is rust in je hele persoon ook de beste rust die je aan een ander
kunt geven. Het beste dat je geven kunt ben jezelf, dat ben jij wanneer je liefhebt met een liefde die hele-
maal ‘in orde is’. Ook dat hebben we van Oude en Nieuwe Testament geleerd, de Heer is ons daarin voorge-
gaan. Hij kwam met allerlei gaven en werken, maar uiteindelijk kwam Hij in eigen persoon, met de rust in die
in hem is. Die rust ons eigen maken, daar komt alles op aan. Dan alleen verwerven we iets dat echt blijft.
• Maar wordt dit niet een nieuwe wet die ons opgelegd wordt? –Het lijkt hoog gegrepen en veeleisend: De
Heer gebiedt ons niet iets dat Hijzelf niet naleeft. De liefde voor hem en voor elkaar is de liefde waarmee Hij
zelf liefheeft. Maar deze liefde, met haar innerlijke orde van ‘boven alles en evenzeer’, de liefde die helemaal
in orde is, heeft Hij onder ons geleefd als mens, in Jezus, en stort Hij in ons hart, als Heilige Geest. Als de
Heer ons iets gebiedt, geeft Hij het ons te doen wanneer wij het oprecht willen ontvangen.
• Is de liefde tot God niet heel anders dan de liefde van God? –Er zijn zeker grote verschillen, maar het punt
dat ik in verkondiging en uitleg noemde is een punt van overeenkomst. God zelf laat wat het zwaarste is het
zwaarste wegen. De schepper is belangrijker dan de schepping. Dit betekent dat voor God zijn wezen, zijn
eigen identiteit onafhankelijk van de schepping, zwaarder weegt dan zijn werken. In eigentijdse taal gezegd:
zijn persoon is belangrijker dan zijn daden. Zijn daden rusten in zijn persoon (en de schepping is zijn eerste
werk). Omdat zijn persoon vol liefde en gerechtigheid is, zijn ook zijn daden zo; niet omgekeerd. En God
heeft mensen naar zijn beeld geschapen. Ook van ons wordt gevraagd de persoon meer lief te hebben dan
de daden. Ook onze daden rusten in onze persoon, ze komen eruit voort. Als onze persoon niet liefdevol of
rechtvaardig is, zijn ook onze daden dat niet.
• Als we rusten in God, is een rustdag aan het eind of het begin van werkdagen dan nog wel nodig? –Het is
waar dat, als iets van de rust van Gods werk en wezen in ons werk en wezen komt, elke dag een rust- en
werkdag, een werk- en rustdag wordt. Maar om dat te leren, om de rust die we vandaag en elke dag mogen
binnengaan aan te wennen, hebben we het ritme van elke gewone dag en gewone week nodig: het ritme
van zes plus éen, van weekdagen en zaterdag, van zondag en weekdagen, van opstaan en slapen, van leven
en sterven. Zeker, doel van deze ‘getijden’ is het verinnerlijken van die liefde die elke dag rust en werkt. En
dan gebeurt er nog iets, want voor God is duizend jaar als éen dag. God leeft altijd in het heden. Hij leeft al-
tijd in en vanuit die rust, die wij mogen binnengaan. Wanneer we steeds meer in en vanuit zijn liefde leven,
krijgen we deel aan zijn eeuwige leven: gaan we steeds meer in het heden leven.
• Binnengaan in Gods rust na de dood, leven uit de opstanding, dat is voor oudere generaties nog heel ver-
trouwd, maar bij jongeren leeft het niet of nauwelijks. –Dat is waar, en dat is jammer, maar het is niet alleen
10
maar verlies. We moeten weer leren bij het Oude Testament te beginnen en vandaar naar het Nieuwe te
gaan. Voor mensen die te gemakkelijk in eeuwig leven geloven, geeft het Oude Testament een ontwennings-
kuur. Het kijkt nauwelijks verder dan dit leven. In dit leven zet God de kroon op zijn werk. Dan kan dan op
zijn laatst aan het einde daarvan gebeuren, in de dood. Zo brengt het Oude ons op de drempel van het
Nieuwe.
In orthodox-protestantse en evangelische kring zijn er mensen die de sabbat weer zouden willen instellen, omdat zij de zondag als rustdag eigenlijk onbijbels vinden. Voor het ontstaan van de christelijke praktijk zie Samuele Bacchiocchi, Van Sjabbat naar Zondag. Een historisch onderzoek naar de opkomst en viering van de zondag in het vroege christen-dom (1978, Ned. vert. 2003).
11
II Vertel het aan uw kinderen Verlosserkerk, Startzondag, 15-9-19
Voor Kerknieuws: Een goed verhaal
Vertel het aan uw kinderen en kleinkinderen! Dat is een oproep die we in de bijbel vaker horen. God gaat
niet alleen een weg met individuen, maar ook met generaties. En die zijn ook aanwezig in elke christelijke
gemeente. Een gemeente die missionair wil zijn kan hier beginnen. Binnen en buiten de kerk zijn ouders en
kinderen. Aan het begin van een nieuw seizoen in ons gemeentewerk willen we hier starten. Hoe hebben wij
het stokje doorgegeven? Hoe willen we het doen? En wat geven we dan door? In het Oude Testament wer-
den vooral gedragsregels doorgegeven – in onze traditie werden vooral leerstellingen doorgegeven – onze
tijd zoekt het meer in verhalen. En met goed recht: de bijbel is vooral een verhaal. Het vertelt een geschiede-
nis en wil geschiedenis maken. Hoe geef je dat door aan je kinderen en kleinkinderen?
Overdenking Tekst: Deut 6: 1-9
¶ ‘Ik ben met jullie op mijn eigen manier’. Zo kunnen we de bekendste naam van God in het Oude Testament
vertalen. Een mysterieuze naam. Meestal wordt die niet vertaald, maar uit beleefdheid omschreven: Heer.
Als we dan vragen, hoe Hij Heer is, hoe God met ons is, heeft Hij zelf een eerste antwoord al gegeven, want
toen Hij zijn mysterieuze naam aan Mozes bekend maakte, stelde Hij zich eerst voor met een andere, oudere
naam. ‘Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob’ (Ex 3:6,
vgl. vs 16).
Voor God als Heer zijn volk bevrijdt, is Hij de God van onze vader, van onze grootvader en overgrootvader.
Zo is de geschiedenis met Israël begonnen, met Abraham, Isaak en Jakob. Lang voor de grote uittocht uit
Egypte plaatsvond was er die eerste uittocht van een man die zijn familie en land verliet om op weg te gaan
met God. Om zich door God een land en een familie te laten geven.
Ik ben de God van uw vader. Dat zegt de Heer ook hier, waar we de schoenen uittrekken om te horen wat de
Stem tot ons wil zeggen. Ik heb uw nood gezien, zegt de Heer, Ik wil u bevrijden. En de bevrijding begint door
aansluiting bij een oude band, bij de eerste voorvader die met God op weg ging.
Dat was een band die Mozes nauwelijks voelde. Hij was opgegroeid in Egypte, zonder zijn echte vader en
moeder. Hij had een eigen gezin gekregen in ballingschap, ver van zijn volksgenoten. Trouwens ook die vader
en moeder en volksgenoten zelf waren ver van Abraham, Isaac en Jacob afgeraakt. Ze hadden honderden
jaren in een ander land geleefd, en in heel andere omstandigheden. En toch maakt God contact via deze
band: Ik ben de God van uw vader.
Hoever wij ook weggedreven zijn van de kerk van vroeger, hoe weinig de traditie nog voor ons leeft, hoe an-
ders de omstandigheden zijn geworden, God pakt de draad weer op. Hij is trouw aan wat Hij begint. Hij gaat
met ons mee door de geslachten.
12
In het voetspoor van de Heer pakken de Israëlieten deze draad ook zelf op. Als de bevrijding begonnen is,
beseffen ze: Dit moeten we aan onze kinderen en kleinkinderen vertellen. Aan hen die uit ons voortkomen
maar zelf deze bevrijding niet meegemaakt hebben. Zij moeten ervan horen. En zo ervaren we dat God die
zich voorgesteld had als ‘de God van je vader’ en zich vervolgens bekend maakte met die mysterieuze naam
‘Ik ben met jullie op mijn manier’ – dat deze Heer nu zegt: Ik ben de God van je kinderen en kleinkinderen, Ik
zal ook met hen zijn op mijn eigen manier.
¶ Vertel het aan je kinderen – wat moeten we hen dan vertellen? Natuurlijk, allereerst het verhaal van de
bevrijding zelf. De Heer bevrijdt mensen die Hem volgen van de mensen en machten die hen knechten. Dat
moeten we letterlijk nemen, als een sociaal-politieke actie. Vrij van het juk van farao! Zo heeft het Exodus-
verhaal in het moderne Westen ook de sterkste weerklank gevonden. In ons Nederland staat het zelfs in ons
volkslied: De tyrannie verdrijve die mij mijn hart doorwondt. Maar het Exodus-verhaal heeft ook een kant die
er in het moderne Westen uitgefilterd is. Als de Israëlieten bevrijd worden, is dat omdat de engel des doods
hen voorbijgaat. Die engel ging niet alleen bij Egyptenaren langs, maar ook bij de Israëlieten. De enige reden
waarom de dood de Israëlitische huizen niet binnenging, is het bloed dat daar aan de deurpost was ge-
smeerd.
Misschien vinden we het lastig om ook deze kant aan onze kinderen vertellen. Maar het brengt ons wel dich-
ter bij de traditie van onze eigen vaders en moeders. Die leerden ons dat niet alleen de Egyptenaren, maar
ook de Israëlieten dodelijk getroffen zouden zijn als God de laatsten niet een lam gegeven had. Dankzij dit
lam van God ging Israël vrijuit.
Maar waarom? vragen onze kinderen. Waarom dat lam gedood om ons te sparen? –Alleen vertellen is
meestal te weinig. Kinderen vragen door. Er is wat uitleg, wat dogmatiek nodig. De eerste uitleg wordt vaak
al door de Bijbel zelf gegeven. In Exodus wordt uitgelegd, dat de engel des doods kwam om alle eerstgebore-
nen te halen. Dat is niet omdat de God van Abraham, Isaak en Jakob bloeddorstig is, of kinderoffers vraagt.
Integendeel, daar heeft Hij een hartgrondige hekel aan. Het is omdat de eerstgeborene voor God bestemd is,
maar de leiding in Egypte geeft de Israëlieten niet de ruimte om God te dienen zoals Hij dat verdient (Ex 5:1).
Egypte wil Israël niet laten gaan, gunt het geen eigen land waar God en mensen recht gedaan kunnen wor-
den.
Als God zijn mysterieuze naam bekend maakt, grijpt Hij dus niet alleen terug op onze voorvaders met wie Hij
al een geschiedenis heeft gemaakt, maar gaat Hij nog verder terug, naar het allereerste begin: de schepping.
Ik ben de schepper van alle leven, zegt de Heer. Het eerste wat bij jullie geboren wordt behoort daarom mij
toe. Toon dat je gelóóft dat Ik jullie het leven geef, door het eerste van al wat leeft aan mij op te dragen.
Onder de Israëlieten werden de eerstgeborenen niet gedood, zij mochten in hun plaats een lam doden. Deze
hele maatregel mag in onze ogen nogal dramatisch lijken, toch wordt daarmee teruggegrepen op iets dat
ook in ondramatische, gewone omstandigheden geldt. Toen Israël bevrijd was en al lang in het beloofde land
leefde, werd het een door de Heer zelf ingesteld gebruik om het eerstgeborene aan Hem te geven. De eer-
steling van de oogst, het eerste vee moest aan God worden gegeven. Ook de oudste zoon – denk maar aan
Samuël.
Wie in een katholieke omgeving is opgegroeid herkent dit nog wel. Uit elke familie werd wel een zoon mon-
nik of priester, of een dochter non. Dat deed dé aartsvader van Israël, Jakob ook. Elk van zijn zoons werd een
stamvader, maar éen zoon, éen stam werd aan de Heer gewijd. ‘De Heer zei tot Mozes: “Bij deze zonder Ik
uit de Israëlieten de Levieten af als plaatsvervangers van alle eerstgeborenen, van allen die de moederschoot
13
openen. De Levieten behoren mij toe, want mij behoren alle eerstgeborenen; op de dag dat Ik in Egypte alle
eerstgeborenen sloeg, heb ik alles wat in Israël het eerst geboren wordt, bij mens en dier, voor mijzelf be-
stemd” (Num 3: 12-13).
In het oude Israël had de eerstgeborene, hij die het hoofd van de familie wordt, in het bijzonder de taak om
God te dienen en zo de familie te leiden. Hij kon hiervan vrijgesteld worden als een ander deze taak over-
nam. Of hij kon ervan vrijgekocht worden, als zijn ouders iets waardevols in zijn plaats gaven, zoals een lam.
‘En God sprak tot Mozes: “Iedere mannelijke eerstgeborene van uw kinderen moet u vrijkopen. Als uw zoon
u later vraagt wat dit betekent, dan moet u hem antwoorden: Met krachtige hand heeft de Heer ons wegge-
leid uit Egypte, het diensthuis. Toen Farao hardnekkig weigerde ons te laten gaan, heeft de Heer alle eerst-
geborenen van Egypte gedood” (Ex 13: 13-15).
Onze kinderen zullen hun vraag nu zeker herhalen: Waarom toch dit gekke gebruik? Waarom moeten alle
eerste kinderen vrijgekocht worden met een dienst door anderen en een offer? –Hebben we daar als ouders
en grootouders nog een antwoord op? Onze christelijke voorvaders vertelden, dat dit is vanwege onze zon-
den. Wie ten einde toe zondigt zal sterven tenzij hij of zij vrijgekocht wordt. En niet alleen Egyptenaren, ook
Israëlieten zondigen.
Hoe waar dit ook is, toch is het teruggeven van de eerstgeborene – of een lam in zijn plaats – niet allereerst
een goedmaken voor zonde, maar een rechtdoen aan schepping. Het gaat om iets dat altijd geldt, niet alleen
in omstandigheden van onderdrukking of ellende, maar ook in het beloofde land. Wat altijd en overal geldt
is, dat alles wat groeit en leeft gave van God is. Dat wil erkend en uitgedrukt worden. Het land en de planten,
de dieren en de mensen worden geschapen. Er is Iemand die als eerste onze liefde verdient. En die liefde
moet ook blijken. Hoor Israël, uw God is de enige; van Hem hebt u alles, heb hem dan ook lief met alles wat
u hebt. Grif het in de deurpost van uw huis.
¶ Onze kinderen en kleinkinderen zullen zeker nog verder doorvragen, en terecht. Waarom moest dat lam
gedood worden? Is dat na Christus veranderd? Hoe kunnen wij als christenen in onze tijd uitdrukking geven
aan de dankbaarheid voor alle leven en aan het geloof dat we vrijgekocht zijn? Allemaal vragen die we van-
morgen niet meer kunnen beantwoorden.
Toch wil ik nog éen ding zeggen. Waarom zijn het de kinderen die aan de maaltijd van de uittocht de vragen
stellen? Is het omdat de kinderen het gebruik nog moeten leren? Of is het omdat wij ouders de herinnering
levend moeten houden en zo ook zelf leren? Wij moeten tenslotte antwoord geven.
En wie kan ons dit beter leren dan onze eigen kinderen? Kinderen zelf zijn de meest levende herinnering aan
het geloof dat menselijk leven, ja alle leven een ongehoorde gave is. Kinderen zijn meer dan een product van
mensen of van de natuur. Dat wordt door gelovigen én ongelovigen vaak spontaan beseft, bij een geboorte
voelen bijna alle ouders diepe dankbaarheid, ook als ze niet goed weten wie ze moeten danken.
Het leven van je kind komt uit mijn hand, zegt God. Ook jouw leven komt uit mijn hand. Geef het mij in han-
den en het zal behouden blijven. Herinner jezelf hieraan, elke dag, als je slapen gaat en als je opstaat. Ik heb
je het leven gegeven; en Ik wil het je opnieuw geven als het verloren dreigt te gaan door anderen of door
jouzelf. Ik ben de God van je vader, en wil ook jouw God zijn.
14
Uit de nagesprekken
• Het blijft toch wat vreemd, al het eerstgeborene aan God teruggeven. Eerlijk gezegd stuit het me als chris-
ten zelfs een beetje tegen de borst. –Als christen of als westerling? Het denken van veel westerlingen is ei-
genlijk geseculariseerd christelijk denken. Laat ik enkele redenen noemen die vanuit dit denken tegen het
bijbelse gebruik rond ‘de eerstgeborene’ zijn ingebracht:
(1) Iets teruggeven aan God is onnodig, want God heeft niets nodig. –Dat besefte men in het oude Israël ook.
Wat aan God gegeven werd, werd concreet aan de priesters gegeven. Ook zij moeten eten; de tempeldienst
moet onderhouden worden. Wat overbleef werd aan de armen gegeven.
(2) Kinderen kun je niet op dezelfde wijze ‘teruggeven’ aan God als dieren of planten. Zij moeten daar zelf
voor kiezen. –Het Westen is op dit punt individualistischer gaan denken dan de bijbel (en de rest van de we-
reld). Bij ons is een volk niet meer éen familie die levenstaken verdeelt.
(3) Waarom betekent teruggeven doden? God is toch een God van levenden? – Teruggeven hoort bij de
schepping. De dood komt in het vizier als de zonde erbij komt. Als mensen ‘het eerstgeborene’ niet willen
teruggeven in de zin van toewijden aan God, komt hun leven op een doodlopende weg waarop God het le-
ven tenslotte terugnéémt. De eerste zonde is: God niet als schepper erkennen.
(4) Waarom kan het niet teruggeven aan God vrijgekocht worden met een lam dat sterft? –Hier zit plaatsver-
vanging in: je geeft iets van waarde (uit het jouwe) in plaats van jezelf. Vanuit het genoemde ‘familiebesef’
wordt de sterkste vorm hiervan, dat éen broer zijn leven geeft voor de anderen. Eén wijdt zijn leven aan de
dienst van God en zijn volk en kan in die dienst zelfs sneuvelen. De anderen geven hem deze plaats en zijn
hem er dankbaar voor.
• Dat lam doet ons christenen natuurlijk denken aan Christus, hét lam Gods. Hij die stierf zodat alle anderen
verlost worden en leven. Toch blijft het vreemd. Als joden de uittocht gedenken met de tsedermaaltijd (zie
Ex 12) wordt er geen lam meer geslacht. –Inderdaad; joden smeren ook geen bloed meer aan de deurpost, in
plaats daarvan gebruiken ze bv een mezoeza. Christenen hebben het letterlijke bloed afgeschaft omdat de
uittochtmaaltijd uitgelegd is via het laatste Avondmaal. Als Jezus de beker neemt en zegt: ‘Dit is mijn bloed,
dat voor u vergoten wordt’, viert hij in feite de tsedermaaltijd en verwijst hij indirect naar zichzelf als het lam
waarvan het bloed aan de deurpost gesmeerd werd. ‘Het lam dat geslacht wordt’ komt dus uit Exodus, niet
uit het Evangelie. Maar door het op zichzelf te betrekken doet Jezus wel wat met die oude instelling. De He-
breeënbrief legt dat zo uit: Het lam uit Exodus wijst eigenlijk vooruit naar Jezus, zijn dood is het eenmalige
offer dat alle andere offers vervult (Protestanten vullen graag aan: en daarom na Christus overbodig maakt;
maar dat staat er niet). Zo is ook het bloed aan de deurpost ‘vervuld’ in elk gezin dat metterdaad gelooft dat
Christus voor hen gestorven is. In dat huis zijn de kinderen vrijgekocht van de dood als straf.
15
• ‘Voor al uw goede gaven, Heer, zij U de dank en eer’. Dat baden we thuis voor de maaltijd. Als de eerste
zonde is dat we niet meer leven vanuit dit besef, leven we dan als geseculariseerde westerlingen niet struc-
tureel in zonde? –In feite wel; al kunnen christenen in hun persoonlijke leven het eerste grote gebod zoveel
mogelijk in ere houden. Een seculiere samenleving lijkt voor christenen die erin opgroeien tamelijk normaal
of zelfs ideaal, maar dat is gezichtsbedrog. Een actueel voorbeeld: minister Slob dreigt de joodse Cheider-
school in Amsterdam met sancties omdat die school ‘religieuze normen boven de Nederlandse wet stelt’.
Het is de minister menens met de scheiding van kerk en staat, die nooit betekent dat er geen hoogste macht
is in het land. De hoogste macht is er: de staat. Deze macht lijkt religies alle vrijheid te geven, maar dat geldt
alleen voor het niet-publieke, niet-materiële terrein. Voor het publieke domein laat de staat richting religies
soms zijn tanden zien. Maar gelovige joden – en christenen, en moslims – menen, dat we God meer moeten
gehoorzamen dan de mensen. Ook in het openbare, sociaal-politieke en economische leven. Wie serieus ge-
looft moet daarom religieuze regels boven die van de staat stellen.
Gelukkig botsen de regels van een seculiere staat vaak niet met christelijke regels. Ook christenen vinden bv
dat tegenover andersgelovigen geen geweld gebruikt mag worden. Maar soms botst het wel. En dat begint
eigenlijk al met de meest principiële regel, dat religie en politiek gescheiden moeten zijn. Zoals gezegd, dit
maakt de staat tot hoogste macht over mensen in het publieke domein. Ook al is dat niet het hele leven, het
is zeer omvangrijk en invloedrijk. En ook daar is er al een hoogste macht. God en zijn gezalfde.
16
III Hoe het Evangelie zich verspreidt Verlosserkerk 6-10-2019
• Hoe is de kerk ontstaan? Waarom verspreidde het evangelie zich? Nu we als christelijke gemeentes vaak
het gevoel hebben dat we opnieuw moeten beginnen, is het goed naar het begin terug te gaan om daar ons
licht op te steken. Dan moeten we natuurlijk naar de documenten die over dat begin berichten. De acta van
het ontstaan van de kerk, de Handelingen der Apostelen. Daar vinden we overigens geen opsomming van
feiten en besluiten, maar een levendige geschiedenis. Een omvangrijk gebeuren – we hoorden dat soms in
korte tijd duizenden mensen zich bij de christelijke gemeente voegden – wordt verteld aan de hand van een
paar mensen, zoals Stephanus en zijn medediakenen.
De kerk heeft een goed verhaal. Dat komt niet in het minst omdat het een ongelooflijk eerlijk verhaal is. Een
verhaal dat heel dicht bij de mensen blijft. Dat is in feite een kenmerk van alle Bijbelverhalen, niet alleen in
het Nieuwe, maar ook in het Oude Testament. Hoe is het volk van God ontstaan? Luister naar de verhalen
over Jacob en zijn gezin. Hoe zijn koningen en koninkrijken ontstaan? Lees de verhalen over Saul en David.
Hoe is de kerk ontstaan, die organisatie die over de hele aarde uitgebreid is? Luister naar Handelingen.
Handelingen is eerlijk. De kerk is klein begonnen en wat haar groot maakte, waren niet altijd grootse motie-
ven. Ook niet meteen verkeerde motieven. Meestal zit het ertussenin. Maar daar zitten ook de meeste men-
sen: ertussenin. En waar de meeste mensen zitten kun je de meeste invloed krijgen. Eerlijker kan niet: het
verhaal van de kerk is geen succesverhaal, maar ook geen ontmaskering. Wij neigen vaak tot het éen of het
ander: promoten, of wegzetten. Maar de Bijbel vertelt hoe het gegaan is.
• Hoe is de kerk ontstaan? Het begon met een vervolgde en een vervolger, met Stephanus en Paulus. Dat
klinkt dramatisch, en dat is het ook. Maar de kerk is ontstaan uit de ondramatische gevolgen van het drama
rond deze twee personen. De kerk is ontstaan omdat mensen dit drama wilden vermijden. –Wat was het
drama? Het verzet van de joodse autoriteiten tegen de nieuwe Jezus-beweging escaleerde. De apostelen wa-
ren al eens gearresteerd, maar weer vrijgelaten. Ze werden nog eens gearresteerd en kregen stokslagen. De
derde keer is er weer een arrestatie, maar nu volgt er een steniging. Toen begon het drama pas goed: de
eerste grote vervolging. En toen begon ook de eerste grote groei van de kerk.
Misschien zegt u: zo gaat dat, ‘het bloed van de martelaars is het zaad van de kerk’. Waar christenen ver-
volgd en gedood worden groeit het christelijk geloof. Maar dat is niet het hele verhaal. Meestal zie je iets
anders: waar christenen gedood worden, bloedt de christelijke gemeente met hen dood. Kijk maar naar
Christus zelf: na zijn dood waren zijn volgelingen verbijsterd, verslagen, bang. En kijk maar naar het effect
van de vervolging in Handelingen: een christelijke gemeente die uit joden bestaat, zoals het aanvankelijk
was, is bijna geheel verdwenen. Hoe is de kerk ontstaan? Eigenlijk niet door martelaren, maar door mensen
die geen martelaar wilden worden, door hen die uitweken voor de vervolging, die hun toevlucht zochten in
veiliger gebieden. Zo verspreidde het evangelie zich buiten Jeruzalem en Israël. Zo groeide de kerk.
De kerk begon te groeien niet door een missionair program, maar doordat zij een vluchtelingengemeenschap
werd. Zij groeide ook niet door dramatische offers, maar door mensen die liever niet het offer van hun leven
brachten. Zo verspreidden christenen zich eerst buiten Jeruzalem, naar ‘het platteland’ van Judea en Sama-
ria, en vervolgens (toen ze ook daar niet veilig waren) buiten Palestina naar ‘de uitersten der aarde’ – zo ver-
vulden zij de opdracht die Christus hen gegeven had voor zijn hemelvaart (Hand 1:8). Wie werden getuigen
van Christus? Eigenlijk niet de martelaars en niet de heilige strijders, maar vooral de uitwijkers.
17
• Nu zijn er uitwijkers onder slachtoffers en uitwijkers onder daders. De eerste groep, dat zijn de christenen
die liever niet hetzelfde lot als Stephanus ondergaan. Voor de tweede groep uitwijkers moeten we even lan-
ger stilstaan bij de andere hoofdfiguur uit onze tekst, de tegenspeler van Stephanus: Paulus. Paulus heeft
ook een grote rol gespeeld bij de verspreiding van het evangelie. Hoe is het met hem gegaan? Als felle fari-
zeeër stemde hij in met de steniging van Stephanus. Daar heb je het drama weer. Wanneer hij de christenen
tot buiten Israël vervolgt, wordt hij bekeerd. Op weg naar Damascus verschijnt Jezus aan hem: Saul waarom
vervolg je mij? Een dramatische wending. Maar hoe is dankzij Paulus de kerk ontstaan? Misschien zegt u:
toen Saul Paul werd, toen de vervolger navolger werd! Maar dat is niet het hele verhaal. De kerk ging onder
Paulus’ toedoen pas groeien toen deze gedrevene in feite verdreven werd. Toen zijn weg een ondramatische
wending kreeg.
Wat is er gebeurd? Na zijn bekering wilde Paulus eerst naar de joden in Jeruzalem. Begrijpelijk, hij was ten-
slotte éen van hen, hij kent hen als geen ander; als iemand hen kan overtuigen, dan hij wel. Maar de joden
moeten niet veel van bekeerlingen hebben. Paulus wilde ook naar de christenen in Jeruzalem, maar zij bekij-
ken hem nog argwanender: wat moet hun oude vervolger bij hen? –Hoe is de kerk ontstaan? Omdat Paulus
moest uitwijken naar buiten Jeruzalem, buiten Israël. En dat was omdat hij geen goede naam had. Van een
slechte naam kom je slecht af, ook als je een ander mens geworden bent. Een slechte naam heb je vaak on-
der vriend en vijand. Paulus stond bekend als fanaticus, en de meeste mensen vertrouwen fanatici niet.
Paulus kon alleen goed aan het werk buiten de kring van mensen die hem kenden. Dit lijkt misschien een wat
al te psychologische of sociologische uitleg. Maar het is door Jezus zelf tot hem gezegd. Wist u dat Jezus nog
een tweede keer aan Paulus verschenen is? In Jeruzalem. ‘Haast u om uit Jeruzalem te vertrekken, want ze
zullen geen getuigenis van u over Mij aannemen’ (Hand 22:18). Het bloed van Stephanus kleefde aan Paulus’
handen en die zou hij nooit helemaal schoon kunnen wassen (vs. 16, 20). En zo ging hij ver buiten zijn ge-
liefde Israël naar Klein-Azië, Griekenland, Rome. Overal waar hij komt richt hij zich eerst tot joden, dan tot de
anderen, maar dat kan hij doen omdat het allemaal mensen zijn die zijn verleden niet of nauwelijks kennen.
En zelfs daar achtervolgt hem zijn naam.
• Hoe is de kerk ontstaan, waarom verspreidde het Evangelie zich? In elk geval óók dankzij heel gewone fac-
toren als lijfsbehoud en reputatie. Als iemand getuigt van God en dan gedood wordt, wijkt het Evangelie uit
naar anderen: omdat het meegaat met mensen die niet graag gedood worden. Dan getuigen zij die hun le-
ven in veiligheid brengen van iemand die zijn leven gaf. En als iemand zo fel van God getuigt dat hij anders-
gelovigen doodt, en zich vervolgens bekeert, wijkt het Evangelie eveneens uit naar anderen: omdat het dan
met de bekeerling meegaat in ‘de straf op zijn zonde’. Dan zijn het de consequenties van eigen daden die
daarvoor zorgen. Bij iemand als Paulus komt het door zijn oude heilige ijver, dat de mensen die hij het eerst
zou willen bereiken, niet voor hem open staan.
In feite is dit ook een ervaring van het oudtestamentische Israël. Ik heb wel vaker verteld dat lang vóor Chris-
tus veel Israëlieten buiten Israël gingen wonen en daar hun geloof uitdroegen. Sommigen gingen daar wo-
nen om aan de druk van al te wetsgetrouwe geloofsgenoten in het heilige land te ontsnappen. Anderen had-
den een langere weg; die kwamen daar te wonen nadat stad en tempel verwoest waren en zij tóen inzagen
dat zij dit eigenlijk verdiend hadden, dat God hen koek van eigen deeg gegeven had. Twee groepen Israëlie-
ten, beide in ballingschap – in diaspora, zoals het genoemd wordt, weet u nog? Vluchtelingen en bekeer-
lingen, beide groepen zijn nu buiten hun land en zullen daar hun geloof uitdragen, elk op eigen wijze.
Bij de tweede groep hebben we al een plaatje: Paulus. Als we ook bij de eerste groep een plaatje, een ge-
zicht zoeken, dan zou ik zeggen: Petrus. De apostel die zijn meester niet vervolgde, maar ook niet tot het
18
einde toe volgde; die ontweek toen het erop aankwam. De Petrusgroep en de Paulusgroep, twee groepen
uitwijkers waarmee het zaad van het Evangelie uitwaaide naar andere akkers. De reden van die verspreiding
is dus niet honderd procent positief. Zelfs niet bij de eerste, de Petrusgroep, die voor alles het leven wil be-
houden. Zeker, niet elk uitwijken is een verloochenen van de Heer. Jezus zelf is meerdere malen uitgeweken
voordat ze hem arresteerden (‘mijn tijd is nog niet gekomen’). Toch, trouw aan de Heer blijkt vooral die keer
dat je in levensgevaar komt en niet uitwijkt, maar blijft. En de tweede groep uitwijkers, de Paulusgroep, zal
regelmatig merken dat zij bij het uitdragen van het evangelie gemakkelijk hard en fel wordt. Als het oude ik
bekeerd is, is het nog niet afgelegd.
• Hoe is de kerk ontstaan, waardoor werd het evangelie verspreid? Door Petrus en Paulus, en dat begon
door het uitwijken van Petrus en het uitwijken van Paulus.
In wie herkent u zich het meest? Dat kan ik niet voor u invullen, maar ik mag wel zeggen wat ik al zei: in
beide gevallen zijn we niet slecht. Mensen die zelfbehoud vooropstellen, dat wel; mensen die het bij ande-
ren verbruid hebben, dat ook, en dat maakt ons onvolmaakt. Maar met spijt, en dat is een goed begin.
En ik mag nog iets zeggen: de Heer gaat met ons mee. We kunnen niet blijven, we kunnen niet blijven waar
we waren, we moeten de vertrouwde plek verlaten. Maar de Heer gaat met ons mee ‘in den vreemde’, Hij
gaat mee naar een nieuwe plek elders. Hij gaat met de petrussen en petra’s mee. Om hen standvastiger, ste-
viger te maken. En Hij gaat met de paulussen en paula’s mee. Om hen liefhebbender, zachter te maken. Zo
groeit zijn kerk. Zo komen er meer mensen tot hem, en wordt ieder die tot hem komt meer mens.
LITURGIE
Bemoediging allen gaan staan O: Onze hulp is in de Naam van de Heer
A: die hemel en aarde gemaakt heeft O: die trouw houdt tot in eeuwigheid A: en niet loslaat wat zijn hand begon.
Drempelgebed Openingslied 971: 1,2 Groet: V: De Heer zij met u,
G: Ook met u zij de Heer daarna gaan allen zitten Woord van welkom & Inleidend woord Gebed om de nood van de wereld Loflied: 825: 7,8,9,10 Moment met de kinderen Kinderlied: 288 Zondagsgebed Bijbellezing: Handelingen 6: 8 – 7:2 + 7: 54 t/m 8:2 Lied 78:2,7,25 Verkondiging Lied: 912:1,2,4 Gebeden Stil gebed, Onze Vader Mededelingen & Inzameling van de gaven Slotlied: 747:1,2,3 allen gaan staan Zegen & gezongen amen
19
Drempelgebed
Wees hier aanwezig, God,
wees een licht in ons midden.
Geef ons de kracht om
niet weg te lopen als
het moeilijk wordt.
Geef ons de kracht
om óm te keren als
we niet goed bezig zijn.
Ga met ons mee, Heer,
soms tegen ons in
wijs ons de weg.
Gebed bij de nood van de wereld
Vanmorgen bidden we U voor het milieu en voor ieder die zich daarvoor inzet. Het is weer overal in het
nieuws en steeds vaker tegelijkertijd. De klimaatprotesten, na bosbranden in Siberië en Alaska. De anti-plas-
tic top een paar dagen geleden in Amsterdam, na de ontdekking van kleine plastic deeltjes zelfs in ons li-
chaam. En na alle alarm rond het teveel aan CO2 in de atmosfeer, nu rond het teveel aan N. Zo bidden wij U
allen tezamen…
God, wees met uw schepping die wij zoveel schade toebrengen. Wees met de groene kerken die daarvan
iets, hoe klein ook, goed proberen te maken. Breng ons tot inkeer, Heer. Als de mooie natuur ons niet over-
tuigt om haar te behouden, gaat de ontwrichte natuur ons daartoe dwingen. Prikkel ons om werk van uw
werk te maken, zo bidden wij U allen tezamen, om Jezus’ wil
Moment met de kinderen
Stel je loopt van school terug naar huis en je moet langs een groep jongens of meiden, die je altijd pesten.
Wat doe je? Een blokje omlopen? Of vechten als dat nodig is? [..]
Toen ik ongeveer 10 of 11 jaar was zat ik op een protestantse basisschool in Brabant. Als ik en mijn klasgeno-
ten naar de gymzaal in het dorp gingen, moesten we langs de katholieke school. Daar stonden soms jongens
ons op te wachten, om te pesten, zodat we te laat kwamen. Soms liepen we een straatje om. Eén keer was
er een jongen bij ons, die was al twee keer blijven zitten en een stuk groter dan de rest van ons: hij liep ge-
woon door, dwars door de rij die voor ons stond. Wij achter hem aan
Vluchten of vechten – wat zou Jezus doen?
Opkomen voor jezelf..
Maar zonder geweld…
Ja, zelf heeft hij allebei laten zien.
20
Gebed bij de opening van de Bijbel
Heer, Bijbelverhalen lijken ver van ons leven te staan, en toch, als we ze door de wimpers zien, met een open
geest, is er zoveel te herkennen. Zoals vanochtend: iemand zet een ander onder druk. De ander ontvlucht
die druk. De ene komt hem achterna. De ander is nog bang maar besluit niet meer te vluchten. De ene komt
tot inkeer en besluit niet langer te verdrukken. Beide hebben een nieuwe toekomst, maar ook een verleden.
Heer, hoe herkenbaar kan het zijn. Help ons te luisteren naar uw woorden, naar hun mensenkennis,
Wij gedenken
• Geertruida Clazina Vunderink-Huiskamp (Truus) ds Wielie Elhorst
Op zaterdag 28 september jl. overleed na een kort ziekbed op 88 jarige leeftijd mevrouw Geertruida Clazina Vunderink-Huiskamp. Sommigen van u kennen haar beter als Truus. Zij woonde sinds kort in de Iepenflat, gescheiden van haar man Ru Vunderink die al enige tijd vanwege gezondheidsproblemen in de Zandzee ver-bleef. –Om de verstedelijking rondom Amsterdam te ontvluchten, trokken meneer en mevrouw Vunderink naar Bussum, waar zij zeer genoten van de omliggende natuur. Zij vond werk als onderwijzeres en later in het blindeninstituut. Ze kregen drie kinderen. Eén daarvan ontviel hen door een ernstige ziekte in 2005.
Mevrouw Vunderink was actief betrokken bij de Elthetokapel en bewaarde goede herinneringen aan de tijd daar met ds. Zevenbergen, een predikant die veel vragen rondom haar geloof kon beantwoorden. Bij de overgang naar de Wilhelminakerk zong zij nog een lange tijd met plezier in de Wilhelmina Cantorij. Ze keek altijd met dankbaarheid terug op de sociale kant van het kerkelijk leven, ze vond het moeilijk zichzelf nog gelovig te noemen. In gesprekken met hun huidige wijkpredikant vond zij een hernieuwde betekenis van ge-loof in de waarde van vertrouwen.
De uitvaartdienst vond plaats op vrijdag 4 oktober jl. in Hilversum. Wij gedenken Truus Vunderink en ontste-ken een licht over haar leven. Wij bidden voor haar nabestaanden en anderen die haar na stonden, om kracht en om nabijheid.
• Lena Anna Kistenmaker (Lenie) ds Jacomette de Blois
Op 1 oktober overleed op 98 jarige leeftijd Lenie Kistemaker. Vredig, na een goed warm afscheid van haar vele dierbaren. Lenie Kistemaker was een vertrouwd en zeer gewaardeerd gemeentelid van de Verlosser-kerk. Toen ze de kerkdiensten niet meer kon bezoeken, luisterde ze thuis de dienst en kwamen vriendinnen na de kerk bij haar op de koffie. Lenie en haar zus Grie leefden levenslang volop mee met in het gezin van haar broer en zijn kinderen, klein- en achterkleinkinderen. Een paar weken geleden liet Lenie me een prach-tige serie foto’s zien van de allerkleinsten in de familie. Haar zus Grie overleed een paar jaar geleden in de Antonius Hof.
Onder haar foto op de rouwkaart staat: liefdevol betrokken bij haar medemens. Dat was ze, zowel in haar beroep, ze was maatschappelijk werkster bij Unilever en de NOS, als privé. Haar buren van de Heul deden haar met verdriet uitgeleide. Lenie koos als één van de liederen bij haar afscheid ”Ga in het schip zegt Gij, steek van het strand, vaar tegen win en tij, vaar naar de overkant, wacht daar op Mij”. (NLB 917) Ze heeft moedig gelovig en hoopvol koers gezet naar het Koninkrijk van God, een kalme eenvoudige reis is het niet geweest. Wel een reis waar ze intens dankbaar voor was.
Zaterdagmiddag 5 oktober hebben we met velen afscheid van haar genomen. Een achternichtje zong een prachtig lied voor haar. Laten we bidden voor haar broer, neef en nicht en hun families die dit jaar al veel
21
dierbaren hebben verloren en nu rouwen om tante Lenie. “Laat uw dauw van vrede dalen in de voren van de tijd. Vat ons samen in de stralen van uw goedertierenheid”.
Gebeden
Diakengebed
We danken U voor de verhalen van de Bijbel. Ze zijn zo eerlijk, ze maken mensen niet mooier dan ze zijn. Ze
laten zien hoe U met gewone mensen werkt. Heer, zoals U werkte met mensen vroeger, werk ook met ons
nu. Werk met ons als we weinig goud en zilver hebben maar wel geloof, en werk met ons als we weinig ge-
loof hebben, maar wel goud en zilver. Arm of rijk, Heer, rijk of arm, werk met ons, soms tegen ons in, breng
uw Koninkrijk naderbij, zo bidden wij U allen…
Predikantengebed
Heer, we danken U voor de verhalen van de Bijbel. Ze maken mensen niet lelijker dan ze zijn. We weten alle-
maal dat het soms beter is om uit te wijken, maar soms ook beter om te vechten. We mogen ons leven niet
zomaar geven; alleen als het dat echt waard is. En we hoeven niet zomaar op te geven als we voor iets be-
langrijks staan. Help ons te onderscheiden, Heer. We weten ook allemaal waar we toch eigenlijk zwak waren
toen we uitweken. Of toch eigenlijk geweld gebruikten toen we doorzetten. Leer ons blijven zonder geweld,
steeds dieper verworteld in uw kracht en liefde. Zo bidden wij…
We danken U voor het lange leven van Truus Vunderink en Lena Kistenmaker. We danken U voor wat zij voor
onze gemeente hebben betekend. Wees met de families. We danken en bidden U ook voor de ouders van
Hieke van Eijk die afgelopen week hun 65-jarig huwelijk mochten vieren. We danken U dat zij in leven en
liefde zo lang samen zijn, ook al wordt de gezondheid brozer. Zo bidden wij U allen
Afscheid en dank
De eerste martelaar van de kerk was een diaken, de eerste de beste diaken nog wel. Ook dat was drama-
tisch. Maar gelukkig zijn daar ook heel ondramatische ontwikkelingen op gevolgd. Diaconie is éen van de ge-
wone pijlers van ons gemeenteleven, toegewijd aan materiële zorg. Hannie, je bent jarenlang diaken ge-
weest en neemt nu afscheid. Je hebt onze gemeente geholpen met allerlei hand- en spandiensten, bij
Avondmaalsvieringen, bij het diakengebed. Van sommige activiteiten weten we eigenlijk niet eens of ze wel
of niet bij de diaconie horen, en sommige zet je gelukkig ook nog voort, zoals de autodienst. Dank daarvoor,
namens de hele gemeente: hartelijk dank.
Vorige maand zijn ook Tom de Kivet en Siep van der Galiën gestopt met hun reguliere werk voor onze ge-
meente. Tom, jij bent jarenlang organist geweest, die ook steeds weer inviel, al kostte het met het klimmen
der jaren ook steeds wat meer inspanning. Hartelijk dank voor je spel, je trouw! En Siep – hij is niet in de
kerk, zie ik – was jarenlang lector, steeds weer een herkenbare stem in onze erediensten. Ook jij hartelijk
dank voor je werk hier in ons midden.
22
Wegzending en zegen
Als het erop aankomt,
vlucht u dan,
of vecht u?
En waar ligt uw grens:
waar stopt u met vluchten als u vlucht,
wanneer stopt u met vechten als u vecht?
Vragen om mee naar huis te nemen,
maar alleen als we ook de zegen van de Heer meenemen!
De Heer zegene u en Hij behoede u….
Uit de nagesprekken
• Geweld ontvluchten, daar is toch niets mis mee? En geweld uitoefenen, dat is toch altijd verkeerd? Ik zie
bij Petrussen en Petra’s geen harde bodem, en bij Paulussen en Paula’s alleen harde bodem. –Dat is inder-
daad het algemene gevoelen geworden onder Westerlingen. Toch is dat te simpel. Wie niet wil lijden of niet
wil strijden voor zijn geloof, heeft meestal een zwakker geloof. Wees mijn getuigen, zei Jezus, en het sterkste
getuigenis geeft iemand door zijn of haar leven te geven. Maar waar is waar: niet alle uitwijken is een teken
van zwakte. David week jarenlang uit voor Saul, juist omdat hij liever leed onder Saul dan hem doodde. En
niet elk uitwijken vanwege een slechte naam is terecht. Soms is je naam besmeurd door anderen. En dat kan
de beste overkomen. Het overkomt ook God. We bidden niet voor niets: uw naam worde geheiligd.
• Iemand vroeg: En, toen je als protestantse jongen langs de katholieke school moest, ben je toen gevlucht
of heb je gevochten? –Wel, eerst dacht ik: wegwezen. Toen: er tegenaan. Uiteindelijk liep ik door, met enige
vrees in de schoenen, maar toch. Ik moet bekennen dat ik later, toen het echt gevaarlijk leek, een keer een
omweg heb genomen, en éen keer, toen dat niet meer kon, me stevig verdedigd heb. Leerlingen van beide
scholen stonden in die tijd soms met stokken en honkbalknuppels tegenover elkaar. Ik heb ervan geleerd,
naar twee kanten. Soms is het verstandig als je uitwijkt; soms is het laf als je dat doet. En soms is het moedig
wanneer je de confrontatie aangaat; soms is het agressie als je dat doet.
• Als we onze plek moeten verlaten, en naar de Wilhelmina gaan, is dat ook een soort uitwijken? Was dat
niet een vingerwijzing aan het eind van de preek? –Waarom moeten wij de plekken verlaten waar we sa-
menkomen? Natuurlijk, vanwege geldgebrek, te weinig kerkgangers. Maar hoe is dat gekomen? Achter de
ontkerkelijking in Nederland zie ik een kerk die lang te dogmatisch was en daarna te vrij werd: eerst het op-
leggen, toen het weglopen, en zelfs als het opleggen is afgeleerd is de bodem nog een tijd verzuurd. Trou-
wens, ook op lokaal niveau zijn er paulus-mensen en petrus-mensen. Goed blijven staan voor iets van
waarde, maar zonder drammen en zonder vals getuigenis, dat ontbrak her en der ook in ons proces in Bus-
sum. Maar laten we nu naar de toekomst kijken: laten de petrus-mensen zich sterker maken, laten de pau-
lus-mensen zich zachter maken. Daar ligt ook een kans, want voor beide is moed nodig, en spijt, maar als we
elkaar daarmee weer vinden, groeien we.
23
IV Het verhaal van Stephanus Verlosserkerk 27-10-2019
Stephanus staat voor zijn rechters. Hij wordt beschuldigd van opruiende taal. Hij zou rondvertellen dat Jezus
uit Nazareth de tempel zal afbreken en de wet van Mozes zal veranderen. Dat vinden veel Israëlieten en hun
bestuurders een aantasting van hun godshuis en godsdienstige gebruiken. Van woorden komen daden. Hoe
reageert Stephanus op deze beschuldiging?
Stephanus begint de geschiedenis van Israël te vertellen. Een lang verhaal, we hebben maar een beperkt ge-
deelte gehoord. Als we het aanhoren, krijgen we al snel een gevoel van ongeduld. Beste diaken, wat wil je nu
zeggen? Wij kennen deze geschiedenis ook. Hoe is die een antwoord op de beschuldiging? Toch, als we ons
inleven in Stephanus’ toehoorders, gaan we merken hoe hij hen voortdurend bij de les houdt. Dat doet hij
vooral door de manier waarop hij hen aanspreekt. ‘Mannen, broeders en vaders’, zo opent hij; in het verhaal
herhaalt en varieert hij deze aanspreekvorm. Luistert u even met me mee.
¶ Stephanus begint met Abraham, Isaac en Jacob, maar als hij daarna over ‘de aartsvaders’ spreekt bedoelt
hij daarmee niet hen, maar de zonen van Jakob. Op zich wel begrijpelijk, zij zijn de vaders van de twaalf
stammen van Israël. Dat zegt Stephanus tegen zijn rechters die Israël vertegenwoordigen. Maar de aartsva-
ders waren ook de broers van Jozef die hem wilden doden en naar Egypte hebben verkocht. Dat zegt de man
tot zijn rechters die hem, een mede-Israëliet, veroordelen. ‘Maar God was met Jozef, Hij heeft hem geze-
gend’, Stephanus citeert Genesis. God heeft broer Jozef in Egypte groot gemaakt, zodat hij de verlosser en
leider kon worden van zijn broers.
Nu maakt Stephanus een sprong in zijn verhaal (dat doet de Bijbel overigens ook, tussen Genesis en Exodus).
Het is 400 jaar later, de Israëlieten wonen nog steeds in Egypte, de twaalf broers zijn uitgegroeid tot twaalf
stammen. Stephanus noemt ze nu voor het eerst ‘onze vaderen’. Onze vaderen hadden opnieuw een broer,
die bij hen weggehaald werd en elders groot werd. Een broer die door God als verlosser en leider van de Is-
raëlieten, zijn broers, was aangesteld. Maar die, toen hij met deze taak begon, door de Israëlieten afgewe-
zen werd. Hij moest vluchten. Mozes. De man die in de beschuldiging wordt genoemd.
Stephanus wordt nog persoonlijker, maar hij blijft het Bijbelse verhaal navertellen. Deze Mozes werd geroe-
pen door ‘de God van uw vaderen’, zegt hij. Mozes ontving ‘woorden ten leven om die aan u over te bren-
gen’. Hier spreekt Stephanus zijn toehoorders voor het eerst direct aan: u. ‘Maar onze vaderen wilden niet
naar hem luisteren’. Weer die afwijzing. De geschiedenis herhaalt zich. Dat moet bekend in de oren klinken.
Stephanus vertelt verder. Mozes heeft ook gezegd: ‘God zal voor u een profeet als mij uit uw broeders doen
opstaan’. Dit is een citaat uit Deuteronomium; het komt daar uit de mond van Mozes en werd in Stephanus’
tijd opgevat als aankondiging van ‘de Rechtvaardige’, dat is: de Messias. Het feit dat Stephanus dit citaat uit-
spreekt in zijn situatie, geeft elk woord daarvan een eigen gewicht. ‘Voor u’ – dat zegt Mozes tot de Israëlie-
ten in zijn tijd, maar nu ook tot de rechters van Stephanus. ‘Een profeet als mij’ – een tweede Mozes dus,
ook daarmee werd in Stephanus’ dagen de Messias aangeduid. ‘Uit uw broeders’ – ook de Messias zal een
mede-Israëliet zijn. Zoals Jezus dat was. ‘Doen opstaan’ – dat zal bij de rechters nog sterker de herinnering
aan Jezus opgeroepen hebben.
Stephanus wordt nóg persoonlijker. ‘Hardnekkig en weerspanning volk, wie van de profeten zijn niet door
uw vaderen vervolgd?’ Jozef en Mozes waren inderdaad niet de enige, na hen zijn vele andere gekomen, zo-
als Jeremia en Hosea. ‘En nu bent u de moordenaars van die profeet als Mozes geworden’ die door Mozes en
24
de andere profeten is aangekondigd. Ja, dezelfde mensen die tegenover Stephanus staan, hebben Jezus ver-
oordeeld en laten kruisigen.
• Stephanus spreekt zijn rechters aanvankelijk dus indirect aan, maar wordt steeds directer. Begaat u niet
een oude fout? Dezelfde fout als uw vaders? U hebt Jezus gedood, maar deed u daarmee niet hetzelfde als
de aartsvaders van ons volk met hun broer Jozef deden, en onze vaders met hun broer Mozes?
Opvallend is dat Stephanus het omgaan met de wet van Mozes vooral afmeet aan het omgaan met Mozes
zelf. Op zichzelf is dat oudtestamentisch. De ‘woorden ten leven’ die Mozes aan Israël gaf waren woorden
die tot daden leiden, reddende, leidinggevende daden. En deze daadkrachtige woorden zijn belichaamd in
Mozes, want hij was de redder en leider. Hoe we omgaan met regels blijkt in hoe we omgaan met mensen.
Hoe we omgaan met Gods wet en Gods Woord blijkt in hoe we omgaan met Gods persoon, en dát blijkt in
hoe we omgaan met de mensen die hij stuurt om ons te bevrijden te leiden, zeker als dat eigen mensen zijn.
Stephanus vraagt dus: Hoe gingen onze vaderen om met Gods verlossende woorden, daden, leiders?
Wel, dat weten de rechters. De vader hebben Mozes niet aanvaard, zoals de broers Jozef niet aanvaardden.
Ook Mozes moest uitwijken, hij werd groot bij vreemden en kon zijn broeders pas verlossen en leiden toen
hij terugkwam, en ook toen wilden ze nog regelmatig van hem af. –En jullie zelf? Hebben ook jullie niet een
broer in de put geworpen, een mede-Israëliet en een profeet (zo werd Jezus algemeen erkend, ook door zijn
vijanden) voor dood achtergelaten, overgeleverd? Ook hij is groot geworden onder andere mensen, niet-
Israëlieten die hem wèl als verlosser en leider aanvaardden. Mag je dan niet ook van hem zeggen: ‘Maar God
was met hem en zegende hem’? En nu is hij terug, hij leeft – om ook jullie te verlossen en leiden.
¶ Dit gaat allemaal over de eerste beschuldiging die Stephanus ten laste wordt gelegd, over Mozes en zijn
richtlijnen. Over de tweede beschuldiging, het godshuis heb ik nog niets gezegd. Toch is ook die in Ste-
phanus’ verhaal aanwezig, minder dan Mozes, maar meer en prikkelender dan op het eerste gehoor lijkt.
Het godshuis duikt voor het op als Stephanus in zijn verhaal bij de Sinaï is aangekomen. Mozes is dan op de
berg, de Israëlieten denken dat hij dood is en willen terug naar Egypte. Ze maken een tent voor een god van
eigen maaksel. Een tent van Moloch, zegt Stephanus. Dat is niet zijn eigen uitdrukking; opnieuw citeert hij,
alleen nu niet uit de bekende tekst van Exodus, maar uit de profeet Amos. Amos denkt bij het gouden kalf
aan Moloch. Vanwege de tent van Moloch, zegt de Heer via Amos tot de vaderen, ‘zal Ik u verbannen’. ‘Nog
verder dan Babylon’, voegt Stephanus zelf toe. Amos leefde ruim vóor de Babylonische ballingschap. Hier is
het Stephanus die een nieuwe ballingschap voorspelt, nog verder dan de eerste.
Deze hint zal bij zijn hoorders hard aangekomen zijn. Wie hebben indertijd de tempel afgebroken en de Isra-
elieten in ballingschap gedreven? Ja, de Babyloniërs, maar de mannen broeders en vaders kennen hun bijbel
goed genoeg om te weten dat het eigenlijk de Israëlieten zelf waren en vooral hun leiders die van deze bal-
lingschap de oorzaak waren. Zij hadden niet naar Gods wet geluisterd, zij hadden de profeten vervolgd. Zou
er nóg een ballingschap komen, een nog grotere? Wie zou die dan veroorzaken? Ja, de Romeinen, of op-
nieuw de Israëlieten en hun bestuurders zelf? Misschien vonden de rechters de hint van Stephanus een slag
in de lucht. Maar hoe onrealistisch was hij? 40 jaar na de dood van Jezus, dus ongeveer in de tijd dat het
boek Handelingen opgeschreven en in de christelijke gemeentes werd voorgelezen, hebben de Romeinen de
tempel verwoest. Toen begon voor de joden inderdaad een nog grotere ballingschap dan de Babylonische.
• Stephanus heeft zijn rechters nog meer over de tempel te vertellen. In eigen woorden zou ik dat zo kunnen
zeggen: Het godshuis was nooit bedoeld als huis van Moloch, maar ook als het gebruikt wordt zoals hij wel
25
bedoeld was is het niet zo heilig als u doet voorkomen. Ik begrijp uw verontrusting als iemand zegt dat er
een aanslag op de tempel zal plaatsvinden. Voor u is de tempel een gewijde plaats. Maar los van de vraag of
Jezus dat heeft gezegd, de tempel is toch Gods woning, en God woont toch allereerst in de hemel? Daar zijn
we het over eens! De tempel wil uitdrukken hoe God vanuit de hemel op aarde woont. Wel, ook dat hebben
de profeten al vaker tegen onze vaderen gezegd. De tempel heeft ook niet altijd hier, in Jeruzalem gestaan.
De Heer heeft lange tijd in een tent gewoond. Die moest steeds weer afgebroken worden, en elders opge-
bouwd. Dus wanneer we het gebouw goed gebruiken, niet voor een gouden kalf maar voor de Heer, moeten
we het nog altijd relativeren.
¶ Ook op de tweede beschuldiging geeft Stephanus dus veel meer antwoord dan het op het eerste gehoor
lijkt. Tegelijk horen de rechters van Stephanus vrijwel niets anders dan wat vaker tot hun volks- en geloofs-
genoten is gezegd in het Oude Testament. Ze horen bijna niets anders dan wat ze zelf op grond van hun ei-
gen bijbel, hun heilige schrift zeggen te geloven. Stephanus vertelt in hoofdlijn hetzelfde verhaal als Psalm 78
en Psalm 105, waaruit we vanochtend gezongen hebben. De mannen broeders tegenover Stephanus hebben
sabbat na sabbat de teksten over het weerspannige gedrag van hun vaders gehoord. Kennelijk zijn ze er hei-
lig van overtuigd dat die woorden niet op hen van toepassing zijn. Zij zijn heel anders dan hun vaderen! De
ironie is natuurlijk, dat ze op het punt staan te herhalen wat hun vaderen deden. Ze staan op het punt weer
een profeet te vervolgen en te doden. Met Jezus hebben ze dat al gedaan. Wat doen ze nu met Stephanus?
Voor ik eindig wil ik nog opmerken dat we bij Stephanus opnieuw zien, hoe het evangelie zich verspreidt via
uitwijken. Want ja, de geschiedenis heeft zich weer herhaald. Ook deze zonen gingen in het voetspoor van
de vaderen. Ook Stephanus is toegevoegd aan de rij van de profeten die gedood zijn. En dat leidt tot de
meest radicale vorm van uitwijken, dit keer bij de eerste en belangrijkste getuige van Jezus Christus. Dat is
volgens Handelingen niet Petrus en ook niet Paulus, maar Stephanus. Stephanus moet weg, hij wordt nog
verder verbannen dan Babel, verdreven uit het land der levenden. Stephanus wijkt uit, naar het verste land,
naar de hemel. Hij kan het evangelie alleen nog verkondigen met zijn dood.
Daarin lijkt Stephanus van alle apostelen het meest op Jezus. Jezus die op zijn beurt lijkt op Mozes en op Jo-
zef. Zij werden allemaal afgewezen door de mensen tot wie God hen gezonden had om hen te verlossen en
te leiden. Zij werden verdreven, als dood achtergelaten. Maar ze kwamen terug, in het sterkste geval letter-
lijk uit de dood. Anders, maar nog meer dan Petrus en Paulus, heeft Stephanus – in het voetspoor van Jezus,
Mozes en Jozef – bijgedragen aan de verspreiding van Gods verlossende en richtinggevende woord.
Ja, de geschiedenis heeft zich weer herhaald. Opnieuw is een broeder verworpen. Maar zo eindigt deze
broeder niet. Zo eindigt Stephanus zijn verhaal niet. Hij eindigt met een vraag, een keus. U hebt Jezus ver-
worpen, zegt hij tegen zijn rechters, en u meent in uw recht te staan. Maar waarop lijkt deze verwerping als
we haar zien vanuit de geschiedenis van ons volk en ons geloof? En wat gaat u met mij doen?
Mijn na-vertelling van Stephanus’ verhaal wil ik op dezelfde wijze eindigen. Het godshuis afbreken, en over-
geleverde gebruiken veranderen, daar zit ook bij ons heel wat gevoeligheid en oud zeer. Ook wij hebben va-
deren, gemeenteleden die vaak ook familieleden waren en vóor ons keuzes gemaakt hebben. Ook wij staan
in de geloofsgemeenschap die teruggaat tot Jozef en Mozes. En ook onder ons zijn er mensen die, in een ver-
der of nabijer verleden, broeders en zusters hebben afgewezen, beschuldigd en veroordeeld, of erger. Met
een oud patroon breken is minder makkelijk dan het lijkt. Maar het kán wel. Als wij opnieuw horen hoe onze
vaders gehandeld hebben – als wij horen hoe wijzelf tot nu toe gehandeld hebben – wat gaan wij dan doen?
26
Orgelspel & Stilte Bemoediging allen gaan staan
O: Onze hulp is in de Naam van de Heer
A: die hemel en aarde gemaakt heeft O: die trouw houdt tot in eeuwigheid A: en niet loslaat wat zijn hand begon.
Drempelgebed Openingslied 78:1,2 Groet: V: De Heer zij met u,
G: Ook met u zij de Heer daarna gaan allen zitten Woord van welkom & Inleidend woord Kyriëlied: 78: 14,21,24
Gloriagebed Wij loven U Moment met de kinderen Kinderlied: 288 Zondagsgebed Bijbellezing: Handelingen 6:14 t/m 7:10 + 7: 35 t/m 43 Lied 105: 2, 10, 15,16 Verkondiging Lied: 802: 1,4,5,6 Gebeden Stil gebed, Onze Vader Mededelingen & Inzameling van de gaven Slotlied: 412: 1,2 allen gaan staan Zegen & gezongen amen
Drempelgebed
God, als we ons afvragen
hoe we het beste kunnen beginnen,
zijn we meestal al langer bezig,
zitten we ergens midden in –
midden in iets dat we liever hadden
vermeden, zoals een conflict
of een moeizaam proces.
Kom ons te hulp, Heer, kom
in ons midden.
Leer ons beginnen
met U
Welkom en inleidende woorden
Iedereen van harte welkom in deze dienst, ook gasten, en zij die meeluisteren via de kerkradio. Vandaag
gaan we verder met het thema van onze landelijke kerk: een goed verhaal. We gaan verder met een verhaal
waarmee ik drie weken geleden begon, het verhaal van Stephanus. We hoorden toen over het gebeuren
rondom Stephanus’ verdediging; vandaag horen we de verdediging zelf. Om ons hierop voor te bereiden be-
ginnen we, zoals altijd, met een kyriegebed en een glorialied, maar deze keer in een omgekeerde volgorde:
eerst een kyrielied en daarna een gloriagebed.
27
Kyriëlied Een aantal verzen van de psalm waarmee we begonnen: Ps 78
Lofgebed
Heer wij loven U voor alles wat U doet, niet alleen voor mensen die in U geloven, maar voor alle mensen.
Voor allen doet U dagelijks de zon opgaan, de nacht invallen, de bomen groeien, en zoveel dingen meer.
Hier in de kerk loven wij U voor alles wat u nog meer voor ons doet. Wat U voor onze vaders en moeders ge-
daan hebt, voor de generaties die vóor ons deze gemeenschap vormden en toen hun moeilijkheden en kan-
sen hadden. U bent met ons meegegaan zolang we met U meegingen, en toen wij niet meegingen hebt U
ons teruggeroepen, U hebt mensen op onze weg gestuurd, U gaf richting wijzende woorden, gebeurtenissen,
personen. U hebt ons godshuizen gegeven. Wij loven U, Heer, wij danken U voor uw geduld.
Schepper van allen die leven, Heer van allen die U volgen, ga met ons verder, wees trouw aan wat U begon,
dat vragen we U met allen die ons voorgingen in de navolging van uw zoon, Jezus, onze Heer.
Kindermoment
Alleen Ivy komt naar voren, met Chloe die ze als een zusje draagt. We gaan zitten.
Mag ik weer een verhaal vertellen? Ik zie een jongetje van ongeveer 7 jaar. Hoe oud ben jij, Ivy? Inmiddels
negen, mooi! De moeder van het jongetje ziet hem iets verkeerds doet. Ze weet, dat als ze dat tegen hem
zegt, hij zal zeggen: Nee hoor, dat heb ik niet gedaan, of: Dat is niet verkeerd. Wat doet de moeder?
Ze vertelt een verhaal. Een verhaal dat de jongen wel kent en spannend vindt. In dat verhaal doet een meisje
iets dat lijkt op wat de jongen heeft gedaan. De jongen luistert met rode oortjes. Als hij hoort wat dat meisje
in het verhaal doet roept hij uit: Dat is stout! Zijn moeder kijkt hem alleen maar aan, ze zegt niets. Langzaam
maar zeker worden nu ook de wangen van de jongen rood.
Weet je waarom ik dit vertel? Omdat God ons dit soort verhalen heeft gegeven. Die staan in de bijbel. Elke
zondag is er een uitleg van deze verhalen zodat we ze goed kunnen begrijpen. Zo kunnen de mensen zien
wat zij doen, de verhalen zijn als grote en kleine spiegeltjes… de beste spiegeltjes die er zijn.
Gebed bij opening Bijbel
Heer, U houdt ons vaak verhalen voor. Hoe moeten we naar hen luisteren? Hoe wordt het Bijbelverhaal ons
verhaal? Help ons! Zegen uw Boek en zijn invloed op ons leven. We hebben er moeite mee, de bijbel is om
allerlei redenen minder belangrijk voor ons geworden, minder uw woord. En toch hebben we als christenen
altijd geloofd dat dit Boek ook over ons gaat, dat er geen verhalen zijn die eerlijker, kritischer maar ook lief-
devoller over mensen spreken, omdat U ze ons gegeven hebt. Help ons te luisteren naar uw verhalen, Heer.
Gebeden
Diaken
Heer, nog steeds worden christenen vervolgd. Wees met hen, geef hen iets van de moed en vrede die Ste-
phanus had. Spreek tot hun vervolgers zoals u sprak tot Saulus op weg naar Damascus. Hij die Stephanus ver-
volgde hoorde toen: Waarom vervolg je mij? Heer Jezus, we danken U dat er in ons land geen vervolging is.
28
Geef dat we deze vrijheid goed gebruiken. Dat we zonder de druk op ons geloof, ons geloof niet laten ver-
zwakken, maar laten groeien in woord en daad. Zo bidden wij u allen tezamen
Predikant
De eerste hoofdpersoon in Handelingen is geen apostel, geen prediker, maar een diaken, een doener. Hij
leek het meest op u. Heer, steek alle doeners onder uw kinderen een hart onder de riem. Ook nu zijn diake-
nen vaak de steunpilaar van uw gemeente, en dat niet alleen in het Amazonegebied. Daden spreken nog al-
tijd sterker dan woorden, overal in de wereld. We bidden U voor allen die zich daadwerkelijk inzetten voor U
en voor hun naasten, vaak met grote offers of zelfs met gevaar voor eigen leven, zo bidden wij U…
Of de Bijbelverhalen ook ons gedrag spiegelen, en of ook wij ons dan verzetten of ons toch laten gezeggen,
dat kunnen we alleen voor onszelf zeggen. Heer, hoor ons bidden of stilzijn in de stilte.
Wegzending en Zegen
‘Breek je tent op, ga op reis / naar het land dat Ik je wijs’. Laten we dit lied meenemen als we hier weg gaan
naar ons huis, ons werk, onze toekomst, als personen en als gemeente. Ga met God, met zijn zegen: De Heer
zegene u en Hij behoede u…
Uit de nagesprekken
• Nou Nico, dat was wel erg veel theorie, zei iemand. Ik dacht: ja, ik heb veel over het Bijbelverhaal verteld,
ik heb jullie als kerkgangers zelfs iets laten mee-ervaren van wat veel mensen in onze tijd, ook ikzelf, bij het
horen van de tekst uit Handelingen ervaren: ‘Wat lang, waarom moet ik dit allemaal aanhoren, kom to the
point’. Het blijft een spanningsveld bij de voorbereiding van een dienst: elke preek is uitleg en verkondiging,
dus ook wat uitleg, maar waar stopt de uitleg en begint de verkondiging? Iemand anders zei: ‘Dank, ik ben
tot het eind toe geboeid blijven luisteren, wat een verhaal van die Stephanus!’
Ja, veel uitleg dit keer; en dan te bedenken dat ik in de voorbereiding heel wat heb weggelaten. Stephanus
heeft nog meer manieren om zijn eigen hoorders ondanks zijn lange verhaal te blijven boeien. Hij vertelt bv
29
dat Mozes, die door God is aangesteld als leider en verlosser voor zijn Israëlitische broeders, met deze taak
begint wanneer hij ziet hoe een Egyptische opzichter een Israëliet slaat. Mozes slaat dan de Egyptenaar (zo-
als God later farao en de zijnen slaat). Als Mozes de volgende dag twee Israëlieten ziet vechten roept hij: Jul-
lie moeten niet met elkaar vechten! Maar de Israëliet die de ruzie begonnen was antwoordt: ‘Wie heeft jou
als baas over ons aangesteld? Wil je ook mij doodslaan, zoals gisteren de Egyptenaar?’ Ik denk dat de mees-
ten van ons dit verhaal niet zullen herinneren als het eerste optreden van Mozes als verlosser en leider,
maar als een opwelling van woede. Mozes moest nog veel leren; eerst maar de woestijn in. Stephanus laat je
deze episode opnieuw lezen. Handelingen leert je Exodus opnieuw lezen. Hier is een Bijbeltekst die een an-
dere Bijbeltekst uitlegt. Stephanus’ lezing van het Exodus-verhaal past goed in zijn verdediging. Wat de vade-
ren met Mozes deden bij zijn eerste optreden als de door God gegeven leider en verlosser, dat deden zijn
rechters met Jezus (en met hem). Een belangrijk verzet van de religieuze leiders tegen Jezus was inderdaad
de kwestie van volmacht en autoriteit, lees maar in de evangeliën. En dat had ook bij de arrestatie van Ste-
phanus gespeeld. Waarom hadden ze hem opgepakt? Omdat ze niet tegen hem op konden in openlijke de-
batten. Stephanus sprak ‘met wijsheid en bezield met de Heilige Geest’. Dat voelden ze;maar dat stak hen.
• Hoezo is Stephanus’ verhaal een spiegel voor ons? vroeg iemand anders. Onze situatie is totaal anders?
Zijn wij als die rechters van Stephanus en daarmee als die broeders van Mozes of Jozef? Ik zie dat niet. –Bij
de voorbereiding kwam ook bij mij regelmatig de zucht op, dat bijna niets in de Stephanus-situatie op onze
situatie schijnt te lijken. Wij hebben geen heilige plaatsen en heilige gebruiken meer. Onze protestantse va-
ders hebben ons dat afgeleerd. Een kerkgebouw is een gewoon gebouw. Weliswaar hebben zij van de Bijbel
een heilig boek gemaakt en van sommige leerstukken en leefregels heilige normen. Maar dáar zijn wij sinds
éen of twee generaties ook van bevrijd. Nu er geen heiligdom en ook geen heilige rede of zede meer is, is er
ook geen noodzaak om hen af te breken. De hele aanklacht tegen Stephanus is op ons niet meer van toepas-
sing! Dus ook niet Stephanus’ (bijbels gespiegelde) tegenverwijt aan zijn rechters. Wij dagen iemand die een
andere religieuze visie heeft, niet meer voor het gerecht. Dankzij de scheiding van kerk en staat kan dat niet
eens. En binnen de protestantse kerk is er zo’n rechtbank niet. Het kerkvolk heeft er ook geen behoefte aan.
Vroeger, toen de R.K. autoriteiten de protestanten vervolgden, of toen de Protestantse autoriteiten de
doopsgezinden vervolgden, ja toen leken we op wat de rechters met Stephanus doen.
Inderdaad, niet snel veralgemeniseren. De spiegel kan ook onterecht omhooggehouden worden. Toch is er
niet meer gelijkenis dan we denken. Er zijn nog steeds broeders en zusters die naar onze mening heel ver-
keerde dingen zeggen en doen, dingen waarmee zij ons kerkgebouw of onze goede gewoonten van ons drei-
gen af te nemen. We stenigen hen niet, maar werpen wel woorden als stenen, beschuldigingen en veroorde-
lingen, die net als bij Stephanus maar half waar zijn, of zelfs dat niet, en die sommigen van ons ook tot een
officiële aanklacht maken. Onze situatie is dus toch niet helemáal anders dan toen bij Stephanus.
Er is nog een gelijkenis met onze situatie, die duidelijk wordt als we zien waar Stephanus de stamvaders van
Israël lokaliseert: niet in het heilige land, maar in Egypte. Terwijl zijn rechters, die hij daarmee indirect aan-
spreekt, eerder vanuit een religieus nationalisme handelen: ze doen alsof de Jezus-beweging het centrale
gebouw en de grondwet van hun natie in gevaar brengt en zij als overheid daarvoor moeten waken. Maar
wie is realistischer als het gaat om Mozes’ wetten en de tempel, en wie is geloviger? In Stephanus’ tijd had-
den de joden maar voor een klein deel eigen bestuur, de Romeinen waren de baas in het land. Wel, dat is
ook steeds meer onze, Westerse situatie geworden. Wij Nederlandse christenen leven in een land dat niet
meer volgens de regels van onze christelijke traditie geregeerd wordt. We hebben een overheid die ook de
baas is over de kerk, al zegt ze zich niet met kerkelijke zaken te bemoeien (zoals de Romeinen dat tegen de
joden zeiden). Door de secularisatie is in de hele westerse wereld een vergelijkbare situatie ontstaan als in
30
het Israël van na de ballingschap. Ons huidige conformisme maakt dat we dit maar half zien; voor een deel
steunen we het zelfs, velen van ons wilden vrij worden van een ‘staat met de Bijbel’.
• Was de aanklacht tegen Jezus, dat hij de tempel zal afbreken, eigenlijk niet terecht? Christenen hebben
toch geen tempel meer? –Wel, een Oosters-Orthodoxe of Katholieke basiliek heeft wel iets van een tem-
pel Jezus heeft de joodse tempel niet letterlijk afgebroken en ook niet opgeroepen om dat te doen. Hij
heeft ook nergens gezegd, dat door zijn komst, of door zijn dood en opstanding, de tempel overbodig is ge-
worden. Wel is waar, dat veel christenen het zo uitgelegd hebben. Bv door te verwijzen naar Joh 2:19-22.
Maar dan laten ze uit die verzen weg, dat Jezus, toen hij sprak over het afbreken van de tempel in drie da-
gen, ‘sprak over de tempel van zijn lichaam’. Uit Jezus’ woorden is ook niet af te leiden, dat God in de mens
Jezus woont en dus niet meer in een tempel of godshuis. Er is alleen een prioriteit af te leiden: dat God meer
in mensen dan in een gebouw wil wonen (en dat Hij het meest in Jezus woont, in hem helemaal, zie Col 2:9).
Maar dat is primair oudtestamentische profetie (zie bv Jer 31:33).
De afbraak van de tempel is na Jezus’ dood en opstanding inderdaad een feit geworden, is door hem ook
voorzien, maar zeer betreurd (zie bv Mat 23: 37-38). In dit alles staat Jezus opnieuw in de lijn van de oudtes-
tamentische profeten. De verwoesting van de tempel en de verwerping van de profeten worden in het Oude
Testament op conto van de Israëlieten zelf gezet, en op dat van een niet-gelovige (‘heidense’) macht die hen
overmeesterden, zoals de Babyloniërs. De Israëlieten hadden de steun van God voor hun natie verspeeld
door Mozes en de Thora niet langer als natie te volgen. Op vergelijkbare wijze waren het weliswaar de Ro-
meinen die de tempel verwoestten, maar was dat in wezen vanwege de Israëlieten die niet wilden luisteren
naar de ‘profeet als Mozes’ en zijn richtlijnen.
Maar heeft Jezus dan in elk geval niet de wetten van Mozes zelf veranderd? Dat hebben christenen toch al-
tijd gesteld, zeker protestanten? Jezus heeft ons bevrijd van het juk van de wet! Dankzij zijn offer zijn bv alle
voorschriften uit de Thora over de offercultus (die in de tempel plaatsvond) overboord gezet. –Ook hier
moeten we waken om Bijbelteksten niet meer te laten zeggen dan zij zeggen. Jezus kwam niet om de wet af
te schaffen, maar om die te vervullen. De wet vervullen is: de wil van God doen in elke situatie van je leven.
Dat is te veel en te beweeglijk om in voorschriften vast te leggen, al zijn er wel allerlei voorschriften voor te
geven. Eigenlijk kan dat alleen een levende menselijke persoon die is als Gods Persoon en die in al die situa-
ties komt te staan. Wel, precies die persoon was Jezus, zo getuigt het Nieuwe Testament. Hij is de vervulling
van een oudtestamentische visie: Gods beste verlossende woorden zijn mensen die ze leven. –Waarom werd
een deel van de Thora afgeschaft? Omdat de tempel verwoest werd. Daardoor was het eenvoudig onmoge-
lijk geworden om de voorgeschreven offers te brengen. Over de tempel staat in de Hebreeënbrief alleen, dat
hij ‘de verdwijning nabij is’. Pas bij Christus’ wederkomst zal hij echt verdwijnen. Op de nieuwe aarde is er
geen tempel meer. Tot die tijd is een verwoeste tempel of een afgebroken godshuis eigenlijk zonde.
• Iemand zei: In je preek zit een brok nadenken over hoe je de Bijbeltekst goed leest. Kun je daar wat meer
over zeggen? –In mijn andere halve baan, in Leuven, is bijbeluitleg éen van de vakken die ik geef (hermeneu-
tiek heet dat tegenwoordig). Sommige Bijbelverhalen moet je historisch nemen, andere meer als gelijkenis.
In het Oude Testament zijn de boeken Samuel-Koningen een mooi voorbeeld van het eerste, het boekje Jona
van het tweede; het Jozef-verhaal (Gen 37-50) is een mooie combinatie van beide. Een gelijkenis vertelt
geen geschiedenis, maar geeft de geschiedenis in een metafoor en geeft zo een duiding van het gebeuren.
En een geschiedenis krijgt door de manier waarop die verteld wordt in de Bijbel de kracht van een gelijkenis.
Nu is het boeiende, dat zowel in meer historische als in meer gelijkenis-achtige Bijbelteksten iets gebeurt dat
hen een bijzonder karakter geeft. De geschiedenis of de gelijkenis wordt zo verteld, dat zij een appèl doet op
31
de hoorder of lezer. Het verhaal wordt tot een spiegel, die de lezers naar zichzelf laat kijken, niet om ze daar-
mee vast te leggen, maar om ze tot een keus op te roepen. Hoe donker die spiegel ook is – als de geschiede-
nis triest afloopt of de zoveelste herhaling van een oud patroon laat zien –, altijd blijft er een opening, die de
Geest gebruikt om hart en geweten van de hoorders te raken. We hebben het gemerkt: Stephanus vertelt
zijn rechters de geschiedenis van Israël in een selectie van oudtestamentische teksten. Hij doet dat zo, dat de
geschiedenis van Israël een gelijkenis wordt, ongeveer zoals de gelijkenis die profeet Nathan aan koning Da-
vid vertelde. Dat bracht de koning tot een keus. David zag de gelijkenis, en ging door de knieën – de rechters
ontkennen elke gelijkenis en doden de profeet.
• Iemand zei spontaan: Ik dacht dat ik het verhaal van Stephanus wel kende. Maar dat was dus maar heel
oppervlakkig. –Het verhaal over Stephanus, met het vervolg van Paulus, is inderdaad bekend, maar het ver-
haal van Stephanus, zijn verdediging, veel minder. Toch is dat vooral omdat we denken dat het een veel min-
der goed verhaal is dan het in feite is. We hebben gemerkt hoe Stephanus via een na-vertelling van het Bij-
belverhaal zijn hoorders stap voor stap ertoe brengt om zijn zaak in het goede licht te zien. En hoe hij dat
ondertussen ook doet met onszelf, moderne lezers, die zijn verhaal eerst nogal oeverloos vinden, maar bij
nauwkeuriger luisteren heel ter zake. Bij dit alles spreekt Stephanus in zijn verdediging nergens over zichzelf!
Hij is heel bescheiden. Hij spreekt als maar éen persoontje in een volk met een lange geschiedenis, die ook
een geschiedenis van veroordelingen is. Maar dan wel een persoontje dat met de geschiedenis van zijn volk
zoals het in de Bijbel wordt naverteld zijn broeders en zusters een spiegeltje durft voor te houden. En zo een
getuige is van de weg die de Heer met mensen ging en gaat.
32
V Gedoopt in de dood van Christus Gedachtenisdienst 24-11-19 Verlosserkerk
Bijbellezing: Rom 6: 1-13
Mag ik u een vraag stellen? Weet u of uw dierbare, die wij vandaag gedenken, ook gedoopt is? Ik heb het
niet nagevraagd op het Kerkelijk Bureau, maar ik denk eigenlijk: ja, de overledenen die we vanmorgen ge-
denken zijn allemaal gedoopt. En uzelf, bent u ook gedoopt? Misschien ook wel allemaal, of bijna allemaal.
In de kerk houden we soms een doopgedachtenis. Dan kan ieder die gedoopt is, maar misschien lange tijd
weinig aan zijn of haar doop gedacht heeft, de herinnering aan de doop opfrissen, zodat de betekenis ervan
weer gaat leven. Bij hen die als kind gedoopt zijn, kan dan de doop zo gaan leven, dat zij er ook als volwasse-
nen achter kunnen staan.
Doopgedachtenis houden we meestal rond Pasen. Maar het zou ook wel op de laatste zondag van het kerke-
lijk jaar passen, zoals vandaag, wanneer we onze overledenen gedenken. Misschien lijkt dat even iets heel
anders. Doop is voor kinderen, de gedachtenis is meestal voor oudere, vaak heel oude mensen. Na de doop
heb je het leven nog voor je, bij de gedachtenis – – niet meer?
We gedenken overledenen die bijna allemaal gedoopt zijn. We hoorden een tekst uit de bijbel: Wie gedoopt
is, is gedoopt in de dood van Christus. Dat klinkt mogelijk een beetje eng of mysterieus, maar wat bedoelt
Paulus, de schrijver van deze woorden hiermee?
We moeten dan even terug naar de geschiedenis van Israël zoals die verteld wordt in het eerste, grootste
deel van de bijbel. Paulus is een Israëliet, hij ziet de weg die Jezus is gegaan als de vervulling van de weg van
zijn volk Israël. Israël werd door God geroepen en door God gezegend, maar heeft ook gemerkt dat velen
daarin niet meekwamen of afhaakten. Dat werd zo erg, dat het volk door een diep dal is gegaan. Jeruzalem is
veroverd en verwoest, de mensen werden afgevoerd uit het land. Je kunt wel zeggen: Israël is gestorven.
Maar zij die trouw bleven aan de roep van God kregen een nieuwe toekomst. Dat kunt u allemaal lezen in
het Oude Testament.
Jezus is ook een Israëliet, hij is de redder en koning van Israël, die de weg van zijn volk is gegaan. Hij trad op,
kreeg veel invloed, maar werd ook steeds meer tegengewerkt. Hij bleef vertrouwen op God en goed doen,
zelfs toen hij tenslotte werd gedood. God heeft hem opgewekt uit de dood.
Paulus zegt dus, dat wij, als we gedoopt zijn, erop mogen vertrouwen dat God met ons is zoals Hij met Jezus
was en zoals Hij met Israël was. Als ons leven in problemen komt en door een diep dal gaat en wij blijven
vertrouwen op God en goed doen, zorgt Hij voor een nieuwe toekomst. Dat doet Hij zelfs als we door het dal
van de schaduw van de dood heen gaan. Van deze weg, deze onderdompeling in het leven tot in nood en
dood, is de doop het teken. Voor wie gelooft is kopje onder gaan in het leven ‘sterven met Christus’ – om
met hem te leven. Hij houdt je vast en trekt je er doorheen.
Dopen en sterven liggen dus inderdaad niet ver van elkaar. In de doop wordt eigenlijk het hele leven samen-
gevat, van geboorte tot en met dood, met de belofte van nieuw leven. Jezus leefde en stierf, en nu leeft hij,
voor altijd. Hier staat het doopvont met de kaarsen van onze overledenen, daar staat de Paaskaars die
brandt, teken van de opstanding van Christus. We steken de kaarsen van onze overledenen straks aan de
Paaskaars aan. We gedenken onze gestorvenen met het licht dat bij hun doop ontstoken is.
33
Nu moet ik er nog éen ding bij zeggen. Paulus zegt het ook, hij begint ermee, misschien schrok u ervan toen
u de Bijbellezing hoorde. Dopen heeft ook met zonde te maken. Dat woord ligt niet lekker, ook niet bij hen
die na hun doop het geloof en de kerk hebben vastgehouden. Het is ons allemaal vreemd geworden. Wat is
zonde? Je zondigt als je iets verkeerds doet tegenover een ander mens, jezelf en God. Van deze drie mag nie-
mand ontbreken: je zondigt als je een naaste, jezelf of God onrecht doet. Wat zegt Paulus nu? Als je gedoopt
bent, kun je het niet meer máken om te zondigen.
Paulus denkt weer aan de weg van Jezus. Jezus heeft zijn hele leven tot in het uur van zijn sterven op God
vertrouwd, hij bleef God en mensen liefdevol recht doen, ook door hen te vergeven. Als dopen betekent
sterven met Christus, dan betekent dat: hem proberen na te volgen, en dat betekent: stoppen met onrecht
doen en vergelden, met God niet vertrouwen en met verkeerd handelen, kortom: met zondigen.
De omschrijving van de doop die ik zojuist gaf was dus nog niet volledig. De doop is het teken van een onder-
dompeling in het leven, met Christus, en daarom zo, dat je je in die onderdompeling laat schoonwassen. De
doop is een bad.
Het kan ook anders gaan. We kunnen zo ondergedompeld worden in het leven, dat we vuiler worden. Voor-
spoed en succes maken ons verwend of verwaand. We laten ons geloof los. Tegenslag en bedrog maken ons
bitter. We laten ons geloof verder los. Eigen fouten maken ons gemakzuchtiger, schuldiger. En met de jaren
stapelt het op. Hoe worden we weer schoon, hoe blijven we schoon? Door de zonde geen kans te geven, in
welke situatie je ook verkeert. En als je al fouten gemaakt hebt, door dit te erkennen en vergeven te worden.
Zo, zegt Paulus, wordt de doop een teken dat ons sterkt in de strijd tegen de zonde.
Als je gedoopt bent, zegt hij, wil je leven en sterven met iemand die in zijn leven en sterven de zonde heeft
overwonnen. Hoe heeft Christus de zonde overwonnen? Door zelf niet te zondigen, niet in zijn leven en niet
in zijn sterven. De verleiding daartoe was er, in allerlei situaties, maar hij heeft niet toegegeven. Hij is zijn
naasten en God blijven liefhebben, tot in zijn sterven. En die naasten die wel toegaven aan zonde, die in al-
lerlei situaties God en mensen onrecht deden, die hem bezeerden en hem zelfs van het leven beroofden –
die naasten heeft hij vergeven, tot in zijn sterven.
Zo heeft hij hun zonden overwonnen. Door voor hun zonden te betalen met zijn leven – door hun zonden
met hem te laten sterven. Wie hierdoor geraakt is en het gelooft, wordt schoon gewassen. Wie het niet ge-
looft blijft met zijn zonden zitten.
Paulus zegt het ook zo : Christus heeft de macht van de zonde gebroken. Ja, in zijn leven en sterven kon de
zonde niet doorwerken, geen vervolg krijgen, niet in zijn acties en niet in zijn reacties. Zo de macht van de
zonde breken, dat heeft God de toekomst gegeven. Zo wil hij op alle plaatsen en tijden de zonde overwin-
nen. Hij wil ons allemaal iets van het licht en de kracht van Christus schenken, zodat ook in ons leven en ster-
ven de zonde doodloopt en het leven kan doorgaan.
Dat is wat onze doop ons toeroept: Laat de zonde doodlopen, zodat het leven door kan gaan. Laat de zonde
met u sterven. Dan kan zelfs de dood niet meer voorkomen dat het leven doorgaat. Kijk maar naar Jezus. En
als u werkelijk wil dat hij met u is, maar u merkt dat u toch weer zondigt – kijk dan opnieuw naar hem die
met u ondergedompeld is. Die u opnieuw wil vergeven. Die voor u instaat met zijn leven.
Wanneer we zo onze levensweg gaan, vanuit onze doop, is ons sterven niet het einde, maar een definitief
nieuw begin.
34
UIT DE LITURGIE
Er is een liturgieboekje gemaakt
Gebed bij opening van bijbel
God, we gedenken onze mensen die gestorven zijn. Misschien onze opa of oma. Misschien onze vader of
moeder. Misschien onze partner. Of onze broer of zus. Misschien moesten we ons kind voor laten gaan in de
dood. Heer, dat doet pijn. De bijbel lezen met tranen in de ogen is niet gemakkelijk. Help ons, geef dat we
kunnen luisteren en in de woorden iets van U, onze schepper mogen horen. U die ons geen pijnloos leven
hebt beloofd, maar wel een einde aan alle pijn in het vooruitzicht stelt, wees met ons vanmorgen.
Moment met de kinderen
Over twee weken wordt er hier een kindje gedoopt. Misschien is Chloe in de kerk, even kijken [..] Oef, zien
jullie dat, daar is het doopvont met het bakje met water, maar het is helemaal vol gezet met kaarsen. Zo
kunnen we niet dopen!
Die kaarsen zijn er om te denken aan de mensen die gestorven zijn. Dan doen we vandaag. Dat is iets heel
anders dan dopen, niet? Sterven en dopen lijken even verschillend als een baby en een heel oud iemand.
Toch hebben ze met elkaar te maken. Om dat uit te leggen moet ik wat over de doop vertellen.
Jullie weten vast allemaal hoe dat gaat, dopen in de kerk. [..] Zeker, we doen water op het hoofdje van een
kindje, water uit dat doopvont. Maar vroeger, heel lang geleden, nog langer geleden dan ik mij kan herinne-
ren, was dat bakje met water veel groter dan nu. Toen werden ook grote mensen gedoopt. Zij moesten het
water in en gingen kopje onder. Net als in een heel groot bad. Als ze er dan uit kwamen, kregen ze een
nieuw kleed om. Weten jullie waarom dat toen zo werd gedaan?
Als je gedoopt bent, als je uit het water komt, ben je helemaal schoon, en krijg je een nieuw leven dat nooit
voorbij zal gaan… Als je gedoopt bent neemt Jezus je mee door het leven en neemt hij je ook mee door de
dood. Als je gedoopt wordt ga je met Jezus mee door zijn leven en door zijn dood.
Jullie gaan naar je eigen dienst en nemen het licht van de Paaskaars mee, het licht van hem die leefde en
stierf en nu leeft.
35
VI Leeuw van Juda 2e Advent, bediening H. doop, Verlosserkerk 8-12-19
De opdracht om te dopen hebben we van onze Heer Jezus zelf ontvangen. U kent allemaal de woorden die
hij bij zijn hemelvaart zei: Maak alle volken tot mijn discipelen, doop hen in de naam van de drie-ene God.
Volken dopen, dat is hen tot volgelingen van Jezus Christus maken. Dopen is ondergedompeld worden in le-
ven en sterven, maar met Christus, aan zijn hand. Dopen is zijn weg door leven en sterven vertrouwen als dé
weg door het leven en door het sterven. Zijn weg was de vervulling van Israëls weg, en zo is dopen de weg
gaan van Israël, het volk van Jezus, zoals de bijbel die tekent. Gedoopt worden is lid worden van deze familie.
Als je gedoopt wordt krijg je dezelfde vraag als wanneer je trouwt: bij welke familie hoor ik nu? Laat ik met-
een een modern misverstand wegnemen. Het is geen geestelijke familie, geen groep mensen die alleen een
geestelijke overtuiging deelt. Het is een familie van vlees en bloed. Wie broeder en zuster van Jezus wordt,
wordt dat met geest én lichaam. Je kunt niet half christen zijn; ben je gedoopt, dan hoort ook je leven ‘in de
wereld’ bij Christus, dan is ook je leven in het gezin en op je werk gedoopt, je leven in de maatschappij met
zijn politieke en economische kanten. Ik heb het al vaker gezegd: dopen is met Christus ondergedompeld
worden, in het leven als in een bad, met huid en haar, er blijft geen lichaamsdeel droog en ongewassen. Wat
gebeurt er met ons leven in al zijn aspecten als het gedoopt wordt? Dan komen ze op de tweede plaats te
staan. Dat geldt dus ook voor de bloedband, met alles wat daar aan vast zit. Als die gedoopt is, staat hij op
de tweede plaats. Dan is hij ook schoongemaakt, gered. Ons leven wordt door de Heer gered door het hele
leven heen. Dat is spannend, want het betekent dat overal waar bloedband of werk of welvaart op de eerste
plaats staan, zij in gevaar zijn. Willen ze behouden blijven, dan moet God wassen en zij minder worden.
Laten we zien bij wat voor familie we gaan horen als we gedoopt zijn. De bijbel tekent Gods volk als een fa-
milie waarin van alles speelt: de familie van Jacob, die ook wel Israël genoemd wordt. De vader van deze fa-
milie kreeg de naam Israël omdat hij met God gevochten heeft, en hij heeft met God gevochten over die din-
gen die ik zojuist noemde: hij wilde een gezin, hij wilde veiligheid en welvaart, voor hem stond dat allemaal
op de eerste plaats. Hij wilde die zo graag dat hij er zijn vader en broer voor heeft bedrogen. Zelfs toen hij
zijn broer weer onder ogen zou komen en hij met God vocht, zei hij tegen God: U moet mij zegenen. God
moest hem mank maken, anders was hij nog niet helemaal door de knieën gegaan. –Velen zijn uit de familie
gestapt omdat God hen niet zo wilde zegenen zoals zij dat wilden. En zij wilden niet gaan hinken. Ze zijn het
gevecht met God uit de weg gegaan.
En nu gaat vader Jacob zelf zegenen. Hij is oud en heeft twaalf kinderen gekregen, zij worden de stamvaders
van de grote familie van God. Hoe gaat de zegen van God nu over van de vader op de zoons? Opnieuw niet
zonder een gevecht en een nieuw mankgaan. We kennen het gebruik, het leefde tot voor kort ook in ons
Westen: de oudste zoon krijgt de belangrijkste zegen. Dat is Ruben. Maar deze oudste zoon van Jacob heeft
iets gedaan waar vader niet blij mee was. En dat geldt voor de tweede en derde zoon, voor Simeon en Levi
nog meer. Zij hebben mannen die hun zus dreigden te onteren, vermoord. Het siert vader dat hij hen dat
niet kan vergeven. Moord in reactie op de dreiging van oneer: dat gaat nog heel wat verder dan oog om oog.
Jacob zegt tegen zijn zoons: ‘Jullie krijgen allemaal een plek in het beloofde land, waar je kinderen en klein-
kinderen veilig en welvarend kunnen opgroeien’. Maar Jacob belooft Simeon en Levi geen eigen gebied. Ge-
lukkig is er een broer die iets barmhartiger is dan vader. Later, als ze in Kanaän zijn, geeft Juda, de vierde
zoon, aan Simeon een deel van zijn gebied.
36
Juda was ook de zoon die zijn jongere broertje, Jozef had willen redden toen de andere broers hem wilden
doden (Gen 37: 21). En Juda was de zoon die zichzelf aanbood om gestraft te worden in plaats van zijn jong-
ste broertje, Benjamin. Weet u wel, er werd een beker in de zak van Benjamin gevonden, die was gestolen
van de onderkoning van Egypte..(Gen 44: 16). Juda, de vierde zoon krijgt van zijn vader de belangrijkste ze-
gen. Juda zal de belangrijkste broer worden, hij zal de belangrijkste stam in Israël worden, en dat zou altijd
blijven. Allemaal profetieën die uitgekomen zijn. God heeft zich er achter gesteld. Kennelijk houdt ook Hij in
zijn zegeningen rekening met de daden van mensen. De eerste drie zoons van Jacob krijgen niet wat ze had-
den kunnen krijgen. Ze worden niet uit de familie gestoten (dat had ook nog gekund), maar ze betalen wel
een prijs. Zo gaat dat in deze familie.
Behalve de verrassing dat niet de oudste zoon de belangrijkste zegen krijgt, is er nog een verrassing. We we-
ten allemaal dat Jacob de zegen liever aan nóg iemand anders had gegeven. Vader heeft altijd een lievelings-
zoon gehad. Jozef. De meesterdromer die door zijn broers verkocht is naar Egypte. Van Jozef was voorspeld:
je andere broers zullen voor jou buigen (zoals de korenschoven in je droom). Dat is overigens ook uitgeko-
men. Maar als Jacob zijn zegen aan Juda geeft, zegt hij: ‘Voor jou zullen al je broers buigen.’ Juda krijgt de
zegen van Jozef. Wat mensen verkiezen en wat God verkiest liggen niet altijd op éen lijn. Soms gaan mensen
zelf ook om, zoals Jacob, en gaan ze met God mee. In deze familie kunnen rollen verrassend wisselen.
En dan de zegen zelf – wat voor mooie dingen worden Juda in het vooruitzicht gesteld! Jacob zegt het heel
beeldend: Juda is als een leeuw, een jonge leeuw. (De tekst gebruikt wel drie woorden voor ‘leeuw’; die heb-
ben wij niet in Europese talen, daarin lijkt de Bijbeltaal op sommige Afrikaanse talen.) Het beeld van de
leeuw die zijn prooi verscheurt kan ons op een verkeerd been zetten, het gaat niet om zijn verscheurende
kracht. Zie een leeuw liggen na de maaltijd, zo soeverein en vanzelfsprekend zichzelf, zo onbetwistbaar ko-
ninklijk. Dat is het plaatje dat we voor ons moeten houden, en dan vervolgt de zegen: Juda zal koninklijk zijn:
de koningsstaf – het attribuut dat laat zien dat hij koning is – zal niet van hem wijken.
Wat voor een koning, wat voor een leider zal Juda zijn? Jacob zegt: ‘Je broers zullen je loven, je hand ligt op
de nek van je vijanden’. Weer een beeld dat ons gemakkelijk op het verkeerde been zet. Westerse christe-
nen houden niet van baasjes, heersers, geweld. Maar het gaat hier om vijanden, mensen die je kwaad willen
doen. Als mensen je kwaad willen doen, en ook zullen doen als ze de kans krijgen, ligt dat niet altijd aan jou
en kan jij dat niet altijd veranderen. Dan is het toch mooi als je dat kwaad kunt tegenhouden. Als je een vuist
kunt maken die hen ervan weerhoudt je kwaad te doen. Is dat geweld? Is dat verkeerd? Dan zouden we als
christen bijvoorbeeld geen steun mogen geven aan de verdediging van ons land, van onze families.
Dan volgt er een mysterieuze toevoeging. De zegenende Jacob zegt nu: ‘Die koningsstaf zal in Juda zijn totdat
hij komt die er recht op heeft en die alle volken zullen dienen’. Juda heeft in de omgang met zijn broers iets
van het rechtdoen van God laten zien. Juda was niet volmaakt, maar uit zijn geslacht zal iemand komen die
dit rechtdoen wel volmaakt zal tonen en daarom de koningsstaf helemaal waardig zal zijn. Deze afstamme-
ling van Juda zal niet alleen koning zijn over Israël, maar over alle volken. Vader Jacob voorziet dat zijn fami-
lie, de familie van God, een hoofd krijgt voor wie ook Juda zal buigen, maar dat is dan iemand uit zijn ge-
slacht, met zijn stijl van zorg voor broeders en zusters.
Tot slot zegt de zegen nog twee dingen van Juda, met twee andere beelden. Eerst het beeld van heel ander
dier. Leiders, koningen, reden in die oude tijden op paarden, dat was het teken van hun macht, hun status.
Als leider van de broers rijdt Juda op een ezel. Dat zijn Israëls koningen uit de stam van Juda ook blijven
doen. David deed dat, Salomo ook nog. Pas daarna schaffen Israëls koningen ook paarden aan. Zoals u weet
ging het toen ook geleidelijk mis… Meteen volgt een tweede beeld: Juda bindt zijn ezel aan een wijnstok als
37
hij de druiven gaat oogsten. De wijnoogst is overvloedig, vader Jacob zegt: ‘Jij Juda zult een koning zijn die je
mantel niet zal wassen in het bloed van vijanden, maar in het bloed van wijn: in feestvreugde, in een diepe
vreugde over het goede leven.’ Jacob tekent zijn vierde zoon met ogen fonkelend van wijn en met tanden
wit als melk. Dit beeld komt in de bijbel zo alleen nog voor in Hooglied, in het lied waarin de liefde van li-
chaam en ziel gevierd wordt. Het is ook het beeld dat de bijbel van de op éen na beroemdste afstammeling
van Juda schildert: David. In de familie van Juda wordt de wijn van het koninkrijk geschonken. Daar is de
vreugde over een liefde en trouw die sterker zijn dan de dood.
Wie gedoopt is, wordt lid van de familie van Jacob, de familie van Juda en David, de familie van Jezus. Een
familie uit alle volken, omdat uit éen mens iemand is voortgekomen die het verdient om alle volken te lei-
den. Naar zijn opdracht dopen wij – dopen wij vanmorgen ook Chloe. We dopen Chloe zodat ook zij in Juda
een voorvader mag zien, en in zijn rechtdoen, zijn goede zorg voor broeders en zussen zal delen. We dopen
Chloe zodat ook zij in de zegen van David en zijn grootste zoon, Jezus zal delen. Vanmorgen heeft de leeuw
van Juda een nieuw welpje gekregen.
LITURGIE
Orgelspel & Stilte
Bemoediging allen gaan staan
O: Onze hulp is in de Naam van de Heer
A: die hemel en aarde gemaakt heeft
O: die trouw houdt tot in eeuwigheid
A: en niet loslaat wat zijn hand begon.
Drempelgebed
Openingslied 351
Groet: V: De Heer zij met u,
G: Ook met u zij de Heer daarna gaan allen zitten
Woord van welkom & Inleidend woord
Gebed: gezongen kyrië en gloria: 69: 1,4, 9
***
Gebed bij de opening van de Bijbel
Bijbellezing: Genesis 49: 8 t/m 12
Lied 78: 23, 24
38
Uitleg en verkondiging
Lied: 347
***
Doop van Chloe
In mijn eigen gezinnetje heb ik gemerkt dat Nederlands een heel moeilijke taal is als je die moet le-
ren. Daarom zal ik de doopceremonie zelf in het Engels doen, voor Esther en haar metgezellen. De
preek was de doopuitleg (Esther en wie dat wilde hebben die in het Engels kunnen meelezen), we
kunnen nu meteen overgaan tot de doop zelf.
V: Esther Namutebi, please stand up.
V: Esther, do you desire that your child, Chloe is baptized?
Esther: Yes
V: Esther, would you with Chloe and Rosemary, Ivy, the children, please come to the baptismal font?
Chloe Cissy Zalwango Mawanda, I baptize you in the name of the Father, the Son and the Holy Spirit.
V: Esther, do you promise to show your child in word and deed how our Lord Jesus wants us to live?
Esther: yes
V: Chloe and Esther may now receive the blessing and assignment of our Lord.
--Chloe, God our Father blesses you. Listen to his voice when you grow up, He will take care of you as
his own child.
--Esther, your child is God’s child now, let him love you and take care of you also in your care for her.
V: There is a baptismal witness, Rosemary, please rise. Are you willing to help Esther to make her
commitment come true?
Rosemary: Yes, I promise.
V: And you, members of the community of Jesus Christ in Bussum, are you willing to help Esther in
her commitment whenever it is fitting and needed? Will you help Chloe in growing up as a Christian?
All: Yes, we promise.
V: You who just made a promise, mother Esther, witness and community members: May our Lord
Jesus help you in your willingness to help the baptized Chloe!
We sing the confession of our faith: NLB 340b all rise
Card and candle, bible and flowers, children’s present
Mededelingen & Inzameling van de gaven
Gebeden met Stil gebed, Onze Vader
Wegzending
Zegen = slotlied: 428 (eerst in Engels, dan Nederlands) allen gaan staan
Woorden van Jezus tot zijn discipelen, nadat hij de koningsstaf gekregen had
Orgelspel
39
Drempelgebed
God, begin en einde
liggen soms dicht bij elkaar.
Twee weken geleden herdachten we
onze overledenen en vandaag
wordt éen van onze kinderen gedoopt.
Twee weken geleden hoorden we dat
we gedoopt zijn in de dood van Christus,
om met hem op te staan en te leven.
Neem ons mee op zijn weg, God,
hoe oud of jong we ook zijn,
de weg door het licht
naar de diepte van
dood en leven.
Amen.
Gebed bij opening bijbel
God, help ons om U te verstaan vanuit uw boek, de bijbel. Veel beelden komen uit een andere tijd en cultuur
en roepen bij ons soms associaties op die zo niet bedoeld zijn. Geef dat we open staan voor andere tijden en
culturen, ook als die vreemd overkomen. U bent onze schepper, uw woord is daarom voor elke tijd en elke
cultuur: geef dat we in de gewone en ongewone beelden iets mogen horen dat voor alle volken geldt, iets
dat alle culturen steunt en alle culturen onder kritiek stelt, ook de onze. God, help ons U te verstaan vanuit
de bijbel.
Herdenken
Het is al eerder in deze dienst gezegd, einde en begin liggen dicht bijeen. Van dopen gaan we over tot her-
denken. Afgelopen week zijn twee van onze gemeenteleden overleden. Wilt u gaan staan.
In de morgen van maandag 2 december jl. overleed Theo Moolhuizen. Hij werd 82 jaar. Theo overleed in hos-pice ‘C’est la Vie’ aan de gevolgen van alvleesklierkanker. Hij was al langere tijd ziek, maar de ernst van de ziekte openbaarde zich pas in de laatste weken in alle hevigheid. Theo werd een kleine week vóór zijn over-lijden overgebracht naar het hospice vanuit zijn huis aan de Aaltje Noorderwierlaan, waar hij met zijn echt-genote Alie woonde. Hij had moeite met het achterlaten van zijn echtgenote, zijn kinderen en kleinkinderen, één uit een eerder huwelijk dat tot een voortijdig einde kwam door het overlijden van zijn eerste echtgenote Grietje Wijnja, en twee uit een eerder huwelijk van Alie, die ook haar echtgenoot voortijdig verloor. Theo koesterde al zijn kinderen en kleinkinderen als zijn eigen familie. Theo was een gelovig mens die zijn geloof heeft moeten zoeken en vinden in een strenger-christelijke omgeving. Over dat geloof sprak hij niet veel. Daarvoor woorden vinden vond hij moeilijk. Het ontvangen van kinderen was moeilijk. Zeer dankbaar was hij, toen er toch nageslacht kwam: zijn dochter. Op de voorkant van de rouwkaart prijkt een orchidee, een geschenk voor alle verplegend personeel bij de komst van Mariëtte, voor dit geschenk van leven. Na een pe-riode van afwezigheid bezocht Theo met zijn vrouw Alie de Wilhelminakerk, totdat het niet meer ging. Nu is hij, zoals de rouwkaart zegt ‘In Christus geborgen, wachtend op de dag van morgen’. Op maandag 9 december a.s. kunt u afscheid nemen van Theo in een uitvaartdienst in de Wilhelminakerk. De dienst begint om 11.00 uur. Om 12.30 uur wordt Theo begraven op de Algemene Begraafplaats aan de
40
Nieuwe Hilversumseweg 70 in Bussum. Daar is na afloop ook gelegenheid tot condoleren. De uitvaartdienst staat onder leiding van ds. Wielie Elhorst (hij schreef ook dit in memoriam), de begrafenis onder leiding van ds. Gert-Jan Vogel. Gisteren hoorden we dat David Knibbe is overleden. Hij is 91 jaar geworden. We kunnen nog niets zeggen over de afscheidsdienst, dat komt later, maar we wilden u nu al op de hoogte brengen en David vandaag ge-denken. David was de laatste weken heel vermoeid, hij wilde geen lijdensweg als het einde in zicht kwam, en zo is het ook gebeurd, hij is in zijn slaap overleden. De laatste jaren was hij vaker in het ziekenhuis, onder meer voor een stoma, die bleef lekken. Zijn vrouw Margreet zocht hem dapper op, dagelijks, maar raakte niet lang daarna ook zelf in de lappenmand en moest vervolgens opgenomen worden. Op éen van de bezoe-ken in het ziekenhuis vertelde hij me dat hij samen met Margreet een lang en rijk leven gehad heeft. Na zijn werk konden ze samen vele wereldreizen maken, deels in het kader van nieuw werk – David bleef altijd ac-tief. Ook in de kerk. Hij is voorzitter van de kerkenraad geweest, liet zijn stem steevast horen op gemeente-avonden, deed mee op de Zacheus-gesprekken. Hij was vasthoudend, beleefd, belezen, ook in theologie (soms kregen ds Heleen van Beelen en ik van hem een mail waarin hij een eigen visie ontwierp, zoals laatst nog over evolutie en schepping). Hij en Margreet woonden nog niet zo lang in een mooi appartement naast de Wilhelminakerk, waarmee ze vanaf september dit jaar onder de pastorale zorg van ds Wielie Elhorst kwa-men. Toen ik hem op de Brinklaan opzocht om de zorg over te dragen, zei hij iets dat ik graag doorgeef: 'Margreet en ik hebben niet zo lang geleden een heel kostbare vakantie met onze beide kinderen gehad, op Curacao. Kan ik alle oude ouders alleen maar aanraden.' We bidden Margreet veel kracht en vrede toe, we danken David voor alles wat hij betekend heeft, ook voor ons en onze gemeente.
Gebeden
Diaken
In uw familie, Heer, in uw koninkrijk kunnen rollen omgekeerd worden. U wilt allen zegenen, maar in recht-
vaardigheid. Ook in uw barmhartigheid blijft U rechtvaardig. Geef dat wij hierin uw kinderen en navolgers
mogen blijken, in het klein en in het groot. Eeuwenlang waren de christelijke volken uit Europa de meest ge-
zegende volken. In onze landen hebben we uw heerschappij handen en voeten gegeven en we droegen het
de hele wereld over. Maar daarin is ook veel verkeerd gedaan, en de rollen zijn al lange tijd geleden omge-
draaid. De laatste decennia komen christenen uit Afrika naar Europa en beschamen ons. Heer, we danken U
voor onze broeders en zusters uit Afrika en andere werelddelen! Geef dat we onze zorg voor elkaar handen
en voeten geven, met hart en ziel. Zo bidden wij U allen tezamen…
Predikant
Omzien naar elkaar, uw wil doen, uw wil vorm te geven in ons maatschappelijke en persoonlijke leven, dat
kunnen we te fel doen, zoals Simeon en Levi, en dat heeft een forse prijs, in het groot en in het klein. Christe-
nen uit Europa hebben in het verleden hun macht ook misbruikt, en daarvan dragen we de gevolgen. Maar
we kunnen uw wil ook te half-half, te gedwee vormgeven in ons maatschappelijke en persoonlijke leven, zo-
als Ruben deed. Ook dat heeft een prijs. God, maak ons weerbaar tegen de woedende leeuw in ons en tegen
het lammetje in ons!
Help ons ook als we goed omzien naar elkaar en op goede wijze uw wil vormgeven in ons leven, zoals Juda
deed. Want dan kost het ons iets. Als we niet meegaan met de meerderheid van de familie of de gemeente
wanneer die te boos is, staan we alleen en gebeurt wat eigenlijk beter zou zijn. En als we ons borg stellen
voor een broeder of zuster, kunnen we zijn pijn of haar straf te dragen krijgen. Heer, geef ons kracht, wek in
41
ons hart die leeuw die al naast het lam ligt, zoals bij u, zoon van David, zoon van Juda, onze Heer. Zo bidden
wij U allen tezamen…
God, wij danken en bidden U voor Esther en Rosemary, voor Chloe en Ivy. Voor allen die al eerder en op gro-
tere afstand met hen meegekomen zijn in onze kring, Edith, Gloria, Primrose, Isabella en haar kinderen. Voor
anderen die uit Afrika of uit andere delen van de wereld naar ons land kwamen en deel van onze gemeente
geworden zijn. Zegen hen, sterk hen. Sterk en zegen ons allemaal, Heer Jezus, wij zijn uw gemeente. De pro-
feet Amos vertelt dat hij U hoorde brullen uit Sion, als een leeuw die zijn jongen beschermt en waarschuwt
en bemoedigt. Laat U horen, Heer, wek ons op met uw kracht.
Hoor ons stil gebed, Heer
Onze Vader, ieder in de eigen taal
42
VII Man naar Gods hart
Derde Advent, over David, Verlosserkerk 16-12-19
De Bijbeltekst van vanochtend is als een schilderij dat ik alleen goed kan uitleggen als ik eerst iets over de
lijst zeg. Het verhaal over David is omlijst door twee uitdrukkingen die ons naar de boodschap leiden.
Vlak voor de tekst staan een paar woorden die de profeet Nathan spreekt, als David een wens kenbaar ge-
maakt heeft. Die wens moet ik even inleiden. David heeft groot succes gehad, hij is zojuist koning in Jeruza-
lem geworden na jaren van vervolging en strijd. Zijn doel is bereikt, er is rust voor zijn volk. Israël is verenigd
en heeft een nieuwe hoofdstad. En dan komt Davids wens. God heeft mij dit alles gegeven, ik woon nu in
een paleis, maar Hij woont nog in een tent. En dat is waar: de ark van het verbond, hét symbool van Gods
aanwezigheid onder zijn volk, de ark die zelfs een tijd in handen van Israëls grootste vijanden, de Filistijnen is
geweest, staat nog altijd in een tent, naast het paleis. David wil voor God een tempel bouwen.
Stellen we ons voor. Wij wonen vrijwel allemaal in mooie huizen, met centrale verwarming en allerlei techni-
sche hulpmiddelen, met veel comfort en een goed salaris of pensioen. En voor God hebben we maar heel
gewone kerkgebouwen, waarvan de een na de ander verkocht of gesloopt wordt. Voor God geven we maar
een heel beperkt deel van ons inkomen, het leeuwendeel gaat op aan onszelf en onze gemakken.
David wil voor de Heer een mooie woning maken. Hij spreekt die wens uit tegenover Nathan, en deze ant-
woordt: Doe wat je hart je ingeeft, God is met je (2Sam 7:3).
Volg je hart, zegt de profeet. Dat lijkt op wat Augustinus eens zei. Heb lief en doe dan wat je wilt. Als je van
God houdt kun je alles bij Hem gedaan krijgen. Iemand met een sterk moreel gevoel stootte zich aan deze
uitspraak: Is dit niet een vrijbrief om maar te doen wat je zelf graag wil? Is in de liefde alles geoorloofd? Ja,
antwoordde Augustinus, alles behalve natuurlijk wat de liefde schaadt.
Ik spring nu even over onze tekst heen, naar de andere kant van de omlijsting. Nadat Nathan tot David zei:
Doe wat je hart je ingeeft, brengt hij de wens van David bij God en brengt hij Gods reactie weer bij David.
Dan gaat David de tent met de ark binnen en bidt: ‘U Heer hebt naar uw hart gedaan’ (2Sam 7:21).
David die zijn hart volgde krijgt antwoord van de Heer die Zijn hart volgt. Dat is lijst om het hele gebeuren.
Een wens uit het hart van een mens wordt beantwoord met een vervulling uit het hart van God.
En dan zien we dat ook voor God geldt wat Augustinus opmerkte voor mensen. Ook van God geldt: Hij heeft
lief en doet dan wat Hij wil. Hij zal altijd antwoorden, maar vaak heel anders dan wij verwachten.
U weet welke verrassing in Gods antwoord zat, we hebben daar nog niet zo lang geleden een dienst aan ge-
wijd, toen het ging over het huis van God. David wil graag voor de Heer een huis bouwen en God antwoordt:
Ik zal voor jou een huis bouwen. Het bijzondere is, dat het huis dat God voor David gaat bouwen in feite het
huis is dat David voor God mag bouwen. Want het huis van David, dat is zijn gezin, zijn nageslacht, dat zijn
zijn kinderen en kleinkinderen en achterkleinkinderen. Op zich herkennen wij dat ook: belangrijker dan ons
comfortabele stenen huis is onze familie. We hopen dat zij goed zullen leven, dat God met hen zal zijn.
Bij David is er nog iets extra’s, want zijn familie, zijn nageslacht is uit de stam van Juda, en Juda heeft van va-
der Jacob een bijzondere zegen gekregen – weet u nog, van vorige week: uit Juda zal een geslacht van leiders
43
voortkomen. Het huis van David is niet zomaar een huis, het is een koningshuis. –Dat lijkt niet herkenbaar
voor ons. Of toch? Als de Heer van hemel en aarde mensen uitkiest en zegent, dan gaan zij en hun kinderen
iets uitstralen dat leidinggevend is voor mensen om hen heen. Hoe zou het anders kunnen zijn?
Als het gaat over de kinderen en kleinkinderen van David is God meteen heel duidelijk, u hebt het gehoord.
Zij houden de troon en de steun van God zolang ze zich houden aan Gods geboden. Tot Davids zoon Salomo
zegt God: Ik zal alles van jou ter harte nemen als jij met heel je hart Mij blijft toegewijd (1Kon 9: 3-4). We we-
ten dat dit bij Davids zoon zelf al een probleem werd, al bleef Salomo een gelovig en wijs mens die velen
goed geleid heeft. Met zijn zoons was dat al een stuk minder. De meeste koningen in Israël raakten steeds
verder verwijderd van de vervulling van die andere belofte in de zegen voor Juda, namelijk dat er uit het huis
van Juda een koning komen zal die de kroon helemaal waardig is, en voor wie alle volken zullen buigen.
Maar die belofte bleef wel staan, ook voor het huis van David.
Het huis dat God wil dat David voor hem bouwt is een geslacht van mensen in wie Hij kan wonen, met als
kroon op dit werk een nakomeling waarin Hij helemaal onder ons kan zijn.
• Nathan nodigt David uit om te doen wat zijn hart hem ingeeft. En dan doet ook de Heer wat zijn hart Hem
ingeeft. In zijn liefde doet God wat Hij wil. Liefde maakt vrij, maakt creatief. Liefde vervult wensen vaak an-
ders dan geliefden willen, maar nooit minder. Iets met liefde doen is meer dan het met geweten of goede wil
doen, er zit ook genegenheid in. God wil bemind worden, want Hij doet zelf alles met liefde. Hij wil een men-
senhart dat lijkt op zijn hart.
Dat blijkt al in de aanloop van de geschiedenis die naar David en Salomo leidt. Aan het eind van de tijd van
de rechters (‘richteren’) wordt Israël geleid door een zwakke man, Eli, die corrupte zoons heeft. God neemt
dan het initiatief om een rechter te roepen ‘die getrouw naar mijn hart zal handelen’ (1Sam 2: 35). Dat is Sa-
muel, toen nog een jongen. Later maakt Samuel mee, dat het volk een initiatief neemt: het wil een koning.
Zoals in de vorige eeuw bijna elk land in de wereld een democratie wilde zijn, zo wilde Israël een monarchie
worden, dat was toen de politieke mode. Het volk kiest dan Saul. Al snel blijkt dat Saul op beslissende mo-
menten niet luistert naar Samuel en naar God. Op een dag zegt Samuel tegen Saul dat God het koningschap
van hem zal afnemen: ‘De Heer heeft al iemand anders uitgezocht, een man naar zijn hart, omdat u niet hebt
onderhouden al wat de Heer u bevolen had’ (1Sam 13:14).
Na Samuel zelf is ook David een man naar Gods hart. Wie was deze David? Hij was de laatste, jongste zoon
van Isaï. Hij was schaapherder, en dichter, hij dichtte liederen zoals ‘De Heer is mijn herder’. Hij was zacht-
aardig, maar ook moedig, dat hebben niet alleen leeuwen en wolven gemerkt, maar ook een reus als Goliath
met zijn grote zwaard en grote mond. David bleef mensen trouw, zoals zijn vriend Jonathan, hij bleef men-
sen trouw ook als zij hem lieten vallen, zoals zijn schoonvader koning Saul deed. David leed liever onder
mensen dan dat hij hen losliet of schaadde. Hij hield van zijn kinderen, ook als zij hem ten val wilden bren-
gen, zoals Absalom. Voor hem stond God, de goede God, met hart en ziel op de eerste plaats; ook toen Da-
vid koning werd bleef God koning in zijn leven. Dat bleek wel toen de ark werd binnengehaald in Jeruzalem,
toen David in een linnen priesterkleed voor de ark uit danste. Met deze koning kon God niet alleen in de ark,
in de Thora, maar ook in hem, in de koning zelf, aanwezig zijn onder zijn volk.
Zeker, David was nog meer. Er waren ook dingen waarin hij minder lijkt op dé zoon uit zijn huis van David,
Jezus. Dingen die wij snel naar voren halen en hem zwaar aanrekenen. Hij ging twee keer de fout in. Maar
44
toen ging hij ook twee keer op de knieën in oprechte spijt en hartelijk berouw. Hij heeft vele oorlogen ge-
vochten, vijanden gedood – het is opmerkelijk dat de Bijbel daarover geen veroordeling uitspreekt. Het enige
dat bv bij Davids vrouwen veroordeeld wordt, is het feit dat hij, om met zijn derde vrouw Bathseba te kun-
nen zijn, haar man laat vermoorden: het is niet de liefde, maar de moord die afgekeurd wordt. Man naar
Gods hart – het is dus mogelijk dat je dat bent ook als je zondigt. Het is niet mogelijk als je na zonde geen
fouten erkent, of als je dat niet met hart en ziel doet.
Man naar Gods hart, dat is dus niet het type mens dat je alles vergeeft omdat je zoveel plezier aan zijn hele
verschijning, zijn hele doen en laten hebt. Het is helemaal geen type mens, geen karakter. God valt niet op
karakters of typen, zoals ons mensen dat kan gebeuren bij verliefdheid of vriendschap. Hart in het Oude Tes-
tament (lef, in het Hebreeuws) is de hartstocht van meeleven en verantwoordelijkheid. Het is een affectie
voor gerechtigheid. Het is de plek in onze ziel waar de belangrijke beslissingen in het leven genomen wor-
den. Dan blijkt of iemand hart voor de zaak heeft en het hart op de goede plaats heeft. Dit hart geeft in aller-
lei situaties aan beslissingen een bepaald karakter, een bepaalde houding.
Weer moet ik er iets bij zeggen. Dit betekent niet dat God een speciaal karakter of een speciale begaafdheid
heeft zoals mensen dat hebben. Kijk maar naar de Davidszoon die het meest op God lijkt: bij Jezus vind je
eigenlijk geen speciaal karakter of speciaal talent. God is de schepper van alle karakters en begaafdheden.
Als het om deze kanten van onze persoon gaat, weerspiegelen wij mensen allemaal iets van de enorme rijk-
dom van Gods persoonlijkheid. Wil je vanuit deze rijkdom een goede indruk van God krijgen, dan moet je
eigenlijk alle mensen samen nemen omdat we elk een klein facet van de schepper weerspiegelen. Als het om
karakters en talenten gaat zijn mensen samen het beeld van God – althans, wanneer onze karakters goed
samenspelen. Want in God is geen disharmonie.
Als je bij God zelf van een karakter zou kunnen spreken, dan in de zin van een ethische grondhouding, iets
dat al zijn daden kenmerkt. Daar zit zijn hart. Het komt uit in alles wat Hij wil en doet, in alles wat Hij wil dat
wij doen. Bij ‘Gods wil’ denken wij meestal aan allerlei praktische dingen wat God wel en niet wil dat we
doen. Maar wat kenmerkt alles wat God wil, wat is de gloed in al wat Hij ons voorschrijft? Dat is de grond-
houding die God zelf heeft. Die is hem zo lief en zo eigen, dat Hij die ook van ons vraagt. Hij wil mensen niets
liever geven, daarom gebiedt Hij het ons.
Gods hart – de gloed in alles wat God wil – ik ken geen betere omschrijving dan de samenvatting van deze
wil in Oude en Nieuwe Testament. Gods hart, dat is liefde die rechtdoet, liefde die helemaal in orde is en
daarom vrij en creatief. Dat is de liefde die Hij Israël gebood: Heb God lief met heel je hart en je naaste als
jezelf. Heb lief met deze liefde en doe dan wat je wil. Deze liefde bemint wat beminnenswaardig is, bemint
meer wat meer beminnenswaardig is en bemint niet wat niet beminnenswaardig is. Deze liefde weet wat
goed en kwaad is en laat zich niet verleiden. Deze liefde – vraag haar van Mij en je krijgt haar, zegt de Heer.
Wie in deze liefde handelt, in de volheid van het leven, die is een mens naar Gods hart.
45
UIT DE LITURGIE
Drempelgebed (eerste deel van een psalm over David: 132)
HEER, denk aan David en zijn eed.
Eens riep hij de geduchte naam
van Jakobs sterke helper aan,
gedenk aan David en het leed
dat hij voor U heeft uitgestaan.
Geen vrede kwam den koning toe,
geen woning ter verlustiging,
geen plek waar hij ter ruste ging,
zolang zijn Heer geen vaste voet
op aarde had, geen vestiging.
Efratha heeft uw naam gemeld,
het veld weerklonk: de HEER is daar! -
Kom ga nu mee ter bedevaart;
nu staat zijn zetel opgesteld
waar Davids mare wordt bewaard.
Zo zal ik naar Gods woning gaan
en buigen voor zijn groot gezag
en juichen dat ik leven mag,
zo zal ik voor mijn Koning staan,
Hem prijzen op zijn kroningsdag!
Openingslied: een psalm van David: 122
Gebed om de nood van de wereld
God, we zeggen het wel tegen onze kinderen, tegen medegemeenteleden: Volg je hart. Overal zeggen men-
sen het tegen elkaar: Volg je hart. David Knibbe zei het zo nu en dan als hij een tip gaf via de mail. Help ons,
Heer, ons hart is soms verward. En soms zit het te diep, soms zit ons hart te diep, dan kunnen we er niet bij,
we weten niet wat het zegt of wil. Wek ons hart, raak ons waar we het meest raken aan U, geef stem waar U
het meest zuiver tot ons spreekt, zo bidden wij U voor alle mensen…
We bidden U voor Israël, de natie voor wie David nog steeds de grote held is, de leeuw van Juda die zijn vij-
anden verjaagt en beteugelt. We bidden U voor Israël dat ook zo anders is dan David, David die zo diep ge-
loofde en ook in zijn politiek U, God boven alles had staan. Heer, hoe leeg is de macht van een staat als
daarin niet een hart klopt, een hart naar uw hart. We bidden U voor Israël – en voor elk land – dat dingen
doet waar David zich voor schamen zou. Zo bidden wij
Moment met de kinderen Volgorde: ster, video, projectlied, kaars (Henny Schoonhoven leidt)
46
Zondagsgebed
Gebeden
God, we bidden U voor al onze gemeenteleden die niet in de stoet naar Kerst kunnen meekomen, soms let-
terlijk omdat ze struikelen en vallen, of omdat ze ziek worden en naar het ziekenhuis moeten, of omdat ze
sterven en voor dit leven afscheid nemen. Draag hen in uw handen, Heer, tot ze niet meer kunnen en draag
hen dan helemáál. Geef ons kracht hen bij te staan, zo bidden wij
God, vorm ons om naar uw beeld, U bent de enige die daar alle recht toe heeft. Geef dat we meer mogen
lijken op uw favoriete mens. Zo bidden wij U allen…