Dirk Sarens 5 - - pneumatics › boek-elektriciteit › boek-5tso.pdfDe sterschakeling 108 De...

15
1 Dirk Sarens elektriciteit voor 5TSO versie 1.0 45 e

Transcript of Dirk Sarens 5 - - pneumatics › boek-elektriciteit › boek-5tso.pdfDe sterschakeling 108 De...

  • 1

    Dirk Sarens

    elektriciteit voor 5TSO

    versie 1.0

    45 e

  • 2

    © 2011 Dirk Sarens

    Versie 1.0

    Schooljaar 2011-2012

    Gemaakt voor het leerplan D/2009/7841/036

    Dit boek kan worden gekocht via de website www.unibook.com

    Had je graag een aangepaste versie van dit boek (een extra hoofdstuk of liever een

    hoofdstuk minder) of een CD met alle figuren uit dit boek, dan kan je dit aanvragen door

    een mailtje te sturen naar [email protected]

    http://www.unibook.com/mailto:[email protected]

  • Inhoud

    3

    0 Woord vooraf

    1 Wisselspanning Soorten spanningen 6

    Waarden van een sinusoïdale wisselspanning 7

    2 Vectoriële voorstelling Vectoriële voorstelling van een sinusoïdale wisselgrootheid 13 Vectoriële voorstelling van meerdere sinusoïdale wisselgrootheden 14

    3 Complex rekenen De operator j 19

    Vormen van complexe getallen 20

    Bewerkingen met complexe getallen 22

    4 Enkelvoudige wisselstroomketens Ohmse weerstand aangesloten op een sinusoïdale wisselspanning 25

    Ideale spoel aangesloten op een sinusoïdale wisselspanning 27

    Ideale condensator aangesloten op een sinusoïdale wisselspanning 28

    Samenvatting 30

    5 RLC serieketens Serieschakeling van gelijkaardige elementen 33

    Ideale spoel en weerstand in serie (RL) 35

    Werkelijke spoel en weerstand in serie 38

    Twee of meer praktische spoelen in serie 38

    Ideale condensator en weerstand in serie (RC) 40

    Ideale spoel en ideale condensator in serie (LC) 43

    Weerstand, spoel en condensator in serie (RLC) 46

    6 RLC parallelketens Parallelschakeling van gelijkaardige elementen 53

    Ideale spoel en weerstand parallel (RL) 56

    Ideale condensator en weerstand parallel (RC) 59

    Ideale spoel en ideale condensator parallel (LC) 63

    Weerstand, spoel en condensator parallel (RLC) 65

    e45 Inhoud

  • Inhoud

    4

    7 RLC gemengde ketens Voorbeeld 1: (R+L)//C 72

    Voorbeeld 2: (R+L)//(R+C) 73

    Uitgewerkt voorbeeld 74

    8 Eerste orde filters Decibel (dB) 80

    RC-laagdoorlaatfilter 80

    LR-laagdoorlaatfilter 83

    CR-hoogdoorlaatfilter 84

    RL-hoogdoorlaatfilter 86

    Banddoorlaatfilter 87

    9 Eénfasig wisselstroomvermogen Herhaling 91 Begrippen 92

    Berekenen van het vermogen 93

    Vermogendriehoek 97

    Arbeidsfactor 97

    10 Driefasenspanning Driefasenspanning 104

    Driefasenstroom 105

    Hoofdeigenschap van een driefasennet 107

    De sterschakeling 108

    De driehoeksschakeling 113

    Schakelen van driefasenverbruikers 118

    Vermogen en arbeidsfactor in driefasennetten 120

    Arbeidsfactor van een driefasenet 123

    11 Complexe netwerken Herhaling 127

    De wetten van Kirchhoff 130

    Het theorema van Thévenin 134

    De superpositiemethode 138

    Het theorema van Norton 141

    Ster-driehoektransformatie 146

    e45 Bijlage Afleiding formule effectieve waarde van een sinusvormige spanning 147

    Afleiding formule gemiddeld vermogen 149

    Afleiding formule gemiddelde waarde van een sinusvormige spanning 149

    Afleiding formules inductieve reactantie 150

    Afleiding formules capacitieve reactantie 152

  • Woord vooraf

    5

    Over de inhoud

    In dit boek vinden we de basis van de wisselstroomtheorie.

    We beginnen met een herhaling van de belangrijkste waarden van een sinusvormige

    wisselspanning en de vectoriële en complexe voorstelling daarvan.

    Daarna worden alle mogelijke combinaties van R, L en C aangesloten op deze

    wisselspanning en wordt het gedrag ervan bestudeerd.

    Verder wordt de reeds gekende maar onvolmaakte formule P=U.I op punt gezet, om

    daarna alles nog eens keer moeilijker te maken bij de driefasenspanning.

    We eindigen in alle eenvoud met het oplossen van complexe netwerken.

    Over de opbouw

    Alhoewel de Homo sapiens een prachtig schepsel is, durft hij in zijn rol van leerling wel

    eens afwijkend gedrag te vertonen. Dit boek is daarom een beetje aangepast aan zoveel

    mogelijk subcategorieën van de Homo leerlingus.

    De Homo dromerus blijft fysisch meestal op zijn plaats zitten. Zijn gedachten vertonen

    echter vaak de neiging om een wandelingetje te maken. Daarom wordt er in de tekst op

    heel wat plaatsen gevraagd om iets aan te vullen of om een korte oefening te maken. Dit

    kan ook ten goede komen aan de Homo prutserus of de Homo adeadeus.

    De Homo graffiticus kleurt graag in zijn boek. Daarom werd er bewust gekozen om in

    de tekst heel weinig te ‘highlighten’, dus geen B, I of U. Op die manier blijft deze soort

    actief en wordt ze uitgedaagd om uit de lessen de hoodzaken te distilleren.

    De Homo slordigus vindt vaak zijn nota’s niet terug. Daarom worden aan het einde van

    een hoofdstuk een vijftal basisoefeningen in het boek zelf gemaakt. Voor huistaken en/of

    differentiatie werden er telkens nog een vijftal extra oefeningen aan toegevoegd. Ook de

    Homo nerdus kan zijn lusten botvieren op deze extra oefeningen, maar hij heeft ook

    een hele kluif aan de bijlage waarin alle gebruikte formules wiskundig worden bewezen.

    Speciaal voor de Homo dyslexus werd Verdana in- en uitvullen uitgeschakeld.

    Met de Homo genintressus werd geen rekening gehouden. Aan deze soort wordt

    aangeraden om eens uit te kijken naar een andere richting.

    0 Woord vooraf

  • Wisselspanning

    6

    Soorten spanningen

    Gelijkspanning

    Een gelijkspanning is een spanning die

    niet verandert van polariteit. Dit betekent

    dat de pluspool en de minpool altijd op

    dezelfde plaats blijven. Op de (U-t)-

    grafiek ligt U dus altijd boven of altijd

    onder de t-as. Bv.:

    Constante gelijkspanning: een

    gelijkspanning waarvan de waarde niet

    verandert in de tijd. Bv.:

    Periodieke gelijkspanning: een gelijkspanning waarvan de waarde verandert volgens een

    bepaald patroon dat zich steeds herhaalt. Bv.:

    U

    t

    U

    t

    U

    t

    U

    t

    U

    t

    1 Wisselspanning

    Onze huishoudelijke spanning van 230V is ongetwijfeld de meest

    gebruikte spanning. Deze spanning is een sinusvormig signaal dat

    ook op die manier wordt opgewekt in de alternator van een

    elektriciteitscentrale. Aangezien in dit boek bijna alleen maar

    sinusvormige signalen aan bod komen, is het heel belangrijk dat

    we deze sinus en zijn bijhorende waarden goed begrijpen.

    In dit hoofdstuk worden alleen maar spanningen besproken, maar

    alles is evengoed van toepassing op stromen.

  • Wisselspanning

    7

    Wisselspanning

    Een wisselspanning is een spanning die in de tijd

    verandert van polariteit. Bv.:

    Zuivere wisselspanning: een wisselspanning

    waarvan de waarde verandert volgens een bepaald

    patroon dat zich steeds herhaalt en waarvan de

    gemiddelde waarde (zie verder) nul is. Bv.:

    Sinusoïdale wisselspanning: een zuivere

    wisselspanning waarvan de waarde verandert

    volgens een sinusfunctie.

    Opmerking:

    gelijkspanning en wisselspanning kunnen worden

    samengevoegd. In dat geval spreekt men van een

    gesuperponeerde spanning. Dit is een wissel-

    spanning die een gelijkstroomcomponent heeft.

    Bv.:

    Waarden van een sinusoïdale wisselspanning

    Periode

    De periode van een periodieke spanning is de tijd

    die nodig is om alle verschillende waarden van die

    spanning éénmaal te doorlopen.

    Symbool: T

    Eenheid: seconde (s)

    Frequentie

    De frequentie van een wisselstroom is het aantal perioden per seconde.

    Symbool: f

    Eenheid: hertz (Hz)

    U

    t

    U

    t

    U

    t

    U

    t

    DC

    U

    t

    T

  • Wisselspanning

    8

    Verband tussen frequentie en periode:

    In Europa is de frequentie van het wisselspanningsnet Hz en in Amerika gebruikt

    men Hz.

    Bereken in beide gevallen de periodeduur.

    Europa: Amerika:

    Cirkelfrequentie

    Een sinusoïdale wisselspanning kan worden opgewekt door een winding in een tweepolig

    magnetisch veld te laten ronddraaien.

    De cirkelfrequentie is dan de hoeksnelheid van de winding.

    Andere benamingen zijn pulsatie of hoeksnelheid.

    Symbool: ω

    Eenheid: rad/s (radialen per seconde)

    Verband tussen frequentie en cirkelfrequentie:

    Amplitude

    De amplitude is de grootste waarde die een wisselspanning bereikt.

    Symbool: Um

    Andere benamingen: maximumwaarde, amplitudo, topwaarde

    Hoeveel keer per periode bereikt de wisselspanning zijn amplitude?

    Als Upp (piek-tot-piekwaarde) de som is van de absolute waarden van de positieve en de

    negatieve amplitude, stel dan de formule op die het verband aangeeft tussen Upp en Um.

    Ogenblikkelijke waarde

    De ogenblikkelijke waarde van een wisselspanning is de waarde op een bepaald ogenblik.

    Symbool: u

    Verband tussen u en Um: of (want )

    1 rad

    a

    b

    boog ab = r

    r

  • Wisselspanning

    9

    Effectieve waarde

    De effectieve waarde van een wisselspanning is gelijk aan de waarde van een constante

    gelijkspanning, die in een gelijke weerstand en gedurende eenzelfde tijd, eenzelfde joule-

    effect ontwikkelt als de beschouwde wisselspanning.

    Symbool: U of URMS

    Opmerking: wanneer men de waarde van een wisselspanning aangeeft, dan wordt steeds

    de effectieve waarde bedoeld. Dit is ook de waarde die normaal door de meettoestellen

    wordt weergegeven.

    Men kan wiskundig aantonen (zie bijlage) dat

    Bereken Upp voor de spanningen van 230V en 400V.

    Gemiddelde waarde

    De gemiddelde waarde van een wisselstroom is de waarde van een constante

    gelijkstroom, die in eenzelfde tijd, eenzelfde hoeveelheid lading verplaatst als de

    beschouwde wisselstroom. Bij deze gemiddelde stroomwaarde hoort dan een gemiddelde

    spanning.

    Symbool:

    Opmerking: in een U-t grafiek is de oppervlakte onder de curve (tussen 2 tijdstippen)

    een maat voor de hoeveelheid verplaatste lading.

    Bij een zuivere wisselspanning (bv. een sinusoïdale wisselspanning) is de oppervlakte

    boven en onder de curve gelijk. De ladingsverplaatsing in de ene zin is even groot als in

    de andere zin. De gemiddelde waarde van een sinusoïdale spanning is dus nul.

    Men kan wiskundig aantonen (zie bijlage) dat

    bij dubbelzijdige gelijkrichting

    bij enkelzijdige gelijkrichting

    U

    tU

    t

  • Wisselspanning

    10

    Oefeningen

    1) De pulsatie van een wisselspanning is 314,16 rad/s. Bereken de periode.

    Gegeven:

    Gevraagd:

    Oplossing:

    2) Een sinusoïdale wisselstroom heeft een frequentie 50 Hz. 1/300s na de nuldoorgang

    is de momentele waarde 5 A. Bereken de amplitude.

    Gegeven: (tekening)

    Gevraagd:

    Oplossing:

    3) Gegeven: u = 141,4.sin(754t)

    Gevraagd: Bereken de amplitude, pulsatie, frequentie, effectieve waarde en periode

    van deze wisselspanning. Teken het verloop van deze spanning in de tijd

    en duid alle berekende waarden aan op de tekening (indien mogelijk)

    Oplossing:

  • Wisselspanning

    11

    4) Met een gelijkspanningsvoltmeter meten we een enkelzijdig gelijkgerichte spanning.

    De voltmeter geeft een waarde aan van 63,6V. Wat is de maximumwaarde van deze

    spanning?

    Gegeven: (tekening van de golfvorm)

    Gevraagd:

    Oplossing:

  • Wisselspanning

    12

    5) Bereken de tijd tussen de nuldoorgang en het bereiken van de amplitude bij een

    sinusvormige spanning met een frequentie van 1kHz.

    Gegeven: (tekening)

    Gevraagd:

    Oplossing:

    Extra oefeningen

    6) Toon aan dat de volgende formule juist is:

    7) Hoe groot is de hoeksnelheid als in 0,18s twee perioden doorlopen worden?

    8) Een wisselstroom heeft een cirkelfrequentie van 377 rad/s. Bereken de frequentie en

    de periode.

    9) Teken in eenzelfde assenstelsel twee wisselstromen

    a. met kleine amplitude en grote frequentie.

    b. met tweemaal grotere amplitude en viermaal kleinere frequentie.

    10) Na een tijd van 1/8 periode is de momentele waarde van een spanning 230V.

    Bereken de effectieve waarde van de sinusvormige wisselspanning.

  • Vectoriële voorstelling

    13

    Vectoriële voorstelling van een sinusoïdale wisselgrootheid

    Een sinusvormige wisselgrootheid kan worden voorgesteld door een vector als :

    de grootte van de vector op schaal de amplitude voorstelt.

    de vector in tegenuurwijzerzin draait met een hoeksnelheid w =2.p.f

    Eén volledige omwenteling van de vector stemt dan overeen met één periode T van de

    wisselstroomgrootheid.

    De oorsprong wordt genomen in stand 0. De richting van de vector in deze stand is de

    horizontale en de zin is naar rechts.

    Terwijl de vector ronddraait, maakt hij voortdurend een hoek met de oorsprong. Deze

    hoek noemt men de fasehoek a die positief is als de vector zich bevindt boven de

    horizontale en negatief als de vector zich bevindt onder de horizontale.

    u

    t0 1 2 3 4 5 67 8 9 10 11 12

    0

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    2 Vectoriële voorstelling

    Het tekenen van een sinusvormig signaal is voor de doorsnee mens

    niet zo eenvoudig. Ook het aflezen van waarden op een sinusoïde

    blijkt vaak onnauwkeurig.

    Het kan echter veel gemakkelijker. We zullen zien dat, met een

    beetje verbeelding, een sinusvormige spanning perfect kan

    weergegeven worden door een vector. En zo’n vector is meteen

    heel wat eenvoudiger te tekenen.

    Vooral bij het voorstellen van meerdere elektrische spanningen

    en/of stromen zoals bv. bij een driefasenspanning (zie verder),

    wordt het nut van de vectoriële voorstelling pas echt duidelijk.

  • Vectoriële voorstelling

    14

    Bepalen van de amplitude

    De lengte van de vector stelt de amplitude voor. De

    wisselgrootheid bereikt deze amplitude of maximumwaarde

    als de fasehoek 90° of –90° is.

    Bepalen van de ogenblikkelijke waarde

    De ogenblikkelijke waarde is de loodrechte afstand van de pijlpunt tot de oorsprong.

    Dit komt overeen met de wiskundige uitdrukking :

    Bepalen van de effectieve waarde

    De effectieve waarde kan afgeleid worden uit de amplitude

    Aangezien 0,707

    overeenstemt met sin 45° vindt men de

    effectieve waarde dus ook als de fasehoek 45° is.

    Vectoriële voorstelling van meerdere sinusoïdale wisselgrootheden

    Twee of meer wisselgrootheden met dezelfde frequentie kunnen voorgesteld worden door

    evenveel vectoren die hetzelfde aangrijpingspunt hebben en die draaien met dezelfde

    hoeksnelheid. Hierdoor blijft de hoek tussen de vectoren onderling op elk ogenblik

    hetzelfde.

    Meestal wordt één van de vectoren in de oorsprong getekend.

    Opmerking: Het heeft geen zin om in één assenstelsel vectoren voor te stellen die niet

    dezelfde frequentie hebben.

    In fase

    Twee wisselgrootheden zijn in fase, als ze dezelfde frequentie hebben en op dezelfde

    ogenblikken de nulwaarde en hun gelijknamige amplitudes doorlopen.

    Dit wordt voorgesteld

    door twee vectoren met

    dezelfde richting en zin.

    Wiskundig :

    Um

    u

    a

    UmU

    a=45°

    u

    Um Im

    i

    i

    u

    t

  • Vectoriële voorstelling

    15

    Faseveschil of faseverschuiving

    Tussen twee wisselgrootheden met dezelfde frequentie bestaat er een faseverschil, als ze

    niet gelijktijdig hun gelijknamige topwaarden doorlopen.

    Het faseverschil is het kleinst mogelijke interval (tijdsinterval of hoek) tussen de

    overeenkomstige waarden van twee wisselgrootheden met dezelfde frequentie.

    De faseverschuivingshoek is de kleinste hoek tussen de twee vectoren en wordt

    voorgesteld door de griekse letter f.

    Wiskundig :

    Voorijlen en naijlen

    Een wisselgrootheid ijlt voor op een andere wisselgrootheid als hij zijn amplitude vroeger

    bereikt, of als hij eerder door nul gaat dan de andere. Aangezien voorijlen en naijlen een

    relatief begrip is bij ronddraaiende vectoren, plaatst men het best één van de twee

    vectoren in de oorsprong als vergelijkingsgrootheid.

    In de bovenstaande figuur ijlt de spanning voor op de stroom of ijlt de stroom na op de

    spanning.

    Tegenfase

    Twee wisselgrootheden zijn in tegenfase als er tussen beiden een faseverschil bestaat

    van 180°. Dit wordt voorgesteld door twee vectoren met dezelfde richting maar een

    tegengestelde zin.

    Wiskundig :

    u

    UmIm

    i

    i

    u

    t

    f

    u

    Um Im

    i

    i

    u

    t