De Eerstelijns Nummer 10 2011
-
Upload
jan-jacobs -
Category
Documents
-
view
227 -
download
6
description
Transcript of De Eerstelijns Nummer 10 2011
EDITIE 10 JAARGANG 3 DECEMBER 2011
KADER VOOR INDIVIDUEEL ZORGPLAN NODIG
Ouderenzorg: één team,één coördinator, één lijn
Top-3 meest invloedrijke zorgbestuurders 2011
Jos de Blok, Maarten Klomp en Esther Talboom
Minder zorgconsumptie, gezondere wijkInnovatieprijs 2011 voor Overvecht Gezond
In een maatschappij met steeds meer ouderen is menselijkheid vaak het beste medicijn. Maar als geneesmiddelen nodig zijn, hoe zorgen wij er dan voor dat ze zo goed mogelijk worden ingezet?
20116822_AZ_ Adv aanpassenoude vrouw.indd 1 10-11-2011 17:06:53
Copyright ©2010 Merck Sharp & Dohme Corp., a subsidiary of Merck & Co., Inc., Whitehouse Station, NJ, USA. All Rights Reserved.
Wij vinden dat het ook onze verantwoordelijkheid is
om onze geneesmiddelen en vaccins bij de mensen te
krijgen die ze nodig hebben, ongeacht waar ze wonen
en of ze er geld voor hebben. Om dit te verwezenlijken
hebben we vele verreikende programma’s en samen-
werkingsverbanden opgezet. Meer informatie vind je
op onze website msd.nl.
Bij MSD werken wij mee aan een gezonde wereld.
Hoe? Door innovatieve geneesmiddelen en vaccins te
ontwikkelen en te verstrekken aan mensen over de
hele wereld. Samen met gezondheidspartners bieden
we toonaangevende oplossingen waarmee we het
leven van miljoenen patiënten verbeteren. We luisteren
goed naar patiënten, artsen en onze andere partners en
anticiperen op hun behoeften.
Not just healthcare.
MSD CorpAdv 215x307.indd 1 15-08-11 13:31
In een maatschappij met steeds meer ouderen is menselijkheid vaak het beste medicijn. Maar als geneesmiddelen nodig zijn, hoe zorgen wij er dan voor dat ze zo goed mogelijk worden ingezet?
20116822_AZ_ Adv aanpassenoude vrouw.indd 1 10-11-2011 17:06:53
4 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
In dit nummer Editie 10 Jaargang 3 December 2011
BELEID & POLITIEK
IZP’s als paddenstoelen uit de grond
Kader nodig voor individueel zorgplan 6IGZ over Kwaliteitswet Zorginstellingen 11Bestuurlijke invulling: zijn zorggroepen volwassen? 17
PRAKTIJKORGANISATIE & BEDRIJFSVOERING
EMC’s in Houten
Pionieren in zorgverlening 12Palliatieve zorg tijdens ANW-uren 20Star MDC: eindklant boeien en binden 36
ORGANISATIE & INNOVATIES
Innovatieprijs 2011
Overvecht het voorbeeld voor Utrecht Gezond 15HAP Rijnmond: chatsysteem voor doven en slechthorenden 31Eerstelijnspsychologen zoeken aansluiting bij ketenzorg 44Evaluatietool voor ketenzorg van Vilans 26
ONDERZOEK & WETENSCHAP
Ouderenzorg volgens Jan van Es Instituut
Eén team, één coördinator, één lijn 34Gerdien Franx (Trimbos): depressie te lijf met preventie 22Pilots met CRP-sneltest bij Saltro 38
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 5
ColumnNa de begrotingshandeling van het ministerie van VWS heb ik
Nederland voorgedragen als lid van het “Global Platform of Facts
Free Goverments”. De aanmelding was overigens vrij eenvoudig.
Ik twitterde gewoon mijn mening en kreeg gelijk het definitieve
inschrijfformulier toegezonden. een bizarre ontwikkeling waarin
feiten plaatsmaken voor meningen. Als die meningen nu zijn ge-
baseerd op moderne technieken zoals crowdsourcing, maar nee
het zijn privé meningen die hun legitimiteit vinden in de huidige
politieke gedoogconstructie. Het gevolg is dat onbegrip en wan-
trouwen naar overheid en gezagsdragers groeit.
Ik heb zelfs het vermoeden dat het gaat om een heuse strategie.
We nemen zulke domme maatregelen dat mensen zich mas-
saal afwenden van het beleid en de overheid. De laatste dagen
heb ik van velen de opmerking gehoord “Den Haag heeft ons
niets meer te bieden, we gaan het zelf wel regelen”. Kijk en dat
is toch maar weer een hele mooie liberale koers. Om u even in
de stemming te brengen, huiver mee met de volgende uitspraken:
• ik ben ook gewoon gestopt met roken
• depressie is een keuze
• huisartsen zijn grootverdieners
• iedereen moet maar gewoon Nederlands spreken
• ik heb ‘t niet zo op statistiek
Preventie, epidemiologie, terugdringen van sociaal economische
gezondheidsverschillen, opkomen voor kwetsbaren (stape-
ling) staan de komende periode allemaal in het verdomhoekje.
Tegelijkertijd zien we alleszins redelijke beleidsbrieven over zorg
en sport in de buurt. Maar beleid gaat niet over de juiste teksten,
het gaat over de juiste maatregelen. Je kunt niet het budget van
de ziekenhuizen laten groeien en het budget van de eerste lijn
laten afnemen (zie VeKTIS, informatiecentrum voor de zorg,
Vooruitblik 2012) als je vindt dat de zorg moet verschuiven naar
de buurt.
Wat we misschien het aller hardst nodig hebben, is een minister
van Volksgezondheidszorg en geen staatssecretaris Zorgkosten
van het ministerie van Financiën. De eerste ziet gezondheid
als een toegevoegde waarde en de laatste ziet de zorg als een
kostenpost.
edith, het kan zoveel beter en het is zo 13 mei 2015.
Beste lezer, excuses voor deze populistische bijdrage maar soms
steekt het beleid in mijn volksgezondheidshart. Zorg is net als
voetbal: een en al emotie en we hebben er allemaal verstand van.
Veel leesplezier.
Leo Kliphuis, MPH, Directeur LVG
Redactie De Eerstelijns
Facts free politics
In dit nummer
MENSEN & MOTIVATIE
Inloopspreekuur Mozaïek
Jan Galesloot: ‘Andere zorg moet mogelijk zijn’ 28Verloskundigen Achterhoek: ‘Wij koesteren EVA’ 17
Eerstelijns Galadiner met toppers in eerste lijn 24
BEKOSTIGING & CONTRACTERING
Inkoop van ketenzorg
Waar de markt faalt 8Wat wordt het loket voor mensen met een beperking? 42
En verderColumn Jan Erik de Wildt 10
Juridische zaken 18
Slimmer organiseren 33
De Eerstelijns Agenda 46
6 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
scharnierpunt
Waarom is een individueel zorgplan zo belangrijk? Het Coördinatieplatform zorgstandaarden is van mening dat het individueel zorgplan het scharnier-punt is tussen de ziektespecifieke inhoud van de zorgstandaarden en de integratie daarvan op het niveau van het individu. Dat is vooral van belang bij mensen met meerdere aandoeningen tegelijk. Eventuele overlap of tegenstrijdigheden tussen de verschillende zorgstandaarden worden
zo zichtbaar. Voor patiënten die naast die ene chronische ziekte kwetsbaar zijn op andere levensgebieden is zo’n “totaalplaatje” onmisbaar. Het individueel zorgplan zorgt voor maatwerk. Van de Werkgroep Individueel Zorgplan zijn lid: Niek de Jong en Marc Huls (huisartsen), Karin Kaasjager (medisch specialist), Javier Asin (ad-viseur gezondheidszorg), Frank Klaassen (GGD) en Marjolein de Booys (patiëntenperspectief, voorzitter).
IZP’s schieten als paddenstoelen de grond uit
Snel een kader nodig voor individueel zorgplanChronisch zieken en kwetsbare ouderen: steeds vaker wordt gesproken over de behoefte aan een individueel zorgplan. Die plannen schieten als paddenstoelen de grond uit, met digitale tools, e-health, zelfmanagement, persoonlijke preventie en zorgstandaarden. Maar is er één TomTom waarmee de patiënt volledig participeert in het individuele zorgplan?
Drie afspraken
In de door Leo Kliphuis (LVG) geleide bijeenkomst zijn drie af-spraken gemaakt. De werkgroep Kader Individueel Zorgplan komt snel met een werkbaar voorstel. Niemand ontwikkelt nu nog een model voor een IZP dat geen rekening houdt met dit kader. Begin 2012 wordt in een vervolg-conferentie het definitieve kader bekeken en besproken op welke wijze het individueel zorgplan kan worden ingevoerd.
LVG, Vilans, ZonMw en het Coördina-
tieplatform zorgstandaarden organiseer-
den een invitational conference over
het individuele zorgplan (IZP). Er blijkt
met name behoefte aan een definitie,
aan een overzicht van ervaringen en
toepassingen en tools die nu al de
praktijk verrijken. Voorbeelden zijn
het zorgplan COPD dat is ontwikkeld
door het Longfonds (vh. Astmafonds)
en de Long Alliantie Nederland, en het
zorgplan Vitale Vaten van Vilans en
de Hart&Vaatgroep. ‘Wij vertalen de
zorgstandaard naar een patiëntenversie
en laten de werking onderzoeken
door het Athena instituut van de Vrije
Universiteit. Het blijkt belangrijk dat
er één overzichtelijk plan is voor alle
aandoeningen, waarbij wij ons reali-
seren dat elke patiënt anders is,’ aldus
Yvonne Spies van het Longfonds.
Definitie en ervaringenVolgens Doortje Boshuizen en Jeanny
Engels van Vilans telt Nederland inmid-
dels zo’n 30 individuele zorgplannen.
‘We zijn ze aan het inventariseren. Wat
nodig is, is een generieke aanpak met
als hoofdvragen: wat zijn de behoeften
van de patiënt, wat is zijn leefstijl,
welke aandoeningen heeft hij en
welke beperkingen levert dat op voor
de kwaliteit van zijn leven. Zelfma-
nagement is nauwelijks ingebed in de
huisartsenpraktijk of de ketenzorg..
Er is grote behoefte aan een breed
geaccepteerd kader voor een individu-
eel zorgplan dat invloed heeft op de
leefstijl van patiënten en zorgverleners
handvatten biedt om hen te begeleiden.
Wat ons betreft, gaat het dan om vier
onderdelen: inventarisatie van de
behoeften van de patiënt, de verzame-
ling van meetwaarden, het gezamenlijk
formuleren van doelen en acties die
een verbetering van de gezondheid van
de patiënt opleveren, plus de evaluatie.’
Toepassingen en toolsEr zijn voldoende voorbeelden van
patiëntenportalen en e-health appli-
caties die een individueel zorgplan
kunnen ondersteunen. De NHG zet
nu met haar Standpunten in op één
digitaal zorgplan per patiënt. MedicInfo
heeft Mijn Gezondheids Platform
ontwikkeld. ‘Dat is geen “zoek het
maar uit management”,’ zeggen Marijke
Will-Janssen en Bart Brandenburg.
‘Het gaat om één zorgplan waarin alle
Website Zorgstandaarden.nl
Actuele informatie, nieuws en achtergron-den over de ontwikkeling van zorgstandaar-den en modules voor chronisch zieken zijn sinds kort te vinden op de website Zorg-standaarden.nl van het Coördinatieplatform. Daar staat een overzicht van bestaande zorgstandaarden en degene die nog in ontwikkeling zijn, alsmede door wie de standaard is ontwikkeld, op welke richtlijnen hij is gebaseerd en of een patiëntenversie beschikbaar is. Het Coördinatieplatform is door VWS ingesteld.
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 7
Snel een kader nodig voor individueel zorgplan
BELEID & POLITIEK
aandoeningen zijn ondergebracht. Een
zorgplan dat bijvoorbeeld wekelijks
doelen en acties genereert, met
coaching door de zorgverleners. Met
steun van VGZ start binnenkort de
eerste pilot.’
Bij NIPED staan de persoonlijke
preventie en gezondheid centraal.
Roderik Kraaijenhagen: ‘Wij bieden het
preventiekompas vooral via werkgevers
aan, inclusief preventieconsult. De
basis vormt het chronic care model
van de WHO. Het gaat om compassie
met de cliënt: zit die op koers, wijkt
die iets van de koers af of zit hij fors
op een verkeerde koers. Zeg maar een
TomTom van zijn gezondheid.’
Bij het ZWIP, het Zorg- en Welzijns
Informatie Portaal dat is ontwikkeld
door UMC St.-Radboud, ontstaat een
digitale overlegtafel tussen patiënten en
zorgverleners. Men deelt via intelligente
ICT gegevens, waarbij patiënten meer
zicht krijgen op hun doelen en zorgver-
leners daarop kunnen inspelen met een
gezamenlijke geformuleerd individueel
zorgplan. Kees Vermaat: ‘Het is een
overleg- en registratiemodel dat niet
wordt opgehangen aan diagnoses. Het
vereist een cultuuromslag in denken,
vooral bij zorgverleners.’
De omslag makenUit al deze voorbeelden blijkt dat een
kader nodig is voor een individueel
zorgplan. Een algemeen raamwerk
waarin de omslag kan worden gemaakt
van curatieve zorg naar een coachende
rol voor de zorgverlener. In alle fasen
van het ziekteproces bij chronische
zieken en kwetsbare ouderen. Een
kader voor een individueel zorgplan
dat patiëntgeoriënteerd is, dat een
raamwerk is bij multimorbiditeit, dat de
ziektespecifieke zorgstandaarden incor-
poreert en dat ondersteund wordt door
ICT. Marjolein de Booys, voorzitter
van de werkgroep Kader Individueel
Zorgplan (KIZ): ‘Dat kader ontwik-
kelen we. Hiervoor verrijken we de
aloude SOEP met de rol van de pa tiënt.
De S van subject vergroten we uit: er
komt meer aandacht voor de klacht
van de cliënt. Aan de O, de objectieve
diagnostiek, willen we niet zo veel
veranderen of het moet de informatie
over de uitslagen aan de patiënt zijn.
Maar de E van evaluatie en de P van
plan van aanpak moeten gezamenlijk
door zorgverlener en patiënt tot stand
komen. We gaan uit van de bestaande
zorgstandaarden. De registratiesyste-
men worden verrijkt vanuit de optiek
van de patiënt. We werken vanuit de
probleemanalyse, vanuit de vraag van
de patiënt. Het wordt geen papieren
logboek, ook in de ouderenzorg is ICT
steeds meer geaccepteerd.’
Tekst: Kees Kommer
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2011
S1 Persoonlijk perspectief patiënt
O1 Gezondheids- problemen
Raamwerk inhoud IZP
Patiëntperspectief
Zorgverlenerperspectief
P1 Persoonlijke (behandel) doelen
P2 Zelfmanagement
P3 Individueel behandelplan
Patiëntperspectief
Zorgverlenerperspectief
S2 Zelfmanagement vaardigheden
E1 Gezamelijke besluitvorming en vastleggen zorgplan
Raamwerk voor de inhoud van het KIZ, vanuit het perspectief van de patiënt en de zorgverlener. Het is gebaseerd op de SOEP.
8 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
Inkoop van Ketenzorg
Waar de markt faaltHet is medio november 2011. Na uitvoerige onderhandelingsrondes met een zorgverzekeraar concluderen diverse zorggroepen en gezondheidscentra dat zij er voor de contractering in 2012 van de ketens CVRM en COPD/Astma niet gaan uitkomen. De prijs van deze ketenzorg wordt te hoog genoemd. Voor dezelfde ketens kunnen de zorgaanbieders wel contracten sluiten met andere zorgverzekeraars. Wat staat hen te doen?
Deze uitkomst van onderhandelingen
lijkt een voorbeeld van de door de
minister van VWS zo nodig geachte
marktwerking. Maar niets is minder
waar. De zorgaanbieders blijken met
hun rug tegen de muur te staan en een
impasse dreigt.
Uitgangspunt van ketenzorg is dat
zorgaanbieders deze zorg voorzien van
een eenduidig systeem van communi-
catie en een zorgvuldige afstemming
van de behandeling door de verschil-
lende zorgaanbieders. De financiering
van deze ketenzorg bestaat uit een
component voor de door de individuele
zorgaanbieders geleverde zorgprestaties
en uit een component voor de voor
communicatie en coördinatie nood-
zakelijke organisatiekosten. Wordt er
met een zorgverzekeraar voor 2012
geen overeenkomst gesloten voor de
levering van een zorgketen dan lijkt
voor de coördinatie en de eenheid in
de communicatie ook geen financiering
beschikbaar. Zijn er dan voor de
zorgaanbieders alternatieven?
Kan de zorgverlener iets ondernemen?Hoe kan de zorgverlener reageren op
de weigering de al eerder gecontrac-
teerde en kennelijk goed functione-
rende ketenzorg in te kopen?
1. Kan een zorgaanbieder de zorg
op de ‘oude’ manier leveren, niet
gecoördineerd, zonder eenduidig
communicatiesysteem?
2. Mag een zorgaanbieder weigeren
de patiënten van deze zorgverzeke-
raar nog langer te behandelen?
3. Helpt het een zorgaanbieder dat de
zorgverzekeraar met een beroep
op de zorgplicht mogelijk verplicht
is om ketenzorg voor de patiënt
beschikbaar te hebben?
4. Mag een zorggroep patiënten
informeren over de handelwijze
van de zorgverzekeraar en hen
uitnodigen om naar een andere
verzekeraar over te stappen?
5. Verandert dit als de zorgaanbieder
dominant is in de lokale markt?
6. Kan zorgaanbieders ervoor kiezen
om geen zaken meer met een
zorgverzekeraar te doen?
7. Hoe verhoudt zich dit tot zorg-
aanbieders die voor het leveren
van reguliere zorg een ‘gewoon’
contract met de zorgverzekeraar
hebben?
Op ‘oude’ wijze leveren?De standaarden voor CVRM en COPD/
Astma zijn landelijk tot stand gekomen
en regionaal zijn zorgprogramma’s met
instemming van de zorgaanbieders
vastgesteld. Zowel op grond van de
Wet BIG als op grond van de verplich-
tingen die uit de geneeskundige
behandelingsovereenkomst voort-
vloeien, zijn zorgaanbieders gehouden
om datgene te doen dat behoort tot de
stand van de wetenschap en praktijk.
Het niet naleven van een zorgstandaard
en een zorgprogramma zou vanuit dit
perspectief kunnen worden beschouwd
als handelen in strijd met de stand van
de wetenschap en de praktijk. Door
buiten het zorgprogramma om zorg
te leveren aan chronisch zieken zou
het risico kunnen ontstaan dat dit de
zorgaanbieders op enig moment zelfs
tuchtrechtelijk kwalijk kan worden
genomen. In een deel van Nederland
wordt COPD en CVRM echter niet
als keten geleverd en is daar ook nog
niet eerder gecontracteerd. Dat roept
de vraag op of het leveren van deze
ketenzorg eind 2011 al als stand van de
wetenschap en praktijk gekwalificeerd
mag worden. Waar de ketenzorg wel
eerder is gecontracteerd, kan het
op de ‘oude’ wijze leveren van zorg
gezien worden als een stap terug in de
kwaliteit. Een stap terug alsmede de
tweedeling in de zorg die ontstaat, zijn
voor zorgaanbieders een onacceptabele
uitkomst van het ontbreken van een
contract met een zorgverzekeraar.
Niet langer behandelen?Als de zorgaanbieders er niet met de
zorgverzekeraar uitkomen, zou voor
een beetje marktwerking toch ten
minste een alternatief beschikbaar
moeten zijn. Kan de zorgaanbieder
ervoor kiezen om niet langer met deze
zorgverzekeraar zaken te doen en de
verzekerden niet langer te behandelen?
Denk daarbij aan het niet aangaan van
nieuwe behandelingsovereenkomsten
Het niet naleven van een zorgstandaard en een zorgprogramma
zou vanuit dit perspectief kunnen worden beschouwd als handelen
in strijd met de stand van de wetenschap en de praktijk.
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 9
BEKOSTIGING & CONTRACTERING
met verzekerden of het beëindigen
van bestaande behandelingsovereen-
komsten. De KNMG heeft op basis
van de WGBO en de wet BIG in een
richtlijn het aantal mogelijkheden voor
een arts voor het niet aangaan van de
geneeskundige behandelovereenkomst
sterk beperkt. Dit lijkt geen aantrekkelijk
alternatief, zoals ook het beëindigen van
de behandelovereenkomst per direct of
op langere termijn alleen geoorloofd is
om zeer dringende redenen. Beëindi-
ging van een behandelrelatie met als
reden dat de zorgverzekeraar geen
ketenzorg heeft ingekocht, lijkt geen
rechtmatige beëindigingsgrond te zijn en
zal dus een duidelijk juridisch risico in
zich dragen.
Zorginkoop en zorgplicht zorgverzekeraar?Een zorgverzekeraar heeft op grond
van de Zorgverzekeringswet een
zorgplicht en dient ervoor te zorgen dat
de voor zijn verzekerden noodzakelijke
zorg beschikbaar is. Deze zorg is in de
uitvoeringsregelingen van de Zorgver-
zekeringswet nader gedefinieerd als de
zorg conform de stand van de weten-
schap en de praktijk. Dat verzekerden
door het niet inkopen van een COPD/
Astma en een CVRM keten deze zorg
niet langer volgens het zorgprogramma
geleverd krijgen, maar teruggaan naar
het niveau van zorg van voor de natio-
nale en regionale standaarden, lijkt niet
goed te rijmen met deze zorgplicht. Een
patiënt zou in dit perspectief mogelijk
van zijn zorgverzekeraar kunnen
afdwingen dat de zorg volgens de stan-
daard en het programma beschikbaar is.
Dit argument helpt de zorgaanbieders
niet omdat zij de beschikbaarheid van
ketenzorg (en dus de inkoop daarvan)
niet bij de zorgverzekeraar kunnen
afdwingen zoals de patiënt/verzekerde
dat kan.
Zelf tarief in rekening brengen?Kan een groep zorgaanbieders waarvan
ketenzorg niet gecontracteerd wordt
door de zorgverzekeraar, ter compen-
satie de organisatiekosten zelf aan de
patiënt in rekening brengen? In Neder-
land mag niet zo maar een factuur voor
geleverde zorg aan een patiënt worden
toegezonden. Daarvoor moet eerst een
tarief worden vastgesteld door de NZa.
Voor deze specifieke zorgvorm bestaan
op dit moment drie beleidsregels van
de NZa, te weten: de Beleidsregel
Innovatie, de Beleidsregel Samenwer-
king ten behoeve van geïntegreerde
eerstelijnszorg producten (GEZ) en
de Beleidsregel Prestatiebekostiging
multidisciplinaire zorgverlening
chronische aandoeningen. Deze
beleidsregels kennen de voorwaarde
dat er een overeenkomst is afgesloten
met de zorgverzekeraar. Dat is de
reden waarom zorgaanbieders, bij het
niet aangaan van een overeenkomst
met de zorgverzekeraar, geen tarief in
rekening mogen brengen op basis van
deze beleidsregels.
Informeren patiënten?Zodra bepaalde zorg niet meer gele-
verd kan worden, is het in het kader
van het goed hulpverlenerschap de
BEKOSTIGING & CONTRACTERING
ColumnDe eerstelijnszorg is gebaat bij een nieuwe ordening. Niet
langer de indeling op beroepen of disciplines, maar op basis van
gedragsprofielen. Dat geldt voor alle innovatieve vooruitstre-
vende eerstelijns bestuurders, zorgaanbieders, wetenschappers,
vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en zorgverzekeraars
en voor beleidsmensen. In de ordening van de innovatiecurve
van Rogers is zestien procent van alle eerstelijns mensen in
principe positief, hebben doorzettingsvermogen, zoeken naar
oplossingen in plaats van naar problemen. Herpakken zich waar
nodig. Stralen passie en energie uit, zien het glas half vol in
plaats van half leeg. Delen kennis en ervaringen om er met zijn
allen beter van te worden. Mede om de noodzakelijke snelheid
in de innovatie te houden. Het gaat om een nieuwe ordening
die recht doet aan de multidisciplinaire functionele eerstelijns-
zorg. Het gaat er niet om wat je bent, maar wie je bent.
Het is een nieuwe ordening waarin bestaande paradigma’s
worden afgebroken en een nieuwe werkwijze wordt geïntrodu-
ceerd. Geen traditionele aanpak, maar vernieuwing. Veel digitaal.
Met blogs, forums, YouTube, creatieve digitale sessies. thuis
werken, files vermijden. Tegelijk optimale digitale communicatie
met bijvoorbeeld Facebook, met Skype sessies. Maar ook af en
toe bij elkaar. Met snelkookpan sessies om onder druk binnen
een korte tijd een concreet resultaat op te leveren. een verfris-
sende manier van werken met veel perspectief voor de betrok-
kenen. Als deze groep aantoont dat het kan, zal de gemiddelde
bestuurder, zorgaanbieder of beleidsmaker in de eerste lijn
wel volgen. Dat is nodig om de zorg solidair en waar mogelijk
betaalbaar te houden. Het nieuwe paradigma is de coalition
of the willing. Op het eerstelijns Galadiner in Zeist waren er al
veel nieuwe aanhangers. Doet u mee?
Jan Erik de Wildt
Eigenaar van Commonsense BV en houdt zich
bezig met redesign van de eerste lijn.
Reageren? [email protected]
Coalition of the willingplicht van een arts zijn patiënt hierover te infor-
meren. Bij het informeren van patiënten is het van
belang dat er geen sprake mag zijn van een onjuiste
voorstelling van zaken. De informatieverstrekking
aan de verzekerden dient duidelijk, zorgvuldig en
volledig te zijn. Het is bovendien onrechtmatig om
dan een aansporing of een oproep te doen voor een
alternatief. In beginsel moet de zorgaanbieder zelf
zijn patiënten informeren.
MededingingswetNaast de zorginhoudelijke kant van deze problema-
tiek is er ook een mededingingsrechtelijke kant.
Ondernemingen moeten rekening houden met de
Mededingingswet en ondernemingen in de zorg
moeten daarnaast ook rekening houden met de Wet
Marktwerking Gezondheidszorg. In sommige gevallen
is er in een bepaalde regio slechts een enkele groep
zorgaanbieders actief en zou er op grond van de
beide wetten sprake kunnen zijn van aanmerkelijke
marktmacht. In zo’n geval is het sterk de vraag of het
weigeren van het aangaan van een contract met de
zorgverzekeraar mededingingsrechtelijk aanvaardbaar
is, aangezien er geen andere mogelijkheden zijn.
Rug tegen de muurHet mag duidelijk zijn: aan alle alternatieven
kleven voor zorgaanbieders flinke risico’s. Vanuit
juridisch perspectief kan geconcludeerd worden dat
zorgaanbieders bitter weinig kunnen doen aan het
niet contracteren van ketenzorg door een zorgver-
zekeraar. Het is buitengewoon lastig om de daaruit
voortvloeiende, zorginhoudelijke consequenties het
hoofd te bieden. Als marktpartij staan aanbieders
van ketenzorg met hun rug tegen de muur. Om tot
een gezonde markt voor de inkoop van ketenzorg
te komen, zou het juridisch voor zorgaanbieders
mogelijk moeten worden gemaakt om een passend
antwoord te geven op het niet inkopen van een
zorgketen. Misschien wel door een tarief voor de
organisatiekosten voor een dergelijke organisatie
vast te laten stellen door de NZa en de minister van
Financiën, en de Belastingdienst een uitspraak te
laten doen dat dit tarief niet met BTW belast is.
Mr. Nicole Kien
Als marktpartij staan
aanbieders van ketenzorg met
hun rug tegen de muur
10 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
Reactie IGZ op thematisch toezicht bij zorggroepen
Kwaliteitswet Zorginstellingen: sturen op kwaliteitIn november jl. had De Eerstelijns een artikel over thematisch toezicht van IGZ bij zorggroepen. De Eerstelijns advocaten van Kien Legal trokken de bevoegdheid in deze in twijfel. Hier de reac-tie van Corry Ketelaar namens deze dienst van het ministerie van VWS.
BELEID & POLITIEK
De Inspectie voor de Gezondheidszorg
(IGZ) is in september jl. gestart met
toezicht op zorggroepen die ketenzorg
voor diabetespatiënten organiseren.
Zorggroepen en de multidisciplinaire
ketenzorg kunnen een belangrijke
bijdrage leveren aan de verbetering
van de diabetes zorg in de eerste lijn.
De verwachting is dat de behande-
ling eerder wordt ingesteld, vitale
lichaamswaarden worden bewaakt
en complicaties worden beperkt. Een
zorggroep spant zich in opdat alle
betrokken ketenpartners kwalitatief
verantwoorde zorg leveren. Ze doet dit
door, als hoofdaannemer, contracten
af te sluiten met zorgverzekeraars. In
veel van deze contracten is opgenomen
dat de zorggroep verantwoordelijk is
voor de organisatie en de kwaliteit van
de diabetes zorg conform de geldende
standaard en/of richtlijnen.
In discussieNu de inspectie toezicht houdt, gaan
zorggroepen met de inspectie in
discussie of ze wel of niet onder de
Kwaliteitswet Zorginstellingen vallen.
Deze wet definieert een instelling als
‘een organisatorisch verband dat strekt
tot verlening van zorg’. Een zorggroep
heeft kenmerken van een instelling als
zij aan één of meer van de volgende
criteria voldoet (de opsomming is niet
limitatief):
• de zorggroep contracteert zorg die
omschreven is in de Zorgverzeke-
ringwet of AWBZ;
• de zorggroep heeft zorgverleners
in loondienst en/of sluit contracten
met zorgverleners. Ze organiseert
functioneringsgesprekken, zorgt
voor vervanging bij ziekte;
• de zorggroep is verantwoordelijk
voor de organisatie van de keten
(bijv. keteninformatiesysteem) en
de kwaliteit van de zorg die de
verzekeraar heeft ingekocht;
• de zorggroep geeft instructies
over de wijze van zorg verlenen
(werken volgens de zorgstandaard,
protocollen, zorgplannen) en/of
organiseert bijscholingen;
• de zorggroep zorgt voor verant-
woorde toedeling van werk-
zaamheden (bv. taakverdeling,
beschrijving van verantwoordelijk-
heden huisarts, poh-er en andere
ketenpartners);
• de zorggroep doet aan systema-
tische bewaking van de kwaliteit
(verzamelen van gegevens, toetsen,
interne benchmarks, verandertra-
ject ingang zetten);
• de zorggroep houdt zich bezig met
strategische vraagstukken voor
de toekomst en het uitzetten van
beleid, bijv. een volgende dbc, de
continuïteit van de zorggroep en
het inzetten van kwaliteitsbeleid.
Onder de wetAangezien bijna alle zorggroepen aan
één of meer van bovenstaande criteria
voldoen, vallen zij onder de Kwali-
teitswet Zorginstellingen. Hierbij doet
het niet ter zake of de feitelijke zorg
door de zorggroep zelf wordt verleend,
of door gecontracteerde zorgaanbie-
ders of –instellingen. Ook het soort
rechtspersoon van de zorggroep is
niet van betekenis in deze discussie.
De Kwaliteitswet Zorginstellingen
brengt verplichtingen met zich mee
zoals het bieden van verantwoorde
zorg, het verzamelen van gegevens,
het toetsen en zo nodig bijstellen
van beleid en het opstellen van een
openbaar kwaliteitsjaarverslag. De
inspectie verwacht van een zorggroep
dat zij deze verplichtingen benut om
te sturen op kwaliteit en optreedt als
regisseur van de ketenzorg in de regio
waar zij werkzaam is. De inspectie is
zich bewust, dat momenteel niet bij
alle zorggroepen bekend is, dat ze
onder de Kwaliteitswet Zorginstellingen
vallen. Ze houdt hiermee rekening in
haar handhavingsbeleid. Eind dit jaar
rondt de inspectie de bezoeken aan
20 zorggroepen af en in het voorjaar
2012 verschijnt haar eindrapport met de
bevindingen.
Corry Ketelaars, Senior inspecteur/project-leider Ketenzorg Chronisch zieken
Corry Ketelaars reageert op dit artikel uit De Eerstelijns van november. Het is te lezen op www.de-eerstelijns.nl.
18 De EErstElijns NOVeMBeR 2011
Lange tijd bestonden in Nederland
helemaal geen wettelijke voorschriften
om de gezondheidszorg op een verant-
woord niveau te brengen en te hand-
haven; de betrokken hulpverleners en
instellingen waren hiertoe zelf goed in
staat. Opleidingen, wetenschappelijke
verslagen, protocollen, standaarden
alsook algemeen geldende maatschap-
pelijk zorgvuldigheidsnormen boden
voldoende houvast. Met het in zicht
komen van de financiële grenzen aan
de zorguitgaven en de benodigde
doelmatigheid, werd nieuwe wetgeving
ingevoerd rond de kwaliteit van zorg.
De gezondheidszorg kent momenteel
wetten met kwaliteitsbepalingen, zoals
de Wet Toelating Zorginstellingen
(WTZi) en de Kwaliteitswet Zorginstel-
lingen (KZi).
Omdat de WTZi op korte termijn
geacht wordt te vervallen door inwer-
kingtreding van de Wet Cliëntenrechten
Zorg (WCZ), gaan wij alleen in op de
KZi. Deze wet heeft als doelstelling de
gezondheidszorg in Nederland op een
verantwoord niveau te brengen en te
handhaven en verplicht zorginstellin-
gen hun eigen kwaliteit te bewaken, te
beheersen en te verbeteren. Het beleid
dat de instelling voert, moet daarom
gericht zijn op het in stand houden en
verbeteren van de kwaliteit van zorg.
De IGZ is belast is met het toezicht en
de handhaving van de KZi.
Is KZi van toepassing op zorggroepen?Dit jaar is de IGZ op grond van de KZi
een thematisch toezicht gestart bij 20
zorggroepen die zorg verlenen volgens
de zorgstandaard diabetes. De Inspec-
tie gaat ervan uit dat zorggroepen
onder de KZi vallen en dat zij op die
grond tot dit toezicht bevoegd zou zijn.
Maar het is de vraag of zorggroepen tot
de zorgaanbieders, dan wel de instel-
lingen behoren zoals deze in de KZi
worden omschreven, zijnde instanties
waar deze wet op van toepassing is.
De KZi definieert in haar eerste
bepalingen een instelling als ‘een orga-
nisatorisch verband dat strekt tot de
verlening van zorg’. Wie of wat moet
daaronder worden verstaan? Bij de
totstandkoming van deze wet is deze
definitie uitgelegd als: ‘veelal rechts-
personen, die één of meer inrichtingen
voor de gezondheidszorg exploiteren’
en tevens ‘personen die gezamenlijk
een instelling vormen’. Er worden drie
mogelijkheden aangegeven:
a. De natuurlijke persoon die een
instelling in stand houdt, bijvoor-
beeld de heer X die enige verpleeg-
kundigen voor thuiszorg in dienst
heeft.
b. De rechtspersoon die een instelling
in stand houdt, bijvoorbeeld de
Stichting Y die een zwakzinnigen-
inrichting exploiteert.
c. De natuurlijke personen of
rechtspersonen die gezamenlijk
een instelling vormen, bijvoorbeeld
samenwerkenden in een gezond-
heidscentrum.
Het is op grond van het bovenstaande
niet zonder meer gezegd dat zorg-
groepen op dit moment aangemerkt
moeten worden als een instelling dan
wel als een directe zorgaanbieder. Een
zorggroep strekt immers doorgaans niet
tot ‘verlening van zorg’. Die zorg blijft
heel vaak verleend worden door alle
gecontracteerde zelfstandige zorgaanbie-
ders, enkele uitzonderingen daargelaten.
Kwaliteitswet Zorginstellingen lijkt niet van toepassing
Is thematisch toezicht door Inspectie onder zorggroepen noodzakelijk?De introductie van ketenzorg voor chronisch zieke patiënten heeft volgens menigeen bijgedragen aan verbetering van zorg. Ruim driekwart van de huisartsen is nu aangesloten bij een zorggroep. Diverse zorggroepen hebben de afgelopen weken bezoek gekregen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in het kader van het ‘thematisch toezicht’. Heeft de IGZ toezicht-bevoegdheden bij zorggroepen op grond van de Kwaliteitswet Zorginstellingen? Is dit toezicht door de Inspectie geoorloofd en gewenst?
De EErstElijns NOVeMBeR 2011 19
Is thematisch toezicht door Inspectie onder zorggroepen noodzakelijk?
BELEID & POLITIEK
Hoofd en onderaannemersVeel zorggroepen fungeren dus
slechts of slechts in hoge mate als
hoofdaannemer en gaan als zodanig
contracten aan met de daadwerkelijke
‘zorgaanbieders’ die de uiteindelijke
zorg leveren. Het is niet de zorggroep
die de zorg rechtstreeks levert aan de
patiënt. Dat doen de onderaannemers
van de zorggroep zelfstandig. Deze
onderaannemers hebben een eigen
‘behandelingsovereenkomst’ met de
patiënt. In de drie voorbeelden van een
‘zorginstelling’, leveren de instellingen
zelf rechtstreeks de zorg aan de patiënt
of doen dit – in het voorbeeld van het
gezondheidscentrum – als samenwer-
kenden. Reden waarom het dus niet
zo voor de hand ligt om zorggroepen
zonder meer allemaal als zorginstelling
in de zin van de KZi aan te merken.
De eerste rapportagesDesondanks lijkt de IGZ ervan uit te
gaan dat veel zorggroepen onder de
definitie van zorginstelling uit de KZi
vallen. Zoals blijkt uit de eerste rappor-
tages, toetst de Inspectie zorggroepen
op dit moment op de aanwezigheid van:
- kwaliteitsbeleid
- een klachtenregeling conform de
Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector
- een privacyreglement voor het
uitwisselen van gegevens met
ketenpartners
- een incidenten- en calamiteitenre-
geling voor de keten
- een kwaliteitsjaarverslag.
Voorts wordt nagegaan of de zorg-
groep:
- beschikt over een keteninformatie-
systeem om een patiëntendossier
op te stellen en patiëntengegevens
uit te wisselen
- individuele zorgplannen opstelt met
de patiënt
- preventie en educatie regelt
- ondersteuning van zelfmanagement
aanbiedt
- beleidsafspraken maakt hoe om te
gaan met patiënten met multimorbi-
diteit
- afspreekt wie de centrale zorgverle-
ner is en welke taken deze heeft.
De toetsing op deze onderdelen klinkt
op zich goed, maar het is de vraag
of en in hoeverre het een zorggroep
kan worden aangerekend indien deze
onderdelen niet afdoende zijn geregeld.
Waar de zorgaanbieder zelfstandig via
de Wet BIG aan allerlei kwaliteitseisen
in coördinatie en communicatie moet
voldoen, is het bovendien de vraag of
de borging daarvan nu allemaal via de
zorggroepen moet lopen.
Zorggroepen met ‘waterhoofden’? Op zich is het natuurlijk niet bezwaar-
lijk dat de kwaliteit van ketenzorg
goed geregeld en verankerd is in een
wettelijk toezichtskader. In het veld
kan ook geproefd worden dat veel
zorggroepen helemaal geen bezwaar
hebben tegen transparantie over de
behaalde kwaliteit.
De KZi lijkt echter geschreven vanuit
het perspectief van de grote zorginstel-
lingen, zoals ziekenhuizen en verpleeg-
huizen. Het moet niet zo zijn dat de
toepassing van deze wet en het toezicht
op de naleving daarvan, verstrekkende
administratieve en organisatorische
verplichtingen voor de zorggroepen met
zich mee gaat brengen. De gezond-
heidszorg is gebaat bij een ‘lean and
mean’ eerste lijn die snel, adequaat en
tegen beperkte kosten kan inspelen op
de toenemende vraag naar zorg van de
vergrijzende bevolking. Het opleggen
van vergaande kwaliteitseisen aan
zorggroepen, op dezelfde wijze als dit
in grote zorginstellingen plaatsvindt, zal,
naar wij persoonlijk inschatten, tot een
verzwaring van het management van
een zorggroep leiden met een toename
van beheerskosten en het risico op
het ontwikkelen van organisaties met
zogenaamde ´waterhoofden’.
Constructief overlegDeze risico’s maken naar onze mening
een goed en constructief overleg
tussen de zorggroepen en de IGZ
noodzakelijk. Daarin dient nogmaals
heel zorgvuldig nagegaan te worden
of en in hoeverre die Kwaliteitswet nu
écht van toepassing is op zorggroepen.
Misschien dat los daarvan goede
afspraken gemaakt kunnen worden
over de functie van zorggroepen en
welke rol – binnen de beperkte finan-
ciële kaders die zorgverzekeraars voor
overheadkosten van zorggroepen stel-
len – voor deze organisaties haalbaar is
in de kwaliteitsbewaking.
mr .drs. Nicole U.N. Kien en mr. M.M. Maas, beiden advocaat bij KienLegal B.V., Eerstelijnsadvocaat en uitvoerenden van de Juridische helpdesk van de LVG.
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 11
12 De EErstElijns DeCeMBeR 201112 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
Concentratie professionals in eMC’s van Houten
Pionieren in zorgvernieuwingEen bijna onstuitbare woordenvloed van de kant van Henk van den Assem, huisarts en voorzitter van de Stichting Houtense Huisartsen (SHH). Regelmatig aangevuld met eenzelfde enthousiasme door SHH-adviseur Ruurd Huisman van Huisman VeranderManagemenT. Onderwerp: de opmer-kelijke herinrichting van de gezondheidszorg in Houten. ‘We willen vernieuwende, multidiscipli-naire en laagdrempelige zorg aan patiënten verlenen,’ aldus de twee.
Gezondheidscentra zijn er natuurlijk
al langer en hun aantal groeit nog
altijd. Medische zorgverleners vestigen
zich onder één dak om het patiënten
makkelijker te maken en kosten te
kunnen drukken. De inmiddels vier
- de vijfde wordt eind volgend jaar
geopend - Eerstelijns Medische Centra
(EMC’s) in Houten gaan echter verder.
Er wordt intensief samengewerkt tussen
huisartsen, apothekers, fysiotherapeu-
ten, psychologen, diëtisten en wijk-
verpleegkundigen. Plus partijen uit de
nulde en tweede lijn. Bijzonder is dat
de deelnemers aan de EMC’s allemaal
voor eigen risico en rekening werken
én tegelijk met elkaar verbonden zijn
via een samenwerkingsovereenkomst,
gekoppeld aan een huurovereenkomst.
Wel vrijheid maar zeker geen vrijblij-
vendheid dus.
‘We zijn niet alleen uit op schaalvoor-
deel en daarmee kostenefficiency, maar
ook op kennis- en informatieover-
dracht,’ vertelt Henk van den Assem.
‘Dat kan ook als je zo’n concentratie
van professionals hebt met ieder hun
eigen specialisme.’ Hij is één van de
zevenentwintig huisartsen die Houten
telt en die zich - ook dat is opval-
lend - allemaal verenigd hebben in de
stichting en daarmee praktijk houden
in een van de EMC’s.
Ingrijpend vernieuwenTerugkijkend is het opmerkelijk hoe
veel er al geconcretiseerd is van een
visie die pas in 2004 ontwikkeld werd.
In dat jaar verscheen de rapportage
‘Houtense Huisartsen onderweg naar
2010: Ingrijpend Vernieuwen.’ Vertrek-
punt was de vraag: als je de zorg van
de toekomst moet definiëren, hoe ziet
deze er dan uit? Duidelijk was dat er
veel van het bestaande op de schop
moest. Inmiddels is het papier, dat in
de regel uiterst geduldig is, vertaald in
(straks) vijf EMC’s met 36 (para)medi-
sche praktijken voor de bijna 48.000
inwoners van Houten. ‘We waren er
als huisartsen van overtuigd dat het
oude model, met allemaal individueel
werkende en solistisch opererende
ondernemers, op de langere termijn
Henk van den Assem: ‘Niet alleen schaalvoordeel en kostenefficiency, ook kennis- en informatieoverdracht.’ Fotografie: Hans Oostrum.
Ruurd Huisman: ‘Houten is een van de weinige regio’s waar zorgprogramma’s zo breed en multidisciplinair worden ontwikkeld en uitgevoerd.’ Fotografie: Hans Oostrum.
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 13
PRAKTIJKORGANISATIE & BEDRIJFSVOERING
lastig te handhaven zou zijn. Volgens
ons moesten we toe naar een kwali-
tatief betere, strakker gestroomlijnde
organisatie van eerstelijns gezond-
heidszorg, gericht op multidisciplinaire
samenwerking. Doel moest in de eerste
plaats een aanzienlijke kwaliteitsverbe-
tering van de gezondheidszorg zijn, in
het belang van de patiënt.’
Verbeteringen zichtbaarOm dit te kunnen realiseren, was
oprichting van een overkoepelende
facilitaire organisatie noodzakelijk.
Bovendien betekende een betere
organisatie ook verdere concentratie,
een ontwikkeling die resulteerde in
de bouw en inrichting van de EMC’s.
De vernieuwing greep inderdaad diep
in in de bestaande structuur, maar
inmiddels zijn de verbeteringen voor
alle betrokkenen - de patiënten niet in
de laatste plaats - zichtbaar geworden.
De zorgvoorziening is dichtbij, want
evenredig over Houten verspreid, en
laagdrempelig. Een soort one stop
shopping voor de inwoners. ‘Oudere
patiënten moeten bij wijze van spreken
met hun rollator naar het dichtstbij-
zijnde gezondheidscentrum kunnen
lopen.’ De EMC’s toetsen hun zorg-
verlening aan mening, behoeften en
wensen van patiënten. Onlangs is een
eerste patiënten ervaringsonderzoek
afgerond over Medisch Centrum Dorp,
met zo’n 11.000 patiënten. De vestiging
kreeg het rapportcijfer 8. De komende
tijd worden ook onderzoeken bij de
andere EMC’s gedaan.
Zes zorgprogramma’sDe samenwerking in Houten gaat nog
verder. ‘De Stichting Multidisciplinaire
Zorg Houten ontwikkelt in de vijf
EMC’s gezamenlijk zorgprogramma’s,
die na contractering door zorgverzeke-
raars worden ingevoerd,’ vertelt Ruurd
Huisman. Er zijn nu vijf programma’s:
Diabetes Mellitus 2, Cardiovasculair
Risicomanagement, COPD&Astma,
Depressie en Angst. In 2012 zal het
zorgprogramma Dementie worden
ontwikkeld. ‘We zijn er trots op dat
onze zorgprogramma’s Depressie
en Angst de basis vormen voor de
landelijke richtlijnen van het Trimbos
Instituut. Houten is een van de weinige
regio’s waarin zorgprogramma’s zo
breed en multidisciplinair worden
ontwikkeld en uitgevoerd.’
Daarnaast is er, in de vorm van de
Huisartsen Kliniek, een samenwer-
kingsverband van het St. Antonius
Ziekenhuis (Nieuwegein), Zorgspec-
trum (V&V-instelling) en de SHH. De
kliniek is een anderhalvelijns zorgvoor-
ziening. ‘Een voorbeeld van substitutie
van tweede lijn richting eerstelijnszorg,’
aldus Huisman.
Naar complete ketenzorgOm de ontwikkeling naar complete
ketenzorg mogelijk te maken gaan
buitenpoli’s en de huisartsenpost deel
uitmaken van een samenwerkingspro-
ject van het St. Antonius Ziekenhuis en
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 13
samenwerking in de praktijk
Cees Roggeband is fysiotherapeut in Medisch Centrum Leebrug. Hoe kijkt hij tegen de samenwerking aan? ‘We waren al enkele jaren, samen met drie huisartspraktijken, op zoek naar een nieuwe locatie binnen Houten. Hiermee konden wij dan ook onze praktijk gaan uitbreiden. Vorig jaar oktober is ons centrum geopend. Binnen ons multidisciplinaire centrum zijn huisartsenzorg, fysiotherapie, podotherapie, diëtist en eerstlijnspychologie, Indigo en een apotheek vertegenwoordigd. Samen met twee collega’s zit ik in een maatschap, daarnaast hebben we vier fysiotherapeuten in loondienst en twee administratieve krachten.Door deelname in het Medisch Centrum ervaren we een grotere aanloop van patiënten en zijn de lijnen veel korter dan voorheen. We kunnen zo bij de andere zorgverleners binnenlopen om over de patiënt te overleggen. Indien gewenst kan sneller aanvullend onderzoek plaatsvinden met diagnos-tiek. Wat mij betreft, werkt de samenwerking heel motiverend.Daarnaast ontwikkelen we binnen elk EMC een multidisciplinair zorgpro-gramma om de kwaliteit van de zorg naar een hoger niveau te tillen. We draaien binnen Medisch Centrum Leebrug een pilot voor Cardiovasculair Risicomanagement, een programma dat vervolgens voor de andere centra beschikbaar wordt. De zorgprogramma’s worden gedocumenteerd binnen het KIS. Alle zorgverleners in de EMC’s kunnen in dat programma gegevens invoeren, zodat iedereen over de juiste en actuele patiëntgegevens be-schikt. Op termijn willen we de bestuurlijke inbreng in de Stichting Multi-disciplinaire Zorg Houten niet beperken tot huisartsen.’
“Multidisciplinair succesverhaal”
Bij de verkiezing door De Eerstelijns van de meest innovatieve eerstelijns organisatie 2011 behoren de Houtense huisartsen tot de vijf genomineer-den. Volgens de jury is “een multidisciplinair initiatief uitgegroeid tot een succesverhaal. Vrijwel alle eerstelijns zorgaanbieders werken samen. Er is een duidelijke visie op de taakverdeling tussen de eerste en de tweede lijn en een gezamenlijk farmaceutisch beleid. Het initiatief is opgezet door de huisartsen en wordt ondersteund door de zorgverzekeraars.”
Nr. 5 meest innovatieve Eerstelijns Organisaties 2011
14 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
PRAKTIJKORGANISATIE & BEDRIJFSVOERING
de SHH. Niet alleen komt er een nieuw
pand waarin het Transmuraal Centrum
Houten onderdak krijgt, ook worden
inhoudelijk programma’s ontwikkeld
om de samenwerking verder in te
vullen. Eerstelijns zorgprogramma’s
worden bijvoorbeeld uitgebouwd tot
ketenzorgprogramma’s. Ook omvat
het programma anderhalvelijns zorg,
met gemengde eerste- en tweedelijns-
voorzieningen, zoals gezamenlijke
spreekuren en diagnostische faciliteiten
en wederzijdse ondersteuning van de
eerste en tweede lijn in de vorm van
consultatie en scholing.
Voorts worden Healthy Communities
opgezet, een samenwerking tussen de
SHH en de gemeente Houten op het
gebied van nulde en eerstelijnszorg,
waarin wordt geparticipeerd door orga-
nisaties op het gebied van wonen, zorg
en welzijn. ‘Deze communities moeten
de zelfredzaamheid en weerbaarheid
van burgers versterken en een goed
gebruik van zorg en maatschappelijke
dienstverlening bevorderen,’ stellen Van
den Assem en Huisman.
De werkplaats HoutenTot slot zeggen ze over hun gedreven-
heid: ‘We willen dit verhaal vertellen
omdat ons model, met lokale aanpas-
singen, op andere plekken in Neder-
land kan worden ingevoerd. Feitelijk
bestrijken we er het hele spectrum van
nulde tot tweede lijn mee en bieden
zodoende totale geïntegreerde zorg.
Het pad is niet altijd even gemakkelijk
geweest, we hebben de nodige hobbels
en obstakels moeten nemen. Ook
moeten zorgverzekeraars wennen aan
het idee en de financiële consequenties
van complete ketenzorg. De infrastruc-
tuur van de nulde tot en met de tweede
lijn is gerealiseerd, de volgende stap
is om onderzoek te doen naar andere
financieringsmogelijkheden voor dit
soort vernieuwende initiatieven waarin
zorgverzekeraars en hulpverleners
samen optrekken. Het traject dat we
hebben afgelegd is de moeite waard
gebleken en heeft veel positiefs
opgeleverd, zowel voor patiënten als
voor zorgverleners en andere betrokke-
nen. Maar we zijn zeker nog niet klaar.
Vandaar dat we spreken van Houten als
werkplaats voor zorgvernieuwing, een
broedplaats voor nieuwe ideeën. De
pioniersgeest blijft.’
Tekst: Reinold Vugs
Het Medisch Centrum Dorp kreeg in het eerste onderzoek naar patiëntervaring het rapportcijfer 8. Fotografie: Paul van der Klei.
Podotherapie Rond Om
Bij de vijf genomineerden behoort het
Podotherapeutisch Centrum Rond Om.
Dit door Ellen Nuijten geleide centrum
bestaat uit een team van 28 samenwer-
kende podotherapeuten, met name
gevestigd in gezondheidscentra in meer
dan 20 plaatsen in Nederland. Het
jury rapport: “De podotherapie in de
diabetes DBC heeft een extra impuls
gegeven aan de multidisciplinaire en
ketenzorg samenwerking. Duidelijke
informatie, online afspraken maken en
You Tube filmpjes als marketing instru-
ment hebben de gehele podotherapie
een flinke innovatieve impuls gegeven
in de dynamische eerstelijnszorg.”
(Rond Om stond in De Eerstelijns van
maart 2011.)
Ellen Nuijten: ‘Weg van het calimero-effect in de podotherapie: we blijven ons in kennis, kwaliteit en ondernemerschap ontwikkelen.’
SHO Medisch Diag-nostisch Centrum
Onder de genomineerden zit naast
een gemeente, een zorggroep, een
verloskundig centrum ook een
huisartsenlaboratorium. Het in Velp
in nieuwbouw gevestigde SHO is in
Oost-Nederland volgens de jury “een
stuwende kracht in de innovatie van
de huisartsen, verloskundigen en
eerstelijnszorg. Met diagnostiek, ICT,
transparantie en telezorg is SHO uitge-
groeid tot een belangrijke steunpilaar
voor de zorgaanbieders. Permanente
innovatie is een van de kernkwali-
teiten van dit eerstelijns diagnostisch
centrum.” Dit jaar introduceerde SHO
de tele-echografie. (SHO stond in De
Eerstelijns van mei 2011.)
Teleconsultatie bij beeldvormend en functie-onderzoek heeft bij SHO een zuiver eerstelijns karakter.
Nr. 2 meest innovatieve Eerstelijns Organisaties 2011
Nr. 4 meest innovatieve Eerstelijns Organisaties 2011
PRAKTIJKORGANISATIE & BEDRIJFSVOERING
Het resultaat spreekt tot de verbeel-
ding maar het verhaal is niet nieuw:
in wijken van grote steden zijn de
zorgkosten soms onverklaarbaar
hoger, onbeheersbaar; het percentage
niet-verzekerden ligt boven het
landelijk gemiddelde en de gemeente
krijgt veel vragen over zorg, maar
moet zich tot preventie beperken.
Zorgverzekeraar Agis, traditioneel sterk
aanwezig in de grote stad, is samen
met de gemeente Utrecht aanvankelijk
verbeteringsprojecten gestart (denk aan
het onderdak bieden aan zwervers uit
Hoog Catherijne, red.), maar er is meer
sturing gekomen na het afsluiten van
convenanten. Zo is “Utrecht gezond!”
ontstaan.
Gezonde wijk als basis‘Er zit brood in deze samenwerking,’
concludeert Rita van der Meulen, senior
beleidsmedewerker bij de Utrechtse
GG&GD en een van de coördinatoren
van “Utrecht gezond!”. ‘Voor een
integrale en populatiegerichte aanpak
van de achterstand in gezondheid
kiezen we voor meerdere sporen.
Gezondheid hangt, naast eigen aanleg,
samen met de sociaaleconomische
positie, met wonen, leefstijl en werk.
Via deze sporen oefenen we direct of
indirect invloed uit op gezondheid. Dit
brengen we in een vijfjarig convenant
tussen zorgverzekeraar en gemeente
samen onder de noemer “Gezonde
wijk”. Uiteraard hoort hierbij een
verschuiving van zorgconsumptie van
tweede naar eerste lijn, liefst naar meer
zelfmanagement.’
Sneller dan gedachtBij Agis, waar Ellen van der Vorst de
manager voor Utrecht is, spreken de
cijfers voor zich. ‘In de periode 2006-
2010 registreren we een vermindering
van zorgkosten met vier procent. Het
percentage Overvechters van 19 jaar
en ouder dat de beweegnorm haalt, is
in deze periode gestegen van 54 naar
65 procent. De resultaten tonen aan
dat intensieve samenwerking tussen
zorgverleners in de eerste en nulde lijn,
ORGANISATIE & INNOVATIES
Integrale en populatiegerichte zorg in de praktijk
Wijk Overvecht voorbeeld voor “Utrecht gezond!”Het was dit voorjaar landelijk nieuws: de aanpak met “Gezonde wijk Overvecht” laat een ver-mindering in zorgkosten van vier procent zien. Inwoners van deze wijk in noordelijk Utrecht gebruiken minder dure zorg en bewegen meer. De intensieve samenwerking tussen zorgverleners in de eerste lijn en de wijkbrede, populatiegerichte aanpak, binnen het convenant van Agis en de gemeente, is nu naar andere achterstandswijken uitgebreid. In 2012 start een eerstelijns samen-werkingsplatform voor de hele stad.
Ellen van der Vorst (Agis, l.) en Rita van der Meulen (GG&GD): ‘Met “Utrecht gezond” zetten we in achterstandswijken de zorg op de kaart.’
Nr. 1 meest innovatieve Eerstelijns Organisaties 2011
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 15
zoals de huisarts, fysiotherapeuten en
welzijnsorganisaties, leidt tot zinnige en
zuinige zorg. Succesfactor daarbij is de
intensieve inzet van huisarts en prak-
tijkondersteuners. Er is een toename in
het aantal huisartsconsulten, poh-
consulten en fysiotherapie, maar daar
staat duidelijke minder zorggebruik
elders tegenover. Door ruimer de tijd te
nemen kunnen huisartsen en poh’s het
zorgaanbod veel preciezer afstemmen
op de behoefte van een patiënt. De
geneesmiddelen zijn veel doelmatiger
voorgeschreven en het zorggebruik in
het ziekenhuis is gedaald. We hebben
dit sneller bereikt dan verwacht.’
Pijlers voor de aanpakInmiddels is de tweede fase van
“Utrecht gezond!” gestart. ‘Met de
kennis uit Overvecht kunnen we in
de andere wijken samen met andere
maatschappelijke partners ook een
integrale en populatiegerichte aanpak
invoeren,’ stellen Ellen van der Vorst
en Rita van der Meulen. ‘Denk aan
de wijken Kanaleneiland, Zuilen/
Ondiep en Hoograven. De pijlers voor
de wijkgerichte aanpak in Utrecht
zijn duidelijk. We vragen mensen om
mentaal welbevinden, om gezond mee
te doen in de maatschappij, anders
is er psychosociale zorg, maatschap-
pelijke opvang en hulp bij problemen
met de zorg voor kinderen. Bij een
gezonde leefstijl horen controle van
het gewicht, vitaliteit en zicht op het
gebruik van alcohol en middelen.
De gemeente moet zorgen voor een
gezonde leefomgeving, terwijl wij de
zorg via een collectieve verzekering
voor mensen met een laag inkomen,
betaalbaar moeten houden. De toegang
tot de zorg speelt een rol met de grote
wijzigingen in AWBZ en de WMo
die op komst zijn. Denk voorts aan
mantelzorg, jeugdzorg en zorg voor
aanstaande ouders.’
Uit de wijk zelf‘Je kunt veel sturen, uiteindelijk moet
het uit de wijk zelf komen,’ is de
overtuiging van Ellen van der Vorst en
Rita van der Meulen. ‘De gemeente en
Agis regisseren en financieren, maar de
zorgverleners en de bewoners moeten
het oppakken. Wat doen ze zelf, waar
halen ze hun inspiratie vandaan, welke
projecten slaan aan, welke passen
minder goed bij een populatie en een
zorgbehoefte? Dat is puzzelen met
meerdere partijen, waarbij de vraag
naar voren komt met wie een partner-
ship kan worden aangegaan voor meer
bewegen, een verbetering van de ggz
in de eerste lijn en een diëtetiek die
bijdraagt aan gewichtsbeheersing.’ Het
moet een daling van het aantal mensen
met een matige of slecht ervaren
gezondheid met een tot vijf procent
opleveren.
Tekst: Kees Kommer
Cultuurverandering
Als genomineerde voor de prijs van Meest Innovatieve Eerstelijns Organisa-tie 2011, meldt het juryrapport: “In de achterstandswijk Overvecht wordt de cultuurverandering van ziekte & zorg naar gezondheid & gedrag in
praktijk gebracht door vijf gezond-heidscentra. Er wordt met veel andere organisaties samengewerkt en met succes. Minder te dikke kinderen, betere beweegnormen en minder verwijzingen naar de tweedelijnszorg. Een voorbeeld hoe de eerstelijnszorg zich in de volle breedte succesvol kan ontwikkelen.”voorbereid.
Partners en projecten
Tot de partners en projecten van “Utrecht gezond!” horen:• JOGG – programma voor gemeenten die voor meer beweging en ge-
zond eten van kinderen kiezen: www.jongerenopgezondgewicht.nl.• BigMove – beweegprogramma voor patiënten die geestelijke, lichame-
lijke en sociale problemen hebben: www.bigmove.nu• ROC Midden-Nederland en FC Utrecht.• Indigo – mentale ondersteuning vanuit de huisartsenpraktijk, het
buurthuis, de school of via internet voor jong en oud: www.indigo.nl.
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2011 Bron: AGIS zorgverzekeringen
Trendanalyse zorggebruik Overvecht
-250
-200
-150
-100
-50
0
50
100
150
ziekenhuisgebruik (gewogen DBC's)fysiotherapiefarmacie (aantal DDD)
POH consultenANW consultenlange consultengewone consulten
2009200820072006
De analyse bij Agis Zorgverzekeringen van het zorggebruik in Utrecht Overvecht in de periode 2006 tot 2010.
16 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 17
Voorzichtige start met bestuurlijke invulling
Zorggroepen volwassen?!Zorggroepen zijn organisaties die zich de afgelopen vijf jaar in de eerstelijnszorg hebben ge-manifesteerd. De meeste zorggroepen zijn huisartsen zorggroepen, maar ook fysiotherapeuten, apothekers en eerstelijnspsychologen groeperen zich in coöperaties, stichtingen en BV’s. Hoe volwassen zijn die organisaties?
De “0 meting zorggroepen in 2008” en
“de organisatie van zorggroepen anno
2010” hebben laten zien dat de organi-
saties zich geleidelijk ontwikkelen van
pioniers tot structurele eerstelijnsorga-
nisaties. In een aantal regio’s worden
verbindingen tot stand gebracht met
huisartsenposten, kringen of departe-
menten. Het bestuur professionaliseert.
Aan de Masterclass eerstelijnsbestuur-
ders, waar ik als eerstelijns notaris
een college geef over rechtsvormen,
governance en juridische structuren,
hebben de afgelopen jaren al 74
bestuurders deelgenomen. Het toezicht
is aan het professionaliseren. In 2011
zijn de eerste zorggroepen op vrijwil-
lige basis gestart met een Raad van
Toezicht of een Raad van Commissaris-
sen. In principe gelijksoortige organen,
maar in geval van een coöperatie of BV
spreekt de wet van een RvC en bij een
stichting van een RvT. Een RvT heeft als
hoogste orgaan van de stichting ook
nog enkele additionele bevoegdheden,
die bij een coöperatie of BV bij de
algemene vergadering liggen.
Groeiend belang De vrijwillige instelling van een
toezichthoudend orgaan houdt verband
met de sterke omzetstijging de laatste
jaren, terwijl het portfolio is uitge-
bouwd en de maatschappelijke positie
in belang toeneemt. Stakeholders
als VWS, NZa en IGZ kijken naar de
ontwikkeling van zorggroepen. Door
het instellen van een RvT of RvC neemt
de sector zelf de verantwoordelijk-
heid en voorkomt daarmee opgelegde
wet- en regelgeving. Zorgverzekeraars
nemen in hun inkoopbeleid steeds
vaker voorwaarden op over het bestuur
en het toezicht. Uit de memorie van
toelichting op het voorstel voor de Wet
cliëntenrechten zorg volgt dat onder
die nieuwe wet zorggroepen al vrij snel
zullen worden aangemerkt als zorg-
aanbieder waarvoor een onafhankelijk
toezichthoudend orgaan van ten minste
drie leden verplicht zal zijn indien bij
de zorggroep tien of meer personen
werkzaam zijn.
Heft in eigen handenZorggroepen nemen een steeds
belangrijkere positie in voor de onder-
aannemers. Naast de zorgverzekeraar
is de zorggroep voor veel onderaan-
nemers de belangrijkste debiteur. Door
uitbreiding van de integrale bekostiging
en van zorgprogramma’s kan dat
nog belangrijker worden. Zeker voor
huisartsen met een praktijkonder-
steuner, een doktersassistente en
ander ondersteunend personeel is de
inkomensafhankelijkheid toegenomen.
Veel huisartsen hebben negatieve
ervaringen met de huisartsenposten
die vanaf 2002 de eerste grootschalige
eerstelijnsorganisaties werden na de
gezondheidscentra van begin jaren
zeventig. Daar zijn bestuurders en
toezichthouders soms te ver van het
primaire proces af komen te staan. De
wens leeft om bestuurlijk gezien het
heft in eigen handen te houden. Dat is
in het geval van een instelling met een
onafhankelijk toezichthoudend orgaan
goed mogelijk, zeker als wordt gekozen
voor de rechtsvorm van de coöperatie
of de BV. Dit vergt wel een duidelijke
bevoegdheidsverdeling tussen bestuur,
toezichthoudend orgaan en algemene
vergadering.
ProfessionaliseringDoor de professionalisering van het
bestuur en de opkomst van de RvC
of RvT kunnen de zorggroepen een
volgende stap zetten in het proces naar
volwassenheid. De ambities van minis-
ter Schippers in de brief Zorg in de
buurt, maken een sterke eerstelijnszorg
noodzakelijk. De zorggroepen of steeds
vaker het netwerk van zorggroepen dat
een multidisciplinaire samenhangende
eerstelijnsorganisatie vormt, kan als
backbone fungeren voor deze ontwik-
keling. Met steun van een RvC of RvT.
Oskar Gietema, De Eerstelijns Notaris
BELEID & POLITIEK
Voormalig minister Ab Klink is toegetreden tot de Raad van Toezicht van PoZoB. Foto: Paul van der Klei.
POZOB
Zorggroep POZOB heeft in 2011 als een van de eerste zorggroe-pen een RvT ingesteld. POZOB is een grote vooruitstrevende zorggroep met meerdere DBC’s. In de RvT zitten oud-minister Ab Klink, oud-raad van bestuurvoor-zitter van UVIT Edwin Velzel en huisarts en longdeskundige Niels de Chavannes.
Met wie maakt u de afspraak over de behandeling
van een minderjarige?
De kinderen die bij een zorgaanbieder komen worden vaak
begeleid door hun ouders. De zorgaanbieder pleegt het overleg
over de noodzakelijke behandeling normaal gesproken met de
ouders, zeker als het jonge kinderen betreft.
echter, de patiënt is hier het kind en niet de ouders. evident lijkt
dat de belangenafweging door kinderen in beginsel moeilijker te
maken is dan door de ouders, maar op welke leeftijd slaat deze
balans door naar een situatie waarbij het kind zelfstandig beslist
over zijn behandeling?
De Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst biedt
hiervoor goede richtlijnen. De zorgaanbieder heeft de plicht om
informatie te verschaffen aan de patiënt, ook als de patiënt een
kind is jonger dan twaalf jaar. In dat geval dient de zorgaanbieder
het niveau van de informatie aan te passen aan het bevattings-
vermogen van het kind.
Toestemming van de patiënt, jonger dan twaalf jaar is echter niet
vereist om een behandeling uit te voeren. Is de patiënt twaalf
jaar of ouder, maar jonger dan zestien jaar dan is toestemming
van de patiënt en van de ouders of voogd nodig. Bij patiënten
die de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt, geldt dat zij in
principe zelfstandig de behandelovereenkomst aangaan met de
zorgaanbieder en tevens in en buiten rechte kunnen optreden
in aangelegenheden die betrekking hebben op de behandelover-
eenkomst.
Mocht u een vraag hebben over uw relatie met een minderjarige
patiënt, dan staat de Helpdesk LVG voor u klaar om u hierin te
adviseren
Taco Schüsler, Kien Legal
Sinds 1 januari jl. kunnen alle leden van de LVG zich onbeperkt voor korte juridische vragen wenden tot de Juridische Helpdesk. Ook is er voor ieder lid 2 uur beschikbaar voor een ingewikkelder juridische vraag. De helpdesk wordt uitgevoerd door advocatenkantoor KienLe-gal B.V.: 4 advocaten en 3 juridisch adviseurs zijn gespecialiseerd in het recht dat geldt in de gezondheidszorg.
JURIDISCHE ZAKENMinderjarige
18 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
Ondernemende verloskundigen in de Ach terhoek
‘Wij koesteren EVA’Waar meestal ziekenhuizen of medisch diag-nostische centra investeren in verloskunde, hebben de verloskundigen in de Achterhoek hun onafhankelijkheid behouden. Ze hebben een coöperatie gevormd en zelf geld ingelegd voor het in eigen beheer doen van prenatale screening met de combinatietest en de 20 weken echo. ‘Wij willen het met EVA in de Achterhoek goed geregeld hebben.’
“Een zakelijk succes”
Bij de verkiezing door De Eerstelijns van de meest innovatieve eerstelijns organisatie 2011 behoort EVA tot de vijf genomineerden. Volgens het jury-rapport kunnen acht verloskundige praktijken met 2.500 patiënten per jaar terecht in een innovatief verloskundig centrum voor echoscopie en prenatale screening. Door een goede logistiek, uitstekende patiëntenbinding en krachtige organisatie is dit verloskundig centrum een zakelijk succes. Dat biedt perspectief op doorontwikkeling van een eerstelijns beroepsgroep die zich pas recent grootschaliger aan het organiseren is.
Ondernemende verloskundigen in de Ach terhoek
‘Wij koesteren EVA’
MENSEN & MOTIVATIE
Het waren twee verloskundige kringen,
de kring Oude IJssel en het Verloskun-
digen Overleg Achterhoek Oost, die
in 2006 samen de prenatale screening
zijn gaan organiseren. ‘Geholpen door
Rudie van den Berg van Caransscoop
zijn we bij elkaar gaan zitten, hebben
de onderlinge verschillen overbrugd en
is een juridische structuur opgebouwd.
‘Onder de bezielende leiding van zijn
directeur Arie Jongejan hebben we
veelvuldig vergaderd,’ willen Henriëtte
Schut als voorzitter en Ellen ter Maat
als coördinator graag kwijt. ‘Want het
is niet zo eenvoudig om ondernemers
met eerstelijns praktijken op een lijn
te krijgen. De overtuiging dat we
alleen het grootschalig echoscopisch
onderzoek konden aanbieden als we
het gezamenlijk zouden doen, won
het. Het was voor ons nieuw om
samen dingen te doen. We hadden het
voordeel dat in 2006 het tarief voor
deze screening werd vastgesteld. Begin
2007 is de coöperatie Verloskundig
Centrum Achterhoek EVA opgericht en
vanaf april van dat jaar functioneert het
echocentrum in Varsseveld.’
Triple-P onderzoek‘We vonden centraal in ons werkgebeid
onderdak bij een kruisgebouw, waar
we vijf dagen per week zwangeren
ontvangen. Veel verloskundigen laten
daar ook de eerstelijns echoscopiën
doen voor de bepaling van de zwan-
gerschapstermijn en de ligging van
de baby. De apparatuur bij EVA levert
de mooiste beelden. De zwangere
vrouwen zijn heel loyaal naar ons, ze
hebben de extra reistijd naar Varsseveld
er graag voor over. Het grote bezoek
aan het centrum stelt ons in staat
om bij te dragen in wetenschappelijk
onderzoek. EVA doet bijvoorbeeld mee
met de landelijke Triple-P studie waarin
bij gezonde zwangeren de lengte van
de baarmoederhals wordt gemeten. Een
korte baarmoederhals kan een indicatie
zijn voor een kans op een vroegge-
boorte. Spontane vroeggeboorte, zo’n
12.000 keer per jaar, is de belangrijkste
oorzaak van babysterfte in ons land.
Het blijkt dat we landelijk op nummer
vier staan in het aantal Triple-P onder-
zoeken. We zijn zelfs een keer het
echocentrum van de maand geweest.’
Op dit moment is het centrum zich
aan het oriënteren op deelname aan
de ASB studie, een onderzoek naar
asymptomatische bacteriurie, ook een
oorzaak van vroeggeboorte.
Extra activiteitenDe apparatuur werd geleased en
aanvankelijk zat de hand op de knip
voor de uitbetaling van de freelance
werkende echoscopisten. ‘Ze hebben
allen naast deze functie een eigen
praktijk in verloskunde. We moesten
wachten op de betalingen van de
zorgverzekeraar.’ Inmiddels zijn nieuwe
activiteiten aan EVA toegevoegd,
zoals het kinderwensconsult, het
preconceptie spreekuur, de prenatale
groepsvoorlichting op locatie in de
Achterhoek en de intercollegiale
toetsing. Een drietal speciaal opgeleide
echoscopisten wordt in Varsseveld
ondersteund door een verloskundige
voor eerstelijns echoscopie. Alle
verwijzende verloskundigen hebben de
cursus “counseling prenatale screening”
gevolgd. Ellen en Henriëtte: ‘De twee
kringen werken nauw samen, terwijl ze
voor de oprichting waren georiënteerd
op de ziekenhuizen in Doetinchem en
Winterswijk.
Samenwerken met tweede lijnDe contacten met deze ziekenhui-
zen zijn door EVA aangehaald. ‘De
afstanden zijn hier best groot. We zijn
nu in gesprek over de invoering van
prenatale screening op twee locaties
in de Achterhoek. Dan willen we niet
in een gebouwtje naast een ziekenhuis
openen, maar zoeken liever samen-
werking met de centra voor prenatale
screening in de beide ziekenhuizen.
We hebben in EVA de kracht van het
samenwerken ontdekt en willen dit
delen met de tweede lijn. Zodat we
voor alle zwangeren in de Achterhoek
de best mogelijke zorg kunnen bieden.’
Tekst: Kees Kommer
Nr.-3 meest innovatieve Eerstelijns Organisaties 2011
Henriëtte Schut en Ellen ter Maat tonen met EVA ondernemerschap in verloskunde.
“Het blijkt dat we landelijk op nummer vier
staan in het aantal Triple-P onderzoeken.”
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 19
20 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
Huisartsenposten moeten beleid ontwikkelen voor deze complexe zorg
Palliatieve zorg tijdens ANW-uren verbeterdHuisartsenposten weten lang niet altijd goed raad met palliatieve zorg. Het ontbreekt vaak aan goede informatie en continuïteit van zorg. Zo ook in Noordoost-Brabant. Met goede informatie-overdracht, goed geregelde bereikbaarheid voor het verpleegkundig technisch team, het laagdrempelig aanbieden van visites en afspraken met dienstapotheken over beschikbaarheid medicatie, wordt de kwaliteit van palliatief terminale zorg verbeterd.
implementatie meest intensieve traject
Het project is mede mogelijk gemaakt met subsidie van Robuust. Het schrijven van het beleidsplan was fase 1. Ter Braak: ‘Vorig jaar hebben we veel tijd en aandacht besteed aan de implementatie. Met alleen een beleids-plan schrijven en naar iedereen sturen ben je er niet. Er zijn veel themabij-eenkomsten geweest voor de van belang zijnde groepen en er is een geac-crediteerde FTO-module ontwikkeld voor huisartsen. Als je de afspraken echt wilt laten werken, zul je je moeten realiseren dat de implementatie misschien wel het meest intensieve traject is. Daarnaast hebben we afspra-ken gemaakt over de borging en het beheer van dit beleidsplan!’
De Netwerken Palliatieve Zorg ’s Her -
to genbosch-Bommelerwaard en
Palliatieve Zorg Oss-Uden-Veghel
hebben samen met de Huisartsenpost
’s Hertogenbosch-Oss-Veghel (HOV)
geconstateerd dat de palliatieve zorg
in de ANW-uren te wensen overliet.
‘Soms kwamen er in een weekeinde
zes hulpverleners over de vloer. De
continuïteit van zorg was vaak ver te
zoeken. Of bij de post was niet bekend
dat de patiënt in de palliatieve termi-
nale fase verkeerde’, somt huisarts en
palliatief consulent Marjo van Bommel
op. De zorg verliep niet goed door
onder meer een gebrek aan informatie
en een gebrekkige samenwerking met
de gespecialiseerde verpleegkundigen.
Deze ervaringen staan niet op zichzelf.
Uit onderzoek onder Amsterdamse
en Nijmeegse huisartsen is gebleken
dat 80 procent van de huisartsen zegt
altijd informatie over te dragen aan de
post, maar 50 procent van diezelfde
huisartsen zegt dat ze de informatie die
ze van anderen aantreffen, onvol-
doende vindt. Het kan en moet beter
en huisartsenposten horen beleid te
ontwikkelen voor deze complexe zorg.
De initiatiefnemers van dit project in
Noordoost-Brabant hebben een soort-
gelijke enquête als in Amsterdam en
Nijmegen uitgevoerd. Met een belang-
rijk verschil: om een zo groot mogelijk
draagvlak te creëren zijn niet alleen
de huisartsen, maar ook de triagisten,
gespecialiseerde verpleegkundigen,
apotheken en huisartscoördinatoren
van de ziekenhuizen erbij betrokken.
Behoefte aan 24-uurs beschikbaarheidVaak leveren de huisartsen palliatief
terminale zorg, ook buiten kantoor-
uren. ‘Maar niemand is tegenwoordig
7 x 24 uur bereikbaar. Onze enquête
toonde aan dat de manier waarop de
eigen huisarts beschikbaar is voor
zijn patiënt divers is: sommigen laten
hun GSM-nummer achter bij hun
patiënt, anderen zijn bereikbaar via de
huisartsenpost en weer anderen kiezen
voor beide opties. Ruim een kwart van
de huisartsen in het werkgebied van de
HOV geeft aan niet altijd bereikbaar te
zijn voor de eigen terminale patiënten’,
verklaart Hedi ter Braak, als coördi-
nator van de Netwerken Palliatieve
Zorg in de HOV regio betrokken bij
dit project. Terwijl patiënten en hun
mantelzorgers behoefte hebben aan
een 24-uurs beschikbaarheid van
deskundige zorg.
De post beschikt niet van alle termi nale
patiënten over informatie en deze patiën-
ten zijn ook niet als zodanig gemarkeerd
in het systeem op de post. Gespeciali-
seerde verpleegkundigen geven aan dat
de wachttijd aan de telefoon bij de post
meer dan vijf minuten bedraagt en dat
de afspraken van de arts niet altijd in het
zorgdossier thuis staan. Van de triagisten
zegt 50 procent dat ze direct doorverbin-
den met de regie-arts als een verpleeg-
kundige belt over een terminale patiënt,
maar de verpleegkundigen herkennen
dit niet. Op basis van de uitkomsten van
deze enquête en een aantal gesprekken
met betrokkenen zijn concrete afspraken
gemaakt.
Lith
Oss
Landerd
Uden
BoekelVeghel
Sint-Oedenrode
Schijndel
Bernheze
Maasdonk
maasdriel
Zaltbommel
SintMichels-gestel
Boxtel
Vught
Heusden ‘s-Hertogenbosch
Gamereren PoederoyenKerkwijk ZullichemNederhemertNieuwaal
BerghemHarenMacharenMegenRavensteinHerpen
ReekSchaykZeeland
OdiliapeelVolkel
Venhorst
ErpEerdeBoerdonkKeldonkMariaheideZijtaart
HeeschHeeswijk-DintherLoosbroekNistelrodeVorstenbosch
GeffenNulandVinkel
BerlicumDen DungenGemondeHalderMaaskantjeMiddelrode
BokhovenEmpelEngelenMeerwijkRosmalen
Cromvoirt
Esch
Helvoirt
LennisheuvelLiempde
BoskantNijnselOlland
HaarsteegNieuwkijkVlijmenHedikhuizen
WellWellseindWordrager
LithoyenMaren KesselOyenTeeffelen
AalstBernBrakelBruchemDelwijnen
AlemHedelKerkdrielAmmerzodenHeerewaardenHoenzadrielHurwenenVelddrielRossum
Stichting Thuiszorg enMaatschappelijk Werk Rivierenland
T: 06-13179675F: 0413-333700
T: 06-22485041 F: 0344-645877
T: 0900-5152535F: 073-6454399
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 21 De EErstElijns DeCeMBeR 2011 21
Een kwart van de huisartsen is niet bereikbaar voor terminale patiënten
Overdrachtsformulier herschrevenHet overdrachtsformulier dat huisartsen
gebruiken is aangepast, met aandacht
voor de palliatieve zorg. Een belang-
rijke afspraak is dat de patiënt op de
HOV bekend moet zijn als palliatief
terminaal. Op het formulier staat hoe
de huisarts beschikbaar en bereikbaar
is. Ook moet aangegeven worden of
er inzet is van andere hulpverleners
en moet ingeschat worden wat de
draagkracht is van de mantelzorg.
Het formulier bevat de wensen van
de pa tiënt over sterven. Van Bommel:
‘Vaak wachten huisartsen af en anti-
ciperen ze niet op problemen die ze
hadden kunnen voorzien. Dit formulier
spoort hen aan om na te denken over
het te verwachten beloop.’
Belangrijke afspraak is ook dat de
artsen van de post bij voorkeur geen
telefonisch advies geven maar gaan
kijken. ‘Palliatief terminale patiënten
krijgen nu altijd laagdrempelig een
visite aangeboden. Het is beter om ter
plekke te gaan kijken wat er aan de
hand is.’ Ook triagisten weten wat hen
te doen staat bij een telefoontje van
een palliatieve patiënt: direct doorver-
binden met de regie-arts.
Regiokaart wijst de wegEr is een regiokaart palliatieve zorg
ontworpen. Ter Braak: ‘De HOV heeft
een groot werkgebied, waarin drie
gespecialiseerde teams werken. De
regiokaart geeft duidelijk aan wie in
welk gebied werkt met daarbij het de
telefoonnummers van elk team. Er
werken veel waarnemers op de post en
vooral voor hen is deze kaart handig.
Op de achterkant van deze kaart staan
de samenwerkingsafspraken over pijn
en palliatieve sedatie. Ze liggen op alle
posten en zitten in de dokterstas van
de visiteauto’s.’
Ook met de apothekers zijn gesprek-
ken gevoerd. Zij zorgen ervoor dat er
adequate medicatie is op de vier posten
en dat er voldoende cassettes beschik-
baar zijn voor de subcutane pompen.
Ze zijn bereikbaar voor overleg. Met
de huisartsen is overeengekomen
dat zij goed uitgeschreven receptuur
aanleveren.
Eigen huisarts levert de zorgHet afgesproken beleid sluit goed aan
bij het standpunt van de NHG over
palliatieve zorg en bij de Landelijke
Eerstelijns Afspraken (LESA). Kern-
boodschap daarvan is: de eigen
huisarts levert deze zorg, zeker in de
terminale fase. Omdat dit niet altijd
lukt, kan de huisarts een directe
collega of de post inschakelen. Hij is
verantwoordelijk voor een adequate
dossiervorming en overdracht. ‘Het is
allemaal niet nieuw, maar je moet wel
bespreken wat dit betekent voor de
24-uurs zorg’, aldus Ter Braak.
Tekst: Corina de Feijter
Het regionale beleidsplan staat op: www.rose-phoenix.nl, klik button Netwerk Palliatieve Zorg, kies een van de twee regio’s en vindt onder projecten het beleidsplan palliatieve zorg voor de ANW-uren.
V.l.n.r. Mary Oosterwijk en Wim Verstappen van de huisartsenpost, Hedi ter Braak en Marjo van Bommel.
PRAKTIJKORGANISATIE & BEDRIJFSVOERING
Lith
Oss
Landerd
Uden
BoekelVeghel
Sint-Oedenrode
Schijndel
Bernheze
Maasdonk
maasdriel
Zaltbommel
SintMichels-gestel
Boxtel
Vught
Heusden ‘s-Hertogenbosch
Gamereren PoederoyenKerkwijk ZullichemNederhemertNieuwaal
BerghemHarenMacharenMegenRavensteinHerpen
ReekSchaykZeeland
OdiliapeelVolkel
Venhorst
ErpEerdeBoerdonkKeldonkMariaheideZijtaart
HeeschHeeswijk-DintherLoosbroekNistelrodeVorstenbosch
GeffenNulandVinkel
BerlicumDen DungenGemondeHalderMaaskantjeMiddelrode
BokhovenEmpelEngelenMeerwijkRosmalen
Cromvoirt
Esch
Helvoirt
LennisheuvelLiempde
BoskantNijnselOlland
HaarsteegNieuwkijkVlijmenHedikhuizen
WellWellseindWordrager
LithoyenMaren KesselOyenTeeffelen
AalstBernBrakelBruchemDelwijnen
AlemHedelKerkdrielAmmerzodenHeerewaardenHoenzadrielHurwenenVelddrielRossum
Stichting Thuiszorg enMaatschappelijk Werk Rivierenland
T: 06-13179675F: 0413-333700
T: 06-22485041 F: 0344-645877
T: 0900-5152535F: 073-6454399
22 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
Depressie te lijf
Sterker inzetten op preventieOp de dag van dit interview verschijnen grote koppen in het nieuws als ‘Depressie verklaart hoog percentage verzuim’. Onderzoek van het Trimbos-instituut wijst uit, dat een psychische aandoe-ning, zoals een depressie, leidt tot gemiddeld tien en een halve dag extra verzuim op jaarbasis. Alle aanleiding dus om te praten met Gerdien Franx, Programmahoofd Zorginnovatie bij het Trimbos-instituut en projectleider van onder andere Zorgstandaard Depressie 2009 en specialist op het terrein van de Doorbraakmethode.
2 februari 2012 - GGZ Kennisdag: Eerste lijn, klaar voor de toekomst?
Op de GGZ Kennisdag worden de visie van het kabinet, van mensen met psychische klachten, van vooraanstaande wetenschappers en van professionals uit de praktijk op een afwisselende manier aan het publiek voorgelegd. Daarnaast kunt u meedoen aan interactieve cursussen, work-shops of lezingen van (inter)nationale experts.Wat kunt u verwachten?Key-note speakers: Minister Schippers, Prof. dr. Niek de Wit, Prof. dr. Jan Derksen en Prof. dr. Christina van der Feltz-CornelisDe Praktijk Draait Door: interviews met innovatieve projecten uit de eerste lijnWorkshops: wijkgericht werken, motivational interviewing, e-mental health en begeleide zelfhulp bij angststoornissenLezingen: Prof. dr. Peter Verhaak of Prof. Volker Amelung (Universiteit van Hannover)
De GGZ Kennisdag wordt georganiseerd door het Trimbos-instituut in samenwerking met GGZ Nederland en ZonMw. Zie www.toekomsteerstelijn.nl
Depressie heeft de laatste jaren de volle
aandacht van overheid en veld. Grote
onderzoeks- en kwaliteitprogramma’s
richten zich op het verbeteren van de
zorg aan de groeiende groep zorgvra-
gers. Een van die programma’s is het
zogenaamde Depressie-initiatief, een
landelijk programma dat vanaf 2006
loopt en waarin dertig GGZ-instellin-
gen, tachtig huisartsenpraktijken, het
VU medisch centrum Amsterdam en
het institute for Medical Technology
Assessment (iMTA) zich onder leiding
van het Trimbos-instituut inzetten voor
optimale zorg aan mensen die lijden
aan een depressie. Het Depressie-
initiatief leverde veel inzicht op over
hoe met name de eerste lijn versterkt
kan worden en betere depressiezorg
kan leveren. Als een van de belang-
rijkste innovaties van de laatste jaren
voor de eerste lijn noemt Franx de
e-mental health interventies voor
depressie. Hiermee kunnen interventies
via internet 24 uur per dag, zeven
dagen per week aan patiënten worden
aangeboden. Deze laagdrempeligheid
zorgt ervoor dat doelgroepen kunnen
worden bereikt die lange tijd buiten het
bereik van de reguliere GGZ gebleven
zijn. Tevens kunnen hulpverleners,
zonder noemenswaardige toename van
de werkdruk, toch meer mensen goede
zorg bieden.
Zelf aan de slag‘Ik zie volop mogelijkheden in de com -
binatie van e-zorg en face to facezorg
in de eerste lijn. Dit gebeurt onvol-
doende, er worden te weinig kansen
benut. De druk op de eerste lijns zorg
kan zo fors verminderd worden, want
bij e-health programma’s gaan mensen
zelf aan de slag om hun mentale fitheid
en daarmee hun weerbaarheid te
vergroten. Zo kun je bij een aantal van
hen voorkomen dat ze een depressie
krijgen, preventie dus. Als je eenmaal
een depressie hebt gehad, is de kans
op herhaling namelijk vrij groot. Dit
inzetten op preventie is iets waar
ook steeds meer zorgverzekeraars de
voordelen van inzien, niet zozeer op de
korte maar wel op de langere termijn.
De vele e-health modules, die door het
veld en het Trimbos-instituut ontwik-
keld zijn, sluiten aan bij het beleid om
het zelfmanagement van patiënten te
stimuleren. Kijk eerst naar wat je zelf
kunt doen om je geestelijke gezond-
heid te verbeteren voordat je bij een
hulpverlener aanklopt.’
Onbekend maakt onbemindIn het afgelopen jaar is er met een
grote groep beroepsverenigingen een
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 23
ONDERZOEK & WETENSCHAP
nieuwe versie van de multidisciplinaire
richtlijn depressie ontwikkeld, waarin
veel aanbevelingen staan over hoe
de zorg in de eerste lijn het best kan
worden gegeven. Basisgedachte is
stepped care-zorg waarin de huisarts
een belangrijke rol speelt. Stepped care
betekent in de praktijk kortdurende
interventies bij mensen met lichte
klachten enerzijds en medicatie en
psychotherapie bij mensen met zware
depressie anderzijds. Bij de Doorbraak-
projecten rond depressie, die vanaf
2005 werden georganiseerd, werd het
stepped care-principe ingevoerd.
‘Er was veel onduidelijkheid over
de definitie en aard van depressieve
klachten, waardoor hulpverleners in
de eerste lijn zelf zo goed en kwaad
als dat ging naar oplossingen zochten.
Daarbij werd vaak snel naar medicatie
gegrepen, of naar de tweede lijn
doorverwezen.’
Onderscheid makenDaar is intussen wel verandering in
gekomen, aldus Franx. ‘De innovaties
van het afgelopen decennium op het
gebied van de wat lichtere behandel-
vormen bieden een goede basis om
zelf met depressieve klachten van
pa tiënten aan de slag te gaan. Een
huisarts kan putten uit protocollen en
modellen waarin beschreven wordt
welke stappen hij kan nemen om
stepped care te behandelen. Belangrijk
daarbij is dat huisartsen differentiëren,
dus onderscheid aanbrengen tussen
ernstige en niet-ernstige depres-
sies. Deze groepen krijgen een
eigen behandeltraject, variërend van
minimale interventies in de vorm van
voorlichting, cursusdeelname, begeleid
sporten en kortdurende gespreksbe-
handeling voor mensen met lichte
klachten, tot aan het voorschrijven
van antidepressiva en/of psychothe-
rapie voor de zwaardere gevallen.
De Doorbraakprojecten hebben laten
zien, dat huisartsen die leerden om
dit onderscheid te maken, een daling
van het antidepressiva-gebruik konden
realiseren. Dat levert gezondheidswinst
én een kostenbesparing op.’
Collaborative careGerdien Franx geeft toe dat de praktijk
vaak weerbarstig is. ‘Veel huisartsen
vinden het lastig om een onderscheid
te maken in de verschillende soorten
depressie en de aandoening aan te
kaarten met hun patiënten. Vervolgens
moeten ze een keuze maken voor de
juiste aanpak. Gevolg is dat er nog te
vaak ongedifferentieerd behandeld
wordt, wat zich bijvoorbeeld mani-
festeert in het te snel voorschrijven
van medicatie. Pillen bij lichte
klachten helpen niet, waarmee ik
geen tegenstander ben van medicatie
want bij zware, langdurige depressie
is er, in combinatie met therapie, vaak
geen andere mogelijkheid en hebben
patiënten er veel baat bij. Overigens
kan de huisarts het natuurlijk niet
alleen: samenwerking met andere hulp-
verleners is noodzakelijk. Denk aan de
eerstelijnspsycholoog, SPV, fysiothera-
peut of diëtist. Kortom, collaborative
care om de angst- en depressiezorg te
verbeteren en zo goed mogelijk uit te
voeren in het belang van de patiënt.’
Een zeer recente ontwikkeling in de
depressiezorg is de Zorgstandaard
Depressie die veldpartijen samen met
het Trimbos-instituut ontwikkelen. ‘Het
gaat om een nieuw type kwaliteits-
document, gebaseerd op de richtlijn,
dat heel belangrijk kan gaan worden
voor de eerste lijn. In de zorgstandaard
staan eigenlijk alle onderdelen van
goede depressiezorg beschreven: van
preventie en zelfmanagement tot aan
rehabilitatie bij chronische problema-
tiek en de organisatie van de zorg, Dit
document kan een gemeenschappelijk
kader worden van waaruit vooral de
eerste lijn op het gebied van depressie
haar vernieuwingen kan implemente-
ren,’ aldus Gerdien Franx.
Tekst: Reinold Vugs
Gerdien Franx: ‘Ga differentiëren, maak onderscheid tussen ernstige en niet-ernstige depressies.’ Foto: Bas de Meijer.
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 23
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 25
GALADINER
HET
Tijdens Galadiner in Slot Zeist
Eerste lijn kiest haar toppersDe eerste lijn heeft Jos de Blok van Buurtzorg gekozen als meest invloedrijke zorgbestuurder 2011. Tijdens de verkiezing op het Eerstelijns Galadiner in Slot Zeist eindigden Maarten Klomp van De Ondernemende Huisarts en Esther Talboom van Medisch Diagnostisch Cen-trum Saltro op de tweede en derde plaats. De prijs voor de meest innovatieve organisatie ging naar Overvecht Gezond, terwijl Menzis als de meest eerstelijns vriendelijke zorgverzekeraar wordt ervaren.
De gasten op het galadiner kozen uit de Top-25 hun
kandidaat. Jos de Blok is volgens de jury ‘de man die zonder
poespas de wijkverpleegkundige zorg in de eerste lijn in
een nieuw jasje heeft gestoken en daarmee veel bestuurders
van grote zorginstellingen heeft uitgedaagd om het klassieke
thuiszorgconcept te vernieuwen.’
Het juryrapport noemt Maarten Klomp ‘een huisarts in hart
en nieren die als bestuurder van een grote zorggroep de
huisartsen graag voorstuwt in de vaart der volkeren en ze
transformeert tot ondernemende huisartsen. Een pionier die
al jaren actief is in het overtuigen van stakeholders van de
meerwaarde van de eerstelijnsgezondheidszorg.’ Over Esther
Talboom schrijft de jury: ‘Deze huisarts, onderzoeker, sinds
kort bestuursvoorzitter van Saltro en aanstromend talent van
verleden jaar, is een van de charmante vrouwen waar we in
de toekomst behoefte aan hebben. Waarmee andere bestuur-
ders zeker rekening moeten houden. Zij is nu al bezig om de
eerste lijn in Midden-Nederland sterk te professionaliseren.’
Op de meest innovatieve organisaties is via de website
De-Eerstelijns.nl gestemd. Met grote meerderheid van stem-
men is Overvecht Gezond gekozen, gevolgd door Podothera-
pie Rond Om, Verloskundig Centrum Achterhoek Eva, SHO
Medisch Diagnostisch Centrum en de Stichting Houtense
Huisartsen. Zie voor alle foto’s www.de-eerstelijns.
24 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
DE201110spread.indd 1-2 28-11-11 21:45
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 25
GALADINER
HET
Tijdens Galadiner in Slot Zeist
Eerste lijn kiest haar toppersDe eerste lijn heeft Jos de Blok van Buurtzorg gekozen als meest invloedrijke zorgbestuurder 2011. Tijdens de verkiezing op het Eerstelijns Galadiner in Slot Zeist eindigden Maarten Klomp van De Ondernemende Huisarts en Esther Talboom van Medisch Diagnostisch Cen-trum Saltro op de tweede en derde plaats. De prijs voor de meest innovatieve organisatie ging naar Overvecht Gezond, terwijl Menzis als de meest eerstelijns vriendelijke zorgverzekeraar wordt ervaren.
De gasten op het galadiner kozen uit de Top-25 hun
kandidaat. Jos de Blok is volgens de jury ‘de man die zonder
poespas de wijkverpleegkundige zorg in de eerste lijn in
een nieuw jasje heeft gestoken en daarmee veel bestuurders
van grote zorginstellingen heeft uitgedaagd om het klassieke
thuiszorgconcept te vernieuwen.’
Het juryrapport noemt Maarten Klomp ‘een huisarts in hart
en nieren die als bestuurder van een grote zorggroep de
huisartsen graag voorstuwt in de vaart der volkeren en ze
transformeert tot ondernemende huisartsen. Een pionier die
al jaren actief is in het overtuigen van stakeholders van de
meerwaarde van de eerstelijnsgezondheidszorg.’ Over Esther
Talboom schrijft de jury: ‘Deze huisarts, onderzoeker, sinds
kort bestuursvoorzitter van Saltro en aanstromend talent van
verleden jaar, is een van de charmante vrouwen waar we in
de toekomst behoefte aan hebben. Waarmee andere bestuur-
ders zeker rekening moeten houden. Zij is nu al bezig om de
eerste lijn in Midden-Nederland sterk te professionaliseren.’
Op de meest innovatieve organisaties is via de website
De-Eerstelijns.nl gestemd. Met grote meerderheid van stem-
men is Overvecht Gezond gekozen, gevolgd door Podothera-
pie Rond Om, Verloskundig Centrum Achterhoek Eva, SHO
Medisch Diagnostisch Centrum en de Stichting Houtense
Huisartsen. Zie voor alle foto’s www.de-eerstelijns.
24 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
DE201110spread.indd 1-2 28-11-11 21:45
26 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
Nieuw Ontwikkelingsmodel voor Ketenzorg
Digitale zelfevaluatietool brengt keten in beeldHoe staat uw keten voor diabetes, dementie, CVA of MS ervoor? Hoe ver is deze ontwikkeld? Of wilt u weten wat er nodig is voor een goede keten? Vilans heeft een zelfevaluatietool voor keten-samenwerking ontwikkeld. Mirella Minkman, programaleider Kwaliteit en Innovatie Ouderen-zorg en Lidewij Vat, projectmedewerker, leggen uit hoe dit instrument werkt.
negen bouwstenen voor een evenwichtige keten
• Cliëntgerichtheid - Het ontwikkelen van zorg en informatie-stromen afgestemd op doelgroepen van cliënten.
• Ketenregie en logistiek - Het stroomlijnen van de zorg, logistiek en informatie voor de gehele keten;
• resultaatsmanagement - Het benoemen van prestatie- indicatoren en normen om vervolgens resultaten in de keten te kunnen evalueren.
• Optimale zorg - Het ontwikkelen van een multidisciplinair zorgpad voor de keten, gebaseerd op behoeften van cliënten en op evidence based richtlijnen.
• resultaatgericht leren - Een leerklimaat dat gericht is op voortdurend verbeteren van resultaten in de keten.
• interprofessionele samenwerking voor doelgroepen - Bevat elementen als het omschrijven van de cliëntengroep waarop de ketensamenwerking zich richt en het werken in multidisciplinaire teams.
• rol- en taakverdeling - Inzicht in elkaar expertises, het afspreken van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de keten en over het bereiken van effectieve samenwerking op alle niveaus tussen ketenpartners.
• Ketencommitment - De gezamenlijke ambitie, de doelen van de ketensamenwerking en de verbondenheid daarmee.
• transparant ondernemerschap - Het afspreken van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het eindresultaat en het inzetten van middelen.
De zelfevaluatietool biedt ketencoör-
dinatoren of managers handvatten
om een bestaande keten te evalueren,
gerichter verder te ontwikkelen en te
verbeteren, of om een nieuwe keten
goed op te zetten. Aan de basis van
deze tool staat het Ontwikkelingsmodel
voor Ketenzorg (OMK) dat Mirella
Minkman onlangs ontwikkeld heeft
en waarop zij in januari 2012 zal
promoveren. ‘We zien veel initiatief en
beweging in de ketenzorg, maar dat
betekent nog niet altijd vooruitgang.
Iedereen denkt dat zijn keten uniek
is. Maar is dat zo? Misschien is er een
aantal principes dat ervoor zorgt dat
een keten goed wordt opgezet. Welke
zijn dat? In welke ontwikkelingsfase zit
de keten en wat zijn logische vervolg-
stappen? Dat heb ik onderzocht’, vertelt
Minkman.
Op organisatie- en procesniveauMet de tool krijgen ketenpartners
inzicht in de verbeterpunten van hun
keten (hoe kan de keten zich verder
ontwikkelen?) en zicht op elkaars visie
(is er consensus waar de keten staat?).
Ook kunnen ze hun keten positioneren
in een fase van ketenontwikkeling
of spiegelen aan andere ketens. Het
instrument geeft hen een basis voor
een verder kwaliteitsbeleid. ‘Deze tool
toetst niet op uitkomsten, daar zijn
andere instrumenten voor beschikbaar
als de CQ-index of indicatoren, maar
op organisatie- en procesniveau. Het
gaat om de vraag hoe ketenpartners de
keten samen georganiseerd hebben’,
verduidelijkt Lidewij Vat. Haar collega
Minkman benadrukt de meerwaarde
van de zelfevaluatietool. ‘Als je de
keten goed georganiseerd hebt en de
kwaliteit van de geboden zorg goed
is, is de aanname dat je dat terugziet
in de uitkomsten. Daar doe je het
uiteindelijk voor. Vaak werken ketens
aan veel zaken tegelijkertijd en worden
belangrijke stappen wel eens overge-
slagen. Het komt bijvoorbeeld voor dat
de patiëntencategorie in de keten niet
helder genoeg omschreven is of dat elk
van de ketenpartners daar een ander
beeld bij heeft. Daar kunnen ze later
last van krijgen.’
Negen bouwstenen, vier ontwikkelingsfasenHet model laat zien dat negen
bouwstenen van belang zijn voor
een evenwichtige keten (zie kader).
Vat: ‘Na het invullen komt uit de
ORGANISATIE & INNOVATIES
zelfevaluatie een score. Je ziet de
percentages van aanwezige bouw-
stenen grafisch weergegeven (zie:
Figuur 1). Hoe verder de lijnen naar
de buitenkant, hoe meer aspecten van
goede ketenzorg aanwezig zijn.’ Het
Ontwikkelingsmodel voor Ketenzorg
(OMK) bestaat niet alleen uit negen
bouwstenen, maar bevat ook vier
ontwikkelingsfasen die kunnen helpen
de keten gerichter te ontwikkelen.
Het zijn de initiatief- en ontwerpfase,
de experiment- en uitvoeringsfase,
de uitbouw- en monitoringsfase en
de verduurzamings- en transformatie
fase. Een staafdiagram (Zie: Figuur 2)
laat zien of er tussen ketenpartners
het idee bestaat dat ze in dezelfde fase
van ketenontwikkeling zitten, of juist
niet. Ieder maakt een inschatting op
basis van vier beschrijvingen van de
fasen, de meeste partners denken aan
fase 2 of 3. De ingevulde tool geeft een
uitslag over welke ontwikkelingsfase
te verwachten is (de rode balk). ‘De
tool is gevalideerd in de praktijk. We
hebben bij 84 ketens onderzocht of dit
relevant is voor de praktijk. Het is een
generiek model, je kunt het toepassen
voor meerdere ketens, bijvoorbeeld
voor diabetes of palliatieve zorg. Je
benut het instrument als een kapstok
om de keten te verbeteren. Bij een
nieuw initiatief is het een handreiking
om de keten beter te organiseren’,
aldus Minkman.
Voer voor discussieDe tool legt helder bloot waar de keten
verbeterd kan worden. En biedt ook
aanknopingspunten om door te groeien
naar een volgende ontwikkelingsfase. Er
komen vragen aan de orde als: doe je
de juiste dingen, op het juiste moment?
Maar dat niet alleen. ‘De analyse en
rapportage bieden genoeg stof voor
discussie. Een ketencoördinator kan nu
ook concrete en objectieve onder-
werpen aandragen om te bespreken.
Op basis van de uitkomsten kunnen
onderbouwde keuzes gemaakt worden.
De resultaten kunnen gebruikt worden
voor een jaarplan of het aanscherpen
van het kwaliteitsbeleid’, verklaart Vat.
Het invullen van de tool neemt onge-
veer 45 minuten in beslag. ‘Afhankelijk
van hoe dicht je op de keten staat en
of je alle informatie voorhanden hebt.
Soms weet je iets niet en ook dat zegt
natuurlijk iets.’
De tool kan voor iedere keten op
maat gemaakt worden. Wie interesse
heeft, krijgt eerst een voorgesprek
om duidelijkheid te krijgen over de
behoefte en of deze tool daarbij past.
Na de zelfevaluatie volgt een workshop
waarin de resultaten en verbeterpun-
ten gezamenlijk besproken worden.
Daarna krijgt de cliënt een rapport
met de resultaten en suggesties voor
het verbeteren van de keten. Vilans
kan desgewenst begeleiding bieden bij
diverse verbetermogelijkheden.
Tekst: Corina de Feijter
Wilt u ook advies op maat? Neem dan
contact op met Mirella Minkman,
[email protected], 06-22810670,
of Lidewij Vat, [email protected],
06-11225488.
Op de website treft u meer informatie:
www.vilans.nl/ketenzorg.
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2011
0 %
20 %
40 %
60 %
80 %
100 %Cliëntgerichtheid
Transparantondernemerschap
Ketenregieen logistiek
Resultaatsmanagement
Optimale zorg
Resultaatgericht lerenInterprofessionele samenwerking
Rol- en taakverdeling
Ketencommitment
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2011
0
20
40
60
80
100
OMK
Keterpartners
Verduurzamings- en transformatiefase
Uitbouw- en monitoringsfase
Experiment- en uitvoeringsfase
Initiatief- en ontwerpfase
Figuur 1. De bouwstenen in percentages: hoe verder de lijnen naar de buitenkant, hoe meer aspecten van goede ketenzorg aanwezig zijn.
Figuur 2. De inschatting van de fase van ketenontwikkeling door ketenpartners (blauw) en welke ontwikkelingsfase te verwachten is op basis van het model (rood).
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2011
0 %
20 %
40 %
60 %
80 %
100 %Cliëntgerichtheid
Transparantondernemerschap
Ketenregieen logistiek
Resultaatsmanagement
Optimale zorg
Resultaatgericht lerenInterprofessionele samenwerking
Rol- en taakverdeling
Ketencommitment
DEEERSTELIJNS INFOGRAPHICS 2011
0
20
40
60
80
100
OMK
Keterpartners
Verduurzamings- en transformatiefase
Uitbouw- en monitoringsfase
Experiment- en uitvoeringsfase
Initiatief- en ontwerpfase
A D V E R T O R I A L
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 27
28 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
POH-inzet in vrij inloopspreekuur bij Mozaïek
‘Een andere zorg moet mogelijk zijn’Jan Galesloot, huisarts in Rotterdam, denkt niet aan stoppen, integendeel. Nog steeds houdt de vraag hem bezig hoe hij de weg kan openhouden naar een eerstelijnsgeneeskunde die dicht bij de mensen staat. Zo heeft hij goede ervaringen met een vrij inloopspreekuur. Volgend jaar neemt hij zijn intrek in een nieuw gezondheidscentrum, met meer aandacht voor preventie.
Een heerlijke etensgeur verspreidt zich
door de huisartsenpraktijk Mozaïek,
gelegen in de wijk Hillesluis (Rotter-
dam-Zuid). Samen met een collega
heeft Galesloot een praktijk van bijna
vijfduizend patiënten. Een veelkleurige
praktijk, met mensen die uit alle delen
van de wereld komen. Soms lijkt hij
niet alleen hun huisarts, maar ook soci-
aal raadsman, psycholoog of advocaat.
Het is een uur of één en wat blijkt: elke
middag luncht het team gezamenlijk.
‘Iemand maakt een salade of soep.
Samen eten is niet verplicht, maar het
is een mooie gewoonte geworden. Dan
komen de verhalen over voorvallen of
moeilijke patiënten vanzelf naar boven.
Ik hecht aan een open klimaat waarin
we samen zaken bespreken. Waarom
zien we zoveel ongezonde mensen
op ons spreekuur? Waarom zijn ze zo
bang om ziek te worden? Met wat voor
fenomeen hebben we hier te maken?’,
zegt Jan Galesloot.
Natuurlijker en menselijkerGalesloot heeft een duidelijke visie over
hoe huisartsen hun vak zouden moeten
uitoefenen. Dat werd me al duidelijk
toen ik hem zes jaar geleden voor de
eerste keer interviewde. Ik noteerde
toen dat hij geen huisarts in de traditi-
onele zin van het woord is. Hij houdt
van zoeken en vernieuwen en wil
mensen helpen om iets met hun ziekte
of aandoening te doen. “In Mozaïek
werken we eraan om de geneeskunde
natuurlijker en menselijker te maken”,
stond destijds op de website. Galesloot,
die ook als manueel therapeut werkt,
nam de term “zelfdragend” in zijn
mond: mensen moeten de pijn zelf
willen ervaren. Nu meldt de website:
“Goede gezondheid houdt voor ons in,
dat u beschikt over kracht en energie
om uw leven te leiden en dat u gees-
telijk en lichamelijk in evenwicht bent.
Een goede, natuurlijke leefstijl is voor
ons belangrijk. Wij streven ernaar die
bij onze patiënten te bevorderen, zodat
ziekte voorkomen kan worden.”
Aan mijn zijde krijgenDe vraag of hij er nog steeds in slaagt
dit streven te realiseren, beantwoordt
hij met een volmondig ja. ‘Maar ik ben
misschien nuchterder en zakelijker
geworden. Toch vind ik nog steeds dat
huisartsen zich hebben vastgeklemd in
het medische model. Ze zien dagelijks
mensen bij wie bepaalde problemen
zich lichamelijk vertalen. De mensen
verwachten van de huisarts overal een
antwoord op. Als je dat binnen het
medisch kader wilt oplossen, loop je
vast. Mensen stellen zich als slachtof-
fer op en worden afhankelijk van de
huisarts. Dat is een doodlopende weg.
Ik streef naar een eigen inbreng van
de patiënt en naar het aanspreken
op diens eigen kracht. Ik probeer de
patiënt aan mijn zijde te krijgen.’
Consultvoering in teamverband Galesloot wilde niet overwerkt raken
door de toenemende werkdruk en
de complexere zorgvragen. Kortere
consulten of harder werken leek
hem geen optie. Hij koos voor het
inzetten van praktijkondersteuners
bij de consultvoering en startte onder
supervisie van de huisarts een vrij
inloopspreekuur. Met hun beperkte
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 29
‘Een andere zorg moet mogelijk zijn’
MENSEN & MOTIVATIE
medische vooropleiding zijn poh’s goed
in staat om delen van het consult over
te nemen. Het werkt als volgt: dagelijks
tussen acht en tien kunnen patiënten
zich melden bij de balie. Patiënten
kunnen met alle vragen en klachten
inlopen, er vindt geen selectie plaats.
Een van de vier praktijkondersteuners
brengt het consult op gang en vraagt
altijd de huisarts erbij. ‘Ik ben op de
achtergrond aanwezig en loop steeds
overal binnen. Ik hoef het verhaal
niet meer vanaf het begin opnieuw
te horen, doe soms onderzoek of
bespreek samen wat er moet gebeuren.
De praktijkondersteuner rondt het
consult af en zet zaken in het dossier.’
Het levert betere zorg opSoms verloopt het wat onrustig als het
druk is en moet je steeds schakelen,
zegt Galesloot. ‘Maar ik heb zeker
niet het gevoel dat ik iets uit handen
geef. Ik hou nog steeds de eindver-
antwoordelijkheid, die kun je als
huisarts niet delegeren. Soms doe ik
een deel van de intake over. Samen
met de praktijkondersteuner stel ik de
diagnose vast. Ik ervaar dat ik rustiger
in mijn consult sta, met minder emotie,
ik word er niet zo in meegezogen.’
Het vrije inloopspreekuur levert
volgens hem betere zorg op. ‘Ik luister
beter naar mijn patiënten. Praktijkon-
dersteuners kunnen beter dan ik
informatie en voorlichting geven op het
niveau van de patiënt. Ook stimuleert
deze werkwijze me geen zaken uit
te stellen, maar om snel logische
vervolgstappen te bedenken. Dat komt
door de interactie met de praktijkon-
dersteuner: die vraagt me vaak wat er
moet gebeuren.’
Ook biedt deze manier van prak-
tijkvoering veel kansen om de
toenemende vraag van patiënten in de
eerste lijn adequaat te beantwoorden.
Medewerkers worden gemotiveerd en
uitgedaagd in hun werk. Er ligt een
grotere nadruk op gedrag en gezond-
heid en dat draagt bij tot het bevorde-
ren van de eigen verantwoordelijkheid
hiervoor.
Voor leven en genezenHet vrije inloopspreekuur wil Galesloot
graag uitdragen. Maar hij wil meer:
patiënten aanspreken op hun gedrag
rond hun gezondheid, hen aanzetten
tot meer beweging. Dat gaat Galesloot
doen in het nieuwe gezondheidscen-
trum, waarvan de eerste palen onlangs
de grond in zijn gegaan. Het wordt een
medisch centrum met aandacht voor
preventie: hoe kan ik gezond blijven
zonder angst voor ziekte? Hij wil vooral
‘Ik werk sterk vanuit onvrede met de
beperkingen van de geneeskunde.’
Jan Galesloot met zijn team. ‘Ik hecht aan een open klimaat waarin we samen zaken bespreken.’ Fotografie: Hans Oostrum.
30 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
Chapeau
Model Mozaïek is kansrijk
Is het nuttig om met een vrij inloopspreekuur een huisartsenpraktijk te voeren? Dat wilde Jan Galesloot graag weten. Met subsidie van het innova-tiefonds van Zilveren Kruis Achmea heeft hij deze innovatieve werkwijze la-ten onderzoeken op kwaliteit en effectiviteit. Het blijkt dat vrouwen vaker kiezen voor een afspraakspreekuur. 50-plussers maken vaker een afspraak en 0-10-jarigen bezoeken vaker met hun moeder het inloopspreekuur. Klachten van ogen en luchtwegen komen meer voor in inloopconsulten, klachten van geslachtsorganen en psychische problemen meer in consulten op afspraak. In een inloopconsult wordt vaker medicatie voorgeschre-ven en labonderzoek gedaan. Op afspraakconsulten worden meer kleine ingrepen en biometrisch onderzoek verricht. ‘Het zijn alles bij elkaar maar kleine verschillen tussen inloop- en afspraakconsult. Dit klopt met het gegeven dat er geen selectie op klachten plaatsvindt’, aldus Jan Galesloot. In Mozaïek werd in 2010 17,7% minder doorverwezen naar de tweede lijn dan in andere Rotterdamse huisartspraktijken. Het inloopspreekuur blijkt hiermee niet te leunen op de tweede lijn. Door taakdelegatie wordt de huisarts ontlast in de communicatie en de administratie, patiënten krijgen meer voorlichting en educatie, er is meer aandacht voor het gedragsaspect van patiënten rondom hun gezondheid en zowel de huisarts als de prak-tijkondersteuner benutten hun competenties beter.
MENSEN & MOTIVATIE
gaan samenwerken met fysiotherapeu-
ten en beweegprogramma’s aanbieden.
‘Het gaat nu niet goed met de public
health. Mensen hebben problemen
met hun gezondheid, verslaving en
zingeving. Er komt een armoedegolf
aan. We moeten hen gaan opvoeden,
meer eigen kracht geven. We moeten
daarvoor gezamenlijk optrekken en
onze krachten bundelen. Ik zie het
inloopspreekuur als een halve lijn,
de huisartsen als de eerste lijn en
daarnaast wil ik specialisten erbij
betrekken, een anderhalve lijn.’
Een andere zorg moet volgens
Galesloot mogelijk zijn. ‘Niet zo sterk
gericht op medicalisering, maar op leef-
stijladvisering. Het gaat om gezondheid
en gedrag en niet om ziekte en zorg.’
Vandaar het credo: Huisartsenpraktijk
Mozaïek, voor leven en genezen. Dat
staat op het tasje dat Galesloot me aan
het begin van het gesprek uitreikt. Er
zit een nieuwsbrief in en een appeltje.
Ze zijn nog niet van me afOmdat Galesloot naar eigen zeggen
nog zo dicht op het primaire proces
zit, weet hij beter dan bestuurders en
politici hoe de zorg dicht bij mensen
in de buurt gegeven kan worden. De
wijkverpleegkundige weer terug in
de wijk? ‘Daar ben ik zeker een groot
voorstander van. Ik werk hier onder
meer samen met Buurtzorg. En vaak
stuur ik mijn praktijkondersteuner op
huisbezoek of gaan we samen naar een
patiënt.’
Elke dag ziet Galesloot nog zo veel
patiënten. ‘Ik werk sterk vanuit
onvrede met de beperkingen van de
geneeskunde. Dan wil ik het anders
aanpakken. Vaak vraag ik me af of ik
geen beter antwoord heb op een vraag
of klacht van een patiënt.’ Hij is nu 64.
‘Tegen mijn collega’s heb ik gezegd dat
ze nog niet van me af zijn. Ik ga nog
zeker tien jaar door.’
Tekst: Corina de Feijter
Jan Galesloot: ‘Ik streef naar een eigen inbreng van de patiënt.’ Fotografie: Hans Oostrum.
Mooi Mens
IZZ, de zorgverzekeraar voor de zorg, ging voor de vijfde keer op zoek naar bijzondere zorg-medewerkers. Uit 685 voorge-dragen zorgverleners werden 25 medewerkers genomineerd, waaronder Marianne Kalb. Op 8 november 2011 maakt Anita Witzier bekend dat het publiek Corine den Hollander als Mooi Mens van 2012 koos vanwege de oprichting van het nazorg-centrum Intermezzo in Zwolle. Intermezzo richt zich op psychosociale begeleiding van (ex)kankerpatiënten.
MENSEN & MOTIVATIE
Marianne Kalb is tien jaar kwaliteits-
functionaris bij de Huisartsenposten
Rijnmond. Ze vertelt dat de Stich-
ting Welzijn Doven Rotterdam, de
SWEDORO, bij de post aanklopte met
de vraag de toegang voor doven te
verbeteren. ‘Wij zijn een organisatie die
spoedeisende hulp verleent buiten de
openingstijden van de dokterspraktij-
ken. Die hulp kun je krijgen als je een
telefoontje pleegt, maar voor doven
is telefonisch contact niet mogelijk.
Met chatten heb je snel contact voor
de hulpvraag. Deze groep patiënten
is hierdoor niet meer afhankelijk van
derden en voelt zich zelfstandiger.’
Zelf in actieBinnen de huisartsenpost is een
assistente verantwoordelijk voor het
chatcontact. ‘Zodra via de website
een bericht binnenkomt, klinkt een
belletje, waardoor direct gereageerd kan
worden. Het is tegelijk een idee voor een
huisartsenpraktijk, want doven en slecht-
horenden hebben altijd de hulp van een
ander nodig om een afspraak te maken.
Meestal valt dit wel te organiseren, maar
bij een hulpvraag die met spoed om
een reactie vraagt, is het prachtig als
de patiënt zelf actie kan ondernemen.
In de eerste periode van dit project in
Rijnmond is de huisartsenpost echt niet
gebombardeerd met chatsessies. Het gaat
erom dat we deze groep helpen hun
zelfstandigheid te behouden.’
Landelijke uitrol?Het beveiligd chatprogramma is
momenteel operationeel op de vijf
locaties van de Huisartsenposten
Rijnmond: bij het Maasstad-
ziekenhuis, het St. Franciscus
Gasthuis, het IJsselland-
ziekenhuis, het Ruwaard
van Putten ziekenhuis
en de huisartsenpost in
Hellevoetsluis. Marianne
Kalb hoopt dat het
beveiligd chatsysteem
over heel Nederland wordt
uitgerold. ‘Je kunt aan de
dagpraktijk van eerstelijns-
zorgverleners denken, maar
ook aan ambulancezorg. Het
maakt het leven van doven
en slechthorenden zo veel
gemakkelijker.’
Meer informatie via
ORGANISATIE & INNOVATIES
Chatsysteem voor doven en slechthorenden
‘Deze groep moet zelfstandig blijven’Een chatbutton op de website van de huisartsenpost maakt het voor doven en slechthorenden mogelijk om op dezelfde manier een hulpvraag voor te leggen als mensen die kunnen bellen. De doktersassistente kan aan de hand van de vraag in de chat beoordelen welke hulp nodig is. Marianne Kalb: ‘Het chatprogramma voldoet aan dezelfde kwaliteits eisen die gelden voor een telefonische hulpvraag.’
Marianne Kalb: ‘Misschien ook een idee voor een huisartsenpraktijk?’ . Fotografie: IZZ.
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 31
Klein in formaat, groot in prestaties.
Ontdek wat mogelijk is.
Wilt u meer weten over de Accu-Chek Aviva Nano, ga dan naar www.avivanano.nl of neem contact op met uw Accu-Chek Account Manager.
Roche DiagnosticsPostbus 10071300 BA Almere
AC
CU
-CH
EK e
n A
CC
U-C
HEK
AV
IVA
NA
NO
zijn
han
dels
mer
ken
van
Roc
he. ©
201
1 R
oche
Ware grootte
Accu-Chek® Aviva Nano• De meter die modern design en betrouwbaarheid combineert• Oplichtend display voor eenvoudig aflezen, ook in het donker• Eenvoudig te doseren met handzame teststrips
005273_AN_HCP_adv_215x307_fc.indd 1 17-08-11 17:15
We leven in de tijd van de sociale
media, sorry: Social Media. Iedereen
doet het online, dus u als huisarts,
verloskundige, fysiotherapeut of andere
zorgprofessional in de eerste lijn moet
er ook aan. Toch? Ga gerust eens Twit-
teren, of Facebooken, want daarmee
stel je je open voor de nieuwe patiënt
die sinds kort ook klant geworden is.
Voor velen lijkt het logisch iets met
sociale media te doen, maar in de
eerstelijnszorg is het dat zeker niet. Er
zijn wel enkele individuele zorgprofes-
sionals en gezondheidscentra die
daarmee experimenteren, maar het
loopt zeker nog geen storm. Onbekend
maakt onbemind, en het is onduidelijk
waar de grenzen liggen. Mag je op
Facebook openlijk met een patiënt over
diens aandoeningen praten als die pati-
ent daarom vraagt? Mag je op Twitter
met de kinderen van een hulpbehoe-
vende oudere tweeten over algemene
zaken zoals een CIZ aanvraag?
Volgens Wikipedia is sociale media
‘een verzamelbegrip voor online
platformen waar gebruikers, zonder
of met minimale tussenkomst van
een professionele redactie, de inhoud
verzorgen. Er is sprake van interactie
en dialoog tussen de gebruikers
onderling.’ In de intieme ruimte van de
spreekkamer, of in de huiskamer van
de patiënt, is ook geen professionele
redactie aanwezig. Het verraderlijke nu
is dat het beeldscherm, dat de poort
is tot het internet, wel lijkt op een
intieme ruimte maar dat bijna nooit is.
Er bestaan wel mogelijkheden om via
sociale media ‘besloten’ te communice-
ren, maar dan moet je de lagere school
van het internet al doorlopen hebben
om te weten hoe je dat kunt doen. Veel
van wat op internet gecommuniceerd
wordt, komt in de openbaarheid
en blijft dat vele jaren. Dat is geen
uitnodigend vooruitzicht voor een
beginnende tweeter of facebooker. Wat
kan dan wel?
De KNMG is tot nu toe zeer eenvoudig
in haar richtlijnen: algemene informatie
verkondigen is prima, maar voorkom
het vermelden van privé gegevens op
openbare virtuele plaatsen. Weet u
niet of u op een openbare plaats aan
het communiceren bent? Ga er dan
maar van uit dat dat zo is. Nederlandse
artsen verwachten volgens de KNMG
het meest van online contact met
collega’s (83%); 63% heeft of verwacht
dat email-contact met patiënten zal
gaan plaatsvinden. Van de leden vindt
72% dat er daarbij altijd sprake moet
zijn van een (offline) behandelrelatie,
maar ‘uitzonderingen zijn mogelijk’. De
beroepsvereniging zelf is daar helder
in: ‘Voorschrijven of adviseren dient
ingebed te zijn in een reeds bestaande
behandelrelatie tussen arts en patiënt.’
Die behandelrelatie kent altijd (mini-
maal) twee kanten. Nu zijn er voor
zorgprofessionals dan wel richtlijnen
geschreven, voor patiënten bestaan die
niet. zo kan het voorkomen dat u tegen
wil en dank onderwerp van gesprek
bent geworden op een plek als zorg-
kaartnederland.nl. Dat is een plek waar
patiënten hun mening kunnen geven
over een ziekenhuis, een huisarts,
of een apotheker. Fysiotherapeut De
Jong krijgt daar een 9,3, maar huisarts
Veldkamp komt niet verder dan een
3,2. Kan dat zomaar? Is daar niets aan
te doen? Jazeker! Niet door te twitteren
dat u toch eigenlijk wel heel erg goed
bent, maar door dat te laten zien.
Offline, wel te verstaan.
Meer over dit
onderwerp via
de QR-code
Facebookpagina van een apotheek
Jeroen Cornelissen
Eigenaar van
iC25 en lid van NZE
Dan ga ik maar Twitteren. Of blijf ik beter offline?
Slimmerorganiseren
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 33
Klein in formaat, groot in prestaties.
Ontdek wat mogelijk is.
Wilt u meer weten over de Accu-Chek Aviva Nano, ga dan naar www.avivanano.nl of neem contact op met uw Accu-Chek Account Manager.
Roche DiagnosticsPostbus 10071300 BA Almere
AC
CU
-CH
EK e
n A
CC
U-C
HEK
AV
IVA
NA
NO
zijn
han
dels
mer
ken
van
Roc
he. ©
201
1 R
oche
Ware grootte
Accu-Chek® Aviva Nano• De meter die modern design en betrouwbaarheid combineert• Oplichtend display voor eenvoudig aflezen, ook in het donker• Eenvoudig te doseren met handzame teststrips
005273_AN_HCP_adv_215x307_fc.indd 1 17-08-11 17:15
34 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
De uitdaging voor de eerste lijn duldt
echter geen uitstel. Het European
Forum for Primary Care (EFPC) heeft
deze noodzaak onderkend en een
position paper aan de zorg voor
ouderen besteed (Boeckxstaens P, De
Graaf P. Primary Care and Care for
Older Persons. Quality in Primary Care
[in press]). Wat blijkt?
Het aandeel van de populatie boven
de 65 jaar neemt in Nederland toe
van 16% in 2010 tot 26% in 2040. De
leeftijdsopbouw verandert ook: meer
mensen worden ouder; de gemid-
delde levensverwachting neemt met
gemiddeld 3 jaar toe in de komende
30 jaar. Opvallend is het grote verschil
tussen laag- en hoogopgeleiden,
waarbij laagopgeleiden gemiddeld 53
jaar in goede gezondheid doorbrengen
en hoog opgeleiden gemiddeld 73 jaar.
Wat betekent dit voor de zorgbehoefte
van en de inrichting van de zorg voor
deze groepen?
Epidemiologisch profielVoor een oudere bestaat het
gezondheidsprofiel uit minimaal drie
dimensies: multi morbiditeit van met
name somatische aandoeningen, de
kwetsbaarheid en de sociale isolatie.
Het Centraal Bureau voor de Statis-
tiek geeft aan dat 50 procent van alle
65-plussers twee of meer somatische
chronische aandoeningen heeft. Kwets-
baarheid bij ouderen is een proces van
het opeenstapelen van lichamelijke,
psychische en/of sociale tekorten in
het functioneren, dat de kans vergroot
op ernstige gezondheidsproblemen.
Volgens het Sociaal Cultureel Planbu-
reau is 27 procent van de 65-plussers
kwetsbaar. Nog schokkender: circa 35
procent van de ouderen heeft last van
sociaal isolement.
PersoonsgerichtDit profiel toont dat ouderenzorg
vooral een individuele, persoonsge-
richte benadering behoeft en geen
uitsluitend ziekte- of orgaanspecifieke
benadering. Naarmate de oudere ouder
wordt, verschuift de behoefte aan
strikt medische oplossingen naar meer
persoonsgerichtheid. Wetenschappelijk
onderzoek en de weerslag daarvan in
standaarden en richtlijnen in de eerste
lijn, is onvoldoende toegerust op deze
mensgeoriënteerde benadering. Geluk-
kig vraagt het huidige NHG-standpunt
veel aandacht voor deze interactie. Een
goed voorbeeld is het zorgplan dat
in de intramurale ouderenzorg wordt
gebruikt. Dat gaat uit van de behoefte
op lichamelijk, psychisch en sociaal
functioneren. De eerste lijn heeft
dringend behoefte aan wetenschap-
pelijke inzichten hoe de zorg voor
ouderen met complexe problematiek is
in te richten. In veel praktijkvoorbeel-
Meer integratie bij zorg voor ouderen
Eén team, één coördinator, één lijnDe Nederlandse populatie vergrijst. In de demografische tran-sitie spreken we van dubbele vergrijzing: meer mensen worden oud en meer mensen worden ouder. Grote verschillen tussen met name rijk en arm in Nederland blijven vooralsnog onder-belicht in het ouderenbeleid. Met het stijgen van de levensver-wachting blijkt dat het aantal jaar in minder goede gezondheid ook toeneemt. Van het grote Nationaal Programma Ouderen-zorg, oftewel de 80 miljoen van staatssecretaris Bussemaker, hebben resultaten de dagelijkse praktijk nog niet bereikt. Echte aandacht voor implementatie van de veelal wetenschappelijke resultaten is er niet.
Verdiepings leergang Ouderenzorg in de eerste lijn
Waar staat uw praktijk als het gaat om complexe ouderenzorg? Welk model is voor uw praktijk het meest geschikt? Wie zal dat betalen? Vragen waar we samen met u tijdens de verdiepingsleergang een antwoord op proberen te krijgen. Meer informatie over data en programma op www.jvei.nl onder Scholing.
ONDERZOEK & WETENSCHAP
den ontbreekt duidelijkheid over de
effectiviteit en implementeerbaarheid.
Zorg voor oudereDivers onderzoek geeft aan wat
ouderen wensen van de zorg. Zij
beschrijven de ideale zorg als
•mensgericht en individueel;
• laagdrempelige toegang tot zorg-
verleners (telefoon, internet en
persoonlijk);
•duidelijke communicatie over
individuele zorgplannen;
•ondersteuning van een zorgcoördina-
tor die prioriteiten in concurrerende
behoeften aanbrengt;
•continuïteit in de relaties met de
zorgverleners.
Het EFPC stelt in haar position paper
op basis van meer dan 130 referenties
dat de ideale zorg voor ouderen
als volgt is te karakteriseren. Een
proactieve houding van eerstelijns
zorgverleners is vereist voor het
adequaat empoweren en ondersteunen
van de oudere patiënt. Eén van de
belangrijkste kenmerken van ouder
worden is de toename van de verschil-
len tussen de individuen met als gevolg
een meer subtiele gepersonifieerde
aanpak dan in jongere populaties.
Zorgverleners dienen behoeften vast
te stellen, preventieve interventies aan
te bieden en de begeleiding te laten
aansluiten bij de doelen die ertoe doen
voor de individuen. De eerste lijn dient
het volledige aanbod in samenhang
te kunnen bieden en ondersteunt
de oudere patiënt door het zorg- en
welzijnssysteem. Zo nodig met inte-
graal casemanagement dat functionele,
psychische, farmacologische, mentale,
emotionele en sociaaleconomische
informatie gebruikt. De eerste lijn dient
de zorg binnen de gemeenschap, thuis
en in de laatste levensfase optimaal te
ondersteunen.
Drie elementen Deze karakterisering leidt ertoe dat
de geïntegreerde eerstelijnszorg voor
ouderen de volgende elementen bevat.
1. Een multidisciplinair eerstelijnsteam
Geen van de zorgverleners is in
staat om het totale zorgaanbod te
leveren, zowel niet in expertise en
vaardigheden als in workload. Naast
huisartsen zijn de wijkverpleeg-
kundige, de sociaal werker en de
apotheker noodzakelijk. Bij meer
complexiteit van de problematiek
lijken meer zorgverleners in beeld te
komen. Recente onderzoeken tonen
aan dat méér zorgverleners niet leidt
tot meer kwaliteit van zorg, terwijl
een meer integraal aanbod dat wel
oplevert. Dit vraagt om integrale
competenties van zorgverleners voor
ouderen met complexe problematiek.
2. Eén coördinerend zorgverlener
Bij meer complexe problematiek
toont divers onderzoek aan dat
de inzet van een casemanager tot
meer doelmatige zorg leidt. Maar
wie heeft de juiste competenties?
Is dat de huisarts, de specialist
ouderengeneeskunde, de poh
geriatrie of de wijkverpleegkundige?
Een competentieprofiel dat aansluit
op de behoefte van de oudere en
niet uitgaat van de belangen van de
organisatie of beroepsgroep dient
leidend te zijn.
3. Coördinatie en continuïteit van
eerste- en tweedelijnszorg. Interna-
tionaal bewijs toont dat een betere
coördinatie tussen eerste en tweede
lijn leidt tot minder ziekenhuisopna-
mes. Ontslagmanagement bevat ook
een inventarisatie van de situatie na
ontslag, juist op sociaal en emoti-
oneel gebied. Hiervoor is integraal
informatiemanagement belangrijk.
Helaas is een EPD in Nederland niet
gerealiseerd, een gemiste kans voor
de verbetering van de kwaliteit van
leven voor de oudere patiënt.
Meer integratieDe zorg voor de oudere patiënt
schreeuwt om meer integratie. De
huidige inrichting van zorg is te gefrag-
menteerd. De geïntegreerde eerste lijn
met een centrale rol voor de huisarts
en wijkverpleegkundige als coördi-
nerende ondersteuner sluit aan bij de
wens van de oudere en het gebrekkige
wetenschappelijke bewijs.
Marc Bruijnzeels
Voor zorgverleners vormen ouderen met meer-dere chronische aandoeningen een ingewik-keldedoelgroep. Fotografie: Hans Oostrum.
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 35
36 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
eerstelijns diagnostiek verankeren in de buurt
Star-MDC wil de eindklant boeien en bindenHoe kunnen we ons beter verankeren in de wijk? Hoe kunnen we de huisarts en de verloskundige ondersteunen en hun cliënt een fan van de eerste lijn laten worden? Het zijn vragen over hospitality, over diagnostiek in de buurt, over substitutie, ja zelfs over Star-MDC als eerstelijns merk.
Groot en modern
Star-MDC is een professioneel medisch diagnostisch centrum dat al ruim 60 jaar op verzoek van huisartsen en verloskundigen onderzoeken uitvoert bij patiënten en zwangeren. De organisatie is opgericht door en voor de eerste lijn. Het klinisch chemisch laboratorium is één van de grootste en modernste van Nederland. Het netwerk met zes regioposten telt zo’n 130 locaties voor medische diagnostiek. Het Prenataal Centrum werkt in acht-tien locaties met zwangerschapsonderzoek.
Thijs Veerman, raad van bestuur van
Star Medisch Diagnostisch Centrum,
heeft Annemiek Goris van STG/Health
Management Forum betrokken bij
de toekomstige positionering van het
centrum. Het anticiperen op consumen-
tengedrag heeft ook in eerstelijns diag-
nostiek de toekomst, zo is de verwach-
ting. ‘Samen met deze organisatie voor
toekomstverkenning, strategieontwik-
keling en innovatie hebben we naar de
horeca gekeken. Waar weet men beter
wat gastvrijheid en klantgerichtheid
inhouden? We moeten met eerstelijns
diagnostiek en andere ondersteunende
diensten, de toekomst omarmen met
als credo “bekend, betrokken, bemind”.
Hiervoor moet Star-MDC zich beter
verankeren in de wijk, zich verbinden
met de lokale gemeenschappen. We
willen meer zichtbaar aanwezig zijn
in gezondheidscentra, verzorgingshui-
zen, eerstelijns praktijken, eerstelijns
gemeentelijke voorzieningen en bij de
patiënten thuis. We concentreren ons
op het verbeteren van de gastvrijheid:
dat is een middel om de eerste lijn
bij de patiënt en de zwangere meer
bemind te maken, wat bijdraagt aan
een sterkere eerste lijn. Naast huisves-
ting met een aantrekkelijk uitstraling in
zo veel mogelijk praktijken, denken we
ook aan speciale uren voor bloed-
afname bij kinderen of mensen met
prikangst en aan informatieavonden
voor trombosepatiënten.’
Aanwezig in eerste lijnAls het credo begint met “bekend”,
heeft Star-MDC een klus te klaren. ‘Veel
mensen weten niet dat wij met 450
medewerkers zijn, waarvan tweederde
contacten met patiënten heeft. Voor
bloedafname en ecg’s gaan zo’n 100
medewerkers op huisbezoek. Het gaat
om 1.000 huisbezoeken per dag. De
patiënt is dus al heel erg aanwezig in
de eerstelijns diagnostiek, maar wordt
ontvangen door een te anonieme orga-
nisatie. Geholpen door de technologie,
decentraliseert en verschuift diagnos-
tiek zelfs naar huis. Dat is een goede
ontwikkeling. Van de 20.000 trombo-
sepatiënten in de Rijnmond meten nu
2.500 patiënten zelf de stollingswaarde
van hun bloed (INR-meting). Dat
willen we via interactieve web TV
uitzendingen voor trombosepatienten
in drie jaar naar 30 procent uitbreiden.
In de Rijnmond kan de diabetespatiënt
zowel bij locaties van het MDC als in
zijn optiekzaak bij optometristen de
Star-MDC wil de eindklant boeien en binden
PRAKTIJKORGANISATIE & BEDRIJFSVOERING
jaarlijkse fundusfoto laten maken. We
moeten over deze diagnostiek in de
buurt veel beter communiceren en
vervolgens zal door de betrokkenheid
van de Star-MDC medewerker de trouw
van de patiënt aan deze dienstverlening
volgen. Wij ondersteunen de huisarts
doordat zijn cliënt ons bemint. Dat
draagt bij aan een sterke eerste lijn.’
Fundusfoto in de winkelcentraThijs Veerman ziet de fundusscreening
als een goed voorbeeld van zorg in
de buurt. ‘Wij kwamen enkele jaren
terug in contact met het Optometristen
Collectief Rijnmond, dat interesse
toonde om de fundusscreening voor
patiënten met diabetes samen met
onze organisatie uit te voeren. Er
groeide een samenwerking tussen het
Rotterdamse Oogziekenhuis, KSYOS
Telemedicine, de huisartsen en hun
zorggroepen, de optometristen en Star-
MDC, waarin oogartsen de kwaliteit
van de fundusscreening controleren.
Het oproepen van patiënten is geheel
geïntegreerd in het afsprakensysteem
van het diagnostisch centrum. Inmid-
dels kan de patiënt in Rijnmond bij zo’n
50 locaties dicht bij huis terecht.’
Rond de zwangere vrouw ‘Ons Prenataal Centrum Rijnmond
is de afgelopen maanden de samen-
werking aangegaan met een tweetal
verbanden van verloskundigen: met
acht praktijken in Voorne-Putten en
met drie praktijken van het Centrum
Vrouw Centraal. Wij verzorgen voor
beide samenwerkingsverbanden de
dienstverlening op het gebied van
echoscopie in de zwangerschap.
Vrouwen kunnen voor prenatale
screeningsecho’s zoals de nekplooime-
ting in het kader van de combinatietest
en voor het structureel echoscopisch
onderzoek, terecht bij hun verloskun-
dige. De echo’s op eerstelijns indicaties
zoals termijnbepalingen, worden zo
veel mogelijk in de lokale verloskun-
dige praktijk uitgevoerd. Met ICT als
ondersteuning is diagnostiek in de
verloskundige praktijk mogelijk, terwijl
meer complexe onderzoeken op de
Star-MDC locaties plaatsvinden.’
Ontzorgen van huisartsHet voor diagnostiek opzoeken van de
patiënt en de zwangere in de omge-
ving, verlicht de taken van de huisarts
en de verloskundige, is de overtuiging
van Thijs Veerman. ‘Tegelijk bieden
we de huisarts en de verloskundige de
technologie om in de eigen praktijk
beter en sneller te diagnosticeren.
Daarin begeleiden en ondersteunen
we hen, we zien dat niet als concur-
rentie. Wij richten ons op het ontzorgen
van huisartsen, verloskundigen en de
zorggroepen waarin zij zich hebben
verenigd. Star-MDC wil mede onderne-
men in de zorg. Als het gaat om zorg in
de buurt en versterking van de eerste
lijn, kunnen zij Star-MDC als een sterke
en flexibele partner zien, die vanuit
een groeiende naamsbekendheid met
zijn klanten kan meedenken in de
praktijkinrichting en praktijkorganisatie.
Voor zinnige en zuinige zorg; goed
georganiseerd aanwezig in de eerste
lijn. Daarin zal Star DMC de komende
jaren veel investeren.’ Annemiek Goris
voegt hieraan toe dat zij versterking
van de diagnostische functie in de
eerste lijn van grote betekenis vindt
voor de houdbaarheid van de zorg. ‘De
miniaturalisering in de techniek maakt
het mogelijk om diagnostiek naar
voren te organiseren, niet langer in dure
ziekenhuizen. Ik hoop dat de eerste lijn
beseft hoe belangrijk deze functie gaat
worden in de komende tien jaar.’
Tekst: Kees Kommer
Annemiek Goris en Thijs Veerman: ‘We concentreren ons op een grotere gastvrijheid, dat draagt bij aan een verdere versterking van de eerste lijn.’ Fotografie: Marjon Zijlstra.
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 37
38 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
‘je lijnt je op naar je omgeving’
‘Saltro is ontstaan in Utrecht, een stad met veel gezondheidscentra, waar huisartsen aan ketenzorg in de eerste lijn werken en behoefte hebben aan diagnostiek in de eerste lijn. Inmiddels bedienen we 700 huisartsen en 100 verloskundigen in een werkgebied tussen Gouda en Arnhem en tussen Almere en ’s-Hertogenbosch,’ geeft Esther Talboom aan. ‘Je schikt je naar de uitdagingen van je klanten, daardoor ontstaan verschillen tussen diagnostische centra in de eerste lijn. Zeer bepalend voor Saltro is de sa-
menwerkingsalliantie met het Julius Centrum van het in huisartsen-zorg toonaangevende Universitair Medisch Centrum in Utrecht. We maken nu de snelle opkomst mee van zorggroepen, waarbij voor Saltro advisering en ondersteunen in het ondernemerschap op de agenda zijn gekomen.’
Saltro onderzoekt de kwaliteitsborging
CRP-sneltest naar de huisartspraktijkAcuut hoesten is een alledaagse klacht. Het merendeel van de patiënten heeft een onschuldige aandoening, de minderheid een ernstige infectie, zoals een pneunomie. Het besluit om wel of geen antibiotica voor te schrijven, is niet eenvoudig te nemen. Rogier Hopstaken heeft aange-toond dat het meten van het C-reactief proteïne de belangrijkste diagnostische test is om pneun-omie van een onschuldige luchtweginfectie te onderscheiden. Een point of care test biedt zeker-heid, stelt patiënten gerust en zal de resistentie tegen antibiotica kunnen beperken.
Meer point of care testen?
Er zijn diverse point of care testen beschikbaar. Een mogelijkheid is een bepaling van de HbA1C-waarde, die tijdens een consult een bijdrage kan leveren in motiverende gespreksvoering. De D-dimeer sneltest om diep veneuze trombose op te sporen, wordt door Saltro al verstrekt aan huis-artsen. Andere point of care testen moeten eerst in een onderzoekssetting hun meerwaarde voor huisarts en patiënt bewijzen.
Voor de ontwikkeling van point of
care-testen is Rogier Hopstaken in
oktober in dienst getreden bij Saltro,
het eerstelijns diagnostisch centrum
van Midden-Nederland. Bestuurs-
voorzitter Esther Talboom: ‘Het is een
gecombineerde aanstelling tussen
Saltro en de SAN, de landelijke bran-
chevereniging van huisartsenlaboratoria
en medische diagnostische centra.
In samenwerking met het UMCU/
Julius Centrum zullen de komende tijd
innovatieve point of care projecten
worden opgezet. Hiermee nemen we in
de eerstelijns diagnostiek in Nederland
het voortouw.’
Ontstekingseiwit brengt onderscheidRogier Hopstaken is huisarts bij de
Stichting Gezondheidscentra Eindhoven
en een autoriteit op het gebied van
de C-reactief proteïne sneltest. ‘Ik
ben gepromoveerd op diagnostiek en
behandeling van onderste luchtwegin-
fecties in de huisartsenpraktijk aan
de Universiteit Maastricht. Sinds 2005
weten we dat het ontstekingseiwit CRP
veruit de belangrijkste diagnostische
test is om luchtweginfecties te onder-
scheiden tijdens het consult. Ik heb
daarna vervolgonderzoeken begeleid
waaruit bleek dat de CRP sneltest met
goede, algemene consultvaardigheden
van grote waarde zijn om onnodig
antibioticagebruik in de huisartspraktijk
te voorkomen.’
Kwaliteit waarborgen‘De huisarts heeft behoefte aan
goede diagnostiek waarmee hij in zijn
omgeving beter kan oordelen dan met
alleen een stethoscoop. De sneltest kan
door de assistente worden uitgevoerd
via een vingerprik. Maar de kwaliteit
van dit onderzoek moet gewaarborgd
zijn. Dat is een taak van de huisartsen-
laboratoria. De apparatuur waarmee in
de huisartsenpraktijken wordt gewerkt,
moet gevalideerd zijn, er is scholing in
de bediening nodig en soms gaat het
om ogenschijnlijk logische zaken dat je
diagnostische apparatuur niet naast de
koffiemachine zet. Hiernaast moeten
dokters inhoudelijke geschoold zijn al -
vorens zij de CRP sneltest gaan ge-
bruiken, zie de site www.acutehoest.nl.’
Resistentie tegen de antibioticaHopstaken is medeauteur van de NHG
Standaard Acuut hoesten. Hij vervolgt:
‘Huisartsen en huisartsenposten willen
graag werken met deze sneltest en de
zorgverzekeraars willen hem in de
Ernstige ontstekingen opsporen, gebruik antibiotica verminderen
ONDERZOEK & WETENSCHAP
vergoedingen opnemen. Feit is dat 80
procent van alle humane antibiotica
door huisartsen wordt voorgeschreven,
meestal voor luchtweginfecties. Terwijl
80 procent van de onderste luchtwegin-
fecties bestaat uit acute bronchitis; deze
patiënten worden meestal onnodig
behandeld met antibiotica, waardoor
bacteriële resistentie verder groeit. Met
de CRP sneltest krijg je nu de kans om
in de praktijk ernstige ontstekingen op
te sporen. De point of care test draagt
ertoe bij dat de huisarts tijdens het
consult de patiënt een complete uitleg
kan geven.’
Kennis landelijk delenSaltro voert deze maanden in samen-
werking met het Julius Centrum
van het UMCU onderzoeken uit in
gezondheidscentra en huisartsenpraktij-
ken met diverse CRP sneltest appara-
tuur. ‘We willen weten waar we in de
praktijk tegenaan lopen,’ verklaren
Esther Talboom en Rogier Hopstaken.
‘Hierin wordt geïnvesteerd door
Saltro, met steun van zorgverzekeraar
Agis. De winst kan pas op de langere
termijn worden geboekt. Zo’n nieuwe
testmethode moet goed onderbouwd
zijn. Daarna is een landelijke uitrol
voorzien, waarvoor wij de opgedane
kennis delen met de andere diag-
nostische centra in de eerste lijn. We
presenteren de CRP sneltest in ieder
geval op de Huisartsenbeurs.’
Tekst: Kees Kommer /Fotografie: Hans Oostrum
Esther Talboom: ‘Van deze investering, krijgt het hele land profijt.’
Rogier Hopstaken: ‘De CRP-sneltest biedt de huisarts zekerheid en stelt de patiënt gerust.’
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 39
40 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
ABN AMRO neemt voortouw in praktijkbegeleiding
‘Direct betrokken bij onderhandelingen en contracten’Arjan Wijnands ervaart de voordelen van de eigen praktijkbemiddeling dagelijks. ‘We zitten als ABN AMRO zelf aan de onderhandelingstafel en zijn bij het opstellen van contracten nauw be-trokken. Daarbij komt onze diepgaande branchekennis goed van pas. De cliënt heeft één aan-spreekpunt voor zowel zakelijke als particuliere behoeftes!’
Arjan Wijnands met de Haagse binnenstad op de achtergrond: ‘Met praktijkbegeleiding zijn we minder afhankelijk van een tussen-persoon en kunnen we de zorgondernemer compleet van dienst zijn.’ Fotografie: Hans Oostrum.
‘Als bank hebben we in alle aspecten de hand aan de knop’
‘Direct betrokken bij onderhandelingen en contracten’
PRAKTIJKORGANISATIE & BEDRIJFSVOERING
Zijn regio omvat Den Haag, Voorburg,
Rijswijk, Delft, het Westland en
Zoetermeer, Daar is hij voor de bank
regiospecialist van de divisie Medici &
Vrije beroepen. Een divisie die medici
en paramedici vanaf hun opleiding
bijstaat, bijvoorbeeld met het medisch
anticipatie krediet. Dan volgt veelal de
vestiging als zelfstandig beroepsbeoe-
fenaar, maar de bank is ook betrokken
bij de begeleiding aan het einde van
een carrière in de zorg. ‘Voor deze
complete financiële planning in alle
levensfasen hebben we de meest
actuele branche-informatie in huis, we
kunnen ons echt branchespecialisten
noemen, die alle zakelijke en finan-
ciële aspecten van de praktijkvoering
kunnen behartigen.’
Een eigen controlelijstEen zorgverlener die een praktijk
start of overneemt, ziet vaak door de
bomen het bos niet, is de ervaring van
Arjan Wijnands. ‘Hij krijgt te maken
met verzekeringen, met belastingen,
met de financiering. Bij onze bank kan
hij voor het complete traject terecht.
Dit traject doorlopen wij vaak samen
met een accountant en een jurist.
Het gaat niet alleen over financiële
planning, we begeleiden hem ook bij
het opstellen en beoordelen van een
maatschapcontract, in samenspraak
met een jurist. In dat proces voert de
regiospecialist de regie. In tegenstel-
ling tot bij een tussenpersoon, worden
de uren dat hij zich inzet voor de klant
niet rechtstreeks in rekening gebracht.
De cliënt betaalt de bank uiteindelijk
op basis van de afgenomen producten
en diensten, die voortkomen uit het
totaaladvies.’
Betrokken bij onderhandelingenTijd voor een concreet voorbeeld. In
een grote tandartsenpraktijk in Zuid-
Holland is de praktijkhouder voorne-
mens om de praktijk over te dragen
aan twee werknemers. De praktijk-
houder is al een half jaar min of meer
teruggetreden in verband met ziekte.
Vervolgens hebben de werknemers
de praktijk met succes al een half jaar
voortgezet. Arjan Wijnands: ‘Dan komt
op een dag de vraag of de praktijk
van de zieke tandarts overgenomen
kan worden. Wij hebben in samen-
spraak met de accountant van de
verkopende partij de financiële zaken
doorgenomen en een financieringplan
opgesteld. Wij zijn op de rijdende trein
gestapt en betrokken geraakt bij de
onderhandelingen.’
Vertrouwen in de ondernemers‘Op basis van onze kennis en exper-
tise is een praktijkanalyse gemaakt
en is een begroting opgesteld. Omdat
in het halve jaar van waarneming
is gebleken dat de twee overname-
kandidaten de taal van de mensen
in de wijk spreken en dat er van
omzetdaling geen sprake is, hebben
we vertrouwen gekregen in deze
ondernemers. Terwijl andere financiële
instellingen zijn afgehaakt. Dan blijkt
nog eens hoe belangrijk het is dat je
in één hand de kennis van de klant en
de praktijkbegeleiding hebt. Eigenlijk
hebben de twee tandartsen tijdens de
waarneming al wat eigen goodwill
opgebouwd. Bij beide partijen heeft
de wil om er uit te komen, een
belangrijke rol gespeeld. Zo is met
succes onderhandeld tussen verkoper
en de kopers. De twee kopers werken
nu met een reële begroting waarin
ruimte is om de financiering van de
goodwill te betalen plus de overname
van de inventaris.’
Ook maatschapcontractenDaarmee komen we op het terrein
van de contracten in maatschappen.
‘Waar we nu geen “nee” meer zeggen
tegen onderhandelen, zeggen we ook
geen “nee” meer tegen het opstellen
en beoordelen van maatschapcon-
tracten, in nauwe samenwerking met
een jurist. In deze contracten kun je
overigens niet compleet genoeg zijn.
Wij stimuleren dus om vast te leggen
hoe conflicten op te lossen zijn, wat
er moet gebeuren als een van de
maten langer ziek wordt, arbeidson-
geschikt raakt of komt te overlijden.
Je moet niet alleen vastleggen hoe je
een samenwerking begint en wat je
daaronder verstaat, maar ook hoe je
deze kunt beëindigen. Het kan om
grote belangen en veel geld gaan. Het
zijn vragen waarin de bank vroeger
afhankelijk was van derden, nu zitten
we zelf met de ondernemer aan tafel.
Dat blijkt van beide kanten goed te
werken.’
Zelf de hand aan de knopHoudt ABN AMRO rekening met
bezuinigingen in de zorg? Arjan
Wijnands: ‘We hebben momenteel
zeker klanten in de zorg die het niet
eenvoudig hebben, denk aan sommige
apothekers, maar ook aan orthodon-
tisten. Hiermee vergeleken kan de
tandarts ook volgend jaar met de vrije
tarieven in de mondzorg, zijn verplich-
tingen goed nakomen. Als we merken
dat een zorgondernemer in de eerste
lijn in financiële moeilijkheden komt,
kunnen we een bijdrage leveren als de
onderneming op termijn levensvatbaar
is. Soms gaat het om een tijdelijke
spanning op de rekening, waarbij wij
wat extra ruimte kunnen geven. Soms
kunnen we een financiering over een
iets langere periode uitsmeren. We
hebben nu voor het ondernemerschap
in de zorg helemaal zelf de hand aan
de knop en kunnen dus heel goed
dienen als sparringpartner voor de
zorgondernemer.’
Tekst: Kees Kommer
‘Als bank hebben we in alle aspecten de hand aan de knop’A D V E R T O R I A L
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 41
42 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
Van sPD naar MEE
De MEE-organisaties heetten vroeger Sociaal Pedagogisch Diensten (SPD). Tien jaar geleden is dit omgevormd tot MEE. MEE bestaat uit 22 regionale MEE-organisaties verspreid over het land. Mensen met een beperking en hun familieleden kunnen er terecht voor vragen over opvoeding en ontwik-keling, leren en werken, samenleven en wonen en regelgeving en geldzaken. De individuele dienstverlening richt zich op het versterken van de eigen kracht en het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen met een beperking. MEE wordt gesubsidieerd door het ministerie van VWS vanuit de AWBZ. Met de splitsing van deze wet verandert veel voor mensen met een be-perking. MEE wil haar cliënten in al die veranderingen zo goed mogelijk ondersteunen. Zo heeft MEE rond het persoonsgeboden budget (pgb) in oktober een convenant getekend met Per Saldo, de belangenvereniging van mensen met een pgb. In de samenwerking met gezondheidscentra, Centra voor Jeugd en Gezin en de Wmo-loketten, heeft MEE een onafhankelijke rol en staat naast de cliënt. Een indicatie of verwijsbrief is niet nodig en voor cliënten is MEE gratis.
‘MEE Rotterdam Rijnmond is sinds 2005
actief in de gemeente Lansingerland,’
vertelt Jolanda Paans, teamleider.
‘We hadden aanvankelijk een spreek-
uur bij een zorgaanbieder, maar toen
het Gezondheidscentrum Berkel en
Rodenrijs werd gebouwd hebben we
ervoor gekozen ons daarin te vestigen.
Dat is een goede beslissing geweest.
We zijn als MEE nu veel beter zichtbaar
én herkenbaar.’ Dit beaamt Daniëlle
Wilbrink, consulent bij MEE Rotterdam
Rijnmond. ‘De drempel voor mensen
is heel laag, ze kunnen dagelijks bin-
nenlopen bij een van de consulenten.
Het kan om een simpele vraag gaan
die meteen kan worden beantwoord,
of voor een uitgebreide en ingewik-
kelde hulpvraag. Samen met de con-
sulent wordt daarop in kaart gebracht
aan wat voor hulp en advies behoef-
te is. Sommige zaken kan iemand mis-
schien zelf regelen, of met behulp van
familie of vrienden, terwijl in andere
gevallen de expertise van een consu-
lent nodig is. We zetten altijd in op het
zoeken naar een passende oplossing en
laten de beslissing om hiervan gebruik
te maken over aan de cliënt. Er wordt
een huisbezoek afgelegd om de precie-
ze situatie van iemand goed in kaart te
kunnen brengen, want de problematiek
is vaak meervoudig en hiermee ook de
hulpvraag.’
Rol huisartsIn het Gezondheidscentrum zijn meer-
dere zorgaanbieders in de eerstelijns
gezondheidszorg sinds 2008 onder één
dak verenigd; daaronder vier huisart-
sen. Missie is om bij te dragen aan de
totstandkoming van een sterk geïnte-
greerde zorg, zodat patiënten kunnen
worden voorzien van goede zorg dicht
bij huis. ‘De huisartsen hebben regel-
matig contact met hun patiënten en
horen vaak het eerst als er iets speelt,
dus ook als er problemen zijn. Denk
bijvoorbeeld aan kinderen met ge-
dragsproblemen. Als er sprake is van
gedrag dat mogelijk op autisme wijst,
kunnen ouders binnen hetzelfde ge-
bouw naar de MEE-consulent om na te
gaan of dit zo is en wat eventuele ver-
volgstappen kunnen zijn,’ zegt Ada van
der Kaaden, Centrummanager van het
Gezondheidscentrum. ‘Huisartsen ver-
vullen een belangrijke brugfunctie in
het doorverwijzen van mensen van wie
ze vermoeden of weten dat ze extra
hulp goed kunnen gebruiken.’
Twee praktijkvoorbeelden Een moeder stapt na lang aarzelen naar
haar huisarts omdat een van haar kin-
deren bijzonder gedrag vertoont. Dit
had trouwens ook een consultatie-
arts kunnen zijn. Na het gesprek wordt
door de huisarts direct contact met de
MEE-consulent gelegd, die de hulp-
vraag oppakt en in overleg met de
moeder het kind aanmeldt bij het team
van Integrale Vroeghulp. En dat alle-
maal nog diezelfde dag. De moeder
kan haar verhaal kwijt en krijgt snel
hulp voor haar kind.
Een casus met meer haken en ogen,
waarbij ook nog meer instanties be-
trokken zijn, is die van een man van 56
Korte lijnen binnen Gezondheidscentrum Berkel en Rodenrijs
MEE over de kracht van s amenwerken MEE ondersteunt mensen met een beperking. Een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of mensen met een chronische ziekte, niet aangeboren hersenletsel of autisme. Bin-nen het Gezondheidscentrum Berkel en Rodenrijs wordt door MEE Rotterdam Rijnmond nauw samengewerkt met hulpverleners in de eerste lijn. In het Gezondheidscentrum kunnen mensen direct aankloppen bij de MEE-consulent, maar er ook naar verwezen worden door de huisarts, algemeen maatschappelijk werk, de logopedist of het consultatiebureau. Ze zitten allemaal onder één dak. Korte lijnen dus, wat regelmatig successen oplevert.
MEE over de kracht van s amenwerken
BEKOSTIGING & CONTRACTERING
jaar. Hij is chronisch ziek (ernstige dia-
betes) en is hierdoor zijn baan kwijtge-
raakt. Hij woont alleen en is in een iso-
lement terechtgekomen met depressies
als gevolg. Hij verwaarloost zichzelf
en zijn woning. De man komt in beeld
via zijn huisarts, maar dit had ook ge-
kund via algemeen maatschappelijk
werk. De huisarts maakt een afspraak
met een MEE-consulent om dit geval te
bespreken. Ze gaan samen op huisbe-
zoek. Voor de zekerheid wordt de man
ook nog bezocht door een SPV’er en
een psychiater om te onderzoeken of
er wellicht sprake is van een psychia-
trische problematiek, wat niet het geval
blijkt. In samenwerking met de ge-
meente zorgt de consulent ervoor dat
de woning wordt schoongemaakt, dat
de man voortaan huishoudelijke onder-
steuning krijgt en dat zijn leven weer
op de rails gezet wordt. Via de huisarts,
die op de achtergrond betrokken blijft,
kan MEE onmiddellijk stappen onder-
nemen om ondersteuning te bieden,
wat mogelijk is door de korte lijnen
binnen het Gezondheidscentrum.
Kennis overdragenHet Gezondheidscentrum biedt onder-
dak aan een apotheek, algemeen maat-
schappelijk werk, consultatiebureau, di-
etiste, MEE, huisartsen, (kinder)fysio-
therapeuten, logopedisten, een zorg-
verzekeraar, thuiszorg en verloskundi-
gen. Geregeld organiseert MEE bijeen-
komsten of minisymposia om kennis
over te dragen over (mensen met) be-
perkingen. Bijvoorbeeld voor vertegen-
woordigers van gemeenten en politie.
Bijvoorbeeld over autisme. Met daar-
in actuele informatie over de medische
aspecten en nieuwe behandelmetho-
des door medische professionals. ‘Het
is de opzet om deze informatiebijeen-
komsten verder uit te breiden,’ aldus
Daniëlle Wilbrink en Jolanda Paans.
‘Kennis delen is nodig om de samen-
leving beter in te kunnen richten voor
mensen met een beperking. Dat begint
bij herkenning, erkenning en begrip.
Zo maakt MEE meedoen echt mogelijk.’
Tekst: Reinold Vugs
The Garden of Love is een rockband ‘met beperking’. Hij ontstond via het TV-programma Down met Johnny, waarin Johnny de Mol de muzikanten Mike en André hielp een rockband samen te stellen. De band heeft opgetreden op Pinkpop. Fotografie: Roland van den Eijnden.
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 43
44 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
Het zijn de voorlopers in de zorg
die zich verenigen. ‘Niet om de boot
te missen, niet om in te spelen op
een angstcultuur dat we door bezui-
nigingen in de GGZ aan inkomen
inboeten. We willen meedenken
in innovaties in het vak, leren van
intensief contact met zorgverleners in
andere beroepsgroepen die hetzelfde
gevoel hebben dat het beter kan. We
delen het enthousiasme over de inhoud
van de zorg en over de mogelijkheden
die zich aandienen voor de cliënt,
als wij geïntegreerd gaan werken. De
vrijblijvendheid ten opzichte van elkaar
als zorgprofessionals moet verdwijnen.
We kunnen in kwaliteit een grote slag
maken als we elkaar kennen en gaan
samenwerken. Zorg in de buurt spreekt
ons aan, evenals substitutie naar de
eerste lijn.
Eén aanspreekpuntCarolien de Lenne en Frank Verhulst
hebben het initiatief genomen tot de
oprichting van “Psychologen in de
eerste lijn”. ‘Het is de werktitel, we
zoeken naar een goede naam en op
20 december vieren we het oprich-
tingsfeest. We timmeren al langer aan
de weg. Aanvankelijk met het ROEP,
het Regionale Orgaan van Eerstelijns
Psychologen. Dat werd de afdeling
Zuid-Oost Brabant van de Landelijke
Vereniging van Eerstelijnspsychologen
LVE. Met nog drie leden van de LVE
afdeling ZO-Brabant (Tineke Teeu-
wisse, Til Heerkens en Peter Peeters)
vormden we de kartrekkersgroep en
schreven we het bedrijfsplan om ons te
organiseren in een zorggroep. Nu zien
we dat we ons moeten organiseren in
een zorggroep. In de ketenzorg is in
een regio één aanspreekpunt nodig.
We willen ons goed profileren en
positioneren. Het aantal spelers op de
GGZ-markt groeit met de komst van
organisaties als PsyQ, Mentaal Beter
en Indigo. We moeten als psychologen
gezamenlijk antwoord geven op vragen
die op ons afkomen, bijvoorbeeld op
het gebied van e-health. Deze zelfma-
nagement variant in de GGZ wordt
nu al geëist in ketenzorg die door
zorgverzekeraars wordt gecontracteerd.
Wij willen dit soort initiatieven zeker
een kans geven en waar mogelijk met
evidence-based programma’s werken,
die zich ook op langere termijn
bewijzen.’
Samenwerking met huisartsenDe nieuwe zorggroep beseft dat het
besturen een psycholoog niet automa-
tisch in het bloed zit, daarom is Karin
Heezen aangetrokken als bestuurder.
Zij kent via haar voormalige functie
als manager bij de zorggroep PoZoB
de eerste lijn op haar duimpje en
is gewend met zorgverzekeraars te
onderhandelen. Zij maakte deel uit
van het team dat in 2007 de DBC voor
diabetes afsloot. Nu is zij manager
Welzijn in Wijken bij de welzijnsorga-
nisatie Lumens Groep in Eindhoven
en doet het bestuurlijke werk voor de
psychologen erbij. ‘Onze zorggroep is
inmiddels een coöperatie, waardoor
we een bevoegdheid hebben om
te onderhandelen met aannemers
van zorg. In de licht tot matige GGZ
kunnen we een partner zijn voor de
zorggroepen van huisartsen. Naast
het contract dat in januari ingaat met
PoZoB, zijn we inmiddels in gesprek
met De Ondernemende Huisarts
(DOH) om hun innovatieve programma
voor geïntegreerde behandeling van
depressie mede invulling te geven.’
Zorgstraat GGZDe communicatie over patiëntendos-
siers tussen zorggroepen van huisart-
sen en psychologen in de eerste lijn
blijkt geregeld door deelname in het
keteninfomatiesysteem dat Care2U
heeft ontwikkeld. ‘We verwachten dat
de samenwerking binnen de ketenzorg
ertoe bijdraagt dat we de teruggang
van acht naar vijf behandelingen in
2012 binnen het basispakket gedeel-
telijk kunnen opvangen. Hiernaast
hopen we op basis van cijfers een
gefundeerde beargumentering te
kunnen geven dat de bezuiniging in de
eerstelijns-GGZ te hoog gegrepen zijn
Door de inrichting van een nieuwe
zorgstraat GGZ met PoZoB kunnen
zowel de huisarts als de eerstelijnspsy-
choloog samen de kwalitatief goede
Inspelen op snelle ontwikkelingen in Brabant
Eerstelijnspsychologen zoeken aansluiting bij ketenzorgOp 1 januari 2012 start de DBC GGZ-ketenzorg, waarin de zorggroep PoZoB en de zorggroep Psychologen in de Eerste Lijn gaan samenwerken. Het is een noviteit dat psychologen via hun zorggroep een samenwerking met huisartsen aangaan. ‘Wij willen vooruit, stellen de cliënt cen-traal, willen inspelen op kansen met een betere organisatie van de eerste lijn, en als psychologen bijdragen aan een hoge kwaliteit van GGZ-ketenzorg.’
steun van de rOs
‘Robuust/FAST in de persoon van Roland Reisch heeft de oprichting van de zorggroep Psychologen in de Eerste Lijn sterk gestimuleerd. Hij heeft bijgedragen aan het opstellen van het eerste be-drijfsplan. Zijn steun is belangrijk geweest.’
ORGANISATIE & INNOVATIES
eerstelijnspsychologie zorg (EPZ) hand-
haven. Het is best spannend hoe die
er in de praktijk uit gaat zien. Nu is de
POH-GGZ in dienst van een huisarts,
zorggroep of een gezondheidscentrum.
Maar het kan ook gebeuren dat zij bij
de eerstelijnssychologen worden onder-
gebracht. Dat zou niet onlogisch zijn en
kan een enorme verrijking zijn,’ stellen
Karin Heezen, Carolien de Lenne en
Frank Verhulst vast. ‘We kunnen ook
samen gaan scholen en de zorg gaan
verbeteren. Dat is zeer inspirerend voor
het werkveld.’
Kennen en versterkenHoe de zorggroep zich zal ontwik-
kelen moet gedeeltelijk nog blijken.
‘In Brabant is er veel belangstelling
van collega’s om in de eigen regio
een vergelijkbare groep te starten. Wij
omschrijven ons werkgebied voorlopig
als “Eindhoven en de Kempen”, waar
bijvoorbeeld Helmond bij hoort. Aan
de ene kant streven we naar meer
mogelijkheden om in de zorg te
voorzien, aan de andere kant willen
we zorgen voor een goede spreiding
en bereikbaarheid in de wijk. Er is een
zeker volume nodig, maar de omvang
mag zich niet tegen ons keren: het mag
geen logge organisatie worden. We
moeten elkaar kennen en versterken,
elkaar vinden in het enthousiasme
over de inhoud van het vak, zodat we
topkwaliteit kunnen leveren. Behalve
voor eerstelijnspsychologen staat het
lidmaatschap open voor vrijgevestigde
GZ-psychologen werkzaam in de eerste
lijn. Zaken als de landelijke registratie
via het Codeboek, de kwaliteitstoetsing,
de scholingseisen, richtlijnontwikkeling
en de registratie tot eerstelijnspsycho-
loog blijven voorbehouden aan de LVE’
en zijn voorwaarden voor toetreding
tot de zorggroep.
Tekst: Kees Kommer
Met welke klachten naar een eerstelijns psycholoog?
• Angsten• Depressie, somberheid• Overspannenheid, burn-out• Werk- en studieproblemen, werkloosheid• Verwerkingsproblemen bij ziekte, verlies van een naaste• Relatieproblemen• “Vage” lichamelijke klachten• Dwangmatig handelen, gedachten die terugkomen• Problemen met vriendschappen• Seksuele problemen• Opvoedingsproblemen• Problemen met ouder worden
De kartrekkersgroep van Psycho-logen in de Eerste Lijn met v.l.n.r. Peter Peeters,Tineke Teeuwisse,Til Heerkens, Frank Verhulst, Carolien de Lenne. Fotografie: Joost van de Moosdijk.
De EErstElijns DeCeMBeR 2011 45
46 De EErstElijns DeCeMBeR 2011
De Eerstelijns is een platform voor
strategie en innovatie in de eerste lijn.
ISSN: 2210-643X
UitgaveDe Eerstelijns BV, Postbus 5034,
5201 GA ’s-Hertogenbosch,
T 073 6104657, E [email protected]
RedactieKees Kommer, hoofdredacteur
T 06 53726097, E [email protected]
Leo Kliphuis [email protected]
Jan Erik de Wildt
T 06 51821078, E [email protected]
Aan dit nummer werkten meeMarc Bruijnzeels, Jeroen Cornelissen,
Roland van den Eijnden, Corina de Feijter,
Oskar Gietema, Corry Ketelaars, Nicole Kien,
Paul van der Kleij, Bas de Meijer, Joost van
den Moosdijk, Taco Schüsler, Mirjam Vissers,
Reinold Vugs, Marjon Zijlstra
Redactie-adviesraadJenny van Binsbergen, Marc Bruijnzeels,
Jolanda Buwalda, Arie Jongejan,
Adrienne van.Strien, Pascale Voermans,
Frederik Vogelzang
AdvertentiesMarjon Zijlstra, accountmanager
T 06 28 845812,
Gitta Kraan, accountmanager
T 06 14 157016, E [email protected]
AbonnementenJaarabonnement, 10 uitgaven: € 66,-.
Prijs wijzigingen voorbehouden.
Informatie en opgave: Abonnementenland
T 0900-ABOLAND of 0900-2265263
(€ 0,10 per minuut).
W www.bladenbox.nl voor abonneren,
W www.aboland.nl voor adreswijzigingen
en opzeggingen (8 weken voor afloop van
de abonnementsperiode).
Meer informatie, ook over collectieve
abonnementen: www.de-eerstelijns.nl.
Disclaimer: zie www.de-eerstelijns.nl
FotografieHans Oostrum
VormgevingKnijnenburgproducties.nl
Eerstelijns Agenda09-12 Het Eerstelijns Substitutiecongres Hof van Wageningen
9.30 – 16.00 uur
www.de-eerstelijns.nl
20-12 Workshop Business Modelling Branche Innovatie Contract LVG-TNO
TNO Hoofddorp
14.00 – 19.00 uur
www.lvg.org
10-01 Masterclass Geïntegreerde Zorg voor Chronisch Zieken Julius Centrum, UMC Utrecht
UMC Utrecht
Op dinsdagen van 15.00 – 19.00 uur
www.unitzorginnovatie.nl
11-01 Masterclass Geïntegreerde Eerstelijnszorg Julius Centrum, Jan van Es Instituut,
Raedelijn, UMC Utrecht
Raedelijn, Utrecht
Op woensdagen van 15.00 – 19.00 uur
www.unitzorginnovatie.nl
02-02 GGZ Kennisdag: Eerste Lijn, klaar voor de toekomst? [logo] Beurs van Berlage, Amsterdam
9.30 – 16.30 uur
www.toekomsteerstelijn.nl
22-03 Multidisciplinaire zorg Het voorbeeld Houten
Expo Houten
10.00 – 15.00 uur
www.reedbusinessevents.nl
24-03 Huisartsbeurs Service maakt beter
Jaarbeurs, Utrecht
9.30 – 18.00 uur
www.huisartsbeurs.nl
GALADINER
HET
Medicine for the mind.
Betrokken in psychiatrie.
Lundbeck is producent van geneesmiddelen op het gebied van psychiatrie en neurologie.
LB-Ad-De1stelijns-215x307-V2 11-10-2011 17:07 Pagina 1
Obstructieve SlaapapneusyndroomHerken het op tijd in de praktijk!
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Overdag
ch slaperig ag?ndroom
2/11/09 15:58:05
Heeft uw patient last van snurken, slaperigheid of vermoeidheid overdag?
Is er sprake van onderstaande volgende symptomen:
Wanneer het OSAS onbehandeld blijft, verhoogt het het risico op een
beroerte, een hoge bloeddruk, hartritmestoornissen & type 2-diabetes
Bespreek het tijdig met uw patiënt!
...en wanneer dit onbehandeld blijft, verhoogt het risico op:
Zich slaperig voelen
Verminderd concentratie-vermogen
Prikkelbaar zijn
Indommelen tijdens routineactiviteiten
Ochtendhoofdpijn
Het Obstructieve Slaapapneusyndroom kan tot de volgende symptomen leiden...
Partner merkt pauzes in de ademhaling
Happen naar lucht
Onrustig slapen
Regelmatig toiletbezoek
Luid snurken
Overdag‘s Nachts
© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be * OCT 2009
Beroerte Hoge bloeddruk
Type 2-diabetesHartritmestoornissen
Snurkt u? Voelt u zich slaperig of vermoeid overdag?Misschien lijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom
Praat erover met uw arts
12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1 2/11/09 15:58:05
OSAS_Slaapapneu_215x307.indd 1 06-09-11 10:06