Cursus Cultuurgeschiedenis - Hoofdstuk 6
-
date post
22-Dec-2015 -
Category
Documents
-
view
217 -
download
0
description
Transcript of Cursus Cultuurgeschiedenis - Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 6 Revolutie en Romantiek
=> als achtergrond bij dit hoofdstuk kan je Hoofdstuk 13: Europe’s revolutions lezen uit het boek
Europe. A Cultural History (zie pdf op Desiderius)
6.1 Twee revoluties
6.1.1 Franse Revolutie
6.1.1.1 Aanleiding
- ongenoegen over grote macht van prinsen en absolute vorsten
- adel verlangt meer evenwichtige machtsverdeling
- verlangen naar een constitutie, een grondwet
- groeiende middenklasse
- Charles de Montesquieu (1689-1759), edelman, 1748: De l’esprit des lois.
Boek XI, Hoofdstuk VI
De la constitution d’Angleterre.
IL y a, dans chaque état, trois sortes de pouvoirs ; la puissance législative, la puissance
exécutrice des choses qui dépendent du droit des gens, & la puissance exécutrice de celles qui
dépendent du droit civil.
Par la première, le prince ou le magistrat fait des loix pour un temps ou pour toujours, &
corrige ou abroge celles qui sont faites. Par la seconde, il fait la paix ou la guerre, envoie ou
reçoit des ambassades, établit, la sûreté, prévient les invasions. Par la troisième, il punit les
crimes, ou juge les différends des particuliers. On appellera cette dernière la puissance de juger,
et l’autre, simplement la puissance exécutrice de l’état.
La liberté politique, dans un citoyen, est cette tranquillité d’esprit qui provient de l’opinion que
chacun a de sa sûreté; et, pour qu’on ait cette liberté, il faut que le gouvernement soit tel, qu’un
citoyen ne puisse pas craindre un autre citoyen.
Lorsque, dans la même personne ou dans le même corps de magistrature, la
puissance législative est réunie à la puissance exécutrice, il n’y a point de liberté ;
parce qu’on peut craindre que le même monarque ou le même sénat ne fasse des loix
tyranniques, pour les exécuter tyranniquement.
Il n’y a point encore de liberté, si la puissance de juger n’est pas séparée de la
puissance législative, et de l’exécutrice. Si elle étoit jointe à la puissance
Cultuurgeschiedenis academiejaar 2013 - 2014
86
législative, le pouvoir sur la vie et la liberté des citoyens seroit arbitraire ; car le
juge seroit législateur. Si elle étoit jointe à la puissance exécutrice, le juge pourroit avoir la force d’un oppresseur.
Tout seroit perdu, si le même homme, ou le même corps des principaux, ou des nobles, ou du
peuple, exerçoient ces trois pouvoirs ; celui de faire des loix, celui d’exécuter les résolutions
publiques, et celui de juger les crimes ou les différends des particuliers.
Dans la plupart des royaumes de l’Europe, le gouvernement est modéré ; parce que le prince,
qui a les deux premiers pouvoirs, laisse à ses sujets l’exercice du troisieme. Chez les Turcs, où
ces trois pouvoirs sont réunis sur la tête du sultan, il regne un affreux despotisme.
Dans les républiques d’Italie, où ces trois pouvoirs sont réunis, la liberté se trouve moins que
dans nos monarchies. Aussi le gouvernement a-t-il besoin, pour se maintenir, de moyens aussi
violents que les gouvernements des Turcs : témoins les inquisiteurs d’états, et le tronc où tout
délateur peut, à tous les moments, jeter avec un billet son accusation.
- situatie in Engeland: 1688 Glorious Revolution
- Frederik II van Pruisen (= Frederik de Grote)
- in andere landen (Frankrijk, Nederlanden, Spanje, Zweden) bleven de koningen of machthebbers
langer vasthouden aan hun machtspositie.
6.1.1.2 Staten-Generaal (4 mei 1789) en bestorming van de Bastille (14 juli 1789)
- situatie in Frankrijk
- Staten-Generaal, 175 jaar na de vorige van 1614.
- Assemblée Nationale: Les patriciens commencèrent la Révolution, les plébéiens l'achevèrent - de edelen
begonnen de Revolutie, het gepeupel maakte ze af.
- Bestorming van de Bastille
Cultuurgeschiedenis academiejaar 2013 - 2014
87
6.1.I.3 Verklaring van de rechten van de mens en van de burger
- gevolg van de Franse Revolutie, nieuwe verhouding tussen mens en staat, basis voor de huidige
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Verklaring van de rechten van de mens en van de burger (Déclaration des droits de l'homme et
du citoyen, 26 augustus 1789)
De afgevaardigden van het Franse volk, in nationale vergadering bijeengekomen, beschouwen
het onbekend zijn met, het vergeten of minachten van de rechten van de mens als de enige
oorzaken van het algemeen ongelukkig zijn en de verdorvenheid der regeringen; daarom
hebben zij besloten om de natuurlijke, onvervreemdbare en heilige rechten van de mens in een
plechtige verklaring uiteen te zetten, opdat de gehele samenleving altijd over deze verklaring zal
kunnen beschikken en zich haar rechten en plichten voortdurend zal herinneren; opdat de
handelingen van de wetgevende en uitvoerende macht op ieder ogenblik met het einddoel van
alle politieke bepalingen vergeleken en zo beter gecontroleerd kunnen worden; opdat de op
eenvoudige en onweerlegbare principes gegrondveste eisen van de burgers in de toekomst
steeds op het in stand houden van de grondwet en het algemeen welzijn gericht mogen zijn.
Bijgevolg erkent en verklaart de nationale vergadering in aanwezigheid en onder bescherming
van het Opperwezen, de volgende rechten van de mens en van de burger:
1 De mensen worden vrij en met gelijke rechten geboren en blijven dit. Maatschappelijke
verschillen kunnen slechts op het algemeen welzijn gebaseerd worden.
2 Het doel van iedere politieke vereniging is het behoud van de natuurlijke en onvervreemdbare
rechten van de mens; deze rechten zijn de vrijheid, het bezit, de veiligheid en het verzet tegen
onderdrukking.
3 De oorsprong van iedere soevereiniteit ligt wezenlijk bij het volk. Geen instantie, geen individu
kan gezag uitoefenen dat daar niet uitdrukkelijk uit voortkomt.
4 De vrijheid bestaat daaruit, alles te kunnen doen wat een ander niet schaadt. Zo heeft de
uitoefening van de natuurlijke rechten van ieder mens alleen deze grenzen die aan de andere
leden van de maatschappij het genot verzekeren van dezelfde rechten. Deze grenzen kunnen
alleen bij wet vastgelegd worden.
5 De wet heeft slechts het recht handelingen te verbieden, die schadelijk zijn voor de
maatschappij. Alles wat niet door de wet verboden is, kan niet worden verhinderd en niemand
kan gedwongen worden te doen, wat de wet niet verordent.
6 De wet is de uitdrukking van de algemene wil. Alle burgers zijn hebben het recht, persoonlijk
of door hun vertegenwoordigers, aan haar totstandkoming mee te werken. Zij moet voor
iedereen dezelfde zijn, hetzij ze beschermt, hetzij ze straft. Daar alle burgers in haar ogen
gelijk zijn, kunnen zij in gelijke mate toegelaten worden tot alle waardigheden, plaatsen en
Cultuurgeschiedenis academiejaar 2013 - 2014
88
openbare ambten volgens hun bekwaamheden en zonder ander onderscheid dan die van hun
deugden en talenten.
7 Niemand kan beschuldigd, aangehouden of gevangen worden dan in bij de wet bepaalde
gevallen en in de vormen, die zij heeft voorgeschreven. Ieder die daden naar willekeur nastreeft,
bevordert, pleegt of laat plegen, moet gestraft worden; maar iedere burger die door een wet
wordt opgeroepen of gevangen, moet ogenblikkelijk gehoorzamen; door weerstand te bieden
maakt men zich schuldig
8 De wet kan slechts strikte en weliswaar noodzakelijke straffen opleggen, en niemand kan
gestraft worden dan door een wet die is vastgesteld en uitgevaardigd voorafgaand aan het delict
en op wettige wijze toegepast.
9 Ieder mens wordt als onschuldig beschouwd tot wanneer hij schuldig wordt verklaard; daarom
moet, indien zijn aanhouding onvermijdelijk is, ieder gebruik van geweld dat niet dient om de
verdachte gevangen te nemen, van rechtswege streng onderdrukt worden.
10 Niemand mag vanwege zijn opvattingen, ook niet godsdienstige, worden lastig gevallen, in
zoverre dat hun uiting de door de wet ingestelde openbare orde niet verstoort.
11 De vrije uitwisseling van gedachten en meningen is een van de meest kostbare rechten van
de mens; iedere burger kan dus vrijelijk spreken, schrijven en drukken, behoudens en bij de wet
omschreven gevallen, waarin hij van deze vrijheid misbruik maakt.
12 De waarborg van de rechten van de mens en van de burger vereisen een politiemacht; deze
macht is dus ingesteld voor het voordeel van allen en niet voor het particulier gebruik van hen
aan wie ze is toevertrouwd.
13 Voor het onderhouden van de politie en voor de uitgaven van de administratie is een
algemene belasting noodzakelijk, zijn moet gelijk worden verdelen onder de burgers in
verhouding van hun middelen.
14 De burgers hebben het recht zelf of door hun vertegenwoordigers de noodzaak van een
openbare belasting te onderzoeken, haar goed te keuren, de aanwending ervan te controleren
en haar onderdelen, grondslag, invordering en duur te bepalen.
15 De maatschappij heeft het recht rekenschap te vragen aan iedere openbare ambtenaar
voor zijn bestuur
16 Iedere maatschappij waarin de rechten niet gewaarborgd zijn, noch de scheiding der
machten is vastgelegd, heeft geen grondwet.
17 Aangezien het eigendom een heilig en onschendbaar recht is, kan niemand ervan beroofd
worden, tenzij de openbare noodzakelijkheid, wettelijk vastgesteld, dit vereist en onder
voorwaarde van een rechtvaardige en van tevoren vast te stellen schadeloosstelling.
Cultuurgeschiedenis academiejaar 2013 - 2014
89
6.1.2 De Industriële Revolutie
- voorheen: veel landbouw en kleine nijverheid in de steden
- eerst en duidelijkst in Engeland, in de textielnijverheid
+ grotere machines (spinning jenny, spinning mule)
+ fabrieken
+ aanvankelijk vaak op waterkracht, later ook stoomkracht
+ verandering in dagdagelijks leven
+ ontstaan van vakbonden
- politiek: ontstaan van drie grote stromingen: progressieven, conservatieven en nieuwe strekking:
socialisme (nauw verbonden met het lot van de arbeiders)
Cultuurgeschiedenis academiejaar 2013 - 2014
90
6.2 Nationalisme
- Napoleon Bonaparte (1799-1815) => ideaalbeeld van Europese eenheid (naar Romeins voorbeeld)
- tekstfragment: brief van Friedrich Wilhelm III aan zijn onderdanen
An Mein Volk!
So wenig für Mein treues Volk, als für Deutsche, bedarf es einer Rechenschaft über die
Ursachen des Krieges, welcher jetzt beginnt. Klar liegen dem unverblendeten Europa vor Augen.
Wir erlagen der Uebermacht Frankreichs. Der Friede, der die Hälfte Meiner Unterthanen mit
entriß, gab uns seine Segnungen nicht; denn er schlug uns tiefere Wunden als selbst der Krieg.
Das Mark des Landes ward ausgesogen, die Hauptfestungen bleiben vom Feinde besetzt, der
Ackerbau ward gelähmt, sowie der sonst so hoch gebrachte Kunstfleiß unserer Städte. Die
Freiheit des Handels ward gehemmt und dadurch die Quellen des Erwerbs und des
Wohlstandes verstopft. Das Land ward ein Raub der Verarmung. Durch die strengste
Erfüllung eingegangener Verbindlichkeiten hoffte Ich Meinem Volk Erleichterung
zu bereiten, und den französischen Kaiser endlich überzeugen, daß es sein eigener
Vortheil sey, Preußen seine Unabhängigkeit zu lassen. Aber Meine reinsten Absichten
wurden durch Uebermuth und Treulosigkeit vereitelt, und nur zu deutlich sahen wir, daß des
Cultuurgeschiedenis academiejaar 2013 - 2014
91
Kaisers Verträge mehr noch wie seine Kriege uns langsam verderben mußten. Jetzt ist der
Augenblick gekommen, wo alle Täuschung über unsern Zustand aufhört. – Brandenburger,
Preußen, Schlesier, Pommern, Litthauer! Ihr wißt, was Ihr seit fast sieben Jahren erduldet habt;
Ihr wißt, was euer trauriges Loos ist, wenn wir den beginnenden Kampf nicht ehrenvoll enden.
Erinnert Euch an die Vorzeit, an den großen Kurfürsten, den großen Friedrich.
Bleibt eingedenk der Güter, die unter Ihnen Unsere Vorfahren blutig erkämpften:
Gewissensfreiheit, Ehre, Unabhängigkeit, Handel, Kunstfleiß und Wissenschaft. – Gedenkt des
großen Beispiels unserer mächtigen Verbündeten, der Russen; gedenkt der Spanier, der
Portugiesen. Selbst kleinere Völker sind für gleiche Güter gegen mächtigere Feinde in den
Kampf gezogen und haben den Sieg errungen. Erinnert Euch an die heldenmüthigen
Schweizer und Niederländer. – Große Opfer werden von allen Ständen gefordert werden;
denn unser Beginnen ist groß, und nicht geringe die Zahl und die Mittel unserer Feinde. Ihr
werdet jene lieber bringen für das Vaterland, für Euern angeborenen König, als für einen
fremden Herrscher, der, wie so viele Beispiele lehren, Eure Söhne und Eure letzten Kräfte
Zwecken widmen würde, die Euch ganz fremd sind. Vertrauen auf Gott, Ausdauer, Muth und
der mächtige Beistand unserer Bundesgenossen werden unsern redlichen Anstrengungen
siegreichen Lohn gewähren. – Aber, welche Opfer auch von Einzelnen gefordert
werden mögen, sie wiegen die heiligen Güter nicht auf, für die wir sie hingeben,
für die wir streiten und siegen müssen, wenn wir nicht aufhören wollen, Preußen
und Deutsche zu seyn. Es ist der letzte, entscheidende Kampf, den wir bestehen, für unsere
Existenz, unsere Unabhängigkeit, unsern Wohlstand. Keinen andern Ausweg gibt es, als
einen ehrenvollen Frieden, oder einen ruhmvollen Untergang. Auch diesem würdet Ihr getrost
entgegen gehen, um der Ehre willen; weil ehrlos der Preuße und der Deutsche nicht zu
leben vermag. Allein wir dürfen mit Zuversicht vertrauen: Gott und unser fester Wille werden
unserer gerechten Sache den Sieg verleihen, mit ihm einen sichern, glorreichen Frieden und die
Wiederkehr einer glücklichen Zeit.
Breslau, den 17. März 1813, Friedrich Wilhelm.
- (constructie van) nationale identiteit
+ onderwijs
+ kunst
+ geschiedschrijving
+ literatuur: historische roman, zoals Tolstoj: Oorlog en Vrede (1863-9)
+ architectuur
Cultuurgeschiedenis academiejaar 2013 - 2014
93
6.3 De Romantische kunstenaar
- Weltschmerz (pessimisme, onvolmaakte wereld)
- Sehnsucht (sterk verlangen naar iets onbereikbaars)
- persoonlijk lijden/verlangen/geluk
- verlangen naar puurheid, naar natuur (pastorale sfeer)
- geïdealiseerd verleden (medievalisme)
- idealiseren van kinderlijke onschuld, volksheid, mysterie (nacht)
- gevoel van nationale identiteit
- literatuur & poëzie
+ Engeland: Lord Byron (1782-1824), William Blake (1757-1827, John Keats (1795-1821)
+ Duitsland: Heinrich Heine, Friedrich Hölderlin, Johann Wolfgang von Goethe,
- tekstfragment, Friedrich Rückert, Ich bin der Welt abhanden gekommen
Ich bin der Welt abhanden gekommen, Mit der ich sonst viele Zeit verdorben, Sie hat so lange nichts von mir vernommen, Sie mag wohl glauben, ich sei gestorben! Es ist mir auch gar nichts daran gelegen, Ob sie mich für gestorben hält, Ich kann auch gar nichts sagen dagegen, Denn wirklich bin ich gestorben der Welt. Ich bin gestorben dem Weltgetümmel, Und ruh' in einem stillen Gebiet! Ich leb' allein in meinem Himmel, In meinem Lieben, in meinem Lied!
Ik ben van de wereld losgeraakt, Waaraan ik ooit veel tijd verdeed; Ze heeft zo lang al niets van mij vernomen, Ze denkt wellicht, dat ik gestorven ben. Het laat mij volkomen onverschillig, Of zij mij voor gestorven houdt. Ik kan zelfs niets daartegen inbrengen, Want voor de wereld ben ik werkelijk gestorven. Ik ben gestorven voor het gewoel der wereld En rust binnen een stil domein. Ik leef alleen binnen mijn hemel, Binnen mijn liefde, binnen mijn lied.
- tekstfragment, John Keats, begin van Endymion
A thing of beauty is a joy for ever: Its loveliness increases; it will never Pass into nothingness; but still will keep A bower quiet for us, and a sleep Full of sweet dreams, and health, and quiet breathing. Therefore, on every morrow, are we wreathing A flowery band to bind us to the earth, Spite of despondence, of the inhuman dearth Of noble natures, of the gloomy days, Of all the unhealthy and o'er-darkened ways Made for our searching: yes, in spite of all,
Cultuurgeschiedenis academiejaar 2013 - 2014
94
Some shape of beauty moves away the pall From our dark spirits. Such the sun, the moon, Trees old, and young, sprouting a shady boon For simple sheep; and such are daffodils With the green world they live in; and clear rills That for themselves a cooling covert make 'Gainst the hot season; the mid-forest brake, Rich with a sprinkling of fair musk-rose blooms: And such too is the grandeur of the dooms We have imagined for the mighty dead; All lovely tales that we have heard or read: An endless fountain of immortal drink, Pouring unto us from the heaven's brink. Nor do we merely feel these essences For one short hour; no, even as the trees That whisper round a temple become soon Dear as the temple's self, so does the moon, The passion poesy, glories infinite, Haunt us till they become a cheering light Unto our souls, and bound to us so fast That, whether there be shine or gloom o'ercast, They always must be with us, or we die. Therefore, 'tis with full happiness that I Will trace the story of Endymion. The very music of the name has gone Into my being, and each pleasant scene Is growing fresh before me as the green Of our own valleys: so I will begin Now while I cannot hear the city's din; Now while the early budders are just new, And run in mazes of the youngest hue About old forests; while the willow trails Its delicate amber; and the dairy pails Bring home increase of milk. And, as the year Grows lush in juicy stalks, I'll smoothly steer My little boat, for many quiet hours, With streams that deepen freshly into bowers. Many and many a verse I hope to write, Before the daisies, vermeil rimmed and white, Hide in deep herbage; and ere yet the bees Hum about globes of clover and sweet peas, I must be near the middle of my story. O may no wintry season, bare and hoary, See it half finished: but let Autumn bold, With universal tinge of sober gold, Be all about me when I make an end! And now at once, adventuresome, I send My herald thought into a wilderness: There let its trumpet blow, and quickly dress My uncertain path with green, that I may speed Easily onward, thorough flowers and weed.
Cultuurgeschiedenis academiejaar 2013 - 2014
95
- schilderkunst Caspar David Friedrich Abtei in Eichenhain
Kruis in de bergen (altaarstuk)